Conceptrapport domein Werk en Inkomen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Conceptrapport domein Werk en Inkomen"

Transcriptie

1 Conceptrapport domein Werk en Inkomen Onderzoeksteam Maatschappijbrede Trendanalyse Nationaal Archief December 2011 Versie: Klankbordgroep, gereed voor eerste lezing (opmerkingen experts nog niet verwerkt)

2 Inleiding... 3 Trend 1 - Veranderingen in de conjunctuur en in de structuur van de economie en van de arbeidsverhoudingen... 6 Trend 2 - De rijksoverheid: van speler naar ondersteuner Trend 3 - Welvaartsgroei Trend 4 De toenemende actieve rol van de sociale partners t.o.v. de overheid Trend 5 - Regradatie van het beroepsniveau van de werkzame beroepsbevolking Trend 6 - Veranderde (visie op de) kwaliteit van arbeid en toename van het aantal Arbo-wetten en -regels Trend 7 - Opkomst van het managerialisme Trend 9 - Groeiende, maar gedifferentieerde arbeidsparticipatie Trend 10 - Flexibilisering van de arbeidsmarkt: van lifetime employment naar tijdelijke dienstverbanden en zelfstandig ondernemerschap Trend 11 Veranderingen in het werkloosheidsbeleid: van verbergen tot activeren Trend 12 - Toenemende aandacht voor gelijke behandeling en discriminatie op de arbeidsmarkt Trend 13 - Veranderingen in systemen en stelsels voor inkomensregelingen buiten arbeid: verzakelijking en versobering van sociale zekerheid Trend 14 - Veranderingen in systemen en stelsels voor inkomensregelingen buiten arbeid: pro-activering en ontcorporatisering van sociale zekerheid Hotspot 1 - Shellstaking (1979) Hotspot 2 - Het akkoord van Wassenaar (1982) Hotspot 3 - Ambtenarenstaking (1983) Hotspot 4 - PTT-verhuizing naar Groningen Hotspot 5 - Verpleegkundigenoproer ( ) Hotspot 6 - Parlementaire enquête uitvoeringsorganen sociale verzekeringen Hotspot 7 - Handen af van de AOW (1994) Hotspot 8 - Ctsv-affaire (1996) Hotspot 9 - Stakingen huisartsen en ziekenhuispersoneel (2001) Hotspot 10 - Code Tabaksblat (2003) Colofon

3 Inleiding Het domein Werk & Inkomen bestrijkt in beginsel een eenvoudig terrein: de arbeid die in Nederland wordt verricht enerzijds en het inkomen van burgers anderzijds. Het domein bestrijkt werk (vraag naar arbeid, arbeidsinhoud, arbeidsomstandigheden), werkenden (arbeidsaanbod), inkomen uit werk en de relaties tussen werk en inkomen (arbeidsmarkt, arbeidsvoorwaarden, arbeidsverhoudingen), en inkomen zonder werk (sociale zekerheid, particuliere voorzieningen). Het domein Werk & Inkomen sluit nauw aan bij en overlapt deels met het domein Economie. Bij dat domein is reeds aangegeven dat bepaalde ontwikkelingen die in de trends bij Economie zijn beschreven bij Werk & Inkomen zullen worden uitgediept. Dat geldt bijvoorbeeld voor de rol van de sociale partners en voor flexibilisering van en participatie in arbeid. Het domein Werk & Inkomen is in het projectplan Trendanalyse opgenomen als (Zorg voor) werk, inkomen en bestedingen, met daarbinnen de volgende thema s: - Arbeidsmarkt - Consumenten - Arbeidvoorwaarden - Sociale verzekeringen en uitkering. Het onderdeel bestedingen, met het eraan verbonden thema consumenten, is daarbij een vreemde eend in de bijt, waaraan een heel ander soort maatschappelijke ontwikkelingen gerelateerd is dan die welke betrekking hebben op het verwerven of verkrijgen van inkomen en de daarmee verbonden thema s van arbeid en sociale zekerheid. Bovendien komen consumenten en hun bestedingen aan de orde bij Cultuur: Leefstijl en Maatschappij en bij Economie. Bestedingen is daarom geschrapt als onderdeel van dit domein. Werkwijze De oriëntatie op het domein Werk & Inkomen heeft conform de gebruikelijke werkwijze van de Trendanalyse plaatsgevonden. De hoofdstukken Arbeid en Sociale Zekerheid uit het Sociaal en Cultureel Rapport 1998 (25 jaar sociale verandering) zijn gescand op typerende ontwikkelingen. Hetzelfde is gebeurd met de hoofdstukken ICT en Samenleving, Arbeidsmarkt en Sociale Zekerheid uit het Sociaal en Cultureel Rapport 2004, en het artikel Een succesvolle gedaantewisseling? De hervorming van de sociale zekerheid van Cok Vrooman (SCP) in het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken Voor dit domein bleek het SCP-materiaal een rijke bron. Bij het SCP bestaat een aparte onderzoeksgroep Arbeid, Inkomen en Sociale Zekerheid, waarvan het onderzoeksgebied het domein Werk & Inkomen vrijwel geheel overlapt. Naast de bijdragen vanuit deze onderzoeksgroep in de gescande bronnen is bij het SCP nog een groot aantal gespecialiseerde publicaties beschikbaar, die in de loop van het onderzoek benut zijn. In de oriënterende fase is ook een gesprek gevoerd met oud-staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Elske ter Veld. Deze oriëntatie heeft plaatsgevonden tegen de achtergrond van de oriëntatie en het onderzoek dat eerder op het domein Economie heeft plaatsgevonden, waar de nadruk lag op historische literatuur en de inbreng van economisch historici. Aan de hand van de resultaten uit de oriënterende fase is een voorlopige indeling van het domein gemaakt en zijn onderwerpen voor trendbeschrijvingen geïdentificeerd. Aan de leden van de klankbordgroep is gevraagd de indeling en opzet te becommentariëren. Hun opmerkingen zijn meegenomen in de indeling en de trendbeschrijvingen van het domein. Daarnaast zijn naar aanleiding van hun reactie twee trends die bij Economie zijn beschreven ook opgenomen bij Werk & Inkomen, omdat ze de grote lijnen en achtergronden weergeven voor de specifieke ontwikkelingen die in de trends van Werk & Inkomen worden uitgewerkt. De ontwikkeling van werk en inkomen is niet te begrijpen zonder het verschijnsel van georganiseerde arbeidsverhoudingen. een systeem van overleg tussen werkgevers, 3

4 werknemers (de 'sociale partners') en overheid, dat grote invloed heeft op de loonvorming en andere arbeidsvoorwaarden. De grote lijnen daarvan zijn in bovengenoemde trends opgenomen. Er is bovendien nog een tweede systeem van grote invloed op het bestaan van werkenden en werklozen en dat is het geheel van wetgeving en regels inzake de sociale zekerheid. Ook daarover is bij Economie een trend op hoofdlijnen opgenomen (De Liberalisering van de verzorgingsstaat: van een verdelende via een terugtredende naar een optredende overheid), maar dit wordt uitgebreid uitgewerkt in dit domein. Buiten de trends van Economie zijn ook in andere domeinen ontwikkelingen beschreven die betrekking hebben bepaalde aspecten van werk en inkomen. Een voorbeeld is de trend Het ambtenarenapparaat: omvorming van het uitvoeringsapparaat tot een publieke en maatschappelijk representatieve dienstverlener in het domein Politiek & Openbaar Bestuur. Omdat dit een belangrijke ontwikkeling is in de aard van het werk voor een grote groep werkenden is ook deze trend bij Werk en Inkomen opgenomen. Experts Naast de heer C. Vrooman (SCP) en mevrouw E. ter Veld (voormalig staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) zijn geraadpleegd prof. dr. A.J. Steijn (hoogleraar HRM in de publieke sector aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam) en dhr. W. Kok (voormalig FNV-bestuurder en minister-president). Validatie De opmerkingen van de klankbordgroep bij de behandeling van het tussenrapport werk en Inkomen, medio juni 2011, zijn verwerkt. De twee trends uit het domein Economie zijn door bij dat domein betrokken experts gevalideerd. De hotspots en overige trends zijn ter validatie voorgelegd aan de heer C. Vrooman en prof.dr. A.J. Steijn. Hun opmerkingen zijn nog niet verwerkt. Indeling De indeling van het domein in subdomeinen, trends en hotspots is als volgt (zie volgende pagina): 4

5 Economie, werk en inkomen 1. Veranderingen in de conjunctuur en in de structuur van de economie (trend Economie) 2. De rijksoverheid: van speler naar ondersteuner (trend Economie) 3. Welvaartsgroei (tevens metatrend) 4. De toenemende actieve rol van de sociale partners ten opzichte van de overheid Het werk 5. Regradatie van het beroepsniveau van de werkzame beroepsbevolking 6. Veranderende (visie op de) kwaliteit van arbeid en toename van het aantal Arbowetten en -regels 7. Opkomst van het managerialisme Arbeidsaanbod en arbeidsvoorwaarden 8. Het ambtenarenapparaat: omvorming van het uitvoeringsapparaat tot een publieke en maatschappelijk representatieve dienstverlener (trend Politiek & Openbaar Bestuur) 9. Groeiende, maar gedifferentieerde arbeidsparticipatie 10. Flexibilisering van de arbeidsmarkt: van lifetime employment naar tijdelijke dienstverbanden en zelfstandig ondernemerschap 11. Veranderingen in werkloosheidsbeleid: van verbergen tot activeren 12. Toenemende aandacht voor gelijke behandeling en discriminatie op de arbeidsmarkt Inkomen zonder werk 13. Veranderingen in systemen en stelsels voor inkomensregelingen buiten arbeid: verzakelijking en versobering van sociale zekerheid 14. Veranderingen in systemen en stelsels voor inkomensregelingen buiten arbeid: proactivering en ontcorporatisering van sociale zekerheid 15. Versobering van de inkomens buiten arbeid Hotspots 1. Shell-staking (1979) 2. Akkoord van Wassenaar (1982) (reeds beschreven bij Economie) 3. Ambtenarenstakingen (1983) 4. PTT-verhuizing naar Groningen (1984) 5. Verpleegkundigenoproer ( ) (reeds beschreven bij Gezondheid) 6. Parlementaire enquête uitvoeringsorganen sociale verzekeringen (1992) 7. Handen af van de AOW (1994) 8. CTSV-affaire (1996) 9. Stakingen huisartsen en ziekenhuispersoneel (2001) 10. Code Tabaksblat (2003) (reeds beschreven bij Economie) 5

6 Trend 1 - Veranderingen in de conjunctuur en in de structuur van de economie en van de arbeidsverhoudingen Metatrends - Europeanisering - Mondialisering - Emancipatie en participatie - Technologisering en informatisering - Verzakelijking - Herschikking van institutionele verbanden en structuren Relatie met - Trend: alle trends in het domein Economie - Hotspots: alle hotspots in het domein Economie - Domein: alle domeinen Datering Jaren zeventig Beschrijving De Nederlandse economie heeft sinds de jaren zeventig aanmerkelijke veranderingen gekend. Dat gebeurde binnen een vaste context: er was sprake van een kleine, open economie, met een relatief groot aantal multinationals, zeer actief in export en import en ook in investeringen in het buitenland. Dat blijkt uit het gegeven dat in de periode zowel de invoer als de uitvoer van goederen en diensten verzesvoudigd is, terwijl de nationale bestedingen in die periode amper verdubbeld zijn. De wederuitvoer is, vooral sinds de jaren negentig, een steeds groter deel gaan uitmaken van de totale inen uitvoer. In 2005 was dat circa 25 procent. Nederland heeft hierbij flink profijt getrokken van de Europese eenwording; het heeft zich ontwikkeld tot toegangspoort voor andere EU-landen, onder meer voor producten uit Aziatische landen. [CBS, 2008: 20,21] In de binnenlandse verhoudingen was na de Tweede Wereldoorlog een systeem gegroeid waarin sprake was van een sterke mate van institutionalisering, nog versterkt door de verzuiling waarin elke poot nog eens was opgedeeld in een aantal parallelle organisaties. Daarbij speelde de rijksoverheid een belangrijke rol, in de eerste plaats bij het - in samenspraak met politieke partijen en vakbeweging - creëren van een uitgebreid pakket aan sociale voorzieningen: de verzorgingsstaat. De rijksoverheid oefende ook directe invloed uit op de economie. In combinatie met een actieve industrialisatiepolitiek was er, tot in de jaren zestig, sprake van geleide loonpolitiek, met het doel de nominale lonen laag te houden en zo bedrijvigheid te bevorderen. [Van Zanden, 1997: 15,16] Deze geleide loonpolitiek moest daarna worden losgelaten: door de lage werkloosheid respectievelijk grote behoefte aan arbeidskrachten werd het stelsel onhoudbaar. De rijksoverheid bleef zich echter intensief met de arbeidsmarkt en de loonvorming bemoeien. Ook bij andere economische kwesties kreeg de overheid steeds meer een leidende rol. De traditionele, vooroorlogse laissez-faire politiek was naar de achtergrond verdwenen en bij het oplossen van economische problemen was de staat als vanzelfsprekend partij. [Van Zanden, 1997: 16] In de Nederlandse economie speelden grote, deels multinationale industriële ondernemingen een belangrijke rol, zowel voor wat betreft hun bijdrage aan het nationaal product als door het grote aantal werknemers dat daar een baan had gevonden. Met de economische crisis die in de jaren zeventig ontstond en die in Nederland vooral begin jaren tachtig trof, kwamen aanzienlijke veranderingen op gang. Het bruto binnenlands product (BBP) in Nederland, als indicator voor de conjunctuur, is sinds de jaren zeventig overwegend gegroeid, maar er zijn ook perioden geweest dat er sprake was van neergang. In het begin van de jaren zeventig bevond Nederland zich in een economische bloeiperiode. De groei van het BBP bedroeg in 1970 ruim 6 procent, die 6

7 van bedrijfsinvesteringen in vaste activa 11,2 procent. Maar al snel begon de economie te stagneren. De werkloosheid steeg en ook de instroom in de regeling van de Arbeidsongeschiktheidswet (WAO) nam gestaag toe. De arbeidsproductiviteit steeg nog aanzienlijk, en dat zorgde er aanvankelijk voor dat de groei van het BBP hoog bleef. Dit hield verband met de hoge loonkosten, waardoor het aantrekkelijk was om verouderde kapitaalgoederen met een lage arbeidsproductiviteit te vervangen door meer efficiënte productiemiddelen. Een neveneffect was wel uitstoot van arbeid, waardoor de werkloosheid verder toenam. [Van Zanden, 1997: 220] Na 1977 zakte de productiviteitsstijging ook in, tot een niveau rond de 1 procent. Door de eerste (1973) en vooral de tweede oliecrisis (1979), het instorten van de huizenmarkt, de sterk stijgende rente en hoge inflatie nam de economische groei af, met als dieptepunt een krimp van 1,2 procent in De bedrijfsinvesteringen daalden sterk, in 1981 met 9,4 procent. Het arbeidsvolume daalde navenant, in 1982 zelfs met 2,4 procent. [CBS, 2008: 18] Er werd een steeds groter beroep op uitkeringen gedaan, zowel voor werkloosheid, arbeidsongeschiktheid als ook ziekte. De WAO werd voor werkgevers en werknemers een uitweg om bij reorganisaties en ontslagen werknemers relatief goed weg te laten komen. De collectieve uitgaven stegen enorm. Bovendien waren in de periode daarvoor allerlei automatische koppelingen aangebracht tussen uitkeringen en ambtenarensalarissen en de gemiddelde loonstijging in de private sector. Die lonen waren weer gekoppeld aan de stijging van de kosten van levensonderhoud met een opslag voor de geraamde stijging van de arbeidsproductiviteit. De stroom aan aardgasbaten die sinds de jaren zestig richting schatkist vloeide had veel van dit soort voorzieningen mogelijk gemaakt, vooral toen na de eerste oliecrisis de olieprijs, waar de gasprijs aan gekoppeld was, verviervoudigde. [De Kam, 1997] Dit stelsel werd nu onbetaalbaar; er was sprake van een zware belasting van de overheidsuitgaven. [van Zanden, 1997: 97-99] De crisis begin jaren tachtig markeerde en was deels ook oorzaak van een aantal belangrijke veranderingen in de Nederlandse economie. In de situatie zoals die ontstaan was bleek de aanpak van verstoringen in de economie, zoals die na de Tweede Wereldoorlog in zwang was gekomen, niet langer te passen. In dit model - Keynesiaans, naar de Britse econoom John Maynard Keynes werd uitgegaan van een nationale, institutioneel georganiseerde economie, waarbij in geval van verstoring van de economische ontwikkeling het herstel niet aan de vrije krachten van de markt werd overgelaten, maar door de overheid actief werd ingegrepen. Dat gebeurde anticyclisch: bij neergang gebeurde dit door vraag te stimuleren door hogere overheidsuitgaven en belastingverlaging, bij oververhitting door de vraag af te remmen met minder overheidsuitgaven en het afromen van koopkracht. Nederland had hier een eigen vorm aan gegeven: sturing gebeurde vooral via de aanbodkant, met steun en subsidies voor bedrijven. [Van Zanden, 1997: 19] De ongebreidelde stijging van de overheidsuitgaven, en de daarmee gepaard gaande oplopende belasting- en premiedruk, betekende echter dat er in de periode jaren zeventig - begin jaren tachtig geen ruimte was om middelen in de economie te pompen. Dit te meer omdat, door de internationale stijging van rentetarieven, het steeds moeilijker werd om daarvoor geld te lenen. [Van Zanden, 1997: 228] De schaarste aan middelen had een grote invloed op het aandeel van de Nederlandse overheid in de economie en de wijze waarop zij dat invulde. In de politiek-ambtelijke verhoudingen was een systeem gegroeid van gesegmenteerde verbanden van politici, pressiegroepen, hoge ambtenaren en adviesorganen die via hun vakdepartement steeds meer middelen genereerden voor het belang dat zij vertegenwoordigden. Een voorbeeld daarvan was het groene front, van alle betrokkenen bij de landbouwsector. Het bleek zeer lastig dit systeem te ontmantelen; de minister van Financiën moest zich te weer stellen tegen een meerderheid van vakministers. Maar geleidelijk (overeengekomen ombuigingen waren aanvankelijk vaak boterzacht) lukte het de collectieve uitgaven als percentage van de BBP terug te dringen. Dat werd temeer pregnant toen in 1987 en 1988, door de lage dollarkoers en het ineenstorten van de olieprijs het staatsaandeel in 7

8 de aardgasbaten dramatisch terugliep: van 23 miljard gulden tot 7 miljard gulden per jaar. [De Kam, 1997] Hét middel voor het terugdringen van de collectieve uitgaven bleek het maken van gedetailleerde afspraken in een regeerakkoord. Dit werd ingevuld door verlaging van ambtenarensalarissen (vooral in het onderwijs) en het verminderen van de werkgelegenheid in de overheidssector, het bemoeilijken van de toegang tot en het verlagen van sociale uitkeringen en het afbouwen van overdrachten aan het bedrijfsleven, met name via het beëindigen van de Wet Investeringsrekening (WIR) in 1988 en het verminderen van bijdragen aan research & development (R&D). [Van Zanden 1997: 99, 100, 236] Een belangrijk element in de veranderende verhoudingen in de Nederlandse economie als geheel was het akkoord van Wassenaar, dat in 1982 gesloten werd tussen werkgevers, werknemers en overheid. Hierbij verklaarden de vakbonden zich bereid tot loonmatiging en zelfs tot beperking van loonindexering. De werkgeversorganisaties stelden hier herverdeling van werk via verkorting van de werkweek tegenover. De overheid zou afzien van verdere (pogingen tot) ingrijpen in de loonontwikkeling. [van Zanden, 1997: 229] In het vervolg van deze overeenkomst verminderde de stijging van de nominale loonkosten aanmerkelijk, waardoor de financiële positie van de bedrijven sterk verbeterde. Vanaf 1983 begon de economie weer te groeien. Vooral de arbeidsproductiviteit steeg sterk. Aanvankelijk daalde het arbeidsvolume nog, in 1983 met 1,6 procent, maar vanaf 1985 begon het weer te stijgen. Dat ging door tot de (beperkte) stagnatie in de jaren 1993 en [CBS, 2008: 60-63] De stijging van het arbeidsvolume kwam bijna geheel door de toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen. [Van Zanden, 1997: 212,213] De groei van het BBP steeg jaarlijks weer met rond de 3 procent, in 1989 en 1990 zelfs met meer dan 4 procent. Landbouw was een grote groeisector. De industrie, die tijdens de crisis gekrompen was, herstelde zich maar moeizaam. Uitzondering daarop was de voedingsmiddelenindustrie, die zich in combinatie met de landbouw ontwikkelde. Ook de metaalindustrie deed het behoorlijk, behalve de scheepsbouw die na de ondergang van de RSV in 1983, door de harde internationale concurrentie met lagelonenlanden en buitenlandse werven die al of niet verdekt overheidssteun genoten, zich steeds minder kon handhaven. [Van Zanden, 1997: ; website retro.nrc] In de dienstverlening trad een duidelijke tweedeling op. De niet-commerciële dienstverlening stond onder druk door voortgaande bezuinigingsoperaties van de overheid in de jaren tachtig. De commerciële dienstverlening werd de grote trekker voor de Nederlandse economie. Het karakter van de werkgelegenheid in het Nederlandse bedrijfsleven was na de crisis wel veranderd. Er was een ontwikkeling ingezet die tot in de jaren nul zou voortduren. Tot 1970 was het industriële grootbedrijf een dominante factor. Vanaf de jaren zeventig was er al sprake van een sterke toename van het belang van dienstverlening voor de werkgelegenheid. Dat gold zowel voor commerciële dienstverlening, vooral financieel en zakelijk, als de niet-commerciële dienstverlening, zoals de zorg. Na de crisis nam het belang van de industrie steeds meer af, terwijl de dienstverlening sterk groeide. Ter illustratie: in 1976 werkten personen in de industrie, in de financiële en zakelijke dienstverlening en in de zorg en overige dienstverlening. In 1990 waren dat er respectievelijk , en In 2005 waren de aantallen respectievelijk , en Andere sectoren lieten een vergelijkbaar beeld zien. In productiesectoren als landbouw & visserij en bouw liep het aantal werkzame personen terug, waarbij in de bouw wel sprake was van sterke wisselingen (voor de jaren 1976, 1990, 2005 landbouw & visserij: , en ; de bouw: , , ) In de sector handel, horeca en reparatie en in de sector vervoer daarentegen nam het aantal werkzame personen aanzienlijk toe (voor de jaren 1976, 1990, 2005 respectievelijk , , en , , ). 8

9 Een opvallende stijger in de niet-commerciële dienstverlening was de overheid, waar ondanks voortdurende aankondigingen van personeelsreductie het aantal werkzame personen opliep van in 1976, via in 1990, tot in Bij deze aantallen moet wel het werken in deeltijd in aanmerking worden genomen. In de industrie gebeurde dat nauwelijks: de voltijdratio was 97 procent in 1976, 96 procent in 1990 en 95 procent in In de meer dienstverlenende sectoren was deeltijdwerk vanaf het begin meer gebruikelijk: gedurende de hele periode was de ratio voor de financiële en zakelijke dienstverlening rond 90 procent, voor de zorg rond de 82 procent en voor handel, horeca en reparatie tussen 78 en 83 procent. [CBS, 2008: 60-63]. De verschuiving van industriële naar de dienstverlenende sectoren had gevolgen voor de arbeidsverhoudingen. De grote oude industriële ondernemingen waren belangrijk voor de werkgelegenheid, zowel voor wat betreft het volume als voor het karakter van de arbeidsovereenkomsten. Er was sprake van focus op lange termijn doelstellingen, en dat vertaalde zich in langdurige arbeidsrelaties en zorg voor de werknemers. De crisis, met faillissementen en saneringen, maakte aan veel van deze zekerheden een einde. De vakbonden waren in de groeisectoren van oudsher veel minder geworteld. Ten opzichte van de flexibele, persoonsgerichte arbeidsrelaties die vooral in deze sectoren steeds meer in zwang kwamen, hadden zij moeite om een aantrekkelijk en passend aanbod te doen; de organisatiegraad nam gestaag af. Sinds bij het akkoord van Wassenaar een aantal kroonjuwelen was opgeofferd, was met al de macht van de vakbeweging afgenomen. [Van Zanden 1997: 206] Met het - gedwongen - loslaten van het Keynesiaanse model verschoof de Nederlandse economie in de jaren tachtig, in navolging van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, in de richting van het Neoliberalisme, met vrije concurrentie, focus op korte termijn winst, formele juridische verhoudingen en rationeel marktgedrag. [Touwen, 2006: 80] Vooral de grote ondernemingen kregen te maken met eisen van aandeelhouders om de nadruk te leggen op het realiseren van zoveel mogelijk dividend, in plaats van te reserveren voor continuïteit en lange termijn winst. Tot in de jaren tachtig zorgden beschermingsconstructies voor bescherming tegen overnames. Door falend management en een aantal faillissementen, toegenomen mobiliteit van kapitaal en een agressievere opstelling van institutionele beleggers werd de financiële autonomie van de grote ondernemingen doorbroken. Voor het doen van grootschalige investeringen werd het aantrekken van kapitaal op de beurs, in plaats van terugploegen van winst, noodzakelijk, mede omdat vanouds Nederland geen traditie had van grote industriebanken, zoals die bijvoorbeeld in Duitsland al in de negentiende eeuw gegroeid was. [Touwen, 2006: 96] Dit was het begin van een ontwikkeling waarbij het, vooral in de jaren negentig en nul, steeds vaker voorkwam dat, via het verwerven van aandelen, (grote) ondernemingen in het bezit kwamen van hedge funds of private equityfunds. In een aantal gevallen werden bedrijven opgekocht om deze op te splitsen in onderdelen, om die vervolgens met winst door te verkopen, ook al was dat tegen het belang van (continuïteit van) het betreffende bedrijf. Nederlandse bedrijven die zaken hebben gedaan met of zijn aangevallen door hedge funds waren onder andere ABN-AMRO, Ahold, Philips, Stork, Vendex KBB, Versatel, VNU en Wolters Kluwer. [website Europa.nu] De veranderende verhoudingen in het bedrijfsleven betekenden niet dat de strategische allianties zoals die voorheen tussen bedrijven bestonden, onder andere via personele verbanden tussen leden van raden van commissarissen, geheel verdwenen. Via gentlemen s agreements, kartels en - toen deze door de toenemende invloed van de Europese regelgeving steeds minder acceptabel werden - informele allianties, werden inspanningen gecoördineerd, onder andere op het gebied van R&D. Ook was er sprake van een grote mate van bereidheid tot vrijwillige fusies. Bij het open karakter van de Nederlandse economie, waarbij het aandeel van import en export in het nationaal inkomen groot is, speelde de concurrentie zich voornamelijk af op de buitenlandse markten. De binnenlandse markt was relatief gecoördineerd, met veel samenwerking tussen bedrijven. [Touwen, 2006: 96 98] 9

10 De rijksoverheid trok zich terug uit de economie als producent, door het privatiseren van staatsbedrijven als de PTT en de NS. Dit was in wezen het versneld en met meer kracht voortzetten van beleid dat al in de jaren zestig was ingezet met het afstoten van belangen in bedrijven als KLM, Hoogovens en DSM. Na het RSV-debacle bouwde het rijk ook haar politiek van subsidies aan noodlijdende bedrijven af. De industriepolitiek werd gericht op het bevorderen van technologische innovatie en het stimuleren van groeisectoren. Door de vermindering van de overheidsuitgaven werd het mogelijk de economie te stimuleren door het verlagen van belastingen en sociale premies. Tussen 1982 en 1995 daalde het aandeel ervan in het BBP met meer dan 12 procent. [van Zanden, 1997: 230] Dat droeg bij aan duurzame loonmatiging in het vervolg op het akkoord van Wassenaar in 1982, waartoe de vakbonden bereid bleken. Dat ging wel met horten en stoten. In 1989 en 1990 was er sprake van flinke stijging van de lonen. Na een korte, scherpe stijging in de jaren 1983 en 1984 bleef in de verdere jaren tachtig en negentig de groei van de arbeidsproductiviteit beperkt. Dit was de keerzijde van de loonmatiging: door de beperking van de loonkosten waren er weinig prikkels tot investeren in nieuwe, arbeidsbesparende productiemiddelen. Loonmatiging leidde ook tot terugvallen van de binnenlandse vraag. Doordat de Nederlandse munt gekoppeld was aan de Duitse mark en in Duitsland de lonen wel sterk stegen, pakte voor de Nederlandse economie, met haar grote afhankelijkheid van export, het beleid van loonmatiging grosso modo goed uit. [Van Zanden, 1997: ] Toen eind jaren negentig het BBP sterk bleef groeien raakte de arbeidsmarkt, vooral in de groeisectoren als financiële en zakelijke dienstverlening, oververhit. Een gematigde loonontwikkeling was niet meer te handhaven, wat mede bevorderd werd omdat vakbonden in de nieuwe sectoren maar beperkte invloed hadden. Een sterke stijging van de lonen was het gevolg, die uitwaaierde naar de andere sectoren. De loonstijgingen overtroffen nu de productiviteitsstijgingen. In de jaren 1989 en 1990 steeg het reëel beschikbaar inkomen van de huishoudens het sterkst in de gehele periode, met 6,1 en 7,9 procent, om daarna weer licht te dalen. In de tweede helft van de jaren negentig steeg het opnieuw, om in 2001 de top te bereiken ten opzichte van de gehele periode Daarna trad opnieuw een daling in. [CBS, 2008:14-17,21] Het verloop van het beschikbaar inkomen per huishouden wijkt af van de loonontwikkeling; het is bijvoorbeeld aanzienlijk beïnvloed door het toetreden van gehuwde en samenwonende vrouwen tot de arbeidsmarkt. In de onderzochte periode traden flinke verschuivingen op in de consumptieve bestedingen van de huishoudens. Werd aan het begin het meest besteed aan voedingsmiddelen (bijna 18 procent), in 2005 was dat teruggelopen iets meer dan 9 procent. Ook bestedingen aan textiel, kleding, lederwaren en schoeisel en aan genotmiddelen waren percentueel gehalveerd. Sterke groeiers waren de kosten van huisvesting (circa 9 procent tot bijna 16 procent) en de kosten van financiële en zakelijke diensten (circa 4 procent tot 10 procent), waarin onder andere de kosten van nieuwe diensten als internet zijn opgenomen, en kosten van medische diensten en welzijnszorg (circa 3 procent tot circa 5 procent). Opvallend is, dat de percentuele uitgaven aan auto s, overige duurzame goederen en reizen naar het buitenland nauwelijks zijn veranderd. [CBS, 2008: 23] Ondanks de loonpieken in 1989 en 1990 had de loonmatiging sinds 1982 tot een aanzienlijke verbetering van de internationale concurrentieverhoudingen geleid en was zij een basis voor de winstgevendheid van bedrijven. Deze verbeterde positie leidde er toe dat het Nederlandse bedrijfsleven de korte crisis van de jaren relatief goed doorstond. Deze crisis hield verband met de Duitse eenwording en de sterke stijging van de kapitaalrente die zich manifesteerde. De groei van het BBP liep weliswaar terug van meer dan 4 procent in 1990 tot 1,3 procent in 1993, maar het bleef groei. In 1994 was al weer een groei van 3 procent bereikt, die geleidelijk zou oplopen tot 4,7 procent in [CBS, 2008: 16,17] 10

11 De overeenstemming over loonmatiging werd nog eens bekrachtigd in het centraal akkoord Een nieuwe koers uit Daarin werd tevens bevestigd dat het overleg over arbeidsvoorwaarden inmiddels een zaak van de verschillende bedrijfssectoren geworden was, met alle economische en culturele verschillen daartussen van dien. [Touwen, 2006: 91] In het begin van de jaren nul werd de Nederlandse economie getroffen door het wereldwijde uiteenspatten van de internetzeepbel in combinatie met een internationale beurscrisis. Ook nu daalde de groei van het BBP aanzienlijk, tot slechts 0,1 procent in 2002 en 0,3 procent in Ook de bedrijfsinvesteringen liepen sterk terug. Daarna herstelde de groei van het BPP zich weer en steeg deze tot boven de 2 procent. De arbeidsmarkt stagneerde in 2002 en kromp daarna twee jaar, om pas na 2005 weer een flinke groei van rond de 2 procent te tonen. Dat deze crisis de Nederlandse economie minder sterk trof dan die begin jaren tachtig, kwam doordat - mede door de maatregelen die in de aanloop naar de Euro genomen waren de overheidsfinanciën nu veel beter op orde waren en bovendien het bedrijfsleven meer reserves tot haar beschikking had. [CBS 2008: 18 19]. Actoren - Alle kabinetten Ministerie van Economische Zaken - Ministerie van Financiën - Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - Werkgeversorganisaties - Werknemersorganisaties - Bedrijfssectoren - Individuele bedrijven - Aandeelhouders Bronnen en literatuur - Boeschoten, Willem, Hoofdlijnen van de economische geschiedenis van Nederland (Amsterdam 1992) - CBS, Nationale rekeningen reeksen (Rijswijk 2008) - Doering-Manteuffel, Anselm und Lutz Raphel, Nach dem Boom. Perpektiven auf die Zeitgeschichte seit 1970 (Göttingen 2010) - Gerwen, Jacques van en Ferry de Goey, Variaties in Ondernemen. Serie: Bedrijfsleven in Nederland in de twintigste eeuw (Amsterdam 2008) - Kam, F.de in - SCP, Sociaal en Cultureel Rapport jaar sociale verandering (Rijswijk 1998) - SCP, Sociaal en Cultureel Rapport 2000 (Den Haag 2000) - SCP, Sociaal en Cultureel Rapport 2002 (Den Haag 2002) - SCP, Sociaal en Cultureel Rapport 2004 (Den Haag 2004) - SCP, Sociale staat van Nederland 2001 (Den Haag 2001) - SCP, Sociale staat van Nederland 2003 (Den Haag 2003) - SCP, Sociale staat van Nederland 2005 (Den Haag 2005) - Sluyterman, Keetie E., Kerende kansen. Het Nederlandse bedrijfsleven in de twintigste eeuw (Amsterdam 2003). - Sluyterman, Keetie en Ben Wubs, Over grenzen. Multinationals en de Nederlandse markteconomie, Serie: Bedrijfsleven in Nederland in de twintigste eeuw (Amsterdam 2009). - Touwen, Jeroen, 'Varieties of capitalism' en de Nederlandse economie in de periode Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis, 3 (1) 2006, pp WRR 18/1980 Plaats en toekomst van de Nederlandse industrie - WRR 29/1987 Ruimte voor groei - WRR 39/1991 Technologie en overheid - WRR 66/2003 Nederland handelsland, het perspectief van de transactiekosten 11

12 - Zanden, J.L. van, Een klein land in de twintigste eeuw. Economische geschiedenis van Nederland (Utrecht 1997) - (geraadpleegd 1 maart 2011) - (geraadpleegd - 1 maart 2010) - interview Jeroen Touwen dd. 2 december interview Jan Luiten van Zanden dd. 27 januari

13 Trend 2 - De rijksoverheid: van speler naar ondersteuner Metatrends - Europeanisering - Mondialisering - Technologisering - Informatisering - Streven naar duurzame ontwikkeling - Verzakelijking - Herschikking van institutionele verbanden en structuren Relatie met Trends: - Sanering van de verzorgingsstaat - Van groei naar krimp in de publieke sector - Privatisering en verzelfstandiging - Nederland en het buitenland - Veranderingen in de rol en positie van multinationale ondernemingen Hotspots: - Akkoord van Wassenaar - RSV- enquête - Parlementaire enquête bouwnijverheid - Invoering van de euro Domein: - Politiek en bestuur - Werk en inkomen - Verkeer en vervoer - Natuur en milieu - Wonen Datering Jaren vijftig Beschrijving Na de Tweede Wereldoorlog nam de rol van de staat in de economie sterk toe. De economie moest weer worden opgebouwd en op alle gebieden nam het rijk het voortouw, zowel met industrialisatiebeleid, met monetair beleid als met arbeidsmarktbeleid. [Van Zanden, 1997: 16] De overheid manifesteerde zich met richtinggevende en beheersende maatregelen: geleide loonpolitiek, industrialisatieplannen en met de introductie van een zelfordenend organisatiestelsel voor het bedrijfsleven, volgens de Wet op de Bedrijfsorganisatie van Dit stelsel met bedrijfs- en productschappen kwam maar in enkele (deel)sectoren echt van de grond, maar het toporgaan, de Sociaal Economische Raad (SER) met werknemers, werkgevers en kroonleden ontwikkelde zich tot een belangrijk adviesorgaan van de regering. [Van Zanden, 1997: 19; Andriessen et al, 1964: ; Sluyterman, 2003: 179, 180] In de periode tussen 1949 en 1963 publiceerde de regering acht industrialisatienota s, waarin de noodzaak voor industrialisatie werd onderlijnd, doelen werden gesteld en maatregelen werden aangekondigd. Dat betekende niet dat de overheid zelf op grote schaal financieel betrokken was bij de industrialisatie. In basisindustrieën werd geïnvesteerd (Hoogovens, de chemische tak van de staatsmijnen, nutsvoorzieningen, et cetera), maar voor het overige ging het vooral om het scheppen van een gunstig investeringsklimaat, door het beperken van regelgeving, het bieden van fiscale faciliteiten en de aanleg van infrastructuur. Hierbij was er nadrukkelijk aandacht voor industrialisatie in de regio s. Tot in de jaren tachtig was daarvoor binnen het ministerie van Economische zaken de directie Regionale industriële zaken actief. Omdat Nederland voor wat betreft technologische ontwikkeling achter liep stimuleerde de overheid vestiging van Amerikaanse bedrijven, om op die manier actuele kennis binnen te halen. Er werd ook veel aandacht gegeven aan onderzoek en scholing: in verschillende 13

14 industrietakken werden onderzoeksinstellingen opgericht, waar ook kleine ondernemingen profijt van konden hebben. De grote industrieën dachten in dezelfde lijn en waren bereid veel te investeren in fundamenteel onderzoek, wat op langere termijn tot nieuwe producten kon leiden. In totaal steeg het budget voor research & development (R&D) aanzienlijk, voor het merendeel afkomstig van het bedrijfsleven zelf. [Sluyterman, 2003: 183] De industrialisatiepolitiek resulteerde in een heel nieuw beeld van de Nederlandse economie: niet langer de klassieke, koloniale handelsnatie maar een bruisend geïndustrialiseerd land, met wereldwijd toonaangevende bedrijven als KLM, Fokker, Koninklijke/Shell, Daf, Philips, et cetera. [Sluyterman, 2003: ] Het overheidsbeleid van stimuleren en conditioneren, waarbij bedrijven veel ruimte kregen, maakte allerlei samenwerkingsovereenkomsten tussen ondernemingen mogelijk. Dat paste ook in goed in de Nederlandse ondernemingscultuur. Opvallend, vergeleken met andere landen, was het grote aantal formele of informele kartels. De uit de oorlog stammende Nederlandse kartelwetgeving was ruim en werd door het rijk mild toegepast. Hoewel in de jaren zestig kartels iets van hun betekenis verloren door fusies en overnames, bleven ze belangrijk. Pas veel later, toen de Europese regelgeving een overwegende rol ging spelen (de nieuwe op Europese leest geschoeide Mededingingswet geldt sinds 1998) nam het aantal en het belang definitief af, hoewel in sommige bedrijfstakken de onderlinge afspraken buitengewoon taai waren, zoals bleek bij de bouwfraude-enquête in [Sluyterman 2003, ; interview van Zanden; Van Gerwen en de Goey, 2008: 200] Begin jaren zestig werd door het rijk van een actief industrialisatiebeleid overgeschakeld naar een meer algemeen economisch groeibeleid. Aan de basis daarvan lag de magische driehoek van de sociaal economische politiek: volledige werkgelegenheid, een evenwichtige betalingsbalans en een stabiel prijsniveau. [Boesschoten, 1992: 59] Macro-economische cycli dienden - conform de Keynesiaanse theorie - gedempt te worden. Regelmatige groei werd bevorderd met een scala aan beleidsactiviteiten, vooral in de conditionerende sfeer: het scheppen van een gunstig investeringsklimaat, aandacht voor de organisatie van onderzoek en ontwikkeling, regionale spreiding, exportbevordering en schaalvergroting van kleine bedrijven. [Sluyterman 2003: 184] Eind jaren zestig werd de negatieve invloed van de economische groei op het milieu een politiek item. Het overheidsbeleid volgde: selectiever economische groei, gebaseerd op respect voor het milieu, goed gebruik van grondstoffen en energie en een betere spreiding van economische activiteiten. Midden jaren zeventig werd het economisch beleid van de overheid sterk beïnvloed door politieke en sociale onrust. De verhoudingen tussen vakbonden en grote ondernemingen waren verstoord geraakt door reorganisaties met ontslagen, wat soms tot grote conflicten leidde zoals bij de Akzo-vestiging Enka-Breda in Er werden eisen gesteld als nivellering van lonen, maar ook invloed op de besluitvorming binnen de bedrijven. De regering onder leiding van de sociaal-democraat Den Uyl, die in 1974 aan de macht was gekomen, steunde de eisen onder het motto: spreiding van inkomen, kennis en macht. In 1979 werd de nieuwe wet op de ondernemingsraden van kracht, die werknemers de gelegenheid bood zowel hun eigen belangen te behartigen als om betrokken te worden bij belangrijke beslissingen over het bedrijf. (Sluyterman, 2003: 248, 251] Het sterk expansionistische beleid van de rijksoverheid zelf, nog extra aangejaagd door inzet van de beschikbare aardgasbaten, zorgde voor hoge belastingen en hoge inflatie, en de werkloosheid groeide snel. [Van Zanden, 1997: 20] In 1976 stuurden negen bestuursvoorzitters van multinationale ondernemingen een open brief aan het kabinet om zich te beklagen over het verslechterde ondernemingsklimaat. Inmiddels was duidelijk dat een aantal takken van de industrie definitief op hun retour waren. Sommige grote conglomeraten stortten totaal in elkaar, zoals de papierfabrikant Van Gelder, de RSV scheepswerven en het bouwconcern OGEM (zij het dat bij deze laatste het lukte om een deel van de activiteiten overeind te houden met behulp van een 14

15 nieuw fenomeen: de sterfhuisconstructie). De regering voerde noodgedwongen een beleid dat de gevolgen hiervan zo veel mogelijk moest verzachten. Een harde herstructurering werd ongewenst geacht. Vooral voor gevoelige regio s en bedrijfstakken werden forse subsidies verstrekt. Zo nam de staat in 1981, na alle eerder verleende steun, nog eens voor 250 miljoen gulden aandelen in de Volvo-fabriek in het Limburgse Born. [Sluyterman en Wubs, 2009, 249] De bedoeling was dat de staatssteun zou leiden tot grotere, kapitaalintensieve, meer gediversifieerde ondernemingen, die het tegen buitenlandse concurrentie konden opnemen. [Van Zanden, 1997: 221] Het meest bekende voorbeeld van die beleidsinspanningen was het RSV-concern, dat tot de ondergang in 1983 een groot deel van de beschikbare subsidies opslokte: in totaal ontving het rond 2,7 miljard gulden. [Van Zanden, 1997: 229] De oplossing voor de problemen werd aangedragen door het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB was kort na de oorlog opgericht, als onderdeel van het ministerie van Economische Zaken voor het maken van analyses en prognoses, onder leiding van Jan Tinbergen, die later (1969) de eerste Nobelprijs voor economie zou krijgen. Midden jaren zeventig manoeuvreerde het CPB zich in een strategische beleidspositie met het presenteren van het jaargangenmodel waaruit bleek dat de grote stijging van de loonkosten de fundamentele oorzaak van de toegenomen, structurele werkloosheid was. Deze leidde tot het versneld vervangen van kapitaalgoederen met een lage arbeidsproductiviteit en daarmee tot een versnelde uitstoot van arbeid. [Van Zanden, 1997: 220] Daar kwam nog bij dat de Nederlandse industrie niet alleen arbeidsintensief maar ook energie-intensief was, wat bij de grote stijging van energieprijzen na de oliecrises langs een andere kant de rendabiliteit van kapitaalgoederen aantastte. [Van Zanden, 1997: 223,224] Deze analyse was een belangrijke aanleiding voor het tot stand komen van het akkoord van Wassenaar. Na de crisis bouwde het CPB zijn rol verder uit, door de door de overheid beoogde maatregelen met haar modellen door te rekenen en van een oordeel te voorzien. Wanneer dit oordeel - in de zin van voorspelde effecten - minder gunstig was, werden maatregelen en zelfs (concept) regeerakkoorden bijgesteld. Ook verkiezingsprogramma s van politieke partijen werden zo doorgerekend. Uiteindelijk werd de invloed van het CPB zo groot dat verkiezingsprogramma s rechtstreeks naar het model toe werden geschreven. [Van Zanden, 1997: 230,231] Door de aard van de gebruikte theorieën en modellen manifesteerde het CPB zich als een belangrijke drager van het neoliberalisme, en door haar invloed droeg zij sterk bij aan de consensus over dit model in de Nederlandse economische politiek sinds de jaren tachtig. [Van Zanden, 1997: 244] De rijksoverheid werd ook van andere zijde geadviseerd. In 1980 bracht de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) het rapport Plaats en toekomst van de Nederlandse industrie uit. [WRR no.18, 1980] Hierin werd de Nederlandse industrie getoetst op haar potentie voor de economische ontwikkeling. Dit onderzoek was al in 1978, voor de tweede oliecrisis ingezet, maar kwam nu mooi op tijd om lijnen ter trekken hoe uit de crisis te komen en hoe het daarna moest. De Raad achtte een specifiek en gericht structuurbeleid noodzakelijk, waarbij op enkele sectoren bijzondere aandacht behoefden. Dat waren er dan wel weer vrij veel. Veel hardere conclusies trok de Adviescommissie inzake het industriebeleid, onder leiding van oud president-directeur Gerrit Wagner van De Koninklijke/Shell, die in vervolg op het WRR-rapport werd ingesteld. Deze commissie schreef onder andere Een nieuw industrieel elan (1981). De internationale concurrentiepositie van Nederlandse industrie was ernstig ondermijnd door onder andere de hoge loonkosten en de eenzijdige samenstelling. De overheid zou geen geld meer moeten besteden aan sectoren en bedrijven met weinig toekomstperspectief. In plaats daarvan moest geïnvesteerd worden in nieuwe kansrijke industrieën, zoals de ICT. [Van Gerwen en de Goey, 2008: 197,198] De adviezen van Wagner c.s. werden vooral opgepakt door de drie kabinetten Lubbers ( ). In lijn met de politiek van de Amerikaanse president Ronald Reagan en de Engelse premier Margaret Thatcher werd een no-nonsensebeleid ingezet, met beperking van overheidsuitgaven, drukken van het financieringstekort en stimuleren van de marktwerking door deregulering en privatisering. Ondernemen kwam weer in aanzien. In 15

16 Nederland werd vooral gemikt op het midden- en kleinbedrijf, volgens een onderzoek van het Economisch Instituut voor het Midden en Kleinbedrijf (EIM) de echte banenmotor. [Van Gerwen en de Goey 2008: 198,199] Al met al waren rond 1980 de crisis en de problemen met de overheidsuitgaven aanleiding tot een grondige heroriëntatie op het rijksbeleid ten aanzien van de economie. Het betekende vooral terugtreden. Met het akkoord van Wassenaar van 1982 zag de overheid af van verder ingrijpen in de loonvorming. In het spoor van de resultaten van de RSV-enquête ( ) werd het stelsel van subsidies aan noodlijdende bedrijven afgebouwd en vervangen door een meer offensieve industriepolitiek, gericht op het stimuleren van groeisectoren. [Sluyterman, 2003: 281] Tevens werd een traject van afstoten van overheidsbelangen en privatisering van overheidsbedrijven ingezet. De economie werd, nadat de overheidsfinanciën drastisch waren gesaneerd met forse bezuinigingen, verder in algemene zin gestimuleerd door verlaging van belastingen en sociale premies. [Van Zanden, 1997: 229, 230] In 1987 verscheen het WRR-rapport Ruimte voor groei, waarin werd bepleit dat doelstellingen op het gebied van inkomen, werkgelegenheid, productiviteit en milieuhygiëne op evenwichtige wijze tot gelding komen. Dat werd vertaald in een beleid waarbij de overheid geen eigen, actieve rol in de economie moest spelen en waarbij zij ook terughoudend diende te zijn bij het op zich nemen van nieuwe taken als economische partij (met name in de dienstensector). De overheid zou vooral conditionerend moeten werken, bijvoorbeeld op het gebied van infrastructuur, en zou daarmee ruimte geven aan het particulier initiatief. [WRR rapport no 29, 1987] Al deze terughoudendheid nam niet weg dat, niettegenstaande de lessen uit het RSVdebacle, sommige grote bedrijven nog steeds enorme overheidssteun ontvingen. Zo kreeg Fokker in de jaren tachtig nog honderden miljoenen guldens aan kredieten en garanties voor de ontwikkeling van een nieuwe generatie vliegtuigen, de Fokker F-50 en F-100, als opvolger van de succesvolle F-27 en F-28. Daarbij werd er wel op aangedrongen dat Fokker een sterke buitenlandse partner zou zoeken. In 1993 werd het bedrijf overgenomen door het Duitse DASA. Fokker was toen al in een duikvlucht beland. Een verzoek aan de Nederlandse overheid voor aanvullende financiële steun van 2,5 á 3 miljard gulden werd afgewezen. In 1996 ging Fokker failliet. [Van Gerwen en de Goey 2008: 206, 207] De bezuinigingen van de overheid eind jaren tachtig troffen ook de uitgaven aan onderzoek, ondanks de ambities met betrekking tot kennisintensieve bedrijvigheid. [Sluyterman 2003: 281, 282] Parallel hieraan namen de uitgaven van de grote multinationals voor R&D ook sterk af. Dit werd maar zeer ten dele gecompenseerd door nieuwe R&D-inspanningen van kleine en middelgrote ondernemingen. Hoewel in die periode het rendement op kapitaal groot was, verslechterde het hele investeringsklimaat. De overheid had geen middelen om dit aan te jagen en de ondernemingen richtten zich, onder druk van aandeelhouders, steeds meer op korte termijn resultaten. Groeidoelstellingen op langere termijn, waar R&D-uitgaven deel van uitmaakten werden minder belangrijk. Het overschot aan binnenlandse besparingen (eind jaren tachtig / begin jaren negentig 3 á 4 procent) vloeide vooral weg naar investeringen in het buitenland. Daarin hadden ook de Nederlandse pensioenfondsen hun aandeel, nadat door dereguleringsmaatregelen van de overheid hun beleggingsmogelijkheden waren verruimd. [Van Zanden, 1997: ] Het kabinet Kok (1994) zette de lijn van de kabinetten Lubbers voort. Een van de doelen was versterken van de ondernemingszin. De MDW-operatie (Marktwerking, Deregulering, Wetgevingskwaliteit) moest het ondernemen voor startende en bestaande bedrijven, vooral in het MKB, makkelijker maken, bijvoorbeeld door het afzwakken van vestigingseisen. [Van Gerwen & de Goey 2008: 199, 200] In 1997 werd ook het vergunningenstelsel voor uitzendbureaus, dat sinds 1970 bestaan had, opgeheven. [Van Gerwen en de Goey, 2008: 212] Het privatiseren van onderdelen van de rijksoverheid en deregulering betekenden echter niet dat er vanzelfsprekend marktwerking ontstond. Een voorbeeld is de deregulering van het Loodswezen, waarbij de organisatie 16

17 marktconform werd ingericht (inclusief grote stijging van salarissen van bestuurders), maar waar in feite geen sprake was van een markt, zodat de operatie uiteindelijk alleen tot gevolg had dat de kosten voor de gebruikers sterk opliepen. [interview Touwen] Dat de overheid steeds minder een sturende en meer een conditionerende of ondersteunende rol speelde werd onderstreept door twee volgende WRR-rapporten. In 1991 verscheen het rapport Technologie en overheid. Hierin werd gesteld dat wetenschappelijke en technologische vernieuwing essentieel waren voor welvaartsbehoud en vermindering van tal van maatschappelijke problemen, zeker in een klein land als Nederland, dat zich vooral op haar sterke punten moest profileren. De overheid had een belangrijke rol om de kennisinfrastructuur te bevorderen en te onderhouden. Er was echter geen sprake van algemene oplossingen, dus diende het kennisbeleid in nauw overleg met diverse economische sectoren te worden vormgegeven. [WRR no. 39, 1991: 57] In de praktijk betekende dit vooral een rol voor de overheid op afstand, bijvoorbeeld door het subsidiëren van onderzoek op universiteiten, of het conditioneren van R&D met het instellen van een innovatieplatform (2003). [Interview Touwen] In 2003 richtte de WRR zich op een ander facet van de Nederlandse economie in het rapport Nederland handelsland, het perspectief van de transactiekosten. Het ging in het rapport om welke bijdrage de overheid kon leveren aan het handhaven en versterken van de positie van Nederland als handelsland, gegeven alle ontwikkelingen op het gebied van technologie, logistiek, productieorganisatie, et cetera. Ook hier was de conclusie dat er voor de overheid vooral een conditionerende rol is weggelegd, op het gebied van voorlichting, informatie en kennis, regelgeving en onderwijs. [WRR no. 65, 2003] Indirect bevestigde het rapport dat de Nederlandse economie teruggekeerd was van het bruisende geïndustrialiseerde land dat de overheid na de oorlog met haar industrialisatiepolitiek voor ogen stond, naar een diensteneconomie, waarin als vanouds handel en transport een belangrijke rol speelden. De ruimte voor de Nederlandse overheid om meer dan een ondersteunende rol te spelen, en een eigen economische politiek te voeren, was inmiddels ook aanzienlijk verminderd. Het zwaartepunt kwam steeds meer bij Europa te liggen. In de jaren zeventig en tachtig werd de EEG gestaag uitgebreid en werd deze van toenemend belang voor de Nederlandse economie. Circa 75 procent van de uitvoer ging naar landen die deel uitmaakten van de gemeenschap. Complementair aan de ontwikkeling van de Europese markt werd ook het bedrijfsleven, vooral in de jaren tachtig en negentig, steeds internationaler, zowel in hun relaties, hun structuur, hun vestigingsbeleid als hun investeringsgedrag. Tegelijkertijd had het buitenland een steeds groter aandeel in de Nederlandse bedrijvigheid. In 1993 was 55 procent van de aandelen in Nederlandse ondernemingen in buitenlandse handen. Vooral in de dienstensector werd zwaar geïnvesteerd (in procent van de buitenlandse investeringen in Nederland). Hierdoor werd een nationaal economisch beleid steeds minder relevant. [Sluyterman, 2003: ] Om concurrentievervalsing te voorkomen was het assortiment aan instrumenten waar de Nederlandse overheid gebruik van kon maken sterk afgenomen. Zo was directe staatssteun, die in de jaren zeventig nog zo n belangrijke rol speelde, taboe geworden. Kernpunten van de Nederlandse economische politiek in de jaren negentig en nul werden steeds meer het klassieke instrument van de arbeidsmarktbeïnvloeding, om door loonmatiging en flexibilisering van de arbeidsmarkt een comparatief concurrentievoordeel te bewaren, en het bieden van een zo aantrekkelijk mogelijk fiscaal vestigingsklimaat. Dat laatste gold onder meer bij het vestigen van een Nederlands hoofdkantoor door buitenlandse bedrijven. Door in Nederland een financiering- royalty- of holdingmaatschappij op te richten bespaarden bedrijven bij het betalen van belastingen in landen waar ze zaken deden. Alle winst van de buitenlandse tak van een in Nederland geregistreerd moederbedrijf viel buiten de Nederlandse vennootschapsbelasting, waardoor de winst van het bedrijf feitelijk onbelast bleef. Daarnaast werden Nederlandse vennootschappen populair om royalty s van intellectuele eigendomsrechten (op bijvoorbeeld muziek of patenten) te innen, omdat er geen heffing gold over aan het buitenland betaalde royalty s. Het was dus aantrekkelijk om in het buitenland verdiende 17

18 royalty s in Nederland te verzamelen en vervolgens op een buitenlandse bankrekening te storten. Onder meer het hoofdkantoor van The Rolling Stones en U2 werden in Nederland gevestigd. [wensite NieuwAmsterdamsPeil] Industriebeleid was een Europese aangelegenheid geworden. Tot 1993 bestond het in Europa formeel alleen op de gebieden die door EGKS en Euratom werden bestreken; het EEG-verdrag zelf kende geen enkele aanwijzing voor een industriebeleid. Toch kreeg het in de praktijk wel Europese aandacht, beredeneerd vanuit de voortgang van de interne markt, het voorkomen van verstoring van de mededinging, bijvoorbeeld door nationale steunverlening, het sociaal en regionaal beleid en het beleid ten aanzien van onderzoek en ontwikkeling. De invalshoek was het presteren van de verschillende sectoren van de Europese industrie op de wereldmarkt. Pas bij de vorming van de interne markt, bij het verdrag van Maastricht (1992), kreeg het Europese industriebeleid echt vorm en kwamen ook middelen beschikbaar, voor rechtstreekse steun of garanties en door een scala aan programma s voor onderzoek en innovatie, onder andere in het kader van het EUREKA (Europees agentschap voor de coördinatie van onderzoek). Het midden- en kleinbedrijf werd uitdrukkelijk een van de doelgroepen van het industriebeleid. [website europarl.europa; website europa-nu; interview Van Zanden] Behalve naar boven, naar Europa, was er ook sprake van een verschuiving van het economisch beleid naar beneden, naar de regio s. Waren economische activiteiten in de regio s aanvankelijk vooral gestimuleerd vanuit de rijksoverheid, vanaf de jaren negentig werden daar meer eigen initiatieven ontplooid om de economische ontwikkeling en werkgelegenheid te bevorderen, onder meer door projecten aan te melden voor financiering vanuit het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Via citymarketing profileerden gemeenten zich als aantrekkelijke vestigingsplaatsen, zowel voor bedrijven zelf als voor hun werknemers. [Noordman, 2004: 32] De verandering van de rol van de (rijks)overheid in relatie tot de Nederlandse economie toont zich ook in de wijze waarop het economisch beleid organisatorisch werd verankerd. In de jaren zeventig was er sprake van een ministerie van Economische Zaken dat onmiskenbaar leidinggevend was in de economische politiek. Het speelde een hoofdrol in de Centrale Economische Commissie (CEC, bestaande uit topambtenaren van de sociaaleconomische driehoek, de directeur van de CPB en de president van de Nederlandse bank), die gezaghebbende en met veel publiciteit omgeven adviezen aan de regering verstrekte. Het nieuwjaarsartikel van SG Frans Rutten in het blad Economisch Statistische Berichten (ESB) werd elk jaar met spanning afgewacht. In de jaren nul was de situatie geheel veranderd. De belangrijkste zaken op economisch gebied, voor zover die niet aan de markt zelf waren overgelaten, werden in de relatie met Europa geregeld. In de Europese raden hadden vooral de minister-president en de minister van Financiën voor Nederland het voortouw. Begin jaren nul werd, onder andere door professor van Schendelen, gepleit voor het opheffen van het bestaande ministerie van EZ, omdat dit geen aansluiting had met de realiteit van de Europese bewindsvelden. Hij suggereerde de vorming van een superministerie waarin alle zaken die met de markt te maken hadden werden samengevoegd: beleidsonderdelen van EZ en Financiën, maar ook Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) en het bouwnijverheid deel van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieuhygiëne. [Fred Krijnen in MT ] Tegelijkertijd namen andere departementen een nieuwe rol op in de Nederlandse economie, door het creëren van speelvelden, het vastleggen van spelregels en het optreden als scheidsrechter op terreinen waar primair marktpartijen actief zijn. Een voorbeeld is het optreden van het ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne op het terrein van de gezondheidszorg en de ziektekostenverzekeringen, met het introduceren van de nieuwe Zorgverzekeringswet (2006). [interview Touwen] Actoren - Alle kabinetten Ministerie van Economische Zaken 18

19 - Ministerie van Financiën - Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne - Werkgeversorganisaties - Werknemersorganisaties - Bedrijfssectoren - Individuele bedrijven - SER / PBO s - CPB - WRR - Commissie Wagner - EEG / EU / Europese instellingen Bronnen en literatuur - Andriessen, J.E. et al, De Sociaal-economische besturing van Nederland (Groningen 1964) - Beks, G en A.G. de Vries, Staatsdeelnemingen en financiering van het bedrijfsleven : een onderzoek naar de handelingen, taken van de Rijksoverheid op het beleidsinstrument staatsdeelnemingen en financiering van het bedrijfsleven, , Rijksarchiefdienst/PIVOT (Den Haag 1998) - Bos, Frits, De Nederlandse collectieve uitgaven in historisch perspectief. CPB document 109 (Den Haag 2006) - CBS, Nationale rekeningen reeksen (Rijswijk 2008) - ESB-reeks (nieuwjaarsartikelen) - Gerwen, Jacques van en Ferry de Goey, Variaties in Ondernemen. Serie: Bedrijfsleven in Nederland in de twintigste eeuw (Amsterdam 2008) - Krijnen, Fred in MT 1 januari Sluyterman, Keetie E., Kerende kansen. Het Nederlandse bedrijfsleven in de twintigste eeuw (Amsterdam 2003) - Sluyterman, Keetie en Ben Wubs, Over grenzen. Multinationals en de Nederlandse markteconomie, Serie: Bedrijfsleven in Nederland in de twintigste eeuw (Amsterdam 2009). - Schrauwers, H.M.: Macro-economische politiek : een institutioneel onderzoek op het beleidsterrein macro-economische politiek in de periode Rijksarchiefdienst/PIVOT, WRR 18/1980 Plaats en toekomst van de Nederlandse industrie - WRR 29/1987 Ruimte voor groei - WRR 39/1991 Technologie en overheid - WRR 66/2003 Nederland handelsland, het perspectief van de transactiekosten - Zanden, J.L. van, Een klein land in de 20 e eeuw Economische geschiedenis van Nederland (Utrecht 1997) - (geraadpleegd 1 maart 2011) - (geraadpleegd 1 maart 2011) - interview Jeroen Touw dd. 2 december interview Jan Luiten van Zanden dd. 27 januari

20 Trend 3 - Welvaartsgroei Metatrends - alle metatrends Relatie met Domeinen: - Economie - Werk en inkomen - Politiek en bestuur - Cultuur, leefstijl en maatschappij - Welzijn Datering jaren vijftig Beschrijving Toenemen van de levensstandaard, door het beschikbaar komen van meer materiële middelen en door het verzorgen door de overheid van betere voorzieningen voor de burgers. Een hoge levensstandaard en een voortgaande stijging ervan - wordt tot een van de grondslagen van de samenleving. Men heeft er recht op en het moet voor eenieder toegankelijk zijn. Dat ook de niet actieven - zoals kinderen, jongeren, zieken, bejaarden, werklozen - hieraan deel hebben wordt breed gedragen, hetgeen leidt tot verdelingsvraagstukken. De overheid stelt zichzelf en wordt in toenemende mate vanuit de samenleving verantwoordelijk gesteld voor de achterliggende condities voor welvaartsgroei. De mogelijkheid voor burgers om steeds meer middelen naar eigen keuze ter besteden leidt tot veranderingen in de inrichting van het dagelijks leven, de consumptie en de vrijetijdsbesteding. In de periode vanaf de jaren vijftig tot 2005 is de welvaart in Nederland aanmerkelijk toegenomen, zij het met een paar flinke haperingen begin jaren tachtig, en in de jaren en Tevens heeft zich een ontwikkeling voorgedaan in het begrip welvaart: van een traditioneel naar een ruim welvaartsbegrip. [De Roos, 1985: ] Welvaart is in beginsel iets individueels. Het is opgebouwd uit inkomen (de hoeveelheid geld die in een bepaalde periode verworven wordt uit winst, werk of vermogen, ook: het primair inkomen) en welstand (de goederen en diensten - privaat en publiek - die een subject in een bepaalde periode ontvangt). Welvaart is dan de (subjectieve) gemoedstoestand, gebaseerd op de mate van behoeftebevrediging, die het resultaat is van inkomen, welstand of andere economisch factoren. Deze toestand is moeilijk te meten. Er zijn wel manifestaties die een indicatie geven, in positieve zin als bereidheid om duurzame of luxe goederen aan te schaffen, of in negatieve zin wanneer het inkomen verdiend wordt in een onprettige omgeving onder ongezonde omstandigheden. [De Roos, 1985: 93] Het welvaartsbegrip wordt daarom in het algemeen sterk geobjectiveerd en gerelateerd aan het inkomen op nationaal niveau, uitgedrukt in het bruto binnenlands product (BBP), in casu de totale productie van goederen en diensten, gemeten in geld, of in het Nationaal Inkomen (NI), zijnde de som van de primaire inkomens (loon, winst of rente) van alle sectoren in de economie. Om dat te individualiseren wordt het inkomen teruggerekend naar huishoudens. Dit sluit aan bij het kostwinnersbegrip, dat, zeker aan het begin van de periode, in de jaren vijftig en zestig, vanzelfsprekend was. Het gaat bij die berekening niet om feitelijke huishoudens, maar om gestandaardiseerde (equivalente) huishoudens, waarbij de equivalentiefactor staat voor het aantal malen inkomen dat een huishouden meer nodig heeft dan alleenstaande om een zelfde welvaartsniveau te bereiken. [SCP, 2001: 23] Nuances in de persoonlijke omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het welvaartspeil (bijvoorbeeld wonen in een koop- of huurwoning) vallen daarbij weg. 20

Conceptrapport domein Werk en Inkomen

Conceptrapport domein Werk en Inkomen Conceptrapport domein Werk en Inkomen Nationaal Archief Onderzoeksteam Maatschappijbrede Trendanalyse 1976-2005 Juni 2014 Versie: Reacties experts verwerkt Inleiding... 3 Trends Trend 1 - Veranderingen

Nadere informatie

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2 Hans Langenberg In het tweede kwartaal van 2005 vond voor het eerst in twee jaar geen verdere daling plaats van het aantal banen. Ook is de werkloosheid gestabiliseerd. Wel was er een stagnatie in de toename

Nadere informatie

Het Maatschappelijk Belang van Cao s. Leren van Zweden, Duitsland en Australië? dr. Judith Raven Erasmus Universiteit Rotterdam

Het Maatschappelijk Belang van Cao s. Leren van Zweden, Duitsland en Australië? dr. Judith Raven Erasmus Universiteit Rotterdam Het Maatschappelijk Belang van Cao s. Leren van Zweden, Duitsland en Australië? dr. Judith Raven Erasmus Universiteit Rotterdam Onderzoek in opdracht van Instituut Gak In samenwerking met University of

Nadere informatie

Rapport domein Economie

Rapport domein Economie Rapport domein Economie Nationaal Archief Onderzoeksteam Maatschappijbrede Trendanalyse 1976-2005 Februari 2014 Inhoudsopgave Inleiding..4 Veranderingen in de Nederlandse economie Trend 1 -Veranderingen

Nadere informatie

Kortetermijnontwikkeling

Kortetermijnontwikkeling Artikel, donderdag 22 september 2011 9:30 Arbeidsmarkt in vogelvlucht Het aantal banen van werknemers en het aantal openstaande vacatures stijgt licht. De loonontwikkeling is gematigd. De stijging van

Nadere informatie

Conceptrapport domein Economie

Conceptrapport domein Economie Conceptrapport domein Economie Nationaal Archief Onderzoeksteam Maatschappijbrede Trendanalyse 1976-2005 December 2011 Versie: Klankbordgroep, gereed voor tweede lezing Inleiding 3 Trend 1 - Veranderingen

Nadere informatie

Persbericht. Economie verder gekrompen. Centraal Bureau voor de Statistiek. Uitvoer blijft groeien. Minder investeringen

Persbericht. Economie verder gekrompen. Centraal Bureau voor de Statistiek. Uitvoer blijft groeien. Minder investeringen Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB13-011 14 februari 2013 9.30 uur Economie verder gekrompen Economie krimpt in vierde kwartaal 0,2 procent t.o.v. kwartaal eerder Ten opzichte van een jaar

Nadere informatie

Meer ouderen langer werkzaam

Meer ouderen langer werkzaam Meer ouderen langer werkzaam Koos Arts (Centraal Bureau voor de Statistiek) Ferdy Otten (Centraal Bureau voor de Statistiek) Vooral door de instroom van jongere generaties alsmaar meer werkende vrouwen

Nadere informatie

Research NL. Economic outlook 3e kwartaal 2010 Nederland

Research NL. Economic outlook 3e kwartaal 2010 Nederland Research NL Economic outlook 3e kwartaal 2010 Nederland Herstel economie zet aarzelend door Economische situatie Huishoudens zijn nog steeds terughoudend met hun consumptie en bedrijven zijn terughoudend

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inkomen huishoudens gecorrigeerd voor inflatie licht gedaald. Meer inkomen uit vermogen en pensioen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inkomen huishoudens gecorrigeerd voor inflatie licht gedaald. Meer inkomen uit vermogen en pensioen Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB06-074 13 juli 2006 9.30 uur Uitgaven huishoudens hoger dan inkomsten De Nederlandse economie is in 2005 met 1,5 procent gegroeid. Het voor inflatie gecorrigeerde

Nadere informatie

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,

Nadere informatie

De groei voorbij. Jaap van Duijn september 2007

De groei voorbij. Jaap van Duijn september 2007 De groei voorbij Jaap van Duijn september 2007 1 Een welvaartsexplosie Na WO II is de welvaart meer gestegen dan in de 300 jaar daarvoor Oorzaken: inhaalslag, technologische verandering en bevolkingsgroei

Nadere informatie

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal Persbericht PB14 56 11 9 214 15.3 uur CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal Meer werklozen aan de slag Geen verdere daling aantal banen, lichte groei aantal vacatures Aantal banen

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkgelegenheid commerciële sector daalt. Minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkgelegenheid commerciële sector daalt. Minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-196 26 september 2002 9.30 uur Werkgelegenheid commerciële sector daalt Voor het eerst sinds 1994 is het aantal banen van werknemers in commerciële bedrijven

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-038 15 mei 2009 9.30 uur Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009 Grootste krimp na de Tweede Wereldoorlog Export en investeringen vallen

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 3,5 procent in Economische groei vierde kwartaal liefst 4,4 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 3,5 procent in Economische groei vierde kwartaal liefst 4,4 procent Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB08-008 14 februari 2008 9.30 uur Economie groeit 3,5 procent in 2007 De Nederlandse economie is in 2007 met 3,5 procent gegroeid. Dit is de hoogste groei

Nadere informatie

3.2 De omvang van de werkgelegenheid

3.2 De omvang van de werkgelegenheid 3.2 De omvang van de werkgelegenheid Particuliere bedrijven en overheidsbedrijven nemen mensen in dienst. Collectieve sector = Semicollectieve sector = De overheden op landelijk, provinciaal en lokaal

Nadere informatie

De arbeidsmarkt klimt uit het dal

De arbeidsmarkt klimt uit het dal Trends en ontwikkelingen arbeidsmarkt en onderwijs De arbeidsmarkt klimt uit het dal Het gaat weer beter met de arbeidsmarkt in, ofschoon de werkgelegenheid wederom flink daalde. De werkloosheid ligt nog

Nadere informatie

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent Arbeidsmarkt in vogelvlucht Gemiddeld over de afgelopen vier maanden is er een licht stijgende trend in de werkloosheid. Het aantal banen van werknemers stijgt licht en het aantal openstaande vacatures

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei valt terug

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei valt terug Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB11-069 15 november 2011 9.30 uur Economische groei valt terug Economie 1,1 procent gegroeid op jaarbasis in derde kwartaal Kwartaal op kwartaal 0,3 procent

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie 0,7 procent gekrompen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie 0,7 procent gekrompen Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB12-009 15 februari 2012 9.30 uur Economie 0,7 procent gekrompen In vierde kwartaal 0,7 procent krimp t.o.v. een jaar eerder Consumptie 1,8 procent lager

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6 Samenvatting door een scholier 1377 woorden 29 maart 2010 7 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Economie samenvatting Hoofdstuk 4 Beroepsbevolking

Nadere informatie

2009 uitzonderlijk slecht economisch jaar voor Nederland

2009 uitzonderlijk slecht economisch jaar voor Nederland 2009 uitzonderlijk slecht economisch jaar voor Nederland 02 Krimp mondiale economie in 2009 Aziatische landen als eerste uit het dal Economie eurozone krimpt nog sterker dan wereldeconomie Krimp in 2009

Nadere informatie

CBS: Koopkracht van werknemers in de zorg gestegen

CBS: Koopkracht van werknemers in de zorg gestegen Persbericht PB14 037 02 06 2014 16.00 uur CBS: Koopkracht van werknemers in de zorg gestegen Koopkracht van werknemers in gezondheids- en welzijnszorg steeg in 2008-2012 elk jaar Zelfstandigen en pensioenontvangers

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie 2014-I

Eindexamen vwo economie 2014-I Opgave 1 1 maximumscore 2 De kredietcrisis in de VS leidt ertoe dat Nederlandse banken verlies lijden op hun beleggingen in de VS en daardoor minder makkelijk krediet verstrekken aan bedrijven. Hierdoor

Nadere informatie

Lees deze tekst in maximaal 8 minuten. Geef daarna antwoord op de vragen.

Lees deze tekst in maximaal 8 minuten. Geef daarna antwoord op de vragen. Oefening 1: globaal lezen Lees deze tekst in maximaal 8 minuten. Geef daarna antwoord op de vragen. In het najaar van 1996 ontdekt de buitenlandse pers het poldermodel. Er verschijnen lovende artikelen

Nadere informatie

Persbericht. Economie groeit 0,9 procent in eerste kwartaal Centraal Bureau voor de Statistiek. Kwartaal-op-kwartaalgroei aangetrokken

Persbericht. Economie groeit 0,9 procent in eerste kwartaal Centraal Bureau voor de Statistiek. Kwartaal-op-kwartaalgroei aangetrokken Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB04-103 1 juli 2004 9.30 uur Economie groeit 0,9 procent in eerste kwartaal 2004 De Nederlandse economie is in het eerste kwartaal van 2004 met 0,9 procent

Nadere informatie

Samenvatting Twente Index 2016

Samenvatting Twente Index 2016 Samenvatting Twente Index 2016 Kijk voor regionale en lokale data op www.twenteindex.nl INLEIDING De Twente Index wordt door Kennispunt Twente samengesteld in opdracht van de Twente Board. De Board wil

Nadere informatie

Regiobericht 1.0 Noord

Regiobericht 1.0 Noord Economie, innovatie, werk en inkomen 1 Kenmerken van het landsdeel Het landsdeel Noord bestaat uit de provincies Groningen, Friesland en Drenthe. De provincies werken samen in het Samenwerkingsverband

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen Het aantal mensen met werk is in de periode februari-april met gemiddeld 2 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren en 45-plussers gingen aan de slag.

Nadere informatie

Een halve eeuw arbeidsmarkt. 14 december 2018 Paul de Beer, Wieteke Conen

Een halve eeuw arbeidsmarkt. 14 december 2018 Paul de Beer, Wieteke Conen Een halve eeuw arbeidsmarkt 14 december 2018 Paul de Beer, Wieteke Conen Een veranderende arbeidsmarkt sluiten instituties nog wel aan? 2 Mogelijke hervorming: basisinkomen Gegarandeerd onvoorwaardelijk

Nadere informatie

Eindexamen maatschappijleer vwo 2003-II

Eindexamen maatschappijleer vwo 2003-II Opgave 1 Armoede en werk 1 Het proefschrift bespreekt de effecten van het door twee achtereenvolgende kabinetten-kok gevoerde werkgelegenheidsbeleid. / De titel van het proefschrift heeft betrekking op

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-252 10 december 2002 9.30 uur Werkgelegenheid groeit in de zorg en daalt in het bedrijfsleven In het derde kwartaal van 2002 is het aantal banen van

Nadere informatie

2018D19763 LIJST VAN VRAGEN

2018D19763 LIJST VAN VRAGEN 2018D19763 LIJST VAN VRAGEN De vaste commissie voor Financiën, heeft over de brief van de Minister van Financiën van 16 februari 2018 met zijn toelichting op de opbouw van het Nederlandse handelsoverschot

Nadere informatie

Economische Barometer 2017 Bergen op Zoom en Roosendaal. Kernuitkomsten vergeleken, februari >

Economische Barometer 2017 Bergen op Zoom en Roosendaal. Kernuitkomsten vergeleken, februari > Economische Barometer 2017 Bergen op Zoom en Roosendaal Kernuitkomsten vergeleken, februari 2018 > www.ioresearch.nl Een barometer is gericht op het volgen en (door middel van cijfers) in beeld brengen

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2001-I

Eindexamen economie 1 vwo 2001-I Opgave 1 Hoge druk op de arbeidsmarkt Gedurende een aantal jaren groeide de economie in Nederland snel waardoor de druk op de arbeidsmarkt steeds groter werd. Het toenemende personeelstekort deed de vrees

Nadere informatie

Economie groeit met 0,1 procent, 46 duizend banen minder

Economie groeit met 0,1 procent, 46 duizend banen minder Persbericht PB13-070 14 november 2013 09.30 uur Economie groeit met 0,1 procent, 46 duizend banen minder - Economie groeit in derde kwartaal met 0,1 procent ten opzichte van tweede kwartaal - 46 duizend

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid

Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid M201207 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid 1987-2010 drs. K.L. Bangma drs. A. Bruins Zoetermeer, mei 2012 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid In de periode 1987-2010 is het aantal bedrijven per saldo

Nadere informatie

Hoofdstuk 14 Conjunctuur

Hoofdstuk 14 Conjunctuur Hoofdstuk 14 Conjunctuur Open vragen 14.1 CPB: groei Nederlandse economie valt terug naar 1% in 2005 In 2005 zal de economische groei in Nederland licht terugvallen naar 1% ten opzichte van een groei van

Nadere informatie

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013 Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013 1. Inleiding In 2012 hebben Etil en Research voor Beleid in opdracht van de Provincie Limburg de ontwikkeling van de Limburgse arbeidsmarkt onderzocht

Nadere informatie

Examen HAVO. Economie 1

Examen HAVO. Economie 1 Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB05-144 21 december 2005 9.30 uur Groei economie derde kwartaal 2005 hoger dan eerder geraamd De Nederlandse economie is in het derde kwartaal van 2005 met

Nadere informatie

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren Het aantal mensen met een baan is de afgelopen drie maanden met gemiddeld 6 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren hadden vaker werk. De beroepsbevolking

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo II

Eindexamen economie vwo II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-064 24 september 2009 9.30 uur www.cbs.nl Flink banenverlies In tweede kwartaal 72 duizend banen minder dan een jaar eerder Ook kwartaal op kwartaal

Nadere informatie

Overheid en economie

Overheid en economie Overheid en economie Overheid en economie Het aandeel van de overheid in de economie, de overheid als actor en de overheid op regionaal niveau, een verkenning Inleiding Het begrip economische groei komt

Nadere informatie

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt Tussen maart en mei is het aantal mensen met een baan met gemiddeld 6 duizend per maand gestegen. De stijging is volledig aan vrouwen toe te schrijven. Het

Nadere informatie

Winstgroei en buffers ondersteunen investerings herstel

Winstgroei en buffers ondersteunen investerings herstel Na de snelle daling van de bedrijfswinsten door de kredietcrisis, is er recentelijk weer sprake van winstherstel. De crisis heeft echter geen gat geslagen in de grote financiële buffers van bedrijven.

Nadere informatie

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar In de vorige nieuwsbrief in september is geprobeerd een antwoord te geven op de vraag: wat is de invloed van de economische situatie op de arbeidsmarkt? Het antwoord op deze vraag was niet geheel eenduidig.

Nadere informatie

Inleiding Economie 194

Inleiding Economie 194 3. Economie Inleiding Economie 194 3.1 Trend: Veranderingen in de conjunctuur en in de structuur van de economie 196 3.2 Trend: De liberalisering van de verzorgingsstaat 203 3.3 Trend: Van groei naar herschikking

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 2,9 procent in Economische groei vierde kwartaal 2,7 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 2,9 procent in Economische groei vierde kwartaal 2,7 procent Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB07-010 13 februari 2007 9.30 uur Economie groeit 2,9 procent in 2006 De Nederlandse economie is in 2006 met 2,9 procent gegroeid. Dit is bijna twee keer

Nadere informatie

De arbeidsmarkt in 2019 Een korte terugblik op 2018 en verwachtingen van UWV en werkgevers voor januari 2019

De arbeidsmarkt in 2019 Een korte terugblik op 2018 en verwachtingen van UWV en werkgevers voor januari 2019 De arbeidsmarkt in 2019 Een korte terugblik op 2018 en verwachtingen van UWV en werkgevers voor 2019 29 januari 2019 In 2018 nam het aantal banen flink toe en ontstonden meer dan 1 miljoen vacatures. De

Nadere informatie

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten CPB Notitie Datum : 7 april 2004 Aan : Projectdirectie Administratieve Lasten Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten 1 Inleiding Het kabinet heeft in het regeerakkoord het

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB03-161 3 september 2003 9.30 uur Aantal banen in Nederland daalt Het aantal banen van werknemers in Nederland in het tweede kwartaal van 2003 is 22 duizend

Nadere informatie

Starters zien door de wolken toch de zon

Starters zien door de wolken toch de zon M201206 Starters zien door de wolken toch de zon drs. A. Bruins Zoetermeer, mei 2012 Starters zien door de wolken toch de zon Enkele jaren nadat zij met een bedrijf zijn begonnen, en met enkele jaren financieel-economische

Nadere informatie

Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl)

Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl) Economie 1 (nieuwe stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Donderdag 17 mei 13.30 16.30 uur 20 01 Voor dit examen zijn maximaal 65 punten te behalen; het examen bestaat uit

Nadere informatie

Persbericht. Huishoudens verliezen koopkracht in Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Huishoudens verliezen koopkracht in Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB04-112 15 juli 2004 9.30 uur Huishoudens verliezen koopkracht in 2003 In 2003 is het reëel beschikbaar inkomen van huishoudens voor het eerst in tien jaar

Nadere informatie

Economie groeit met 0,7 procent

Economie groeit met 0,7 procent Persbericht PB14 010 14 februari 08.30 uur Economie groeit met 0,7 procent Economie groeit in vierde kwartaal met 0,7 procent ten opzichte van het derde kwartaal 8 duizend banen minder dan in het derde

Nadere informatie

Beroepsbevolking: het aantal mensen tussen de 15 en 65 jaar, dat meer dan 12 uur per week wil en kan werken.

Beroepsbevolking: het aantal mensen tussen de 15 en 65 jaar, dat meer dan 12 uur per week wil en kan werken. Samenvatting door een scholier 1221 woorden 5 januari 2004 5,8 48 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Hoofdstuk 4: werk, werk, werk 4.1 Het aanbod van arbeid Beroepsbevolking: het aantal mensen

Nadere informatie

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die

Nadere informatie

Instituut voor de nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen Instituut voor de nationale rekeningen 2015-02-17 Links: Publicatie BelgoStat Online Algemene informatie Broos herstel in 2013 na krimp in 2012 in Brussel en Wallonië; verdere groeivertraging in 2013 in

Nadere informatie

Flashraming CBS: export zorgt voor economische groei

Flashraming CBS: export zorgt voor economische groei Persbericht PB14-050 14 augustus 2014 09.30 uur Flashraming CBS: export zorgt voor economische groei - Economie groeit volgens de flashraming met 0,5 procent ten opzichte van eerste kwartaal 2014 - Volgens

Nadere informatie

Van baan naar eigen baas

Van baan naar eigen baas M200912 Van baan naar eigen baas drs. A. Bruins Zoetermeer, juli 2009 Van baan naar eigen baas Ruim driekwart van de ondernemers die in de eerste helft van 2008 een bedrijf zijn gestart, werkte voordat

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie 1,1 procent gekrompen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie 1,1 procent gekrompen Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB12-032 15 mei 2012 9.30 uur Economie 1,1 procent gekrompen In eerste kwartaal 1,1 procent krimp t.o.v. een jaar eerder Investeringen 4,2 procent lager Consumptie

Nadere informatie

Cao-lonen 2004, de definitieve gegevens

Cao-lonen 2004, de definitieve gegevens Cao-lonen, de definitieve gegevens Nathalie Peltzer In zijn de cao-lonen per uur, inclusief bijzondere beloningen, met, procent gestegen. Dit is aanzienlijk minder dan in, toen de stijging nog,8 procent

Nadere informatie

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo. Samenvatting door D. 1363 woorden 7 februari 2016 0 keer beoordeeld Vak Economie Paragraaf 1; De werknemer Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te

Nadere informatie

Minder starters in 2016

Minder starters in 2016 Vooruitzicht Starters Minder starters in 2016 Aantal starters stabiel in 2015, daling verwacht in 2016 130.000 Meer starters in de bouw, minder starters in de transport percentage, jan t/m sep 2015 t.o.v.

Nadere informatie

Artikelen. Cao-lonen 2005, de definitieve gegevens. Nathalie Peltzer

Artikelen. Cao-lonen 2005, de definitieve gegevens. Nathalie Peltzer Cao-lonen, de definitieve gegevens Nathalie Peltzer In zijn de cao-lonen per uur, inclusief bijzondere beloningen, met,7 procent gestegen. In stegen de caolonen nog met, procent. Sinds 98 is de cao-loon-stijging

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei derde kwartaal 2008 vertraagt tot 1,8 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei derde kwartaal 2008 vertraagt tot 1,8 procent Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB08-077 14 november 2008 9.30 uur Economische groei derde kwartaal 2008 vertraagt tot 1,8 procent Bijna een halvering in vergelijking met eerste halfjaar

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 400 Nota over de toestand van s Rijks Financiën Nr. 42 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

solidariteit van jong met oud, of ook omgekeerd?

solidariteit van jong met oud, of ook omgekeerd? Bijdrage prof. dr. Kees Goudswaard / 49 Financiering van de AOW: solidariteit van jong met oud, of ook omgekeerd? Deze vraag staat centraal in de bij drage van bijzonder hoogleraar Sociale zekerheid prof.

Nadere informatie

Internationale varkensvleesmarkt 2012-2013

Internationale varkensvleesmarkt 2012-2013 Internationale varkensvleesmarkt 212-213 In december 212 vond de jaarlijkse conferentie van de GIRA Meat Club plaats. GIRA is een marktonderzoeksbureau, dat aan het einde van elk jaar een inschatting maakt

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banenverlies tot staan gekomen. Voor het eerst in twee jaar geen banenverlies

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banenverlies tot staan gekomen. Voor het eerst in twee jaar geen banenverlies Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB05-113 30 september 2005 9.30 uur Banenverlies tot staan gekomen In het tweede kwartaal van 2005 waren er vrijwel evenveel banen als in het eerste kwartaal.

Nadere informatie

keer beoordeeld 12 februari 2015

keer beoordeeld 12 februari 2015 0 Samenvatting door C. 919 woorden keer beoordeeld 12 februari 2015 Vak Economie Methode Economie in context Hoofdstuk 15 Markt en Welvaart Paragraaf 1 Arbeidsmarkt bestaat uit de totale vraag naar en

Nadere informatie

Snapshots van de regionale economie

Snapshots van de regionale economie Snapshots van de regionale economie Een Groene, Gezonde en Slimme Regio Provincie Utrecht Economische groei (%) bbp/brp, Provincie Utrecht en, 1996- Beroepsniveau banen (%), Provincie Utrecht en, 4 4 7%

Nadere informatie

Perscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie

Perscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Perscommuniqué Brussel, 15 september 2000 Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de

Nadere informatie

Kredietverlening aan Nederlandse bedrijven loopt terug

Kredietverlening aan Nederlandse bedrijven loopt terug Het Nederlandse bedrijfsleven is in sterke mate afhankelijk van bancaire kredietverlening. De groei van de zakelijke kredietverlening is in de tweede helft van 28 vertraagd. Dit hangt grotendeels samen

Nadere informatie

Bouwproductie 15 procent lager in komende twee jaar

Bouwproductie 15 procent lager in komende twee jaar Bouwproductie 15 procent lager in komende twee jaar Het CPB heeft haar vooruitzichten voor de Nederlandse economie sterk neerwaarts aangepast. Het bbp daalt volgens het CPB dit jaar met 3,5 procent en

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo I

Eindexamen economie vwo I Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Uit het antwoord moet

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Veel kleiner banenverlies

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Veel kleiner banenverlies Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB10-062 23 september 2010 9.30 uur Veel kleiner banenverlies In tweede kwartaal 63 duizend banen minder dan een jaar eerder Wel meer banen dan in het eerste

Nadere informatie

Aantal werklozen in december toegenomen

Aantal werklozen in december toegenomen Persbericht Pb15-002 22-01-2015 09.30 uur Aantal werklozen in december toegenomen - In de afgelopen drie maanden meer mensen op de arbeidsmarkt - Jeugdwerkloosheid vrijwel onveranderd - Aantal WW-uitkeringen

Nadere informatie

Opgave koppeling ambtenaren particuliere sector

Opgave koppeling ambtenaren particuliere sector Opgave koppeling ambtenaren particuliere sector In 1990 werden ambtenarensalarissen gekoppeld aan de gemiddelde stijging van de lonen in het bedrijfsleven. Een argument voor deze koppeling houdt verband

Nadere informatie

ScaleUp Dashboard 2015

ScaleUp Dashboard 2015 Rapportage ScaleUp Dashboard 2015 ScaleUp Dashboard 2015 Prof. dr. Justin Jansen Lotte de Vos Rotterdam School of Management Erasmus Centre for Entrepreneurship Conclusies Nederland staat aan de Europese

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart 2011 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Economie Hoofdstuk 4 4.1 Het aanbod van arbeid Het aanbod van arbeid is gelijk aan de omvang van

Nadere informatie

Naslagwerk Economie van Duitsland. Hoofdstuk 8: Financiële stelsel. 8.1 Overzicht

Naslagwerk Economie van Duitsland. Hoofdstuk 8: Financiële stelsel. 8.1 Overzicht Naslagwerk Economie van Duitsland 8.1 Overzicht Het Duitse bankenstelsel is anders georganiseerd dan in de meeste andere landen. Naast een centrale bank, de Bundesbank, de reguliere zaken en retailbanken

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2006-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2006-II 4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juiste berekening

Nadere informatie

P e r s b e ri c h t

P e r s b e ri c h t Centraal Bureau voor de Statistiek P e r s b e ri c h t PB08-046 3 juli 2008 9.30 uur Banengroei 2,2 procent in eerste kwartaal 172 duizend banen meer hoogste banengroei in zakelijke dienstverlening en

Nadere informatie

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 3) Wat zijn negatief externe effecten? 4) Waarom is deze maatstaf niet goed genoeg? Licht toe. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte

Nadere informatie

Arbeidsmarkt Vraag naar arbeid Werkgelegenheid Aanbod van arbeid: b Marktmechanisme Loonkosten per product

Arbeidsmarkt Vraag naar arbeid Werkgelegenheid Aanbod van arbeid: b Marktmechanisme Loonkosten per product Arbeidsmarkt Vraag naar arbeid = mensen Door werkgevers: bedrijven en overheid Werkgelegenheid Hoe lager het loon, hoe groter de vraag naar arbeid Aanbod van arbeid: beroepsbevolking (iedereen tussen de

Nadere informatie

Bijna 30% van de starters stopt na het eerste jaar Met name cafetaria s en restaurants worden na één jaar weer opgeheven

Bijna 30% van de starters stopt na het eerste jaar Met name cafetaria s en restaurants worden na één jaar weer opgeheven Kwartaalbericht Starters ING Economisch Bureau Bijna 30% van de starters stopt na het eerste jaar Met name cafetaria s en restaurants worden na één jaar weer opgeheven In het eerste kwartaal 2014 waren

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 salaris: 122.000 175 = 86.437

Nadere informatie

UIT De Phillips curve in het kort

UIT De Phillips curve in het kort Phillips ontdekt een verband (korte termijn). De econoom Phillips zag in de gegevens van eind jaren 50 tot eind jaren 60 een duidelijk (negatief) verband tussen werkloosheid en inflatie. Phillips stelde

Nadere informatie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie 4.1 Werk je voor loon of voor winst? Werknemer Werkgever zzp = je werkt in loondienst in opdracht van een werkgever en je ontvangt loon = je werkt als zelfstandige met werknemers in dienst en de nettowinst

Nadere informatie