DB2 Connect Versie 9.5

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DB2 Connect Versie 9.5"

Transcriptie

1 DB2 Connect Versie 9.5 DB2 Connect Gebruikershandleiding Update april 2009 SC

2

3 DB2 Connect Versie 9.5 DB2 Connect Gebruikershandleiding Update april 2009 SC

4 Opmerking Lees eerst Bijlage B, Kennisgeingen, op pagina 187. Derde uitgae (april 2009) Deze publicatie is een ertaling an de Engelstalige publicatie DB2 Connect User s Guide, bestelnummer SC Deze publicatie heeft betrekking op de programma s DB2 Enterprise Serer Edition CPU Option, programmanummer 5765-F41, DB2 Workgroup Serer Edition CPU Option, programmanummer 5765-F35, IBM DB2 Adanced Access Control Feature, programmanummer 5724-N80, IBM DB2 Enterprise Serer Edition Authorized User, programmanummer 5765-F41, IBM DB2 Express Edition Authorized User, programmanummer 5724-E49, IBM DB2 Express Edition CPU Option, programmanummer 5724-E49, IBM DB2 Express-C, programmanummer 5724-S40, IBM DB2 Geodetic Data Management Feature, programmanummer 5724-N75, IBM DB2 High Aailability Feature for Express Edition, programmanummer 5724-N85, IBM DB2 Performance Optimization Feature for Enterprise Serer Edition, programmanummer 5724-N77, IBM DB2 Performance Optimization Feature for Workgroup Serer Edition, programmanummer 5724-N81, IBM DB2 Personal Edition Client Deice, programmanummer 5724-B55, IBM DB2 Storage Optimization Feature, programmanummer 5724-N78, IBM DB2 Workgroup Serer Edition Authorized User, programmanummer 5765-F35, IBM DB2 purexml Feature for Enterprise Serer Edition, programmanummer 5724-Q35, IBM DB2 purexml Feature for Express Edition, programmanummer 5724-Q33, IBM DB2 purexml Feature for Workgroup Serer Edition, programmanummer 5724-Q34, IBM Database Enterprise Deeloper Edition, programmanummer 5724-N76, IBM Homogeneous Federation Feature for DB2 Enterprise Serer Edition, programmanummer 5724-N79, IBM Homogeneous Federation Feature for DB2 Express Edition, programmanummer 5724-R19, IBM Homogeneous Federation Feature for DB2 Workgroup Serer Edition, programmanummer 5724-R18, IBM DB2 Connect Application Serer Edition, programmanummer 5724-D54, IBM DB2 Connect Enterprise Edition, programmanummer 5765-F30, IBM DB2 Connect Personal Edition, programmanummer 5724-B56, IBM DB2 Connect Unlimited Edition for System i, programmanummer 5724-M15, IBM DB2 Connect Unlimited Edition for System z, programmanummer 5724-B62, en op alle olgende ersies en modificaties daaran, tenzij anders ermeld in een olgende uitgae. Controleer of de uitgae die u gebruikt, oereenkomt met de ersie an het programma. De informatie in deze publicatie is onderheig aan wijzigingen. Wijzigingen zullen in nieuwe uitgaen an deze publicatie worden opgenomen. Voor technische informatie en het aanragen an publicaties kunt u zich wenden tot uw IBM-leerancier of IBM Nederland B.V. Copyright IBM Nederland B.V. 1993, Copyright International Business Machines Corporation 1993, 2009.

5 Inhoudsopgae Oer deze publicatie ii Deel 1. DB2 Connect-begrippen... 1 Hoofdstuk 1. DB2 Connect DB2 Connect-producten Functies in Versie 9 en eerdere releases Hostdatabases DB2 Connect en SQL-instructies DB2 Connect - Hulpprogramma s oor beheer... 7 WebSphere Federation Serer en DB2 Connect... 8 Hoofdstuk 2. DRDA (Distributed Relational Database Architecture)... 9 DRDA en gegeenstoegang DB2 Connect en DRDA Werkeenheid op afstand Gedistribueerde opdrachten Hoofdstuk 3. DB2 Connect - Scenario s 15 Directe toegang tot hostdatabases Toegang krijgen tot DB2-gegeens op de host of op System i met DB2 Connect Personal Edition DB2 Connect-sererproducten als connectiiteitsserers DB2 Connect en webtoepassingen DB2 Connect en IBM WebSphere DB2 Connect als Jaa-toepassingenserer DB2 Connect op een webserer DB2 Connect en toepassingenserers DB2 Connect en TP-monitors Deel 2. DB2 Connect-erwijzingen 31 Hoofdstuk 4. Databasedirectory s bijwerken Waarden oor systeemdatabasedirectory Waarden oor knooppuntdirectory Waarden oor DCS-directory Werkblad oor aanpassing an directory s Meerdere gegeens definiëren oor dezelfde database BiDi-gegeens erwerken Hoofdstuk 5. DB2 Connect-beeiliging 45 Betrouwbare erbindingen ia DB2 Connect Een betrouwbare erbinding maken en beëindigen ia CLI Gebruikers op een betrouwbare erbinding wijzigen ia CLI DB2 Connect - Verificatie Kerberos-ondersteuning Aanwijzingen en tips oor OS/390- en z/os-beeiliging Verificatietypen die worden ondersteund met DB2 Connect Hoofdstuk 6. Bind uitoeren op toepassingen en hulpprogramma s (DB2 Connect) Hoofdstuk 7. Updates op meerdere locaties Updates op meerdere locaties uitoeren met het Control Center Updates op meerdere locaties testen met het Control Center Updates op meerdere locaties en Syncpointbeheer 61 DB2 Connect configureren met een oor XA geschikte TM DB2 Connect-ondersteuning oor los gekoppelde transacties Hoofdstuk 8. Gegeens erplaatsen met DB2 Connect Hoofdstuk 9. SQLCODE-toewijzing SQLCODE-toewijzing uitschakelen SQLCODE-toewijzing aanpassen Hoofdstuk 10. Databasesysteembewaking en DB2 Connect Verbindingen bewaken oor clients op afstand.. 73 Performance bewaken met Windows Prestatiemeter 73 GET SNAPSHOT-opdrachten gebruiken Status DCS-toepassing Statusmonitor en waarschuwingen Oerzicht an DB2 for z/os Health Monitor.. 80 De DB2 oor z/os Health Monitor starten, beëindigen en ernieuwen Aanbeolen acties bekijken, indienen en opslaan 82 Oerzicht statuswaarschuwingen weergeen.. 85 Objecten statuswaarschuwingen weergeen Deel 3. Hoge beschikbaarheid en DB2 Connect Hoofdstuk 11. Hoge beschikbaarheid en belastingserdeling oor hostdatabaseconnectiiteit Copyright IBM Corp. 1993, 2009 iii

6 Hoofdstuk 12. Beschrijing en configuratie an de functie Client Reroute (DB2 Connect) Hoofdstuk 13. Gedrag an Automatic Client Reroute instellen oor distributietechnologie clienterbinding. 95 Deel 4. Optimalisatie oor DB2 Connect Hoofdstuk 14. DB2 Connect - Performance Hoofdstuk 15. ODBC-toegang optimaliseren Hoofdstuk 16. Toepassingsontwerp 105 Hoofdstuk 17. Verbindingsbeheer Pooling an erbindingen Verbindingsconcentrator Pooling an erbindingen en erbindingsconcentrator Verbindingsconcentrator ereist bij WebSphere MQ Transaction Manager en DB2 oor OS/ Hoofdstuk 18. DB2 Connect - Sysplexondersteuning Oerwegingen bij het gebruik an OS/390- en zseries-sysplex DB2 Sysplex gebruiken Configuratieereisten oor Sysplex Hoofdstuk 19. Sysplex-ondersteuning oor clients Belastingserdeling op transactienieau (clientzijde) 123 Belastingserdeling op transactienieau configureren (clientzijde) Automatische doorzending an clientgegeens (clientzijde) Automatische doorzending an clientgegeens inschakelen (clientzijde) XA-ondersteuning (clientzijde) XA-ondersteuning inschakelen (clientzijde) Beperkingen bij gebruik an Sysplex-ondersteuning oor clients Hoofdstuk 20. DB2 Connect-afstemming Hostdatabase - Tuning Oerwegingen bij netwerktuning Conflicten tussen systeemresources DB2 Connect - Oplossing an performanceproblemen Tuning an DB2 oor OS/390 en z/os Snelheid an gegeensoerdracht in DB2 Connect erhogen Extra queryblokken Window Scaling op basis an RFC Gegeensconersie op de host Gegeenstypen oor alfanumerieke gegeens Netwerkhardware Hoofdstuk 21. Performanceerbetering an CLI/ODBC-toepassingen Deel 5. Problemen oplossen Hoofdstuk 22. Problemen oplossen 149 Releante informatie erzamelen De eerste erbinding komt niet tot stand Problemen die optreden na een eerste erbinding 150 Niet-ondersteunde DDM-opdrachten Hulpprogramma s oor diagnose Hoofdstuk 23. DB2-tracering in DB2 Connect Een DB2-tracering ophalen met behulp an db2trc 155 Een dump maken an een DB2-traceerbestand Een DB2-traceerbestand indelen Hoofdstuk 24. DRDA-traceerbestanden 159 Traceerfunctie Uitoer an tracering Analyse an uitoerbestand met traceergegeens 160 Voorbeelden an traceerbestanden Opeenolgende buffergegeens oor DRDA-traceringen Deel 6. Berichten Hoofdstuk 25. De meest oorkomende problemen bij DB2 Connect Deel 7. Bijlagen Bijlage A. Oerzicht an de technische informatie oer DB Technische DB2-documentatie in gedrukte ersie of PDF-indeling Gedrukte handleidingen bestellen Help bij SQL-status bekijken anaf de opdrachtregel Verschillende ersies an het DB2 Informatiecentrum gebruiken Onderwerpen uit het DB2 Informatiecentrum in andere talen afbeelden Het DB2 Informatiecentrum dat is geïnstalleerd op uw computer of intranetserer bijwerken DB2-documenten oor zelfstudie DB2-problemen oplossen Voorwaarden en bepalingen i DB2 Connect Gebruikershandleiding

7 Bijlage B. Kennisgeingen Trefwoordenregister Inhoudsopgae

8 i DB2 Connect Gebruikershandleiding

9 Oer deze publicatie De DB2 Connect Gebruikershandleiding beat alle informatie die u nodig hebt oor het gebruik an het DB2 Connect-product. DB2 Connect-begrippen worden beschreen met oorbeeldscenario s die het erband laten zien tussen DB2 Connect en de andere onderdelen an de netwerkomgeing. Verder indt u hier toelichtingen die betrekking hebben op databasedirectory s, de beeiliging tussen systemen, updates op meerdere locaties, het erplaatsen an gegeens en de bewaking an DB2 Connect. De manier waarop DB2 Connect hoge beschikbaarheid in uw netwerkomgeing wordt beschreen. De zorg oor een goede performance an DB2 Connect en an het netwerk wordt behandeld, eenals een aantal onderwerpen op het gebied an het oplossen an mogelijke problemen. Voor wie is dit boek bestemd Deze publicatie zal, in zijn geheel of gedeeltelijk, interessant zijn oor zowel systeembeheerders, databasebeheerders als systeemcommunicatie-experts. Copyright IBM Corp. 1993, 2009 ii

10 iii DB2 Connect Gebruikershandleiding

11 Deel 1. DB2 Connect-begrippen Copyright IBM Corp. 1993,

12 2 DB2 Connect Gebruikershandleiding

13 Hoofdstuk 1. DB2 Connect DB2 Connect-producten DB2 Connect biedt snelle en krachtige koppelingsmogelijkheden met host- en System i-databases oor e-business en andere toepassingen die op de besturingssystemen Linux, UNIX en Windows worden uitgeoerd. DB2 Connect Personal Edition biedt rechtstreekse connectiiteit met een host- en System i DB2-serers, terwijl DB2 Connect-sererproducten niet-rechtstreekse connectiiteit bieden waarmee clients toegang tot host- en System i DB2-serers kunnen krijgen ia de DB2 Connect-gateway. Er is een gearieerde erzameling DB2 Connect-sererproducten beschikbaar waaruit u precies de unieke pakket- en licentieoplossingen kunt selecteren die optimaal aansluiten bij uw omgeing. DB2 Connect kent erschillende erbindingsoplossingen, waaronder DB2 Connect Personal Edition, en een aantal DB2 Connect-sererproducten. DB2 Connect Enterprise Edition DB2 Connect Application Serer Edition DB2 Connect Unlimited Edition for zseries DB2 Connect Unlimited Edition for iseries Zie oor uitoerige informatie oer de DB2 Connect-producten Functies in Versie 9 en eerdere releases Dit gedeelte geeft een oerzicht an de uitbreidingen die in de erschillende ersies en releases geïntroduceerd zijn. Functies in DB2 Connect Versie 9 DB2 Connect Versie 9 beat de olgende uitbreidingen: Clientondersteuning oor betrouwbare erbindingen Een client kan met behulp an ODBC, XA of nieuwe Jaa-methoden betrouwbare erbindingen tot stand brengen met databaseserers (momenteel alleen DB2 oor z/os) waarop een dergelijke beeiliging is ingeschakeld. Er kan naar een andere gebruikersnaam an de client worden oergeschakeld zonder dat de databaseserer een olledige erificatie an de nieuwe naam moet uitoeren. Ondersteuning oor de gegeenstypen BINARY, VARBINARY en DECFLOAT DB2 oor z/os beat nu ondersteuning oor de gegeenstypen BINARY, VARBINARY en DECFLOAT. De ondersteuning oor deze gegeenstypen is toegeoegd aan DB2 CLI en IBM Data Serer Proider for.net. De toepassingen die gebruik maken an DB2 Connect oor toegang tot DB2 oor z/os kunnen DB2 CLI en IBM Data Serer Proider for.net gebruiken om de nieuwe gegeenstypen te benutten. Met de nieuwe erbindingsparameter SQL_ATTR_DECFLOAT_ROUNDING_MODE kan de client opgeen welk type afronding moet worden gehanteerd als op de serer een decimaal getal met drijende komma moet worden afgerond. Copyright IBM Corp. 1993,

14 4 DB2 Connect Gebruikershandleiding De communicatieprotocollen NetBIOS en SNA worden niet langer ondersteund Gebruikers an deze protocollen moeten hun knooppunten en databases opnieuw catalogiseren met een ondersteund protocol zoals TCP/IP. Ondersteuning is toegeoegd oor het communicatieprotocol IP6 Ondersteuning oor Internet Protocol Versie 6 (IP6) is toegeoegd, zodat u nu erbindingen tot stand kunt brengen met zowel IP4- als IP6-adressen. In de CLP-opdrachtregelinterface (Command Line Processor) is de limiet an 64 kb oor SQL-instructies erwijderd De nieuwe limiet in de CLP-opdrachtregelinterface an ongeeer 2 MB oor SQL-instructies en oor CLP-opdrachten die deels SQL-instructies beatten, is ergelijkbaar met de limieten oor de andere DB2-tools. De toepassingen die gebruikmaken an DB2 Connect kunnen nu deze limiet hanteren. Uitbreidingen an IBM Data Serer Proider for.net waaronder ondersteuning oor.net Framework 2.0 Met behulp an deze ondersteuning en deze uitbreiding kunt u krachtiger.net-toepassingen oor gebruik met DB2 Connect ontwikkelen. Enkele an de nieuwe mogelijkheden zijn: Toepassingen kunnen een specifieke set rijen ophalen en hoeen niet meer de olledige resultatenset door te bladeren. Toepassingen kunnen kopieerbewerkingen oor bulkgegeens uitoeren. Toepassingen kunnen het aantal SQL-instructies bepalen dat moet worden erzameld oordat deze als batch naar de DB2-databaseserer worden gezonden. Op die manier zijn er minder afzonderlijke gegeenstransmissies tussen de clienttoepassing en de databaseserer nodig. Vastlegging an wijzigingen in twee fasen oor gegeensbronnen an erschillende leeranciers bij gebruik an WebSphere Federation Serer DB2 Connect-toepassingen kunnen de WebSphere Federation Serer gebruiken oor erbindingen met gegeensbronnen an zowel IBM als niet-ibm-leeranciers. Ondersteuning oor erbindingstimeouts oor databasetoepassingen U kunt een maximumwaarde opgeen oor de tijd dat uw DB2 Connect-databasetoepassingen op een erbinding moeten wachten. Dit is met name handig wanneer de serer met de doeldatabase niet beschikbaar is. Upgrades an DB2 Connect Personal Edition zijn eenoudiger Op Windows- en Linux-besturingssystemen kunt u een upgrade op DB2 Connect Personal Edition aanbrengen door het erstrekken an een elektronisch certificaatbestand. Bij een upgrade hoeft niet langer een olledige installatie te worden uitgeoerd. Wijzigingen in de DB2-licenties Een deel an de uitbreidingen an het Licentiecentrum en het programma oor licentiebeheer (de opdracht db2licm) bestaat uit wijzigingen an de DB2 Connect-productpakketten. Functies in DB2 Connect Versie 8 Release 2 In DB2 Connect Versie 8.2 waren de olgende uitbreidingen aanwezig: Automatische clientroutering

15 Als een TCP/IP-erbinding naar een serer of een DB2 Connect-serer wordt erbroken, probeert de client deze automatisch te herstellen indien er een alternatiee serer is gedefinieerd. U geeft de alternatiee serer op op het serersubsysteem en de locatie eran wordt doorgegeen aan de client op het moment dat de erbinding tot stand wordt gebracht. Versleuteling an gegeens De gegeens die bij client-serercommunicatie worden uitgewisseld, kunnen nu ersleuteld oer het netwerk worden erzonden. Functies in DB2 Connect Versie 8 Release 1 (inclusief alle FixPaks en wijzigingsnieaus) In DB2 Connect Versie 8.1 waren de olgende uitbreidingen aanwezig: Ondersteuning oor lange SQL-instructies (tot 2 MB) SQL-instructies tot maximaal 2 MB kunnen door de CLI- en JDBC-toepassingen worden erwerkt. Voor de ingesloten interface blijft echter de limiet an 64 kb gelden. Diagnostische informatie oer de herkomst an een SQL-instructie Deze functie biedt de mogelijkheid om te bepalen anuit welk toepassingsprogramma een bepaalde instructie naar de cache an DB2 oor z/os oor dynamische SQL-instructies is erzonden. Kolomsgewijze inoer Hiermee kunnen toepassingen meerdere sets parameters per SQL-instructie erzenden. Bewaking netwerktijd Met behulp an nieuwe bewakingselementen wordt een beter inzicht erkregen in de databaseactiiteit en het netwerkerkeer op het nieau an de database of de toepassing. Ondersteuning in DB2 CLI oor dynamische cursors met bladermogelijkheid In DB2 CLI is nu ondersteuning beschikbaar oor dynamische cursors met bladermogelijkheid bij de toegang tot serers met DB2 Uniersal Database (UDB) oor z/os Versie 8.1 of hoger. ewlm-ondersteuning Hiermee is de bewaking an end-to-end werkeenheden ia middlewaregroepen mogelijk oor het opsporen an knelpunten. Uitbreidingen an de DB2-opdracht ping In de DB2-opdracht ping kunt u nu de grootte an het te erzenden en ontangen pakket opgeen. Opmerking: DB2 Connect ondersteunt de opdracht PING niet wanneer deze worden door een Versie 7-client ia een Versie 9-gateway naar de host wordt erzonden. Functies in DB2 Connect Versie 7 Release 2 In DB2 Connect Versie 7.2 waren de olgende uitbreidingen aanwezig: Verbeterde ondersteuning oor MTS (Microsoft Transaction Serer) en COM+ technologieën DB2 Connect Web Starter Kit DB2 Connect oor Linux op S/390 Functies in DB2 Connect Versie 7 Release 1 In DB2 Connect Versie 7.1 waren de olgende uitbreidingen aanwezig: Hoofdstuk 1. DB2 Connect-systemen beheren 5

16 XA Concentrator Verbetering an updates op meerdere locaties Hostdatabases De term database wordt oeral in dit document gebruikt om een relationeel databasebeheersysteem (RDBMS) te beschrijen. In andere systemen waarmee DB2 Connect communiceert, kan de term database een iets andere betekenis hebben. In de context an DB2 Connect kan de term database ook het olgende betekenen: OS/390 of z/os DB2 Uniersal Database (UDB) oor OS/390 en z/os Versie 7 of DB2 UDB oor z/os Versie 8. Een DB2 Uniersal Database for z/os and OS/390-subsysteem dat wordt aangeduid met de bijbehorende LOCATION NAME. U kunt de LOCATION NAME bepalen door u aan te melden bij TSO en de olgende SQL-query uit te oeren met een an de beschikbare queryprogramma s: select current serer from sysibm.sysdummy1 VSE VM OS/400 DB2 Connect en SQL-instructies 6 DB2 Connect Gebruikershandleiding De LOCATION NAME wordt ook gedefinieerd in de BSDS (Boot Strap Data Set) en wordt teens ermeld in het bericht DSNL004I (LOCATION=locatie) als DDF (Distributed Data Facility) wordt gestart. LOCATION NAME kan maximaal 8 namen an aliaslocaties beatten, waardoor in toepassingen meerdere dbalias-namen kunnen worden gebruikt oor de toegang tot een Versie 8 z/os-serer. Met de z/os-opdracht -display ddf kunt u locatie, domein en poort an de DB2-serer bepalen. DB2 for VSE uitgeoerd in een databasepartitie met de databasenaam (DBNAME) als identificatie. DB2 for VM uitgeoerd op een CMS VM-systeem (Conersational Monitor System Virtual Machine) met de databasenaam (DBNAME) als identificatie. DB2 oor i5/os, een integraal deel an het besturingssysteem OS/400. Een System i-serer kan slechts één database beatten, tenzij het systeem is geconfigureerd oor het gebruik an hulpgeheugenpools. DB2 Connect zendt SQL-instructies die afkomstig zijn an toepassingsprogramma s door naar host- of System i-databaseserers. DB2 Connect kan bijna elke geldige SQL-instructie doorzenden, maar ook de ondersteunde DB2 API s (application programming interfaces): JDBC SQLJ ADO.NET OLE DB ODBC Perl PHP DB2 CLI Ingesloten SQL-instructies.

17 Ondersteuning oor ingesloten SQL-instructies Er bestaan twee typen ingesloten SQL-instructies: statische SQL en dynamische SQL. Bij statische SQL wordt de tijd die nodig is om een SQL-instructie uit te oeren tot een minimum beperkt doordat de instructie oortijdig wordt erwerkt. Dynamische SQL-instructies worden erwerkt wanneer de SQL-instructie bij de host- of System i-databaseserer wordt aangeboden. Hierdoor zijn dynamische SQL-instructies flexibeler, maar kunnen ze ook langzamer zijn. De toepassingsprogrammeur beslist of er statische of dynamische SQL-instructies worden gebruikt. Beide typen worden ondersteund door DB2 Connect. Verschillende host- of System i-databaseserers implementeren SQL op erschillende manieren. DB2 Connect biedt olledige ondersteuning oor de algemene IBM SQL-instructies en oor de DB2 oor OS/390 en z/os-, DB2 Serer for VSE & VM (oorheen SQL/DS), en DB2 oor System i-implementaties an SQL. IBM SQL wordt sterk aanbeolen wanneer u niet afhankelijk wilt zijn an een bepaalde database. DB2 Connect - Hulpprogramma s oor beheer De olgende hulpprogramma s staan ter beschikking an de DB2 Connect-beheerder: Met de Opdrachtregelinterface (CLP) kunt u SQL-instructies erzenden naar een database an een host- of System i-databaseserer. De SQL-instructies worden naar de door u opgegeen database oergebracht. Het Opdrachtcentrum an DB2 biedt een grafische interface an de Opdrachtregelinterface (CLP). Met import- en exportprogramma s kunt u gegeens laden, importeren uit en exporteren naar een bestand op een werkstation en een database an een hostof System i-databaseserer. Deze bestanden kunnen daarna worden gebruikt om gegeens te importeren in databases, spreadsheets en andere toepassingen op uw werkstation. Als u een DB2 Connect-sererproduct gebruikt, kunt u ook gebruikmaken an de Eent Viewer en de Prestatiemeter. Met de Eent Viewer kunt u uitzonderingsgebeurtenissen bekijken die zijn astgelegd door DB2 Connect. Met het programma Prestatiemeter kunt u, lokaal of op afstand, de prestaties an DB2 Connect-serers bewaken en beheren. Met het DB2 Control Center kunt u alle aspecten an DB2 Connect-serers beheren en bewaken. Beheerders kunnen anuit het Control Center ook werken met DB2 oor OS/390- of z/os-databaseobjecten, zoals tabellen, iews, bufferpools en threads. De systeembeheerder kan met het hulpprogramma systeemmonitor oor databases systeemerbindingen bewaken. Deze functie is alleen beschikbaar als DB2 Connect als serer dient. Teens kan de systeembeheerder hiermee de oorzaak an een fout proberen te achterhalen. De systeembeheerder kan aststellen welke toepassingen op clients horen bij de corresponderende taken die worden uitgeoerd op de host- of System i-databaseserer. Opmerking: In eerdere releases werden de grafische beheertools an DB2, zoals het Control Center, op alle platforms ondersteund. Vanaf Versie 9 worden de grafische beheerprogramma s an DB2 alleen ondersteund op Windows x86, Windows x64 (AMD64/EM64T), Linux op x86 en Linux op AMD64/EM64T. Op alle platforms kunt u de DB2-opdrachtregelinterface (CLP) gebruiken oor beheersdoeleinden. Hoofdstuk 1. DB2 Connect-systemen beheren 7

18 WebSphere Federation Serer en DB2 Connect WebSphere Federation Serer is een afzonderlijk product waarmee u toegang kunt erkrijgen tot en integratie kunt bewerkstelligen met gegeensbronnen an erschillende leeranciers, waarbij u met behulp an DB2 Connect optimaal gebruik kunt maken an grote hoeeelheden gegeens op bestaande host- en middenklassenserers. WebSphere Federation Serer draagt bij aan de integratie an gegeens doordat een erzameling an gegeensbronnen kan worden bekeken en gemanipuleerd alsof het een enkele gegeensbron is. Het programma maakt de toegang tot gegeensbronnen olledig transparant oor de toepassing die informatie opraagt. WebSphere Federation Serer werkt samen met DB2 Connect-sererproducten. Met WebSphere Federation Serer kunt zowel informatie lezen uit als schrijen naar databases an de DB2-productgroep, Informix, Oracle, Sybase, Teradata en Microsoft SQL Serer. WebSphere Federation Serer biedt daarnaast toegang oor het lezen an informatie uit niet-relationele en biowetenschappelijke gegeensbronnen zoals BLAST, Documentum, Entrez, IBM Lotus Extended Search, als tabel gestructureerde bestanden en XML. U kunt er query s mee opstellen an gegeens in een federatief systeem. 8 DB2 Connect Gebruikershandleiding

19 Hoofdstuk 2. DRDA (Distributed Relational Database Architecture) DRDA en gegeenstoegang Distributed Relational Database Architecture (DRDA) bestaat uit een set protocollen waarmee meerdere databasesystemen, zowel IBM als niet-ibm en toepassingsprogramma s kunnen samenwerken. Er is een erbinding mogelijk tussen elke combinatie an producten oor het beheer an relationele databases die gebruikmaken an DRDA om een gedistribueerd relationeel databasebeheersysteem (RDBMS) te ormen. DRDA coördineert de communicatie tussen systemen door te definiëren wat er moet worden uitgewisseld en hoe deze uitwisseling moet plaatsinden. Werkeenheid Een werkeenheid (UOW) is één logische bewerking. Deze bestaat uit een reeks SQL-instructies waarin alle bewerkingen correct zijn uitgeoerd of waarin de reeks in zijn geheel als niet correct wordt beschouwd. Gedistribueerde werkeenheid Bij een gedistribueerde werkeenheid (DUOW), ook wel de functie oor updates op meerdere locaties genoemd, zijn meerdere databaseserers binnen een werkeenheid betrokken. Een DUOW heeft de olgende kenmerken: Meer dan een databasebeheerserer wordt bijgewerkt per werkeenheid. Het werk wordt gedistribueerd en de COMMIT wordt gestart door de toepassing. Er kunnen meerdere opdrachten per werkeenheid worden uitgeoerd. Er is één databasebeheerserer bij elke opdracht betrokken. Een COMMIT wordt uitgeoerd op meerdere databaseserers. DRDA definieert weliswaar de communicatieprotocollen oor databases, maar niet de programmeringsinterfaces of API s die moeten worden gebruikt door toepassingsprogrammeurs. In het algemeen kan een toepassingsprogramma met behulp an DRDA alle aanragen die kunnen worden uitgeoerd door een DRDA-doelserer doorgeen. Alle op dit moment beschikbare DRDA-serers kunnen SQL-opdrachten uitoeren die door een toepassingsprogramma zijn doorgezonden ia DB2 Connect. IBM biedt hulpprogramma s waarmee toepassingsprogrammeurs SQL-aanragen oor Windows-, UNIX- en Linux-platforms kunnen genereren. Deze tools maken deel uit an de DB2-client. Het DB2-databasebeheer ondersteunt erschillende programmeerinterfaces: ADO.NET, JDBC, SQLJ, PHP, Perl DBI, ingesloten SQL-instructies, DB2 Call Leel Interface ( DB2 Call Leel Interface) en OLE DB. Deze API s kunnen door programmeurs worden gebruikt om toepassingen in erschillende programmeertalen te ontwikkelen. Copyright IBM Corp. 1993,

20 DB2 Connect en DRDA DB2 Connect past de DRDA-architectuur toe om de kosten en de complexiteit te erminderen bij de toegang tot gegeens die zijn opgeslagen in DB2 Uniersal Database (UDB) oor iseries, DB2 for System i, DB2 UDB for OS/390 and z/os, DB2 for z/os, DB2 Serer for VSE & VM en andere oor DRDA geschikte databaseserers. Door de DRDA-architectuur olledig te benutten, biedt DB2 Connect een goed functionerende en oordelige oplossing die oldoet aan de de door de gebruikers gestelde eisen op het gebied an systeembeheer. Binnen de terminologie an DRDA is een toepassingenrequester de code waarmee het toepassingsdeel an een gedistribueerde erbinding wordt afgehandeld. De toepassingenrequester is de toepassing die gegeens opraagt. DB2 Connect fungeert als toepassingenrequester ten behoee an toepassingen, die zich op hetzelfde werkstation als DB2 Connect kunnen beinden of op een afzonderlijke client op afstand an DB2 Connect. Een toepassingenserer is het programma waarmee het databasedeel an de erbinding wordt afgehandeld. DRDA ondersteunt ook het gebruik an meerdere erbindingslagen tussen een toepassingenrequester en een serer. In een dergelijke topologie is de serer waarmee een toepassingenrequester erbinding maakt, een toepassingenserer, maar alle andere serers op lagere nieaus worden databaseserers (DS) genoemd omdat deze niet rechtstreeks gegeens uitwisselen met de toepassingenrequester. Om te benadrukken dat de functie eran noch die is an het systeem dat een databaseopdracht genereert, noch die an het systeem dat de databasefunctie uitoert, wordt elke toepassingenserer of databaseserer tussen een toepassingenrequester en de uiteindelijke databaseserer een intermediaire ofwel tussenliggende serer genoemd. Het gebruik an databaseserers en intermediaire serers wordt door DB2 Connect ondersteund. Figuur 1 toont de stroom an gegeens tussen het DB2 Connect-werkstation en de host- of System i-serer in een situatie met uitsluitend lokale clients. Figuur 1. Gegeensstroom tussen een DB2 Connect-serer en een host- of System i-serer DRDA gebruikt de olgende architecturen oor de erbindingen tussen databasebeheersystemen (DBMS en) an DRDA-serers en IBM Data Serer-clients: CDRA (Character Data Representation Architecture) DDM (Distributed Data Management) Formatted Data Object Content Architecture (FD:OCA) 10 DB2 Connect Gebruikershandleiding

21 Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP). Werkeenheid op afstand Deze architecturen worden als bouwsteen gebruikt. De gegeensstromen die ia het netwerk worden oergebracht, worden opgegeen door middel an de DRDA-architectuur. Hierbij wordt een gegeensstroomprotocol gedocumenteerd dat de toegang tot gedistribueerde relationele databases ondersteunt. Aanragen worden naar de juiste bestemming doorgestuurd door middel an directory s. Deze beatten erschillende typen communicatiegegeens en de naam an de DRDA-sererdatabase waartoe toegang wordt erkregen. Een gebruiker of toepassingsprogramma kan een werkeenheid op afstand gebruiken om gegeens te lezen of bij te werken op één locatie per werkeenheid. Binnen een werkeenheid wordt de toegang tot één database ondersteund. Een toepassingsprogramma kan weliswaar erschillende databases op afstand bijwerken, maar heeft binnen een werkeenheid slechts toegang tot één database. Een werkeenheid op afstand (UOW) heeft de olgende kenmerken: Per werkeenheid worden meerdere aanragen (SQL-instructies) ondersteund. Per werkeenheid worden meerdere cursors ondersteund. Per werkeenheid (UOW) kan slechts één database worden bijgewerkt. Het toepassingsprogramma legt de wijzigingen an een werkeenheid ast (COMMIT) of maakt deze ongedaan (ROLLBACK). In sommige omstandigheden waar sprake is an een fout, kan de databaseserer of DB2 Connect een ROLLBACK uitoeren op de werkeenheid. Figuur 2 op pagina 12 toont bijoorbeeld een databaseclient met een oerboekingstoepassing waarmee toegang wordt erkregen tot een database met tabellen oor lopende rekeningen en spaarrekeningen en een schema oor transactiekosten. De olgende bewerkingen worden door de toepassing uitgeoerd: Het oerboekingsbedrag an de gebruikersinterface wordt geaccepteerd. Het bedrag wordt afgetrokken an de spaarrekening en het nieuwe saldo wordt berekend. Het kostenschema wordt gelezen om de transactiekosten oor een spaarrekening met het berekende saldo te bepalen. De transactiekosten worden afgetrokken an de spaarrekening. Het oerboekingsbedrag wordt opgeteld bij de lopende rekening. De transactie (werkeenheid) wordt astgelegd met een COMMIT. Hoofdstuk 2. Distributed Relational Database Architecture (DRDA) 11

22 Gedistribueerde opdrachten Figuur 2. Eén database gebruiken bij een transactie Als u een dergelijke toepassing wilt instellen, oert u de olgende handelingen uit: 1. Maak de tabellen oor de spaarrekening, lopende rekening en het transactiekostenschema in één database. 2. Als de databaseserer fysiek op afstand staat, configureert u de databaseserer met het juiste communicatieprotocol. 3. Als de databaseserer fysiek op afstand staat, oegt u het knooppunt en de database aan de catalogus toe om de database op de databaseserer te identificeren. 4. Precompileer de toepassing als erbinding an type 1. Hieroor geeft u CONNECT(1) op bij de opdracht PREP. Een gedistribueerde opdracht is een gedistribueerde databasefunctie waarmee toepassingen en gebruikers SQL-instructies kunnen opgeen waarin naar twee of meer DBMS en of databases wordt erwezen in één instructie. Een oorbeeld hieran is een join tussen tabellen in twee erschillende DB2 oor OS/390 of z/os-subsystemen. DB2 Connect biedt ondersteuning an gedistribueerde opdrachten oor erschillende databases en DBMS en. Zo kunt u een UNION-bewerking uitoeren op een DB2-tabel en een Oracle-iew. Ondersteunde DBMS s zijn ondermeer programma s uit de DB2-productserie (zoals DB2 Database for Linux, UNIX, and Windows, DB2 oor OS/390 en z/os, en DB2 oor System i) en Oracle. Ondersteuning oor producten an meerdere leeranciers is beschikbaar bij gebruik an DB2 Connect in combinatie met WebSphere Federation Serer. Gedistribueerde opdrachten maken de locatie an databaseobjecten transparant. Als gegeens in tabellen en iews worden erplaatst, kunnen erwijzingen naar deze gegeens (roepnamen) worden bijgewerkt zonder wijzigingen aan te brengen in de toepassingen waarin de gegeens worden gebruikt. Gedistribueerde opdrachten bieden ook compensatie oor DBMS en die het DB2 SQL-dialect niet olledig ondersteunen of bepaalde optimaliseringsmogelijkheden niet ondersteunen. Bewerkingen die met deze DBMS en niet kunnen worden uitgeoerd (zoals recursiee SQL-instructies), worden uitgeoerd met DB2 Connect. 12 DB2 Connect Gebruikershandleiding

23 Gedistribueerde opdrachten werken semi-autonoom. U kunt bijoorbeeld DB2-query s met erwijzingen naar Oracle-objecten opgeen terwijl met Oracle-toepassingen bewerkingen op dezelfde serer worden uitgeoerd. Met gedistribueerde opdrachten wordt de toegang tot Oracle of andere DBMS-objecten niet geblokkeerd of beperkt (met uitzondering an de gebruikelijke integriteits- en ergrendelingsbeperkingen). De implementatie an gedistribueerde opdrachten bestaat uit een subsysteem an DB2 Connect, een database die als federatiee database fungeert en een of meer gegeensbronnen op afstand. De federatiee database beat catalogusitems die de gegeensbronnen en de bijbehorende kenmerken aangeen. Een gegeensbron bestaat uit een DBMS en gegeens. Een erbinding tussen een toepassing en de federatiee database wordt op dezelfde manier tot stand gebracht als bij andere DB2-databases. De federatiee DB2 Connect-database is niet bedoeld oor het beheer an gebruikersgegeens. De federatiee database dient uitsluitend als opslaglocatie an gegeens oer gegeensbronnen. Als u een federatief systeem hebt opgezet, kunt u toegang tot de gegeens in de gegeensbronnen krijgen alsof deze gegeens in één grote database zijn opgeslagen. Gebruikers en toepassingen erzenden query s naar één federatiee database, waarmee erolgens gegeens uit DB2- en Oracle-systemen worden opgehaald. In de query s worden roepnamen opgegeen, die erwijzingen ormen naar de tabellen en iews in de gegeensbronnen. Voor eindgebruikers is een roepnaam ongeeer hetzelfde als een alias. De performance an gedistribueerde opdrachten wordt door dierse factoren beïnloed. De belangrijkste factor hierbij is eroor te zorgen dat in de globale catalogus an de federatiee database altijd nauwkeurige en bijgewerkte gegeens oer gegeensbronnen en de bijbehorende objecten zijn opgeslagen. Deze gegeens worden gebruikt door de DB2-optimizer en kunnen an inloed zijn op besluiten om ealuatiebewerkingen door te schuien naar gegeensbronnen. Hoofdstuk 2. Distributed Relational Database Architecture (DRDA) 13

24 14 DB2 Connect Gebruikershandleiding

25 Hoofdstuk 3. DB2 Connect - Scenario s DB2 Connect biedt dierse oplossingen oor uw behoeften op het gebied an toegang tot host- en System i-databases. In dit onderwerp wordt een aantal scenario s behandeld die an toepassing kunnen zijn op uw specifieke behoeften of omgeing. Directe toegang tot hostdatabases Een an de basisfuncties an DB2 Connect is het zorgen oor een directe erbinding met een hostdatabase anuit desktoptoepassingen die worden uitgeoerd op werkstations met Windows, Solaris of Linux. DB2 Connect Personal Edition is hieroor de meest simpele oplossing. Elk werkstation waarop DB2 Connect Personal Edition is geïnstalleerd kan rechtstreeks ia TCP/IP worden erbonden met DB2 Uniersal Database (UDB) for OS/390 en z/os, DB2 for z/os, DB2 UDB for iseries, DB2 for i5/os, en DB2 Database for Linux, UNIX, and Windows-serers. Boendien kunnen toepassingen in één transactie erbinding maken met meerdere DB2-databases en deze databases bijwerken, waarbij de betrouwbaarheid an de gegeens wordt gewaarborgd door het protocol oor COMMIT in twee fasen. In Figuur 3 op pagina 16 ziet u directe erbinding met een host- of System i-databaseserer anaf een werkstation waarop DB2 Connect Personal Edition is geïnstalleerd. Copyright IBM Corp. 1993,

26 Figuur 3. Directe erbinding tussen DB2 Connect en een host- of System i-databaseserer Opmerking: 1. DB2 hoeft niet op het DB2 Connect-werkstation te zijn geïnstalleerd. Als u oer een compleet relationeel databasebeheersysteem op het DB2 Connect-werkstation wilt beschikken, bestel dan DB2. 2. De IBM Data Serer Client is nu opgenomen in het pakket DB2 Connect en kan worden geïnstalleerd oor de ontwikkeling an toepassingen. Boendien beat DB2 Connect nu ook Stored Procedure Builder waarmee opgeslagen procedures oor DB2 oor OS/390 en z/os kunnen worden ontwikkeld, getest en gebruikt. 3. C-programmeurs die Windows-toepassingen ontwikkelen waarin gebruik wordt gemaakt an Microsoft ODBC, OLE DB of ADO (ActieX Data Objects) kunnen het beste de Microsoft Open Database Connectiity Software Deelopment Kit gebruiken. Programmeurs die toepassingen willen ontwikkelen met de programmeertaal Jaa, kunnen elke gewenste Jaa-ontwerpomgeing gebruiken. 4. Als een erbinding naar een databaseserer met DB2 oor z/os waaroor het gebruik an Sysplex is ingeschakeld, wordt erbroken, probeert de client deze automatisch te herstellen. 16 DB2 Connect Gebruikershandleiding

27 Toegang krijgen tot DB2-gegeens op de host of op System i met DB2 Connect Personal Edition Een configuratie met directe erbindingen, zonder tussenkomst an andere serers, is uitermate praktisch en daarom zeker aan te beelen. Dat geldt met name oor situaties waarin op de host- of System i-databaseserer ondersteuning oor TCP/IP-connectiiteit beschikbaar is. In dergelijke situaties maakt ieder DB2 Connect-werkstation direct erbinding met de host- of System i-databaseserer. Om de TCP/IP-erbindingsmogelijkheden te kunnen gebruiken, moet TCP/IP door de host- of System i-database ondersteund worden. De olgende ersies ondersteunen systeemeigen TCP/IP-erbindingen: DB2 Uniersal Database (UDB) oor OS/390 en z/os Versie 7.1 of hoger DB2 UDB oor iseries Versie 5 Release 1 of hoger en DB2 Serer oor VSE & VM Versie 7 of hoger Om erbinding te maken met een IBM-host- of System i-databaseserer hebt u een gelicentieerd DB2 Connect-product nodig. U kunt geen directe erbinding maken met een IBM-host of System i Data Serer ia een IBM Data Serer-client. In Figuur 4 op pagina 18 ziet u een werkstation waarop DB2 Connect Personal Edition is geïnstalleerd en dat rechtstreeks erbonden is met een host- of System i-databaseserer. Hoofdstuk 3. Scenario s 17

28 Figuur 4. Directe erbinding tussen DB2 Connect en een host- of System i-databaseserer DB2 Connect-sererproducten als connectiiteitsserers Via een DB2 Connect-serer kan er een erbinding tot stand worden gebracht tussen een groot aantal clients en een host- of System i-serer. Hierdoor worden de gegeens in uw organisatie aanmerkelijk beter toegankelijk. In Figuur 5 op pagina 19 ziet u de oplossing an IBM oor omgeingen waarin u een indirecte erbinding tot stand wilt brengen tussen een DB2-client en een host- of System i-databaseserer ia een DB2 Connect-sererproduct zoals DB2 Connect Enterprise Edition. Opmerking: Indirecte erbindingen worden alleen ondersteund met DB2-clients of JCC-clients die worden uitgeoerd op Linux-, UNIX- of Windows-systemen. Als u met een andere client erbinding probeert te maken met een host- of System i-databaseserer ia een DB2 Connect-sererproduct, treedt een fout SQL1334 op. 18 DB2 Connect Gebruikershandleiding

29 Figuur 5. DB2 Connect Enterprise Edition Als een TCP/IP-erbinding naar een DB2 Connect-serer wordt erbroken, probeert de client deze automatisch te herstellen. De client zal daarbij eerst proberen de erbinding met de oorspronkelijke serer opnieuw tot stand te brengen. Als dat niet lukt, wordt de alternatiee DB2 Connect-serer geprobeerd. (De alternatiee serer wordt ingesteld op het serersubsysteem en de locatie eran wordt aan de client doorgegeen op het moment dat de erbinding tot stand komt.) Als de poging om erbinding te maken met de alternatiee serer ook mislukt, probeert de client opnieuw de erbinding met de oorspronkelijke serer te herstellen. De client blijft doorgaan met de pogingen om de erbinding te herstellen, afwisselend met de oorspronkelijke serer en met de alternatiee serer, totdat de erbinding weer tot stand is gebracht of totdat het maximumaantal pogingen wordt oerschreden. DB2 Connect en webtoepassingen De webbrowser wordt steeds meer een standaardinterface oor allerlei zaken, an online catalogi tot intranettoepassingen. Voor eenoudige webtoepassingen is een webserer waarschijnlijk oldoende. Voor zware toepassingen waarbij databasetoegang is ereist en eel transacties plaatsinden, biedt IBM oplossingen met DB2 Connect oor het beheer an grote aantallen gelijktijdige transacties ia internet. Hoofdstuk 3. Scenario s 19

30 Voordelen en beperkingen an traditionele CGI-programma s Toepassingen oor e-business op internet maken doorgaans gebruik an CGI (Common Gateway Interface) om query s op back-end databases mogelijk te maken. Veel bedrijen gebruiken ook intern webtoepassingen, waaraan op de achtergrond eeneens aak een database is gekoppeld. Gebruikers ullen formulieren op een webpagina in, die erolgens ia CGI worden erzonden naar toepassingen of scripts op de webserer. Het script gebruikt een ingebouwde database-api om de SQL-query s door te zenden naar een hostdatabase. Verolgens wordt door hetzelfde script een webpagina (in de HTML-indeling) gemaakt met de resultaten an de query en wordt deze pagina teruggezonden en afgebeeld in de webbrowser an de gebruiker. Een oorbeeld hieran is een online catalogus waarin een gebruiker de beschikbaarheid en huidige prijs an bepaalde goederen of diensten kan opragen. CGI-toepassingen zijn oer het algemeen eenoudig te ontwerpen en gemakkelijk te beheren. Omdat de CGI-standaard niet is gebonden aan een besturingssysteem of taal, is CGI op bijna alle computerplatforms beschikbaar. CGI-programma s kunnen worden geschreen in C++ of in een scripttaal zoals Perl of PHP. Hoewel CGI een ideale oplossing oor webtoepassingen lijkt, zijn er ook een aantal nadelen aan CGI erbonden. De programmeeromgeing oor CGI is lang niet zo uitgebreid als andere API s. Verder kan oor grootschalige e-commercebewerkingen de schaalbaarheid een probleem zijn. Telkens wanneer een CGI-toepassing wordt gestart, wordt namelijk een nieuw proces op de webserer gemaakt. Voor elk proces moet een afzonderlijke erbinding met de database tot stand worden gebracht en elk proces oert een eigen query uit. In erwerkingsomgeingen waarin eel transacties plaatsinden, kan deze beperking de performance nadelig beïnloeden. U kunt DB2 Connect in combinatie met een webserer gebruiken om krachtige toepassingen met een groot olume oor e-commerce te ontwikkelen. DB2 Connect biedt een aantal oplossingen waarmee webtoepassingen een betere performance leeren. Met opgeslagen procedures kunnen gebruikers an DB2 Connect bijoorbeeld het aantal query s erkleinen dat naar de database wordt erzonden. Met pooling an erbindingen hoeft minder aak een erbinding met de database te worden gemaakt of erbroken. PHP gebruiken als webserermodule of -plugin Hoewel PHP kan worden gebruikt oor de CGI-programmering, wordt deze meestal gebruikt als webserermodule of websererplugin. In een webserer met meerdere actiee processen, zoals Apache, kan het IBM DB2-stuurprogramma oor PHP worden gebruikt om het schaalbaarheidsprobleem te beperken. In een webserer met meerdere actiee processen wordt gebruikgemaakt an een pool an processen oor de erwerking an opdrachten an de webserer. Om te ermijden dat oor elke webopdracht opnieuw een databaseerbinding tot stand moet worden gebracht, kan een permanente erbinding worden gemaakt. In deze omgeing kan een permanente erbinding aanwezig zijn die door meerdere PHP-scripts kan worden gebruikt. De erbinding wordt dan opnieuw gebruikt als oor een olgende webopdracht een identieke erbinding benodigd is. 20 DB2 Connect Gebruikershandleiding

31 DB2 Connect en IBM WebSphere IBM WebSphere biedt een uitgebreidere oplossing oor e-business dan met traditionele scriptprogramma s zoals PHP mogelijk is. WebSphere Application Serers biedt niet alleen de scriptoorzieningen an PHP, maar leert ook complexe en high-end webserices met behulp an serlets, Actie Serer Pages en Enterprise JaaBeans en omat ondersteuning oor webtechnologieën zoals Jaa, TCI/IP, HTTP, HTTPS, HTML, DHTML, XML, MIME, SMTP, IIOP en X.509. Met WebSphere kunt u: Industriële standaarden toepassen oor snellere ontwikkeling en optimale compatibiliteit. De technologieën achter hulpprogramma s an derden en de structuur achter toepassingen an derden integreren. De performance en het gebruik an de inhoud an websites analyseren. De grootte an de site aanpassen aan het aantal gebruikers en daarbij de dooroercapaciteit behouden. Verschillende besturingssystemen gebruiken (AIX, HP-UX, Linux, Noell NetWare, OS/390, z/os, OS/400, Solaris, Microsoft Windows) Bestaande webserers blijen gebruiken, waaronder webserers an Apache, IBM, Netscape en Microsoft. WebSphere is niet slechts één product, maar een reeks an drie producten die zijn bedoeld oor drie erschillende doelgroepen. De spil an de WebSphere-oplossing wordt geormd door WebSphere Application Serer. WebSphere Application Serer is een erwerkingsomgeing oor drie typen objecten. Een an deze objecttypen is Jaa Serer Pages (JSP), die oereenkomen met Actie Serer Pages. Een tweede objecttype is Jaa-serlets en het derde type is Enterprise JaaBeans (EJB). Enterprise JaaBeans ormen de nieuwe standaard oor het gebruik an zeer grootschalige en krachtige toepassingen op ondernemingsnieau. WebSphere-toepassingen kunnen op hetzelfde platform worden ingezet als de webserer en DB2. Bij DB2 Uniersal Database (UDB) for OS/390 en z/os, DB2 oor z/os, DB2 oor VM, DB2 oor VSE, DB2 UDB oor iseries en DB2 oor i5/os, WebSphere op hetzelfde platform gebruikt als het DB2 Connect-sererproduct. Er zijn erschillende WebSphere-oplossingen erkrijgbaar, naast Rational Application Deeloper (RAD). Verdere informatie kunt u krijgen op DB2 Connect als Jaa-toepassingenserer U kunt eel an de tekortkomingen an scripttalen naast u neerleggen door in plaats daaran Jaa te gebruiken. IBM leert zowel applets als toepassingen waarmee u in elk stadium an een webtransactie Jaa kunt gebruiken. De oplossingen an IBM kunnen in combinatie met dierse methoden worden toegepast, zodat u scriptoplossingen zoals Perl DBI en Microsoft Actie Serer Pages bij DB2 kunt gebruiken of oor een krachtige implementatie in de orm an een Jaa-toepassingenserer zoals IBM WebSphere. Er zijn twee API s (Application Programming Interfaces) oor Jaa-programmeurs. De eerste, JDBC, ondersteunt het gebruik an Jaa oor de ontwikkeling an Hoofdstuk 3. Scenario s 21

32 Jaa-applets die gegeens kunnen herkennen, Jaa-toepassingen en ook Jaa-serlets, Jaa Serer Pages en Enterprise Jaa Beans. JDBC is een Call Leel API (waarbij methoden worden opgeroepen). De andere Jaa-API is SQLJ. SQLJ biedt de mogelijkheid om SQL inline op te geen binnen een Jaa-programma. DB2 kan met beide API s werken, zowel op de client als op de serer die bij een webtransactie zijn betrokken. Aan de kant an de client worden applets, applets die gegeens kunnen herkennen en toepassingen ondersteund. Aan de kant an de database wordt ondersteuning oor Jaa geboden met behulp an databaseobjecten, zoals door de gebruiker gedefinieerde functies en opgeslagen procedures. Bij DB2 oor OS/390 en z/os, DB2 oor VSE en VM, DB2 Uniersal Database (UDB) oor iseries en DB2 oor i5/os kunt u op twee manieren een Jaa-toepassing gebruiken. U kunt ia TCP/IP een directe erbinding tot stand brengen met behulp an DB2 Connect Personal Edition of u kunt ia een DB2 Connect-serer een erbinding tot stand brengen met de host of de System i-gegeensserer. In beide geallen heeft de webgebruiker slechts een standaardwebbrowser en erder geen speciale software nodig om toegang tot de database te krijgen. U hoeft dan alleen een DB2 Connect-sererproduct en een standaardwebserer te installeren. Als de webserer en DB2 Connect niet op dezelfde fysieke computer staan, moet u ook een IBM Data Serer-client op de webserer installeren. Het belangrijkste onderdeel oor DB2 oor OS/390 en z/os is een DB2 Connect-sererproduct dat op een serer in de middenlaag wordt uitgeoerd. Dit onderdeel maakt het gebruik an een JDBC-serer en erbindingen met de DB2 oor OS/390 enz/os, DB2 oor VSE en VM, DB2 Uniersal Database (UDB) oor iseries, en DB2 oor i5/os-serer mogelijk. Ook hierbij is behale een webbrowser geen speciale software op de client nodig. IBM leert uitgebreide support en hulpprogramma s oor de ontwikkeling an Jaa-toepassingen en -applets. Voor het ontwikkelen an databasetoepassingen beschikt DB2 Database Enterprise Deeloper Edition oer Rational Web Deeloper, IBM Data Studio, DB2 Embedded Application Serer, Cloudscape Versie 10.2, en teens DB2 en DB2 Connect oor het uitoeren an tests. Bij de databaseoplossingen an IBM kunnen ook hulpprogramma s an derden, zoals NetBeans, Borland JBuilder of Symantec Visual Cafe, worden gebruikt. DB2 Connect op een webserer IBM leert webserers (HTTP-serers) met alle DB2 Connect-producten. DB2 Connect-sererproducten zoals DB2 Connect Enterprise Edition bieden kant-en-klare ondersteuning oor Apache- en Lotus Domino Go-webserers en kan teens worden gebruikt op andere webserers zoals Microsoft Internet Information Serer en Netscape Enterprise Serer. Als u met een DB2-databaseproduct op een zseries-, System i-, VM- of VSE-systeem werkt, moet u DB2 Connect installeren op de webserer. DB2 Connect-sererproducten oorziet in de bibliotheken en communicatie-interfaces waarmee webserers toegang kunnen krijgen tot deze host- en System i-platforms. Voor de communicatie tussen de webserer en een database onder zseries, System i, VM of VSE kan TCP/IP worden gebruikt. 22 DB2 Connect Gebruikershandleiding

33 Opmerking: De weboplossingen an IBM bieden de mogelijkheid om meerdere databases te gebruiken binnen hetzelfde CGI-script (Common Gateway Interface) (zoals een PHP) of binnen dezelfde transactie in een CGI-script. Opgeslagen procedures Een belangrijke oerweging bij webtoepassingen, net als bij clientserercommunicatie, is het erkeer tussen de HTTP-serer en de back-end database zoeel mogelijk te beperken. Dit is met name an belang bij erwerkingsomgeingen met hoge olumes, zoals de meeste toepassingen oor e-business. De beste aanpak hierbij is een combinatie an CGI-toepassingsprogramma s en opgeslagen procedures met programma- en bedrijfslogica. In DB2 Database for Linux, UNIX, and Windows en DB2 Uniersal Database (UDB) oor OS/390 en z/os, DB2 oor z/os, DB2 UDB oor iseries, DB2 oor i5/os en DB2 oor VSE worden dezelfde parameterregels oor het oproepen an opgeslagen procedures aangehouden. Net als bij standaard webinterfacescripts wordt het formulier door de webbrowser naar de webserer erzonden, waar het script wordt uitgeoerd. In plaats an dat elke afzonderlijke SQL-instructie naar de DB2-database wordt erzonden, wordt nu echter een opdracht erzonden om een opgeslagen procedure uit te oeren. Deze opgeslagen procedure beat een aantal SQL-instructies die anders dus afzonderlijk moeten worden uitgeoerd. Met opgeslagen procedures hoeen minder berichten heen en weer te worden gestuurd tussen het webinterfacescript en de back-end database. Het grootste oordeel an opgeslagen procedures is een kleinere hoeeelheid netwerkerkeer tussen de HTTP-serer en de back-end DB2-database. DB2 Connect en toepassingenserers Met de introductie an client-serertoepassingen konden ontwerpers de bruikbaarheid an toepassingen erbeteren en de trainingskosten oor toepassingen erlagen door toepassingen allemaal dezelfde grafische gebruikersinterface te geen op platforms zoals Windows. Tegelijkertijd kon de databasebeheerfunctie worden erlegd naar krachtige databaseserers op dierse besturingssystemen en computerplatforms. Het client-serermodel, waarbij de toepassingslogica wordt gedistribueerd naar clientwerkstations, wordt doorgaans het tweelaagsmodel genoemd. In dit tweelaagsmodel wordt de toepassing gebruikt op de clientlaag en wordt de databaseserer geïmplementeerd op de sererlaag (back-end laag). DB2 Connect biedt olledige ondersteuning oor tweelagige client-serertoepassingen, die als databaseserer DB2 Uniersal Database (UDB) oor OS/390 en z/os, DB2 oor z/os, DB2 UDB oor iseries, DB2 oor i5/os of DB2 oor VM en VSE gebruiken. Naarmate client-serertoepassingen steeds grootschaliger werden, bleek al snel dat het tweelagige client-serermodel in eel opzichten beperkingen ertoonde. De distributie an grote hoeeelheden bedrijfslogica naar honderden of zelfs duizenden clientwerkstations maakte wijzigingsbeheer tot een complexe en dure onderneming. Elke erandering an de bedrijfsregels ereiste aanpassing an het clientdeel an de toepassing. Vaak moesten deze gewijzigde ersies an een Hoofdstuk 3. Scenario s 23

34 toepassing tegelijkertijd op alle clientwerkstations in de onderneming worden geïmplementeerd om eroor te zorgen dat de bedrijfsregels consistent konden worden toegepast. Een andere beperking an het tweelaagsmodel die bij de schaalergroting naar oren kwam, is de hoeeelheid resources die wordt gebruikt door grootschalige toepassingen. Het gebruik an honderden of duizenden fat clients, zoals tweelaagsclients aak worden genoemd, ergt steeds meer an de erwerkingscapaciteit an een clientwerkstation. Boendien neemt ook de belasting an de databaseserer enorm toe, omdat oor elke client een aste databaseerbinding en resources om deze erbinding in stand te houden nodig zijn. Hoewel het gebruik an opgeslagen procedures eroor kan zorgen dat het tweelagige client-serermodel in mindere mate afhankelijk wordt an de distributie an bedrijfslogica, kunnen de andere tekortkomingen eigenlijk alleen worden opgelost door het model te wijzigen. Een toepassingenserer-oplossing Aangezien de kosten en complexiteit an tweelagige clientserertoepassingen bleen stijgen, werd oor de meeste grote toepassingen een andere oplossing gezocht in de orm an een meerlagig client-serermodel. In het meerlaagsmodel blijft de taak an de databaselaag ongewijzigd. De clientlaag wordt echter uitgebreid met een of meer middenlagen. Het meerlaagsmodel wordt daarom aak aangeduid als drielaagsmodel. In het drielaagsmodel wordt de client gebruikt oor de afhandeling an interacties met de gebruiker en niet meer oor de erwerking an bedrijfslogica. De middenlaag bestaat uit een of meer toepassingenserers. Het doel an de toepassingenserer is een krachtige, rendabele implementatie an de logica achter bedrijfsprocessen en bedrijfsregels mogelijk te maken. Net als bij het tweelaagsmodel wordt de implementatie an bedrijfsregels aak aangeuld met het gebruik an opgeslagen procedures om een betere performance te erkrijgen. Omdat op clientwerkstations niet langer een grote hoeeelheid toepassingslogica wordt geïmplementeerd en eigenlijk alleen interacties met de gebruiker worden afgehandeld, zijn er eel minder resources oor de clientlaag ereist. De clientlaag in het drielaagsmodel wordt daarom ook wel thin client genoemd. Daarnaast biedt een centrale toepassingenserer waarop aanragen an alle clients worden afgehandeld de mogelijkheid om gemeenschappelijk gebruik an resources te maken, bijoorbeeld gezamenlijk gebruik an databaseerbindingen door alle clients. De databaseserer hoeft dan niet langer een aste erbinding oor iedere gebruiker an de toepassing in stand te houden. In het huidige bedrijfsleen zijn eel oorbeelden an drielagige toepassingenserers te inden. Bijna alle ERP-leeranciers (Enterprise Resource Planning) implementeren hun toepassingen met behulp an het drielaagsmodel, bijoorbeeld de toepassingen SAP R/3 en PeopleSoft V7. Andere oorbeelden zijn de leeranciers an toepassingen oor Enterprise Relationship Management, zoals Siebel en Vantie. Toepassingenserers en DB2 Connect DB2 Connect-sererproducten bieden uitgebreide ondersteuning oor het gebruik an meerlaagstoepassingen. DB2 Connect ondersteunt meerlaagstoepassingen met behulp an erschillende API s waarmee toepassingslogica (ODBC, ADO, DB2 CLI, ingesloten SQL, JDBC, SQLJ, 24 DB2 Connect Gebruikershandleiding

35 Perl, PHP en OLE DB) of een olledige communicatie-infrastructuur oor de interactie met DB2-databaseserers kan worden ontwikkeld. DB2 Connect ondersteunt teens implementaties waarbij de databaselaag bestaat uit meerdere DB2-databaseserers. Op deze manier kunt u op toepassingenserers transacties implementeren waarmee gegeens op meerdere databaseserers in één transactie worden bijgewerkt. De ondersteuning an het protocol oor COMMIT in twee fasen an DB2 Connect waarborgt de integriteit an deze gedistribueerde transacties. U kunt met een toepassing bijoorbeeld in één transactie gegeens in een DB2 oor OS/390 en z/os-database en DB2 Database for Linux, UNIX, and Windows bijwerken. Als ondersteuning oor gedistribueerde aanragen is geïnstalleerd en ingeschakeld, kunt u met de toepassing in één transactie gegeens in een Oracle-database lezen en hiermee een DB2-database bijwerken. In de olgende afbeelding zorgt een DB2 Connect-sererproduct zoals DB2 Connect Enterprise Edition oor zowel de API s als de erbindingen tussen de toepassingenserer en de back-end databaseserers. Figuur 6. DB2 Connect-ondersteuning oor toepassingenserers Hoofdstuk 3. Scenario s 25

36 DB2 Connect en TP-monitors Met de geaanceerde oorzieningen an DB2 Connect, zoals pooling an erbindingen, worden de resourceereisten an toepassingen aanzienlijk minder en wordt de implementatie an toepassingenserers een stuk eenoudiger. DB2 Connect en toepassingenserer-configuraties Een DB2 Connect-sererproduct is ereist bij gebruik an toepassingenserers. DB2 Connect Personal Edition wordt niet ondersteund en gelicentieerd oor gebruik bij toepassingenserers. Gebruikers die toepassingenserers implementeren, moeten ook de oorwaarden die bij hun exemplaar an DB2 Connect worden meegeleerd grondig bestuderen om na te gaan hoeeel gebruikerslicenties ze nodig hebben. U kunt DB2 Connect op twee manieren gebruiken in een omgeing met toepassingenserers. Een DB2 Connect-sererproduct kan worden geïnstalleerd op een an de olgende systemen: De machine met de toepassingenserer Een aparte machine als communicatieserer Meestal kunt u een exemplaar an DB2 Connect het beste op dezelfde serer als de toepassingenserer installeren. Als u DB2 Connect installeert op de toepassingenserer, kunt u eentuele procedures oor failoer-detectie en belastingserdeling die op de toepassingenserer zijn geïmplementeerd ook op DB2 Connect toepassen. Deze configuratie biedt een betere performance, omdat hiermee de aanullende netwerkhop wordt ermeden die nodig is als DB2 Connect op een afzonderlijke serer wordt geïnstalleerd. Boendien wordt het beheer eenoudiger, omdat u nu geen extra serer hoeft te installeren en onderhouden. De installatie an DB2 Connect op een afzonderlijke serer is een goede oplossing als uw DB2 Connect-sererproduct niet erkrijgbaar is oor het besturingssysteem of hardwareplatform waarop de toepassingenserer wordt uitgeoerd. Bij een toepassingenserer kan een groot aantal gebruikers toepassingen uitoeren met een minimale hoeeelheid systeemresources. Een toepassingenserer kan worden uitgebreid met gecoördineerde transacties die worden opgeroepen anuit toepassingen die op de toepassingenserer worden uitgeoerd. Deze transactiecoördinatie is beter bekend als TP-monitor (Transaction Processing). Een TP-monitor wordt in combinatie met een toepassingenserer gebruikt. Een transactie is een routineactie, meestal een sericeaanraag, die deel uitmaakt an de dagelijkse gang an zaken in een organisatie. De gestructureerde erwerking an transacties ormt het doeleinde an een TP-monitor. Transactieerwerking Elke organisatie heeft regels en procedures waarin de gang an zaken is astgelegd. De gebruikerstoepassingen waarmee deze regels worden geïmplementeerd, ormen de bedrijfslogica. De transacties die met deze bedrijfstoepassingen worden uitgeoerd, worden aak aangeduid als transactieerwerking (Transaction Processing of kortweg TP) of OLTP (Online Transaction Processing). De hoofdkenmerken an commerciële OLTP zijn: 26 DB2 Connect Gebruikershandleiding

37 Veel gebruikers De meeste gebruikers in een bedrijf hebben met transactieerwerking te maken, want de huidige stand an zaken in een bedrijf wordt door een groot aantal gebruikers beïnloed. Terugkerend De meeste interacties met de computer bestaan uit processen die steeds opnieuw worden uitgeoerd. Voorbeelden hieran zijn taken zoals het inoeren an orders of het erwerken an betalingen, die u ettelijke malen per dag uitoert. Korte interacties De meeste interacties tussen gebruikers in een bedrijf en transactieerwerking zijn an korte duur. Gemeenschappelijke gegeens Omdat gegeens de huidige stand an zaken in een bedrijf ertegenwoordigen, mag er an alle gegeens slechts één exemplaar bestaan. Betrouwbaarheid an gegeens De gegeens moeten een afspiegeling ormen an de huidige stand an zaken in een organisatie en moeten intern consistent zijn. Elke order moet bijoorbeeld aan een klantrecord zijn gekoppeld. Lage kosten per transactie Omdat transactieerwerking een kostenpost oor bedrijen ormt, moeten de kosten an het systeem zo laag mogelijk worden gehouden. Met DB2 Connect kunnen toepassingen ia een toepassingenserer op een systeem met Linux, UNIX of Windows transacties uitoeren op LAN-, host- en System i-databaseserers op afstand en deze transacties laten coördineren door een TP-monitor. Hoofdstuk 3. Scenario s 27

38 Figuur 7. Ondersteuning in DB2 Connect oor TP-monitors In Figuur 7 zorgt een DB2 Connect-sererproduct zoals DB2 Connect Enterprise Edition oor zowel de API s als de erbindingen tussen de toepassingenserer en de back-end databaseserers. Voorbeelden an TP-monitors Veelgebruikte TP-monitors op dit moment zijn: IBM WebSphere Application Serer IBM WebSphere MQ IBM TxSeries CICS IBM TxSeries Encina Monitor BEA Tuxedo BEA WebLogic Microsoft Transaction Serer (MTS) In de transacties die door deze TP-monitors worden gecoördineerd, kunnen System i-, zseries- en LAN-databaseserers op afstand worden gebruikt. X/Open-model oor gedistribueerde-transactieerwerking Als u meerdere resources met één transactie wilt bijwerken, hebt u waarschijnlijk een toepassing met bedrijfslogica nodig. Bij een banktransactie waarbij geld an de 28 DB2 Connect Gebruikershandleiding

39 ene rekening naar de andere wordt oergeboekt, moet bijoorbeeld een bedrag worden afgeboekt in de ene database (de rekening an ) en worden bijgeboekt in een andere database (de rekening naar ). Deze twee databases kunnen an erschillende leeranciers zijn. De ene database kan bijoorbeeld een DB2 Uniersal Database oor OS/390 en z/os zijn en de andere een Oracle-database. Hieroor is een gemeenschappelijke transactie-interface gedefinieerd tussen een TP-monitor en de resources die door toepassingen worden gebruikt, zodat het niet nodig is op elke TP-monitor de eigen transactie-interface an iedere databaseleerancier te implementeren. Deze gemeenschappelijke interface wordt de XA-interface genoemd. Een TP-monitor die gebruikmaakt an de XA-interface wordt aangeduid als oor XA geschikt Transactiebeheer (Transaction Manager of kortweg TM). Een resource die kan worden bijgewerkt en waarop de XA-interface is geïmplementeerd, wordt aangeduid als oor XA geschikt Resourcebeheer (Resource Manager of kortweg RM). De boenstaande TP-monitors zijn allemaal oor XA geschikte TM s. Host, System i en DB2 LAN-databases op afstand waarmee ia DB2 Connect erbinding wordt gemaakt, zijn alle XA-compatibele RM s. Elke TP-monitor met een oor XA geschikte TM kan dus gebruikmaken an host-, System i- en LAN-databases an DB2 in bedrijfstoepassingen waarmee transacties worden uitgeoerd. Hoofdstuk 3. Scenario s 29

40 30 DB2 Connect Gebruikershandleiding

41 Deel 2. DB2 Connect-erwijzingen Copyright IBM Corp. 1993,

42 32 DB2 Connect Gebruikershandleiding

43 Hoofdstuk 4. Databasedirectory s bijwerken DB2 Connect maakt gebruik an de olgende directory s om gegeens oer databaseerbindingen te beheren: De directory an de systeemdatabase, die de naam, het knooppunt en informatie oer erificatie beat oor elke database waartoe DB2 Connect toegang heeft. De knooppuntdirectory, die netwerkadressen en communicatieprotocollen beat oor elke host- of System i-databaseserer waartoe DB2 Connect toegang heeft. De DCS-directory (Database Connection Serices), die specifieke informatie oer de database an de host- of System i-databaseserer beat. Opmerking: 1. Voordat u deze directory s bijwerkt, moet de communicatie op de host- of de System i-databaseserer en werkstations worden geconfigureerd. 2. Databasedirectory s kunnen worden bijgewerkt met behulp an CA (Configuration Assistant). Ga als olgt te werk als u databasedirectory s wilt bijwerken: 1. Verzamel databasedirectorygegeens met het werkblad oor aanpassing an directory s 2. Raadpleeg het onderwerp Werk de directory s bij met informatie oer databaseserers op afstand in het Control Center Waarden oor systeemdatabasedirectory Er bestaat een systeemdatabasedirectory oor elk subsysteem an de databasebeheerder en beat een item oor elke database die oor dit subsysteem is gecatalogiseerd. In DB2 Connect-producten beat de systeemdatabasedirectory informatie oer de naam, alias, knooppuntnaam en het erificatietype an elke database. U kunt de olgende gegeens opgeen in de systeemdatabasedirectory: Databasenaam De waarde die u in de tabel met directoryparameters an DCS hebt opgegeen. Databasealias Een alias oor de zseries- of System i-databaseserer. Deze naam wordt gebruikt door elk toepassingsprogramma dat toegang heeft tot de database. Standaard wordt de waarde gebruikt die u oor de databasenaam hebt opgegeen. Notatie: 1 8 enkelbyte alfanumerieke tekens, inclusief het hekje (#), het apenstaartje (@), het dollarteken ($) en het liggende streepje (_). De naam mag niet beginnen met een liggend streepje of een cijfer. Knooppuntnaam De waarde die u in de tabel met parameters an de knooppuntdirectory hebt opgegeen. Verificatie Geeft aan waar de geldigheidscontrole an de gebruikersnaam en het Copyright IBM Corp. 1993,

44 Waarden oor knooppuntdirectory wachtwoord wordt uitgeoerd oor erbindingen die afkomstig zijn an de DB2 Connect-serer. Geldige opties zijn: SERVER, SERVER_ENCRYPT, CLIENT, KERBEROS, SERVER_ENCRYPT_AES en DATA_ENCRYPT. Er is geen ondersteuning oor het erificatietype GSSPLUGIN in de systeemdatabasedirectory. U kunt de olgende informatie opgeen in de knooppuntdirectory: Knooppuntnaam Een roepnaam oor de host- of System i-databaseserer waarop de database op afstand zich beindt. Deze naam wordt door de gebruiker gedefinieerd. Gebruik dezelfde knooppuntnaam in de tabellen Node Directory Parameters en System Database Directory Parameters. Notatie: 1 8 enkelbyte alfanumerieke tekens, inclusief het hekje (#), het apenstaartje (@), het dollarteken ($) en het liggende streepje (_). De naam mag niet beginnen met een liggend streepje of een cijfer. Protocol Moet TCP/IP zijn. Beeiligingstype Het type beeiligingscontrole dat wordt uitgeoerd. Voor TCP/IP-knooppunten is SECURITY SOCKS een optie die aangeeft dat het knooppunt is ingeschakeld oor SOCKS. In dat geal zijn de omgeingsariabelen SOCKS_NS en SOCKS_SERVER erplicht en moeten deze zodanig worden ingesteld dat SOCKS kan worden ingeschakeld. Niet-lokale TCP/IP-hostnaam of IP-adres Wanneer een TCP/IP-knooppunt wordt gedefinieerd, is dit de niet-lokale TCP/IP-hostnaam of het niet-lokale TCP/IP-adres. Wanneer een hostnaam wordt opgegeen, moet deze op het DB2 Connect-werkstation door de zoekbewerking an de domeinnaamserer (DNS) of door een waarde in het lokale TCP/IP-hostbestand worden astgesteld. Voor niet-lokale hosts an DB2 oor OS/390 en z/os wordt de hostnaam afgebeeld in het bericht DSNL004I (DOMAIN=hostnaam) als DDF (Distributed Data Facility) wordt gestart. U kunt ook de opdracht -DISplay DDF gebruiken. Bij toegang tot een z/os-groep oor gemeenschappelijke gegeens moet de domeinnaam oereenkomen met het dynamische VIPA-adres an de DB2-groep. Dit is het adres an het minst belaste DB2-systeem. Voor de toegang tot een specifiek DB2-systeem moet u het dynamische VIPA-adres an het betreffende systeem gebruiken en sysplex-routering uitschakelen. Elk DSNL004I-bericht geeft de oor het systeem specifieke domeinnaam aan. TCP/IP-sericenaam of poortnummer Wanneer een TCP/IP-knooppunt wordt gedefinieerd, is dit de niet-lokale TCP/IP-sericenaam of het poortnummer. De instelling op TCP/IP moet op de niet-lokale host plaatsinden. Poortnummer 446 is geregistreerd als standaardpoortnummer oor DRDA. Bij niet-lokale hosts an DB2 oor OS/390 en z/os wordt het poortnummer als PORT gedefinieerd in de BSDS (Boot Strap Data Set) en 34 DB2 Connect Gebruikershandleiding

45 Waarden oor DCS-directory wordt ook ermeld in het bericht DSNL004I (TCPPORT=poortnummer) als DDF (Distributed Data Facility) wordt gestart. U kunt ook de opdracht -DISplay DDF gebruiken. Bij toegang tot een z/os-groep oor gemeenschappelijke gegeens moet de domeinnaam oereenkomen met het dynamische VIPA-adres an de DB2-groep. Dit is het adres an het minst belaste DB2-systeem. Voor de toegang tot een specifiek DB2-systeem moet u het dynamische VIPA-adres an het betreffende systeem gebruiken en sysplex-routering uitschakelen. Elk DSNL004I-bericht geeft de oor het systeem specifieke domeinnaam aan. Opmerking: Een tweede poort oor het opnieuw synchroniseren an een COMMIT in twee fasen ia TCP/IP-erbindingen kan worden toegewezen door de serer. De BSDS oor DB2 Uniersal Database for z/os and OS/390 wijst bijoorbeeld een poortnummer (RESPORT) toe oor het opnieuw synchroniseren an uitsluitend inkomende erbindingen aan DB2 Uniersal Database for z/os and OS/390. Hieroor hoeft geen sericenaam te worden gedefinieerd. U kunt de olgende gegeens opgeen in de DCS-directory: Databasenaam Een door de gebruiker gedefinieerde roepnaam oor de host- of System i-databaseserer. Gebruik dezelfde databasenaam in de tabellen DCS Directory Parameters en System Database Directory Parameters. Notatie: 1 8 enkelbyte alfanumerieke tekens, inclusief het hekje (#), het apenstaartje (@), het dollarteken ($) en het liggende streepje (_). De naam mag niet beginnen met een liggend streepje of een cijfer. Naam an de doeldatabase De database op de host- of System i-databaseserer is als olgt: OS/390 en z/os Een DB2 Uniersal Database for z/os and OS/390-subsysteem dat is aangeduid met een LOCATION NAME of een an de LOCATION-aliassen die op de z/os-serer zijn gedefinieerd. U kunt de LOCATION NAME bepalen door u aan te melden bij TSO en de olgende SQL-query uit te oeren met een an de beschikbare queryprogramma s: select current serer from sysibm.sysdummy1 De LOCATION NAME s worden ook gedefinieerd in de BSDS (Boot Strap Data Set) en worden teens ermeld in het bericht DSNL004I (LOCATION=locatie) als DDF (Distributed Data Facility) wordt gestart. U kunt ook de opdracht -DISplay DDF gebruiken. Bij toegang tot een z/os-groep oor gemeenschappelijke gegeens moet de domeinnaam oereenkomen met het dynamische VIPA-adres an de DB2-groep. Dit is het adres an het minst belaste DB2-systeem. Voor de toegang tot een specifiek DB2-systeem moet u het dynamische VIPA-adres an het betreffende systeem gebruiken en sysplex-routering uitschakelen. Elk DSNL004I-bericht geeft de oor het systeem specifieke domeinnaam aan. Hoofdstuk 4. Databasedirectory s bijwerken 35

46 36 DB2 Connect Gebruikershandleiding VSE of VM De databasenaam (DBNAME). OS/400 en z/os De relationele databasenaam (RDBNAME). Oerige De databasealias in de databasedirectory oor Windows-, Linux- en UNIX-systemen. Parameterreeks Als u de standaardwaarden wilt wijzigen, moet u enkele of alle parameters in de onderstaande olgorde opgeen. toewijzingsbestand De naam an een SQLCODE-toewijzingsbestand dat de standaard SQLCODE-toewijzing uitschakelt. Geef NOMAP op om de SQLCODE-toewijzing uit te schakelen. Opmerking: Bij het erwerken an een queryopdracht retourneert de DRDA-serer gegeens in de orm an een set rijen die de resultaatset oorstellen. Bij elke rij wordt ook een SQLCA teruggezonden, die meestal een nul of positiee sqlcode (zoals +12 of +802) beat. Als u een aangepast toewijzingsbestand gebruikt op een DB2 Connect-serer, worden dergelijke positiee sqlcodes niet toegewezen als ze oorkomen in het aangepaste toewijzingsbestand en aangepaste toewijzingen hebben (ze zijn bijoorbeeld toegewezen aan een andere sqlcode of hebben aangepaste tokentoewijzingen). Het is belangrijk om het olgende te benadrukken: 1. Positiee sqlcodes stellen waarschuwingen oor, in tegenstelling tot negatiee sqlcodes die fouten aangeen. Alle negatiee sqlcodes worden altijd onder alle omstandigheden toegewezen, ongeacht welk toewijzingsbestand wordt gebruikt. Alle positiee sqlcodes die zijn opgenomen in het aangepaste toewijzingsbestand en ongewijzigd aan zichzelf zijn toegewezen, worden ook altijd toegewezen. De positiee sqlcodes die niet oorkomen in het aangepaste toewijzingsbestand op de DB2 Connect-serer worden ook altijd toegewezen. 2. Of u nu het standaard toewijzingsbestand gebruikt of rechtstreeks een erbinding met de hostdatabase tot stand brengt, de sqlcode-toewijzing wordt altijd uitgeoerd oor alle sqlcodes.,d Dit is de tweede positionele parameter. Als deze wordt opgegeen erbreekt de toepassing de erbinding met de host- of System i-databaseserer wanneer een an de olgende SQLCODE s wordt teruggezonden: SQL30000N SQL30040N SQL30050N SQL30051N SQL30053N SQL30060N SQL30070N

47 SQL30071N SQL30072N SQL30073N SQL30074N SQL30090N Als de D-parameter,D niet is opgegeen, wordt de erbinding uitsluitend erbroken als de olgende SQLCODE s worden teruggezonden: SQL30020N SQL30021N SQL30041N SQL30061N SQL30081N Zie het Message Reference oor een beschrijing an deze codes. Opmerking: Als door een fout de erbinding met DB2 Connect wordt erbroken, wordt automatisch een ROLLBACK uitgeoerd.,,interrupt_enabled Dit is de derde positionele parameter. INTERRUPT_ENABLED is alleen an toepassing als de eindserer geen interrupts ondersteunt. Als een serer de DRDA-interruptstroom ondersteunt, geeft DB2 Connect de interruptopdracht gewoon door aan de serer. Als de parameter INTERRUPT_ENABLED in de DCS-directory op het DB2 Connect-werkstation is geconfigureerd, en er wordt een interrupt opgegeen door de clienttoepassing terwijl er nog een erbinding is met de host- of System i-databaseserer, wordt de interrupt door DB2 Connect uitgeoerd door de erbinding te erbreken en een ROLLBACK uit te oeren op de werkeenheid. Dit soort interrupt wordt ondersteund op AIX en Windows. De toepassing ontangt een SQL-code (-30081) die aangeeft dat de erbinding met de serer is beëindigd. De toepassing moet in dat geal een nieuwe erbinding met de host- of de System i-databaseserer tot stand brengen, zodat aanullende databaseopdrachten kunnen worden erwerkt. Op andere platforms dan AIX V5.2 en hoger en Windows wordt de optie oor het automatisch erbreken an de erbinding niet ondersteund door DB2 Connect als een daaran gebruikmakende toepassing een interruptopdracht ontangt. Opmerking: Voor TCP/IP-erbindingen werkt deze ondersteuning op alle platforms. De client kan de socket uitschakelen, maar afhankelijk an de sererimplementatie kan de ontangstkwaliteit erschillen. DB2 Uniersal Database for z/os and OS/390 maakt gebruik an asynchrone socketopdrachten. Hierdoor kan het erloren gaan an de erbinding worden astgesteld en een ROLLBACK worden uitgeoerd op alle langlopende SQL-instructies in uitoering. Hoofdstuk 4. Databasedirectory s bijwerken 37

48 ,,,,,SYSPLEX Deze zesde positionele parameter kan worden gebruikt om de ondersteuning an DB2 Connect oor de parameter SYSPLEX in te schakelen oor een bepaalde database.,,,,,,localdate= <waarde> Deze zeende positionele parameter wordt gebruikt oor het inschakelen an ondersteuning oor de datumnotatie an DB2 Connect. Dit wordt als olgt uitgeoerd met een datumselectie oor de <waarde>: Stel dat u de olgende CLP-instructies (Opdrachtregelinterface) opgeeft: catalog TCPIP node nynode remote myhost serer myport catalog dcs database nydb1 as new_york catalog database nydb1 as newyork1 at node nynode authentication serer De databasealias newyork1 moet worden gebruikt om toegang te krijgen tot een hostdatabase zonder datumomzetting, omdat geen datumselectie is opgegeen. Met de nieuwe ondersteuning oor datumnotatie kunt u nu echter de olgende CLP-opdrachten gebruiken. Let er daarbij wel op dat de waarde LOCALDATE tussen twee paar dubbele aanhalingstekens moet worden gezet, omdat de Opdrachtregelinterface wordt gebruikt en de parameterreeks zelf wordt opgegeen met dubbele aanhalingstekens. Het teken \ (schuine streep naar links) wordt gebruikt om te oorkomen dat de dubbele aanhalingstekens uit de specificatie LOCALDATE worden erwijderd. catalog dcs database nydb2 as new_york parms \",,,,,,LOCALDATE=\"\"JJJJMMDD\"\"\" catalog database nydb2 as newyork2 at node nynode authentication serer De databasealias newyork2 geeft toegang tot dezelfde database, maar heeft boendien een datumselectie. Dit oorbeeld illustreert dat het selectiemasker oor datumnotatie wordt opgegeen met het sleutelwoord LOCALDATE. Dit is de zeende positionele parameter in het eld PARMS an een DCS-directorygegeen. De datumselectie is alleen geldig als aan ALLE olgende oorwaarden is oldaan: 1. Er mag maximaal één reeks J s, M s en D s zijn, waarbij J staat oor het jaar, M oor de maand en D oor de dag. 2. Het maximumaantal J s in een reeks is Het maximumaantal M s in een reeks is Het maximumaantal D s in een reeks is 2. De olgende reeksen zijn bijoorbeeld geldige datumselecties: 38 DB2 Connect Gebruikershandleiding

49 Werkblad oor aanpassing an directory s "JJjjMmDd" - De tekens J, M en D zijn niet hoofdlettergeoelig. "MM+DD+JJJJ" - De reeks mag langer zijn dan 10 tekens en andere tekens beatten dan J, M en D. "abcjj+mm" - Er hoeen geen D's oor te komen in de reeks. De olgende reeksen zijn ongeldige datumselecties: "JJJJjMMDD" - Deze reeks is ongeldig omdat de reeks 5 J's beat. "JJJJMDDM" - Deze reeks is ongeldig omdat de reeks twee reeksen met een M beat. Als de datumnotatie ongeldig is, wordt er geen foutbericht afgebeeld. De selectie wordt dan genegeerd. Zelfs een geldige datumselectie wordt niet altijd gebruikt. De omzetting an een datumnotatie die is gebaseerd op een geldige datumselectie, wordt alleen uitgeoerd als aan ALLE onderstaande oorwaarden is oldaan: 1. Er is geen SQL-fout. 2. De uitoer is een datumwaarde in ISO-notatie (ISO en JIS). 3. Het eld an de uitoergegeens is ten minste 10 bytes lang. Dit is de minimumlengte an een uitoergegeenseld oor het opslaan an een datumwaarde. Dit geldt zelfs als er GEEN omzetting an de datumnotatie plaatsindt. Deze oorwaarde geldt ook als de datumselectie kleiner is dan 10 bytes. 4. Er is een geldige datumselectie opgegeen in de DCS-directory en deze selectie past in het eld oor de uitoergegeens.,,,,,,,,bidi=<ccsid> Deze negende positionele parameter wordt gebruikt om een bidirectionele (BiDi) CCSID op te geen die wordt gebruikt om de standaardwaarde oor BiDi CCSID an de sererdatabase te erangen. Bijoorbeeld: ",,,,,,,,BIDI=xyz" waarbij xyz staat oor de erangende CCSID-waarde. Het werkblad oor aanpassing an directory s geeft aan welke gegeens u moet erzamelen. You might find it conenient to make a copy of the worksheet and enter your system alues. Parameters oor de knooppuntdirectory Tabel 1. Parameters oor de knooppuntdirectory Parameter Voorbeeld Uw waarde Knooppuntnaam DB2NODE Naam an host op afstand ZOSHOST (TCP/IP-knooppunt) Serer (TCP/IP-functienaam of -poortnummer) db2inst1c (of 446) Hoofdstuk 4. Databasedirectory s bijwerken 39

50 Opmerking: 1. Het standaard TCP/IP-poortnummer oor DRDA is Geef alleen SECURITY op oor een TCP/IP-knooppunt als u weet dat de hostof System i-databaseserer SECURITY SOCKS ondersteunt. Parameters oor de DCS-directory Tabel 2. Parameters oor de DCS-directory Parameter Voorbeeld Uw waarde Databasenaam Naam an de doeldatabase Toepassingenrequester Parameterreeks DB2DB NEW_YORK3,,,,,,LOCALDATE=\ \ JJMMDD\ \ \ Parameters oor de directory an de systeemdatabase Tabel 3. Parameters oor de directory an de systeemdatabase Parameter Voorbeeld Uw waarde Databasenaam Databasealias Knooppuntnaam Verificatie DB2DB NYC3 DB2NODE SERVER Meerdere gegeens definiëren oor dezelfde database BiDi-gegeens erwerken U moet oor elke database minstens één gegeen opgeen in elk an de drie directory s (knooppuntdirectory, DCS-directory en systeemdatabasedirectory). Het is mogelijk dat u in bepaalde geallen meer dan een item oor de database wilt definiëren. Zo wilt u misschien de SQLCODE-toewijzing uitschakelen oor toepassingen die zijn oergedragen an de host- of System i-databaseserer, maar de standaardtoewijzing accepteren oor toepassingen die oor de client-sereromgeing zijn ontwikkeld. Dit kan als olgt: Definieer een item in de knooppuntdirectory. Definieer twee items in de DCS-directory met erschillende databasenamen. Geef oor één item NOMAP op in de parameterreeks. Definieer twee items in de systeemdatabasedirectory met erschillende databasealiassen en de twee databasenamen die u in de DCS-directory hebt opgegeen. Beide aliassen worden gebruikt oor toegang tot dezelfde database: één met SQL-toewijzing en één zonder. De olgende informatie heeft alleen betrekking op OS/390- en z/os-serers. Deze functie mag niet worden geactieerd oor een DB2 oor i5/os-serer wanneer BiDi-ondersteuning al olledig aanwezig is. 40 DB2 Connect Gebruikershandleiding

51 De olgende kenmerken an BiDi zijn ereist oor de juiste erwerking an BiDi-gegeens op erschillende platforms: Vorm an de cijfers (ARABIC ersus HINDI) Oriëntatie (RIGHT-TO-LEFT ersus LEFT-TO-RIGHT) Vormgeing (SHAPED ersus UNSHAPED) Tekenspiegeling (YES of NO) Teksttype (LOGICAL ersus VISUAL) Omdat de standaardwaarden op erschillende platforms an elkaar erschillen, kunnen zich problemen oordoen bij het erzenden an DB2-gegeens an het ene naar het andere platform. Windows-platforms maken bijoorbeeld gebruik an LOGICAL UNSHAPED-gegeens terwijl de indeling an gegeens op OS/390 en z/os meestal SHAPED VISUAL is. Daarom worden gegeens onjuist afgebeeld als deze zonder ondersteuning oor BiDi-kenmerken worden erzonden an DB2 oor OS/390 en z/os naar DB2 Connect op Windows. Wanneer er gegeens worden uitgewisseld tussen DB2 Connect en een database op een serer, wordt de conersie an de ontangen gegeens doorgaans uitgeoerd door de ontanger. Hetzelfde zou normaliter an toepassing zijn op de BiDi-indelingsconersie die naast de gebruikelijke conersie an de codetabel wordt uitgeoerd. Er bestaat op dit moment echter geen DB2-product oor de host dat BiDi-specifieke CCSID s of BiDi-indelingsconersie ondersteunt. Daarom is in DB2 Connect een optionele mogelijkheid opgenomen om BiDi-indelingsconersie uit te oeren op gegeens die op het punt staan te worden erzonden naar de sererdatabase, naast de conersie an gegeens die an de sererdatabase worden ontangen. De BiDi CCSID-waarde an de sererdatabase moet worden erangen om DB2 Connect in staat te stellen een BiDi-indelingsconersie uit te oeren op uitgaande gegeens naar de sererdatabase. Hieroor wordt de parameter BIDI gebruikt in het eld PARMS an de sectie oor de sererdatabase an de DCSdatabasedirectory. Het gebruik an dit kenmerk kan het beste worden geïllustreerd aan de hand an een oorbeeld. Stel dat u een Hebreeuwse IBM Data Serer-client hebt die CCSID uitoert (BiDi-reekstype 5) en dat u toegang wilt erkrijgen tot een DB2-hostdatabase waarop CCSID 424 wordt uitgeoerd (BiDi-reekstype 4). U weet echter dat in plaats daaran de gegeens in de DB2-database zijn gebaseerd op CCSID (BiDi-reekstype 10). Er doen zich in deze situatie twee problemen oor. In de eerste plaats kent de DB2-hostdatabase het erschil niet tussen de BiDi-reekstypen met CCSID s 424 en Het tweede probleem is dat de DB2-hostdatabase het IBM Data Serer-client CCSID (62213) niet herkent. Deze ondersteunt alleen CCSID (BiDi-reekstype 10), dat is gebaseerd op dezelfde codetabel als CCSID Zorg dat de gegeens die naar de DB2-hostdatabase worden gezonden BiDi-reekstype 6 als indeling hebben en dat DB2 Connect weet dat er een BiDi-indelingsconersie moet worden uitgeoerd op gegeens die worden ontangen an de DB2-hostdatabase. Gebruik de olgende catalogisering oor de DB2-hostdatabase: catalog dcs database nydb1 as TELAVIV parms ",,,,,,,,BIDI=62245" Hoofdstuk 4. Databasedirectory s bijwerken 41

52 Hierdoor wordt aan DB2 Connect duidelijk gemaakt dat het CCSID an de DB2-hostdatabase moet worden gewijzigd an 424 in Deze eranging omat de olgende erwerking: 1. DB2 Connect brengt een erbinding tot stand met de DB2-hostdatabase met CCSID (BiDi-reekstype 10). 2. DB2 Connect oert een BiDi-indelingsconersie uit op de gegeens die op het punt staan naar de DB2-hostdatabase te worden gezonden an CCSID (BiDi-reekstype 5) naar CCSID (BiDi-reekstype 10). 3. DB2 Connect oert een BiDi-indelingsconersie uit op gegeens die worden ontangen an de DB2-hostdatabase an CCSID (BiDi-reekstype 10) naar CCSID (BiDi-reekstype 5). Opmerking: 1. De omgeingsariabele of registerwaarde DB2BIDI moet worden ingesteld op YES om de parameter BIDI te actieren. DB2BIDI moet worden ingesteld op het DB2 Connect-werkstation waarop het DCS-databasedirectorygegeen in de catalogus is opgenomen. Voor toepassingen die worden uitgeoerd op een client met een DB2 Connect-serer op afstand, moet de ariabele DB2BIDI ook op de client worden ingesteld. 2. Als u DB2 Connect een indelingsconersie wilt laten uitoeren op gegeens die worden erzonden naar de DB2-hostdatabase, moet u, ook als u de CCSID-waarde niet hoeft te erangen, toch de parameter BiDi toeoegen in het eld PARMS an de DB2-databasedirectory. In dat geal is de CCSID-waarde die u moet erstrekken het standaard-ccsid an de DB2-hostdatabase. 3. In sommige geallen is het gebruik an een bidirectioneel CCSID er de oorzaak an dat de SQL-query zelf zodanig wordt gewijzigd dat deze onherkenbaar is oor de DB2-serer. Probeer ooral het gebruik an IMPLICIT CONTEXTUAL en IMPLICIT RIGHT-TO-LEFT CCSID s te ermijden wanneer het mogelijk is een ander reekstype te gebruiken. CONTEXTUAL CCSID s kunnen onbetrouwbare resultaten geen wanneer de SQL-query reeksen met aanhalingstekens beat. Vermijd het gebruik an reeksen tussen aanhalingstekens in SQL-instructies en gebruik in plaats daaran zo mogelijk hostariabelen. Als een bepaald bidirectioneel CCSID oor problemen zorgt die niet kunnen worden opgelost door het opolgen an deze adiezen, moet u de omgeingsariabele of de registerwaarde DB2BIDI instellen op NO. Parameterreeksen opgeen Hier olgen enkele oorbeelden an DCS-parameters (elke regel een set parameters): NOMAP /u/username/sqllib/map/dcs1new.map,d,d,,interrupt_enabled NOMAP,D,INTERRUPT_ENABLED,,,SYSPLEX,LOCALDATE="YYMMDD",, U kunt ook de standaardwaarden accepteren door geen parameterreeks op te geen. Opmerking: U moet het escapeteken an het besturingssysteem \ (schuine streep terug) gebruiken wanneer u op een UNIX-systeem CLP uitoert anaf de 42 DB2 Connect Gebruikershandleiding

53 opdrachtregel an het besturingssysteem, want u moet twee sets an dubbele aanhalingstekens opgeen wanneer u het LOCALDATE-masker opgeeft in de parameterreeks. Bijoorbeeld: db2 catalog dcs db x as y parms \",,,,,,LOCALDATE=\"\"JJMMDD\"\"\" Hierdoor ontstaat het olgende directorygegeen oor DCS: DCS-gegeen 1: Lokale databasenaam = X Naam doeldatabase = Y Naam toepassingenrequester = DCS-parameters =,,,,,,LOCALDATE="JJMMDD" Commentaar = Releasenieau DCS-directory = 0x0100 Hoofdstuk 4. Databasedirectory s bijwerken 43

54 44 DB2 Connect Gebruikershandleiding

55 Hoofdstuk 5. DB2 Connect-beeiliging Verificatie an gebruikers is an belang bij het werken met DB2 Connect omdat de gebruikers zich zowel op hetzelfde systeem als DB2 Connect en de database met de gewenste gegeens kunnen beinden als elders. Veilige erbindingen en Kerberos-ondersteuning worden beschreen, eenals de beeiligingsaspecten an databases op hostmachines. Betrouwbare erbindingen ia DB2 Connect Sommige DB2-databaseserers ondersteunen betrouwbare contexten. In een betrouwbare context kan een databasebeheerder onder andere oorwaarden definiëren die bepalen wanneer de client een betrouwbare erbinding mag maken. Op een betrouwbare erbinding mogen acties worden uitgeoerd die op een normale erbinding niet mogelijk zijn. Er zijn twee soorten betrouwbare erbinding: impliciet en expliciet. Het hangt an de omstandigheden af of u een expliciete of impliciete betrouwbare erbinding of een gewone erbinding krijgt. Bepalend is of u een betrouwbare erbinding hebt aangeraagd en of de erbinding oldoet aan de criteria die in de betrouwbare context an de serer zijn gedefinieerd (samengeat in Tabel 4). Tabel 4. Welk type erbinding ontstaat uit erschillende combinaties an acties U geeft de opdracht dat de erbinding betrouwbaar is U geeft niet de opdracht dat de erbinding betrouwbaar is De erbinding oldoet aan de criteria oor betrouwbaarheid an de serer Expliciete betrouwbare erbinding Impliciete betrouwbare erbinding De erbinding oldoet niet aan de criteria oor betrouwbaarheid an de serer Normale erbinding en waarschuwing SQL20360W (SQLSTATE 01679) wordt geretourneerd. Gewone erbinding Een impliciet betrouwbare erbinding is grotendeels gelijk aan een normale erbinding, maar erleent tijdelijke rolmachtigingen aan gebruikers als ze de erbinding gebruiken. Indien er rolmachtigingen worden erstrekt, worden deze opgegeen in de betrouwbare context die de erbinding betrouwbaar maakt. Impliciet betrouwbare erbindingen kunnen worden gemaakt door elke toepassing die erbinding maakt met behulp an DB2 Connect. Impliciet betrouwbare erbindingen worden op dezelfde manier gemaakt en gebruikt als normale erbindingen. Dit houdt in dat er geen codewijzigingen nodig zijn om een bestaande toepassing gebruik te laten maken an impliciet betrouwbare erbindingen als de toepassing erbinding maakt met behulp an DB2 Connect. Een expliciet betrouwbare erbinding erleent tijdelijke rolmachtigingen op dezelfde manier als een impliciet betrouwbare erbinding. Verder kunt u op een expliciet betrouwbare erbinding het machtigings-id wijzigen als u acties uitoert. Het wijzigen an het machtigings-id op een expliciet betrouwbare erbinding wordt ook wel wisselen an gebruiker genoemd. In de betrouwbare context waarmee de Copyright IBM Corp. 1993,

56 betrouwbare erbinding is gemaakt, wordt het machtigings-id waarop u oerschakelt bepaald en teens of hieroor een wachtwoord is ereist. Het wisselen an gebruiker kan de de werklast op een gedeelde erbinding erminderen, met name als de gebruikersnamen geen wachtwoord ereisen. In dit geal hoeft de databaseserer namelijk het machtigings-id niet te erifiëren. Als u deze functie gebruikt, moet u er echter zeker an zijn dat uw toepassing het oerschakelen naar een machtigings-id zonder controle of erificatie niet toestaat. Anders ontstaat een beeiligingslek in uw systeem. Er kunnen expliciet betrouwbare erbindingen worden gemaakt en gebruikers gewisseld bij erbinding ia DB2 Connect met behulp an CLI, JDBC of XA. Het maken an expliciet betrouwbare erbindingen en het wisselen an gebruikers ereist dat er speciale erbindingskenmerken worden ingesteld. Dit houdt in dat bestaande toepassingen aangepast moeten worden om met expliciet betrouwbare erbindingen te kunnen werken. Afgezien an de boenstaande erschillen kunt u een betrouwbare erbinding (expliciet of impliciet) op dezelfde manier gebruiken als een normale erbinding. Het is echter an belang dat u een expliciet betrouwbare erbinding expliciet erbreekt als u klaar bent, zelfs als de erbinding op een andere manier is erbroken. Anders kunnen de resources die door de erbinding worden gebruikt, niet worden rijgegeen. Dit is geen probleem met impliciet betrouwbare erbindingen. Opmerking: 1. Belangrijk: Het wisselen an gebruiker zonder een wachtwoord op te geen negeert de erificatie op de databaseserer. Uw toepassing mag het oerschakelen naar een machtigings-id zonder wachtwoord niet toestaan, tenzij de toepassing het machtigings-id al heeft gecontroleerd en geerifieerd. Anders ontstaat een beeiligingslek. 2. Expliciet betrouwbare erbindingen mogen geen CLIENT-erificatie gebruiken. Dit is niet an toepassing op impliciet betrouwbare erbindingen. 3. Toepassingen die expliciet betrouwbare erbindingen gebruiken, moeten worden uitgeoerd op computers die met een wachtwoord zijn beeiligd en alleen toegankelijk zijn oor gemachtigden. Dit is niet an toepassing op impliciet betrouwbare erbindingen. Een betrouwbare erbinding maken en beëindigen ia CLI U kunt een expliciet betrouwbare erbinding maken met behulp an CLI als de databaseserer waarmee u erbinding maakt, hieroor is geconfigureerd. Deze procedure gaat eran uit dat u geen gebruik maakt an een XA-transactiemanager. Als u een XA-transactiemanager gebruikt, hoeft u alleen te zorgen dat in de configuratie an de transactiemanager de configuratiewaarde TCTX is ingesteld op TRUE als xa_open wordt aangeroepen. Als dit is gebeurd, worden alle erbindingen een expliciet betrouwbare erbinding als ze daaroor geschikt zijn. Zie stap 3 om te controleren of een erbinding een expliciet betrouwbare erbinding is. De database waarmee u erbinding maakt, moet betrouwbare contexten ondersteunen. 46 DB2 Connect Gebruikershandleiding

57 Er moet een betrouwbare context zijn gedefinieerd die clients als betrouwbaar herkent. U moet het systeemmachtigings-id kennen dat in de betrouwbare context is opgegeen. Het systeemmachtigings-id an een betrouwbare erbinding is het machtigings-id dat u als gebruikersnaam aan de serer opgeeft bij het maken an de erbinding. Wil de erbinding betrouwbaar zijn oor een bepaalde betrouwbare context, moet het systeemmachtigings-id gelijk zijn aan het ID zijn dat in de betrouwbare context is opgegeen. Vraag uw systeembeheerder om een geldig systeemmachtigings-id en een bijbehorend wachtwoord. De oorbeelden in deze instructies gebruiken de taal C en gaan eran uit dat conn een pointer naar een geldige, maar niet-erbonden erbindingshandle is. De ariabele rc wordt beschouwd als ariabele met het gegeenstype SQLRETURN. 1. Naast het instellen an erbindingsattributen die u oor een normale erbinding instelt, moet u ook het attribuut SQL_ATTR_USE_TRUSTED_CONTEXT instellen op SQL_TRUE. Hiertoe roept u de functie SQLSetConnectAttr aan. rc = SQLSetConnectAttr( conn, SQL_ATTR_USE_TRUSTED_CONTEXT, SQL_TRUE, SQL_IS_INTEGER ); 2. Maak erbinding met de database op dezelfde manier als u een normale erbinding maakt, bijoorbeeld door de functie SQLConnect aan te roepen. Gebruik het systeemmachtigings-id als gebruikersnaam en het bijbehorende wachtwoord als wachtwoord. Controleer of er fouten optreden en houd de waarschuwingen goed in de gaten, ooral degene die in tabel Tabel 5 zijn ermeld. Tabel 5. Fouten die erop wijzen dat het maken an een betrouwbare erbinding is mislukt SQLCODE SQLSTATE Betekenis SQL20360W De erbinding kan niet worden gemaakt als betrouwbare erbinding. In plaats daaran is een normale erbinding gemaakt. Als er geen foutmeldingen of waarschuwingen zijn, is de erbinding gemaakt als expliciet betrouwbare erbinding. 3. (Optioneel) U kunt controleren of een erbinding expliciet betrouwbaar is door de waarde te controleren an het erbindingskenmerk SQL_ATTR_USE_TRUSTED_CONTEXT met behulp an de functie SQLGetConnectAttr. Als deze is ingesteld op SQL_TRUE, is de erbinding expliciet betrouwbaar. 4. Als u de erbinding niet meer nodig hebt, moet u deze oorzichtig en expliciet erbreken, zelfs als de erbinding onderbroken of erstoord is. Als u een expliciet betrouwbare erbinding niet expliciet erbreekt, worden sommige resources mogelijk niet rijgegeen. Opmerking: 1. Expliciet betrouwbare erbindingen mogen geen CLIENT-erificatie gebruiken. Dit is niet an toepassing op impliciet betrouwbare erbindingen. 2. Toepassingen die expliciet betrouwbare erbindingen gebruiken, moeten alleen worden uitgeoerd op computers die met een wachtwoord zijn beeiligd en alleen toegankelijk zijn oor gemachtigden. Dit is niet an toepassing op impliciet betrouwbare erbindingen. Hoofdstuk 5. DB2 Connect-beeiliging 47

58 Gebruikers op een betrouwbare erbinding wijzigen ia CLI U kunt op een expliciet betrouwbare erbinding gebruikers wisselen met behulp an opdrachtregelinterface (CLI). U indt een beschrijing an het wisselen an gebruikers in de sectie Verwante concepten. De erbinding moet met succes zijn gemaakt als expliciet betrouwbare erbinding. De expliciet betrouwbare erbinding mag geen onderdeel an een transactie zijn. De betrouwbare context waarin de expliciet betrouwbare erbinding is gemaakt, moet worden geconfigureerd oor het oerschakelen naar het gewenste machtigings-id. De oorbeelden in deze instructies gebruiken de taal C en gaan eran uit dat conn een pointer naar een expliciet betrouwbare erbinding is. De ariabele rc wordt beschouwd als ariabele met het gegeenstype SQLRETURN. De ariabele newuser wordt beschouwd als erwijzing naar een tekenreeks met het machtigings-id an de gebruiker waartoe u wilt oerschakelen. De ariabele passwd wordt beschouwd als erwijzing naar een tekenreeks met het wachtwoord oor het machtigings-id. 1. Roep de functie SQLSetConnectAttr aan om het kenmerk SQL_ATTR_TRUSTED_CONTEXT_USERID in te stellen. Stel deze in op het machtigings-id waartoe u wilt oerschakelen. rc = SQLSetConnectAttr( conn, SQL_ATTR_TRUSTED_CONTEXT_USERID, newuser, SQL_NTS ); //Op fouten controleren Controleer of er fouten optreden en houd de waarschuwingen goed in de gaten, ooral degene die in tabel Tabel 6 zijn ermeld. Tabel 6. Fouten die erop wijzen dat het instellen an een nieuw machtigings-id is mislukt bij het oerschakelen naar een andere gebruiker SQLCODE CLI0106E CLI0197E CLI0124E CLI0196E Betekenis De erbinding is niet gemaakt. De erbinding is niet betrouwbaar. Er is een probleem met de erstrekte waarde. Controleer of deze niet null is of bijoorbeeld te lang. De erbinding maakt deel uit an een werkeenheid die het oerschakelen naar een andere gebruiker niet toestaat. Om naar een andere gebruiker oer te kunnen schakelen, mag de erbinding mag geen deel uitmaken an een transactie. 48 DB2 Connect Gebruikershandleiding 2. (Optioneel, tenzij de betrouwbare context waarmee deze beeiligde erbinding is gemaakt, een wachtwoord ereist oor het machtigings-id waarop u oerschakelt) Roep de functie SQLSetConnectAttr aan om het kenmerk SQL_ATTR_TRUSTED_CONTEXT_PASSWORD in te stellen. Stel deze in op het wachtwoord oor het nieuwe machtigings-id. rc = SQLSetConnectAttr( conn, SQL_ATTR_TRUSTED_CONTEXT_PASSWORD, passwd, SQL_NTS ); //Op fouten controleren Controleer of er fouten optreden en houd de waarschuwingen goed in de gaten, ooral degene die in tabel Tabel 6 en tabel Tabel 7 op pagina 49 zijn

59 ermeld. Tabel 7. Fouten die erop wijzen dat het instellen an een wachtwoord is mislukt oor het oerschakelen naar een andere gebruiker SQLCODE CLI0198E Betekenis Het kenmerk SQL_ATTR_TRUSTED_CONTEXT_USERID is nog niet ingesteld. 3. Ga erder zoals u met een normale erbinding doet. Als u een XA-transactiebeheerprogramma gebruikt, wordt geprobeerd het wisselen an gebruiker uit te oeren als onderdeel an de olgende opdracht en anders lak oordat de olgende functieaanroep oor de database wordt geïnitieerd (bijoorbeeld SQLExecDirect). In beide geallen moet u niet alleen de normale fouten en waarschuwingen controleren, maar ook de fouten die zijn ermeld in Tabel 8. De fouten in Tabel 8 geen aan dat het wisselen an gebruiker is mislukt. Tabel 8. Fouten die erop wijzen dat het wisselen an gebruiker is mislukt SQLCODE SQL1046N SQL30082N SQL0969N met de systeemeigen fout Betekenis De betrouwbare context waarin de betrouwbare erbinding is gemaakt, is niet geconfigureerd oor het oerschakelen naar het gewenste machtigings-id. U kunt pas naar het machtigings-id oerschakelen als de betrouwbare context is gewijzigd. Het erstrekte wachtwoord is niet correct oor het machtigings-id waarnaar u oerschakelt. Er is een beperking op databasenieau waardoor u niet op de gebruiker kunt oerschakelen. Als het wisselen an gebruiker mislukt, krijgt de erbinding de status niet-erbonden tot het lukt om op een andere gebruiker oer te schakelen. U kunt an gebruiker wisselen op een betrouwbare erbinding met niet-erbonden status, maar u hebt er geen toegang tot de databaseserer mee. Een erbinding met de status niet-erbonden houdt die status totdat u met succes gebruikers wisselt. Opmerkingen: 1. Belangrijk: Het wisselen an gebruiker zonder een wachtwoord op te geen negeert de erificatie op de databaseserer. Uw toepassing mag het oerschakelen naar een machtigings-id zonder wachtwoord niet toestaan, tenzij de toepassing het machtigings-id al heeft gecontroleerd en geerifieerd. Anders ontstaat een beeiligingslek. 2. Het opgeen an de waarde NULL oor het kenmerk SQL_ATTR_TRUSTED_CONTEXT_USERID heeft hetzelfde resultaat als het opgeen an het systeemmachtigings-id an de betrouwbare context (het gebruikers-id dat wordt gebruikt bij het maken an de expliciet betrouwbare erbinding). 3. Als u de waarde an het erbindingskenmerk SQL_ATTR_TRUSTED_CONTEXT_USERID instelt oor een expliciet betrouwbare erbinding, wordt de erbinding direct opnieuw ingesteld. Na het opnieuw instellen an de erbinding lijkt het of er een nieuwe erbinding is gemaakt die de oorspronkelijke kenmerken gebruikt. Het opnieuw instellen Hoofdstuk 5. DB2 Connect-beeiliging 49

60 DB2 Connect - Verificatie wordt zelfs uitgeoerd als de waarde die u in het erbindingskenmerk instelt, het systeemmachtigings-id of NULL is of gelijk is aan de waarde die nu in het kenmerk is ingesteld. 4. Als het kenmerk SQL_ATTR_TRUSTED_CONTEXT_PASSWORD is ingesteld, wordt het wachtwoord geerifieerd als naar een andere gebruiker wordt oergeschakeld, zelfs als de betrouwbare context waarop de betrouwbare erbinding is gebaseerd, geen erificatie oor het wisselen an gebruiker ereist oor het betreffende machtigings-id. Hierdoor ontstaat onnodige oerhead. Deze regel geldt niet oor het systeemmachtigings-id an de betrouwbare context. Als het systeemmachtigings-id an de betrouwbare context geen erificatie ereist als u ernaar oerschakelt, wordt het niet geerifieerd, zelfs niet als er een wachtwoord is erstrekt. Als DB2 Connect-beheerder kunt u in samenwerking met de beheerder an de zseries- of System i-database bepalen waar de geldigheid an gebruikersnamen en wachtwoorden gecontroleerd wordt: Op de client Op de zseries- of System i-serer Eenmalige aanmelding en geldigheidscontrole ia een extern systeem (Kerberos). Opmerking: Als er op de client op afstand geen erificatietype is opgegeen, gebruikt de client als standaardwaarde SERVER_ENCRYPT. Als dit type niet wordt geaccepteerd door de serer, probeert de client het opnieuw met een door de serer teruggezonden waarde die wel geldig is. Geef oor een optimale performance altijd het erificatietype op de client op om deze extra gegeensstroom oer het netwerk te ermijden. Vanaf DB2 Connect Versie (equialent an Versie 8.1 FixPak 9) is de gateway geen passiee deelnemer meer bij de afstemming an de erificatie. In plaats daaran speelt de gateway een actiee rol. Het erificatietype dat is opgegeen in de databasedirectory op de gateway, erangt het erificatietype dat in de clientcatalogus is opgenomen. De client, gateway en serer moeten alle drie compatibele typen opgeen. Als in de gatewaycatalogus geen erificatietype is opgegeen oor de databasedirectory, wordt standaard het erificatietype SERVER geraagd an de serer. Als de serer het erificatietype SERVER echter niet ondersteunt, blijft de afstemming plaatsinden tussen de client en de serer. Dit gedrag is niet in oereenstemming met de client, die SERVER_ENCRYPT als standaard gebruikt als het erificatietype niet is opgegeen. Het erificatietype dat in de gatewaycatalogus is opgenomen, wordt niet gebruikt als DB2NODE of de optie SQL_CONNECT_NODE an de Set Client-API is ingesteld op de client. In deze geallen indt de afstemming uitsluitend plaats tussen de client en de serer. De olgende erificatietypen zijn toegestaan met DB2 Connect: CLIENT De gebruikersnaam en het wachtwoord worden op geldigheid gecontroleerd op de client. SERVER De gebruikersnaam en het wachtwoord worden op geldigheid gecontroleerd op de zseries- of System i-databaseserer. 50 DB2 Connect Gebruikershandleiding

61 SERVER_ENCRYPT Voor wat betreft de SERVER-erificatie, wordt de geldigheid an de gebruikersnaam en het wachtwoord gecontroleerd op de zseries- of System i-databaseserer. De oergebrachte gebruikers-id S en wachtwoorden worden echter ersleuteld op de client. DATA_ENCRYPT Hiermee kunnen gebruikersgegeens tijdens de client-serercommunicatie worden ersleuteld. Dit erificatietype wordt niet ondersteund op de System i-databaseserer. KERBEROS Hiermee kan de client bij de serer worden aangemeld met Kerberos-erificatie in plaats an de traditionele combinatie an ID en wachtwoord. U kunt dit type erificatie alleen gebruiken als de serer en client beide Kerberos ondersteunen. SERVER_ENCRYPT_AES De geldigheid an de gebruikersnaam en het wachtwoord worden gecontroleerd op de zseries-databaseserer, maar de oergebrachte gebruikers-id s en wachtwoorden worden door middel an een AES-algoritme op de client ersleuteld. Dit erificatietype is beschikbaar anaf DB2 Connect Versie 9.5 Fixpack 3. Kerberos-erificatie is in zoerre uniek dat de client hierbij niet rechtstreeks een gebruikers-id en wachtwoord doorgeeft aan de serer. In plaats daaran fungeert Kerberos als extern erificatiemechanisme. De gebruiker oert op het clientwerkstation eenmaal een ID en wachtwoord in, waarna de geldigheid an deze aanmelding wordt gecontroleerd door Kerberos. Verolgens wordt de machtiging an de gebruiker automatisch en eilig door Kerberos doorgegeen aan de opgegeen lokale serices en netwerkserices. De gebruiker hoeft dus niet steeds opnieuw het ID en wachtwoord op te geen om zich aan te melden bij een DB2-serer op afstand. Deze oorziening oor enkeloudige aanmelding an Kerberos-erificatie kan alleen worden gebruikt als DB2 Connect en de databaseserer waarmee een erbinding tot stand wordt gebracht, beide Kerberos ondersteunen. Opmerking: Er is geen ondersteuning oor het erificatietype GSSPLUGIN. Kerberos-ondersteuning De Kerberos-erificatielaag waar het ticketingsysteem erwerkt wordt, is geïntegreerd in de Actie Directory an Windows De client- en serergedeelten an een toepassing communiceren respectieelijk met de SSP-client- (Security Support Proider) en -serermodules an Kerberos. De SSPI (Security Support Proider Interface) biedt een interface op hoog nieau met de Kerberos-SSP en andere beeiligingsprotocollen. Gebruikelijke instelling Als u DB2 wilt configureren met Kerberos-erificatie moet u het olgende instellen: Een machtigingsbeleid oor DB2 (als serice) in de actiee directory die gemeenschappelijk wordt gebruikt in een netwerk, en Een ertrouwensrelatie tussen KDC s (Kerberos Key Distribution Centers). In het eenoudigste scenario moet ten minste één KDC-ertrouwensrelatie worden geconfigureerd, dat wil zeggen die tussen de KDC die het clientwerkstation Hoofdstuk 5. DB2 Connect-beeiliging 51

62 bestuurt en het System i, OS/390 of z/os-systeem. OS/390 Versien 2 Release 10 of z/os Versie 1 Release 2 biedt erwerking an Kerberos-tickets door de RACF-oorziening, waardoor de host kan fungeren als UNIX-KDC. DB2 Connect biedt zoals gewoonlijk de routerfunctionaliteit in het drielagige model. Het programma speelt geen rol in de controle an gebruikers of hun gegeens wanneer gebruik wordt gemaakt an Kerberos-beeiliging. In plaats daaran geeft het alleen het beeiligingstoken an de client door aan DB2 oor i5/os of aan DB2 oor OS/390 en z/os. De DB2 Connect-gateway hoeft geen lid te zijn an het Kerberos-realm an de client of de host. Downleel compatibiliteit DB2-minimumeisen oor Kerberos-ondersteuning: IBM Data Serer-client: Versie 8 DB2 Connect: Versie 8 DB2 Uniersal Database (UDB) oor OS/390 en z/os: Versie 7 Aanwijzingen en tips oor OS/390- en z/os-beeiliging Dit onderwerp beat enkele aanwijzingen en tips oer beeiliging oor gebruikers an DB2 Connect die een erbinding tot stand brengen met een DB2 oor OS/390 en z/os-databaseserer. Veld Extended Security Zorg dat het eld DB2 OS/390 and z/os Extended Security is ingesteld op YES. U indt dit eld in het scherm DSNTIPR an DB2 oor OS/390 en z/os. Uitgebreide beeiligingscodes Voordat DB2 Uniersal Database for z/os and OS/390 Versie 5.1 werd uitgebracht, konden erbindingsopdrachten waaroor gebruikers-id s of wachtwoorden ereist waren, mislukken met oorzaakcode 0 SQL30082, zonder dat er erdere aanwijzingen oer het probleem werden gegeen. In DB2 Uniersal Database for z/os and OS/390 Versie 5.1 waren erbeteringen opgenomen die ondersteuning bieden oor uitgebreide beeiligingscodes. Door de beeiligingsuitbreiding te gebruiken, krijgt u naast de oorzaakcode aanullende diagnostische informatie, zoals (Wachtwoord is erallen). Als u deze mogelijkheid wilt gebruiken, moet u de installatieparameter oor uitgebreide beeiliging DB2 Uniersal Database for z/os and OS/390 ZPARM instellen op YES. Gebruik het installatiescherm DSN6SYSP an DB2 Uniersal Database for z/os and OS/390 om EXTSEC=YES in te stellen. U kunt ook gebruikmaken an DDF scherm 1 (DSNTIPR) om deze instelling op te geen. De standaardwaarde is EXTSEC=NO. Wanneer een wachtwoord erallen is, krijgen Windows, Linux, UNIX en webtoepassingen die DB2 Connect gebruiken, het foutbericht SQL DB2 Connect Gebruikershandleiding

63 TCP/IP-beeiliging al gecontroleerd Voor ondersteuning an de beeiligingsoptie AUTHENTICATION=CLIENT an DB2 gebruikt u het installatiescherm DSNTIP4 (DDF scherm 2) an DB2 Uniersal Database for z/os and OS/390 om de TCP/IP-optie oor reeds gecontroleerde beeiliging in te stellen op YES. Beeiliging an ODBC- en Jaa-toepassingen op de werkplek ODBC- en Jaa-toepassingen op werkstations maken gebruik an dynamische SQL-instructies. Het is mogelijk dat hierdoor in bepaalde situaties beeiligingsproblemen ontstaan. DB2 Uniersal Database for z/os and OS/390 introduceert een nieuwe bindoptie DYNAMICRULES(BIND) waarmee dynamische SQL-instructies kunnen worden uitgeoerd onder de machtiging an de eigenaar of degene die de bind uitoert. DB2 en DB2 Connect bieden een nieuwe CLI/ODBC-configuratieparameter CURRENTPACKAGESET in het configuratiebestand DB2CLI.INI. Deze moet worden ingesteld op een schemanaam met de juiste machtigingen. De SQL-instructie SET CURRENT PACKAGESET schema wordt automatisch opgegeen na elke erbinding oor de toepassing. Werk het bestand DB2CLI.INI bij met behulp an ODBC Manager. Ondersteuning oor wijziging an wachtwoord Als het wachtwoord an een gebruiker is erlopen, leert een instructie SQL CONNECT een foutbericht op, zoals SQLCODE met oorzaakcode 1. Met DB2 Connect is het mogelijk om het wachtwoord op afstand te wijzigen. DB2 Uniersal Database for z/os and OS/390 kan het wachtwoord ia DRDA oor u wijzigen met de olgende CONNECT-instructie: CONNECT TO <database> USER <gebruikers-id> USING <wachtwoord> NEW <nieuw_wachtwoord> CONFIRM <nieuw_wachtwoord> U kunt het wachtwoord ook wijzigen ia het enster oor wachtwoordwijziging an de DB2 Configuration Assistant. Verificatietypen die worden ondersteund met DB2 Connect De erificatietypen die worden ondersteund door DB2 Connect zijn CLIENT, SERVER, SERVER_ENCRYPT, KERBEROS, DATA_ENCRYPT en SERVER_ENCRYPT_AES. Beeiligingstypen oor TCP/IP-erbindingen Het TCP/IP-communicatieprotocol ondersteunt geen beeiligingsopties in de netwerkprotocollaag. Het erificatietype bepaalt waar de erificatie plaatsindt. Alleen de in deze tabel weergegeen combinaties worden ondersteund door DB2 Connect. De erificatie-instelling is gedefinieerd in de databasedirectory op de DB2 Connect-serer. Tabel 9. Geldige beeiligingsscenario s Scenario Verificatie-instelling Geldigheidscontrole 1 CLIENT Client 2 SERVER zseries- of System i-databaseserer 3 SERVER_ENCRYPT zseries- of System i-databaseserer Hoofdstuk 5. DB2 Connect-beeiliging 53

64 Tabel 9. Geldige beeiligingsscenario s (erolg) Scenario Verificatie-instelling Geldigheidscontrole 4 KERBEROS Kerberos-beeiliging 5 DATA_ENCRYPT zseries 6 SERVER_ENCRYPT_AES zseries-databaseserer Bespreking an beeiligingstypen De olgende bespreking is an toepassing op de hierboen beschreen erbindingen. De lijst is te inden in Tabel 9 op pagina 53. Elk scenario wordt meer gedetailleerd beschreen, en wel als olgt: In scenario 1 worden de gebruikersnaam en het wachtwoord alleen op de client op afstand op geldigheid gecontroleerd. Voor een lokale client geldt dat de gebruikersnaam en het wachtwoord alleen op de DB2 Connect-serer op geldigheid worden gecontroleerd. De erificatie an de gebruiker wordt geacht te worden uitgeoerd op de locatie waar hij of zij zich aanmeldt. Het gebruikers-id wordt wel ia het netwerk erzonden, maar het wachtwoord niet. Gebruik dit beeiligingstype uitsluitend als alle clientwerkstations oer afdoende betrouwbare beeiligingsoorzieningen beschikken. In scenario 2 wordt de geldigheid an de gebruikersnaam en het wachtwoord alleen op de zseries- of System i-databaseserer gecontroleerd. Het gebruikers-id en wachtwoord worden ia het netwerk anaf de client op afstand naar de DB2 Connect-serer gezonden en anaf de DB2 Connect-serer naar de zseries- of System i-databaseserer. In scenario 3 gebeurt hetzelfde als in scenario 2, behale dat het gebruikers-id en het wachtwoord worden ersleuteld. In scenario 4 ontangt de client een ersleuteld Kerberos-ticket an de Kerberos KDC. Het ticket wordt ongewijzigd ia DB2 Connect doorgegeen aan de serer, waar het op geldigheid gecontroleerd wordt door de serer. In scenario 5 gebeurt hetzelfde als in scenario 3, behale dat het gebruikers-id ook wordt ersleuteld en dat DATA_ENCRYPT geen ondersteuning biedt oor de System i-databaseserer. In scenario 6 gebeurt hetzelfde als in scenario 3, behale dat het gebruikers-id en het wachtwoord worden ersleuteld. Dit erificatietype wordt ondersteund anaf DB2 Connect Versie 9.5 Fixpack DB2 Connect Gebruikershandleiding

65 Hoofdstuk 6. Bind uitoeren op toepassingen en hulpprogramma s (DB2 Connect) Toepassingsprogramma s die zijn ontwikkeld met ingesloten SQL-instructies, moeten worden erbonden met alle databases waarmee wordt gewerkt. Op platforms waar deze functies beschikbaar zijn, kunt u de erbindingen maken met het Opdrachtcentrum en met de Configuration Assistant. Voor elke database moet per toepassing één keer een bind worden uitgeoerd. Tijdens het uitoeren an de bindopdracht, worden de methoden oor toegang tot de databases opgeslagen oor elke SQL-instructie die wordt uitgeoerd. Deze toegangsmethoden worden geleerd door toepassingsontwikkelaars en worden opgeslagen in bindbestanden die worden gemaakt tijdens de precompilatie. Binding is het erwerken an bindbestanden door een host- of System i-databaseserer. Een aantal bij DB2 Connect geleerde hulpprogramma s wordt ontwikkeld met ingesloten SQL-instructies. Daarom moet er een bind worden uitgeoerd met een host- of System i-databaseserer oordat ze met het systeem kunnen worden gebruikt. Als u geen gebruik maakt an de lijsten met DB2 Connecthulpprogramma s en interfaces, hoeft u hieroor ook geen bind uit te oeren met alle host- of System i-databaseserers. De lijsten met bindbestanden die zijn ereist oor deze hulpprogramma s zijn opgenomen in de olgende bestanden: ddcsms.lst oor OS/390 of z/os ddcsse.lst oor VSE ddcsm.lst oor VM ddcs400.lst oor OS/400 Als u een bind uitoert tussen een an deze bestandenlijsten en een database, worden alle afzonderlijke hulpprogramma s erbonden met deze database. Als een DB2 Connect-sererproduct is geïnstalleerd, moet er een bind worden uitgeoerd tussen de DB2 Connect-hulpprogramma s en alle host- of System i-databaseserers, oordat deze platforms kunnen worden gebruikt met het systeem. Eran uitgaande dat de clients hetzelfde fixpackleel hebben, hoeft u oor de hulpprogramma s maar eenmaal een bind uit te oeren, ongeacht het betrokken aantal clientplatforms. Als u bijoorbeeld tien Windows-clients en tien AIX-clients hebt die zijn erbonden met DB2 Uniersal Database (UDB) oor OS/390 en z/os ia DB2 Connect Enterprise Edition op een Windows-serer, gaat u als olgt te werk: Voer een bind uit met ddcsms.lst anaf een an de Windows-clients. Voer een bind uit met ddcsms.lst anaf een an de AIX-clients. Voer een bind uit met ddcsms.lst anaf de DB2 Connect-serer. In dit oorbeeld is aangenomen dat: Alle clients an hetzelfde sericenieau zijn. Als dit niet zo is, moet u wellicht ook een bind uitoeren anaf elke client an een bepaald sericenieau. De serer ook hetzelfde sericenieau heeft als de clients. Als dat niet het geal is, moet u de bind ook anaf de serer uitoeren. Copyright IBM Corp. 1993,

66 Naast de DB2 Connect-hulpprogramma s, moet ook op alle oerige toepassingen met ingesloten SQL-instructies een bind worden uitgeoerd met alle databases waarmee deze moeten werken. Een toepassing waaroor geen bind is uitgeoerd, geeft in het algemeen foutbericht SQL0805N op het moment dat deze wordt uitgeoerd. U wilt wellicht een extra bestand met bindgegeens maken oor alle toepassingen waaroor een bind moet worden uitgeoerd. Voor alle host- of System i-databaseserers waarop u een bind uitoert, doet u het olgende: 1. Zorg eroor dat u de juiste machtigingen hebt oor het beheersysteem an de host- of System i-databaseserer: OS/390 of z/os De ereiste machtigingen zijn: SYSADM of SYSCTRL of BINDADD en CREATE IN COLLECTION NULLID Opmerking: De machtigingen BINDADD en CREATE IN COLLECTION NULLID bieden alleen oldoende machtiging als de pakketten nog niet bestaan. Bijoorbeeld, als u een pakket oor de eerste keer maakt. Als de pakketten al bestaan en u oert opnieuw een bind uit, is de machtiging die nodig is oor het oltooien an de taak/taken afhankelijk an degene die de bind in eerste instantie heeft uitgeoerd. A: Als u de oorspronkelijke bind hebt uitgeoerd en u doet dit opnieuw, kunt u de bind oltooien met een an de boenstaande machtigingen. B: Als de oorspronkelijke bind is uitgeoerd door iemand anders en u oert de tweede bind uit, hebt u de machtiging SYSADM of SYSCTRL nodig om de bind te oltooien. Met alleen de machtigingen BINDADD en CREATE IN COLLECTION NULLID kunt u de bind niet oltooien. Het is wel mogelijk om een pakket te maken zonder de machtiging SYSADM of SYSCTRL. In dit geal hebt u de machtiging BIND nodig oor alle bestaande pakketten die u wilt erangen. VSE of VM De ereiste machtiging is DBA. Als u de optie GRANT wilt gebruiken oor de bindopdracht (om te oorkomen dat afzonderlijk toegang wordt erschaft tot elk DB2 Connect-pakket), moet het gebruikers-id NULLID gemachtigd zijn oor het erlenen an een machtiging aan andere gebruikers in de olgende tabellen: system.syscatalog system.syscolumns system.sysindexes system.systabauth system.syskeycols system.syssynonyms system.syskeys system.syscolauth 56 DB2 Connect Gebruikershandleiding

67 Op het VSE- of VM-systeem kunt u het olgende opgeen: grant select on tabel to nullid with grant option OS/400 Machtigingsnieau *CHANGE of hoger oor de collectie NULLID. 2. Geef opdrachten op zoals de olgende: db2 connect to DBALIAS user GEBRUIKERSID using WACHTWOORD db2 bind pad@ddcsms.lst blocking all sqlerror continue messages ddcsms.msg grant public db2 connect reset Hierbij zijn DBALIAS, GEBRUIKERSID en WACHTWOORD an toepassing op de host of System i-databaseserer, is ddcsms.lst het bestand met bindgegeens oor z/os en geeft path de locatie an het bestand met bindgegeens aan. station:\sqllib\bnd\ is bijoorbeeld an toepassing op alle Windows-besturingssystemen en INSTHOME/sqllib/bnd/ op alle Linux en UNIX-besturingssystemen, waarbij station het logische station aangeeft waarop DB2 Connect is geïnstalleerd, en INSTHOME de HOME-directory an het DB2 Connect-subsysteem aangeeft. U kunt gebruikmaken an de optie GRANT an de opdracht BIND om de machtiging EXECUTE te erlenen aan PUBLIC of aan een bepaalde gebruikersnaam of een bepaald groeps-id. Als u niet gebruikmaakt an de optie GRANT an de opdracht BIND, moet u de opdracht GRANT EXECUTE (RUN) per pakket toewijzen. Als u de pakketnamen oor de bindbestanden wilt weten, geeft u de olgende opdracht op: Bijoorbeeld: kan de olgende uitoer hebben: Bindbestand Pakketnaam f:\sqllib\bnd\db2ajgrt.bnd SQLAB6D3 Als u deze waarden wilt aststellen oor DB2 Connect, oert u het hulpprogramma ddcspkgn uit, bijoorbeeld: Dit hulpprogramma kan ook worden gebruikt om de pakketnaam an afzonderlijke bindbestanden ast te stellen, bijoorbeeld: ddcspkgn bindbest.bnd Opmerking: a. Het gebruik an de bindoptie sqlerror continue is erplicht. Deze optie wordt echter automatisch opgegeen als u een bind uitoert oor toepassingen met de hulpprogramma s an DB2 of de CLPopdrachtregelinterface. Als u deze optie opgeeft, worden bindfouten gewijzigd in waarschuwingen, zodat een bind oor een bestand met fouten nog steeds tot een nieuw pakket kan leiden. Hierdoor kunt u een bindbestand gebruiken met meerdere serers, zelfs wanneer een bepaalde sererimplementatie aangeeft dat de SQL-syntaxis ongeldig is. Er kunnen Hoofdstuk 6. Bind uitoeren op toepassingen en hulpprogramma s (DB2 Connect) 57

68 daarom waarschuwingen worden gegeen als u een bind uitoert tussen een an de lijstbestanden (ddcsxxx.lst) en een bepaalde host- of System i-databaseserer. b. Voor een erbinding met een DB2-database ia DB2 Connect gebruikt u de bindlijst db2ubind.lst en geeft u SQLERROR CONTINUE niet op. SQLERROR CONTINUE is alleen geldig als u een erbinding maakt met een host- of System i-databaseserer. Als u een erbinding wilt maken met een DB2-database, kunt u het beste gebruikmaken an de DB2-clients die worden geleerd bij DB2 en niet an de DB2 Connect-clients. 3. Gebruik oor alle toepassingen of toepassingenlijsten dezelfde instructies oor het uitoeren an een bind. 4. Als u clients op afstand hebt an een orige release an DB2, moet u wellicht een bind uitoeren tussen de hulpprogramma s op deze clients en DB2 Connect. 58 DB2 Connect Gebruikershandleiding

69 Hoofdstuk 7. Updates op meerdere locaties De functie Multisite Update, ook wel gedistribueerde werkeenheid (DUOW) en COMMIT in twee fasen genoemd, is een functie waarmee gegeens in meerdere databaseserers op afstand kunnen worden bijgewerkt door toepassingen zonder dat de gegeensintegriteit in geaar komt. Stel dat u een banktransactie wilt uitoeren waarbij geld an de ene rekening wordt oergeboekt naar een andere rekening op een andere databaseserer. Bij deze transactie is het essentieel dat een debetbewerking op de ene rekening alleen kan worden uitgeoerd als er gelijktijdig ook een creditbewerking op de andere rekening wordt uitgeoerd. Er is sprake an een update op meerdere locaties wanneer de gegeens an deze rekeningen worden beheerd door twee erschillende databaseserers. DB2-producten bieden uitgebreide ondersteuning oor updates op meerdere locaties. Ondersteuning is beschikbaar oor toepassingen die zijn ontwikkeld met standaard-sql en oor toepassingen die gebruikmaken an TP-monitors (Transaction Processing) met de X/Open XA-interfacespecificatie. Voorbeelden an dergelijke TP-monitorproducten zijn IBM TxSeries (CICS en Encina), IBM Message and Queuing Series, IBM Component Broker Series, IBM San Francisco Project, Microsoft Transaction Serer (MTS), BEA Tuxedo, enzooort. De installatieereisten erschillen afhankelijk an het feit of oor updates op meerdere locaties de ingebouwde SQL-instructies of de TP-monitor wordt gebruikt. Beide programma s oor updates op meerdere locaties (SQL en TP-monitor) kunnen gebruikmaken an de SQL-instructie CONNECT om aan te geen welke database moet worden gebruikt oor de SQL-instructies die erop olgen. Als er geen TP-monitor is waarmee aan DB2 wordt doorgegeen dat de transactie wordt gecoördineerd (zoals wordt aangegeen door DB2 bij ontangst an de aanraag xa_open an de TP-monitor oor het tot stand brengen an een databaseerbinding), wordt de DB2-software gebruikt om de transactie te coördineren. Als oor de update op meerdere locaties een TP-monitor wordt gebruikt, moet door de toepassing een COMMIT of ROLLBACK worden aangeraagd met behulp an de API an de TP-monitor, bijoorbeeld CICS SYNCPOINT, Encina Abort() of MTS SetAbort(). Als er gebruik wordt gemaakt an de ingebouwde SQL-instructies oor updates op meerdere locaties, kunt u gewoon de standaardopdrachten SQL COMMIT en ROLLBACK gebruiken. Bij een update op meerdere locaties met de TP-monitor kunnen transacties worden gecoördineerd die toegang hebben tot DB2- en niet-db2-programma s oor resourcebeheer, zoals Oracle, Informix of SQLSerer. Updates op meerdere locaties met ingebouwde SQL-instructies zijn alleen mogelijk op DB2-serers. U kunt alleen een update op meerdere locaties uitoeren als alle databases die deelnemen aan een gedistribueerde transactie het gebruik an een DUOW (gedistribueerde werkeenheid) ondersteunen. Op dit moment bieden de olgende DB2-serers DUOW-ondersteuning en kunnen deze serers worden gebruikt bij gedistribueerde transacties: DB2 oor Linux, UNIX en Windows Versie 8 en hoger Copyright IBM Corp. 1993,

70 DB2 Uniersal Database (UDB) oor OS/390 en z/os Versie 7 DB2 oor z/os Versie 8 DB2 oor i5/os ereist OS/400 Versie 5 Release 1 of hoger Bij een gedistribueerde transactie kan elke combinatie an ondersteunde databaseserers worden bijgewerkt. Zo kunt u met een toepassing in één transactie erschillende tabellen bijwerken in DB2-database op Windows, een DB2 oor OS/390 en z/os-database en een DB2 oor i5/os-database. Updates op meerdere locaties uitoeren met het Control Center U kunt updates op meerdere locaties uitoeren ia het Control Center. Ga als olgt te werk als u updates op meerdere locaties wilt aanbrengen: 1. Start het Control Center. 2. Klik op het teken [+] om de onderliggende nieaus an de boomstructuur weer te geen. 3. Selecteer met de rechtermuisknop het subsysteem dat u wilt configureren. Er wordt een oorgrondmenu geopend. 4. Kies de menuoptie Multisite Update > Configure. De wizard Multisite Update (Updates op meerdere locaties) wordt gestart. 5. Selecteer Use the TP monitor named below en geef een TP-monitor (Transaction Processor) op. In dit eld worden de standaardwaarden afgebeeld oor de TP-monitor die u hebt ingeschakeld. Als u geen TP-monitor wilt gebruiken, selecteert u Do Not Use a TP Monitor. Klik op Next. 6. Als u gebruikmaakt an een TP-monitor, geef dan de instellingen an de sync point manager op. Als u geen TP-monitor gebruikt, geeft u de naam an de Transaction Manager-database op. 7. Klik op Finish. Updates op meerdere locaties testen met het Control Center U kunt de instelling oor updates op meerdere locaties testen met behulp an het Control Center. Ga als olgt te werk als u updates op meerdere locaties wilt testen: 1. Selecteer het subsysteem met de rechtermuisknop en kies Multisite Update > Test uit het oorgrondmenu. Het enster Test Multisite Update wordt geopend. 2. Selecteer de databases die u wilt testen in de keuzelijst Aailable. Met de pijlknoppen (> en >>) in het midden kunt u selecties erplaatsen naar en erwijderen uit de keuzelijst Selected. U kunt ook het geselecteerde gebruikers-id en wachtwoord wijzigen door deze rechtstreeks in de keuzelijst Selected te bewerken. 3. Wanneer u de gewenste databases hebt geselecteerd, klikt u op de knop OK. Het enster met de testresultaten an de updates op meerdere locaties wordt geopend. 4. In het enster Multisite Update Test Result wordt aangegeen welke geselecteerde databases de updatetest hebben doorstaan en welke niet. Voor de databases die de test niet hebben doorstaan, worden SQL-codes en foutberichten afgebeeld. Kies Close om het enster te sluiten. 60 DB2 Connect Gebruikershandleiding

71 5. Kies Close om het enster Test Multisite Update te sluiten. Updates op meerdere locaties en Syncpointbeheer Voor host- en System i-databaseserers is DB2 Connect ereist om te kunnen deelnemen aan een gedistribueerde transactie die afkomstig is an Linux-, Windows-, UNIX- en webtoepassingen. Voor eel scenario s oor updates op meerdere locaties waarbij host- en System i-databaseserers zijn betrokken, moet boendien de component Syncpointbeheer (SPM) worden geconfigureerd. Als er een DB2-subsysteem wordt gemaakt, wordt DB2 SPM automatisch geconfigureerd met standaardinstellingen. Of SPM nodig is, hangt af an het gekozen protocol (TCP/IP) en het gebruik an een TP-monitor. In de olgende tabel indt u een oerzicht an de scenario s waaroor het gebruik an SPM is ereist. Zoals u in de tabel kunt zien, is oor toegang tot hosts of System i-systemen anaf Intel- of UNIX-computers altijd DB2 Connect nodig. Voor updates op meerdere locaties is de component SPM an DB2 Connect ereist als u een TP-monitor gebruikt. Tabel 10. Scenario s oor updates op meerdere locaties waaroor SPM TCP/IP ereist is Wordt TP-monitor gebruikt? Ja Is Syncpointbeheer ereist? Ja Vereist programma (maak een keuze) DB2 Connectsererproduct Ondersteunde hosten System i-database DB2 Uniersal Database (UDB) oor OS/390 en z/os V7 DB2 Enterprise Serer Edition met DB2 Connect-licentie DB2 UDB oor z/os V8 of hoger Nee Nee DB2 Connect Personal Edition DB2 UDB oor OS/390 en z/os V7 DB2 Connectsererproduct DB2 UDB oor z/os V8 of hoger DB2 Enterprise Serer Edition met DB2 Connect-licentie Opmerking: Bij een gedistribueerde transactie kan elke combinatie an ondersteunde databaseserers worden bijgewerkt. Zo kunt u met een toepassing in één transactie erschillende tabellen bijwerken in een DB2-database op een Windows-systeem, een DB2 oor OS/390-database en een DB2 oor i5/os-database. DB2 Connect configureren met een oor XA geschikte TM Dit onderwerp beschrijft welke configuratiestappen u moet uitoeren om S/390-, System i- en zseries-databaseserers te kunnen gebruiken in de TP-monitor. U dient te beschikken oer een operationele TP-monitor en DB2 Connect moet zijn geïnstalleerd, en u dient een erbinding te hebben met de host- of System i-databaseserer. Hoofdstuk 7. Updates op meerdere locaties 61

72 Voer de olgende stappen uit om DB2 Connect te configureren oor het gebruik an S/390-, System i- en zseries-databaseserers in de TP-monitor: 1. Configureer de TP-monitor oor toegang tot de DB2-parameter XA. De DB2-parameter XA beat de adressen oor de XA-API s an DB2 Connect. De precieze configuratie is oor elke TP-monitor anders. 2. Configureer de TP-monitor met de DB2-reeks XA_OPEN. De precieze configuratie is oor elke TP-monitor anders. Raadpleeg de documentatie bij de TP-monitor oor informatie oer het configureren an de TP-monitor oor het gebruik an de DB2-reeks XA_OPEN. 3. Wijzig indien nodig de standaard configuratieparameters an DB2 Connect Syncpointbeheer (SPM). Host- en System i-databaseserers (Versie 5 Release 3 en eerder) databaseserers bieden nog geen ondersteuning oor de XA-interface. Vanaf System i Versie 5 Release 4 wordt XA olledig ondersteund. SPM is een onderdeel an DB2 Connect waarmee het XA-protocol oor COMMIT in twee fasen wordt omgezet in het protocol oor COMMIT in twee fasen dat door host- en System i-databaseserers wordt gebruikt. Standaard zijn er al waarden gedefinieerd oor de SPM-configuratieparameters an het DB2-subsysteem. De belangrijkste parameter is de configuratieparameter an de database manager: SPM_NAME. De standaardwaarde is een ariant an de eerste zeen tekens an de TCP/IP-hostnaam. Als u TCP/IP gebruikt om erbinding met DB2 oor OS/390 en z/os te maken, kunt u de standaardinstellingen ongewijzigd gebruiken. In dat geal hoeft u SPM niet te configureren, omdat SPM al operationeel is. DB2 Connect-ondersteuning oor los gekoppelde transacties De ondersteuning binnen DB2 Connect oor los gekoppelde transacties is bedoeld oor gebruikers die gedistribueerde XA-toepassingen implementeren die gebruikmaken an DB2 Uniersal Database (UDB) oor i5/os Versie 5 Release 4 of hoger; en DB2 UDB oor OS/390 en z/os Versie 7 of hoger. Door deze ondersteuning kunnen erschillende onderdelen an dezelfde globale transactie ergrendelingsruimte delen op DB2 UDB oor OS/390 en z/os. Ondersteuning oor los gekoppelde transacties is alleen bedoeld oor.net- en COM+-toepassingen. Deze functie ermindert het risico dat een bepaald onderdeel an een gedistribueerde transactie wordt geconfronteerd met een time-out bij ergrendeling of systeemblokkade als geolg an een ander onderdeel binnen dezelfde globale transactie. 62 DB2 Connect Gebruikershandleiding

73 Hoofdstuk 8. Gegeens erplaatsen met DB2 Connect Als u werkt in een complexe omgeing waarin u gegeens moet erplaatsen an een hostdatabasesysteem naar een werkstation en ice ersa, kunt u DB2 Connect gebruiken, de beste manier om gegeens te erplaatsen tussen de host en het werkstation (zie Figuur 8). Figuur 8. Importeren/exporteren met DB2 Connect Met de import- en exportfuncties an DB2 kunt u gegeens erplaatsen an een host- of System i-sererdatabase naar een bestand op het DB2 Connect-werkstation en ice ersa. U kunt erolgens de gegeens gebruiken in een andere toepassing of een relationeel-databasebeheersysteem dat de export- of importindeling ondersteunt. U kunt bijoorbeeld gegeens exporteren an een host- of System i-sererdatabase naar een PC/IXF-bestand en dit importeren in een DB2 oor Windows-database. U kunt export- en importbewerkingen uitoeren anuit een databaseclient of anaf het DB2 Connect-werkstation. Opmerking: 1. De gegeens die geïmporteerd of geëxporteerd moeten worden, moeten oldoen aan de eisen oor grootte en gegeenstype die oor beide databases gelden. 2. Om de prestaties te erbeteren, kunt u samengestelde query s gebruiken. Geef de samengestelde bestandstypeparameter op in de importfunctie om een opgegeen aantal queryinstructies in een blok te groeperen. Hierdoor worden de actiiteiten op het netwerk erminderd en wordt de responstijd erbeterd. Copyright IBM Corp. 1993,

74 Bij de export- en importfuncties an DB2 Connect moet u rekening houden met de olgende oorwaarden: Het bestandstype moet PC/IXF zijn. Voordat u importacties kunt uitoeren, moet u op de doelserer een doeltabel maken met kenmerken die compatibel zijn met de gegeens. U kunt de functie db2look gebruiken om de kenmerken an de brontabel op te halen. Bij importacties met DB2 Connect kunt u geen tabel maken, omdat INSERT de enige ondersteunde optie is. Als aan een an deze oorwaarden niet is oldaan, mislukt de bewerking en wordt een foutbericht afgebeeld. Opmerking: Bij exportacties worden geen indexdefinities opgeslagen en bij importacties worden deze niet gebruikt. Als u gemengde gegeens importeert of exporteert (kolommen met zowel enkelbyte- als dubbelbytegegeens), moet u rekening houden met het olgende: Op systemen die gegeens in EBCDIC opslaan (MVS, OS/390, OS/400, VM en VSE), geen shift-out- en shift-inkenmerken het begin en einde an dubbelbytegegeens aan. Als u kolomlengten oor uw databasetabellen definieert, moet u genoeg ruimte oerlaten oor deze tekens. Het gebruik an kolommen oor tekens met ariabele breedte wordt aanbeolen, tenzij de kolomgegeens een ast patroon olgen. Gegeens erplaatsen an een werkstation naar een hostserer Om gegeens naar een host- of System i-sererdatabase te erplaatsen, gaat u als olgt te werk: 1. Exporteer de gegeens an een DB2-tabel naar een PC/IXF-bestand. 2. Importeer het PC/IXF-bestand met behulp an de optie INSERT in een compatibele tabel in de hostdatabase. U erplaatst als olgt gegeens an een hostdatabase naar een werkstation: 1. Exporteer de gegeens an een hostdatabasetabel naar een PC/IXF-bestand. 2. Importeer het PC/IXF/bestand in een DB2/tabel. Voorbeeld 64 DB2 Connect Gebruikershandleiding In het olgende oorbeeld ziet u hoe u gegeens erplaatst an een werkstation naar een host- of System i-sererdatabase. Exporteer de gegeens in een externe IXF-indeling door de olgende opdracht te geen: db2 export to staff.ixf of ixf select * from userid.staff Geef de olgende opdracht om een DRDA-erbinding te maken met de DB2-doeldatabase: db2 connect to cbc664 user admin using xxx Als de doeltabel nog niet bestaat, maakt u deze op het DB2- doeldatabasesubsysteem: CREATE TABLE mydb.staff (ID SMALLINT NOT NULL, NAME VARCHAR(9), DEPT SMALLINT, JOB CHAR(5), YEARS SMALLINT, SALARY DECIMAL(7,2), COMM DECIMAL(7,2))

75 Om de gegeens te importeren, geeft u de olgende opdracht: db2 import from staff.ixf of ixf insert into mydb.staff Elke rij gegeens wordt uit het bestand in IXF-indeling gelezen en de opdracht SQL INSERT wordt gegeen om de rij in te oegen in de tabel mydb.staff. Er worden enkeloudige rijen ingeoegd totdat alle gegeens naar de doeltabel zijn erplaatst. Meer informatie is beschikbaar in het IBM Redbook Moing Data Across the DB2 Family. U indt deze Redbooks-publicatie op de URL Hoofdstuk 8. Gegeens erplaatsen met DB2 Connect 65

76 66 DB2 Connect Gebruikershandleiding

77 Hoofdstuk 9. SQLCODE-toewijzing De erschillende relationele databaseprogramma s an IBM produceren niet altijd dezelfde SQLCODE s oor ergelijkbare fouten. Zelfs wanneer de SQLCODE identiek is, worden er mogelijk andere tokens opgegeen. De lijst an tokens wordt doorgegeen in het eld SQLERRMC an de SQLCA. Standaard wijst DB2 Connect SQLCODE s en tokens an elke host- of System i-databaseserer toe aan de juiste DB2 SQLCODE s. U kunt SQLCODE-toewijzing uitschakelen door NOMAP op te geen in de parameterreeks an de DCS-directory. Als een toepassing direct anaf een host- of een System i-databaseserer, zoals DB2 Uniersal Database oor OS/390 en z/os, wordt oergedragen is het wellicht beter om SQLCODE-toewijzing uit te schakelen. U kunt dan gebruikmaken an de toepassing zonder dat u de SQLCODE s waarnaar wordt erwezen hoeft te wijzigen. SQLCODE-toewijzing uitschakelen U kunt SQLCODE-toewijzing uitschakelen door NOMAP op te geen in de parameterreeks an de DCS-directory. Als een toepassing direct anaf een host- of een System i-databaseserer, zoals DB2 Uniersal Database (UDB) oor OS/390 en z/os, wordt oergedragen is het wellicht beter om SQLCODE-toewijzing uit te schakelen. U kunt dan gebruikmaken an de toepassing zonder dat u de SQLCODE s waarnaar wordt erwezen hoeft te wijzigen. SQLCODE-toewijzing aanpassen Standaard wijst DB2 Connect SQLCODE s en tokens an elke host- of System i-databaseserer toe aan de juiste DB2 SQLCODE s. De olgende bestanden zijn kopieën an de standaard SQLCODE-toewijzing: Met dcs1dsn.map worden SQLCODE s an DB2 Uniersal Database (UDB) oor OS/390 en z/os en DB2 oor z/os toegewezen. Met dcs1ari.map worden SQLCODE s an DB2 UDB oor VSE en VM toegewezen. Met dcs1qsq.map worden SQLCODE s DB2 UDB oor iseries en DB2 oor i5/os toegewezen. Er is geen toewijzing ereist oor DB2 op de besturingssystemen Linux of UNIX. 1. Wanneer u de standaard SQLCODE-toewijzing wilt uitschakelen of wanneer u gebruikmaakt an een host- of System i-databaseserer die geen SQLCODE-toewijzing kent (een niet-ibm databaseserer), kunt u een an deze bestanden kopiëren en gebruiken als basis oor een nieuw SQLCODE-toewijzingsbestand. Door het bestand te kopiëren in plaats an rechtstreeks te bewerken kunt u, indien nodig, altijd naar de oorspronkelijke SQLCODE-toewijzing erwijzen. Copyright IBM Corp. 1993,

78 2. Geef de bestandsnaam an het nieuwe SQLCODE-toewijzingsbestand op in de parameterreeks an de DCS-directory. 3. Elk toewijzingsbestand is een ASCII-bestand dat in een ASCII-editor wordt gemaakt en bewerkt. Tijdens de eerste installatie wordt het bestand opgeslagen in de directory map in het installatiepad. Het bestand beat mogelijk de olgende speciale regels: && Het logische begin an het bestand. Alle regels óór de eerste regel met && worden beschouwd als rije-orm commentaar en worden genegeerd. Als het bestand na && niets beat, wordt er geen SQLCODE-toewijzing uitgeoerd. U kunt de SQLCODE-toewijzing ook uitschakelen door middel an de parameter NOMAP, zoals hierboen is beschreen. * Als dit het eerste teken op een regel is, geeft het commentaar aan. W Als dit het enige teken op een regel is, wordt hiermee aangegeen dat waarschuwingslaggen opnieuw moeten worden toegewezen. Standaard worden de oorspronkelijke waarschuwingslaggen doorgegeen. De W moet een hoofdletter zijn. Alle andere regels na && moeten leeg zijn of toewijzingsinstructies in de olgende orm: inoercode [, uitoercode [, tokenlijst]] De inoercode kan oor het olgende staan: sqlcode De SQLCODE an de host- of System i-databaseserer. U P ccnn Alle niet-gedefinieerde negatiee SQLCODE s (die niet in dit bestand staan) worden toegewezen aan de opgegeen uitoercode. Wanneer er op deze regel geen uitoercode is opgegeen, wordt de oorspronkelijke SQLCODE gebruikt. Dit teken moet een hoofdletter zijn. Alle niet-gedefinieerde positiee SQLCODE s (die niet in dit bestand staan) worden toegewezen aan de opgegeen uitoercode. Wanneer er op deze regel geen uitoercode is opgegeen, wordt de oorspronkelijke SQLCODE gebruikt. Dit teken moet een hoofdletter zijn. De klassencode SQLSTATE an de host- of System i-databaseserer. nn kan oor het olgende staan: 00 Niet-gekwalificeerde succesolle oltooiing 01 Waarschuwing 02 Geen gegeens 21 Kardinaliteitsinbreuk 22 Gegeensuitzondering 23 Inbreuk op oorwaarde 24 Ongeldige cursortoestand 26 Ongeldig SQL-instructie-ID 40 ROLLBACK an transactie 42 Inbreuk op toegangsmachtiging 51 Ongeldige toepassingsstatus 55 Het object heeft niet de ereiste status 56 SQL- of productfout 68 DB2 Connect Gebruikershandleiding

79 57 Resource is niet beschikbaar of tussenkomst an gebruiker 58 Systeemfout De opgegeen uitoercode wordt gebruikt oor alle SQLCODE s met deze klassencode die niet expliciet zijn opgegeen in het toewijzingsbestand. Als er op deze regel geen uitoercode wordt opgegeen, wordt de oorspronkelijke SQLCODE toegewezen aan zichzelf zonder gekopieerde tokens. De tekens cc moeten kleine letters zijn. Als dezelfde inoercode meer dan eens oorkomt in het toewijzingsbestand, wordt de eerste ersie gebruikt. De uitoercode staat oor de uitoer-sqlcode. Als er geen waarde is opgegeen, wordt de oorspronkelijke SQLCODE gebruikt. Als u een uitoercode opgeeft, kunt u ook een an de olgende waarden opgeen: (s) De inoer-sqlcode wordt samen met het product-id (ARI, DSN of QSQ) in het eld an het SQLCA-berichttoken geplaatst. De oorspronkelijke SQLCODE wordt als enig token teruggezonden. Deze optie is bedoeld oor het erwerken an niet-gedefinieerde SQLCODE s met uitzondering an +965 en Als de uitoercode +965 of -969 is, beat de tokenlijst in het eld SQLERRMC an de SQLCA de oorspronkelijke SQLCODE, geolgd door het product-id dat weer wordt geolgd door de oorspronkelijke tokenlijst. Het teken s moet een kleine letter zijn. (tokenlijst) Een lijst an tokens, gescheiden door komma s. Geef alleen een komma op om een bepaald token oer te slaan. De orm (,t2,,t4) bijoorbeeld, betekent dat het eerste en derde uitoertoken null zijn. Elk token heeft de orm an een getal (n) dat optioneel ooraf wordt gegaan door c en optioneel wordt geolgd door c of i. Deze tekens staan oor het olgende: c Het gegeenstype an het token in deze positie is CHAR (standaard). Als c wordt geolgd door n wordt erwezen naar het inoertoken; wanneer het wordt oorafgegaan door n, wordt erwezen naar het uitoertoken. Het teken c moet een kleine letter zijn. i Het gegeenstype an het token in deze positie is INTEGER. Als i wordt oorafgegaan door n, wordt erwezen naar het uitoertoken. i mag niet worden geolgd door n, omdat hostof System i-databaseserers an IBM alleen CHAR-tokens ondersteunen. Het teken i moet een kleine letter zijn. n Een of meer getallen die aangeen welke tokens oor de hostof de System i-databaseserer worden gebruikt. Deze worden gerangschikt in de gewenste olgorde oor plaatsing in de uitoer-sqlca. Het nummer geeft het token an de host- of de System i-databaseserer aan; de rangschikking geeft de olgorde aan waarin de tokens in de SQLCA worden geplaatst. Zo kan de host- of de System i-databaseserer twee tokens terugzenden, 1 en 2. Als u wilt dat token 2 in de uitoer-sqlca óór token 1 erschijnt, geef dan (2,1) op. Hoofdstuk 9. SQLCODE-toewijzing 69

80 Meerdere tokengetallen kunnen worden gecombineerd om één CHAR-uitoertoken te ormen door ze te erbinden met punten. Uitoertokens worden gescheiden door komma s. Als er aan een komma geen token oorafgaat, wordt er in de SQLCA oor die positie geen uitoertoken opgenomen. Tokens die in de uitoer-sqlca na het laatste opgegeen token staan, worden toegewezen aan een nulltoken. Figuur 9 toont een oorbeeld an een SQLCODE-toewijzingsbestand. && -007, -007, (1) , -171, (2) , -204, (c1.2c) , -206, (,c1i) , , (c1c,c2c) cc00, U, -969, (s) P, +965, (s) Figuur 9. Een SQLCODE-toewijzingsbestand De olgende beschrijingen komen oereen met de betreffende regelnummers in de boenstaande afbeelding: 1. De SQLCODE wordt toegewezen an -007 naar Het eerste inoertoken dat wordt ontangen an de host- of System i-databaseserer, wordt gebruikt als het eerste uitoertoken en is standaard CHAR. Er worden geen andere tokens oergebracht. 2. De SQLCODE wordt toegewezen an -010 naar -010 (er is geen uitoer-sqlcode opgegeen). Er worden geen tokens in de uitoer-sqlca geplaatst. 3. De SQLCODE wordt toegewezen an -060 naar Het eerste inoertoken dat wordt ontangen an de host- of System i-databaseserer wordt gewist. Het tweede token wordt gebruikt als het eerste token in de uitoer-sqlca en is CHAR. Er beindt zich geen tweede token in de uitoer-sqlca. 4. De SQLCODE wordt toegewezen an -204 naar Het eerste en tweede token die an de host- of de System i-databaseserer worden ontangen, zijn CHAR. Deze twee inoertokens worden gecombineerd tot één uitoertoken an het type CHAR. Dit zal het eerste uitoertoken in de SQLCA zijn. 5. De SQLCODE wordt toegewezen an -633 naar Het eerste inoertoken dat wordt ontangen an de host- of System i-databaseserer is CHAR. Het wordt geconerteerd naar INTEGER en wordt gebruikt als het tweede token in de uitoer-sqlca. Het eerste token in de uitoer-sqlca is null, zoals aangegeen door een komma. 6. De SQLCODE wordt toegewezen an naar Het eerste en tweede inoertoken die an de host- of de System i-databaseserer worden ontangen, zijn CHAR en worden gebruikt als het eerste en het tweede token in de uitoer-sqlca. 70 DB2 Connect Gebruikershandleiding

81 7. Alle SQLCODE s in SQLCA s met SQLSTATE s in de klasse 00 worden toegewezen aan SQLCODE Alle niet-gedefinieerde SQLCODE s worden toegewezen aan Deze optie mag uitsluitend worden gebruikt als alle toewijsbare codes in de lijst worden ermeld, inclusief de identieke die geen toewijzing behoeen. De optie (s) geeft aan dat de tokenlijst die naar het eld SQLERRMC an de SQLCA terug moet worden gezonden de oorspronkelijke SQLCODE beat, geolgd door het programma waarin de fout is opgetreden, geolgd door de oorspronkelijke tokenlijst. Wanneer U niet wordt opgegeen, worden alle niet-ermelde codes doorgegeen zonder enige toewijzing. 9. Alle niet-gedefinieerde positiee SQLCODE s worden toegewezen aan Deze optie mag uitsluitend worden gebruikt als alle toewijsbare codes in de lijst worden ermeld, inclusief de identieke die geen toewijzing behoeen. De optie (s) geeft aan dat de tokenlijst die naar het eld SQLERRMC an de SQLCA terug moet worden gezonden de oorspronkelijke SQLCODE beat, geolgd door het programma waarin de waarschuwing is opgetreden, geolgd door de oorspronkelijke tokenlijst. Wanneer de waarde P niet is opgenomen, worden alle niet-ermelde positiee codes doorgegeen zonder enige toewijzing. Hoofdstuk 9. SQLCODE-toewijzing 71

82 72 DB2 Connect Gebruikershandleiding

83 Hoofdstuk 10. Databasesysteembewaking en DB2 Connect Er wordt een aantal methoden beschreen oor het bewaken an de erbinding en de performance in een omgeing met DB2 Connect. Het type bewaking dat wordt uitgeoerd, is specifiek oor het besturingssysteem. Verbindingen bewaken oor clients op afstand Om erbindingen met clients op afstand te bewaken, kunt u de systeemmonitor oor databases gebruiken met een DB2 Connect-sererproduct, bijoorbeeld DB2 Connect Enterprise Edition. Als u clients wilt bewaken die lokaal zijn erbonden met de DB2 Connect-serer en die op de serer zelf worden uitgeoerd, moet u de olgende ariabele instellen: db2set DB2CONNECT_IN_APP_PROCESS=NO Als er bijoorbeeld een fout optreedt op de host of het System i-systeem, kan de systeembeheerder bepalen of de fout op het DB2 Connect-werkstation is opgetreden. De systeemmonitor correleert: Het DRDA-correlatietoken (CRRTKN) oor onbeschermde conersaties. Het werkeenheid-id (UOWID) oor twee-fasenerbindingen die worden beeiligd door DRDA-3 Syncpointbeheer (zoals gebruikt bij TCP/IP-erbindingen). Het erbindings-id an DB2 Connect (het toepassings-id). Deze informatie geeft aan door welke DB2 Connect-erbinding het probleem wordt eroorzaakt. De systeembeheerder kan deze clienttoepassing erolgens an het systeem erwijderen zonder de andere clients die gebruikmaken an de DB2 Connect-erbinding te hinderen. De status an bewakingsparameters afbeelden Gebruik de opdracht db2 get monitor switches om de status an bewakingsparameters af te beelden. Performance bewaken met Windows Prestatiemeter Windows-systemen beatten een handig hulpprogramma oor de bewaking an uw DB2-toepassingen. In de functie Prestatiemeter, een an de beheerprogramma s an Windows, wordt de systeemperformance grafisch weergegeen. U kunt kiezen welke systeem-, database- en communicatie-items u wilt bewaken, waarna de gekozen items in een grafische oorstelling worden omgezet. U kunt bijoorbeeld de rapporten die u krijgt met de opdracht GET SNAPSHOT FOR ALL DCS DATABASES of GET SNAPSHOT FOR ALL DCS APPLICATIONS in een realtime grafische oorstelling uitzetten met de Prestatiemeter en ergelijken met waarden zoals CPU-gebruik. Zo kunt u rechtstreeks de effecten an erschillende instellingen op de performance an de database of de erbindingen ergelijken. U kunt gespecialiseerde instellingsconfiguraties opslaan in PMC-bestanden en later weer opragen. In de olgende afbeelding zijn erschillende DB2-metingen in een grafiek uitgezet ten opzichte an het CPU-gebruik. De uitgezette waarden zijn opgeslagen in het bestand db2chart.pmc. U kunt zo eel PCM-bestanden opslaan als u wilt, waarbij Copyright IBM Corp. 1993,

84 elk bestand een andere dwarsdoorsnede an de systeemperformance beat. Figuur 10. Prestatiemeter Als u lokale toepassingen wilt bewaken, moet u de omgeingsariabele DB2CONNECT_IN_APP_PROCESS uitschakelen. GET SNAPSHOT-opdrachten gebruiken Met de DB2-monitor wordt een doorlopend oerzicht an belangrijke systeemgegeens bijgehouden. U kunt op elk gewenst moment een oerzicht an de systeemstatus opragen door de opdracht GET SNAPSHOT op te geen. Als u de machtiging SYSMAINT, SYSCTRL of SYSADM hebt oor het database manager-subsysteem dat u wilt bewaken, kunt u momentopnamen met de monitor maken. U kunt de olgende ijf opdrachten oor momentopnamen gebruiken oor de bewaking an DCS-gegeens: GET SNAPSHOT FOR ALL DCS DATABASES GET SNAPSHOT FOR ALL DCS APPLICATIONS GET SNAPSHOT FOR DCS APPLICATION... GET SNAPSHOT FOR DCS DATABASE ON db_alias GET SNAPSHOT FOR DCS APPLICATIONS ON db_alias Met elke opdracht wordt een detailrapport gegenereerd oer het geraagde onderdeel. Als u bijoorbeeld de opdracht GET SNAPSHOT FOR DCS DATABASE ON DCSDB opgeeft, wordt het olgende rapport gegenereerd: DCS Database Snapshot DCS database name = DCSDB 74 DB2 Connect Gebruikershandleiding

85 Host database name = GILROY First database connect timestamp = :28: Most recent elapsed time to connect = Most recent elapsed connection duration = Host response time (sec.ms) = Last reset timestamp = Number of SQL statements attempted = 2 Commit statements attempted = 1 Rollback statements attempted = 0 Failed statement operations = 0 Total number of gateway connections = 1 Current number of gateway connections = 1 Gateway conn. waiting for host reply = 0 Gateway conn. waiting for client request = 1 Gateway communication errors to host = 0 Timestamp of last communication error = None High water mark for gateway connections = 1 Rows selected = 0 Outbound bytes sent = 140 Outbound bytes receied = 103 Dit rapport beat gegeens oer databaseerbindingen, performance, fouten en dooroer an SQL-opdrachten. Momentopnamen an de DB2-monitor kunnen echter eel meer details beatten. Als u bijoorbeeld de opdracht GET SNAPSHOT FOR ALL DCS APPLICATIONS opgeeft, krijgt u een rapport dat er ongeeer als olgt uitziet: DCS Application Snapshot Client application ID = 09150F74.B6A Sequence number = 0001 Authorization ID = SMITH Application name = db2bp Application handle = 1 Application status = waiting for request Status change time = :29: Client node = sys143 Client release leel = SQL06010 Client platform = AIX Client protocol = TCP/IP Client codepage = 850 Process ID of client application = Client login ID = smith Host application ID = G9150F74.B6A Sequence number = 0000 Database alias at the gateway = MVSDB DCS database name = DCSDB Host database name = GILROY Host release leel = DSN05012 Host CCSID = 500 Outbound communication address = Outbound communication protocol = TCP/IP Inbound communication address = First database connect timestamp = :28: Host response time (sec.ms) = Time spent on gateway processing = Last reset timestamp = Rows selected = 0 Number of SQL statements attempted = 2 Failed statement operations = 0 Commit statements = 1 Rollback statements = 0 Inbound bytes receied = 404 Outbound bytes sent = 140 Outbound bytes receied = 103 Inbound bytes sent = 287 Hoofdstuk 10. Databasesysteembewaking en DB2 Connect 75

86 Status DCS-toepassing Number of open cursors = 0 Application idle time = 1 minute and 32 seconds UOW completion status = Preious UOW completion timestamp = :28: UOW start timestamp = :29: UOW stop timestamp = Elapsed time of last completed uow (sec.ms)= Most recent operation = Execute Immediate Most recent operation start timestamp = :29: Most recent operation stop timestamp = :29: Statement = Execute Immediate Section number = 203 Application creator = NULLID Package name = SQLC2C07 SQL compiler cost estimate in timerons = 0 SQL compiler cardinality estimate = 0 Statement start timestamp = :29: Statement stop timestamp = :29: Host response time (sec.ms) = Elapsed time of last completed stmt(sec.ms)= Rows fetched = 0 Time spent on gateway processing = Inbound bytes receied for statement = 220 Outbound bytes sent for statement = 130 Outbound bytes receied for statement = 49 Inbound bytes sent for statement = 27 SQL statement text: create table t12 (col1 int, col2 char) De systeemmonitor kent drie ormen an de opdracht LIST DCS APPLICATIONS: LIST DCS APPLICATIONS LIST DCS APPLICATIONS SHOW DETAIL LIST DCS APPLICATIONS EXTENDED In de resulterende uitoer kan de notatie an het hosttoepassings-id en het clienttoepassings-id erschillen, afhankelijk an de ersie an de host- of System i-database en het TCP/IP-ondersteuningsnieau. Tabel 11. Toepassings-ID-notatie op basis an hostersie en TCP/IP-ondersteuningsnieau Scenario Toepassings-ID-notatie Clients met toegang G91A0D3A.P8BC tot databaseserers met een RDB Manager Leel-ondersteuning an minder dan 7 Clients met toegang tot databaseserers met een RDB Manager Leel-ondersteuning an 8 of hoger oor TCP/IP DB2 Connect Gebruikershandleiding

87 Tabel 11. Toepassings-ID-notatie op basis an hostersie en TCP/IPondersteuningsnieau (erolg) Scenario Clients met toegang tot databaseserers met een RDB Manager Leel-ondersteuning an 8 of hoger oor TCP/IP 6 Toepassings-ID-notatie 2002:91a:519:13:209:6bff:fe14:4fbb LIST DCS APPLICATIONS Om de informatie die door de monitor wordt erstrekt op toepassingsnieau te bekijken, geeft u de opdracht DB2 LIST DCS APPLICATIONS op. De olgende informatie wordt geretourneerd oor een TCP/IP-erbinding (DB2 Connect naar DB2 Uniersal Database for z/os and OS/390): Mach- Toepassings- Toep. Hosttoepassings-ID ID naam Handle NEWTON db2cli.exe 7 G91A0D3A.P8BC NEWTON db2cli.exe NEWTON db2cli.exe :91a:519:13:209:6bff:fe14:4fbb Mach-ID Het machtigings-id dat oor de aanmelding bij de host- of System i-databaseserer is gebruikt. Dit geeft aan wie de toepassing uitoert. Toepassingsnaam De naam an de toepassing die op de client wordt uitgeoerd zoals deze bekend is bij DB2 Connect. Alleen de eerste 20 bytes na het laatste scheidingsteken in het pad zijn beschikbaar. Toep. Handle De agent die op het DB2 Connect-werkstation wordt uitgeoerd. U kunt dit element gebruiken om de informatie an de systeemmonitor oor databases te koppelen aan andere diagnostische informatie. Het agent-id is ook ereist wanneer de opdracht of API FORCE USERS wordt gebruikt. Hosttoepassings-ID Een an de olgende: Het DRDA-correlatietoken (CRRTKN) oor onbeschermde conersaties. Het werkeenheid-id (UOWID) oor twee-fasenerbindingen die worden beeiligd door DRDA-3 Syncpointbeheer (zoals gebruikt bij TCP/IP-erbindingen). Dit unieke ID wordt gegenereerd wanneer de toepassing een erbinding tot stand brengt met de host- of de System i-databaseserer. U kunt dit element gebruiken in combinatie met het toepassings-id om de client- en serergedeelten an de toepassingsinformatie te correleren. LIST DCS APPLICATIONS SHOW DETAIL Wanneer u de opdracht DB2 LIST DCS APPLICATIONS SHOW DETAIL opgeeft, wordt er aanullende informatie afgebeeld zoals: Hoofdstuk 10. Databasesysteembewaking en DB2 Connect 77

88 Mach-ID Toepassingsnaam Toep. Clienttoepassings-ID Handle NEWTON db2cli.exe :91a:519:13:209:6bff:fe14:4fbb Volg- Client- Client- Client- Client- Hosttoepassings-ID DB-alias knooppunt release codetabel MDB SAYYID SQL G91A0D3A.P Volg- Host DB-naam Host- Release MEXICO DSN08015 Clienttoepassings-ID Identificeert de toepassing die is erbonden met het DB2 Connect-werkstation op unieke wijze. Er bestaan erschillende indelingen oor het toepassings-id die afhankelijk zijn an het protocol dat wordt gebruikt oor de communicatie tussen de client en het DB2 Connect-werkstation. Deze waarde maakt het mogelijk dat u erbindingen an clients met het DB2 Connect-werkstation en an het DB2 Connect-werkstation met de host- of de System i-databaseserer kunt correleren. Clientolgnummer Het olgnummer an de client is het olgnummer an de bewerking. Het wordt gebruikt als ondersteuning an de correlatie oor een bewerking oer erschillende systemen. Client-DB-alias De alias an de database die door de toepassing wordt erstrekt oor de erbinding met de database. Dit element kan worden gebruikt oor het identificeren an de feitelijke database waartoe de toepassing toegang probeert te krijgen. Voor het omzetten an deze naam naar de databasenaam en terug kunnen de databasedirectory s op het clientknooppunt en op het database manager-sererknooppunt worden gebruikt. Clientknooppunt Identificeert het knooppunt waarop de clienttoepassing wordt uitgeoerd. De informatie arieert al naar gelang het gebruikte clientprotocol. Voor een client erbonden ia TCP/IP is dit de hostnaam. Clientproduct-ID (Client) Het product en de ersie die actief zijn op de client. De clientproduct-id s zijn: SQL07010 oor Versie 7.1 an DB2 Uniersal Database en DB2 Connect-producten en -clients. SQL08010 oor Versie 8.1 an DB2 Uniersal Database en DB2 Connect-producten en -clients. SQL08020 oor Versie 8.2 an DB2 Uniersal Database- en DB2 Connect-producten en -clients. SQL09120 oor Versie 9.1 an DB2-producten, DB2 Connect-producten en de clients. 78 DB2 Connect Gebruikershandleiding

89 Codetabel-ID Het codetabel-id op het knooppunt waarop de bewaakte toepassing is gestart. U kunt deze informatie gebruiken om er zeker an te zijn dat gegeensconersie tussen de codetabel an de toepassing en de codetabel an de database (of het CCSID an de host- of System i-databaseserer als het gaat om host- of System i-sererdatabases) wordt ondersteund. Als de codetabel an de toepassing erschilt an die waarop de systeemmonitor oor databases wordt uitgeoerd, kan dit element an de codetabel u helpen bij het handmatig conerteren an gegeens die door de toepassing zijn doorgegeen en die door de systeemmonitor oor databases worden afgebeeld. Het kan bijoorbeeld worden gebruikt als ondersteuning bij de omzetting an de toepassingsnaam. Uitgaand olgnummer Hier wordt het uitgaand olgnummer weergegeen. Dit nummer wordt gebruikt om bewerkingen op erschillende systemen te correleren. Databasenaam host De eigennaam an de database waarmee de toepassing is erbonden. In de directory DCS is dit de naam an de doeldatabase. Hostproduct-ID Het product en de ersie die actief zijn op de serer. De weergae is in de orm PPPVVRRM waarbij: PPP De host- of System i-databaseserer aangeeft (bijoorbeeld DSN oor DB2 Uniersal Database for z/os and OS/390, ARI oor DB2 Serer for VSE & VM of QSQ oor DB2 UDB oor i5/os) VV Een ersienummer an twee cijfers is, zoals 08. RR Een releasenummer an twee cijfers is, zoals 01. M Staat oor een modificatienieau dat uit één teken bestaat (0-9 of A-Z). LIST DCS APPLICATIONS EXTENDED U kunt de opdracht LIST DCS APPLICATIONS gebruiken met de optie EXTENDED om een uitgebreid rapport te genereren. Een uitgebreid rapport beat een lijst an alle elden die worden afgebeeld wanneer de optie SHOW DETAIL in de opdracht wordt opgegeen, plus negen nieuwe elden: Status DCS-toepassing Statuswijzigingstijd Clientplatform Clientprotocol Host-CCSID (Coded Character Set Identifier) Aanmeldings-ID client Proces-ID an clienttoepassing Databasealias op de gateway DCS-databasenaam Met de eerder opgegeen opdrachtopties worden de elden in een horizontale lijst afgebeeld met een regel per toepassing. Met deze nieuwe optie wordt echter een erticale lijst gemaakt met één eld per regel. Hoofdstuk 10. Databasesysteembewaking en DB2 Connect 79

90 De nieuwe syntaxis an de opdracht is: LIST DCS APPLICATIONS [SHOW DETAIL EXTENDED ] Een oorbeeld an de uitoer an deze opdracht bij gebruik an de nieuwe optie EXTENDED is: Lijst met DCS-toepassingen - Uitgebreid rapport Clienttoepassings-ID = 2002:91a:519:13:209:6bff:fe14:4fbb Volgnummer = Machtigings-ID = NEWTON Betrouwbaar machtigings-id = Toepassingsnaam = db2cli.exe Toepassingshandle = 37 Toepassingsstatus = wacht op opdracht Statuswijzigingstijd = Niet erzameld Clientknooppunt = SAYYID Clientreleasenieau = SQL09000 Clientplatform = NT Clientprotocol = TCP/IP Clientcodetabel = 1252 Proces-ID an clienttoepassing = 1192 Aanmeldings-ID client = ISAYYID Hosttoepassings-ID = G91A0D3A.P Volgnummer = Databasealias op de gateway = MDB DCS-databasenaam = MDB Hostdatabasenaam = MEXICO Hostrelease = DSN08015 Host-CCSID = 1208 Het eld Toepassingsstatus beat een an de olgende drie waarden: 1. erbinding in behandeling - uitgaand. Dit betekent dat er een aanraag is erzonden oor een erbinding met een host- of System i-database en dat DB2 Connect wacht op de totstandkoming an de erbinding. 2. wachtend op opdracht. Dit betekent dat de erbinding met de host- of System i-database tot stand is gekomen en dat DB2 Connect wacht op een SQL-instructie an de clienttoepassing. 3. wachtend op antwoord. Dit betekent dat de SQL-instructie naar de host- of System i-database is erzonden. Het eld Statuswijzigingstijd wordt alleen in het oerzicht afgebeeld wanneer de parameter UOW an de systeemmonitor tijdens de erwerking is ingeschakeld. Anders wordt Niet erzameld afgebeeld. Statusmonitor en waarschuwingen De statusmonitor an DB2 for z/os oert periodiek een ealuatie an het beleid oor objectonderhoud uit. Als de statusmonitor aangeeft dat er onderhoud oor een object nodig is, worden er statuswaarschuwingen gegenereerd. Acties als respons op de statuswaarschuwingen kunnen worden bekeken, worden aangeboden oor uitoering en worden opgeslagen. Oerzicht an DB2 for z/os Health Monitor Op z/os-systemen wordt de DB2 for z/os Health Monitor gestart als taak an elk DB2-subsysteem dat bewaakt moet worden of oor een ast toegewezen lid an een groep oor gemeenschappelijk gegeensgebruik. 80 DB2 Connect Gebruikershandleiding

91 De DB2 for z/os Health Monitor start op aste tijden en interallen de ealuatie an het objectonderhoudsbeleid dat in het beleid is astgelegd. De beleidsdefinities oor objectonderhoud worden gemaakt met de wizard DB2 Control Center s Create Object Maintenance Policy. Bij elke beleidsealuatie worden de criteria oor aanbeolen onderhoud gecontroleerd aan de hand an de grenswaarden die in het objectonderhoudsbeleid zijn ingesteld om zo ast te stellen of er objectonderhoud nodig is (met andere woorden of COPY, REORG, RUNSTATS, STOSPACE, ALTER TABLESPACE of ALTER INDEX ereist is) en om beperkte werkstanden (bijoorbeeld CHKP) op te sporen in tabelruimten, indexen en opslaggroepen. Als er tijdens de beleidsealuatie objecten met een waarschuwingsstatus worden geonden, wordt een bericht erzonden aan het adres of pagernummer an de contactpersonen oor statuswaarschuwingen. De lijst an contactpersonen oor statuswaarschuwingen oor elk DB2-subsysteem is gedefinieerd in het Control Center en wordt daar ook beheerd. Als de Health Monitor wordt gestart, wordt een momentopname an het ealuatieplan oor de beleidsdefinities gemaakt, die wordt gebruikt om te bepalen wanneer beleidsealuaties moeten worden uitgeoerd. Deze momentopname wordt ernieuwd na een interal dat is opgegeen bij het starten an de Health Monitor of als de Health Monitor een ernieuwingsopdracht ontangt. Wijzigingen in het ealuatieplan an een beleid worden door de Health Monitor geregistreerd als het plan wordt ernieuwd. De Health Monitor wordt anuit de console gestart en gestopt met de MVS-systeemopdrachten START en STOP. De installatietaak DSNTIJHM plaatst een gecatalogiseerde oorbeeldprocedure (DSNHMONP) die een DB2 Health Monitor start, in een procedurebibliotheek en teens een gecatalogiseerde procedure (DSNHMONA) die meerdere DB2 Health Monitors start in een MVS-systeem of parallelle sysplex. De installatietaken DSNTIJCC en DSNTIJHM maken en installeren iews, tabellen, gegeenssets, gecatalogiseerde procedures, door de gebruiker gedefinieerde functies en de resultatensettabel, die door de DB2 Health Monitor of de onderstaande taken worden gebruikt. DSNTIJCC en DSNTIJHM worden geleerd bij de FMID s JDB771D en JDB881D. Beleidsealuatielogboek Beleidsealuaties die worden gestart door de DB2 Health Monitor, worden opgeslagen in een logboek in tabel DSNACC.HM_EVAL_LOG. Er wordt een item in het logboek geplaatst als een beleidsealuatie wordt gestart en als deze wordt beëindigd. Logboekitems worden 7 dagen bewaard; hierna worden deze uit de tabel erwijderd. De DB2-iew DSNACC.HM_ALERT_PO_EV, die in de tabel is gemaakt door de installatietaak DSNTIJCC, kan worden gebruikt om alle beleidsdefinities weer te geen waaran de laatste ealuatie is mislukt. De DB2 oor z/os Health Monitor starten, beëindigen en ernieuwen Op het z/os-systeem wordt de DB2 oor z/os Health Monitor gestart als taak an elk DB2-subsysteem dat bewaakt moet worden of oor een ast toegewezen lid an een groep oor gemeenschappelijk gegeensgebruik. Om een DB2 Health Monitor te starten, geeft u de olgende MVS-systeemopdracht START: S membername,db2ssn=ssid,jobname=hmonssid,trace=trace,refresh=nn Hoofdstuk 10. Databasesysteembewaking en DB2 Connect 81

92 De parameters TRACE en REFRESH zijn optioneel. membername Geeft een procedurebibliotheeklid aan dat wordt uitgeoerd om de DB2 Health Monitor te starten, dat wil zeggen DSNHMONP. Deze gecatalogiseerde procedure wordt gemaakt door de installatietaak DSNTIJHM. ssid Beat de naam of het ID an het DB2-subsysteem dat bewaakt moet worden. trace Geeft de traceerlag aan. Mogelijke waarden zijn: ON - Tracering inschakelen. Traceerrecords worden naar SYSOUT geschreen OFF - Tracering niet inschakelen De standaardwaarde is OFF. nn Geeft het uur aan (op 24-uursklok) waarop de Health Monitor de momentopname an het ealuatieplan ernieuwt. Deze opname wordt gebruikt bij het starten an beleidsealuaties. De standaardwaarde is 22. Om meerdere DB2 Health Monitors te starten, geeft u de olgende START MVS-systeemopdracht: S membername membername Een procedurebibliotheeklid dat wordt uitgeoerd om meerdere DB2 Health Monitors te starten, dat wil zeggen DSNHMONA. Opmerking: Voordat meerdere DB2 Health Monitors gestart kunnen worden met één START-opdracht met DSNHMONA, moet de HMONPARM-gegeensset die is opgegeen in de procedure DSNHMONA, worden oorzien an de lijst met subsystemen die bewaakt moeten worden. De gecatalogiseerde procedure en de gegeensset worden gemaakt door de installatietaak DSNTIJHM. Om de momentopname an het ealuatieplan oor de beleidsdefinities te ernieuwen die door de DB2 Health Monitor wordt gebruikt om te bepalen wanneer beleidsealuaties moeten worden uitgeoerd, geeft u de olgende MODIFY MVS-systeemopdracht. F HMONssid,APPL=REFRESH ssid De naam of het ID an het DB2-subsysteem dat bewaakt wordt door de DB2 Health Monitor die u wilt ernieuwen. Om een DB2 Health Monitor te stoppen, geeft u de olgende MVS-systeemopdracht STOP : STOP HMONssid of P HMONssid ssid De naam of het ID an het DB2-subsysteem dat bewaakt wordt door de DB2 Health Monitor die u wilt stoppen. Aanbeolen acties bekijken, indienen en opslaan Als er tijdens de beleidsealuatie waarschuwingsobjecten zijn geonden waaran u de acties wilt bekijken, indienen of opslaan, roept u de opgeslagen DB2-procedure SYSPROC.DSNACCHR aan. Deze wordt gemaakt door de installatietaak DSNTIJCC. DSNACCHR is een opgeslagen procedure die de aanbeolen acties 82 DB2 Connect Gebruikershandleiding

93 oor waarschuwingsobjecten bepaalt die tijdens een beleidsealuatie zijn geonden. Teens genereert de procedure een JCL-taak die de aanbeolen acties uitoert. In het olgende syntaxisdiagram ziet u de instructie SQL CALL oor het starten an DSNACCHR. Voor DSNACCHR bestaat de koppelingsconentie GENERAL WITH NULLS en als u parameters dooroert naar hostariabelen, moet u een null-indicator opnemen oor elke hostariabele. Null-indicators oor inoerhostariabelen moeten worden geïnitialiseerd oordat de instructie CALL kan worden uitgeoerd. Syntaxis CALL DSNACCHR ( query-type, health-ind, policy-id, work-set, dataset-name, member-name, sae-opt, trace-flag, NULL NULL NULL job-id, jobname, jcl-proc-time, trace-flag, last-statement, return-code, error-msg ) query-type Geeft aan wat u wilt doen met de aanbeolen acties oor objecten die tijdens de beleidsealuatie de waarschuwingsstatus hebben. Mogelijke waarden zijn: 0 - Aanbeolen acties oor waarschuwingsobjecten bekijken als JCL-taak 1 - De JCL-taak indienen die de aanbeolen acties oor waarschuwingsobjecten uitoert 2 - De JCL-taak indienen die de aanbeolen acties oor waarschuwingsobjecten uitoert en de taak in de wachtrij plaatsen 3 - Aanbeolen acties oor waarschuwingsobjecten als JCL-taak opslaan in een bibliotheeklid query-type is een inoerparameter an het type INTEGER. health-ind Geeft het type waarschuwing aan dat DSNACCHR in de JCL-taak opneemt. Mogelijke waarden zijn: RS - Restricted State (onderhoudsstand) EX - Extents Exceeded (gebied oerschreden) RR - REORG Required (reorganisatie ereist) CR - COPY Required (kopiëren ereist) RT - RUNSTATS Required (statistieken ereist) SS - STOSPACE Required (opslagruimte ereist) health-ind is een inoerparameter an het type VARCHAR(4). policy-id Geeft een objectonderhoudsbeleid aan. policy-id is een inoerparameter an het type VARCHAR(7). Hoofdstuk 10. Databasesysteembewaking en DB2 Connect 83

94 work-set Geeft de werkset an een objectonderhoudsbeleid aan waarmee waarschuwingsobjecten zijn geonden die DSNACCHR in de JCL-taak heeft opgenomen. In deze werkset moet het beleid en het type waarschuwing worden aangegeen aan de hand an de parameters policy-id en health-ind. work-set is een inoerparameter an het type INTEGER. dataset-name Geeft een olledig gekwalificeerde gepartitioneerde gegeensset (PDS) aan of een uitgebreide naam an een gepartitioneerde gegeensset (PDSE). Deze waarde moet worden opgegeen als query-type gelijk is aan 3. dataset-name is een inoerparameter an het type VARCHAR(44). member-name Geeft een lid an een gepartitioneerde gegeensset (PDS) aan of een uitgebreide gepartitioneerde gegeensset (PDSE) die is opgegeen in de dataset-name-parameter waarin de JCL-objectonderhoudstaak wordt opgeslagen. Deze waarde moet worden opgegeen als query-type gelijk is aan 3. member-name is een inoerparameter an het type VARCHAR(8). sae-opt Geeft aan hoe de JCL-objectonderhoudstaak moet worden opgeslagen. Deze waarde moet worden opgegeen als query-type gelijk is aan 3. Mogelijke waarden zijn: R - Replace (erangen) A - Append (toeoegen) NM - New member (nieuw lid) sae-opt is een inoerparameter an het type VARCHAR(2). trace-flag Geeft aan of de tracering in- of uitgeschakeld moet worden. Mogelijke waarden zijn: Y - Tracering inschakelen N - Tracering uitschakelen trace-flag is een inoerparameter an het type CHAR(1). job-id Als query-type de waarde 1 of 2 heeft, geeft deze het taak-id an de aangeboden taak aan. job-id is een uitoerparameter an het type VARCHAR(8). jobname Als query-type de waarde 1 of 2 heeft, geeft deze de naam an de aangeboden taak aan. jobname is een uitoerparameter an het type VARCHAR(8). jcl-proc-time 84 DB2 Connect Gebruikershandleiding

95 Geeft de tijd aan waarin de opdracht is erwerkt. jcl-proc-time is een uitoerparameter an het type TIMESTAMP. last-statement Als DSNACCHR een ernstige fout retourneert (retourcode 12), beat dit eld de SQL-instructie die werd uitgeoerd op het moment dat de fout optrad. last-statement is een uitoerparameter an het type VARCHAR(2500). return-code De retourcode an de DSNACCHR-uitoering. Mogelijke waarden zijn: 0 - DSNACCHR zonder problemen uitgeoerd 12 - DSNACCHR beëindigd na ernstige fouten. De parameter error-msg beat een bericht waarin de fout wordt beschreen. De parameter last-statement beat de SQL-instructie die werd uitgeoerd op het moment dat de fout optrad. return-code is een uitoerparameter an het type INTEGER. error-msg Als DSNACCHR een ernstige fout retourneert (retourcode 12), beat dit eld foutberichten, waaronder de ingedeelde SQLCA. error-msg is een uitoerparameter an het type VARCHAR(1331). DSNACCHR retourneert één resultaatset als de parameter query-type de waarde 0 heeft. De resultaatset beat de JCL-taak die door DSNACCHR is gegenereerd. De tabel an de DSNACCHR-resultaatset wordt gemaakt door de installatietaak DSNTIJCC. Tabel 12 geeft de indeling an de resultaatset weer. Tabel 12. Indeling DSNACCHR-resultaatset Kolomnaam Gegeenstype Beschrijing JCLSEQNO INTEGER Volgnummer an de tabelrij (1,...,n) JCLSTMT VARCHAR(80) Geeft een JCL-instructie aan Oerzicht statuswaarschuwingen weergeen De functie HEALTH_OVERVIEW retourneert informatie uit de gegeensset Health Alert Summary VSAM KSDS in de orm an een DB2-tabel. Deze gegeensset wordt gemaakt door de installatietaak DSNTIJHM. De gegeensset Health Alert Summary beat informatie oer de status an de DB2 Health Monitor en de statistieken an waarschuwingssamenattingen oor elk DB2-subsysteem dat door de Health Monitor wordt bewaakt of eerder is bewaakt op het betreffende MVS-systeem of parallelle sysplex. Deze informatie wordt naar de client geretourneerd met een rij oor alle DB2-subsystemen en waarschuwingsaanbeelingen. Het resultaat an de functie is een DB2-tabel met de olgende kolommen: ip-addr Het IP-adres an de DB2-serer. Dit is een kolom an het type VARCHAR(40). Hoofdstuk 10. Databasesysteembewaking en DB2 Connect 85

96 db2-ssid Het subsysteem-id an het DB2-subsysteem. Dit is een kolom an het type VARCHAR(4). health-ind Het type waarschuwing. Mogelijke waarden zijn: RS - Restricted State (onderhoudsstand) EX - Extents Exceeded (gebied oerschreden) RR - REORG Required (reorganisatie ereist) CR - COPY Required (kopiëren ereist) RT - RUNSTATS Required (statistieken ereist) SS - STOSPACE Required (opslagruimte ereist) PO - Mislukte beleidsealuatie HM - Health Monitor-status health-ind is kolom an het type VARCHAR(4). host-name De olledig gekwalificeerde domeinnaam an de DB2-serer. Dit is een kolom an het type VARCHAR(255). summary-stats De status an de DB2 Health Monitor als health-ind de waarde HM heeft. Mogelijke waarden zijn: 0 Health Monitor is niet gestart 1 Health Monitor is gestart -1 Status Health Monitor is onbekend In andere geallen het totaalaantal waarschuwingsobjecten met het waarschuwingstype dat is opgegeen in health-ind. Dit is een kolom an het type INTEGER. alert-state 86 DB2 Connect Gebruikershandleiding De status an de waarschuwing die is opgegeen in health-ind. Mogelijke waarden zijn: 5 - Signaal 4 - Attentie 3 - Waarschuwing 0 - Normaal alert-state is altijd 0 als health-ind de waarde HM heeft. Dit is een kolom an het type INTEGER. De naam an het externe programma oor de functie is HEALTH_OVERVIEW en de specifieke naam is DSNACC.DSNACCHO. Deze functie wordt gemaakt door de installatietaak DSNTIJCC. Voorbeeld: Zoek het totaalaantal waarschuwingsobjecten dat COPY ereist oor het DB2-subsysteem ABCD :

97 SELECT SUMMARYSTATS FROM TABLE (DSNACC.HEALTH_OVERVIEW()) AS T WHERE DB2SSID = 'ABCD' AND HEALTHIND = 'CR'; Objecten statuswaarschuwingen weergeen Waarschuwingsobjecten die tijdens de laatste geslaagde beleidsealuatie zijn geonden, worden aan de hand an het objecttype opgeslagen in de repositorytabellen oor waarschuwingsobjecten. De waarschuwingsobjecten zijn de olgende: DSNACC.HM_MAINT_TS oor tabelruimten DSNACC.HM_MAINT_IX oor indexen DSNACC.HM_MAINT_SG oor opslaggroepen DB2 maakt een aantal iews oor de repositorytabellen oor waarschuwingsobjecten. De iews en repositorytabellen worden gemaakt door de installatietaak DSNTIJCC. Tabel 13 geeft een oerzicht an de tabellen waaroor een iew is gedefinieerd en de beschrijing an de iews. Alle iew- en tabelnamen hebben de kwalificatie DSNACC. Tabel 13. Views oor statuswaarschuwingsobjecten Viewnaam Voor tabel Beschrijing iew HM_ALERT_TS_RS HM_MAINT_TS Geeft alle tabelruimten met beperkt toegankelijke status weer HM_ALERT_TS_EX HM_MAINT_TS Geeft alle tabelruimten weer waaran het gebied een door de gebruiker opgegeen limiet heeft oerschreden HM_ALERT_TS_RR HM_MAINT_TS Geeft alle tabelruimten weer die REORG ereisen HM_ALERT_TS_CR HM_MAINT_TS Geeft alle tabelruimten weer die COPY ereisen HM_ALERT_TS_RT HM_MAINT_TS Geeft alle tabelruimten weer die RUNSTATS ereisen HM_ALERT_IX_RS HM_MAINT_IX Geeft alle indexen met beperkt toegankelijke status weer HM_ALERT_IX_EX HM_MAINT_IX Geeft alle indexen weer waaran het gebied een door de gebruiker opgegeen limiet heeft oerschreden HM_ALERT_IX_RR HM_MAINT_IX Geeft alle indexruimten weer die REORG ereisen HM_ALERT_IX_CR HM_MAINT_IX Geeft alle indexen weer die COPY ereisen HM_ALERT_IX_RT HM_MAINT_IX Geeft alle indexen weer die RUNSTATS ereisen HM_ALERT_SG_SS HM_MAINT_SG Geeft alle opslaggroepen weer die STOSPACE ereisen Hoofdstuk 10. Databasesysteembewaking en DB2 Connect 87

98 88 DB2 Connect Gebruikershandleiding

99 Deel 3. Hoge beschikbaarheid en DB2 Connect De hoge beschikbaarheid an de gegeens in een omgeing waarin gebruik wordt gemaakt an DB2 Connect kent een aantal specifieke aspecten. Als een databaseserer in een netwerk om een of andere reden niet langer beschikbaar is, is het belangrijk om de mogelijkheid te hebben om de opdrachten an een clientwerkstation door te zenden naar een alternatiee databaseserer in het netwerk. Copyright IBM Corp. 1993,

100 90 DB2 Connect Gebruikershandleiding

101 Hoofdstuk 11. Hoge beschikbaarheid en belastingserdeling oor hostdatabaseconnectiiteit Op de IT-markt an andaag is er grote behoefte aan 24 uur per dag beschikbaarheid an gegeens. Aan deze behoefte moet worden oldaan wil een bedrijf kunnen concurreren en blijen groeien. Veel web-, e-business- en spreadsheettoepassingen maken gebruik an bedrijfsgegeens. Er moet een betrouwbare, snelle en eilige erbinding met host- en System i-databases tot stand worden gebracht. Deze erbinding moet doorlopend beschikbaar zijn en ondanks een zware werkbelasting een groot aantal erbindingsaanragen kunnen afhandelen. Hoe kan deze erbinding worden opgezet? Scenario oor hoge beschikbaarheid Een bedrijf heeft erschillende werkstations en toepassingenserers die werken onder Windows, Linux en UNIX. Deze machines hebben toegang nodig tot gegeens die zich beinden op erschillende host- en System i-databases. Toepassingen die draaien op deze machines hebben behoefte aan een snelle en betrouwbare erbinding met de databases. Het gehele systeem is erbonden ia een Ethernet-netwerk met behulp an TCP/IP. Figuur 11. Voorbeeld an een netwerkscenario Werkstations en toepassingenserers kunnen alleen toegang krijgen tot host- en System i-databases als u gebruikmaakt an een connectiiteitscomponent als tussenschakel. Deze component moet een uiterst betrouwbare, krachtige en snelle erbinding bieden met host- en System i-databases. De component moet teens schaalbaar zijn, zodat hij kan worden aangepast aan een toekomstige toename an het aantal erbindingen. Copyright IBM Corp. 1993,

IBM DB2 Connect 9.7. DB2 Connect Gebruikershandleiding Bijgewerkt november 2009. Versie 9 Release 7 SC14-2066-01

IBM DB2 Connect 9.7. DB2 Connect Gebruikershandleiding Bijgewerkt november 2009. Versie 9 Release 7 SC14-2066-01 IBM DB2 Connect 9.7 Versie 9 Release 7 DB2 Connect Gebruikershandleiding Bijgewerkt noember 2009 SC14-2066-01 IBM DB2 Connect 9.7 Versie 9 Release 7 DB2 Connect Gebruikershandleiding Bijgewerkt noember

Nadere informatie

IBM DB2 Connect 9.7. DB2 Connect Gebruikershandleiding SC14-2066-00

IBM DB2 Connect 9.7. DB2 Connect Gebruikershandleiding SC14-2066-00 IBM DB2 Connect 9.7 DB2 Connect Gebruikershandleiding SC14-2066-00 IBM DB2 Connect 9.7 DB2 Connect Gebruikershandleiding SC14-2066-00 Opmerking Lees eerst Bijlage B, Kennisgeingen, op pagina 189. Eerste

Nadere informatie

IBM DB2 Connect 9.7. DB2 Connect Gebruikershandleiding Bijgewerkt september 2010. Versie 9 Release 7 SC14-2066-02

IBM DB2 Connect 9.7. DB2 Connect Gebruikershandleiding Bijgewerkt september 2010. Versie 9 Release 7 SC14-2066-02 IBM DB2 Connect 9.7 Versie 9 Release 7 DB2 Connect Gebruikershandleiding Bijgewerkt september 2010 SC14-2066-02 IBM DB2 Connect 9.7 Versie 9 Release 7 DB2 Connect Gebruikershandleiding Bijgewerkt september

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding IBM DB2 Connect IBM DB2 Connect Gebruikershandleiding Versie 8.2 SC14-5545-01 IBM DB2 Connect IBM DB2 Connect Gebruikershandleiding Versie 8.2 SC14-5545-01 Lees eerst Kennisgeingen. Deze publicatie is

Nadere informatie

DB2 Connect Versie 9.5

DB2 Connect Versie 9.5 DB2 Connect Versie 9.5 DB2 Connect Gebruikershandleiding Update maart 2008 SC14-5571-01 DB2 Connect Versie 9.5 DB2 Connect Gebruikershandleiding Update maart 2008 SC14-5571-01 Opmerking Lees eerst Bijlage

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding IBM DB2 Connect Gebruikershandleiding Versie 7 SC14-5518-00 IBM DB2 Connect Gebruikershandleiding Versie 7 SC14-5518-00 Lees eerst Bijlage H. Kennisgevingen op pagina 227. Eerste uitgave, juni 2000 Deze

Nadere informatie

Aan de slag met DB2 Connect Personal Edition

Aan de slag met DB2 Connect Personal Edition IBM DB2 Connect Aan de slag met DB2 Connect Personal Edition Versie 8.2 GC14-5544-01 IBM DB2 Connect Aan de slag met DB2 Connect Personal Edition Versie 8.2 GC14-5544-01 Lees eerst Kennisgeingen. Deze

Nadere informatie

DB2 Versie 9.5 for Linux, UNIX, and Windows

DB2 Versie 9.5 for Linux, UNIX, and Windows DB2 Versie 9.5 for Linux, UNIX, and Windows Versie 9 Release 5 Aan de slag met IBM Data Serer-clients Bijgewerkt december 2010 GC14-5570-03 DB2 Versie 9.5 for Linux, UNIX, and Windows Versie 9 Release

Nadere informatie

IBM DB2 9.7 voor Linux, UNIX en Windows

IBM DB2 9.7 voor Linux, UNIX en Windows IBM DB2 9.7 oor Linux, UNIX en Windows IBM Data Serer-clients installeren GC14-2065-00 IBM DB2 9.7 oor Linux, UNIX en Windows IBM Data Serer-clients installeren GC14-2065-00 Opmerking Lees eerst Bijlage

Nadere informatie

Bijlage Ketenlandschap Leerlingvolgsysteem. Applicatieketen. Aansluitvoorwaarden

Bijlage Ketenlandschap Leerlingvolgsysteem. Applicatieketen. Aansluitvoorwaarden Bijlage Ketenlandschap Leerlingolgsysteem Applicatieketen Afbeelding PSA01 toont de ereiste ketenkoppellakken an het Leerling Volg Systeem (LVS) naar andere benodigde applicaties. Indien in de toekomst

Nadere informatie

Power Systems. Live Partition Mobility

Power Systems. Live Partition Mobility Power Systems Lie Partition Mobility Power Systems Lie Partition Mobility Opmerking Lees oordat u deze informatie en het product gaat gebruiken de informatie in Kennisgeingen op pagina 161. Deze uitgae

Nadere informatie

IBM DB2 9.7 for Linux, UNIX, and Windows

IBM DB2 9.7 for Linux, UNIX, and Windows IBM DB2 9.7 for Linux, UNIX, and Windows Versie 9 Release 7 IBM Data Serer-clients installeren Bijgewerkt september 2010 GC14-2065-01 IBM DB2 9.7 for Linux, UNIX, and Windows Versie 9 Release 7 IBM Data

Nadere informatie

DB2 Versie 9.5 for Linux, UNIX, and Windows

DB2 Versie 9.5 for Linux, UNIX, and Windows DB2 Versie 9.5 for Linux, UNIX, and Windows Versie 9 Release 5 Nieuwe functies in deze release Bijgewerkt december 2010 SC14-5573-03 DB2 Versie 9.5 for Linux, UNIX, and Windows Versie 9 Release 5 Nieuwe

Nadere informatie

Aan de slag met DB2-clients

Aan de slag met DB2-clients IBM DB2 Uniersal Database Aan de slag met DB2-clients Versie 8.2 GC14-5543-01 IBM DB2 Uniersal Database Aan de slag met DB2-clients Versie 8.2 GC14-5543-01 Lees eerst Kennisgeingen. Deze publicatie is

Nadere informatie

iseries Client Access Express Beheer

iseries Client Access Express Beheer iseries Client Access Express Beheer iseries Client Access Express Beheer Copyright IBM Corp. 1998, 2001. Inhoudsopgae Hoofdstuk 1. Client Access Express beheren...................... 1 Hoofdstuk 2. Dit

Nadere informatie

Supplement voor installatie en configuratie

Supplement voor installatie en configuratie IBM DB2 Uniersal Database Supplement oor installatie en configuratie Versie 8.2 GC14-5546-01 IBM DB2 Uniersal Database Supplement oor installatie en configuratie Versie 8.2 GC14-5546-01 Lees eerst Kennisgeingen.

Nadere informatie

IBM License Metric Tool Versie 7.5. Release Notes GI

IBM License Metric Tool Versie 7.5. Release Notes GI IBM License Metric Tool Versie 7.5 Release Notes GI13-2106-03 IBM License Metric Tool Versie 7.5 Release Notes GI13-2106-03 Release Notes oor IBM License Metric Tool, Versie 7.5 Deze publicatie is een

Nadere informatie

IBM i Versie 7.3. Verbinden met IBM i IBM i Access for Web IBM

IBM i Versie 7.3. Verbinden met IBM i IBM i Access for Web IBM IBM i Versie 7.3 Verbinden met IBM i IBM i Access for Web IBM IBM i Versie 7.3 Verbinden met IBM i IBM i Access for Web IBM Opmerking Lees de informatie in Kennisgeingen op pagina 259 oordat u deze informatie

Nadere informatie

Zelftest Java EE Architectuur

Zelftest Java EE Architectuur Zelftest Java EE Architectuur Document: n1218test.fm 22/03/2012 ABIS Training & Consulting P.O. Box 220 B-3000 Leuven Belgium TRAINING & CONSULTING INLEIDING BIJ DE ZELFTEST JAVA EE ARCHITECTUUR Nota:

Nadere informatie

Zelftest Java concepten

Zelftest Java concepten Zelftest Java concepten Document: n0838test.fm 22/03/2012 ABIS Training & Consulting P.O. Box 220 B-3000 Leuven Belgium TRAINING & CONSULTING INLEIDING BIJ DE ZELFTEST JAVA CONCEPTEN Om de voorkennis nodig

Nadere informatie

IBM DB2 Connect 9.7. DB2 Connect Personal Edition installeren en configureren Bijgewerkt juli Versie 9 Release 7 SC

IBM DB2 Connect 9.7. DB2 Connect Personal Edition installeren en configureren Bijgewerkt juli Versie 9 Release 7 SC IBM DB2 Connect 9.7 Versie 9 Release 7 DB2 Connect Personal Edition installeren en configureren Bijgewerkt juli 2012 SC14-2067-03 IBM DB2 Connect 9.7 Versie 9 Release 7 DB2 Connect Personal Edition installeren

Nadere informatie

IBM Maximo Everyplace Versie 7 Release 5. Installatiehandleiding

IBM Maximo Everyplace Versie 7 Release 5. Installatiehandleiding IBM Maximo Everyplace Versie 7 Release 5 Installatiehandleiding Opmerking Lees eerst Kennisgevingen op pagina 5. Deze publicatie heeft betrekking op versie 7, release 5, modificatie 0 van het programma

Nadere informatie

Nieuwe functies in deze release

Nieuwe functies in deze release IBM DB2 Uniersal Database Nieuwe functies in deze release Versie 8.2 SC14-5547-01 IBM DB2 Uniersal Database Nieuwe functies in deze release Versie 8.2 SC14-5547-01 Lees eerst Kennisgeingen. Deze publicatie

Nadere informatie

IBM DB2 Connect 9.7. DB2 Connect Personal Edition installeren en configureren Bijgewerkt september Versie 9 Release 7 SC

IBM DB2 Connect 9.7. DB2 Connect Personal Edition installeren en configureren Bijgewerkt september Versie 9 Release 7 SC IBM DB2 Connect 9.7 Versie 9 Release 7 DB2 Connect Personal Edition installeren en configureren Bijgewerkt september 2010 SC14-2067-02 IBM DB2 Connect 9.7 Versie 9 Release 7 DB2 Connect Personal Edition

Nadere informatie

ERserver. iseries Access for Web. iseries. Versie 5 Release 3

ERserver. iseries Access for Web. iseries. Versie 5 Release 3 ERserer iseries iseries Access for Web Versie 5 Release 3 ERserer iseries iseries Access for Web Versie 5 Release 3 Opmerking: Voordat u deze informatie en het product gebruikt, leest u eerst de informatie

Nadere informatie

IBM Data Server-clients installeren

IBM Data Server-clients installeren IBM DB2 10.5 oor Linux, UNIX en Windows IBM Data Serer-clients installeren GC14-2094-00 IBM DB2 10.5 oor Linux, UNIX en Windows IBM Data Serer-clients installeren GC14-2094-00 Opmerking Lees eerst Bijlage

Nadere informatie

Power Systems. Live Partition Mobility IBM

Power Systems. Live Partition Mobility IBM Power Systems Lie Partition Mobility IBM Power Systems Lie Partition Mobility IBM Opmerking Lees oordat u deze informatie en het product gaat gebruiken de informatie in Kennisgeingen op pagina 181. Deze

Nadere informatie

IBM TRIRIGA Application Platform Versie 3 Release 4.2. Handleiding voor installatie en implementatie

IBM TRIRIGA Application Platform Versie 3 Release 4.2. Handleiding voor installatie en implementatie IBM TRIRIGA Application Platform Versie 3 Release 4.2 Handleiding oor installatie en implementatie Opmerking Lees eerst Kennisgeingen op pagina 97. Deze publicatie heeft betrekking op ersie 3, release

Nadere informatie

ERserver. iseries. Opslagoplossingen

ERserver. iseries. Opslagoplossingen ERserer iseries Opslagoplossingen ERserer iseries Opslagoplossingen Copyright IBM Corp. 2002. Inhoudsopgae Opslagoplossingen................................ 1 Nieuw oor V5R2.................................

Nadere informatie

Ondersteunde platformen voor Crystal Reports XI ====================================== (c) 2004 Business Objects

Ondersteunde platformen voor Crystal Reports XI ====================================== (c) 2004 Business Objects Ondersteunde platformen voor Crystal Reports XI ====================================== (c) 2004 Business Objects De volgende platforms worden ondersteund op het moment dat versie XI wordt uitgebracht.

Nadere informatie

Zelftest Informatica-terminologie

Zelftest Informatica-terminologie Zelftest Informatica-terminologie Document: n0947test.fm 01/07/2015 ABIS Training & Consulting P.O. Box 220 B-3000 Leuven Belgium TRAINING & CONSULTING INTRODUCTIE Deze test is een zelf-test, waarmee u

Nadere informatie

HP Easy Tools. Beheerdershandleiding

HP Easy Tools. Beheerdershandleiding HP Easy Tools Beheerdershandleiding Copyright 2014 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Microsoft en Windows zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van de groep bedrijven onder de

Nadere informatie

IBM Maximo Asset Management Versie 7 Release 6. Gegevens integreren met externe toepassingen

IBM Maximo Asset Management Versie 7 Release 6. Gegevens integreren met externe toepassingen IBM Maximo Asset Management Versie 7 Release 6 Gegeens integreren met externe toepassingen Kennisgeing Lees eerst Kennisgeingen op pagina 411. Deze uitgae heeft betrekking op ersie 7, release 5, modificatie

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE IMUIS INSTALLEREN 2 WINDOWS 2. WINDOWS SERVER 2008 r2 4 UITGAANDE VERBINDINGEN 5 INSTALLATIE IMUISONLINE.MSI 5 SSL CERTIFICAAT 5

INHOUDSOPGAVE IMUIS INSTALLEREN 2 WINDOWS 2. WINDOWS SERVER 2008 r2 4 UITGAANDE VERBINDINGEN 5 INSTALLATIE IMUISONLINE.MSI 5 SSL CERTIFICAAT 5 INHOUDSOPGAVE IMUIS INSTALLEREN 2 WINDOWS 2 WINDOWS SERVER 2008 r2 4 UITGAANDE VERBINDINGEN 5 INSTALLATIE IMUISONLINE.MSI 5 SSL CERTIFICAAT 5 STARTEN VAN IMUIS ONLINE 5 LINK VANAF UW WEBSITE 6 CONTACTGEGEVENS

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE IMUIS INSTALLEREN 2 WINDOWS 2. WINDOWS SERVER 2008 r2 3 UITGAANDE VERBINDINGEN 4 INSTALLATIE IMUISONLINE.MSI 4 SSL CERTIFICAAT 4

INHOUDSOPGAVE IMUIS INSTALLEREN 2 WINDOWS 2. WINDOWS SERVER 2008 r2 3 UITGAANDE VERBINDINGEN 4 INSTALLATIE IMUISONLINE.MSI 4 SSL CERTIFICAAT 4 INHOUDSOPGAVE IMUIS INSTALLEREN 2 WINDOWS 2 WINDOWS SERVER 2008 r2 3 UITGAANDE VERBINDINGEN 4 INSTALLATIE IMUISONLINE.MSI 4 SSL CERTIFICAAT 4 STARTEN VAN IMUIS ONLINE 4 LINK VANAF UW WEBSITE 5 CONTACTGEGEVENS

Nadere informatie

ii LotusLive beheren

ii LotusLive beheren LotusLie beheren ii LotusLie beheren Inhoudsopgae Hoofdstuk 1. LotusLie: info...... 1 Hoofdstuk 2. Systeemereisten oor LotusLie.............. 3 Hoofdstuk 3. LotusLie aanpassen oor uw organisatie............

Nadere informatie

Handleiding Plesk. Eddy De Bock

Handleiding Plesk. Eddy De Bock Handleiding Plesk Eddy De Bock 1 1 STARTPAGINA Hier krijgt u een samenvattend overzicht van de functies die Plesk u biedt. 2 GEBRUIKERS Hier kan u gebruikers aanmaken, verwijderen en beheren. Onder Gebruikersrollen

Nadere informatie

Software voor printerbeheer

Software voor printerbeheer Software voor printerbeheer In dit onderwerp wordt het volgende besproken: CentreWare-software gebruiken op pagina 3-10 Printerbeheerfuncties gebruiken op pagina 3-12 CentreWare-software gebruiken CentreWare

Nadere informatie

AdBackup Pro November 2015 AdBackup Pro 6.13 is beschikbaar op het platform Oodrive Vision en als een op zichzelf staand product AdBackup Pro

AdBackup Pro November 2015 AdBackup Pro 6.13 is beschikbaar op het platform Oodrive Vision en als een op zichzelf staand product AdBackup Pro AdBackup Pro 6.13 - November 2015 AdBackup Pro 6.13 is beschikbaar op het platform Oodrive Vision en als een op zichzelf staand product AdBackup Pro Pagina 1 van 6 INDEX VAN DE FUNCTIES 1. HERZIENING VAN

Nadere informatie

ThinkVantage System Migration Assistant 5.0. Handboek voor de gebruiker

ThinkVantage System Migration Assistant 5.0. Handboek voor de gebruiker ThinkVantage System Migration Assistant 5.0 Handboek oor de gebruiker ThinkVantage System Migration Assistant 5.0 Handboek oor de gebruiker Opmerking: Lees eerst Bijlage F, Kennisgeingen, op pagina 137.

Nadere informatie

emaxx Systeem eisen ManagementPortaal voor de ZakenMagazijn database

emaxx Systeem eisen ManagementPortaal voor de ZakenMagazijn database emaxx Systeem eisen ManagementPortaal voor de ZakenMagazijn database Datum: 25-09-2007 Auteur: ing. E.L. Floothuis Versie: 0.1 Status: Concept Kopersteden 22-4 Postbus 157 7500 AD Enschede Tel: 053 48

Nadere informatie

Taxis Pitane SQL beheerder. Censys BV - Eindhoven

Taxis Pitane SQL beheerder. Censys BV - Eindhoven Taxis Pitane SQL beheerder Censys BV - Eindhoven Inhoud Wat is Taxis Pitane SQL beheerder?... 3 Kenmerken van de software... 3 De juiste SQL server editie voor uw organisatie... 3 SQL Server 2008 Express...

Nadere informatie

DB2 Connect Versie 9.5

DB2 Connect Versie 9.5 DB2 Connect Versie 9.5 Aan de slag met DB2 Connect Personal Edition GC14-5572-00 DB2 Connect Versie 9.5 Aan de slag met DB2 Connect Personal Edition GC14-5572-00 Opmerking Lees eerst Bijlage B, Kennisgevingen,

Nadere informatie

CareConnect Fin Pre-requirements

CareConnect Fin Pre-requirements Pre-requirements Inhoudstafel A. Algemeen... 3 B. Type installaties... 3 C. Hardware en software vereisten... 4 1. PC Clients... 4 2. Terminal Server Clients (Thin Clients)... 4 3. Server... 4 D. Operating

Nadere informatie

The OSI Reference Model

The OSI Reference Model Telematica Applicatielaag Hoofdstuk 16, 17 Applicatielaag 4Bevat alle toepassingen die van het netwerk gebruik maken n E-mail n Elektronisch nieuws n WWW n EDI (Electronic Data Interchange) n Napster,

Nadere informatie

IBM Network Station Manager voor AS/400 V2R1 - Installatiehandleiding, September 1999

IBM Network Station Manager voor AS/400 V2R1 - Installatiehandleiding, September 1999 IBM Network Station IBM Network Station Manager oor AS/400 V2R1 - Installatiehandleiding, September 1999 Op http://www.ibm.com/nc/pubs indt u de meest recente update SC14-5508-00 IBM Network Station IBM

Nadere informatie

Peelland ICT Online Back-up

Peelland ICT Online Back-up Peelland ICT Online Back-up Peelland ICT biedt volledig in eigen beheer online back-up aan. Hiermee voorzien wij onze klanten van de laatste nieuwe back-up mogelijkheden en technieken. Risico s conventionele

Nadere informatie

IBM Security Access Manager for Enterprise Single Sign- On Versie 8.2.1. Handleiding SC14-2064-05

IBM Security Access Manager for Enterprise Single Sign- On Versie 8.2.1. Handleiding SC14-2064-05 IBM Security Access Manager for Enterprise Single Sign- On Versie 8.2.1 Handleiding SC14-2064-05 IBM Security Access Manager for Enterprise Single Sign- On Versie 8.2.1 Handleiding SC14-2064-05 Opmerking

Nadere informatie

LotusLive. LotusLive Handleiding voor de beheerder

LotusLive. LotusLive Handleiding voor de beheerder LotusLie LotusLie Handleiding oor de beheerder LotusLie LotusLie Handleiding oor de beheerder Opmerking Lees eerst Kennisgeingen op pagina 87. Deze uitgae heeft betrekking op LotusLie(tm) en op alle olgende

Nadere informatie

Nieuwe functies in DB2 Versie 10.1

Nieuwe functies in DB2 Versie 10.1 IBM DB2 10.1 oor Linux, UNIX en Windows Nieuwe functies in DB2 Versie 10.1 Januari 2013 SC14-2086-01 IBM DB2 10.1 oor Linux, UNIX en Windows Nieuwe functies in DB2 Versie 10.1 Januari 2013 SC14-2086-01

Nadere informatie

ChainWise server randvoorwaarden

ChainWise server randvoorwaarden ChainWise server randvoorwaarden Product ChainWise Bedrijfssoftware Datum 8-6-2018 Alle rechten voorbehouden aan ChainWise Niets in deze uitgave mag worden gebruikt in welke vorm dan ook zonder schriftelijke

Nadere informatie

1. PKIO certificaat uploaden

1. PKIO certificaat uploaden 1. PKIO certificaat uploaden Wanneer u start met digitaal communiceren met uw rechtbanken, dan is een PKIO certificaat ereist. Hoe u deze kunt aanragen, indt u bij ons op de site onder het menu-item Support.

Nadere informatie

DB2. Aan de slag met DB2 Connect Personal Edition. DB2 Connect Versie 9 GC14-5569-00

DB2. Aan de slag met DB2 Connect Personal Edition. DB2 Connect Versie 9 GC14-5569-00 DB2 DB2 Connect Versie 9 Aan de slag met DB2 Connect Personal Edition GC14-5569-00 DB2 DB2 Connect Versie 9 Aan de slag met DB2 Connect Personal Edition GC14-5569-00 Lees eerst Kennisgevingen. Deze publicatie

Nadere informatie

Bestanden en bestandssystemen Geïntegreerd bestandssysteem

Bestanden en bestandssystemen Geïntegreerd bestandssysteem IBM-systemen - iseries Bestanden en bestandssystemen Geïntegreerd bestandssysteem Versie 5 Release 4 IBM-systemen - iseries Bestanden en bestandssystemen Geïntegreerd bestandssysteem Versie 5 Release

Nadere informatie

SuperOffice Systeemvereisten

SuperOffice Systeemvereisten Minimale systeemvereisten voor SuperOffice CRM De minimale systeemvereisten voor SuperOffice CRM zijn tevens afhankelijk van het besturingssysteem en de services/applicaties die op het systeem actief zijn.

Nadere informatie

IBM TRIRIGA Versie 10 Release 4.0. Services aanvragen Handboek voor de gebruiker

IBM TRIRIGA Versie 10 Release 4.0. Services aanvragen Handboek voor de gebruiker IBM TRIRIGA Versie 10 Release 4.0 Services aanvragen Handboek voor de gebruiker Opmerking Lees eerst Kennisgevingen op pagina 3. Deze publicatie heeft betrekking op versie 10, release 4, modificatie 0

Nadere informatie

Productspecifieke gebruiksvoorwaarden

Productspecifieke gebruiksvoorwaarden Productspecifieke gebruiksvoorwaarden SOFTWARE De volgende lijst bevat aanvullende gebruiksvoorwaarden met betrekking tot specifieke Software. Bij elk Product worden een of meer voetnoten aangeduid die

Nadere informatie

DB2 Connect Versie 9.5

DB2 Connect Versie 9.5 DB2 Connect Versie 9.5 Aan de slag met DB2 Connect Personal Edition Update maart 2008 GC14-5572-01 DB2 Connect Versie 9.5 Aan de slag met DB2 Connect Personal Edition Update maart 2008 GC14-5572-01 Opmerking

Nadere informatie

Informatie over PTF-pakket voor IBM i

Informatie over PTF-pakket voor IBM i Informatie oer PTF-pakket oor IBM i IBM i CUMULATIEF PTF-PAKKET INSTALLATIE-INSTRUCTIES SF99720 Leel 17290 PAKKET-ID: C7290720 VERSIE 7, RELEASE 2.0 Instructies oor cumulatief PTF-pakket, laatste update:

Nadere informatie

INSTALLATIE NIS UPDATE Q3-2014-03 Q3-2014-03

INSTALLATIE NIS UPDATE Q3-2014-03 Q3-2014-03 INSTALLATIE NIS UPDATE Q3-2014-03 Q3-2014-03 2014 Van Brug Software B.V. Hoewel deze handleiding met zeer veel zorg is samengesteld, aanvaardt Van Brug Software B.V. geen aansprakelijkheid voor enige schade

Nadere informatie

Updateprocedure in vogelvlucht... 2. Stap 1: Updatebestanden downloaden... 3. Stap 2: Controle vooraf... 4

Updateprocedure in vogelvlucht... 2. Stap 1: Updatebestanden downloaden... 3. Stap 2: Controle vooraf... 4 Updatehandleiding versie 2.14 Administratie- en leerlingvolgsysteem LVS2000 Inhoud van dit document: Updateprocedure in vogelvlucht... 2 Stap 1: Updatebestanden downloaden... 3 Stap 2: Controle vooraf...

Nadere informatie

IBIS-TRAD Handleiding installatie IBIS-TRAD databases (MS-SQL)

IBIS-TRAD Handleiding installatie IBIS-TRAD databases (MS-SQL) Handleiding installatie IBIS-TRAD databases (MS-SQL) Inhoudsopgave 01 INSTALLATIE IBIS-TRAD DATABASES (MS-SQL) 1 01.01 Stap 1: Installeren IBIS-TRAD databases (MS-SQL) 2 01.02 Stap 2: Rechten verlenen

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. HP proliant ml310 g4 server http://nl.yourpdfguides.com/dref/880751

Uw gebruiksaanwijzing. HP proliant ml310 g4 server http://nl.yourpdfguides.com/dref/880751 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor HP proliant ml310 g4 server. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de HP proliant ml310 g4 server in de gebruikershandleiding

Nadere informatie

Informatie over PTF-pakket voor IBM i

Informatie over PTF-pakket voor IBM i Informatie oer PTF-pakket oor IBM i IBM i CUMULATIEF PTF-PAKKET INSTALLATIE-INSTRUCTIES SF99730 Leel 17061 PAKKET-ID: C7061730 VERSIE 7, RELEASE 3.0 Instructies oor cumulatief PTF-pakket, laatste update:

Nadere informatie

ERserver. Taken van iseries Navigator op het web. iseries. Versie 5 Release 3

ERserver. Taken van iseries Navigator op het web. iseries. Versie 5 Release 3 ERserer iseries Taken an iseries Naigator op het web Versie 5 Release 3 ERserer iseries Taken an iseries Naigator op het web Versie 5 Release 3 Opmerking Lees, oordat u deze informatie en het ondersteunde

Nadere informatie

Technische implementatie De infrastructuur rondom Transit kent de volgende rollen:

Technische implementatie De infrastructuur rondom Transit kent de volgende rollen: Transit Herkent u het? Steeds dezelfde uitdagingen in migratieprojecten; meerdere variabelen, in verschillende stadia en in een blijvend veranderende omgeving, managen. Grote hoeveelheden gegevens over

Nadere informatie

Systeemvereisten. Systeemvereisten voor Microsoft Dynamics NAV 2009. Rolgebaseerde client

Systeemvereisten. Systeemvereisten voor Microsoft Dynamics NAV 2009. Rolgebaseerde client Systeemvereisten voor Microsoft Dynamics NAV 2009 Rolgebaseerde client Microsoft Windows XP Professional SP3 of later (X86 of 32-bits Microsoft Windows Vista (Business, Enterprise, of Ultimate) SP1 of

Nadere informatie

Technisch Ontwerp W e b s i t e W O S I

Technisch Ontwerp W e b s i t e W O S I Technisch Ontwerp W e b s i t e W O S I WOSI Ruud Jungbacker en Michael de Vries - Technisch ontwerp Website Document historie Versie(s) Versie Datum Status Omschrijving / wijzigingen 0.1 20 nov 2008 Concept

Nadere informatie

iseries Aan de slag met iseries

iseries Aan de slag met iseries iseries Aan de slag met iseries iseries Aan de slag met iseries Copyright IBM Corp. 1998, 2001. Inhoudsopgae Hoofdstuk 1. Aan de slag met de iseries 400...................... 1 EZ-Setup oltooien: oer

Nadere informatie

Installatie SQL Server 2008R2

Installatie SQL Server 2008R2 Installatie SQL Server 2008R2 Download de SQL Server 2008.exe van onze site: www.2work.nl Ga naar tabblad: Downloads en meld aan met: klant2work en wachtwoord: xs4customer Let op! Indien u een Windows

Nadere informatie

Client Management en Universal Printing Solutions

Client Management en Universal Printing Solutions Client Management en Universal Printing Solutions Handleiding Copyright 2007 Hewlett-Packard Development Company, L.P. Windows is een in de Verenigde Staten geregistreerd handelsmerk van Microsoft Corporation.

Nadere informatie

Installeer Apache2: Landstede februari 2009 versie 3 1 Bertil Hoentjen

Installeer Apache2: Landstede februari 2009 versie 3 1 Bertil Hoentjen Installeer Apache2: Deze howto gaat over name based virtual hosting onder Apache 2.x., en is getest onder OpenSUSE 11 maar is in feite ook van toepassing op de andere distributies. Alleen Debian en afgeleide

Nadere informatie

GERACC.net suite Systeemsoftware- en hardwarevereisten

GERACC.net suite Systeemsoftware- en hardwarevereisten suite 1. Hardware/Software eisen voor de installatie van de suite 1.1 PC Clients Processor: Processor snelheid: Dual Core 2.4 GHz of sneller Besturingssysteem: Windows XP SP3 of hoger (let op: raadpleeg

Nadere informatie

NetVista N2200w, Thin Client voor Windows Based Terminal Standard 1.5 Naslaginformatie April 2000

NetVista N2200w, Thin Client voor Windows Based Terminal Standard 1.5 Naslaginformatie April 2000 NetVista Thin Client NetVista N2200w, Thin Client oor Windows Based Terminal Standard 1.5 Naslaginformatie April 2000 Op http://www.ibm.com/nc/pubs indt u de laatste update SA14-5988-00 NetVista Thin

Nadere informatie

Powerpoint presentatie College 5 Gilbert van Lierop & Farshad Salamat

Powerpoint presentatie College 5 Gilbert van Lierop & Farshad Salamat Powerpoint presentatie College 5 Gilbert van Lierop & Farshad Salamat Wat is een database? Een verzameling van georganiseerde data Een database bestaat uit applicaties, SQL en het DBMS Watis eendbms? EenDBMS

Nadere informatie

Nieuwe functies in Crystal Reports XI

Nieuwe functies in Crystal Reports XI Nieuwe functies in Crystal Reports XI Inleiding Inleiding Deze sectie bevat een algemene beschrijving van de onderdelen, functies en voordelen van de nieuwste versie van Crystal Reports. De belangrijkste

Nadere informatie

Prijslijst 2015. Algemeen. Reparaties. Installaties. Voorrijkosten binnen gemeente Bedum: 5,- Voorrijkosten buiten gemeente Bedum: 20,-

Prijslijst 2015. Algemeen. Reparaties. Installaties. Voorrijkosten binnen gemeente Bedum: 5,- Voorrijkosten buiten gemeente Bedum: 20,- Prijslijst 2015 Algemeen Voorrijkosten binnen gemeente Bedum: 5,- Voorrijkosten buiten gemeente Bedum: 20,- Advisering: 10,- per uur. Reparaties Onderzoekskosten: 10,- Reparatiekosten: 10,- Installaties

Nadere informatie

VMware Identity Manager Connector upgraden. Gewijzigd op 12 oktober 2017 VMware Identity Manager 2.9.2

VMware Identity Manager Connector upgraden. Gewijzigd op 12 oktober 2017 VMware Identity Manager 2.9.2 VMware Identity Manager Connector upgraden Gewijzigd op 12 oktober 2017 VMware Identity Manager 2.9.2 VMware Identity Manager Connector upgraden U vindt de recentste technische documentatie op de website

Nadere informatie

SPACE ProAccess 3.0. Voor nadere toelichting kan contact opgenomen worden met SALTO.

SPACE ProAccess 3.0. Voor nadere toelichting kan contact opgenomen worden met SALTO. SPACE ProAccess 3.0 SALTO voorziet de partner van een document dat als checklist dient voor een juiste voorbereiding van de SALTO Web Software en de vereisten van het netwerk. Dit document is bedoeld voor

Nadere informatie

Technical Deep Dive Microsoft Dynamics CRM 4.0. Dennis Schut

Technical Deep Dive Microsoft Dynamics CRM 4.0. Dennis Schut Technical Deep Dive Microsoft Dynamics CRM 4.0 Dennis Schut Agenda Versies Microsoft Dynamics CRM 4.0 Infrastructurele & software vereisten Microsoft Dynamics CRM 4.0 Onze ervaringen met Microsoft Dynamics

Nadere informatie

Samengesteld door: Xerox Corporation Global Knowledge and Language Services 800 Phillips Road, Bldg. 0845-17S Webster, New York 14580-9791 USA

Samengesteld door: Xerox Corporation Global Knowledge and Language Services 800 Phillips Road, Bldg. 0845-17S Webster, New York 14580-9791 USA Windows-printerdrivers voor Xerox Production Print Services en CentreWare voor de Xerox Nuvera 100/120 Digitale kopieerapparaat/printer en het Xerox Nuvera 100/120 Digitale productiesysteem Aan de slag

Nadere informatie

Cerussa FIN Pre-requirements

Cerussa FIN Pre-requirements Pre-requirements Inhoudstafel A. Algemeen... 3 B. Type installaties... 3 C. Hardware en software vereisten... 4 1. PC Clients... 4 2. Terminal Server Clients (Thin Clients)... 4 3. Server... 4 D. Operating

Nadere informatie

Object bus en objecten zijn de toekomst van het Internet

Object bus en objecten zijn de toekomst van het Internet Object bus en objecten zijn de toekomst van het Internet Tot voor kort kende het gebruik van internettechnologie een aantal problemen met het beschikbaar stellen van zakelijke toepassingen. De simpele

Nadere informatie

ChainWise server randvoorwaarden

ChainWise server randvoorwaarden ChainWise server randvoorwaarden Product ChainWise Bedrijfssoftware Datum 04-08-2016 Alle rechten voorbehouden aan ChainWise Niets in deze uitgave mag worden gebruikt in welke vorm dan ook zonder schriftelijke

Nadere informatie

Oracle-database creëren

Oracle-database creëren Datum: maart 2014 Versie: 3.1 2014 Perceptive Software. Alle rechten voorbehouden. Perceptive Software is een gedeponeerd handelsmerk van Lexmark International Technology S.A. in de VS en andere landen.

Nadere informatie

Technische nota AbiFire5 Rapporten maken via ODBC

Technische nota AbiFire5 Rapporten maken via ODBC Technische nota AbiFire5 Rapporten maken via ODBC Laatste revisie: 29 juli 2009 Inhoudsopgave Inleiding... 2 1 Installatie ODBC driver... 2 2 Systeeminstellingen in AbiFire5... 3 2.1 Aanmaken extern profiel...

Nadere informatie

ChainWise server randvoorwaarden

ChainWise server randvoorwaarden ChainWise server randvoorwaarden Product ChainWise Bedrijfssoftware Jaar 2018 Alle rechten voorbehouden aan ChainWise Niets in deze uitgave mag worden gebruikt in welke vorm dan ook zonder schriftelijke

Nadere informatie

Draagbare USB 2.0 Vaste Schijf (40 GB) met Rapid Restore. Handboek voor de gebruiker

Draagbare USB 2.0 Vaste Schijf (40 GB) met Rapid Restore. Handboek voor de gebruiker Draagbare USB 2.0 Vaste Schijf (40 GB) met Rapid Restore Handboek oor de gebruiker Draagbare USB 2.0 Vaste Schijf (40 GB) met Rapid Restore Handboek oor de gebruiker Opmerking: Lees eerst Bijlage C, Warranty

Nadere informatie

Zelftest Internet concepten en technieken

Zelftest Internet concepten en technieken Zelftest Internet concepten en technieken Document: n0832test.fm 25/01/2017 ABIS Training & Consulting P.O. Box 220 B-3000 Leuven Belgium TRAINING & CONSULTING INTRODUCTIE ZELFTEST INTERNET CONCEPTEN EN

Nadere informatie

Crystal Reports Gebruikershandleiding. Crystal Reports XI R2 installeren

Crystal Reports Gebruikershandleiding. Crystal Reports XI R2 installeren Crystal Reports Gebruikershandleiding Crystal Reports XI R2 installeren Crystal Reports XI R2 installeren Crystal Reports XI R2 installeren U wordt bij het installatieproces begeleid door de Crystal Reports-wizard

Nadere informatie

Handleiding Migratie. Bronboek Professional

Handleiding Migratie. Bronboek Professional Handleiding Migratie Bronboek Professional Laatste wijziging: 25/02/2015 Inhoudsopgave Controles en acties vooraf pag. 1 Installatie en configuratie Microsoft SQL met de Bronboek Helpdesk Tool pag. 3 Migratie

Nadere informatie

5/8 Patch management

5/8 Patch management Management Services 5/8 Patch management 5/8.1 Beheer van patches met Subscription Management Tool 5/8.1.1 Inleiding Een moderne Linux-server moet regelmatig worden bijgewerkt met de laatste versie van

Nadere informatie

INSTALLATIE NIS UPDATE 2014-Q4 2014-Q4

INSTALLATIE NIS UPDATE 2014-Q4 2014-Q4 INSTALLATIE NIS UPDATE 2014-Q4 2014-Q4 2014 Van Brug Software B.V. Hoewel deze handleiding met zeer veel zorg is samengesteld, aanvaardt Van Brug Software B.V. geen aansprakelijkheid voor enige schade

Nadere informatie

Installatiegids. 1 Installatiegids Nintex Workflow 2010

Installatiegids. 1   Installatiegids Nintex Workflow 2010 Installatiegids Nintex USA LLC 2012, alle rechten voorbehouden. Fouten en weglatingen uitgezonderd. support@nintex.com 1 www.nintex.com Inhoudsopgave 1. Nintex Workflow 2010 installeren... 4 1.1 Het installatieprogramma

Nadere informatie

Service en ondersteuning

Service en ondersteuning IBM i Serice en ondersteuning Versie 7.2 IBM i Serice en ondersteuning Versie 7.2 Opmerking Lees, oordat u deze informatie en het ondersteunde product gebruikt, de informatie in Kennisgeingen op pagina

Nadere informatie

Perceptive Process. Technische Specificaties. Versie: 3.4.x

Perceptive Process. Technische Specificaties. Versie: 3.4.x Perceptive Process Technische s Versie: 3.4.x Geschreven door: Product Documentation, R&D Datum: Mei 2015 2015 Lexmark International Technology, S.A. Alle rechten voorbehouden. Lexmark is een hadelsmerk

Nadere informatie

Internet Veiligheidspakket van KPN Handleiding Windows XP, Vista, 7,8 Versie 13.04.19

Internet Veiligheidspakket van KPN Handleiding Windows XP, Vista, 7,8 Versie 13.04.19 Internet Veiligheidspakket van KPN Handleiding Windows XP, Vista, 7,8 Versie 13.04.19 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 Systeemeisen... 4 3 Installatie... 5 4 Gebruik en instellingen... 12 4.1 Algemeen...

Nadere informatie

Perceptive Process Design & Enterprise 3.0.3. Ondersteunde platformen

Perceptive Process Design & Enterprise 3.0.3. Ondersteunde platformen Perceptive Process Design & Enterprise 3.0.3 Ondersteunde platformen 2013 Lexmark International Technology S.A. Datum: 10/28/2013 Versie: 3.0.3 Perceptive Software is a trademark of Lexmark International

Nadere informatie