BELEIDSPLAN ZORG. Uitgangspunten:

Transcriptie

1 BELEIDSPLAN ZORG. Uitgangspunten: Het eerste uitgangspunt: Vanuit onze visie van kansen bieden aan leerlingen stimuleren we opstroom en voorkomen we afstroom. Het tweede uitgangspunt: De zorg vindt primair plaats in het primaire proces, dus in de les. Daarin wordt de begeleiding gegeven die, uitgaande van de zorgbehoefte, noodzakelijk is, zowel aan individuele leerlingen als aan de klas als groep. De zorgbehoefte van individuele en groepen leerlingen wordt vastgesteld op basis van de risicosignalen en op basis van probleemsignalen met dien verstande dat hulp gegeven wordt indien er duidelijk sprake is van een achterstand. Uitgaan van de zorgbehoefte betekent dus zoveel mogelijk preventief handelen door middel van het realiseren van een onderwijs- en begeleidingsaanbod dat op basis van het totaal aan beschikbare gegevens kennelijk nodig is om het ontstaan van (grote) problemen te voorkomen. Op het individuele leerlingniveau gebeurt dit in overleg met de ouders: we reiken een mogelijkheid aan, niets moet. Zodoende zorgen we ervoor dat we een leerling niet als het ware problematiseren door persé hulp aan te bieden, waar dat gezien de vorderingen van de leerling (nog) niet nodig is. Het derde uitgangspunt: De mentor is de spil van de begeleiding (in een coördinerende en bewakende rol) en speelt samen met de vakdocenten de hoofdrol. Op basis van het uit het totaal aan beschikbare gegevens geformuleerde groepsprofiel, richten zij een bij de behoeften van de doelgroep passend onderwijs- en zorgprofiel in. Het vierde uitgangspunt: De geboden hulp in het primaire proces is altijd schoolgerelateerd dwz er wordt hulp verleend om het primaire proces van de leerling of de groep te optimaliseren. Het vijfde uitgangspunt: De begeleiding is gericht op drie hoofdlijnen: cognitief, pedagogisch-didactisch en sociaalemotioneel gebied. Het zesde uitgangspunt: Voor leerlingen die niet voldoende hebben aan deze basiszorg [= reguliere zorg] wordt de begeleiding eventueel aangevuld met speciale zorg die in de tweede lijn wordt gegeven. Deze zorg is ingericht op dezelfde drie domeinen: cognitief, pedagogisch-didactisch en sociaal-emotioneel gebied. Voor de bepaling van het specifieke zorgaanbod per leerling is een hoofdrol weggelegd voor het kleine zorgteam per afdeling. In dit zorgteam wordt gezocht naar de optimale match tussen de zorgbehoefte en het zorgaanbod. Het zevende uitgangspunt: Wanneer de mogelijkheden van de school uitgeput zijn komt de 3 e lijnsbegeleiding in beeld. Dit gebeurt onder regie van het zorgteam. Het zorgteam buigt zich over een integraal zorgaanbod voor problemen die niet alleen door school en dus in samenwerking met externe instanties worden aangepakt. Het achtste uitgangspunt: De zorg is gelimiteerd door budget, organisatie en belastbaarheid personeel. De zorg dient organisatorisch en formatief uitvoerbaar te zijn. Het negende uitgangspunt: Er is een handelingsplan voor elke leerling met een beschikking LWOO, RZB of LGF. Het tiende uitgangspunt: We werken volgens het SAVUE-model als organisatiemodel voor de begeleiding van de leerlingen met voor de komende jaren speciale aandacht voor de E van evaluatie. 1

2 1 S P A V U E SIGNALERING ANALYSE VOORBEREIDING UITVOERING EVALUATIE /SIGNALERING risicosignalering gericht op gegevens uit verleden en startpunt voor probleemvoorkomende acties probleemsignalering gericht op gegevens uit het heden en startpunt voor analyse en/of probleemoplossende acties start schooljaar gedurende schooljaar [platform] [ondersteuning door adm. medewerker] schoolpsycholoog vakdocenten en mentor profielen op het niveau van de groep en het individu met daarin vaststelling van sterke punten en evt. knelpunten klasconsultatie ZAT consultatie: voorbereiding door schoolpsycholoog ZAT: voorbereiding door zorgcoördinator handelingsplannen op het niveau van de groep en het individu klasconsultatie ZAT consultatie: mentor, ll-coordinator, llb-er, adjunct, schoolpsychologen coordinatie door adjunct ZAT: zorgcoördinator, ll-coordinator, adjunct, SMW-er, schoolpsycholoog, [llb-er op afroep] coordinatie door zorgcoördinator preventief voorkomen dat risicoleerlingen uitgroeien tot probleemleerlingen probleemoplossend reduceren van aanwezige problematiek preventief na klasconsultatie probleemoplossend na bespreking in ZAT de daartoe aangewezen begeleidingsfunctionarissen [1 e, 2 e en 3 e lijn] keuze uit begeleidingstrajecten leerling-/ klasniveau optimaliseren van lopende handelingsplannen en signaleren van evt. nieuwe problemen schoolniveau greep krijgen op bij de doelgroep aansluitende onderwijs- en zorgprofielen preventief voor, tijdens en en na periodeafsluitingen probleemoplossend tussentijds de situatie daarom vraagt [= in geval van probleemtoename] de op elk niveau en binnen elke lijn betrokken begeleidingsfunctionarissen coordinatie door adjunct 2

3 3 Nadere werkwijze. Deze werkwijze geldt voor de leerlingen van vmbo en havo-kans. Voor de leerlingen van havo en vwo geldt dat de schoolpsycholoog een analyse opstelt naar aanleiding van het Digitale Overdrachts Dossier, de afname van de VOS en de gegevens van het Cito-volgsysteem taal en rekenen. Voor deze leerlingen wordt een adviesgroepshandelingsplan opgesteld en indien risicosignalen aanleiding geven een individueel advies-handelingsplan. Verder is de gang van zaken identiek. - Van elke nieuwe leerling voor klas 1 wordt (sinds het schooljaar ) een leerlingenblad gemaakt met daarin overzichtelijk bij elkaar alle gegevens vanuit het basisonderwijs. Dit blad wordt als bijlage toegevoegd achter het LVS binnen Magister. - Uit de analyse van de gegevens uit het Digitale Overdrachts Dossier, het Drempelonderzoek en eventuele nadere gegevens zoals de afname van de VOS en het CITO-volgsysteem taal en rekenen stelt de schoolpsycholoog een zo concreet mogelijk advies-handelingsplan op voor de groep en voor de individuele leerling. - Alle onderzoeksgegevens worden toegevoegd aan het leerlingenblad in het LVS van Magister. - Tijdens de individuele consultatie legt de schoolpsycholoog het advieshandelingsplan voor aan de mentor en de leerlingcoördinator. De leerlingcoördinator zit voor, tenzij de adjunct deelneemt. Zij kunnen nog overige signalen inbrengen. Samen wordt afgesproken welke plannen worden ingezet (preventief of probleemoplossend), eventueel welk nader onderzoek nodig is. Voor de goede orde: voor leerlingen met LWOO, RZB of LGF is een handelingsplan verplicht. De mentor stelt een handelingsplan op (eventueel met ondersteuning van anderen). - De mentor legt het handelingsplan voor aan de rapportvergadering. Deze vergadering kan nog extra signalen inbrengen. De leerlingcoördinator steunt de mentor. Beiden zien erop toe dat er afspraken worden gemaakt conform het handelingsplan en dat deze afspraken worden uitgevoerd. Het kan daarbij gaan over een aanpak voor de gehele klas en over individuele leerlingen. De mentor noteert eventuele aanvullingen in het handelingsplan. - Na de rapportvergadering is er extra hulp op cognitief (taal, rekenen, vakken) en op sociaal-emotioneel gebied (sova, faalangst) en/of volgt nader onderzoek (naar aanleiding van leerproblematieken en/of ontwikkelingsgerelateede problematieken). Het besluit om door te testen is afhankelijk van de beschikbare gegevens en schoolervaringen (zoals observaties en rapportvergaderingen). Het besluit tot dit onderzoek ligt formeel bij de adjunct. Nader onderzoek vindt dus plaats na de rapportvergadering. - Na de rapportvergadering krijgt het advies-handelingsplan een definitieve status. Bij een individueel handelingsplan ondertekenen de ouder(s)/verzorger(s) en mentor. - Voorafgaand aan de volgende rapportvergadering neemt de leerlingcoördinator het initiatief om de voortgang en inhoudelijke aspecten van het handelingsplan (groep of individu) met de mentor te evalueren. Indien nodig brengt de leerlingcoördinator de leerling of de klas in in het klein zorgteam van de afdeling. Tijdens de rapportvergadering vindt evaluatie plaats en worden indien nodig nieuwe afspraken gemaakt. De cyclus herhaalt zich dan naar de volgende rapportvergadering toe. - Op elk gewenst moment (zie ook onderdeel 4; Platformoverleg) neemt de mentor contact op met de leerlingcoördinator. Deze kan de leerling inbrengen in het klein zorgteam. 3

4 - Overstap naar een andere afdeling is alleen mogelijk na een grondige analyse van het dossier met inachtneming van het uitgangspunt dat een leerling die de capaciteiten heeft voor de opleiding waar ook maar mogelijk behouden moet worden voor de afdeling. De gangbare procedure is hierbij dat het zorgteam of de zorgcoördinator of de schoolpsycholoog wordt geraadpleegd. Het besluit wordt altijd genomen door de adjuncten van beide betrokken afdelingen. - De consultaties in vmbo-3 zijn met name gebaseerd op de gegevens van de onderbouw zoals rapporten, observaties. 4 Aansturing Uitgangspunt: alle leerlingzaken (onderwijs, begeleiding en organisatie) worden vanuit onderstaande lijn gestuurd. De adjunct kan bevoegdheden overdragen aan de leerlingcoördinator. ADVIES: Rapportvergadering Klein zorgteam Groot zorgteam Zorgcoördinator Schoolpsycholoog Rt-er Indiv consultatie Adjunct van de afdeling Leerlingcoördinator Leerlingcoördinator Leerlingcoördinator Mentoren Mentoren Mentoren EVALUATIE: Mentor-vakdocenten Mentorleerlingcoördinator Adjunctleerlingcoördinator DOCENTEN 4

5 5 Taken. De adjunct van de afdeling is verantwoordelijk en is daarom ook degene die de beslissingen neemt. Hij bewaakt de uitgangspunten van de begeleiding. Uiteraard worden besluiten alleen genomen na een grondige analyse. De gangbare procedure is hierbij dat het zorgteam of de zorgcoördinator of de schoolpsycholoog wordt geraadpleegd. Indien het adjunct deelneemt aan de vergaderingen van het kleine zorgteam, is hij voorzitter. De agenda wordt gemaakt in overleg met de leerlingcoördinator. Daarbij zorgt hij ervoor dat in de agenda de probleemstelling helder is. De adjunct neemt deel aan de individuele consultaties. De adjunct is voorzitter van het platformoverleg. De leerlingcoördinator in het klein zorgteam: Hij stuurt de mentor aan en dient daarom goed op de hoogte te zijn van er bij leerlingen speelt. Hij evalueert de vorderingen van de afspraken voorafgaand aan elke rapportvergadering met de mentor. Hij spreekt indien nodig mensen aan. Hij brengt indien nodig leerlingen of klassen in in het klein zorgteam. Hij maakt in overleg met de adjunct de agenda van het klein zorgteam en zorgt ervoor dat het meest recente leerlingblad beschikbaar is. Bovendien zorgt hij ervoor dat afspraken worden toegevoegd aan het leerlingenblad en dat na 6 weken de stand van zaken geëvalueerd wordt. De leerlingcoördinator meldt de evaluatie in het klein zorgteam. De leerlingcoördinator en het platformoverleg: Er is regelmatig overleg in de afdeling om binnengekomen signalen (bijvoorbeeld van mentoren) met betrekking tot de begeleiding van leerlingen te bespreken. Dit is het zgn. platformoverleg. De adjunct van de afdeling is verantwoordelijk voor de goede gang van zaken in dit overleg. Indien nodig verwijst het platform naar het kleine zorgteam. De mentor is de spil van de begeleiding. Hij houdt systematisch (in het LVS van Magister) de ontwikkelingen bij, noteert dat als aanvulling en voortgang op het leerlingenblad in Magister en coördineert de begeleiding. Hij stelt het handelingsplan op eventueel met hulp van de leerlingcoördinator, schoolpsycholoog of zorgteam. Waar nodig neemt hij contact op met de leerlingcoördinator. Hij stuurt de vakdocenten aan als het gaat om de begeleiding in de klas en evalueert met de leerlingcoördinator en eventuele andere betrokkenen de begeleiding op individueel en op groepsniveau. Hij is aanwezig bij de individuele consultatie en beslist mee over het in te zetten handelingsplan. Hij heeft contact met leerling en ouders. De zorgcoördinator onderhoudt de contacten met de 3 e lijn en bewaakt het proces met de 3 e lijn. Verder bewaakt hij mede de procedure, neemt hij deel aan het overleg in het klein zorgteam van de afdeling en is aanspreekpunt voor het platform. Daarnaast signaleert hij trends en denkt hij mee over het beleid inzake de begeleiding. Tot slot neemt de zorgcoördinator deel aan het overleg zorgcoördinatoren en aan netwerken. In Nuenen biedt de zorgcoördinator ook actief hulp. De schoolpsycholoog stelt de analyse op en doet een voorstel in de individuele consultaties mbt de aanpak van de klas en een individuele leerling. Hij neemt ook deel aan het overleg in de zorgteams van de afdeling en in het grote zorgteam. Hij regelt eventueel nader onderzoek. Daarnaast signaleert hij trends en adviseert hij inhoudelijk over problematieken en besluitvorming. Ook denkt hij mee over het beleid inzake de begeleiding. 5

6 De leerlingbegeleider (inclusief reteacher en remedial teacher) voert taken uit die vastgesteld worden in het zorgteam en/of die naar aanleiding van de rapportvergadering zijn ontstaan. Het gaat daarbij om sociaal-emotionele begeleidingstaken die korte tijd duren zoals de sova-training. Zij evalueren de voortgang en melden dat terug aan het zorgteam en de mentor. Het grote zorgteam (ZAT) staat onder leiding van een lid van de schoolleiding. Deze taak kan ook gedelegeerd worden. In het ZAT worden soms leerlingzaken behandeld, ook komen ontwikkelingen en trends aan de orde die van invloed kunnen zijn op het schoolbeleid. De zorgteams van de afdeling staan onder het voorzitterschap van de adjunct. Verder maken deel uit de leerlingcoördinator, de zorgcoördinator, de schoolpsycholoog en het schoolmaatschappelijk werk. Soms kunnen op afroep mentoren of experts aanwezig zijn. Het klein zorgteam heeft als hoofdtaak na te gaan er met een klas of een leerling aan de hand is (analyse via bestaande en actuele gegevens zoals op het leerlingenblad vermeld en/of via signalen ingebracht door leerlingcoördinator via de mentor). Op grond van deze analyse stelt het klein zorgteam een handelingsplan op of bij. Vervolgens worden er afspraken gemaakt met de mentor over noodzakelijke hulp aan een leerling of een groep, te geven door de vakdocenten en/of de mentor en/of anderen, waaronder tweedelijns taakhouders. Ook wordt besproken welke ondersteuning de mentor of de vakdocenten nodig hebben en dat gaat/gaan doen. De mentor maakt een handelingsplan en geeft de leerlingcoördinator een afschrift. Tot slot wordt bekeken of ook externe hulp noodzakelijk is. In dit laatste geval verwijst het kleine zorgteam naar de hulpverlening in de 3 e lijn. Voor de begeleiding van leerlingen/klassen die op de zorgteamlijst staan, geldt dat er geen beslissingen buiten het zorgteam om genomen kunnen worden. De individuele consultaties staan onder voorzitterschap van de adjunct. Verder maken er de schoolpsycholoog, de leerlingcoördinator en de mentor deel uit. Doel is vanuit het advieshandelingsplan afspraken te maken mbt het groepshandelingsplan, een eventueel individueel handelingsplan en over mogelijk nader onderzoek. De mentor noteert de afspraken. De mentor voegt de afspraken toe aan het leerlingenblad. De mentor informeert de ouders van die leerlingen voor hulp nodig is of nader onderzoek nodig is. De leerlingcoördinator evalueert de voortgang en de inhoud met de mentor. De medezeggenschaqpsraad heeft op 4 oktober 2011 instemming verleend aan dit beleidsplan. Dione Nozza 5 oktober