Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Goedkeuring van het op 2 maart 2005 te Enschede totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden (Trb. 2005, 86 en 241) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING Algemeen Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid j vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State) Het onderhavige voorstel van wet strekt tot goedkeuring van het op 2 maart 2005 te Enschede totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden (Trb. 2005, 86 en 241) 1 (hierna: het verdrag). Het voorstel is reeds aangekondigd in de memorie van toelichting bij de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kamerstukken II , , nr. 2, Hoofdstuk VII, blz. 37) en de begroting van het Ministerie van Justitie (Kamerstukken II , , nr. 2, Hoofdstuk VI, blz. 90 en nr. 21, blz. 74). Achtergrond 1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer. Veiligheidsvraagstukken zijn in de grensgebieden niet zelden grensoverschrijdend van aard. Politiediensten dienen adequaat te kunnen inspelen op dit gegeven. Voor ambtenaren van politie opererend in de grensstreek, is de grens echter nog steeds aanwezig. Vanuit dit perspectief is in 2001 in opdracht van de Stuurgroep Internationale Politiesamenwerking onderzoek gedaan naar knelpunten die een efficiënte grensoverschrijdende samenwerking tussen de Nederlandse en Duitse politiediensten in de weg staan. In de gezamenlijke knelpuntenanalyse van de politiesamenwerking tussen Nederland en Duitsland, uitgevoerd door de Duitse politie en, van Nederlandse zijde, het Nederlands Centrum voor Internationale Politiesamenwerking (NCIPS)zijn de voornaamste obstakels in kaart gebracht die de Duitse en Nederlandse politiediensten bij grensoverschrijdend optreden tegenkomen, zowel in het grensgebied als op het overige deel beider grondgebieden. Deze knelpuntenanalyse wees ten algemene uit dat in de grensstreek bepaalde condities voor goede samenwerking tussen de wederzijdse politiekorpsen ontbreken. De analyse bracht, meer in het bijzonder, een drietal categorieën knelpunten aan het licht. De eerste categorie knelpunten betreft het ontbreken van bevoegdheden grensoverschrijdend op te treden in spoedeisende situaties. Terwijl de ernst van een situatie ertoe noopt, zijn, bijvoorbeeld, Duitse ambtenaren in het geval aan Nederlandse zijde van de grens een groot KST tkkst ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 2005 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 1

2 verkeersongeluk plaatsvindt, thans niet bevoegd ad hoc bijstand te verlenen en daarmee de nodige maatregelen te treffen om eerste hulp aan burgers te verlenen. De tweede categorie betreft de knelpunten op het terrein van de samenwerking in het kader van de openbare orde en veiligheid. Er zijn thans geen juridische mogelijkheden om (op verzoek)grensoverschrijdend bijstand te verlenen, bijvoorbeeld ter gelegenheid van grote manifestaties en betogingen. Zo dient de begeleiding van een groep supporters op weg naar of na een bezoek aan een wedstrijd in het buurland, op een treinstation thans te worden overgedragen aan de autoriteiten van het buurland. De laatste groep wordt gevormd door de knelpunten die worden ondervonden op het gebied van de informatie-uitwisseling tussen de onderscheidenlijke politiediensten. Inhoud van het verdrag Het verdrag heeft tot doel de bestaande mogelijkheden tot politiële samenwerking in het kader van de handhaving van de openbare orde en veiligheid en in het kader van de voorkoming en opsporing van strafbare feiten, te verruimen. Het beoogt daarmee mede voornoemde knelpunten op te lossen die de Nederlandse en Duitse politiediensten bij de uitoefening van hun taken ondervinden. Het verdrag heeft betrekking op ambtenaren die politietaken verrichten. Zo zijn in de Nederlandse situatie ook ambtenaren van de Koninklijke marechaussee (Kmar)bevoegd om op grond van dit verdrag grensoverschrijdend op te treden in gemeenschappelijke patrouilles. De Kmar heeft immers op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder f, van de Politiewet 1993 juncto artikel 46, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, deze politietaak. Duitsland kent soortgelijke constructies. Om deze reden wordt in het verdrag het algemene begrip ambtenaar gebruikt. In het hiernavolgende zullen de zes voornaamste terreinen waarop aan deze verruiming gestalte wordt gegeven, kort worden behandeld. Alvorens in te gaan op de verschillende terreinen van samenwerking, zal aandacht worden besteed aan de structuur van het verdrag. Onder andere vanwege het verschil in rechtssysteem is een bepaalde indeling in het verdrag overeengekomen. In Nederland wordt de politietaak, kort gezegd, onderscheiden in handhaving van de openbare orde en het verlenen van hulp enerzijds en de strafrechtelijke handhaving anderzijds. Ingevolge artikel 12 van de Politiewet 1993 staat de politie wanneer zij optreedt ter handhaving van de openbare orde en ter uitvoering van de hulpverleningstaak onder het gezag van de burgemeester. Op grond van artikel 13 van die wet staat zij wanneer zij optreedt ter voorkoming en opsporing van strafbare feiten, onder het gezag van de officier van justitie. Anders dan binnen het kader van een opsporingsonderzoek (conform artikel 132a van het Wetboek van Strafvordering), kan de Nederlandse politie geen bijzondere opsporingsbevoegdheden toepassen. Bovendien vindt de opsporing van strafbare feiten altijd plaats onder leiding van de officier van justitie, die ook beslist over de toe te passen bijzondere opsporingsbevoegdheden. Een opsporingsonderzoek kan zich overigens ook richten op nog te plegen strafbare feiten en kan in zoverre (mede)dienen ter voorkoming van strafbare feiten. Buiten een opsporingsonderzoek en in het kader van handhaving van de openbare orde kent de Nederlandse politie slechts beperkte bevoegdheden, die (anders dan bijzondere opsporingsbevoegdheden)niet meer dan een beperkte inbreuk op grondrechten maken. Het Duitse recht kent een andere indeling van juridische domeinen, waarbij het begrip «Gefahrenabwehr» centraal staat. Het optreden door ambtenaren in het kader van «Gefahrenabwehr» is, redenerend vanuit de Nederlandse indeling, te omschrijven als optreden ter handhaving van de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 2

3 openbare orde en veiligheid of ter voorkoming van strafbare feiten. De opsporing van strafbare feiten vormt het andere juridische domein. Voornoemd verschil heeft geleid tot een driedeling binnen het verdrag. Het grensoverschrijdende optreden kan zich voordoen op een drietal afgebakende juridische domeinen, te weten de handhaving van de openbare orde en veiligheid, de voorkoming van strafbare feiten en, ten slotte, de opsporing van strafbare feiten. In de relevante bepalingen van het verdrag is aangegeven in het kader van welk domein het onderscheidenlijke optreden van de ambtenaar, de bevoegde autoriteit of de Verdragsluitende Staat, kan plaatsvinden. Het verdrag onderscheidt een zestal vormen van (grensoverschrijdende) samenwerking tussen Nederlandse en Duitse politiediensten. Ten eerste voorziet het verdrag in een algemene regeling betreffende de bijstand op verzoek en de daartoe te volgen procedure. Deze bijstand kan op verschillende terreinen plaatshebben. Zo kunnen Nederlandse en Duitse politiediensten elkaar ter handhaving van de openbare orde en veiligheid bijstand verlenen. In aanvulling op de op 7 juni 1988 te Bonn totstandgekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen, zware ongevallen daaronder begrepen (Trb 1988, 95)kan de bijstand bestaan uit het verstrekken van de nodige informatie, coördinatie, het detacheren van personeel, en het leveren van materieel. Daarnaast kan ingevolge het verdrag ter voorkoming en opsporing van strafbare feiten, op verzoek worden opgetreden. In het geval daaraan dringende behoefte bestaat, kunnen, onder leiding van de nationale autoriteiten, ambtenaren van de andere Verdragsluitende Staat worden ingezet. Ook kunnen gemeenschappelijke observaties en patrouilles worden uitgevoerd of gemeenschappelijke onderzoeksteams worden ingezet. Ten tweede kunnen zich situaties voordoen, bijvoorbeeld een groot ongeval op de snelweg in de nabijheid van de grens, waarin de tijd voor de verzoekprocedure ontbreekt. Het gevolg hiervan zou zijn dat niet grensoverschrijdend kan worden opgetreden. Het verdrag voorziet daarom in de mogelijkheid dat ambtenaren in onvoorziene spoedeisende situaties zonder verzoek, op eigen initiatief, grensoverschrijdend kunnen optreden. Ambtenaren van politie in de grensstreek kunnen aldus snel reageren wanneer er zich calamiteiten voordoen aan de andere zijde van de grens. Zij dienen de bevoegde autoriteiten van de gaststaat wel zo snel mogelijk op de hoogte te stellen van het optreden. Ten derde voorziet het verdrag in de mogelijkheid van de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten in gemengde formatie op te treden. Daarmee is een algemene rechtsbasis gecreëerd voor het optreden van ambtenaren belast met de uitvoering van een politietaakambtenaren van de Kmar incluis (in dit verband zij verwezen naar de toelichting bij artikel 19). Het gemengde optreden kan verschillende doeleinden hebben. Zo kunnen de desbetreffende wederzijdse autoriteiten gezamenlijke alcoholcontroles organiseren en gezamenlijke observatieteams instellen en kunnen er, bijvoorbeeld, in het kader van de bestrijding en preventie van illegaal verblijf van vreemdelingen en mensensmokkel, gezamenlijke patrouilles plaatsvinden. Ten vierde verruimt het verdrag op enkele punten de mogelijkheden die de op 19 juni 1990 totstandgekomen Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de Regeringen van de Staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (hierna: te noemen Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 3

4 Schengen Uitvoeringsovereenkomst)(Trb. 1990, 145), terzake van grensoverschrijdende achtervolging, observatie en gecontroleerde aflevering biedt. Verder is ook met betrekking tot infiltratie, die niet in de Schengen Uitvoeringsovereenkomst genoemd wordt, een uitdrukkelijke regeling opgenomen. Op deze regelingen zal in de artikelsgewijze toelichting nader worden ingegaan. Ten vijfde voorziet het verdrag in de mogelijkheid rechtstreeks gegevens uit te wisselen tussen Duitse en Nederlandse politiediensten. Het betreft hier autonome informatie-uitwisseling, dus zonder tussenkomst van het openbaar ministerie. Ter vergemakkelijking van de informatie-uitwisseling tussen de wederzijdse politiediensten, kunnen gemeenschappelijke politiecentra worden opgericht. De Verdragsluitende Staten hebben ten slotte van de gelegenheid gebruik gemaakt een reeks bepalingen van het verdrag van overeenkomstige toepassing te verklaren op de douaneadministraties in de zin van artikel 4, onder 7, van de op 18 december 1997 te Brussel totstandgekomen Overeenkomst opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties (Trb. 1998, 174)(hierna: Napels II-overeenkomst). Artikel 1, tweede lid, van deze overeenkomst bepaalt, dat lidstaten op de terreinen waarop de overeenkomst betrekking heeft, door middel van, ondermeer, bilaterale verdragen verdergaande samenwerkingsregelingen kunnen treffen. In artikel 39 van het onderhavige verdrag hebben de Verdragsluitende Staten aan een dergelijke verdergaande regeling inhoud gegeven. Doel van de Napels II-overeenkomst is de samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie bij de (strafrechtelijke)handhaving van de douanewetgeving te versterken. Hierbij gaat het in het bijzonder om voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken die een bedreiging vormen voor de kwaliteit van de samenleving, bijvoorbeeld omdat de bescherming van de openbare veiligheid of volksgezondheid in het geding is. Bij dergelijke onderzoeken kunnen in internationaal verband niet alleen douane- maar ook andere autoriteiten betrokken zijn, afhankelijk van de bevoegdheidstoedeling in de betrokken lidstaat. Voor de inhoud van het begrip «douaneadministratie» sluit het onderhavige artikel dan ook aan bij de brede betekenis die dit begrip onder de werking van artikel 4, onder 7, van de Napels II-overeenkomst heeft. Zo kan een onderzoek waarbij in Nederland de douane betrokken is, in Duitsland in voorkomend geval een zaak van de politie zijn of kan omgekeerd, indien bijvoorbeeld het Duitse «Zollkriminalamt» de bevoegde douaneautoriteit is, het desbetreffende onderzoek in Nederland onder de bevoegdheid van de politie vallen, wat met name in grensoverschrijdende drugszaken nog wel eens het geval wil zijn. Grensoverschrijdend optreden in het kader van het verdrag vindt te allen tijde plaats binnen de kaders die het nationale recht van de gaststaat aan een dergelijk optreden stelt; de grensoverschrijdende ambtenaren mogen niet in strijd handelen met het recht van de gaststaat, of meer bevoegdheden uitoefenen dan de eigen, nationale ambtenaren. Voorts staat de grensoverschrijdende ambtenaar onder gezag en bevel van de ter plaatse in de gaststaat bevoegde autoriteit respectievelijk leidinggevende. Slechts in enkele bijzondere situaties (zoals omschreven in artikel 21 en 29 van het verdrag)kan het voorkomen dat ambtenaren bij een grensoverschrijdend optreden niet onder de directe leiding van de autoriteiten van de gaststaat (kunnen)opereren, namelijk wanneer optreden gezien de situatie dringend vereist is. De te nemen maatregelen zijn dan wel beperkt van aard, al naar gelang de situatie. Ook een dergelijk optreden wordt beheerst door het nationale recht van de gaststaat. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 4

5 Een en ander vereist dat de grensoverschrijdende ambtenaren op de hoogte zijn van de regels van en de werkwijzen in de gaststaat. Er zal een opleidingsprogramma worden georganiseerd waaraan de ambtenaren die grensoverschrijdend zullen optreden, dienen deel te nemen. Het verdrag bevat een tweetal bijlagen. In Bijlage I is voor Nederland aangegeven welke autoriteiten bevoegd zijn in het kader van het verdrag. Duitsland heeft volstaan met een algemene beschrijving in het verdrag. In Bijlage II is een lijst opgenomen van geweldmiddelen die de grensoverschrijdende ambtenaren louter in het geval van noodweer mogen gebruiken. Ten aanzien van het gebruik van bepaalde geweldmiddelen door deze ambtenaren van politie moet namelijk een grote terughoudendheid worden betracht. Het gebruik van vuurwapens, pepperspray of traangas is daarom enkel geoorloofd in een noodweersituatie. De bijlagen zijn, gelet op hun inhoud, aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van deze bijlagen behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht van goedkeuring terzake voorbehouden. Financiële gevolgen Grensoverschrijdende politiesamenwerking, zoals voorzien in het verdrag, roept de vraag op hoe de met die samenwerking gepaard gaande kosten dienen te worden verrekend. Er wordt vanuit gegaan dat de samenwerkingsmogelijkheden op zichzelf niet tot extra kosten zullen leiden. Oogmerk van het verdrag is immers het oplossen van de door de politiediensten geconstateerde knelpunten door het versoepelen, vereenvoudigen en vergroten van de door de politiediensten gewenste samenwerkingsvormen, hetgeen de effectiviteit en efficiency van het politiewerk ten goede zal komen. Daarbij mag er vanuit worden gegaan dat de betrokken politiekorpsen steeds een zorgvuldige afweging zullen maken tussen de te kiezen vormen van samenwerking. Zoals er ook van wordt uitgegaan dat er over een langere periode gezien min of meer evenwicht zal zijn in de mate waarin aan elkaar bijstand zal worden verleend. In het verdrag is een regeling opgenomen over de onderlinge verrekening van kosten bij grensoverschrijdende samenwerking. Met het verdrag wordt een nieuwe vorm van samenwerking geïntroduceerd, namelijk het grensoverschrijdende optreden op eigen initiatief. Het is alleszins redelijk dat de daarmee gepaard gaande kosten ten laste komen van de initiatiefnemende Verdragsluitende Staat. Bij optreden op verzoek dienen steeds vooraf afspraken te worden gemaakt over de kosten; een verzoek kan immers betrekking hebben op zeer diverse vormen van samenwerking met een gemeenschappelijk belang, doch ook met belang voor één van de betrokken Verdragsluitende Staten en bovendien sterk van omvang verschillen. Als uitgangspunten voor het maken van deze afspraken zal gelden dat zo min mogelijk administratieve lasten worden veroorzaakt en zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande praktijk. Er vindt reeds op een aantal terreinen grensoverschrijdende samenwerking plaats tussen politiediensten, bijvoorbeeld bij grote sportevenementen. Het is daarbij goed gebruik dat van tevoren afspraken worden gemaakt over de eventuele verrekening van kosten. Daarbij geldt als regel dat salariskosten niet worden verrekend. Het gastland neemt doorgaans wel de verblijfskosten voor zijn rekening. Het verdrag beoogt geen wijziging aan te brengen in deze bestaande praktijk. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 5

6 Uitvoeringsafspraken Het verdrag biedt de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid (en in een aantal gevallen de verplichting)tot het aangaan van uitvoeringsafspraken, indien dat op grond van een artikel noodzakelijk is. Hierdoor kan een concrete invulling worden geven aan het betreffende artikel. Daarbij mag vanzelfsprekend niet worden afgeweken van de grenzen en kaders die het verdrag stelt. De uitvoeringsafspraken zullen in de vorm van een memorandum van overeenstemming worden gegoten. Uiteraard zullen er uit deze afspraken geen verplichtingen voor burgers voortvloeien. Voorlopige toepassing De regering is voornemens het verdrag, indien het nog niet in werking is getreden, voorafgaande daaraan, vanaf 30 maart 2006 voorlopig toe te passen. Dit wordt ingegeven en gerechtvaardigd door de grote behoefte die er bij de Verdragsluitende Staten bestaat aan een spoedige verruiming van de mogelijkheden tot politiële samenwerking, zoals ook verwoord in voornoemde knelpuntenanalyse. Alvorens tot voorlopige toepassing over te gaan, zijn de Verdragsluitende Staten in de gelegenheid de uitvoering voor te bereiden, bijvoorbeeld op het gebied van opleiding en voorlichting. Daarnaast speelt dat in het voorjaar van 2006 Duitsland de wereldkampioenschappen voetbal zal organiseren. Voor beide landen geldt dan dat zij over een weer een beroep op elkaar kunnen doen voor politiebijstand. Aangezien het verdrag geen bepalingen bevat die afwijken van formele wetgeving of tot zodanig afwijken noodzaken, zal het gehele verdrag voorlopig worden toegepast. Koninkrijkspositie Het onderhavige verdrag zal, wat het Koninkrijk betreft, alleen voor Nederland gelden. Artikelsgewijze toelichting Titel I verhouding tot andere regelingen, doel van het Verdrag, autoriteiten Artikel 1 In dit artikel wordt de verhouding van het verdrag ten opzichte van de nationale en internationale rechtsregels vastgesteld. De politiële samenwerking tussen Nederland en Duitsland wordt beheerst door het nationale recht van de Verdragsluitende Staten en de relevante internationale rechtsregels, tenzij het onderhavige verdrag van beide normstelsels afwijkt. In dat geval is het verdrag bepalend voor de politiesamenwerking. Ongeacht de bepalingen van dit verdrag blijven de binnenlandse informatieverplichtingen ten aanzien van de betreffende nationale politieinstanties evenals de procedures betreffende de internationale samenwerking op het gebied van criminaliteitsbestrijding onverlet. Artikel 2 Dit artikel bevat de reeds in het algemeen gedeelte beschreven doelbepaling van het verdrag. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 6

7 Artikel 3 In diverse bepalingen van het verdrag worden taken of bevoegdheden toegeschreven aan bevoegde autoriteiten. In het onderhavige artikel is geen algemene definitie van dit begrip opgenomen, maar een omschrijving van de autoriteiten waarop het verdrag van toepassing is. Voor Nederland zijn dat de politieautoriteiten, de justitiële autoriteiten en de desbetreffende ministeries, welke voorts per relevant artikel worden gespecificeerd in Bijlage I bij het verdrag. De bevoegde autoriteiten in Duitsland zijn gesplitst in twee groepen: de politieautoriteiten («Polizeibehörden»)en de justitiële autoriteiten («Justizbehörden»)welke zijn onderverdeeld in het Openbaar Ministerie («Staatsaanwaltschaften»)enerzijds en de gerechtelijke autoriteiten («Gerichte»)anderzijds. Welke Duitse autoriteit bevoegd is, dient uit de bewoordingen van het onderscheidenlijke artikel te worden opgemaakt. In een aantal bepalingen van het verdrag wordt de aldaar geregelde bevoegdheid beperkt tot de grensstreek. In het tweede lid van het onderhavige artikel hebben de Verdragsluitende Staten aangegeven wat onder het grensgebied wordt verstaan. Nederland heeft het gebied aangewezen, dat bestaat uit de politieregio s grenzend aan Duitsland, aangevuld met een gebied in de Noordzee en de Waddenzee. Voor Duitsland zijn enkele deelstaatdistricten en bepaalde steden aangewezen. Voor wat betreft het grensgebied in de Eemsmonding blijft het op 8 april 1960 te s-gravenhage totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot regeling van de samenwerking in de Eemsmonding (Eems-Dollardverdrag)(Trb. 1960, 69)van toepassing. Ten slotte hebben de Verdragsluitende Staten, met het oog op artikel 27, tweede lid, van het verdrag tevens grensoverschrijdende treinen en vaartuigen als grensgebied aangemerkt. In dit verband zij verwezen naar de toelichting bij dit artikel. Titel II Algemene vormen van samenwerking Artikel 4 Het onderhavige artikel bevat de algemene opdracht aan de autoriteiten van beide Verdragsluitende Staten om in het kader van de verschillende bevoegdheden, de samenwerking te intensiveren. Deze verbintenis geldt voor alle aspecten van grensoverschrijdende samenwerking. Twee van deze aspecten zijn in dit artikel nader uitgewerkt in de vorm van concrete maatregelen die moeten worden getroffen. Het betreft ten eerste de intensivering van de uitwisseling van informatie- en communicatiestructuren en ten tweede de intensivering van de samenwerking in het kader van een politieoptreden en opsporingsonderzoek ten behoeve van de voorkoming en opsporing van strafbare feiten en de handhaving van de openbare orde en veiligheid. De ten aanzien van deze twee aspecten genoemde inspanningen en maatregelen, moeten in ieder geval onderscheidenlijk worden geleverd en uitgevoerd. De algemene bepaling, die de basis vormt van dit artikel, is echter breder en laat de mogelijkheid voor andere vormen van samenwerking open. Artikel 5 Ingevolge artikel 1, eerste lid, van het verdrag vindt grensoverschrijdend optreden plaats binnen de kaders die het nationale recht van de gaststaat aan een dergelijk optreden stelt. Hiermee wordt voorkomen dat buitenlandse ambtenaren in strijd handelen met het interne recht van de gaststaat of dat zij over meer of verdergaande bevoegdheden beschikken dan de ambtenaren van de gaststaat. Het is daarom noodzakelijk dat grens- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 7

8 overschrijdende ambtenaren op de hoogte zijn van de bepalingen van dit verdrag en in het bijzonder van het recht van de gaststaat. Er zal dan ook een opleidingsprogramma worden georganiseerd waaraan de ambtenaren die mogelijk grensoverschrijdend kunnen gaan optreden, dienen deel te nemen. De Verdragsluitende Staten besteden in het nationale opleidingentraject reeds aandacht aan grensoverschrijdende politiesamenwerking. Het onderhavige verdrag zal een onderdeel gaan vormen van de modules die hierop zien. Daarnaast zullen de reeds opgeleide ambtenaren op de hoogte worden gesteld van de inhoud van het verdrag. Ingevolge het onderhavige artikel dient aandacht te worden besteed aan het organiseren van samenwerking op het vlak van de beroepsopleiding en de voortgezette opleiding. Zo dienen de terzake bevoegde autoriteiten wederzijds leerplannen uit te wisselen, wordt deelname aan opleidingen in het buitenland mogelijk en worden gezamenlijke opleidingen opgezet. In de opleidingen zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan de specifieke grensoverschrijdende problemen in het grensgebied, en de voor het grensoverschrijdende optreden belangrijke nationale rechtsregels. Om het voorgaande te bereiken kunnen gemeenschappelijke uitvoeringsmaatregelen worden getroffen. Artikel 6 Een grensoverschrijdend optreden kan enkel plaatsvinden wanneer hiertoe een dringende noodzaak bestaat. Hiervan is sprake wanneer zonder de inzet van de ambtenaren uit het andere land een beoogde maatregel of opsporing niet zal slagen of in ieder geval ernstig wordt bemoeilijkt, zo bepaalt het derde lid van het onderhavige artikel. Door middel van de zinsnede «bij wijze van uitzondering» wordt, daarnaast, voorkomen dat de onderhavige bepaling wordt aangegrepen om structurele personeelsproblemen op te lossen. In het tweede lid is de derde voorwaarde opgenomen: de wederzijdse bevoegde autoriteiten dienen te hebben ingestemd met het grensoverschrijdende optreden. Gedurende een grensoverschrijdend optreden staat de ambtenaar onder gezag van de bevoegde autoriteit van de gaststaat (eerste lid). Dit betekent voor de Nederlandse situatie, dat ten aanzien van het grensoverschrijdende optreden ter handhaving van de openbare orde en ter verlening van hulp, de burgemeester van de gemeente waarin het grensoverschrijdende optreden plaatsvindt het gezag over deze buitenlandse ambtenaren heeft. Wanneer het een grensoverschrijdend optreden ter strafrechtelijke handhaving betreft, is de desbetreffende officier van justitie bevoegd. De grensoverschrijdende ambtenaren mogen, ingevolge het vierde lid, slechts onder bevel en in beginsel in aanwezigheid van ambtenaren van de gaststaat optreden. Hierbij dient altijd te worden gehandeld in overeenstemming met het recht van de gaststaat, zoals reeds besproken in het kader van artikel 1. Het optreden van de grensoverschrijdende ambtenaar valt onder de verantwoordelijkheid van de gaststaat, onder wier gezag immers wordt opgetreden. Artikel 7 De onderhavige bepaling bevat een regeling betreffende wederzijdse bijstand op verzoek. Het betreft hier naast samenwerking in de zin van de lijfelijke grensoverschrijding van ambtenaren van de andere Verdragsluitende Staat, samenwerking in de vorm van nationaal optreden ten behoeve van de andere Verdragsluitende Staat. Voordat tot een dergelijk optreden kan worden overgegaan, richt de bevoegde autoriteit zich met een daartoe strekkend schriftelijk verzoek tot de daartoe bevoegde autori- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 8

9 teit van de andere Verdragsluitende Staat. In het tweede lid wordt een aantal vormen van bijstand specifiek benoemd. Deze lijst is niet uitputtend; er zijn tevens andere vormen van bijstand op verzoek mogelijk. De genoemde maatregelen dienen er in ieder geval onder te worden begrepen. Artikel 7 is zodanig dwingend geformuleerd, dat, wanneer daartoe een verzoek wordt ontvangen, de aangezochte Verdragsluitende Staat in beginsel gehouden is de gevraagde bijstand te verlenen. Desalniettemin kan de bijstand enkel worden verleend met inachtneming van de nationale wet- en regelgeving van de aangezochte Verdragsluitende Staat. Daarnaast is in artikel 35 van het verdrag een algemene uitzonderingsclausule opgenomen, op grond waarvan het verzoek kan worden afgewezen. Een verzoek dat, bijvoorbeeld, bij de politie wordt ingediend maar volgens het nationale recht een verzoek betreft waartoe het openbaar ministerie bevoegd is, kan niet door de politie worden uitgevoerd. Het derde lid voorziet daarom in een zogeheten doorzendplicht, hetgeen inhoudt dat het verzoek in een dergelijke situatie door de geadresseerde van het verzoek aan de juiste instantie wordt gezonden, waarna de bevoegde autoriteit het verzoek afhandelt. Hierbij dient eerstgenoemde de verzoekende Verdragsluitende Staat te informeren over de doorzending. Bij het verlenen van bijstand op verzoek dient artikel 39, eerste lid, van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst in acht te worden genomen. Dat artikel voorziet in een rechtsbasis voor het verlenen van bijstand op verzoek ten behoeve van de voorkoming en opsporing van strafbare feiten. Het onderhavige verdrag vult deze bepaling aan. Verzoeken om bijstand lopen in beginsel via de nationale centrale politieinstanties van de Verdragsluitende Staten. Artikel 39, derde lid, tweede volzin, van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst kent een mogelijkheid om een verzoek om bijstand direct door de bevoegde instanties te laten afhandelen. In aanvulling op deze uitzondering kunnen verzoeken om bijstand op basis van het onderhavige verdrag in twee situaties direct door de bevoegde autoriteiten worden afgehandeld. Ten eerste indien het verzoek verband houdt met strafbare feiten waarvan het zwaartepunt van de daad en de vervolging ervan, in de grensstreek ligt. Voorts kan de rechtstreekse samenwerking op basis van daad- of dadergerelateerde verbanden in het kader van een duidelijk gedefinieerde tenlastelegging, doelmatig zijn. In het laatste geval moet wel toestemming zijn verleend door de nationale centrale politie-instantie. De laatste alinea van artikel 7 stelt artikel 39, derde lid, derde volzin, van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst buiten werking. Ingevolge deze bepaling dient de indiener van een rechtstreeks verzoek op grond van artikel 39, derde lid, tweede volzin, van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst, de bevoegde autoriteit van het aangezochte staat van dit rechtstreekse verzoek zo spoedig mogelijk in kennis te stellen. Derhalve wordt zowel bij een rechtstreeks verzoek als bedoeld in artikel 39, derde lid, tweede volzin, van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst als bij een rechtstreeks verzoek als bedoeld in artikel 7 van dit verdrag, de nationale centrale politie-instantie alleen dan geïnformeerd indien de nationale wetgeving van de aangezochte staat voorziet in een dergelijke kennisgeving. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 9

10 Titel III Bijzondere vormen van samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden Artikel 8 Voor het verrichten van onderzoekshandelingen ten behoeve van een opsporingsonderzoek van een andere staat, is een op schrift gesteld en vooraf ingediend rechtshulpverzoek vereist. Dit rechtshulpverzoek dient te worden gericht aan de bevoegde justitiële autoriteit van de aangezochte staat en, indien door de nationale wet- en regelgeving verreist, voorzien te zijn van een gerechtelijk bevel. In spoedeisende gevallen kan deze procedure echter tot vertraging leiden, met als ongewenst gevolg dat voor het opsporingsonderzoek van belang zijnde sporen of bewijsstukken verloren kunnen gaan. De onderhavige bepaling voorziet daarom in de mogelijkheid om, in afwijking van deze procedure, onverwijld om optreden te verzoeken en komt daarmee tegemoet aan de wensen uit de praktijk. Het gerechtelijk bevel dient ingevolge het vierde lid zo spoedig mogelijk daarna te worden ingediend. Daarnaast maakt deze regeling diagonale communicatie tussen politiële en justitiële autoriteiten, in spoedeisende gevallen, mogelijk. Het uitgangspunt is in het eerste lid neergelegd. Zowel de Nederlandse als de Duitse wetgeving voorzien in regelingen op grond waarvan in het belang van een onderzoek spoedeisende (opsporings)maatregelen kunnen worden getroffen. In principe is daarvoor een rechtshulpverzoek nodig van een justitiële autoriteit. Op grond van de onderhavige bepaling kan de Duitse ambtenaar zich rechtstreeks tot de Nederlandse officier van justitie wenden, zonder tussenkomst van een eigen justitiële autoriteit (diagonale communicatie). Overigens verplicht het derde lid de politieautoriteiten er wel toe de nationale justitiële autoriteiten onverwijld hiervan op de hoogte te stellen. Daarnaast voorziet het eerste lid in een rechtsbasis voor de mogelijkheid van het doen van een mondeling verzoek in een spoedeisende situatie. In de praktijk wordt in dergelijke situaties reeds met mondelinge verzoeken gewerkt. De schriftelijke bevestiging dient dan achteraf te geschieden. Het tweede lid bepaalt dat het verzoek volgens het recht van de aangezochte staat uitgevoerd moet worden. Indien voor het verrichten van een bepaalde onderzoekshandeling op grond van nationale wetgeving is vereist dat voorafgaand een gerechtelijk bevel is afgegeven, dient dit ingevolge het vierde lid met het rechtshulpverzoek te worden meegestuurd. Voor de overdracht van bewijsmateriaal afkomstig van het uitgevoerde onderzoek (zoals in beslag genomen voorwerpen of aangetroffen sporen) blijft een van een justitiële autoriteit afkomstig rechtshulpverzoek vereist. Op grond van het vijfde lid kunnen deze rechtstreeks aan de verzoekende autoriteit worden overgedragen, wanneer het recht van de aangezochte Verdragsluitende Staat dat toelaat en spoedige overdracht van de resultaten van belang is. Op dit moment geldt evenwel in Nederland dat het overdragen van de resultaten van een aantal van dergelijke onderzoeken, bijvoorbeeld van voorwerpen die tijdens een doorzoeking op verzoek van een buitenlandse autoriteit in beslag zijn genomen, op grond van artikel 552p Wetboek van Strafvordering is onderworpen aan een voorafgaand te verlenen verlof van de rechtbank. Mits de officier van justitie hiervoor voorafgaand toestemming heeft verleend, kan voorzover het nationale recht dit toelaat en aan het spoedeisende verzoek tot veiligstellen van bewijsmateriaal door de politie gevolg is gegeven, overdracht van de resultaten plaatsvinden. Dit betekent bijvoorbeeld dat in Nederland door de politie of de officier van justitie rechtmatig in beslag genomen stukken, Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 10

11 eventueel met toestemming van de officier van justitie rechtstreeks aan de Duitse politie kunnen worden overgedragen. Het vereiste schriftelijke rechtshulpverzoek dient wel achteraf te worden toegezonden. Artikel 9 Op basis van het onderhavige artikel kan een Verdragsluitende Staat op grond van een rechtshulpverzoek door de aangezochte Verdragsluitende Staat onderzoek laten verrichten aan de persoon van een verdachte. Het kan zowel gaan om onderzoek aan als in het lichaam, en om andere onderzoeken die in het Wetboek van Strafvordering als «maatregelen in het belang van het onderzoek» worden aangeduid. Hieronder valt, bijvoorbeeld, het onderzoeken van het lichaam van de verdachte op sporen die van het slachtoffer afkomstig zijn of op kruitresten. De vraag of, en in hoeverre het concrete verzoek uitvoerbaar is, wordt bepaald door het recht van de aangezochte Verdragsluitende Staat. Artikel 10 Buitenlandse rechtshulpverzoeken om vergelijking van DNA-profielen worden afgehandeld in overeenstemming met Titel X artikel 552h en volgende van het Wetboek van Strafvordering. Een rechtshulpverzoek van een justitiële autoriteit aan de officier van justitie is op grond van de huidige wetgeving de exclusieve weg om een buitenlands DNA-profiel te laten vergelijken met DNA-profielen in de Nederlandse databank. Op grond van het onderhavige artikel 10 dienen verzoeken om in het kader van een strafrechtelijk onderzoek DNA-profielen te laten vergelijken dan ook via de gebruikelijke rechtshulpkanalen te worden ingediend. Dat betekent dat wanneer de Duitse politie een DNA-profiel dat vermoedelijk afkomstig is van de verdachte wil laten vergelijken met de profielen uit de Nederlandse databank bij het Nederlands Forensisch Instituut, daartoe een rechtshulpverzoek van de Duitse justitiële autoriteiten zal moeten worden gericht aan de Nederlandse officier van justitie. Deze zal het verzoek beoordelen, zoals dit ook met Nederlandse zaken gebeurt en indien het aan onze wettelijke normen voldoet, verder (laten)uitvoeren. Voor de uitvoering van rechtshulpverzoeken wordt in artikel 10 de nationale wetgeving van het aangezochte land van toepassing verklaard voor wat betreft de voorwaarden en procedures. Ten behoeve van de versoepeling van de samenwerking op dit terrein is door de Verdragsluitende Staten overeengekomen de wijze van mededeling tussen beide Verdragsluitende Staten te standaardiseren volgens normen die ook internationaal worden gehanteerd om vergelijking van verkregen DNA-profielen te vergemakkelijken. Ook kunnen de betreffende rechtshulpverzoeken, mits zij afkomstig zijn van een justitiële autoriteit, via politiekanalen worden verzonden. Wanneer voor een strafrechtelijk onderzoek in de verzoekende Verdragsluitende Staat een DNA-profiel nodig is van een persoon die zich in de aangezochte Verdragsluitende Staat bevindt, en van die persoon in de laatste staat geen profiel of DNA-materiaal aanwezig is, dient deze Verdragsluitende Staat medewerking te verlenen aan het afnemen en onderzoeken van celmateriaal en het verzenden van het uit het onderzoek verkregen DNA-profiel, mits dat in de concrete situatie in de verzoekende Verdragsluitende Staat ook wettelijk mogelijk is én het in de aangezochte Verdragsluitende Staat is toegestaan. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 11

12 Artikel 11 Uit de reeds aangehaalde knelpuntenanalyse is naar voren gekomen dat de huidige regeling voor grensoverschrijdende observatie op grond van artikel 40 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst, toe is aan verruiming. De beperking tot de strafbare feiten opgenomen in de restrictieve lijst van dit artikel, wordt in de praktijk als knelpunt ervaren. Het negende lid van het onderhavige artikel maakt het mogelijk deze grensoverschrijdende opsporingsbevoegdheid tevens te gebruiken in het geval sprake is van een strafbaar feit dat aanleiding kan geven tot overlevering. Artikel 11 vormt daarmee een aanvulling op artikel 40 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst. Hoewel het verdrag het begrip «uitlevering» hanteert, wordt daarmee door de Verdragsluitende Staten «overlevering» bedoeld. De Duitse wetgever heeft bij de implementatie van het Europese Arrestatiebevel geen speciale term in het leven geroepen. Deze spreekt hierin van «Auslieferung», zowel in de zin van uitlevering als van overlevering. Wat een strafbaar feit is «dat aanleiding kan geven tot uitlevering», moet dus voor Nederland worden beoordeeld aan de hand van de Overleveringswet. Hierbij is onder andere van belang dat het vereiste van dubbele strafbaarheid gedeeltelijk is vervangen door een lijst van delicten, waarvoor de lidstaten elkaar rechtshulp verlenen zonder aanvullende toetsing aan genoemd vereiste. Artikel 11 van het verdrag heeft artikel 40 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst als uitgangspunt. Ingevolge artikel 40 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst is het louter mogelijk verdachten te observeren. Het eerste lid van de onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid dat ook relaties van een verdachte in het kader van een opsporingsonderzoek (grensoverschrijdend)kunnen worden geobserveerd, mits deze personen tot vaststelling van de identiteit of het vinden van de verdachte kunnen leiden. Het Wetboek van Strafvordering biedt in artikel 126g een juridische basis voor observatie van anderen dan verdachten in het kader van een onderzoek naar een bepaald misdrijf. Voornoemde uitbreiding van artikel 40 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst geldt tevens in geval sprake is van een bijzonder spoedeisend optreden, onder de voorwaarden van artikel 40, tweede lid, van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst. Op grond van het tweede lid is de opsporingsambtenaar voorts bevoegd de observatie van een persoon die zich onttrokken heeft aan een vrijheidsstraf, opgelegd vanwege het plegen van een strafbaar feit dat tot overlevering aanleiding kan geven, voort te zetten op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Staat. Deze uitbreiding ten opzichte van de huidige situatie, is ingegeven door de omstandigheid dat de Duitse autoriteiten veel hinder ondervinden van een leemte in de Nederlandse wetgeving dienaangaande. De bijzondere opsporingsbevoegdheden uit het Wetboek van Strafvordering, waaronder stelselmatige observatie, kunnen niet (meer)worden toegepast wanneer opsporing en vervolging zijn beëindigd. Na een onherroepelijke uitspraak is er immers geen sprake meer van een verdachte in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Dientengevolge kunnen verzoeken om rechtshulp ten behoeve van grensoverschrijdende observatie van dergelijke personen, door de Nederlandse bevoegde autoriteiten thans meestal niet in behandeling worden genomen. Ook hier te lande wordt dit als een leemte ervaren. Daarom is een wetsvoorstel in voorbereiding dat voorziet in de mogelijkheid bepaalde opsporingsbevoegdheden toe te passen ten aanzien van ontsnapte veroordeelden. Het gegeven dat het verdrag vooruitloopt op het desbetreffende voorstel, levert geen probleem op. Van de mogelijkheid kan pas gebruik worden gemaakt, voorzover zulks in nationale wetgeving is vervat. Ingevolge het verdrag dient het desbetreffende Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 12

13 grensoverschrijdende optreden plaats te vinden binnen de grenzen van het nationale recht van de gaststaat. Dit vloeit mede voort uit de algemene bepaling van artikel 40 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst dat, zoals hiervoor reeds werd aangegeven, als vertrekpunt dient. Zo bepaalt artikel 40 derde lid, onder a, van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst, dat grensoverschrijdende observerende ambtenaren gebonden zijn aan het recht van de overeenkomstsluitende partij op wiens grondgebied zij zich bevinden. Daarnaast stelt het onderhavige verdrag in artikel 1 dat de samenwerking binnen de grenzen van het onderscheidenlijke nationale recht geschiedt. Het derde tot en met zevende lid bepalen naar welke onderscheidenlijke autoriteiten een verzoek dient te worden gestuurd en aan welke autoriteiten een spoedeisende grensoverschrijdende observatie respectievelijk moet worden gemeld. De toegestane observatie mag niet in ruimte worden beperkt door de aangezochte Verdragsluitende Staat. Ingevolge het achtste lid kan de observatie op het hele grondgebied van de aangezochte Verdragsluitende Staat plaatsvinden. Het negende lid bepaalt dat een grensoverschrijdende observatie toegestaan is in geval van een strafbaar feit waarvoor overlevering mogelijk is, en vormt daarmee de laatste verruiming ten opzichte van de limitatieve lijst opgenomen in artikel 40, zevende lid, van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst. Op grond van het tiende lid hebben de Verdragsluitende Staten een informatieplicht jegens elkaar. Omdat de grensoverschrijdende observatie volgens het recht van de aangezochte Staat dient plaats te vinden, is het van belang dat de wederzijdse partijen tijdig over een wijziging in wet- en regelgeving geïnformeerd wordt. Op grond van het elfde lid is het toegestaan dat ten behoeve van de observatie technische hulpmiddelen worden gebruikt, een verschijnsel dat bij het aangaan van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst nog niet aan de orde was, maar thans veelvuldig plaatsvindt. Deze technische middelen mogen slechts worden gebruikt voorzover de inzet van deze middelen in overeenstemming met het nationale recht van de gaststaat is toegestaan en daarvoor door de bevoegde officier van justitie in concreto toestemming is verleend. Ter verduidelijking is, ten slotte, het twaalfde lid opgenomen om het principe te onderstrepen dat binnentreden in niet voor het publiek toegankelijke plaatsen door buitenlandse opsporingsambtenaren niet toegestaan is. Artikel 12 Uit de knelpuntenanalyse is naar voren gekomen dat de regeling ten aanzien van grensoverschrijdende achtervolging opgenomen in artikel 41 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst op enkele punten verruiming behoeft. Vooropgesteld moet worden dat deze bevoegdheid door de Verdragsluitende Staten nog steeds wordt beschouwd als een uiterst middel: deze mag enkel worden toegepast als de autoriteiten van de andere Verdragsluitende Staat vanwege de spoedeisende situatie niet vooraf kunnen worden gewaarschuwd dan wel niet tijdig ter plaatse kunnen zijn om de achtervolging over te nemen. Op basis van artikel 41 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst is achtervolging beperkt tot personen die op heterdaad zijn betrapt bij het plegen van bepaalde, expliciet vermelde, strafbare feiten of strafbare feiten die aanleiding kunnen geven tot overlevering, en personen die ontvlucht zijn. Wanneer de politie controles houdt die gericht zijn op het opsporen van deze verdachten of veroordeelden, komt het voor dat deze Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 13

14 personen zich aan de controle onttrekken. Een dientengevolge ingezette achtervolging moet bij de grens worden gestaakt. Het eerste lid, onder 1, voorziet daarom in de mogelijkheid voornoemde personen grensoverschrijdend te achtervolgen indien deze zich binnen een gebied van ten hoogste 150 km tot aan de grens aan een controle onttrekken. De grens van 150 km is op verzoek van Duitsland opgenomen en is vooral van belang vanwege de Duitse geografische indeling. Met deze grens wordt beoogd dat slechts achtervolgingen die binnen een gebied van 150 km zijn begonnen, tot een grensoverschrijdende achtervolging mogen leiden. Hiermee wil Duitsland voorkomen dat een buiten dit gebied begonnen achtervolging, bijvoorbeeld in de Duitse deelstaat Beieren, tot een achtervolging over de Nederlandse grens leidt. Gezien de grootte van het grondgebied heeft de beperking voor Nederland weinig consequenties. Voorts wordt in het eerste lid, onder 2, de beperking van artikel 41, vijfde lid, onderdeel b, van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst losgelaten. De beperking tot de landgrenzen is losgelaten omdat de politie een belangrijke rol speelt bij, bijvoorbeeld, de opsporing van milieudelicten op het water en het gewenst is dat ook daar een achtervolging kan worden ingezet en vervolgens worden voortgezet op de territoriale wateren van Duitsland. Artikel 12 van het verdrag ziet op zwaardere strafbare feiten, namelijk die waarvoor naar verwachting ook overlevering kan plaatsvinden. Daarmee is de toepassing van een bevoegdheid zoals aanhouding, na grensoverschrijding gerechtvaardigd (derde lid). Nederland heeft in zijn verklaring naar aanleiding van artikel 41, achtste lid, van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst een limiet van 10 kilometer vastgesteld waarbinnen een grensoverschrijdende achtervolging door de plaatselijk bevoegde autoriteiten moet worden overgenomen. Deze beperking blijkt in de praktijk echter niet werkbaar. Met de snelheden die doorgaans met behulp van een voertuig tijdens een achtervolging worden bereikt deze liggen veelal boven de 100 kilometer per uur is de afstand van 10 kilometer al na afzienbare tijd afgelegd. In dat tijdsbestek slaagt de politie van de gaststaat er in een groot aantal van de gevallen niet in de achtervolging over te nemen. Om te voorkomen dat men de achtervolgde persoon dientengevolge moet laten gaan, zijn de grensoverschrijdende ambtenaren ingevolge het eerste lid, onder 3, bevoegd de achtervolging op het grondgebied van de gaststaat zonder enige in tijd en afstand uitgedrukte beperking, voort te zetten. Het eerste lid, onder 2, geeft daarnaast aan dat de grensoverschrijdende achtervolging over water en in de lucht voortgezet worden. Het eerste lid, onder 4, herhaalt het principe dat voor het publiek niet toegankelijke plaatsen niet mogen worden betreden bij een grensoverschrijdende achtervolging. Ingevolge het tweede lid zijn de autoriteiten verplicht zo spoedig mogelijk in contact te treden met de autoriteiten van de gaststaat. Daarnaast is aangegeven met welke autoriteiten contact moet worden opgenomen. Ook op grond van het onderhavige artikel hebben de Verdragsluitende Staten een informatieplicht jegens elkaar. Zij zijn verplicht elkaar te informeren over de veranderingen van de bevoegdheden van de eigen ambtenaren. Artikel 13 Artikel 13 bouwt voort op artikel 73 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst en artikel 12 van de op 29 mei 2000 te Brussel totstandgekomen Overeenkomst, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de weder- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 14

15 zijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (Trb. 2000, 96)(hierna: EU-rechtshulpovereenkomst), waarin de verplichting is opgenomen gecontroleerde afleveringen ten behoeve van andere staten mogelijk te maken, met inachtneming van het recht en de procedures en onder leiding en verantwoordelijkheid van de autoriteiten van het land van uitvoering. Anders dan het geval is bij voornoemde bepalingen, hebben de Verdragsluitende Staten ervoor gekozen de afspraken op dit terrein nader in te vullen. De reden hiervoor is vooral gelegen in het feit dat Duitsland en Nederland samen veel ervaring hebben opgedaan op het terrein van samenwerking in het kader van bijzondere opsporingsmethoden. De onderhavige bepaling voorziet in een nadere invulling en uitbreiding, zowel in operationeel als in juridisch opzicht, van voornoemde regelingen. Zo is de mogelijkheid opgenomen een gecontroleerde aflevering door buitenlandse opsporingsambtenaren, onder leiding van de plaatselijk bevoegde autoriteit, te laten uitvoeren. Een gecontroleerde aflevering kan niet alleen plaatsvinden in verband met illegale handel in verdovende middelen (artikel 73 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst), maar ook in het kader van andere strafbare feiten die voor overlevering vatbaar zijn (artikel 12 van de EU-rechtshulpovereenkomst). In het eerste lid worden in het bijzonder genoemd de verboden handel in wapens, explosieven, vals geld, gestolen en geheelde goederen, evenals het witwassen van crimineel geld. Het Nederlandse recht kent deze gronden reeds. Door middel van de onderhavige bepaling wordt hiervoor ten behoeve van de samenwerking met Duitsland een duidelijke rechtsbasis en kader geschapen. Voorts geeft het eerste lid aan dat het doel van de gecontroleerde aflevering, inbeslagname van de verboden waren is. Dit is in overeenstemming met de Nederlandse regeling voor uitgestelde inbeslagneming van artikel 126ff van het Wetboek van Strafvordering. Krachtens het tweede lid geldt de door de aangezochte Verdragsluitende Staat afgegeven toestemming voor het gehele grondgebied en verloopt de uitvoering volgens het verdrag of, voor zover er geen regeling in het verdrag is opgenomen, volgens het nationale recht van de Staat waarop de gecontroleerde aflevering plaatsvindt. Ingevolge het derde lid kunnen de Verdragsluitende Staten een afspraak maken over de onderschepping, (gedeeltelijke)vervanging of het verdere vervoer van de gecontroleerde goederen. Het vierde lid bepaalt dat een gecontroleerde aflevering in beginsel altijd door de ambtenaren van de aangezochte Verdragsluitende Staat wordt overgenomen. Een gecontroleerde aflevering zal veelal gepaard gaan met een grensoverschrijdende observatie. Hoewel het streven is dat de operatie, conform het vierde lid, wordt overgenomen door een nationaal observatieteam, kan het voorkomen, dat er onvoldoende capaciteit is om de gecontroleerde aflevering volledig over te nemen. In de praktijk leidt dit soms tot onbegrip van de desbetreffende buitenlandse partners. Door het beëindigen van de observatie, met name indien deze plaatsvindt in combinatie met een gecontroleerde aflevering, kan het lopende onderzoek in gevaar komen. In het vijfde lid is daarom de mogelijkheid opgenomen dat een gecontroleerde aflevering door ambtenaren van de verzoekende Verdragsluitende Staat kan worden voortgezet. Daartoe is de toestemming van de officier van justitie vereist. De uitvoering kan bovendien slechts plaatsvinden onder leiding en in aanwezigheid van een Nederlandse ambtenaar. Het zesde lid van artikel 13 ziet op de situatie waarin een gecontroleerde aflevering in een andere, derde staat is begonnen of wordt voortgezet. De Verdragsluitende Staten verlenen elkaar daartoe toestemming indien de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 15

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 351 Wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering en de Wet politieregisters en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 213 Uitvoering van het op 31 januari 1995 te Straatsburg tot stand gekomen Verdrag inzake de sluikhandel over zee, ter uitvoering van artikel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 168 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 047 Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 685 Regeling van DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 51 Wet van 10 februari 2017, houdende tijdelijke regels inzake het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen aan personen die een gevaar vormen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 352 (R 1721) Goedkeuring van het op 16 oktober 2001 te Luxemburg tot stand gekomen Protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 november 2003 (OR. en) 13915/03 ENFOPOL 92 COMIX 642

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 november 2003 (OR. en) 13915/03 ENFOPOL 92 COMIX 642 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 4 november 2003 (OR. en) 13915/03 ENFOPOL 92 COMIX 642 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Resolutie van de Raad betreffende de beveiliging van de bijeenkomsten

Nadere informatie

Benelux Reacties kunt u geven via het feedbackformulier.

Benelux Reacties kunt u geven via het feedbackformulier. Benelux Reacties kunt u geven via het feedbackformulier. Datum gegenereerd: 29-7-2017 7:32:19 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Francais... 4 Nederlands... 5 Documentatie...10 2 Inleiding LET OP. GEBRUIK DEZE

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 2015, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. ;

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 2015, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. ; -` Besluit van houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 2015, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. ; Gelet

Nadere informatie

Gemeentewet. Hoofdstuk IX. De bevoegdheid van de raad. Artikel 151b

Gemeentewet. Hoofdstuk IX. De bevoegdheid van de raad. Artikel 151b Verruiming fouilleerbevoegdheden, versie 6 april 2011 internetconsultatie: de relevante bepalingen van de huidige Gemeentewet en Wet wapens en munitie en van de toekomstige Politiewet 201x, met daarin

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 605 Wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot onderzoek aan de kleding en het onderzoeken van vervoermiddelen en van de Gemeentewet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 276 Wijziging van de Mededingingswet en van enige andere wetten in verband met de implementatie van EG-verordening 1/2003 Nr. 1 KONINKLIJKE

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 2 Wet van 11 december 2013 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 553 Wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de verbetering van de mogelijkheden van de inlichtingen-

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 685 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 391 27 899 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake sociale zekerheid ter aanvulling van communautaire regelingen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 174 Besluit van 7 mei 2007 tot wijziging van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) A OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN DE

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2009 2010 A 32 236 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland)

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2005 2006 29 874 (R 1777) Goedkeuring en uitvoering van de op 17 december 1991 te München tot stand gekomen Akte tot herziening van artikel 63 van het Verdrag

Nadere informatie

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen.

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen. 34 372 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit

Nadere informatie

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,.

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,. Artikel PM1 A.4 Bijlage 4 De Wet veiligheidsregio s wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van het artikel door een puntkomma, toegevoegd korpschef:

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet handhaving consumentenbescherming, de Wet op de economische delicten en het Wetboek van strafvordering in verband met de implementatie van Verordening

Nadere informatie

(Voorbereidende besluiten krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie)

(Voorbereidende besluiten krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie) bron : Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen PB C 39 van 11/02/2000 (Voorbereidende besluiten krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie) RAAD Initiatief van het Koninkrijk

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 225 Wet van 19 juni 2013 tot wijziging van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie in verband met de verruiming van de kring van ambtenaren,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 477 Wet van 2 december 2015, houdende bepalingen verband houdende met de instelling van de rechtsopvolgers van in Nederland gevestigde internationale

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 475 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet internationale misdrijven, de Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing, vervolging, alsmede het voorkomen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 250 Wet van 5 juni 2013 tot implementatie van kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2009 inzake de toepassing

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 175 Wet van 23 maart 2005 tot wijziging en aanvulling van een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de betekening

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding

Nadere informatie

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt.

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt. 33 955 Regeling voor Nederland en Curaçao tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie

Nadere informatie

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987 Wet van 3 december 1987, Stb. 635, houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Zoals deze is gewijzigd bij de wetten van 02-12-1993(Stb.759)

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 353 Besluit van 1 juli 2005, houdende regels ter uitvoering van de artikelen 552kk, 552ll en 552ss van het Wetboek van Strafvordering en vaststelling

Nadere informatie

10213/00 AL/hb DG H III NL

10213/00 AL/hb DG H III NL RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 20 juli 2000 (OR. fr) 10213/00 LIMITE COPEN 50 COMIX 543 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Initiatief van de Franse Republiek met het oog op de aanneming

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 523 Bepalingen met betrekking tot de veilige vaart op de binnenwateren (Binnenvaartwet) Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 7 november 2006 Het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 324 (R 1844) Wijziging van de Paspoortwet in verband met het herinrichten van de reisdocumentenadministratie Nr. 2 VOORSTEL VAN RIJKSWET Wij

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 32 420 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december

Nadere informatie

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153 Inhoudstafel Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867) 15 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen 16 Uitleveringswet 15 maart 1874 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 324 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een puntenstelsel rijbewijzen Nr. 13 VOORSTEL VAN WET ZOALS HET LUIDT

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 285 Wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (vereenvoudiging bekendmaking en aanbiedingsprocedure) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix,

Nadere informatie

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Wet toezicht accountantsorganisaties, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten op het terrein van accountantsorganisaties en het accountantsberoep (Wet aanvullende maatregelen accountantsorganisaties)

Nadere informatie

Benelux... 121 Verdrag 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom

Benelux... 121 Verdrag 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom INHOUD Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867)... 14 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen... 15 Uitleveringswet 15 maart 1874... 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek van

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar 2004 2005 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar 2004 2005 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2004 2005 A 29 857 (R1776) Overeenkomst tussen de Benelux-Staten (het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden) en de Zwitserse Bondsstaat

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 29 936 Regels inzake beëdiging, kwaliteit en integriteit van beëdigd vertalers en van gerechtstolken die werkzaam zijn binnen het domein van justitie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 489 Wet van 6 december 2017 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten strekkende tot aanpassing van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 475 Wet van 17 november 2016, houdende implementatie van richtlijn nr. 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 663 Wet van 15 december 2011 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1995 Nr. 176

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1995 Nr. 176 42 (1995) Nr. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1995 Nr. 176 A. TITEL Protocol betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk tot het Akkoord tussen het Koninkrijk der

Nadere informatie

(2002/C 42/07) Gelet op de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst ( 1 ), inzonderheid op artikel 43, lid 1,

(2002/C 42/07) Gelet op de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst ( 1 ), inzonderheid op artikel 43, lid 1, C 42/8 Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen 15.2.2002 II (Voorbereidende besluiten krachtens titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie) Initiatief van het Koninkrijk Belgiº en het

Nadere informatie

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004.

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004. Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 20 juli 2004 (23.07) (OR. en) 0369//04 REV PUBLIC LIMITE DROIPEN 24 NOTA van: het voormalige Ierse voorzitterschap aan: het Comité van artikel 36 nr. vorig

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 324 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een puntenstelsel rijbewijzen Nr. 2 VOORSTEL VN WET Wij eatrix, bij

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 896 Regeling van het beroepsgoederenvervoer en het eigen vervoer met vrachtauto s (Wet wegvervoer goederen) Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 622 Goedkeuring van de op 19 december 1996 te Brussel tot stand gekomen verdragen betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 828 Wijziging van de Wet milieubeheer (reparatie milieueffectrapportage) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING Algemeen Dit wetsvoorstel bevat technische

Nadere informatie

De Minister van Justitie

De Minister van Justitie POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Justitie DATUM 18

Nadere informatie

BESCHIKKING van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie met betrekking tot het grensoverschrijdend spoedeisend ambulancevervoer

BESCHIKKING van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie met betrekking tot het grensoverschrijdend spoedeisend ambulancevervoer BESCHIKKING van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie met betrekking tot het grensoverschrijdend spoedeisend ambulancevervoer Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 206 (R2127) Wijziging van enkele rijkswetten op het gebied van Justitie en Veiligheid in verband met gewijzigde regelgeving en enige andere

Nadere informatie

Raakvlakken tussen de verschillende politiesamenwerkingregelingen

Raakvlakken tussen de verschillende politiesamenwerkingregelingen Raakvlakken tussen de verschillende politiesamenwerkingregelingen Matrix raakvlakken Verdrag van Prüm 1, Beneluxverdrag 2004 2, Verdrag van Enschede 3 en Schengen Uitvoeringsovereenkomst 4 Onderwerp Verdrag

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 334 Wet van 6 juli 2004, houdende regeling van het conflictenrecht met betrekking tot het geregistreerd partnerschap (Wet conflictenrecht geregistreerd

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 215 Wet van 10 april 1997 tot wijziging van de Wet inzake bloedtransfusie Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015 2016 34 090 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten in verband met het gebruik van elektronische processtukken

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 204 26 027 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten met betrekking tot het

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 421 Wet van 9 oktober 2008, houdende regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1991-1992 22661 Goedkeuring van de op 29 maart 1991 te Brussel tot stand gekomen Overeenkomst betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen of verblijvende

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 275 Besluit van 18 mei 1995, houdende vaststelling van maatstaven die bij het in artikel 7a, eerste lid, van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4 INITIATIEF van: de Sloveense, de Franse, de Tsjechische, de Zweedse, de Slowaakse, de Britse en de Duitse delegatie d.d.:

Nadere informatie

1. Punt 43: Samenwerking in het kader van een gezamenlijk team waarbij functionarissen van Europol betrokken zijn

1. Punt 43: Samenwerking in het kader van een gezamenlijk team waarbij functionarissen van Europol betrokken zijn RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 5 april 2000 (17.04) (OR. en) 7316/00 LIMITE EUROPOL 4 NOTA van: Europol aan: de Groep Europol nr. vorig doc.: 5845/00 EUROPOL 1 + ADD 1 + ADD 2 + ADD 3 Betreft: Artikel

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Ministerie van Justitie j1 Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Wetgeving Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken

Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Verlangend

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2002 2003 Nr. 185 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 3 april 2003 Wij Beatrix,

Nadere informatie

3 december 1992, houdende plaatsing in het

3 december 1992, houdende plaatsing in het Beschikking van de Minister van Justitie van 3 december 1992, houdende plaatsing in het Staatsblad van de tekst van de Wet verontreiniging zeewater (Stb. 1981,695), zoals deze luidt na wijziging krachtens

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 433 Wet van 24 oktober 2008 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de invoering van een recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten

Nadere informatie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 18.10.2017 COM(2017) 606 final 2017/0265 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Verdrag van de Raad van Europa

Nadere informatie

Uit: DE GRENZEN VERKEND Juridisch Kader informatieuitwisseling tussen Nederland en Duitsland

Uit: DE GRENZEN VERKEND Juridisch Kader informatieuitwisseling tussen Nederland en Duitsland Uit: DE GRENZEN VERKEND Juridisch Kader informatieuitwisseling tussen Nederland en Duitsland Het doel van dit juridisch kader is om een beschrijving te geven van de mogelijkheden en beperkingen in het

Nadere informatie

Nationaal... 13 Benelux... 89 Prüm... 115 Europese Unie... 133

Nationaal... 13 Benelux... 89 Prüm... 115 Europese Unie... 133 Inhoudstafel Nationaal... 13 Artikelen 3-4 Strafwetboek (Wet 8 juni 1867)... 15 Wet 1 oktober 1833 op de uitleveringen... 16 Uitleveringswet 15 maart 1874... 17 Artikelen 6 14 Voorafgaande Titel Wetboek

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 433 Besluit van 30 oktober 2007, houdende regels ter uitvoering van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties

Nadere informatie

BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 475 Jo 460 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING

BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 475 Jo 460 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 475 Jo 460 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING Gelezen het namens [klager] ingediend verzoekschrift, welke ertoe strekt dat het Hof

Nadere informatie

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG L 328/42 Publicatieblad van de Europese Unie 15.12.2009 III (Besluiten op grond van het EU-Verdrag) BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG KADERBESLUIT 2009/948/JBZ VAN DE RAAD van 30 november

Nadere informatie

Eerste Kamer Staten-Generaal 1

Eerste Kamer Staten-Generaal 1 Eerste Kamer Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008-2009 31324 (R1844) Wijziging van de Paspoortwet in verband met het herinrichten van de reisdocumentenadministratie A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN RIJKSWET 20

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 309 Besluit van 14 mei 1998 tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 Wij Beatrix, bij

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 26 027 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Wet op de rechterlijke organisatie en enkele andere wetten met betrekking tot het beroep

Nadere informatie

Samenwerkingsprotocol. Consumentenautoriteit Stichting Reclame Code

Samenwerkingsprotocol. Consumentenautoriteit Stichting Reclame Code Samenwerkingsprotocol Consumentenautoriteit Stichting Reclame Code 1 Samenwerkingsprotocol tussen de Consumentenautoriteit en de Stichting Reclame Code Partijen: 1. De Staatssecretaris van Economische

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 975 Voorstel van wet van het lid Van der Staaij tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 754 Wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit)

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2012 2013 33 620 Uitvoeringsprotocol tussen de regeringen van de Benelux-Staten (het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden)

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 313 Wet van 1 juli 1999, houdende wijziging van enkele onderwijswetten in verband met onder meer de bestrijding van seksueel misbruik en seksuele

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 182 Besluit van 15 mei 2015 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad

Nadere informatie

Artikel 8 Deze regeling kan worden aangehaald als: Gezamenlijke regeling als gevolg van de spaarrenterichtlijn.

Artikel 8 Deze regeling kan worden aangehaald als: Gezamenlijke regeling als gevolg van de spaarrenterichtlijn. Gezamenlijke regeling tussen de Staatssecretaris van Financiën van Nederland en de Minister van Financiën van de Nederlandse Antillen en de Minister van Financiën en Economische Zaken van Aruba van 20

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap het Comité van permanente vertegenwoordigers Initiatief

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 september 2014 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 september 2014 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 29 september 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2014/0277 (NLE) 13680/14 VOORSTEL van: ingekomen: 26 september 2014 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: PROAPP 17 JAI 714

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 415 Besluit van 13 juli 2002, houdende de aanpassing van een aantal algemene maatregelen van bestuur aan de Comptabiliteitswet 2001 Wij Beatrix,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 993 Uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1206/2001 van de Raad van de Europese Unie van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 072 Wijziging van de regeling van het DNA-onderzoek in strafzaken in verband met het vaststellen van uiterlijk waarneembare persoonskenmerken

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 827 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 ter implementatie van richtlijn nr. 2003/59/EG (vakbekwaamheid

Nadere informatie