BODEMBREED INTERREG Velddemonstraties Nederlands Limburg 2009

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "BODEMBREED INTERREG Velddemonstraties Nederlands Limburg 2009"

Transcriptie

1 BODEMBREED INTERREG Velddemonstraties Nederlands Limburg 2009 Onderdeel: Werkgroep 3 Document: Rapport Tijdstip: januari 2010 Versie: 1 Status: definitief Opgesteld door: Praktijkonderzoek Plant en Omgeving; Gerard Meuffels

2 Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Akkerbouw, Groene ruimte en vollegrondsgroenten Adres : Vredeweg 1c : 5816 AJ Vredepeel Tel. : Fax : gerard.meuffels@wur.nl Internet : Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Akkerbouw, Vollegrondsgroenten en Groene Ruimte Januari 2010 PPO nr

3 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING DEMONSTRATIE BRANDSTOF EN CAPACITEIT NIET KERENDE GRONDBEWERKING IN VERGELIJKING TOT PLOEGEN Inleiding Uitvoering Resultaten brandstofverbruik en capaciteit Opbrengst en interne kwaliteit DEMONSTRATIE NIET KERENDE GRONDBEWERKING IN SUIKERBIETEN Uitvoering Resultaten DEMONSTRATIE GRONDBEWERKING IN SNIJMAÏS Uitvoering Resultaten DEMONSTRATIE GRONDBEWERKING ZAAIUIEN Uitvoering Resultaten DEMONSTRATIE GRONDBEWERKING IN CONSUMPTIE AARDAPPELEN Uitvoering Aanleg strokenvergelijking in Mechelen Bepaling grondtarra Resultaten Resultaten strokenvergelijking in Mechelen Resultaten bepaling grondtarra DEMONSTRATIE SPORENWISSEN VOORSTEL VOOR VERVOLGONDERZOEK Strokenvergelijking niet kerende grondbewerking bij fijnzadige teelten Niet kerende grondbewerking in aardappelen Strokenvergelijking biologische maisteelt Meerjarige strokenvergelijking in snijmaïs Demonstratie teelt van zomergerst na wintertarwe Systeemvergelijking niet kerende grondbewerking Velddemonstratie

4 BIJLAGE I. DEMONSTRATIE BRANDSTOF EN CAPACITEIT NIET KERENDE GRONDBEWERKING IN VERGELIJKING TOT PLOEGEN...45 BIJLAGE II. FOTOMATERIAAL DEMONSTRATIE BRANDSTOF EN CAPACITEIT NIET KERENDE GRONDBEWERKING IN VERGELIJKING TOT PLOEGEN...47 BIJLAGE III. DEMONSTRATIE NIET KERENDE GRONDBEWERKING IN SUIKERBIETEN...49 BIJLAGE IV. FOTOMATERIAAL DEMONSTRATIE NIET KERENDE GRONDBEWERKING IN SUIKERBIETEN...51 BIJLAGE V. DEMONSTRATIE GRONDBEWERKING IN SNIJMAÏS...52 BIJLAGE VI. DEMONSTRATIE GRONDBEWERKING ZAAIUIEN...54 BIJLAGE VII. FOTOMATERIAAL DEMONSTRATIE GRONDBEWERKING ZAAIUIEN...56 BIJLAGE VIII. DEMONSTRATIE GRONDBEWERKING IN CONSUMPTIE AARDAPPELEN...58 BIJLAGE IX. FOTOMATERIAAL DEMONSTRATIE GRONDBEWERKING IN CONSUMPTIEAARDAPPELEN

5 1 Inleiding De afgelopen decennia is het agrarisch grondgebruik in zowel Belgisch als Nederlands Limburg veranderd. Specialisatie bracht met zich mee dat de traditionele gemengde bedrijven veranderden in puur akkerbouw of veehouderij bedrijven. Grasland werd omgezet in bouwland ook in sterk hellende gebieden. Daarnaast is in diezelfde periode de groei van het stedelijk gebied toegenomen. Platteland en stad komen steeds dichter bij elkaar. De afgelopen honderd jaar is de neerslaghoeveelheid toegenomen. Vooral extreme buien, waarbij veel neerslag in korte periode valt, worden steeds vaker waargenomen. Deze veranderingen hebben geleid tot een toename van erosie op de Zuid Limburgse akkers. Vruchtbare teeltaarde wordt meegenomen met het regenwater en op een aantal locaties veroorzaakt dit overlast en schade in huizen en straten. Zowel de landbouw als de (lokale) overheden worstelen met het probleem van erosie en willen werken aan oplossingen. Vooral leemhoudende en humusarme gronden zijn gevoelig voor erosie. De Zuid Limburgse lössgronden bevatten circa 80% leem. Lössgrond is erg gevoelig voor interne slemp. Dit is het verspoelen van grond in de teeltlaag zodanig dat de poriën verstopt raken. Hierdoor ontstaat verdichting van de bodem (structuurbedref). Gronden met een lager percentage klei zijn gevoelig voor verdichting. Op deze gronden treedt geen zwel en krimp op waardoor het natuurlijke herstelvermogen beperkt is. De krijtverweringsgronden en de kleefaarde bevatten daarentegen weinig leem maar veel kleibestanddelen en hebben het vermogen tot zwel en krimp. Dit maakt deze gronden minder gevoelig voor erosie. De laatste jaren is aandacht besteed aan onderzoek en communicatie om agrariërs vertrouwd te maken met verschillende oplossingen, die erosie kunnen beperken en/of voorkomen. Een van de methoden om erosie te beperken is het toepassen van niet kerende grondbewerking. Bij deze vorm van grondbewerking wordt de bouwvoor niet gekeerd, waardoor organische resten aan het oppervlak blijven. Dit leidt tot een poreuzere bouwvoor, waarin water beter kan indringen. De organische resten aan het oppervlak hebben tevens een remmende werking op het afstromende water. Verder heeft de minder intensieve bewerking van de bodem een positief effect op het bodemleven. Dit bodemleven zorgt op haar beurt voor een stabiele bodemstructuur, waardoor de grond minder dichtslibt en water beter kan infiltreren. Uit onderzoeken, die in de periode zijn uitgevoerd op Proefboerderij Wijnandsrade blijkt, dat deze vorm van grondbewerking geen duidelijk positief of negatief effect heeft op de opbrengst en kwaliteit van graan, aardappelen, suikerbieten en maïs in vergelijking tot ploegen. Vanaf 2013 wordt niet kerende grondbewerking in Nederland leidend als meetregel om erosie te beperken. Ploegen zal onder bepaalde omstandigheden (na melding) mogelijk zijn mits er alternatieve maatregelen worden getroffen. Een van deze alternatieve maatregelen zal zijn dat onderaan het perceel een bufferstrook zal worden aangelegd met een breedte van 2% van de hellingslengte van het perceel. Ondanks deze voorgenomen maatregelen om erosie te voorkomen geven agrariërs in Belgisch en Nederlands Limburg aan onder verschillende omstandigheden in diverse teelten problemen te ondervinden bij het toepassen van niet-kerende grondbewerking op hun bedrijf. Vooral agrariërs met percelen op zwaardere kleefaarde. 5

6 Het project BodemBreed verzamelt informatie over de bodem en het landbouwkundige gebruik ervan, wat uiteindelijk moet leiden tot de implementatie van het bodemmanagement in de bedrijfsvoering. Het project gaat daarom uit van 'niet meer maar anders', uitvoeringsgerede maatregelen die in de plaats treden van de bestaande praktijk. Het project heeft daarom een praktijkgerichte insteek: veldproeven en praktijkgericht onderzoek, gekoppeld aan kennisuitwisseling en een nauwe betrokkenheid van ondernemersgroepen. Belangrijke speerpunten binnen het project zijn: het tegengaan van bodemerosie door afstromend water (infiltratie, structuurstabiliteit) het versterken van het bodemleven als motor achter natuurlijke bodemprocessen (omzetting stoffen, beluchting door wormgangen, afbraak schimmels) het tegengaan van bodemverdichtingen die belemmerend zijn voor de gewasgroei (waterhuishouding, doorworteling) het stabiliseren en zo mogelijk verhogen van de organische stof (bodemvruchtbaarheid, structuur) Aan Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (PPO), De Hooibeekhoeve en PIBO-Campus is gevraagd om aan het project deel te nemen als B-partner. De opdracht aan deze praktijkcentra is om technische vragen op het vlak van erosiebestrijding maar ook bredere bodemkundige vragen te onderzoeken en te beantwoorden. De vragen komen voort uit de kenniscirkel, bestaande uit agrariërs die meedenken om problemen met erosie te verkleinen op een voor de agrarische praktijk maar ook voor beleidsmakers bevredigende manier. In Nederlands Limburg zijn in 2009 diverse strokenvergelijkingen aangelegd. In dit verslag zullen de eerste resultaten worden beschreven en zal een overzicht worden gegeven van de activiteiten die in 2010 zullen worden uitgevoerd in het kader van het Interregproject BodemBreed. In 2009 zijn de volgende demonstraties en proefvelden aangelegd: 1. Demonstratie brandstof en capaciteit niet kerende grondbewerking 2. Demonstratie grondbewerking in suikerbieten 3. Demonstratie grondbewerking in snijmaïs 4. Demonstratie grondbewerking in zaaiuien 5. Demonstratie grondbewerking in aardappelen 6. Demonstratie sporenwissen bij zaaiuien en suikerbieten 7. Demonstratie nateelt groenbemesters De demonstratie nateelt groenbemesters wordt momenteel nog uitgevoerd. De resultaten zullen in een apart verslag worden beschreven. 6

7 2 Demonstratie brandstof en capaciteit niet kerende grondbewerking in vergelijking tot ploegen 2.1 Inleiding Uit de praktijk komen geluiden, dat niet kerende grondbewerking meer brandstof en meer bewerkingen zou vragen in vergelijking tot ploegen (Kennisvraag uit de kenniscirkel). Dit zou niet kerende grondbewerking duurder maken in vergelijking tot ploegen. Deze geluiden zijn opvallend daar door agrariërs die al enige tijd niet kerend werken juist genoemd wordt dat niet kerende grondbewerking minder brandstof kost en juist een hogere capaciteit behaald wordt; dus minder arbeid noodzakelijk voor grondbewerking. Harde cijfers ontbreken om de genoemde argumenten te bekrachtigen. Daarbij valt ook te noemen dat onderbouwing lastig is omdat agrariërs gebruik maken van andere machines een ander systeem van niet kerende grondbewerking hanteren en de grondsoort in Zuid Limburg sterk kan verschillen. Toch is getracht om op Proefboerderij Wijnandsrade in een demonstratie een mogelijk verschil in brandstofverbruik en capaciteit te meten tussen niet kerende grondbewerking en ploegen. 2.2 Uitvoering Op een perceel van proefboerderij Wijnandsrade met een lutumgehalte van 14% en een organisch stofgehalte van 2.6% is een demonstratie uitgevoerd, waarbij verschillende werktuigen waarmee niet kerend kan worden gewerkt zijn vergeleken met ploegen. In tabel 1 zijn de verschillende objecten met bijbehorende werktuigen en bewerkingsdiepte weergegeven. Tabel 1. Objecten aangelegd in een strokendemonstratie op Proefboerderij Wijnandsrade Object Beschrijving Machines Diepte bewerking (cm) A B C D E Ploegen Steeno 4 schaarploeg met 25 cm ondergronders rotoreg Amazone rotorkopeg 10 cm Cultivator smalle beitels Evers Garron voorbewerken Voorzetcultivator smalle beitels Evers Holsteiner + rotoreg rechte tand + rotoreg Geen voorbewerking - Voorzetcultivator smalle beitels Evers Holsteiner + rotoreg rechte tand+ rotoreg Cultivator smalle beitels Evers Garron voorbewerken Voorzetcultivator smalle beitels Bremer + rotoreg gebogen tand+ rotoreg Geen voorbewerking - Voorzetcultivator smalle beitels gebogen tand+ rotoreg Bremer + rotoreg 25 cm 20 cm + 10 cm 20 cm + 10 cm 25 cm 20 cm + 10 cm 20 cm + 10 cm Als voorvrucht werd op het perceel vlas geteeld, waarbij na de oogst van het vlas in 2008 gele 7

8 mosterd als groenbemester werd ingezaaid. Deze gele mosterd werd op in februari geklepeld. Om overwinterende en vroegkiemende onkruiden te bestrijden is op 18 maart een bespuiting uitgevoerd met 3 ltr/ha Glyfosaat. Tijdens het aanleggen van alle grondbewerkingsobjecten is het brandstofverbruik en de benodigde tijd om de plots te bewerken gemeten. De plots hadden een bruto afmeting van 12 meter bij 150 meter. Alle grondbewerkingsobjecten zijn aangelegd met dezelfde trekker een Case CVX 1135 met een nominaal vermogen van 101 KW. Voordat gestart werd met het bewerken van een plot werd de trekker afgetankt tot een gemarkeerd niveau in de vulhals van de tank. Hierbij werd de trekker na een eerste vulling gestart en liep de motor 20 seconde, om lucht uit te tank te verdrijven. Vervolgens werd de trekker opnieuw afgetankt tot het gemarkeerde niveau. Naast het meten van het brandstofverbruik is per plot ook de bewerkingstijd gemeten door deze te klokken. Op 23 maart werd object A geploegd met een Steeno vierschaar wentelploeg met ondergronders onder elk schaar. De bewerkingsdiepte van de ploeg bedroeg 25 cm. De bewerkingsdiepte van de ondergronders (mesvorm) bedroeg 20 cm onder het zoolijzer. Geploegd werd met een rijsnelheid van gemiddeld 8 km/u. Op dezelfde dag werden de objecten B en D voorbewerkt met een vaste tand cultivator voorzien van 9 tanden (Evers Garron). De bewerkingsdiepte bedroeg 25 cm. Gewerkt werd met een rijsnelheid van gemiddeld 7 km/u. Voor het uitvoeren van beide grondbewerkingen is een grondmonster genomen tot een diepte van 30 cm ter bepaling van het vochtgehalte van de bodem. Het vochtgehalte van de bodem bedroeg op 23 maart 22%. Aan de hand van deze bemonstering is het watergetal berekend. Het watergetal is het gewicht aan vocht gedeeld door het gewicht van de droge grond. Het watergetal bedroeg op 23 maart Een water getal van 0.28 komt in de regel overeen met een vochtige bodem, die wel geschikt is voor het uitvoeren van ploegen en diepe grondbewerking, maar minder geschikt voor het maken van een zaaibed. De temperatuur van de bodem bedroeg 6.6 o C. Op 3 april werden de overige grondbewerkingen uitgevoerd. Bij object A betrof dit het uitvoeren van de zaaibedbereiding met de rotorkopeg (zonder woelers). De gemiddelde rijsnelheid bedroeg 4 km/u, de bewerkingsdiepte 10 cm en de werkbreedte 3 m. Bij de objecten B en C werd de grondbewerking en zaaibedbereiding in een werkgang uitgevoerd met een voorzetcultivator met een werkbreedte van 3 m voorzien van 6 rechte tanden met smalle beitels en een rotorkopeg. Bij object C vond geen voorbewerking plaats, maar werd direct in de reeds geklepelde gele mosterd gewerkt. De bewerkingsdiepte van de voorzetcultivator bedroeg 20 cm en van de rotorkopeg 10 cm. Gewerkt werd met een gemiddelde rijsnelheid van 5.5 km/u. De objecten D en E zijn op 3 april bewerkt met een voorzetcultivator met een werkbreedte van 3 m voorzien van 6 gebogen tanden met smalle beitels en rotorkopeg. Bij object E vond geen voorbewerking plaats, maar werd direct in de reeds geklepelde gele mosterd gewerkt. De bewerkingsdiepte van de voorzetcultivator bedroeg 20 cm en van de rotorkopeg 10 cm. Gewerkt werd met een gemiddelde rijsnelheid van 6 km/u. 8

9 Gekozen is om twee soorten tanden; recht en gebogen, te vergelijken. In de praktijk worden beide tanden gemonteerd op (voorzet)cultivatoren. Als voordeel van de gebogen tanden wordt genoemd dat deze minder trekkracht vragen (minder dieselverbruik. Uit onderzoek uitgevoerd in door Praktijkonderzoek Plant en Omgeving, bleek dat intensiever bewerken van de grond, door gebruik te maken van cultivatoren met meer tanden een betere beluchting van de bodem plaatsvond, wat resulteerde in een hogere opbrengst. Vandaar dat gekozen is om in deze strokenvergelijking alleen voorzetcultivatoren te gebruiken met zes tanden met smalle beitels op 3 meter werkbreedte in plaats van voorzetcultivatoren met vier tanden met brede beitels (vleugels) op 3 meter werkbreedte. Ook kan het gebruik van brede beitels het versmeren van de ondergrond bevorderen, zeker wanneer onder nattere omstandigheden wordt gewerkt. Op 4 april werden de suikerbieten van het ras Theresa KWS ingezaaid. Het proefveldschema en de bodemanalyses zijn weergeven in bijlage I. Fotomateriaal gemaakt tijdens de aanleg en uitvoering van de proef is opgenomen in bijlage II. 9

10 2.3 Resultaten brandstofverbruik en capaciteit Op 14 april, 26 april en 15 mei is per plot op 6 plekken over tien strekkende meter het aantal planten geteld. In tabel 2 zijn de resultaten van deze tellingen per object weergegeven in aantal planten per hectare. Tabel 2. Gemiddeld aantal planten per hectare op drie tijdstippen voor de verschillende objecten (zaaidatum 4 april 2009 en ras Theresa KWS) Object Beschrijving # pl/ha 14 april # pl/ha 26 april # pl/ha 15 mei A 4 schaarploeg met ondergronders rotorkopeg B Evers Garron Evers Holsteiner + rotorkopeg C Evers Holsteiner + rotorkopeg D Evers Garron Bremer + rotorkopeg E Bremer + rotorkopeg Tijdens de eerste waarneming op 14 april was het gemiddeld aantal planten per hectare het hoogste bij het geploegde object. Op 26 april is dit beeld anders en heeft het geploegde object gemiddeld het laagste aantal planten per hectare. Ook tijdens de waarneming op 15 mei is dit het geval. De laatste telling op 15 mei laat zien, dat het gemiddeld aantal planten bij de voorbewerkte objecten lager is dan bij de niet voorbewerkte objecten (B - C en D E). In tabel 3 is het gemiddelde brandstofverbruik en de gemiddelde capaciteit per grondbewerking bij de verschillende objecten weergegeven. In tabel 4 is het totale dieselverbruik en de capaciteit per object weergegeven. De benodigde tijd voor het bewerken van de plots is omgerekend naar capaciteit in hectare per uur. Tabel 3. Resultaten meting brandstof (ltr/ha) en capaciteit voor de verschillende grondbewerkingen. Object Beschrijving Gemiddeld brandstofverbruik (ltr/ha) Gemiddelde capaciteit (ha/u) A B C D E 4 schaarploeg met ondergronders Rotorkopeg Evers Garron Evers Holsteiner + rotorkopeg Evers Holsteiner + rotorkopeg Evers Garron Bremer + rotorkopeg Bremer + rotorkopeg

11 Tabel 4. Resultaten meting brandstof (ltr/ha) en capaciteit per object. Object Beschrijving Gemiddeld brandstofverbruik (ltr/ha) Gemiddelde capaciteit (ha/u) A 4 schaarploeg met ondergronders + rotorkopeg B Evers Garron Evers Holsteiner + rotorkopeg C Evers Holsteiner + rotorkopeg D Evers Garron Bremer + rotorkopeg E Bremer + rotorkopeg Uit de resultaten blijkt, dat ploegen gemiddeld het hoogste brandstofverbruik heeft en de laagste capaciteit per uur. Het verschil met object B, dat niet kerend bewerkt werd, is klein. Bij object D, welk net als object B voorbewerkt is, is het brandstofverbruik per hectare gemiddeld 3.9 liter lager. Bij object D is gebruik gemaakt van de Bremer voorzetcultivator met gebogen tanden. Ook bij de niet voorbewerkte objecten (C en E) geeft de bewerking met de Bremer voorzetcultivator (E) met gebogen tanden een lager brandstofverbruik. In de niet voorbewerkte grond is dit verschil 1.6 ltr/ha. Het achterwege laten van de voorbewerking van de grond leidt bij gebruik van de Evers Holsteiner voorzetcultivator tot een verlaging van het gemiddeld brandstofverbruik per hectare van 10.4 liter en een capaciteitsverhoging van 0.4 ha/uur. Bij gebruik van de Bremer voorzetcultivator (object D en E) is dit verschil in brandstofverbruik gemiddeld 8.1 ltr/ha en de verhoging van de capaciteit 0.4 ha/uur. In de metingen is geen rekening gehouden met de bewerking van de wendakkers, waardoor het brandstofverbruik en capaciteit per hectare in werkelijkheid iets hoger zullen liggen. Verder dient meegenomen te worden, dat bij niet kerende grondbewerking in de praktijk (maar ook in deze strokenvergelijking) gekozen wordt om de groenbemester te klepelen en een bespuiting met Glyfosaat uit te voeren. Voor het klepelen is gemiddeld 8 ltr/ha brandstof nodig voor het uitvoeren van de bespuiting 2.5 ltr/ha. In de meeste gevallen worden beide bewerkingen bij ploegen achterwege gelaten. Worden deze twee bewerkingen meegenomen dan kost niet kerende grondbewerking, waarbij een voorbewerking plaatsvindt, 5,5 tot 9 ltr/ha meer brandstof en daarnaast ook extra arbeid (capaciteit spuiten 4 ha/u en klepelen 1 ha/u). Bij geen voorbewerking geeft niet kerende grondbewerking een besparing van 1.0 tot 2.6 ltr/ha ten opzichte van ploegen ook wanneer de groenbemester geklepeld wordt en vooraf met Glyfosaat wordt gespoten. Uit de demonstratie blijkt dat bij niet kerende grondbewerking het brandstofverbruik en de capaciteit sterk afhankelijk zijn van het aantal bewerkingen, die noodzakelijk zijn. Het aantal bewerkingen is afhankelijk van onder andere: de bodemstructuur, de voorvrucht en de weersomstandigheden. Met name bij teelten als suikerbieten en aardappelen worden bij niet kerende grondbewerking in de regel meerdere (voor) bewerkingen uitgevoerd. In deze gevallen zal het brandstofverbruik gelijk zijn of hoger zijn dan bij ploegen. Ook de capaciteit ligt dan ongeveer gelijk, maar moeten bewerkingen wel worden uitgevoerd in een voor de ondernemer drukke tijd. Dit in tegenstelling tot het ploegen op wintervoor, dat wordt uitgevoerd in een voor de agrariër relatief rustige tijd. In andere gevallen zoals bij de teelt van graan, kan door het combineren van werkgangen bij niet kerende grondbewerking op brandstof worden bespaard in vergelijking tot ploegen. Het combineren van werkgangen geeft ook een hogere capaciteit. 11

12 2.4 Opbrengst en interne kwaliteit Op 18 september zijn de suikerbieten geoogst. Van ieder plot is op drie plekken (24 m² per plek) een monster genomen ter bepaling van de wortelopbrengst en interne kwaliteit. In tabel 5 en 6 zijn de gemiddelde opbrengsten en kwaliteitcijfers per object weergegeven. Tabel 5. Gemiddelde opbrengstcijfers per object (wortel, suiker en financieel) Object Beschrijving Wortel opbrengst (ton/ha) Suiker % Suiker Opbrengst (ton/ha) Financiele opbrengst ( /ha) A 4 schaarploeg met ondergronders rotorkopeg B Evers Garron Evers Holsteiner + rotorkopeg C Evers Holsteiner + rotorkopeg D Evers Garron Bremer + rotorkopeg E Bremer + rotorkopeg Tabel 6. Gemiddelde kwaliteitsparameters per object (grond en koptarra, K+Na, a-n en Winbaarheid) Object Beschrijving Grondtarra Koptarra K+Na a-n Winbaarheid (%) (%) (mmol) A 4 schaarploeg met ondergronders rotorkopeg B Evers Garron Evers Holsteiner + rotorkopeg C Evers Holsteiner + rotorkopeg D Evers Garron Bremer + rotorkopeg E Bremer + rotorkopeg Opvallend is de lagere wortelopbrengst bij het geploegde object (65 ton/ha). Bij beide herhalingen blijft de wortelopbrengst onder de 70 ton/ha (62.8 en 67.2 ton/ha). Dit terwijl de wortelopbrengst bij de overige objecten ruim boven de 70 ton/ha ligt. Verder valt op dat de voorbewerkte objecten met de vaste tand cultivator B en D een gemiddeld lagere wortelopbrengst hebben in vergelijking met de niet voorbewerkte objecten C en E. Het verschil in suikergehalte tussen de objecten is klein. Het geploegde object heeft gemiddeld het laagste suikergehalte. Dit gecombineerd met de wortelopbrengst van 65 ton/ha resulteert in een suikeropbrengst van 11 ton/ha. De financiële opbrengst is voor het geploegde object dan ook het laagste en bedraagt 2.595, - per hectare. Object C heeft de hoogste suikeropbrengst (15.3 ton/ha) en financiële opbrengst ( 3.627, -). Uit het onderzoek uitgevoerd in de jaren bleek, dat er weinig verschil bestond in wortelopbrengst tussen ploegen en niet kerende grondbewerking, waarbij enkele jaren zelfs ploegen in het voordeel was. De resultaten in 2009 laten een duidelijk voordeel van niet kerende grondbewerking zien. Opgemerkt moet worden, dat het hier een strokendemonstratie betreft in twee herhalingen, waardoor de resultaten niet statistisch kunnen worden onderbouwd. 12

13 3 Demonstratie niet kerende grondbewerking in suikerbieten In Zuid Limburg komen gebieden voor met kleefaarde. Kleefaarde is een kleiachtige verweringslaag, die ontstaan is tijdens de verwering van kalksteen. Deze zwaardere grondsoort werd tot nu toe voor of tijdens de winter geploegd. Op deze manier kunnen de ploegbalken verweren als gevolg van zwel en krimp veroorzaakt door vorst en het opdrogen van de grond. Hierdoor wordt een goede structuur verkregen voor het maken van een poot- of zaaibed in het voorjaar. Ervaringen in de praktijk laten zien dat deze gronden voor of in de winter diep bewerkt moeten worden. Op deze manier wordt het effect van wintervoor ploegen (wintervoor woelen) nagebootst en kan de grond verweren als gevolg van zwel en krimp. Natuurlijk moet deze grondbewerking wel onder voldoende droge omstandigheden gebeuren. Wanneer de grond te nat is kan makkelijk versmering ontstaan (door de cultivatortanden en slip van de trekkerwielen). Wintervoor ploegen moet natuurlijk ook onder goede omstandigheden gebeuren, maar kan in de regel eerder worden uitgevoerd met minder risico s. In een strokendemonstratie is ploegen op wintervoor vergeleken met niet kerende grondbewerking uitgevoerd onder praktijkomstandigheden. Kennisvraag: is niet kerende grondbewerking uitvoerbaar in suikerbieten op zwaardere lössgrond? 3.1 Uitvoering Bij een akkerbouwer uit Simpelveld, die deel uitmaakt van kenniscirkel, is in 2009 een strokenvergelijking aangelegd in het gewas suikerbieten. In deze strokendemonstratie is ploegen op wintervoor vergeleken met niet kerende grondbewerking. Beide objecten zijn in drie herhalingen aangelegd. In de demonstratie is gekeken naar het effect van niet kerende grondbewerking op de ontwikkeling van het gewas en de opbrengst en kwaliteit van de suikerbieten in vergelijking tot ploegen op wintervoor. Het perceel was gelegen tussen Bosschenhuizen en Eys (lutum 17 berekend slib 34). In tabel 7 zijn de objecten weergegeven. Tabel 7. Objecten aangelegd in drie herhalingen op een praktijkperceel in Simpelveld in het gewas suikerbieten. Object Voorjaarsbewerking Tijdstip bewerking Diepte bewerking (cm) A Ploegen (4 schaar + ondergronders) Januari Rotorkopeg 8 april B Cultivator smalle beitels Rotorkopeg 1 april april Op het perceel werd als voorvrucht wintergerst geteeld. In de zomer van 2008 is op het perceel drijfmest aangewend. Na het aanwenden van drijfmest is met een driebalks-stoppelcultivator (Horsche Terrano) een diepe grondbewerking uitgevoerd (20 cm). Vervolgens is een groenbemester (gele mosterd) ingezaaid met de rotorkopeg met opgebouwde pneumatische zaaimachine. In januari zijn de objecten door de akkerbouwer geploegd met een vierschaar wentelploeg voorzien van ondergronders onder ieder rister. De ondergronders breken de grond los tot ongeveer cm 13

14 onder het rister. De bedoeling was om het perceel ook in de winter/vroege voorjaar te woelen met een vaste tand cultivator (wintervoor woelen), maar door de natte omstandigheden is deze bewerking pas in het voorjaar vlak voor zaai uitgevoerd. Hiermee wordt het nadeel van dit systeem benadrukt. Op 1 april zijn de niet kerende objecten bewerkt met een Evers Garron vaste tand cultivator voorzien van 7 tanden met smalle beitels. Tijdens deze bewerking had de grond een vochtgehalte (0-30 cm) van 19% (watergetal 0.23). Op 8 april is het hele perceel bewerkt met een rotorkopeg, waarna de suikerbieten van het ras Emilia KWS zijn ingezaaid. In het voorjaar is vlak na zaaien een profielkuil gemaakt op ieder object. Wat opviel was dat de grond bij de geploegde objecten mooi verweerd was aan het oppervlak. Bij de niet kerende objecten daarentegen was de grond erg stijf en vast. Het proefveldschema en de bodemanalyses zijn weergeven in bijlage III. Fotomateriaal gemaakt tijdens de uitvoering van de proef is opgenomen in bijlage IV. 14

15 3.2 Resultaten Gedurende de opkomst van het gewas is op vier tijdstippen per object op 6 plekken het aantal planten geteld (10 m 1 ). In tabel 8 zijn de resultaten van deze plantentellingen weergegeven. Tabel 8. Gemiddeld aantal planten per ha voor de twee verschillende grondbewerkingen. Object Beschrijving # pl/ha 20-apr # pl/ha 27-apr # pl/ha 5-mei # pl/ha 13-mei A B Ploegen (4 schaar + ondergronders) Rotorkopeg Cultivator smalle beitels Rotorkopeg Op de geploegde objecten werden bij alle waarnemingen gemiddeld minder planten per hectare geteld dan op de niet kerende bewerkte objecten. Tijdens de laatste telling op 13 mei bedroeg dit verschil planten per hectare. Uitgezaaid werd 1,1 eenheid per hectare; zaden per hectare. Op 23 september werden de bieten geoogst. Van ieder plot is op drie plekken een monster genomen ter bepaling van de wortelopbrengst en de interne kwaliteit. In tabel 9 en 10 zijn de resultaten opgenomen. Tabel 9. Gemiddelde opbrengstcijfers per object (wortel, suiker en financieel) Object Beschrijving Wortel opbrengst (ton/ha) Suiker % Suiker Opbrengst (ton/ha) Financiële opbrengst ( /ha) A B Ploegen (4 schaar + ondergronders) Rotorkopeg Cultivator smalle beitels Rotorkopeg Tabel 10. Gemiddelde kwaliteitsparameters per object (grond en koptarra, K+Na, a-n en Winbaarheid) Object Beschrijving Grondtarra (%) Koptarra (%) K+Na (mmol) a-n Winbaarheid A B Ploegen (4 schaar + ondergronders) Rotorkopeg Cultivator smalle beitels Rotorkopeg De wortelopbrengsten zijn gezien het vroege tijdstip van rooien erg hoog. Het betreft hier wel proefveldopbrengsten, die in de regel 10-15% hoger liggen zeker omdat deze proef ook nog handmatig geoogst is. Maar ook in de praktijk werden in seizoen 2009 hoge wortel en suikeropbrengsten behaald. Tussen de objecten wordt nauwelijks verschil aangetroffen in wortel en suikeropbrengst. Niet kerende grondbewerking in suikerbieten op zwaardere lössgrond lijkt op basis van de resultaten in 2009 mogelijk. 15

16 4 Demonstratie grondbewerking in snijmaïs Op een groot aantal veebedrijven wordt maïs in continuteelt verbouwd. Bij teelt van snijmaïs in continuteelt neemt de kans op aantasting door (bodemgebonden) ziekten en plagen toe. Resultaten uit vruchtwisselingsonderzoek tonen opbrengstdervingen van 10-20%. Deze opbrengstdervingen wordt voor een groot deel toegeschreven aan wortelverbruining veroorzaakt door pythium en fusarium. Ook kan zich in (snij)maïs stengelrot voordoen, veroorzaakt door fusariumschimmels. Bij een ernstige aantasting verrot het merg van de stengelvoet. De stengels sterven hierdoor vroegtijdig af en knikken vaak vlak boven de grond om. De plant wordt aangetast vanuit de grond via de wortels of de onderste stengelknopen. Fusarium speelt niet alleen een rol bij de teelt van maïs in continuteelt. Ook wanneer tarwe na de oogst van snijmais wordt geteeld, kan zich uit overblijvende oogstresten fusarium ontwikkelen. Uit onderzoek blijkt, dat het onderploegen van gewasresten leidt tot minder fusarium in de volgteelt (Bauer, 2000). Naast fusarium wordt de laatste jaren ook Helminthosporium aangetroffen in maïs. Deze schimmelziekte veroorzaakt bladvlekken bij maïs. Bij maïs zijn drie soorten Helminthosporium bekend: 1. Helminthosporium turcicum 2. Helminthosporium carbonum 3. Helminthosporium maydis In Nederland zijn tot nu toe alleen Helminthosporium turcicum en Helminthosporium carbonum aangetroffen, waarbij de eerste het meest wordt aangetroffen. Een besmetting met Helminthosporium vindt plaats vanuit gewasresten in grond. Door het opspatten van schimmelsporen raken planten geïnfecteerd. Deze primaire aantasting vindt plaats op de onderste bladeren. Vervolgens kan de schimmel naar hogere delen in de plant verspreiden en vervolgens via de wind door het perceel en verder verspreiden (secundaire aantasting). Bij een aantasting ontstaan er in het begin kleine grijsgroene vlekjes. Bij de Helminthosporium turcicum groeien die uit tot grote langwerpige grijs-bruine vlekken tot wel 15 cm lang. Bij Helminthosporium carbonum ontstaan er uiteindelijk veel vlekjes van slechts 2 3 cm lang. Uiteindelijk vloeien de vlekken samen en kunnen grote delen van het blad afsterven (Werkgroep Handboek Snijmais, 2009). Uit onderzoek blijkt dat er rassenverschillen bestaan in gevoeligheid voor Helminthosporium. Omdat de aantasting start vanuit gewasresten (primaire aantasting) is het van belang dat gewasresten zoveel mogelijk worden ondergewerkt. Vandaar dat het advies is om na de teelt van maïs de gewasresten licht in te werken zodat deze kunnen verteren. In het voorjaar heeft het de voorkeur om overgebleven gewasresten onder te ploegen. Uit onderzoek uitgevoerd in 2008 door Praktijkonderzoek Plant en Omgeving bleek, dat ploegen minder primaire aantasting gaf dan spitten of niet kerende grondbewerking, waarbij deze laatste de meeste primaire aantasting gaf (Groten, 2008). 16

17 In 2009 is gestart met een langjarig onderzoek naar het effect van niet kerende grondbewerking op de ontwikkeling van ziekten en het effect van niet kerende grondbewerking op de opbrengst en kwaliteit van snijmais. In dit onderzoek zullen verschillende vormen van niet kerende grondbewerking worden vergeleken met ploegen in het voorjaar en stoppelploegen tot een diepte van 12 cm. Na de oogst van de maïs is hier nog een object aan toegevoegd, namelijk ploegen in het najaar. Bij dit object zal in het voorjaar de ingezaaide groenbemester niet kerende worden ingewerkt (ploegen-mulchen). Kennisvragen: is niet kerende grondbewerking mogelijk in de teelt van snijmaïs? Leidt niet kerende grondbewerking tot meer schimmelziekten in maïs. 17

18 4.1 Uitvoering Op een praktijkperceel in Klimmen met een lutumgehalte van 12% en een organisch stofgehalte van 3.8 % is niet kerende grondbewerking vergeleken met ploegen en stoppelploegen in het voorjaar. Op het perceel wordt de laatste jaren snijmaïs in continuteelt verbouwd. Na de teelt van snijmais dient vanuit de mestwetgeving een groenbemester te worden ingezaaid (stikstofbinding). In 2008 werd na de oogst van de snijmais met een schijfcultivator met opgebouwd zaaimachine de grond bewerkt (10 cm) en rogge gezaaid. In maart werd deze groenbemester doodgespoten met 2,5 ltr/ha Glyfosaat. Op 9 april werd het perceel bemest met 45 ton/ha rundveedrijfmest (injectiediepte 15 cm). Deze drijfmest werd aangewend met een getrokken tank voorzien van bouwlandinjecteur. Deze bouwlandinjecteur werkt de mest in op een diepte van ongeveer 10 cm. In enkelvoud zijn drie stroken aangelegd met ieder een andere grondbewerking. In tabel 11 zijn de objecten weergegeven. Tabel 11. Verschillende objecten met bijbehorend tijdstip en diepte van bewerking in het demonstratieperceel grondbewerking in snijmaïs. Object Voorjaarsbewerking Tijdstip bewerking Diepte bewerking (cm) A B Ploegen Schijfcultivator Rotorkopeg Stoppelploegen Rotorkopeg 16 april 23 april 24 april 23 april 24 april C Cultivator met smalle beitels Rotorkopeg 23 april 24 april 20 8 Object A werd op 16 april geploegd met een Lemken 3 schaar wentelploeg zonder ondergronders. Om het land vlak te leggen is na het ploegen gewerkt met een schijfcultivator met vleugelscharen (Lemken Smaragd). Bij object B is een ondiepe bewerking uitgevoerd met een stoppelploeg (12 cm). Dit object is toegevoegd omdat veehouders graag onderzocht wilden hebben of door middel van stoppelploegen gewasresten beter ondergewerkt kunnen worden, maar waardoor toch voldaan wordt aan de erosieverordening. In de verordening wordt onder niet kerende grondbewerking verstaan; een bewerking, waarbij de bodem niet dieper wordt gemengd of gekeerd dan 12 cm. Dieper dan 12 cm mag de bodem alleen gebroken worden. Dit maakt ploegen tot 12 cm mogelijk. Op 23 april is object B bewerkt met een stoppelploeg (Krone 5 schaar) geploegd tot een diepte van cm. Ondanks de ondiepe werking werden gewasresten goed bedekt. Object C werd op 23 april bewerkt met een tweebalks Lemken vaste tand cultivator voorzien van 11 tanden met smalle beitels. Gewerkt werd op een diepte van 20 cm. Tijdens het uitvoeren van de grondbewerking op 16 april bedroeg het watergetal (0-30 cm) Tijdens de grondbewerking uitgevoerd op 23 april bedroeg het watergetal (0-30 cm) De bodem was voldoende droog om een goed grondbewerking uit te voeren en het maken van een goed zaaibed. Op 24 april zijn alle objecten bewerkt met een rotorkopeg. De bewerkingsdiepte bedroeg 8 cm. Op 25 april werd de snijmaïs gezaaid met een zesrijige pneumatische zaaimachine. Het ras F58 van Pioneer werd uitgezaaid op zaden per hectare. Het proefveldschema en de bodemanalyses zijn weergeven in bijlage V. 18

19 4.2 Resultaten Op 13, 18 en 25 mei is door Praktijkonderzoek Plant en Omgeving een opkomsttelling uitgevoerd. Per object werd op 6 plekken in een rij van 10 strekkende meter het aantal planten geteld. In tabel 12 zijn de gemiddelde plantaantallen voor de verschillende objecten tijdens de drie waarnemingen weergegeven. Tabel 12. Gemiddeld aantal maïsplanten per hectare waargenomen op 13, 18 en 25 mei Object Voorjaarsbewerking Gemiddeld aantal planten (pl./ha) 13 mei mei mei 2009 A B Ploegen Schijfcultivator Rotorkopeg Stoppelploegen Rotorkopeg C Cultivator met smalle beitels Rotorkopeg Tijdens de waarneming op 13 en 18 mei worden bij object B geploegd met de stoppelploeg meer planten geteld. Tijdens de waarneming op 25 mei is het gemiddelde plantaantal bij object B en C gelijk. Bij het geploegde object A werden iets minder planten per hectare geteld. Gedurende het seizoen is op 19 mei en 23 juni op drie plekken per object het aantal onkruiden geteld (0.9 m²). De eerste waarneming vond plaats vlak voor de chemische onkruidbestrijding. De tweede waarneming vond ongeveer een maand na chemische onkruidbestrijding plaats. Op 19 mei werden met name bij object A veel dicotyle onkruiden waargenomen. Tijdens de waarneming van 23 juni was geen verschil in onkruidbezetting tussen de objecten waar te nemen. Bij alle objecten kwam weinig tot geen onkruid voor. Vanaf eind juli is de maïs wekelijks beoordeeld op aantasting door Helminthosporium en Fusarium. Er werd geen aantasting door beide ziekten aangetroffen. De omstandigheden in 2009 waren ongunstig voor de ontwikkeling voor beide ziekten. Op 28 september is de snijmaïs geoogst. Tijdens de oogst is per object een strook van 4.5 m bij 45 m geoogst en gewogen. Per object is een monster genomen waarvan het drogestof gehalte is bepaald. In tabel 13 zijn de resultaten van eindoogst weergegeven. Tabel 13. Gemiddelde vers- en drogestofopbrengst en droge stofgehalte van de snijmaïs per object. Object Voorjaarsbewerking Versopbrengst (kg/ha) Droge stof gehalte (%) DS Opbrengst (kg/ha) A Ploegen Schijfcultivator Rotorkopeg B Stoppelploegen Rotorkopeg C Cultivator met smalle beitels Rotorkopeg

20 Uit de resultaten blijkt, dat de snijmaïs ten tijde van de oogst behoorlijk afgerijpt was gezien de drogestofgehaltes van 42-50%. Object B bewerkt met de stoppelploeg was het meest afgerijpt (49.5% ds) en had de hoogste drogestofopbrengst. Object A had de hoogste versopbrengst en was ondanks het drogestofgehalte van 42% het minst ver afgerijpt. Het niet kerende object C had de laagste versopbrengst. Het verschil in drogestofopbrengst met het geploegde object was klein. Op 29 september een dag na de oogst van de snijmaïs zijn verschillende objecten aangelegd over de stroken A t/m C. Daarbij is strook C, die breder was dan A en B opgedeeld in drie stroken, die in 2010 op een andere manier zullen worden bewerkt. In tabel 14 zijn de objecten weergegevens zoals deze in het najaar van 2009 zijn aangelegd. Tabel 14. Overzicht van de objecten aangelegd in september 2009 op het demoperceel snijmaïs in Klimmen. Object Beschrijving Bewerking najaar 2009 Bewerkingsdiepte (cm) A Praktijk Vaste tand cultivator 25 Schijfcultivator met zaaiunit 15 B Stoppelploegen voorjaar Vaste tand cultivator 25 Compact schijveneg met zaaiunit 10 C Niet kerende grondbewerking Vaste tand cultivator 25 Compact schijveneg met zaaiunit 10 D Niet kerende grondbewerking Vaste tand cultivator 25 Compact schijveneg met zaaiunit 10 E Ploegen mulch Ploegen met 3 schaar wentelploeg 25 Compact schijveneg met zaaiunit 10 De snijmaïs werd geoogst onder zeer droge bodemomstandigheden. Gekozen is om de objecten A t/m D diep los te trekken (25-30 cm) met een vast tandcultivator met 11 tanden voorzien van smalle beitels. Object E werd geploegd met een drieschaar wentelploeg. Dit object is op verzoek van diverse veehouders toegevoegd aan de strokenvergelijking. In de erosieverordening is ploegen in het najaar toegestaan ( ) mits een groenbemester wordt ingezaaid. Na de diverse grondbewerkingen is bij alle objecten een groenbemester ingezaaid (Multigroen N- Saver = rogge). Bij object A werd de groenbemester ingezaaid met een schijfcultivator voorzien van zaaiunit zoals op het bedrijf gangbaar is. De objecten B t/m E zijn ingezaaid met een compactschijveneg voorzien van zaaiunit. In tabel 15 zijn de bewerkingen per object weergegeven zoals deze in het voorjaar van 2010 zullen worden aangelegd. Tabel 15. Overzicht van de objecten zoals deze aangelegd zullen worden in het voorjaar van 2010 op het demoperceel snijmaïs in Klimmen. Object Beschrijving Bewerking voorjaar 2010 Bewerkingsdiepte (cm) A Praktijk Ploegen met 3 schaar wentelploeg 25 B C D E Stoppelploegen voorjaar Niet kerende grondbewerking Niet kerende grondbewerking Ploegen mulch Rotorkopeg 10 Stoppelploeg 12 Rotorkopeg 10 Schijfcultivator 15 Rotorkopeg 10 Vaste tand cultivator 25 Rotorkopeg 10 Schijfcultivator 15 Rotorkopeg 10 20

21 5 Demonstratie grondbewerking zaaiuien 5.1 Uitvoering Is niet kerende grondbewerking mogelijk in de teelt van fijnzadige gewassen? Dit is een van de vragen uit de kenniscirkel. Gekozen is om op het bedrijf van een van de deelnemers aan deze kenniscirkel en tevens deze vraag stelde, een strokenvergelijking aan te leggen. In deze strokenvergelijking werd niet kerende grondbewerking vergeleken met ploegen op wintervoor. Deze laatste vorm van grondbewerking werd tot nu toe door de ondernemer toegepast voor de zaai van uien. Naast het vergelijken van ploegen en niet kerende grondbewerking bestond er interesse om ook spitten met een nieuwe generatie snelspitmachines op te nemen als object in de vergelijking. Het perceel waarop de strokenvergelijking is aangelegd was gelegen in Margraten op een perceel met een lutumgehalte van 14% (24-33% slib) en een organisch stofgehalte van 2%. Als voorvrucht werd wintertarwe verbouwd. Na de oogst van de wintertarwe werd drijfmest aangewend (30 ton/ha varkensdrijfmest), waarna de grond werd bewerkt met een stoppelcultivator (Rabe). Vervolgens werd met een rotorkopeg met opgebouwde pneumatische zaaimachine een groenbemester (gele mosterd) ingezaaid. In tabel 16 zijn de objecten weergegeven zoals deze zijn aangelegd in de strokendemonstratie. Tabel 16. Verschillende objecten aangelegd in een strokendemonstratie op een praktijkperceel in Margraten Object Beschrijving Tijdstip bewerking Diepte (cm) A Ploegen 4 schaar met ondergronders Januari 25(17) Bewerking Rumpstad vaste tand cultivator 3 april Rotorkopeg 2x (1000/540 rpm) 4 april 5 B1 Spitten 1 april 20 Rotorkopeg (540 rpm) 4 april 5 B2 Vaste tand cultivator (11 tanden) 1 april 25 Spitten 3 april 20 Rotorkopeg (540 rpm) 4 april 5 C Vaste tand cultivator (11 tanden) 2 april 25 Rotorkopeg 2x (1000/540 rpm) 4 april 5 D Spitten 1 april 20 Object A werd in januari geploegd met een vier schaar wentelploeg met ondergronders (pin-vorm). Geploegd werd op een diepte van 25 cm. De ondergronders werkten 17 cm dieper. Alleen op de voorste drie scharen was een ondergronder geplaatst. Op het niet geploegde deel werd de groenbemester geklepeld. Met de firma Imants was afgesproken om op 1 april object B te spitten. Omdat de spitmachine naar idee van de ondernemer de grond te grof weglegde, is gekozen om object B op te splitsen en een deel eerst voor te bewerken met een vaste tand cultivator, om dit eerst enkele dagen te laten drogen. Het watergetal (0-30 cm) bedroeg op 1 april De grond was voldoende droog om te bewerken. 21

22 In overleg met de agrariër is tevens besloten om een extra object toe te voegen (object D), waarin alleen gespit is worden en zonder enige verdere zaaibedbereiding uien zijn ingezaaid. Het niet kerende object C werd op 2 april bewerkt met een tweebalks vaste tand cultivator (Evers Garron) met 11 tanden voorzien van smalle beitels. De grond werd tot een diepte van 25 cm bewerkt. Twee dagen later (3 april) is het deel van object B dat op 1 april werd voorbewerkt, alsnog gespit. De grond was verder aangedroogd maar kwam wel fijner te liggen. Het watergetal bedroeg Op dezelfde dag werd het geploegde object bewerkt met een Rumpstad vaste tand cultivator met 13 tanden om de ploegkoppen te breken en de grond vlak te leggen voor het bereiden van het zaaibed. Op 4 april heeft bij de objecten A t/m C de zaaibedbereiding plaatsgevonden met een rotorkopeg. De objecten A en C zijn tweemaal bewerkt omdat de agrariër niet tevreden was over de kwaliteit van het zaaibed bij beide objecten. De eerste keer werd gewerkt met een hoger toerental van 1000 omwentelingen per minuut. Op 5 april werden de uien van het ras Hyskin gezaaid met een 4.5 m brede zaaimachine (3 beden van 1.5 m). Per bed van 1.5 m werden vijf rijen gezaaid. Het proefveldschema en de bodemanalyses zijn weergeven in bijlage VI. Fotomateriaal gemaakt tijdens de aanleg en uitvoering van de proef is opgenomen in bijlage VII. 22

23 5.2 Resultaten Op 4 tijdstippen gedurende de opkomstperiode is het aantal planten geteld. Per object is zijn op drie plekken de planten geteld op een oppervlak van 1,8 m² (middelste drie rijen over een lengte van 2 meter). In tabel 17 zijn voor de verschillende tijdstippen het gemiddeld aantal planten weergegeven. Tabel 17. Gemiddeld aantal planten per ha geteld op vier tijdstippen gedurende het seizoen. Object Beschrijving 22-apr 5-mei 12-mei 19-mei A B1 B2 C Ploegen 4 schaar met ondergronders Bewerking Rumpstad vaste tand cultivator Rotorkopeg 2x (1000/540 rpm) Spitten Rotorkopeg (540 rpm) Vaste tand cultivator (11 tanden) Spitten Rotorkopeg (540 rpm) Vaste tand cultivator (11 tanden) Rotorkopeg 2x (1000/540 rpm) D Spitten Op 22 april werd op het geploegde object gemiddeld het hoogste aantal planten geteld. Object D dat alleen gespit werd, had een zeer laag aantal planten per hectare. De grond was door het spitten te grof weggelegd, waardoor veel kluiten aan het oppervlak de opkomst van de uienplanten belemmerden. Op 5 mei was vooral te zien dat bij de gespitte objecten B1 en B2 en het niet kerende bewerkte object C de plantaantallen sterk waren toegenomen. Dit in tegenstelling tot het geploegde object A. Op 12 mei was het plantaantal bij alle objecten met uitzondering van het niet kerend bewerkte object C verder toegenomen. De laatste telling uitgevoerd op 19 mei liet bij enkele objecten een afname in plantaantal zien. In de periode tussen 12 mei en 19 mei is 39 mm neerslag gevallen. Bij deze laatste telling werd bij object B2 (voorbewerken-spitten) gemiddeld het hoogste aantal planten per hectare geteld. Ondanks dat de begin opkomst bij object D (spitten) traag was, werden toch op 19 mei nog gemiddeld planten per hectare geteld. Verder is gedurende het groeiseizoen de onkruiddruk waargenomen. Tussen de objecten kon geen verschil in onkruiddruk worden waargenomen. Op het perceel is geen erosie opgetreden, wel was zichtbaar dat in de spuitsporen in het geploegde object het water ging stromen, waardoor kleine geultjes ontstonden. In de spuitsporen in de andere objecten werd dit niet waargenomen. 23

24 Op 18 september werden de uien geoogst. Per object werd op 3 plekken 3 m² geoogst. De uien werden enkele weken gedroogd, waarna deze ontstaart werden en gesorteerd in de maten < 35mm, 35-40mm, 40-60mm en > 60mm. Verder werden de uien uitgelezen op rot en misvorming (tarra). In tabel 18 zijn de oogstresultaten weergegeven. Tabel 18. Gemiddelde bruto- en netto opbrengst aan zaaiuien voor de verschillende objecten. Object Beschrijving Bruto opbrengst (kg/ha) Tarra (kg/ha) Netto opbrengst (kg/ha) A Ploegen 4 schaar met ondergronders Bewerking Rumpstad vaste tand cultivator B1 Rotorkopeg 2x (1000/540 rpm) Spitten Rotorkopeg (540 rpm) B2 Vaste tand cultivator (11 tanden) Spitten C Rotorkopeg (540 rpm) Vaste tand cultivator (11 tanden) Rotorkopeg 2x (1000/540 rpm) D Spitten Voorbewerken met een vaste tand cultivator en spitten (object B2) gaf gemiddeld de hoogste netto opbrengst. Spitten zonder voorbewerking gaf gemiddeld een lagere netto opbrengst in vergelijking tot spitten met voorbewerking (verschil kg/ha). Ook gaf spitten zonder voorbewerking de meeste tarra (misvorming). Niet kerende grondbewerking gaf gemiddeld een lagere netto opbrengst in vergelijking tot ploegen van kg/ha. Ook bij niet kerende grondbewerking werd meer tarra aangetroffen. Het verschil in opbrengst tussen ploegen en niet kerende grondbewerking is kleiner dan door de praktijk werd verwacht. Object D, waarbij in gespitte grond uien werden gezaaid zonder verdere zaaibedbereiding gaf toch nog een gemiddelde netto opbrengst van kg/ha. De opbrengst ligt hiermee 30% lager dan bij niet kerende grondbewerking en zelfs 36% lager dan bij spitten met voorbewerken. De vraag is wel of twee bewerkingen met de rotorkopeg zoals uitgevoerd in 2009 noodzakelijk is. Het zaaibed wordt daarmee erg fijn weggelegd. Een dergelijk zaaibed kan bij regen direct na zaai en weer gevolgd door sterk drogend weer dichtslaan en korstvorming veroorzaken. Dit heeft een negatief effect op de opkomst van de uien. De grond wordt ook gevoeliger voor erosie, wanneer het zaaibed te fijn is. Op basis van de resultaten in 2009 blijkt dat het verschil tussen ploegen en niet kerende grondbewerking bij zaaiuien klein is. In 2010 zal de strokenvergelijking herhaald worden. Er zal dan wel een variant ingebouwd worden, waarbij bij niet kerende grondbewerking de grond in de winterperiode losgewoeld zal worden. 24

25 6 Demonstratie grondbewerking in consumptie aardappelen Uit de praktijk komen geluiden dat niet kerende grondbewerking voor de teelt van consumptieaardappelen zou leiden tot meer grondtarra tijdens rooien. Daarnaast zou bij niet kerende grondbewerking meer scheuren in de grond ontstaan, waardoor meer groenverkleuring zou optreden. Tijdens de oogst van 2009 was het behoorlijk droog, daarnaast hadden de aardappelen een hoog onderwatergewicht. Beide factoren verhogen de kan op beschadiging (o.a. stootblauw). Bij een deelnemer aan de kenniscirkel (mts Van Hoven) waren duidelijke verschillen waarneembaar in rooiomstandigheden tussen percelen, die geploegd waren (kerend bewerkt) en percelen die niet kerend bewerkt waren. De geploegde percelen kon worden gerooid met minder grondtarra terwijl op niet kerende bewerkte percelen rooien niet mogelijk was vanwege veel kluiten, waardoor de kans op beschadiging enorm was. De situatie was vergelijkbaar op verschillende geploegde en niet kerend bewerkte percelen, waardoor de oorzaak anders dan veroorzaakt door het systeem van grondbewerking minder voor de hand liggen. De situatie veranderde toen begin oktober 2009 regen viel en rooien ook op de niet kerende bewerkte percelen mogelijk werd. Deze regen kwam op tijd want wachten met rooien later in het seizoen brengt ook het risico van lagere temperaturen (verhoging vorstkans), waardoor ook meer beschadigingen kunnen optreden. Ondanks de betere rooiomstandigheden begin oktober werd van de niet kerende percelen veel grond meegevoerd. Afbeelding 1 en 2 geven een beeld van het rooien ten tijde van de droge omstandigheden eind september Afbeelding 1. Rooimat tijdens het rooien op een geploegd perceel. Afbeelding 2. Rooimat tijdens het rooien op een niet kerend bewerkt perceel. De mogelijke oorzaak van meer grondtarra bij niet kerende grondbewerking dient de komende jaren verder onderzocht te worden en ook of dit probleem bij niet kerende grondbewerking kan worden voorkomen. Een oplossing kan dus zijn om toch te ploegen voor aardappelen. Om erosie te voorkomen zullen dan aanvullende maatregelen moeten worden getroffen, die samen met de praktijk verder moeten worden onderzocht en gedemonstreerd. 25

26 In de kenniscirkel is veel gesproken over de vraag of ploegen bij de teelt van aardappelen mogelijk moet blijven, maar daardoor wel extra maatregelen genomen moeten worden om erosie te voorkomen. Een van de praktische maatregelen, waaraan gedacht wordt, is het maken van drempels in de geulen tussen de aardappelruggen. In 2001 is door Praktijkonderzoek Plant en Omgeving onderzoek gedaan naar het effect van drempels in de geulen tussen de ruggen op afstroming van water en grond. Achter een rijenfrees werd een mechanisme gebouwd, dat drempels vormt. De proef werd aangelegd op een perceel met een hellingspercentage van 7%. Met behulp van een regensimulatie is het bodemverlies en de afstroming aan grond onderzocht bij een hoeveelheid neerslag, die overeenkomt met een onweersbui die eens in de 25 jaar voorkomt. Ten opzichte van frezen zonder drempels nam het bodemverlies af met 96% en de afstroming van water met 66% bij het object, waarbij gefreesd werd en drempels werden gevormd (Geelen, 2001). In de praktijk wordt ook het voordeel genoemd van poten en aanbouwen van de aardappelrug in een fase. Extra berijden van het land geeft meer sporen in het land, waardoor verdichting kan ontstaan. Deze verdichting kan leiden tot slechtere waterinfiltratie waardoor water gaat stromen en erosie kan veroorzaken. Nadeel van deze één fase werktuigen zijn het gewicht en duurdere aanschaf. Door enkele ondernemers zijn technieken ontwikkeld om bij het poten en aanbouwen van de ruggen eventuele verdichtingen te voorkomen. In een strokendemonstratie op het bedrijf van een deelnemer aan de kenniscirkel is niet kerende grondbewerking vergeleken met ploegen en is gekeken naar aanvullende praktische maatregelen om erosie te voorkomen. 24

27 6.1 Uitvoering Aanleg strokenvergelijking in Mechelen Op een praktijkperceel consumptieaardappelen van het ras Ramos in Mechelen is een strokendemonstratie aangelegd. Het perceel had een lutumgehalte van 13% (24-44% berekend slib) en een organisch stofgehalte van 2.6%. In deze demonstratie werden ploegen en niet kerende grondbewerking vergeleken. Verder werd het in een fase aanbouwen van de aardappelrug tijdens het poten vergeleken met poten en rugopbouw in twee fase. Bij dit in twee fase aanbouwen van de rug is gewerkt met het wel en niet lostrekken van de trekkersporen. Ook werd zowel bij ploegen als bij niet kerende grondbewerking een object aangelegd, waarbij drempels tussen de aardappelruggen werden aangelegd. Deze drempels moeten zorgen voor vermindering van erosie doordat water dat tussen de ruggen wegstroomt wordt geremd (Geelen, 2001). In tabel 19 zijn de verschillende objecten weergegeven. Tabel 19. Overzicht van de verschillende objecten. Als hoofdobject zijn stroken geploegd en niet kerende bewerkt (A en B). Over deze stroken zijn de verschillende poot en rugopbouwtechnieken aangelegd (1 t/m 4). Object Beschrijving Tijdstip bewerking Diepte bewerking (cm) A Ploegen met ondergronders Cultivator brede beitels/rotorkopeg Januari 31 maart B 1 Poten Aanaarden Cultivator brede beitels/rotorkopeg Vaste tand cultivator smalle beitels 2 Poten Aanaarden en wissen sporen 3 Poten aanaarden (all in one) Maken drempels 31 maart 29 april 29 april 8 mei 29 april 8 mei 29 april 4 mei Poten aanaarden (all in one) 29 april In januari is een deel van het perceel geploegd met een vijfschaar wentelploeg voorzien van ondergronders op de voorste vier scharen (pin vorm). Op 31 maart werd op het perceel 17 ton/ha varkensdrijfmest aangewend. De omstandigheden voor het aanwenden van de mest waren ongunstig door de regenval voorafgaande aan de bemesting. De ondernemer heeft besloten om het hele perceel te bewerken met een Agrisem voorzetcultivator met vier tanden voorzien van brede beitels met daarachter een rotorkopeg om de bij het aanwenden van de mest veroorzaakte sporen los te trekken en de grond te laten drogen. Op 29 april is een andere deel van het perceel niet kerende bewerkt met een tweebalks deelbare vaste tand cultivator met 9 tanden voorzien van smalle beitels. Met deze cultivator is de grond tot 20 cm diepe losgemaakt. Op dezelfde dag zijn op beide grondbewerkingsobjecten de aardappelen gepoot. Bij object A3 en A4 en B3 en B4 zijn de aardappelen in een werkgang gepoot en zijn de ruggen aangebouwd met een Hassia vierrijige pootmachine voorzien van aanaardkappen. In dezelfde werkgang met poten werd de grond voor de pootmachine bewerkt met een volleveldsfrees (AVR 25

28 Multivator), die de grond tot een diepte van cm losmaakt. De objecten A1 en A2 en B1 en B2 zijn op dezelfde manier bewerkt en gepoot met dezelfde machines, alleen zijn de aanaardkappen achter de pootmachine opgetild, waardoor slechts een kleine rug ontstond. In een twee werkgang op 4 mei zijn de ruggen bij deze objecten aangebouwd met een Steketee ruggenvormer. Bij de objecten A2 en B2 is tijdens de rugopbouw tussen de ruggen de grond losgetrokken met tanden die achterop de ruggenvormer waren geplaatst. Bij de objecten A1 en A2 is dit niet gebeurd. De ruggenvormer was eigendom van een deelnemer aan de kenniscirkel, die op het eigen bedrijf positieve ervaringen heeft opgedaan met deze bewerking. Door het lostrekken van de grond in de geulen tussen de ruggen worden sporen veroorzaakt bij planten en aanaarden losgetrokken en kan water beter infiltreren in de grond. Ook was achter de machine over de volledige breedte een buis gehangen die de ruggen afstreek. Hierdoor ontstond een plattere rug, waardoor water beter in de rug kan infiltreren. Op 4 mei zijn met een door het Franse bedrijf Cottard ontwikkelde machine drempels gemaakt tussen de aardappelruggen. In figuur 1 zijn de afmetingen van de drempels weergegeven. 35 cm 10 cm 1.2 meter Figuur 1. Afmetingen van de drempels aangelegd met de Cottard drempelvormer. Op 25 september werden per strook op drie plekken een monster genomen op een oppervlak van 3 m² per plek. Van ieder monster is de opbrengst (bruto-netto) de sortering en het onderwatergewicht bepaald. Verder zijn de aardappelen uitgelezen op groenverkleuring, rot en misvorming. Het proefveldschema en de bodemanalyses zijn weergeven in bijlage VIII. Fotomateriaal gemaakt tijdens de aanleg en uitvoering van de proef is opgenomen in bijlage IX Bepaling grondtarra Vanwege de geluiden uit de praktijk dat niet kerende grondbewerking zou leiden tot meer (grond)tarra is op 29 september tijdens het machinaal rooien van de objecten van de strokendemonstratie in Mechelen uit de netto rijen een monster genomen van ongeveer 600 kg. Dit monster werd genomen door tijdens het machinaal rooien van de aardappelen een bigbag onder de losband van de rooier te houden, waardoor zowel aardappelen als (grond)tarra werden meegenomen. Deze bigbags zijn over een stortbak gesorteerd, waardoor het grondtarra percentage kon worden bepaald. Naast bepalingen van het percentage grondtarra in Margraten, is op een praktijkperceel in Bocholtz van een andere deelnemer aan de kenniscirkel deze meting eveneens uitgevoerd. Dit perceel was verdeeld in twee blokken. Op het perceel werd na de oogst van wintertarwe in 2008 een helft in augustus geploegd, waarna een groenbemester (gele mosterd) werd ingezaaid. In december werd de gele mosterd met behulp van een schijveneg ingewerkt. In het voorjaar van 2009 werd dit deel van het perceel niet kerend bewerkt met een voorzetcultivator met vier tanden voorzien van brede beitels en rotorkopeg. Volgens de agrariër moest deze bewerking worden herhaald om voldoende losse grond te krijgen. De aardappelen werden gepoot met een pootmachine voorzien van 26

29 aanaardkappen, waarbij de grond nogmaals bewerkt werd met de volleveldsfrees (Multivator) die voor de pootmachine was gemonteerd. Op het andere deel van het perceel werd na de oogst van de wintertarwe een bewerking uitgevoerd met een vaste tand cultivator. Vervolgens werd gele mosterd als groenbemester ingezaaid. In december 2008 werd het perceelsdeel geploegd. In het voorjaar van 2009 werd met de voorzetcultivator met vier tanden voorzien van smalle beitels en een rotorkopeg één bewerking uitgevoerd. Vervolgens werden ook hier de aardappelen gepoot op dezelfde manier als eerder beschreven. In onderstaand overzicht in tabel 20 zijn de bewerkingen op beide blokken nogmaals opgesomd. Tabel 20. Opsomming van de bewerkingen uitgevoerd op een praktijkperceel in Bocholtz. Strook 1 Ploegen Mulch Strook 2 Ploegen wintervoor Bewerking Datum Bewerking Datum Ploegen met ondergronders (diepte 25 cm) sep-08 Vaste tand cultivator met smalle beitels (diepte sep cm) Inzaai gele mosterd met rotorkopeg/zaaimachine sep-08 Inzaai gele mosterd met rotorkopeg/zaaimachine sep-08 Schijveneg (diepte 10 cm) dec-08 Ploegen met ondergronders (diepte 25 cm) dec-08 Voorzetcultivator en rotorkopeg (diepte 25 cm) (4 tanden brede beitels) apr-09 Voorzetcultivator en rotorkopeg (diepte 25 cm) (4 tanden brede beitels) apr-09 Voorzetcultivator en rotorkopeg (diepte 25 cm) (4 tanden brede beitels) apr-09 Pootbedbereiding, poten en aanaarden in een werkgang apr-09 Pootbedbereiding, poten en aanaarden in een werkgang apr-09 27

30 6.2 Resultaten Resultaten strokenvergelijking in Mechelen Op 25 september zijn de objecten op het praktijkperceel aardappelen in Mechelen handmatig geoogst. Van ieder object is de bruto- en netto opbrengst bepaald en zijn de aardappelen gesorteerd en uitgelezen. In tabel 21 zijn de resultaten weergegeven. Tabel 21. Gemiddelde opbrengst en kwaliteit van consumptieaardappelen (Ramos) in de strokenvergelijking op het praktijkperceel in Mechelen. Object Beschrijving Bruto opbrengst (kg/ha) Tarra (kg/ha) Netto opbrengst (kg/ha) Onderwatergewicht. (gr) A1 NKG aanaarden A2 NKG aanaarden + sporenwissen A3 NKG all in one + drempels A4 NKG all in one B1 Ploegen aanaarden B2 Ploegen aanaarden +sporenwissen B3 Ploegen all in one + drempels B4 Ploegen all in one Gemiddeld ploeg objecten Gemiddeld NKG objecten Tussen de objecten zijn grote verschillen in opbrengst. Het verschil tussen het object met de hoogste netto opbrengst (A1) en het object met de laagste netto opbrengst (B4) bedraagt kg/ha. Deze spreiding lijkt meer veroorzaakt te zijn door de variatie in het perceel dan door de grondbewerking. Gemiddeld hebben de objecten, die geploegd werden een hogere netto opbrengst van kg/ha ten opzichte van de niet kerende objecten. De hoeveelheid aardappeltarra was bij ploegen iets hoger (verschil van 123 kg/ha). Wel viel op dat kluiten afkomstig van de niet kerende objecten doorboord waren door wormengangen. Waarschijnlijk heeft de afgescheiden slijmstof door de wormen gezorgd voor een verklitting van bodemdeeltjes. Een trend in verschil in opbrengst en kwaliteit tussen de twee grondbewerkingssytemen kan niet worden aangetoond. Doordat er geen zware regenbuien zijn gevallen, kan geen uitspraak worden gedaan van het effect van deze drempels op erosie. Wel vormen de drempels een probleem bij het rooien, doordat de rooier over de drempels heen moet rijden en de rooier en vooral de rooibek te veel beweegt, waardoor de rooidiepte varieert. Hiervoor zullen oplossingen moeten worden gezocht. 28

31 6.2.2 Resultaten bepaling grondtarra Op twee percelen is een bepaling van het percentage losse grondtarra bij aardappelen uitgevoerd Strokendemonstratie Mechelen Tijdens het machinaal rooien van de aardappelen is per object een bigbag gevuld. Op Proefboerderij Wijnandsrade zijn deze bigbags over de stortbak gesorteerd in aardappelen en losse grondtarra. Voor sorteren werd het product gewogen en na sorteren werd de hoeveelheid losse grondtarra gewogen. Van ieder object kon het percentage grondtarra in de geoogste partij aardappelen worden berekend. In tabel 22 zijn de resultaten van deze bepaling weergegeven. Tabel 22. Resultaten van de gemeten hoeveelheden grondtarra voor de verschillende objecten in de strokendemonstratie in Mechelen. Object Beschrijving Percentage grondtarra bij oogst (%) A1 NKG aanaarden 43.8 A2 NKG aanaarden + sporenwissen 30.7 A3 NKG all in one + drempels 27.9 A4 NKG all in one 50.1 B1 Ploegen aanaarden 40.3 B2 Ploegen aanaarden +sporenwissen 49.5 B3 Ploegen all in one + drempels 36.3 B4 Ploegen all in one 41.3 Gemiddeld ploeg objecten 44.9 Gemiddeld NKG objecten 38.1 In deze bepaling geeft ploegen gemiddeld 7% meer grondtarra dan niet kerende grondbewerking. In de teelt van aardappelen werkt de agrariër met het systeem van poten en rugopbouw in een werkgang (all in one). Uit de resultaten blijkt, dat bij dit pootsysteem niet kerende grondbewerking (A4) 9% meer grondtarra geeft in vergelijking tot ploegen (B4). 29

32 Strokendemonstratie Bocholtz Ook op het perceel in Bocholtz, dat verdeeld was in twee blokken met een andere grondbewerking zijn monsters genomen ter bepaling van het percentage losse grondtarra. In tegenstelling tot de meting in Mechelen zijn hier per strook vier monsters genomen tijdens het rooien. Ook is bij deze meting midden in de rijlengte gestart met bepalen, terwijl op het perceel in Mechelen direct gestart is bij inzetten in de rij. In tabel 23 is het gemiddelde percentage losse grondtarra weergegeven. Tabel 23. Gemiddeld percentage losse tarragrond bij verschillende grondbewerkingen op een praktijkperceel in Bocholtz. Object Beschrijving Percentage grondtarra bij oogst (%) Strook 1 Ploegen - Mulch 32.9 Strook 2 Ploegen wintervoor 23 In de strokendemonstratie in Bocholtz is ploegen-mulch vergeleken met ploegen op wintervoor. Uit de resultaten blijkt, dat ploegen-mulch 10% meer losse grondtarra gaf dan ploegen op wintervoor. In 2010 zullen opnieuw metingen van het percentage grondtarra plaatsvinden. Waarbij op meerdere bedrijven en percelen zal worden gemeten. 30

33 7 Demonstratie sporenwissen Wielsporen veroorzaakt door het zaaien of poten van gewassen kunnen een belangrijke bijdrage leveren in het ontstaan van (geul)erosie. In de wielsporen is de grond verdicht en kan bij veel neerslag het water niet wegzakken. Het water gaat spoelen en kan in haar kracht bodemdeeltjes meenemen. Belangrijk is het dan ook om bij het zaaien of poten van gewassen wielsporen los te trekken met zogenoemde sporenwisser. In de praktijk wordt in verschillende gewassen gezaaid of geplant met een trekker op cultuurwielen; een smallere band die tussen de rij past. Door het kleinere contactoppervlak geven deze banden een hogere verdichting, dan wanneer op dezelfde trekker brede banden worden gemonteerd. Het contactoppervlak van deze brede banden is groter, dus meer verdeling van het gewicht, waardoor minder insporing ontstaat. Worden deze banden dan ook nog eens op lagere spanning gezet < 1 bar, dan neemt het contactoppervlak verder toe en de insporing af. Uit de metingen blijkt, dat iedere centimeter meer insporing het brandstofverbruik stijgt met 10% (Volk, 2009). In afbeelding 3 is een overzicht gegeven van bandenmaat en bandenspanning en het effect op bodemdruk en insporing. Afbeelding 3. Invloed van bandenspanning en bandenmaat op insporing en bodemdruk (Söhne, 1953). Afgelopen jaar hebben ondernemers ervaringen opgedaan met het zaaien en planten van gewassen door gebruik te maken van een trekker voorzien van bredere banden. Met name bij de teelt van zaaiuien en suikerbieten zijn agrariërs het uitvoeren van de zaaibedbereiding gaan combineren met zaaien. Verdichte rijsporen worden zo voorkomen. Bij de teelt van aardappelen zijn agrariërs het bereiden van het pootbed gaan combineren met poten en aanbouwen van de rug. Op deze manier worden werkgangen gecombineerd en wordt voorkomen dat men nogmaals met een trekker op cultuurwielen tussen de ruggen moet worden gereden om de rug in een tweede fase na poten op te bouwen. Hiermee wordt verdichting voorkomen. In hoofdstuk 6 is al aangegeven dat door een agrariër in Zuid Limburg een aanpassing aan de ruggenvormer is gedaan waarmee rijsporen kunnen worden losgetrokken, ook dit is een methode om spoorvorming te voorkomen. 31

34 Toch zijn niet alle wielsporen op te heffen. Zo blijven op de meeste percelen wielsporen veroorzaakt door chemische gewasbescherming aanwezig. In 2009 is op Proefboerderij Wijnandsrade een vergelijking aangelegd in suikerbieten, waarbij een helft van het perceel op de traditionele wijze werd gezaaid met een trekker op cultuurwielen, waarbij de zaaimachine was voorzien van sporenwissers (triltand). De andere helft van het perceel werd gezaaid met een trekker op brede banden waarbij de zaaimachine achter een rotorkopeg werd gemonteerd. Tussen beide vormen van grondbewerking en zaaitechniek kon geen verschil in opkomst, ontwikkeling en uiteindelijk in opbrengst worden waargenomen. Op een perceel in Schimmert werd door een akkerbouwer een strook uien gezaaid op traditionele manier, waarbij de trekker op cultuurwielen stond. Het overige deel van het perceel werd gezaaid met een trekker op brede banden waarbij de uienzaaimachine achter de rotorkopeg werd gemonteerd. Helaas vielen in 2009 geen zware regenbuien, waardoor eventuele verschillen niet zichtbaar werden. Afbeelding 4. Zaaibedbereiding en zaaien in een werkgang met brede banden in de teelt van zaaiuien 32

35 Afbeelding 5. Geen trekkersporen bij het zaaien in één werkgang. Afbeelding 6. Zaaibedbereiding en zaaien van suikerbieten in een werkgang in losgetrokken akker. Afbeelding 7. Bredere banden op lagere spanning geven minder verdichting. 33

36 8 Voorstel voor vervolgonderzoek 2010 In 2010 zullen verschillende kennisvragen, die zijn voortgekomen uit de kenniscirkel, worden onderzocht onder praktijkomstandigheden. Uit de kenniscirkel komen grofweg twee type vragen naar voren: a) Verdere optimalisatie van niet kerende grondbewerking b) Knelpunten signaleren, die ontstaan bij het toepassen van niet kerende grondbewerking en samen met de praktijk zoeken naar praktische oplossingen, die effectief blijken tegen erosie. In dit hoofdstuk zullen de verschillende proeven en demonstraties worden beschreven met bijbehorende kosten voor uitvoering. 8.1 Strokenvergelijking niet kerende grondbewerking bij fijnzadige teelten In hoofdstuk 5 zijn de resultaten besproken van de demonstratie niet kerende grondbewerking in de teelt van zaaiuien. In 2009 heeft de agrariër, waar de strokenvergelijking is uitgevoerd positieve ervaringen opgedaan met het inzetten van niet kerende grondbewerking. Natuurlijk zijn deze ervaringen gebaseerd op een jaar. De agrariër, maar ook andere deelnemers aan de kenniscirkel hebben het idee, in enkele gevallen gebaseerd op praktijkervaring, dat zwaardere lössgronden een winterbewerking nodig hebben voor het verkrijgen van een goede bodemstructuur in het voorjaar. Vergelijk dit met een niet kerende vorm van op wintervoor ploegen. Op twee praktijkpercelen wil de agrariër in een strokenvergelijking onderzoeken of lostrekken van de grond een positief effect heeft op de structuur van de grond in het voorjaar. Op een perceel zal ook nog een strook geploegd worden om in navolging van 2009 te onderzoeken of niet kerende grondbewerking een vergelijkbare opbrengst en kwaliteit geeft bij zaaiuien. Agrariër: mts van den Hove Margraten Perceel 1. Gewas: zaaiuien Voorvrucht: wintertarwe Groenbemester: gele mosterd. Aantal objecten: 2 Breedte stroken: 33 meter Lengte stroken: volledige lengte perceel. 34

37 STROOK 1 STROOK 2 Winter: Winter: 1. Klepelen van de groenbemester 2. Lostrekken met Evers Vaste tand cultivator (25-30 cm diepte) 1. Klepelen van de groenbemester Voorjaar: Voorjaar: 3. Lostrekken met Evers vaste tand cultivator (diepte in overleg) 2. Lostrekken met Evers Vaste tand cultivator (diepte in overleg) 4. Rotorkopeg zaaiklaar leggen 3. Rotorkopeg zaaiklaar leggen 33 meter 33 meter 35

38 Perceel 2. Gewas: zaaiuien Voorvrucht: wintertarwe Groenbemester: Gele mosterd. Aantal objecten: 3 Breedte stroken: 33 meter Lengte stroken: volledige lengte perceel. STROOK 1 STROOK 2 STROOK 3 Winter: Winter: Winter: 1. Klepelen van de groenbemester 1. Klepelen van de groenbemester 1. Ploegen (25 cm) met ondergronders 2. Lostrekken met Evers Vaste tand cultivator (25-30 cm diepte) Voorjaar: 3. Lostrekken met Evers vaste tand cultivator (diepte in overleg) 4. Rotorkopeg zaaiklaar leggen Voorjaar: 2. Lostrekken met Evers Vaste tand cultivator (diepte in overleg) 3. Rotorkopeg zaaiklaar leggen Voorjaar: 2. Lostrekken met Rumptstad cultivator 3. Rotorkopeg zaaiklaar leggen 33 meter 33 meter 33 meter 36

39 Waarnemingen. 1. Bodemtoestand: a) Watergetal: voorafgaande aan iedere bewerking zal een bepaling van het vochtgehalte van de bodem plaatsvinden. Per strook zullen grondmonsters genomen worden van de lagen 0-10 cm cm en cm. In een droogstoof zullen de monsters worden gedroogd, waarna het watergetal kan worden berekend. Hiermee worden de bodemvochttoestand vastgelegd bij bewerken. b) Profielopbouw: per strook zal een profielkuil worden gemaakt om de profielopbouw van de grond te beoordelen en eventuele storende lagen te kunnen opheffen. 2. Opkomsttelling: tijdens het groeiseizoen zullen per strook op drie plekken het aantal planten worden geteld, om zo een indruk te krijgen in opkomst tussen de verschillende vormen van grondbewerking. 3. Onkruid: tijdens het groeiseizoen zal de onkruiddruk op de verschillende stroken worden waargenomen 4. Stand van het gewas: tijdens het groeiseizoen zal met enige regelmaat de stand van het gewas worden beoordeeld aan de hand van een rapportcijfer (0-10). 5. Eindoogst: van iedere strook zal op drie plekken een monster worden genomen ter bepaling van opbrengst en kwaliteit. 37

40 8.2 Niet kerende grondbewerking in aardappelen Zoals reeds gemeld, hebben zich in 2009 problemen voorgedaan met grondtarra in de teelt van consumptieaardappelen. Verschillende bedrijven in de regio melden dat zij problemen hebben met toename van grondtarra als gevolg van niet kerende grondbewerking. Wel maken agrariërs hierbij de opmerking dat het probleem met grondtarra groter is op zwaardere lössgronden. Als gebied wordt hier genoemd alle grond ten zuiden van de A79. In 2010 zal op 6 bedrijven, verspreidt door Zuid Limburg, een strokenvergelijking worden aangelegd. Hierbij zal een deel van het perceel worden geploegd en een deel niet kerende worden bewerkt. Keuze van niet kerend systeem zal in overleg met de betreffende agrariër plaatsvinden. De volgende agrariërs nemen deel aan de stroken vergelijking 1. Géron Mechelen 2. Castermans Noorbeek 3. Schnackers Landgraaf 4. Wimmers Wijnandsrade 5. Huls Libeek 6. Simons Bocholz Op het bedrijf van MTS. Van Hoven zal een uitgebreidere strokenvergelijking worden aangelegd, waarin verschillende systemen van niet kerende grondbewerking zullen worden vergeleken. Het gaat hier om de volgende objecten. A. Kerende grondbewerking in het najaar B. Groenbemester schijveneggen in najaar/winter. Voorjaar niet kerende grondbewerking C. Groenbemester schijveneggen in najaar/winter. Voorbewerking in de winter. Voorjaar niet kerende grondbewerking D. Groenbemester laten staan tot na de winter. Voorjaar niet kerende grondbewerking E. Groenbemester laten staan tot na de winter. Voorjaar stoppelcultivator Waarnemingen: 1. Stand van het gewas: tijdens het groeiseizoen zal met enige regelmaat de stand van het gewas worden beoordeeld aan de hand van een rapportcijfer (0-10). 2. Eindoogst: van iedere strook zal op drie plekken een monster worden genomen ter bepaling van opbrengst en kwaliteit. 3. Tarrabepaling: op ieder bedrijf zal tijdens het machinaal rooien van de stroken een monster worden genomen ter bepaling van de grondtarra. 38

41 8.3 Strokenvergelijking biologische maisteelt Inzet van niet kerende grondbewerking in een vruchtwisseling van gras en maïs vormt in de gangbare landbouw de nodige kundigheid. In de gangbare landbouw wordt de zode eerst doorgespoten met glyfosaat alvorens er niet kerend gewerkt gaat worden. In de biologische landbouw kan men deze stap van doodspuiten niet uitvoeren. Het toepassen van niet kerende grondbewerking in een wisselbouw met gras vergt in de biologische landbouw nog meer kennis. Dit is voor biologisch melkveehouder Guido Frijns aanleiding om op zijn bedrijf in 2010 een strokenvergelijking aan te leggen, waarin verschillende systemen van niet kerende grondbewerking worden vergeleken in de wisselbouw gras snijmaïs. In overleg met biologisch adviseur Stefan Muijtjens zullen op het bedrijf van Frijns 5 systemen van niet kerende grondbewerking worden vergeleken ten opzichte van ploegen. Het betreft hier de volgende objecten. 1. Ploegen voorjaar - zaaibedbereiding met de rotorkopeg 2. Vaste tand cultivator frees wiedeg zaaibedbereider 3. Frees vaste tand cultivator rotorkopeg 4. Precisiecultivator vaste tand cultivator precisiecultivator 5. Frees vaste tand cultivator zaaibedbereider 6. Zaaibedbereider vaste tand cultivator zaaibedbereider Waarnemingen: 1. Bodemtoestand: a) Watergetal: voorafgaande aan iedere bewerking zal een bepaling van het vochtgehalte van de bodem plaatsvinden. Per strook zullen grondmonsters genomen worden van de lagen 0-10 cm cm en cm. In een droogstoof zullen de monsters worden gedroogd, waarna het watergetal kan worden berekend. Hiermee worden de bodemvochttoestand vastgelegd bij bewerken. b) Profielopbouw: per strook zal een profielkuil worden gemaakt om de profielopbouw van de grond te beoordelen en eventuele storende lagen te kunnen opheffen. 2. Opkomsttelling: tijdens het groeiseizoen zullen per strook op drie plekken het aantal planten worden geteld, om zo een indruk te krijgen in opkomst tussen de verschillende vormen van grondbewerking. 3. Onkruid: tijdens het groeiseizoen zal de onkruiddruk op de verschillende stroken worden waargenomen 4. Stand van het gewas: tijdens het groeiseizoen zal met enige regelmaat de stand van het gewas worden beoordeeld aan de hand van een rapportcijfer (0-10). 5. Eindoogst: van iedere strook zal machinaal een strook worden geoogst en een monster worden genomen ter bepaling van het drogestofgehalte en voederkwaliteit. 39

42 8.4 Meerjarige strokenvergelijking in snijmaïs In hoofdstuk 4 zijn de resultaten van de strokenvergelijking in snijmaïs beschreven. In deze demonstratie worden langjarig verschillende vormen van grondbewerking vergeleken op aantasting door Helminthosporium en Fusarium. De volgende objecten zullen in 2010 worden aangelegd. A. Kerende grondbewerking (ploegen) B. Stoppel/Ecoploegen (12 cm) C. Niet kerende grondbewerking met schijfcultivator D. Niet kerende grondbewerking met vaste tand cultivator E. Ploegen-Mulch (najaar ploegen, inzaai groenbemester, voorjaar niet kerende grondbewerking) Waarnemingen: 1. Bodemtoestand: a) Watergetal: voorafgaande aan iedere bewerking zal een bepaling van het vochtgehalte van de bodem plaatsvinden. Per strook zullen grondmonsters genomen worden van de lagen 0-10 cm cm en cm. In een droogstoof zullen de monsters worden gedroogd, waarna het watergetal kan worden berekend. Hiermee worden de bodemvochttoestand vastgelegd bij bewerken b) Profielopbouw: per strook zal een profielkuil worden gemaakt om de profielopbouw van de grond te beoordelen en eventuele storende lagen te kunnen opheffen. 2. Beoordeling ziekteaantasting: Na de bloei tot aan de oogst zal het gewas om de twee weken worden gecontroleerd op aantasting door schimmelziekten. 3. Eindoogst: van iedere strook zal machinaal een strook worden geoogst en een monster worden genomen ter bepaling van het drogestofgehalte en voederkwaliteit. 40

43 8.5 Demonstratie teelt van zomergerst na wintertarwe De heer Schnackers uit Bocholtz heeft zich gemeld met een vraag over het toepassen van niet kerende grondbewerking in de teelt van zomergerst. Hij ondervindt hinder van opslag uit wintertarwe in de volgteelt zomergerst. Graag zou hij op zijn bedrijf verschillende vormen van niet kerende grondbewerking met en zonder inzet van glyfosaat willen vergelijken. In samenwerking met machinebouwer Rabe wil de agrariër ook het effect van een ondiepe kerende bewerking (12 cm ploegen) in de vergelijking opnemen. Objecten: A. Diep kerende grondbewerking (25 cm) B. Ondiep kerende grondbewerking (12 cm) C. Niet kerende grondbewerking zonder inzet glyfosaat D. Niet kerende grondbewerking met inzet glyfosaat Waarnemingen: 1. Bodemtoestand: a) Watergetal: voorafgaande aan iedere bewerking zal een bepaling van het vochtgehalte van de bodem plaatsvinden. Per strook zullen grondmonsters genomen worden van de lagen 0-10 cm cm en cm. In een droogstoof zullen de monsters worden gedroogd, waarna het watergetal kan worden berekend. Hiermee worden de bodemvochttoestand vastgelegd bij bewerken. b) Profielopbouw: per strook zal een profielkuil worden gemaakt om de profielopbouw van de grond te beoordelen en eventuele storende lagen te kunnen opheffen. 2. Opslagbestrijding: tijdens het groeiseizoen zal de aanwezigheid van opslag uit wintertarwe worden beoordeeld. 3. Eindoogst: van iedere strook zal machinaal een strook worden geoogst en een monster worden genomen ter bepaling van het vochtgehalte en hectolitergewicht. 41

44 8.6 Systeemvergelijking niet kerende grondbewerking In het najaar van 2009 is in samenwerking met de Duitse machinebouwer Amazone een strokenvergelijking aangelegd, waarin meejarig onderzoek zal worden gedaan naar het effect van verschillende grondbewerkingssystemen. Deze stroken zijn op verschillende percelen in Europa op dezelfde manier aangelegd. De verschillende grondbewerkingssystemen zijn. A. Kerende grondbewerking (ploegen) B. Niet kerende grondbewerking (25 cm diepe bewerking) C. Niet kerende grondbewerking (15 cm diepe bewerking) D. Minimale grondbewerking In het onderzoek zal de volgende vruchtopvolging worden toegepast: 2010: suikerbieten 2011: wintergerst 2012: consumptieaardappelen 2013: wintertarwe In het onderzoek wordt naast de teelttechnische aspecten gekeken naar kosten en baten van verschillende grondbewerkingssystemen. In het najaar van 2010 zal gestart worden met het uitvoeren van brandstofmetingen. De aanleg van de strokenvergelijking en het verzorgen van de machines is voor rekening van Amazone. De uitvoering van de waarnemingen en eindoogst zullen worden uitgevoerd binnen BodemBreed. Waarnemingen: 1. Bodemtoestand: a) Watergetal: voorafgaande aan iedere bewerking zal een bepaling van het vochtgehalte van de bodem plaatsvinden. Per strook zullen grondmonsters genomen worden van de lagen 0-10 cm cm en cm. In een droogstoof zullen de monsters worden gedroogd, waarna het watergetal kan worden berekend. b) Profielopbouw: per strook zal een profielkuil worden gemaakt om de profielopbouw van de grond te beoordelen en eventuele storende lagen te kunnen opheffen. 2. Opkomsttelling: Tijdens opkomst van de suikerbieten zal op drie tijdstippen met een interval van 2 weken een plantentelling worden uitgevoerd. 3. Eindoogst: van iedere strook zal een monster worden genomen ter bepaling van de opbrengst en kwaliteit van de suikerbieten. 42

45 8.7 Velddemonstratie. In 2009 zullen twee velddemonstraties in samenwerking met de Belgische Boerenbond worden georganiseerd. Het betreft de volgende twee demonstraties: 1. Velddemonstratie bandenkeuze, bandenspanning en sporenwissen Tijdens deze demonstratie zal het belang van de juiste bandenspanning worden gedemonstreerd zowel om brandstofverbruik en daarmee kosten te besparen maar ook om het effect van bandenspanning op bodemstructuur onder de aandacht te brengen. Verder zal aandacht zijn voor de keuze van de juiste banden voor het uitvoeren van verschillende bewerkingen. Verder zal in een demonstratie aandacht zijn voor het voorkomen van rijsporen. Een aantal agrariërs, ook al in dit verslag besproken, hebben methoden ontwikkeld om rijsporen te verminderen of te voorkomen. Verschillende technieken zullen gedemonstreerd worden. 2. Velddemonstratie inzaai wintertarwe na korrelmaïs In de praktijk worden problemen gesignaleerd bij het inzaaien van wintertarwe na de teelt van korrelmaïs. Met name het niet kerende inwerken van de grote massa korrelmaïsstro vormt een belemmering. In een velddemonstratie zal worden gedemonstreerd welke mogelijkheden er zijn om korrelmaïsstro in te werken en welke manier leiden tot het gewenste zaairesultaat van de wintertarwe. Daarnaast zal er aandacht zijn voor het probleem van fusarium dat kan optreden bij wintertarwe na korrelmaïs bij een niet kerende grondbewerking. Resultaten uit de literatuurstudie kunnen gepresenteerd worden. 43

46 Literatuurlijst Anonymous (1988). Bodemerosie in Zuid Limburg, oorzaken, gevolgen, maatregelen. Consulentschap voor de Akkerbouw en de Tuinbouw, 16 p. Anonymous (2009). Erosiebestrijding; de voorschriften vanaf Notitie Productschap akkerbouw en Productschap tuinbouw, 10 p. Bauer, G. (2000). Zur analyse der Daten des Fusarium-Monitoring Bayern. Ergebnisse eine LBP- Forschungsverbund, Geelen, P.M.T.M. (2001). Beperking van erosie in aardappelen door aanleg van drempels in aardappelen. Projectrapport nummer a, PPO Lelystad, 26 p. Geelen, P.M.T.M. (2001). Niet kerende grondbewerking in de strijd tegen watererosie, Groten, J. (2008). Invloed voorjaarsbewerking op Helminthosporium in maïs. Interne notitie PPO- AGV, 6 p. Kema, G.H.J., Köhl, J., Kroon, L.P.N.M., Löffler, H.J.M. & Schepers, H.TA.M (2002). Fusarium in granen. Plant Research International Wageningen UR Nota 142, 60 p. Paauw, J.G.M. (2003). Erosie en niet kerende grondbewerking. Projectrapport /2003, PPO Lelystad, 37 p. Smits, M. (2009). Woelen is maatwerk. Boerderij nummer 95, p Schroten, H., Philipsen, B. & Groten, J. (2009). Handboek snijmaïs. Livestock Research Wageningen University Praktijkboek 44, p Volk, L. & Denker, S. (2009). Bodenschutz mit Reifenregler. 44

47 Bijlage I. Demonstratie brandstof en capaciteit niet kerende grondbewerking in vergelijking tot ploegen. Overzicht van de objecten Object Beschrijving Machines Diepte bewerking A Ploegen rotoreg 4 schaarploeg met ondergronders 25 cm 10 cm B C D E A/D-/E- Cultivator smalle beitels voorbewerken Voorzetcultivator smalle beitels rechte tand + rotoreg Geen voorbewerking Voorzetcultivator smalle beitels rechte tand+ rotoreg Cultivator smalle beitels voorbewerken Voorzetcultivator smalle beitels gebogen tand+ rotoreg Geen voorbewerking Voorzetcultivator smalle beitels gebogen tand+ rotoreg Ploegen, Bremer zonder rotorkopeg Zaaien: rotorkopeg + zaaimachine in een werkgang Proefveldschema Standaardrotoreg zonder beitels Evers Garron Evers Holsteiner + rotoreg 25 cm 20 cm + 10 cm - Evers Holsteiner + rotoreg 20 cm + 10 cm Evers Garron Bremer + rotoreg 25 cm 20 cm + 10 cm - Bremer + rotoreg 20 cm + 10 cm A C E B D D- A keerstrook A B C D E E- A 150 m m 45

48 Bodem analyse Bemonstering datum jan-09 Bemonsteringsdiepte 0-25 cm stikstof totaal mg N/kg 1060 C/N ratio 12 N-leverend vermogen kg N/ha 54 Fosfor mg P/kg 4.4 P-Al mg P2O5/100g 40 Kalium mg K/kg 85 Magnesium mg Mg/kg 109 Zuurgraad ph 6.4 Organische stof % 2.6 Lutum % 14 Berekend slib %

49 Bijlage II. Fotomateriaal demonstratie brandstof en capaciteit niet kerende grondbewerking in vergelijking tot ploegen Afbeelding II.1. Ploegen met ondergronders (23 maart 2009). Ploegdiepte 25 cm en ondergronders 15 cm onder ploegdiepte. Afbeelding II.2. Voorbewerken met een vaste tand cultivator (23 maart 2009). De bewerkingsdiepte bedroeg 25 cm. Afbeelding II.3. Voorzetcultivator met gebogen (Dent-Michel) tanden en smalle beitels (3 april 2009). De bewerkingsdiepte van de voorzetcultivator bedroeg 20 cm en van de rotorkopeg 10 cm. Afbeelding II.4. Voorzetcultivator met rechte tanden en smalle beitels (3 april 2009). De bewerkingsdiepte van de voorzetcultivator bedroeg 20 cm en van de rotorkopeg 10 cm. 47

50 Afbeelding II.5 Aftanken van de trekker na bewerking van ieder plot (23 maart 2009). Afbeelding II.6. Lagere bandenspanning zorgt voor minder slip en minder brandstofverbruik Afbeelding II.7. Profielkuil gemaakt bij het object bewerkt met de vaste tand cultivator met rechte tanden (3 april 2009). 48

51 Bijlage III. Demonstratie niet kerende grondbewerking in suikerbieten Overzicht van de objecten Object A B Beschrijving Ploegen op wintervoor Niet kerende grondbewerking - Bewerking met Evers met smalle beitels - Zaaiklaar maken met rotorkopeg Proefveldschema A B B A A B 200 m m 18 m 18 m 18 m 18 m 18 m Grasland 49

52 Bodem analyse Bemonstering datum Juli 2005 Bemonsteringsdiepte 0-25 cm Pw mg P2O5/100g 46 Kalium mg K/kg 78 Magnesium mg Mg/kg 132 Zuurgraad ph 6.4 Organische stof % 2.6 Lutum % 17 Berekend slib % 34 50

53 Bijlage IV. Fotomateriaal demonstratie niet kerende grondbewerking in suikerbieten Afbeelding IV.1. Overzicht van het perceel. In januari 2009 zijn drie plots geploegd Afbeelding IV.2. Profielkuil gemaakt na de winter in de stroken die later niet kerend werden bewerkt (50 cm diepte). Meting met de penetrometer laat zien dat de grond vast is (> 300 bar indringsweerstand). Verder is de grond nat (makkelijk vervormbaar) Afbeelding IV.3. Profielkuil gemaakt na de winter in het geploegde object (50 cm diepte). De grond is mooi verweerd en begint aan het oppervlak te drogen (17 maart 2009). 51

54 Bijlage V. Demonstratie grondbewerking in snijmaïs Overzicht van de objecten Object Voorjaar bewerking Najaarsbewerking en inzaai groenbemester A Ploegen (3 schaar Nicolaes) Rotorkopeg (Nicolaes) B Stoppelploegen (PPO) Rotorkopeg (Nicolaes) C Cultivator met smalle beitels (Lemken VTC Nicolaes) Rotorkopeg (Nicolaes) D Cultivator smalle beitels (Lemken VTC Nicolaes) Rotorkopeg (Nicolaes) E Cultivator smalle beitels (Lemken VTC Nicolaes) Rotorkopeg (Nicolaes) VTC = vaste tand cultivator SC = schijfcultivator Schijfcultivator inzaai groenbemester (Lemken SC Nicolaes) Cultivator met smalle beitels (Lemken VTC Nicolaes) Schijveneg en inzaai groenbemester (Amazone Catros) Stoppelploeg (stoppelploeg PPO) Schijveneg en inzaai groenbemester (Amazone Catros) Cultivator met smalle beitels (Lemken VTC Nicolaes) Schijveneg en inzaai groenbemester (Amazone Catros) Ploegen na oogst (3-schaar Nicolaas) Schijveneg en inzaai groenbemester (Amazone Catros) Proefveldschema stroken over volle dige lengte perceel E D C B A PLOEGEN PRAKTIJK > zandpad 12 meter 52

55 Bodem analyse Bemonstering datum Januari 2006 Bemonsteringsdiepte 0-25 cm stikstof totaal mg N/kg 1760 C/N ratio 11 N-leverend vermogen kg N/ha 85 Fosfor mg P/kg 3.09 P-Al mg P2O5/100g 29 Kalium mg K/kg 65 Magnesium mg Mg/kg 130 Zuurgraad ph 5.5 Organische stof % 3.8 Lutum % 12 Berekend slib %

56 Bijlage VI. Demonstratie grondbewerking zaaiuien Overzicht van de objecten Object A B1 Beschrijving Ploegen op wintervoor Spitten met roterende spitmachine zonder voorbewerking B2 C Spitten met roterende spitmachine voorbewerking met vaste tand cultivator Grondbewerking met vaste tand cultivator Proefveldschema spitten (1 april) en direct inzaai 2 april Evers 11 tand 1 april Evers 11 tand 1 april gespit Januari: ploegen 4 april Rotorkopeg 1000 rpm 3 april Imants spitter 4 april rotorkopeg 3 april: Rumpstad 15 tand 4 april Rotorkopeg 540 rpm 4 april rotorkopeg 540 rpm 4 april: Rotorkopeg 1000 rpm 540 rpm 4 april: Rotorkopeg 540 rpm C B2 B1 A afrastering <--6 M-> NIET KERENDE GRONDBEWERKING SPITTEN MET SPITTEN ZONDER PLOEGEN VOORBEWERKING VOORBEWERKEN < M > < M > < M > 54

57 Bodem analyse Bemonstering datum Augustus 2006 Bemonsteringsdiepte 0-25 cm stikstof totaal mg N/kg 1269 C/N ratio 8 N-leverend vermogen kg N/ha 81 Fosfor mg P/kg 2.03 P-Al mg P2O5/100g 39 Kalium mg K/kg 76 Magnesium mg Mg/kg 94 Zuurgraad ph 6.7 Organische stof % 2 Lutum % 14 Berekend slib %

58 Bijlage VII. Fotomateriaal demonstratie grondbewerking zaaiuien Afbeelding VII.1. Lostrekken van het geploegde object met een Rumpstad vaste tand cultivator (3 april 2009). De bewerkingsdiepte bedroeg 15 cm. Afbeelding VII.2. Spitten van het voorbewerkte object met een Imants machine type 47 (3 april 2009). De bewerkingsdiepte bedroeg 20 cm. Afbeelding VII.3. Nemen van een vochtmonster ter bepaling van het watergetal (3 april 2009) Afbeelding VII.4. Bepaling bodemtemperatuur tijdens het uitvoeren van de grondbewerking (3 april 2009) 56

59 Afbeelding VII.5. Bodembedekking met groenbemester resten bij het niet kerend bewerkte object (6 april 2009). Afbeelding VII.6. Bodembedekking bij spitten met voorbewerking (6 april 2009). Afbeelding VII.7. Spitten en directzaai gaf een grof zaaibed met veel kluiten (6 april 2009). Afbeelding VII.8. Bij het geploegde object waren geen organische resten meer aan het oppervlak (6 april 2009). 57

60 Bijlage VIII. Demonstratie grondbewerking in consumptie aardappelen Overzicht van de objecten Object Beschrijving Machines A Ploegen op wintervoor Vijf schaar wentelploeg met ondergronders (20 cm) B Voorbewerken met cultivator met smalle beitels Grondbewerking vlak voor planten Evers Forrest (25 cm) Evers Forrest (20 cm) met cultivator met smalle beitels 1 Planten en aanaarden in twee werkgangen (zonder sporenwisser) Hassia planter Géron Aanaarder Huls 2 Planten en aanaarden in twee werkgangen (met sporenwisser) Hassia planter Géron Aanaarder Huls met beitels 3 Planten en aanaarden in twee Hassia planter Géron werkgangen en maken drempels 4 All in one planten zonder drempels Hassia planter Géron Proefveldschema NKG PRAKTIJK B4 B3 B2 B1 A1 A2 A3 A4 PRAKTIJK PLOEGEN -18 <-21-> <-18-> <-21-> <-21-> <-18-> <-21-> <-18->

61 Bodem analyse Bemonstering datum Augustus 2005 Bemonsteringsdiepte 0-25 cm Pw mg P2O5/100g 71 Zuurgraad ph 6.7 Organische stof % 2.6 Lutum % 13 Berekend slib % 26 59

62 Bijlage IX. Fotomateriaal demonstratie grondbewerking in consumptieaardappelen Afbeelding IX.1. Bewerking na het uitvoeren van de bemesting begin april met een voorzetcultivator voorzien van brede beitels en rotorkopeg Afbeelding IX.2. Pootcombinatie bestaande uit een Multivator, pootmachine en aanaarder. Afbeelding IX.3 Aanaarden van de aardappelen in een aparte werkgang met een Steketee rugvormer voorzien van sporenwissers (8 mei 2009). Afbeelding IX.4. Sporenwissen achter de ruggenvormer (8 mei 2009). De buis achter de machine zorgt voor het vlakker maken van de rug. Idee hierachter is dat regenwater beter kan infiltreren in de rug en de rug minder snel afkalft. 60

63 Afbeelding IX.5. Vastetand als sporenwisser achter de ruggenvormer (8 mei 2009). Afbeelding IX.6. Maken van drempels in de geulen tussen de aardappelruggen (4 mei 2009). Afbeelding IX.7. Cottard drempelvormer Afbeelding IX.8. Mechanisch aangedreven wiel zorgt voor de bediening van het schepje. 61

64 Afbeelding IX.9. Veel losse grond. De aardappelen werden gesorteerd over de stortbak (1 oktober 2009) Afbeelding IX.10. Aardappelen sorteren. De losse grond en de aardappelen werden na sorteren apart gewogen (1 oktober 2009). Afbeelding IX.11. Kluiten tussen de aardappelen verhogen beschadiging (stootblauw). Afbeelding IX.12. In de niet kerende objecten werden kluiten aangetroffen doorboord door wormen. 62

Aan de slag met erosie

Aan de slag met erosie Aan de slag met erosie Ploegloze grondbewerking in beweging 2004-2006 Ing. J.G.M. Paauw Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business-unit Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroente PPO nr. 325115105

Nadere informatie

Aan de slag met erosie

Aan de slag met erosie Aan de slag met erosie Ploegloze grondbewerking in beweging (2006) Ing. J.G.M. Paauw Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business-unit Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroente PPO nr. 325115105

Nadere informatie

BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters

BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 29 nateelt groenbemesters Nederlands Limburg Onderdeel: Werkgroep 3 Document: Rapport Tijdstip: januari 21 Versie: 1 Status: definitief Opgesteld door: Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Aan de slag met erosie

Aan de slag met erosie Aan de slag met erosie Ploegloze grondbewerking in beweging (2005) Ing. J.G.M. Paauw Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business-unit Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroente PPO nr. 5115105

Nadere informatie

Grondbewerking en brandstofbesparing. 9 februari 2015, Gerard Meuffels PPO Vredepeel

Grondbewerking en brandstofbesparing. 9 februari 2015, Gerard Meuffels PPO Vredepeel Grondbewerking en brandstofbesparing 9 februari 2015, Gerard Meuffels PPO Vredepeel BODEMSTRUCTUUR Waaraan voldoet een goede bodem Bron: SBU, 2002 Diepe sporen als gevolg van oogstwerkzaamheden Schade

Nadere informatie

Boerenexperiment No 4 aanvulling

Boerenexperiment No 4 aanvulling Boerenexperiment No 4 aanvulling Aardappels op zware grond, aanvulling op rapport Aanvulling en Resultaten en ervaringen van de groenbemestervelden op zware klei, najaar 2012 Achtergrond De toepassing

Nadere informatie

RAPPORT BODEMBREED INTERREG Strokenvergelijking / demonstraties Nederlands Limburg 2010

RAPPORT BODEMBREED INTERREG Strokenvergelijking / demonstraties Nederlands Limburg 2010 RAPPORT BODEMBREED INTERREG Strokenvergelijking / demonstraties Nederlands Limburg 2010 Onderdeel: Werkgroep 3 Document: Rapport Tijdstip: januari 2011 Versie: Versie 1 Opgesteld door: Praktijkonderzoek

Nadere informatie

BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN?

BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN? BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN? Ronald Euben Wat vraagt de biet? 2 Bij de zaai Enkele (kleine) kluiten bovenaan (dichtslaan, erosie) Verkruimelde, aangedrukte laag (contact zaad bodem) Vaste,

Nadere informatie

Resultaten onderzoek Gerard Meuffels. Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland

Resultaten onderzoek Gerard Meuffels. Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland Resultaten onderzoek 2013 Gerard Meuffels Rijenbemesting Betere benutting van nutriënten en verkleinen van het risico van uitspoeling / afstroming Kunstmeststoffen reeds gangbare praktijk (o.a. mais) Stikstof:

Nadere informatie

Grondbewerking voor Zetmeelaardappelen

Grondbewerking voor Zetmeelaardappelen Grondbewerking voor Zetmeelaardappelen Onderzoek in 2006 en 2007 in opdracht van: Verenigingen Voor Bedrijfsvoorlichting Communicatie in 2006 en 2007 in opdracht van: Provincie Groningen Onderzoek en communicatie

Nadere informatie

Nieuwsbrief 15. Aanmelden kan via c.denherder@dlvplant.nl, k.froma@dlvplant.nl, g.vanroessel@dlvplant.nl of J. Willemse@dlvplant.

Nieuwsbrief 15. Aanmelden kan via c.denherder@dlvplant.nl, k.froma@dlvplant.nl, g.vanroessel@dlvplant.nl of J. Willemse@dlvplant. Wintercursus NKG Ook deze winter bieden we weer cursussen op het gebied van NKG aan. Een aantal mensen hebben zich inmiddels opgegeven voor de wintercusus NKG. Door de drukte van afgelopen periode brengen

Nadere informatie

Het effect van een niet-kerende hoofdgrondbewerking op de opbrengst en interne kwaliteit van suikerbieten

Het effect van een niet-kerende hoofdgrondbewerking op de opbrengst en interne kwaliteit van suikerbieten Het effect van een niet-kerende hoofdgrondbewerking op de opbrengst en interne kwaliteit van suikerbieten Resultaten van vier proefvelden van tot en met 2005 07P02 Het effect van een niet-kerende hoofdgrondbewerking

Nadere informatie

23 februari 2015, Gerard Meuffels WUR-PPO. Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland

23 februari 2015, Gerard Meuffels WUR-PPO. Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland 23 februari 2015, Gerard Meuffels WUR-PPO Rijenbemesting Betere benutting van nutriënten en verkleinen van het risico van uitspoeling / afstroming Kunstmeststoffen reeds gangbare praktijk (o.a. mais) Stikstof:

Nadere informatie

Schimmels in maïs Kiemschimmels Wortelverbruining Builenbrand Stengelrot Kolfsteelrot Bladvlekkenziekte Rhizoctonia Roest

Schimmels in maïs Kiemschimmels Wortelverbruining Builenbrand Stengelrot Kolfsteelrot Bladvlekkenziekte Rhizoctonia Roest Schimmels in maïs Er zijn verschillende schimmels die schade kunnen veroorzaken in maïs. Tot nu toe bestrijdt men alleen de kiemschimmels met chemische middelen. Bij de schimmelziekten stengelrot, kolfsteelrot

Nadere informatie

Nieuwsbrief 12. Onderzoek HAS-studenten naar brandstofverbruik van niet kerende grondbewerking en kerende grondbewerking.

Nieuwsbrief 12. Onderzoek HAS-studenten naar brandstofverbruik van niet kerende grondbewerking en kerende grondbewerking. Onderzoek HAS-studenten naar brandstofverbruik van niet kerende grondbewerking en kerende grondbewerking. Twee studenten van HAS Hogeschool te Den Bosch, Hans Moggré en Martijn Robben zijn in opdracht

Nadere informatie

Technieken opheffen ploegzool

Technieken opheffen ploegzool Technieken opheffen ploegzool 2008 2009 Gediepploegde grond Flevoland Ing. J.G.M. Paauw Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business unit Akkerbouw, Groene ruimte en Vollegrondsgroente PPO nr. 3250146900

Nadere informatie

Bewerken. Bewerken en inwerken van groenbemesters. Groenbemesters Wageningen University & Research

Bewerken. Bewerken en inwerken van groenbemesters. Groenbemesters Wageningen University & Research Bewerken Bewerken en inwerken van groenbemesters Gewasbescherming Robuust Optimaal Economisch Natuurlijk Groenbemesters 2019 1 10 Bewerken van groenbemesters Groenbemesters kunnen op veel verschillende

Nadere informatie

Voorstelling resultaten

Voorstelling resultaten Voorstelling resultaten Interregproject BodemBreed en ILVO-proefpercelen Greet Ruysschaert Studiedag erosie: niet-kerende bodembewerking 27 augustus 2013 Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Eenheid

Nadere informatie

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17 landbouw en natuurlijke omgeving 2011 plantenteelt open teelten CSPE BB minitoets bij opdracht 17 variant a Naam kandidaat Kandidaatnummer Meerkeuzevragen Omcirkel het goede antwoord (voorbeeld 1). Geef

Nadere informatie

Aanleiding project. 2. Opzet project 3. Resultaten eerste. 4. Vervolg. Bodemkwaliteit op zandgrond. Inhoud presentatie

Aanleiding project. 2. Opzet project 3. Resultaten eerste. 4. Vervolg. Bodemkwaliteit op zandgrond. Inhoud presentatie Bodemkwaliteit op zandgrond Inhoud presentatie Resultaten en ervaringen NKG eerste jaar 2011 Borkel & Schaft, 14 december 2011, Janjo de Haan 1. Aanleiding project en visie op bodembeheer 2. Opzet project

Nadere informatie

Nieuwsbrief 14. Het programma is te vinden op Applicatie berekening brandstofgebruik.

Nieuwsbrief 14. Het programma is te vinden op   Applicatie berekening brandstofgebruik. Rekenprogramma voor brandstofverbruik bij (niet-kerende) grondbewerking Twee studenten van de HAS Hogeschool, Martijn Robben en Hans Moggré, hebben in opdracht van het Praktijknetwerk Niet-Kerende Grondbewerking

Nadere informatie

PRAKTISCHE ASPECTEN BIJ NIET-KERENDE BODEMBEWERKING RONALD EUBEN - KBIVB

PRAKTISCHE ASPECTEN BIJ NIET-KERENDE BODEMBEWERKING RONALD EUBEN - KBIVB PRAKTISCHE ASPECTEN BIJ NIET-KERENDE BODEMBEWERKING RONALD EUBEN - KBIVB Inleiding: Niet-kerende bodembewerking 2 NKG = zonder bodem te keren Diepe NKG VTT (vereenvoudigde teelttechniek) Directzaai Voordelen

Nadere informatie

Toepassing van Agro-Vital en Agriton bemestingsproducten in de teelt van zaaiuien.

Toepassing van Agro-Vital en Agriton bemestingsproducten in de teelt van zaaiuien. Toepassing van Agro-Vital en Agriton bemestingsproducten in de teelt van zaaiuien. In opdracht van: Agro-vital/Agriton Molenstraat 10-1, 8391 AJ Noordwolde Fr, The Netherlands Uitgebracht door: N.G. Boot

Nadere informatie

4 Grondbewerking. 4.1 Hoofdgrondbewerking

4 Grondbewerking. 4.1 Hoofdgrondbewerking 4 Grondbewerking 4.1 Hoofdgrondbewerking... 44 4.2 Zaaibedbereiding... 45 4.3 Stoppelbewerking... 46 4.4 Corrigerende grondbewerkingen... 46 4.5 Minimale en niet kerende grondbewerking... 48 43 4 Grondbewerking

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Grond bewerken 9 1.1 Grond bewerken is noodzakelijk 9 1.2 Grondbewerkingswerktuigen 10 1.3 Bodem en grondbewerking 17 1.4 De invloed van grondbewerkingsmachines op de structuur

Nadere informatie

Teelthandleiding. 2.1 grondbewerking en zaaibedbereiding voor suikerbieten

Teelthandleiding. 2.1 grondbewerking en zaaibedbereiding voor suikerbieten Teelthandleiding 2.1 grondbewerking en zaaibedbereiding voor 2.1 Grondbewerking en zaaibedbereiding voor... 1 2 2.1 Grondbewerking en zaaibedbereiding voor Versie: mei 2015 Een goed zaaibed is een eerste

Nadere informatie

Nieuwsbrief 13. Vergelijking van NKG en ploegen op zand voor aardappelen na grasland.

Nieuwsbrief 13. Vergelijking van NKG en ploegen op zand voor aardappelen na grasland. Vergelijking van NKG en ploegen op zand voor aardappelen na grasland. Op de zandgrond in Zuidoost Brabant heeft er in 2012 een boerenexperiment met NKG plaatsgevonden op een perceel aardappelen met als

Nadere informatie

22a Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0623 Door: ing.h.w.g. Floot

22a Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0623 Door: ing.h.w.g. Floot 22a Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0623 Door: ing.h.w.g. Floot Inleiding In de tarweteelt is de grondbewerking een belangrijke kostenpost. Vooral bij monocultuur wintertarwe komt

Nadere informatie

Kansen voor NKG op zand

Kansen voor NKG op zand Kansen voor NKG op zand Sander Bernaerts DLV plant 14 juni Vessem NKG Niet Kerende Grondbewerking betekent het systematisch vermijden van intensief kerende of mengende grondbewerking en het zoveel mogelijk

Nadere informatie

STRIPTILL IN DE MAISTEELT, MEER ERVARINGEN

STRIPTILL IN DE MAISTEELT, MEER ERVARINGEN STRIPTILL IN DE MAISTEELT, MEER ERVARINGEN Gert Van de Ven (Hooibeekhoeve/LCV) Koen Vrancken (PIBO Campus vzw) Jill Dillen (BDB) Mathias Abts (Departement Landbouw en Visserij) In het buitenland wordt

Nadere informatie

9.2 Ervaringen met niet-kerende grondbewerking in aardappelen ( )

9.2 Ervaringen met niet-kerende grondbewerking in aardappelen ( ) 9.2 Ervaringen met niet-kerende grondbewerking in aardappelen (-) V. De Blauwer (PCA), D. Cauffman (PIBO-Campus), P. Vermeulen (VTI), L. Serlet (Proclam) Samenvatting Aangezien aardappelen op ruggen geteeld

Nadere informatie

Onderzoek biologische onkruidbestrijding in. suikerbieten R02

Onderzoek biologische onkruidbestrijding in. suikerbieten R02 Onderzoek biologische onkruidbestrijding in suikerbieten 2005 06R02 Onderzoek biologische onkruidbestrijding in suikerbieten 2005 P. Wilting Stichting IRS Postbus 32 4600 AA Bergen op Zoom Telefoon: 0164-27

Nadere informatie

Teelthandleiding. 5.5 preventie van schade door winderosie

Teelthandleiding. 5.5 preventie van schade door winderosie Teelthandleiding 5.5 preventie van schade door winderosie 5.5 Preventie van schade door winderosie... 1 2 5.5 Preventie van schade door winderosie Versie: mei 2015 Ruim 10% van de Nederlandse landbouwgrond

Nadere informatie

ONDERZOEK BODEMBEWERKINGEN TEELTCOMBINATIE GRAS MAÏS 2010

ONDERZOEK BODEMBEWERKINGEN TEELTCOMBINATIE GRAS MAÏS 2010 0 RAPPORT BODEMBREED INTERREG ONDERZOEK BODEMBEWERKINGEN TEELTCOMBINATIE GRAS MAÏS 2010 Zand Onderdeel: Werkgroep 3 Document: Rapport Tijdstip: maart 2011 Versie: 1 Opgesteld: Hooibeekhoeve, Gert Van de

Nadere informatie

Onderwerpen. Veranderingen en uitdagingen. Proefopzet BASIS (1) 1/12/2011. Proefopzet BASIS Resultaten 2009-2010 Eerste bevindingen

Onderwerpen. Veranderingen en uitdagingen. Proefopzet BASIS (1) 1/12/2011. Proefopzet BASIS Resultaten 2009-2010 Eerste bevindingen 1/12/211 Onderwerpen Masterclass NKG 13 januari 211 Derk van Balen (derk.vanbalen@wur.nl) Proefopzet BASIS Resultaten 2921 Eerste bevindingen Veranderingen en uitdagingen Meer bodembedekking, gbm overwinteren,

Nadere informatie

Organische stof: daar draait het om! Gouden Grond 26 januari 2018 Wim Stegeman. Saalland Advies 1

Organische stof: daar draait het om! Gouden Grond 26 januari 2018 Wim Stegeman. Saalland Advies 1 Organische stof: daar draait het om! Gouden Grond 26 januari 2018 Wim Stegeman Saalland Advies 1 Wat ga ik vertellen? Wie ben ik? Wat is het? Eigen stappen Tips Vragen Saalland Advies 2 Introductie Akkerbouwbedrijf

Nadere informatie

Valse Meeldauw in biologische uien

Valse Meeldauw in biologische uien Valse Meeldauw in biologische uien Effecten van compost M. Zanen en M. Hospers-Brands [2007] Louis Bolk Instituut Valse Meeldauw in biologische zaaiui, effecten van compost, M. Zanen en M. Hospers-Brands.

Nadere informatie

HANDLEIDING. Drijfmest als rijenbemesting bij maïs met behulp van GPS. Deze handleiding is mede mogelijk gemaakt door:

HANDLEIDING. Drijfmest als rijenbemesting bij maïs met behulp van GPS. Deze handleiding is mede mogelijk gemaakt door: HANDLEIDING Drijfmest als rijenbemesting bij maïs met behulp van GPS Deze handleiding is mede mogelijk gemaakt door: Het ministerie van Economische Zaken is eindverantwoordelijk voor POP2 in Nederland.

Nadere informatie

Onderzoek compost in de akkerbouw op PPO-locatie Vredepeel

Onderzoek compost in de akkerbouw op PPO-locatie Vredepeel Onderzoek compost in de akkerbouw op PPO-locatie Vredepeel Onderzoek in opdracht van Attero Ing. K.H Wijnholds en Ir. G.J.H.M (Gerard) Meuffels Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen

Nadere informatie

Rijenbemesting met drijfmest bij snijmaïs. Inleiding. Rijenbemesting. Plaatsing van meststoffen. Effect van plaatsing

Rijenbemesting met drijfmest bij snijmaïs. Inleiding. Rijenbemesting. Plaatsing van meststoffen. Effect van plaatsing Rijenbemesting met drijfmest bij snijmaïs Inleiding Willem van Geel en Gerard Meuffels, PPO-AGV Effect rijenbemesting op mineralenbenutting en gewasgroei stikstof, fosfaat, kali Rijenbemesting met drijfmest

Nadere informatie

NIET-KERENDE BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN

NIET-KERENDE BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN NIET-KERENDE BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN Vandergeten J.P. & Vanstallen M. Prov. Vlaams-Brabant - Tollembeek 2 NKG & Erosiebestrijding wordt vanaf het eerste jaar waargenomen dubbel effect: - op niveau

Nadere informatie

Satellietbedrijf Tiems

Satellietbedrijf Tiems Satellietbedrijf Tiems Rapportage 2016 Algemeen Bedrijfsgegevens Naam:Maatschap Tiems-Cazemier Adres: Molenberg 2 9567 PP Anloo Het bedrijf van Henk Tiems telt ruim 100 stuks melkkoeien en 70 stuks jongvee.

Nadere informatie

Wintergranen voor waterberging

Wintergranen voor waterberging Wintergranen voor waterberging DLV Plant Postbus 6207 5960 AE Horst Expeditiestraat 16 a In opdracht van Productschap Akkerbouw Postbus 908 2700 AX Zoetermeer Gefinancierd door Productschap Akkerbouw Postbus

Nadere informatie

Beperkte grondbewerking spaart structuur en geld

Beperkte grondbewerking spaart structuur en geld Beperkte grondbewerking spaart structuur en geld Grond minder diep bewerken Een ploegdiepte van 28 tot 30 cm is gangbaar, maar niet nodig. Dieper dan 25 cm ploegen geeft geen hogere opbrengst. In het voorjaar

Nadere informatie

Meer en beter gras van Eigen land met onze nieuwe graslandverzorgingsmachine

Meer en beter gras van Eigen land met onze nieuwe graslandverzorgingsmachine Nieuwsbrief nr.1 maart 2015 Technieken en wetgeving veranderen continu. Middels de nieuwsbrief gaan we proberen u een aantal keer per jaar op de hoogte te houden van de actualiteiten en nieuwe ontwikkelingen

Nadere informatie

25 jaar biologische teelt op zandgrond: waar staan we nu?

25 jaar biologische teelt op zandgrond: waar staan we nu? 25 jaar biologische teelt op zandgrond: waar staan we nu? Resultaten van systeemonderzoek Bodemkwaliteit op Zand van WUR proeflocatie Vredepeel 24 januari 2019, Janjo de Haan, Marie Wesselink, Harry Verstegen

Nadere informatie

Bodembewerking en NKG Christoffel den Herder DLV plant

Bodembewerking en NKG Christoffel den Herder DLV plant Bodembewerking en NKG Christoffel den Herder DLV plant DLV Plant NKG is een systeem Andere naam: Conserverende Landbouw (CA) 3 principes (volgens FAO): 1. Continue minimale bodembewerking 2. Permanente

Nadere informatie

Teelthandleiding. Grondbewerking

Teelthandleiding. Grondbewerking Teelthandleiding Grondbewerking 2 Grondbewerking/zaaibedbereiding... 1 2.1 Grondbewerking en zaaibedbereiding voor suikerbieten... 1 2.2 Lage bandspanning spaart bodemstructuur... 5 2.3 Rijpaden in suikerbieten:

Nadere informatie

Invloed plantversterkers op opbrengst en gezondheid gewas in de teelt van pootaardappelen

Invloed plantversterkers op opbrengst en gezondheid gewas in de teelt van pootaardappelen Invloed plantversterkers op opbrengst en gezondheid gewas in de teelt van pootaardappelen KW 0112 Door: ing. H.W.G. Floot Inleiding In de teelt van biologische aardappelen gelden specifieke regels van

Nadere informatie

Verbetering rendement suikerbietenteelt

Verbetering rendement suikerbietenteelt IRS Postbus 3 600 AA Bergen op Zoom www.irs.nl / hanse@irs.nl Op naar 3 x Verbetering rendement suikerbietenteelt Bram Hanse jaar suiker kostprijs 0 ton/ha /ton biet Ligging van deelnemende bedrijfsparen

Nadere informatie

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia Vervolgonderzoek in 2005 P.J. van Leeuwen, A.Th.J. Koster en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bloembollen maart 2006 PPO

Nadere informatie

Plantenteelt maïs. Docent: Muhtezan Brkić

Plantenteelt maïs. Docent: Muhtezan Brkić Plantenteelt maïs Docent: Muhtezan Brkić Programma Ziekten plagen en beschadigingen in snijmaïs Werkopdrachten PowerPoint presentatie snijmaïs Ma. 10 april 2 de toets Plantenteelt Granen Do. 20 april -

Nadere informatie

Minder grondbewerking in de maïsteelt. Technieken & onderzoeksresultaten Joachim Deru

Minder grondbewerking in de maïsteelt. Technieken & onderzoeksresultaten Joachim Deru Minder grondbewerking in de maïsteelt Technieken & onderzoeksresultaten Joachim Deru Inhoud Waarom minder intensieve grondbewerking? Hoe minder intensieve grondbewerking? Onderzoek bodem & mais Proefveldbezoek

Nadere informatie

MAISTEELT 2019: DE SUCCESFACTOREN!

MAISTEELT 2019: DE SUCCESFACTOREN! MAISTEELT 2019: DE SUCCESFACTOREN! In deze editie aandacht voor: Vernietigen en verkleinen vanggewas ph Organische stof: compost Kali bemesting Onderzaai Raskeuze Organisatie maisteelt Een plant groeit

Nadere informatie

Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0523 Door: ing.h.w.g. Floot

Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0523 Door: ing.h.w.g. Floot Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0523 Door: ing.h.w.g. Floot Inleiding In de tarweteelt is de grondbewerking een belangrijke kostenpost. Vooral bij monocultuur wintertarwe komt

Nadere informatie

Raseigenschappen biologische aardappelen. Vermeerdering Biologisch Uitgangsmateriaal (VBU) KW0826 Door: Douwe Werkman

Raseigenschappen biologische aardappelen. Vermeerdering Biologisch Uitgangsmateriaal (VBU) KW0826 Door: Douwe Werkman Raseigenschappen biologische aardappelen. Vermeerdering Biologisch Uitgangsmateriaal (VBU) KW0826 Door: Douwe Werkman Inleiding In opdracht van VBU (Vermeerdering Biologisch Uitgangsmateriaal) werd in

Nadere informatie

Onderzoeksresulaten meerjarige veldproeven niet-kerende bodembewerking

Onderzoeksresulaten meerjarige veldproeven niet-kerende bodembewerking Onderzoeksresulaten meerjarige veldproeven niet-kerende bodembewerking Greet Ruysschaert Agriflanders, 16 januari 2015 Studiedag Erosie Prosensols Mesam Niet-kerende bodembewerking en erosie Reeds > 14

Nadere informatie

CONSERVERENDE AKKERBOUW. Saalland. Mts Klein Swormink - Stegeman BIOBEURS

CONSERVERENDE AKKERBOUW. Saalland. Mts Klein Swormink - Stegeman BIOBEURS CONSERVERENDE AKKERBOUW Saalland Mts Klein Swormink - Stegeman WIE BEN IK? Wim Stegeman Tot 2009 werkzaam bij R&D DuPont Vanaf 2005 boer samen met Marga Klein Swormink Vanaf 2009 eigen adviesburo Saalland

Nadere informatie

Gebruik Bokashi in de akkerbouw. 26 maart 2015, Gerard Meuffels

Gebruik Bokashi in de akkerbouw. 26 maart 2015, Gerard Meuffels Gebruik Bokashi in de akkerbouw 26 maart 2015, Gerard Meuffels Bokashi (2013) Keuze in Zuid Limburg om Bokashi uit stro en drijfmest te maken. Ingrediënten: 3 ton tarwe stro 8 ton varkensdrijfmest 10 ltr

Nadere informatie

Erosiebestrijding De voorschriften vanaf 2009

Erosiebestrijding De voorschriften vanaf 2009 Erosiebestrijding De voorschriften vanaf 2009 Inleiding Vanaf 1 januari 2009 gelden nieuwe voorschriften voor de erosiebestrijding in Zuid-Limburg. Ze zijn anders dan in voorgaande jaren, maar vooral

Nadere informatie

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw Vergelijking van de efficiëntie van fungiciden tegen valse meeldauw in groene erwt - eigen onderzoek 1 Efficiëntie van middelen tegen valse

Nadere informatie

Satellietbedrijf Mts. Boxen

Satellietbedrijf Mts. Boxen Satellietbedrijf Mts. Boxen Rapportage 2016 Algemeen Bedrijfsgegevens Naam: Mts Boxen Adres: Bosweg 1A, 7858 TA Eeserveen Bedrijf Ligging van bedrijf en de 2 demopercelen Het bedrijf van Mts. Boxen telt

Nadere informatie

Effect van vruchtwisseling op Helminthosporium aantasting in maïs

Effect van vruchtwisseling op Helminthosporium aantasting in maïs Effect van vruchtwisseling op Helminthosporium aantasting in maïs Pottenproef 2009 R. Meier en H. Schepers (WUR PPO-AGV) en H. van Schooten (WUR Livestock Research) Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.

Nadere informatie

Inventarisatie omstandigheden optreden zwarte vlekken in peen

Inventarisatie omstandigheden optreden zwarte vlekken in peen Inventarisatie omstandigheden optreden zwarte vlekken in peen Analyse praktijkmonsters 2008 Huub Schepers en Joanneke Spruijt Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Businessunit Akkerbouw, Groene ruimte

Nadere informatie

Bestrijding van blad- en aarziekten in wintertarwe. EH 859 Door: ing.h.w.g.floot

Bestrijding van blad- en aarziekten in wintertarwe. EH 859 Door: ing.h.w.g.floot Bestrijding van blad- en aarziekten in wintertarwe EH 859 Door: ing.h.w.g.floot Inleiding In de tarweteelt is de bestrijding van blad- en aarziekten eigenlijk ieder jaar nodig om een maximale financiële

Nadere informatie

Diepere grondbewerking bij conserverende landbouw

Diepere grondbewerking bij conserverende landbouw Diepere grondbewerking bij conserverende landbouw Het nut van woelen en vergelijking van verschillende woelers Marije van Beek Hogeschool HAS Den Bosch In het kader van een stage bij DLV Plant Oktober

Nadere informatie

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Marleen Plomp en Gerjan Hilhorst (Wageningen Livestock Research) Maart 217 Inhoud 1. Inleiding... 2 2. Dataset...

Nadere informatie

Rijenbemesting en striptill bemesting hebben toekomst? Studiedag NVTL maart 2015, Gerard Meuffels WUR-PPO

Rijenbemesting en striptill bemesting hebben toekomst? Studiedag NVTL maart 2015, Gerard Meuffels WUR-PPO Rijenbemesting en striptill bemesting hebben toekomst? Studiedag NVTL 2015 10 maart 2015, Gerard Meuffels WUR-PPO Rijenbemesting Betere benutting van nutriënten en verkleinen van het risico van uitspoeling

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE AGRO-VITAL

INHOUDSOPGAVE AGRO-VITAL ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- INHOUDSOPGAVE 1. Doel proef... 2 2. Proefgegevens... 2 3. Objecten

Nadere informatie

Keuze uit 3 soorten beitels. Type AL, vleugelscharen en geveerde tandarmen, geschikt voor middelzware gronden en intensieve menging

Keuze uit 3 soorten beitels. Type AL, vleugelscharen en geveerde tandarmen, geschikt voor middelzware gronden en intensieve menging Beschrijving van de machine Farmet KOMPaktomat ZAAIBEDBEREIDERS zijn beproefde machines die zijn ontworpen voor het creëren van een egaal zaaibed voor bijvoorbeeld bieten en uien. Gedurende één run wordt

Nadere informatie

Beproeving mineralenconcentraten en spuiwater in diverse gewassen. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving. Inhoud

Beproeving mineralenconcentraten en spuiwater in diverse gewassen. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving. Inhoud Beproeving mineralenconcentraten en spuiwater in diverse gewassen Resultaten uit onderzoek PPO en andere WUR-instituten Willem van Geel, PPO-AGV, 8-11-2012, Bergeijk Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

Nadere informatie

Erosie en niet kerende grondbewerking

Erosie en niet kerende grondbewerking Erosie en niet kerende grondbewerking Blokkenproeven 2003 Ing. J.G.M. Paauw Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Projectrapport nr. 5115105/2003 December 2003 Vertrouwelijk 2003 Wageningen, Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Teelthandleiding wettelijke regels

Teelthandleiding wettelijke regels Teelthandleiding 4.14 wettelijke regels 4.14 Wettelijke regels... 1 2 4.14 Wettelijke regels Versie: april 2016 De belangrijkste wettelijke regels over het gebruik van meststoffen staan in de Meststoffenwet,

Nadere informatie

MLHD onkruidbestrijding in suikerbieten. ing. K.H. Wijnholds en ing.h.w.g. Floot, PAV-NNO

MLHD onkruidbestrijding in suikerbieten. ing. K.H. Wijnholds en ing.h.w.g. Floot, PAV-NNO MLHD onkruidbestrijding in suikerbieten Door: ing. K.H. Wijnholds en ing.h.w.g. Floot, PAV-NNO Inleiding MLHD betekent Minimum Letale Herbicide Dosering. De MLHD-methode stelt akkerbouwers in staat om

Nadere informatie

Beter Bodembeheer de diepte in

Beter Bodembeheer de diepte in Beter Bodembeheer de diepte in 6 april 2017 Nijkerk Partners in PPS Duurzame Bodem: LTO Nederland, NAV, Brancheorganisatie Akkerbouw (Penvoerder), Agrifirm, IRS, Suiker Unie, AVEBE, CZAV, NAO, Bionext

Nadere informatie

Onderzoek naar effect van zaad primen en vroeg zaaien op opbrengst cichorei; verslag 2006 en eindverslag. Ir. L. van den Brink

Onderzoek naar effect van zaad primen en vroeg zaaien op opbrengst cichorei; verslag 2006 en eindverslag. Ir. L. van den Brink Onderzoek naar effect van zaad primen en vroeg zaaien op opbrengst cichorei; verslag 2006 en eindverslag Ir. L. van den Brink Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business-unit Akkerbouw, Groene Ruimte

Nadere informatie

Erosieklas 2019 Vlaamse Ardennen

Erosieklas 2019 Vlaamse Ardennen Erosieklas 2019 Vlaamse Ardennen 5 maart 2019 Erosiecafé s 2018 Algemeen overzicht Heuvelland/Zwevegem 2 ondernemersgroepen goed bodemzorg ism Leader kleine kemmelbeek Vlaamse Ardennen 2 erosieklassen

Nadere informatie

Satellietbedrijf Graveland

Satellietbedrijf Graveland Satellietbedrijf Graveland Rapportage 2016 Algemeen Bedrijfsgegevens Naam:Firma Graveland Adres: Bosweg 5A, 7958 PZ Koekange Het bedrijf van Wout Graveland telt circa 100 stuks melkkoeien en 65 stuks jongvee.

Nadere informatie

Erosie in de akkerbouw Knelpunten en oplossingen (vanaf p. 68) Martine Peumans, Coördinator PIBO-Campus

Erosie in de akkerbouw Knelpunten en oplossingen (vanaf p. 68) Martine Peumans, Coördinator PIBO-Campus Erosie in de akkerbouw Knelpunten en oplossingen (vanaf p. 68) Martine Peumans, Coördinator PIBO-Campus Proefveldgegevens (p. 69) Voorvrucht: suikerbieten Werkzaamheden Zaai: 27/4/ 17 en 02/05/ 17 Ras:

Nadere informatie

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Rapportage ervaringen no-till

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Rapportage ervaringen no-till Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw Rapportage ervaringen no-till Project: no-till Locatie: verschillende praktijklocaties in het Oldambt Auteur: Jaap van t Westeinde, SPNA periode : januari

Nadere informatie

Doel van het onderzoek

Doel van het onderzoek Doel van het onderzoek Compost is een veel gebruikte bodemverbeteraar in meerdere teelten. Diverse soorten zijn verkrijgbaar, waarbij aan sommige soorten middels extra doorgroeien met micro-organismen,

Nadere informatie

Overvloedige neerslag tijdens het groeiseisoen

Overvloedige neerslag tijdens het groeiseisoen Overvloedige neerslag tijdens groeiseizoen - Bemesting en verslemping - Wortelrot Peter Wilting en Bram Hanse SID Heerenveen en Tilburg, 7/8 december 2016 Overvloedige neerslag tijdens het groeiseisoen

Nadere informatie

Wat is niet-kerende bodembewerking? Resultaten Interreg-project Prosensols

Wat is niet-kerende bodembewerking? Resultaten Interreg-project Prosensols Jan Vermang Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Studiedag Erosie: niet-kerende bodembewerking, 27 augustus 2013 Ruraal Netwerk

Nadere informatie

Cultuur- en gebruikswaardeonderzoek industriespinazie 2002 Voorjaarszaai. H. de Putter

Cultuur- en gebruikswaardeonderzoek industriespinazie 2002 Voorjaarszaai. H. de Putter Cultuur- en gebruikswaardeonderzoek industriespinazie 2002 Voorjaarszaai H. de Putter Praktijkonderzoek Plant & Omgeving BV. Projectrapport nr. 110118 2001 Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

Nadere informatie

Erosiebestrijding. De voorschriften vanaf (herziening augustus 2011)

Erosiebestrijding. De voorschriften vanaf (herziening augustus 2011) Erosiebestrijding De voorschriften vanaf 2009 (herziening augustus 2011) Inleiding Sinds 1 januari 2009 gelden nieuwe voorschriften voor de erosiebestrijding in Zuid-Limburg. Ze zijn anders dan in voorgaande

Nadere informatie

BASIS en Bodemkwaliteit op zandgrond:

BASIS en Bodemkwaliteit op zandgrond: BASIS en Bodemkwaliteit op zandgrond: Zoektocht naar een duurzaam bodembeheer op klei en zand Programma Bodem 5 juni 2012, Janjo de Haan en Derk van Balen Systeemonderzoek Ontwikkeling van strategieën

Nadere informatie

creating dairy intelligence

creating dairy intelligence 06-03-12 Cursus Bodemvruchtbaarheid. Deelnemers van de werkgroep Bedrijfsvoering uit het project ADEL heeft dinsdag 6 maart een plenaire cursus gevolgd over bodemvruchtbaarheid. Coen ter Berg van Coen

Nadere informatie

7-OI 3 o 80S a. Dit. fci _0 1 innierkrngen Afgedaan d.d.

7-OI 3 o 80S a. Dit. fci _0 1 innierkrngen Afgedaan d.d. 13 PRODUCTSCHAP AKKERBOUW t e j ::c >. Productschap \]f Tuinbouw r en Overmaas 2 2 AUG. 2013 7-OI 3 o 80S a WRO De heer H. Winteraecken Postbus 185 6130 AD SITTARD Dit LcÜu, Lee fci _0 1 innierkrngen Afgedaan

Nadere informatie

Gevolgen van de slechte weersomstandigheden in de herfst van 1974 voor g rond en gewas

Gevolgen van de slechte weersomstandigheden in de herfst van 1974 voor g rond en gewas Gevolgen van de slechte weersomstandigheden in de herfst van voor g rond en gewas Ir. P. Boeket - Instituut voor Bodemvruchtbaarheid te Haren (Gr.) De weersomstandigheden in nazomer en herfst van waren

Nadere informatie

Voorjaarstoepassing van drijfmest op kleigrond voor aardappelen

Voorjaarstoepassing van drijfmest op kleigrond voor aardappelen Voorjaarstoepassing van drijfmest op kleigrond voor aardappelen In PPL het (Programma PrecisieLandbouw) (PPL) investeren investeren landbouwbedrijfsleven en en ministerie van van LNV LNV in in hulpmiddelen

Nadere informatie

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009) BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009) Let wel: de proeven aangelegd door het LCG in 2009 werden uitgevoerd conform de bemestingsnormen die van kracht waren in 2009. Deze bemestingsnormen

Nadere informatie

Bestrijding van slakken in graszaad, 2004

Bestrijding van slakken in graszaad, 2004 Bestrijding van slakken in graszaad, 2004 Zaadbehandeling van Engels raaigraszaad met pesticiden ter bescherming tegen slakken Albert Ester & Hilfred Huiting Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector

Nadere informatie

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Het effect van N-bemesting op de (energie)opbrengst van wintertarwe

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Het effect van N-bemesting op de (energie)opbrengst van wintertarwe Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw Het effect van N-bemesting op de (energie)opbrengst van wintertarwe Het effect van N-bemesting op de (energie)opbrengst van wintertarwe Opdrachtgever: Auteur:

Nadere informatie

PLOEGLOOS MAIS TELEN EROSIE BEPERKENDE TECHNIEKEN

PLOEGLOOS MAIS TELEN EROSIE BEPERKENDE TECHNIEKEN PLOEGLOOS MAIS TELEN EROSIE BEPERKENDE TECHNIEKEN WAAR? Invloed van diverse bodembewerkingssytemen op de fytotechnische omgeving en kostprijs van de teelt van mais (2007-2014) - Bottelare (Proefhoeve Bottelare

Nadere informatie

Stefan Muijtjens. keukentafel, demo s, studiegroepen & waardenetwerken.

Stefan Muijtjens. keukentafel, demo s, studiegroepen & waardenetwerken. Stefan Muijtjens Ploegloze bodembewerking(ruim 15 jaar ervaring) Bedrijfseconomische begrotingen(rentabiliteit, rendement per ha of per uur, liquiditeit) Stadslandbouw & lage input landbouw Werkvormen:

Nadere informatie

Rijenbemesting met mengmest bij maïs

Rijenbemesting met mengmest bij maïs Rijenbemesting met mengmest bij maïs Auteurs Gert Van de Ven 14/03/2014 www.lcvvzw.be 2 / 10 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 4 De technieken... 5 Mest toedienen voor het zaaien... 5 Rijenbemesting

Nadere informatie

Groenbemester als vervanging vals zaaibed

Groenbemester als vervanging vals zaaibed Groenbemester als vervanging vals zaaibed Onkruidonderdrukking door groenbemesters 24 januari 2019, Wiepie Haagsma Onkruidbeheersing in de praktijk Vruchtwisseling en gewaskeuze Hoofdgrondbewerking Teeltwijze

Nadere informatie

SPNA SPNA. Laboratorium. Directzaai. Directzaai 12-1-2011. Minimale grondbewerking in het Oldambt Ervaringen SPNA 2003 2010

SPNA SPNA. Laboratorium. Directzaai. Directzaai 12-1-2011. Minimale grondbewerking in het Oldambt Ervaringen SPNA 2003 2010 12-1-211 SPNA Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw: 12-1-211 Minimale grondbewerking in het Oldambt Ervaringen SPNA 23 21 Masterclass Niet-Kerende Grondbewerking Jaap van t Westeinde www.spna.nl

Nadere informatie

Aardappelen bij Niet Kerende Grondbewerking. Project stage DLV Plant

Aardappelen bij Niet Kerende Grondbewerking. Project stage DLV Plant Aardappelen bij Niet Kerende Grondbewerking Project stage DLV Plant Tonco Padmos November 2011 Aardappelen bij Niet Kerende Grondbewerking Project stage DLV Plant Tonco Padmos Tuin- en Akkerbouw Green

Nadere informatie