: Verordening Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg).

Transcriptie

1 Gemeente in Bergen op Zoom j RAADSVERGADERING d.d. / ' Beslissing? O Ho Datum raadsvergadering Nummer Onderwerp i 29 september 2004 : SMD/04/49 : Verordening Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg). Aan de gemeenteraad, Voorstel De verordening Wet voorzieningen gehandicapten vaststellen. Inleiding Op 1 april 1994 is de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) in werking getreden. In de wet is bepaald dat de gemeenten een "zorgplicht" hebben om aan gehandicapten die voorzieningen te verstrekken die hen in staat stellen om hun mogelijkheden tot maatschappelijke participatie te vergroten. De door de gemeenten toe te kennen voorzieningen betreffen woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen. De toekenning van de voorzieningen dient doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht te zijn. Daarbij geldt dat de voorziening slechts kan worden toegekend als het de goedkoopste, adequate voorziening betreft (artikel 1.2, lid 1, sub a Wvg). In de Gemeente Bergen op Zoom heeft de "gemeentelijk zorgplicht", die niet verder in de wet is gespecificeerd, vorm gekregen in de verordening Wvg, het verstrekkingenboek en het Besluit financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen voorzieningen gehandicapten. Middels Raadsmededeling d.d. 7 juli 2004 bent u geïnformeerd over het gegeven dat het budget in het kader van de Wvg de afgelopen jaren structureel is overschreden. Deze overschrijdingen zijn tot en met het jaar 2002 gedekt uit de egalisatiereserve Wvg. Ook voor het jaar 2004 dreigt een overschrijding van het budget plaats te vinden. Bij ongewijzigd beleid wordt een tekort op het budget verwacht van ± , -, Gezien dit gegeven zijn er voorstellen ontwikkeld om te komen tot een bijstelling van het voorzieningenniveau in het kader van de Wvg, waarbij de "gemeentelijke zorgplicht" blijft bestaan, maar er nog nadrukkelijker aandacht wordt besteed aan een goedkoop, adequaat voorzieningenniveau. Vanwege de verschillende procedures om te komen tot aanpassing c.q. aanscherping van de verordening Wvg, het verstrekkingenboek en het Besluit Financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen voorzieningen gehandicapten, zullen de ontwikkelde voorstellen pas in het jaar 2005 het beoogd financieel effect bereiken. Uitwerking voorstel Het uitgangspunt van de voorliggende verordening Wvg is voldoen aan de wettelijke taak c.q. zorgplicht van de gemeente om aan gehandicapten die voorzieningen te verstrekken die hen in staat stellen om hun mogelijkheden tot maatschappelijke participatie te vergroten. Bij dit uitgangspunt is nadrukkelijk ook bezien dat hierbij de goedkoopste, adequate voorziening dient te worden verstrekt. De verordening Wvg regelt de verstrekking van woon-, vervoers- en rolstoelvoorzieningen. Hierbij wordt uitgegaan van het gegeven dat bij een woonvoorziening het primaat ligt bij verhuizen naar een aangepaste woning. Een dergelijke primaat is ook opgenomen als het gaat om de mogelijke toekenning van een collectieve

2 -2- vervoersvoorziening. Alleen in bijzondere omstandigheden, die moeten blijken uit de indicatiestelling via externe advisering of op grond van sociale omstandigheden, kan hiervan worden afgeweken. De verordening is slecht op enkele punten aangepast. De aanpassingen hebben, naast de aanscherpingen op het gebied van het primaat van verhuizen (hoofdstuk 2} en de collectieve vervoersvoorziening (hoofdstuk 3) betrekking op wijziging van wetten of regelingen waarnaar in de verordening wordt verwezen. De veranderingen c.q. aanscherpingen in het verstrekkingenboek en het Besluit Financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen voorzieningen gehandicapten, leiden tot de beoogde aanpassingen in het voorzieningenniveau en het terugdringen van de kosten. De aanpassingen c.q. aanscherpingen hebben betrekking op de volgende voorzieningen: Woonvoorzieningen: primaat van verhuizing naar een reeds aangepaste woning, geen tegemoetkoming meer voor voorzieningen die als "algemeen gebruikelijke" worden beschouwd, zoals: mengkranen, wandbeugels, een verhoogd toilet, geen 2 de toilet meer verstrekken (op basis van jurisprudentie) en verlaging kostenvergoeding aan woningcorporaties voor bouwkundige adviezen. Vervoersvoorziening: primaat op collectief vervoerssysteem (Deeltaxi), invoeren van een jaarlijkse vaste bijdrage aan het vervoerssysteem, het limiteren van het aantal zones tegen het openbaar vervoerstarief tot 5 (zijnde ± 20 km, de op basis van jurisprudentie vastgestelde "sociale mobiliteit" wat is aangemerkt als zijnde de gemeentelijke zorgplicht), invoeren van een jaarlijkse vaste bijdrage voor het gebruik van een open elektrische buitenwagen (scootmpbiei) en individueel toegekende financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoer en het invoeren van een inkomstentoets van 1,5 maal het minimuminkomen. Een derde aanpassing c.q. aanscherping heeft betrekking op het (nog) meer uitvoeren van indicatiestellingen via de adviseurs van het eenloket voor ouderen en gehandicapten "Zorgwijzer". De indicatiestelling is sinds 1 juli 2003, in het kader van het project "Robuuste RIO's" (een project gericht om te komen tot een kwaliteitsverbetering bij de regionale indicatieorganen) ondergebracht bij de Stichting Regionaal Indicatie Orgaan Westelijk Noord-Brabant. Vanwege de centralisatie van de indicatieorganen per 1 januari 2005 naar het Centrum Indicatiestelling Zorg, is het huidige contract bij het orgaan per genoemde datum opgezegd. De aanpassing c.q. aanscherping van de indicatiestelling betreft een uitvoeringsmaatregel en is niet opgenomen in het verstrekkingenboek, noch in het Besluit financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen gehandicapten. Het collectief vervoerssysteem Wvg in het kader van de gemeentelijke zorgplicht is qua uitvoering ondergebracht in de gemeenschappelijke regeling "Kleinschalig Collectie Vervoer West-Brabant" (KCV), beter bekend als de Deeltaxi. In de gemeenschappelijke regeling heeft iedere deelnemende gemeente de mogelijkheid wijzigingen aan te brengen in het tarief bij gebruik van meer dan 5 zones. Financiële overwegingen & Dekking In de meerjarenprogrammabegroting is voor de Wvg een budget opgenomen van , - (P755, flankerende voorzieningen voor gehandicapten). De voorstellen om te komen tot aanpassing c.q. aanscherping van de voorzieningen leidt mogelijk tot de volgende financiële ombuigingen in het jaar 2005: Woonvoorzieningen ,- (aanscherping primaat verhuizen, geen vergoeding "algemeen gebruikelijke" voorzieningen, terugdringen kosten bouwkundige adviezen, enz.) Vervoersvoorzieningen ,- (eigen jaarlijkse bijdrage van 45, - bij een vervoersvoorziening, hoger tarief bij meer dan 5 zones, eigen bijdrage bij toekennen flets of driewieler, aanpassing leasecontract scootmobielen, enz.) Indicatiekosten , -

3 -3- Een aantal mogelijke verminderingen van kosten zijn vooraf niet te berekenen. Het betreft een mogelijke vermindering ais gevolg van het invoeren van een inkomstentoets bij toekenning van een vervoersvoorziening aan gehandicapten. Dit geldt ook voor de onderhandelingen in het kader van de herziening van het leasecontract met de leverancier per 1 januari Daarnaast dient er rekening gehouden te worden met mogelijk hogere uitvoeringskosten in het kader van de Wvg. De voorgestelde aanpassingen c.q. aanscherpingen kunnen mogelijk leiden tot een toename van het aantal bezwaarschriften. Voorlopig wordt uitgegaan van een toename van de uitvoeringskosten met een bedrag van ± ,-. Er is met betrekking tot de mogelijke kostenbeheersing in het kader van de Wvg maar de periode te overzien tot en met het jaar De Wvg zal namelijk, voor zover nu bekend, per 1 januari 2006 worden opgenomen in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Nadere gegevens hierover, inclusief de mogelijke financiële consequenties, worden naar verwachting in het begin van het jaar 2005 verwacht. Overwegingen door inspraak De voorgestelde aanpassingen c.q. aanscherpingen in uitvoering van de Wvg en zoals verwoord in de conceptverordening, het concept verstrekkingenboek en het concept Besluit financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen voorzieningen gehandicapten, zijn ter advisering voorgelegd aan de Gehandicapten Advies Raad (GAR) en de Ouderen Advies Raad (OAR). Het advies vanuit de GAR heeft betrekking op de volgende zaken uit het verstrekkingenboek en het Besluit financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen: het niet "algemeen gebruikelijk" verklaren van douche- en toiletbeugels, bij het primaat van verhuizen zwaar mee laten wegen van sociale aspecten, de inkomenstoets bij de collectieve vervoersvoorziening ophogen naar 2 maal het minimuminkomen i.p.v. 1,5 maal dit inkomen, het aantal zones bij het collectief vervoersysteem ophogen naar 10 i.p.v. 5 zones en bij ritten van meer dan deze zones een vast tarief hanteren van 1,07, zonder onderscheid te maken in leeftijd Tot slot verzoekt de GAR terughoudend te zijn met het invoeren van eigen bijdragen in de Wvg, omdat er een gevaar van cumulatie van eigen bijdragen kan komen wat mogelijk een drempel opwerpt bij mensen om een beroep op deze wette doen. Aan u wordt voorgesteld de adviezen van de GAR niet over te nemen met betrekking tot het niet "algemeen gebruikelijk" verklaren van de douche- en toiletbeugels, het verhogen van de inkomenstoets en het aantal zones. Ten aanzien van de genoemde beugels zal, bij de aanvraagbehandeling, de mogelijkheid worden geboden bouwkundig advies op te vragen indien het een huurwoning betreft. Het instellen van een inkomensgrens bij 1,5 maal het minimuminkomen ( 1.897,20 bruto voor personen van 23 jaar en ouder) is c.q. wordt in veel gemeenten ingevoerd om tot beheersing van kosten te komen. Hetzelfde geldt ten aanzien van het beperken van het collectief vervoer tot 5 zones tegen het Wvg-tarief, een tarief dat overeenkomt met de kosten van één strip van de landelijke strippenkaart ( 0,43). De omvang van 5 zones vormt de grens van de gemeentelijke zorgplicht in het kader van het aanbieden van een vervoersvoorziening. In het verstrekkingenboek is, met betrekking tot het sociale aspect bij een verhuizing, een paragraaf opgenomen waarin het afwegingsproces is beschreven dat wordt gevolgd alvorens op een aanvraag om mogelijke woningaanpassing wordt besloten (hoofdstuk 3). Hierover heeft ook de OAR een gelijkluidend advies uitgebracht. IMet betrekking tot een mogelijke cumulatie van eigen bijdragen in het kader van de Wvg dient opgemerkt te worden dat er in de voorstellen alleen een eigen bijdrage wordt gevraagd voor het gebruik van een vervoersvoorziening en een bepaalde draagkracht indien het inkomen meer bedraagt dan 2,5 maal het minimuminkomen bij een woningaanpassing.

4 -4- Het advies van de OAR heeft betrekking op de volgende zaken: de mogelijkheden van marktwerking bij aanbesteding van Wvg-voorzieningen bezien, het overwegen van vermogens- en inkomenstoets bij het toekennen van voorzieningen, het vragen van een jaarlijkse eigen bijdrage bij het toekennen van vervoersvoorziening, het jaarlijks evalueren van de Wvg, het nader c.q. verder betrekken van het eenloket voor ouderen en gehandicapten "Zorgwijzer: 1. het sociale aspect bij het primaat van verhuizen, woningaanpassing en antispecufatiebeding, gebruik open elektrische buitenwagen (scootmobiel), afstemming AWBZ-voorzieningen, Naar aanleiding van de ontvangen adviezen vanuit de OAR kan worden vastgesteld dat de meeste hiervan zijn opgenomen in het verstrekkingenboek en het Besluit financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen voorzieningen gehandicapten. Dit betreft adviezen met betrekking tot de marktwerking, het hanteren van een inkomenstoets, het invoeren van een jaarlijkse bijdrage bij een vervoersvoorziening en het verder betrekken van het eenloket voor ouderen en gehandicapten "Zorgwijzer". In het verstrekkingenboek en het Besluit financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen voorzieningen gehandicapten is opgenomen dat, indien een aangepaste woning binnen 5 jaar wordt verkocht, een percentage van dé meegefinancierde meerwaarde aan de gemeente dient te worden gerestitueerd. Dit om te voorkomen dat een uit Wvg-middelen aangepaste woning met winst ten gevolge van die aanpassing wordt verkocht Met betrekking tot het gebruik van de open elektrische buitenwagens (scootmobiel) wordt er een heropderzpekproject opgestart naar de gebruikers van deze voorziening. Ten aanzien van de afstemming voorzieningen AWBZ en Wvg kan opgemerkt worden dat er een duidelijke scheiding is vanuit welk budget een voorziening kan c.q. moet worden verstrekt. Indien nodig vindt hierover nader overleg plaats met de zorgaanbieders. De evaluatie in het jaar 2005 zal vermoedelijke vooral betrekking hebben op de inpassing van de Wvg in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Hierin zal ook de aanpassing van c.q. de overheveling van voorzieningen in het kader van de AWBZ naar de genoemde wet een rol spelen. Bijlagen De volgende bijlagen zijn, als onderdeel van dit raadsvoorstel, ter inzage gelegd: verstrekkingenboek Wet voorzieningen gehandicapten. Besluit financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen voorzieningen gehandicapten Overzicht kostenbeheersing. Een ontwerpbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan. Het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom, De secretaris, De burgemeester, Mr. P.B.J.M. Thomassen. Dhr. PAuM. van der Velden

5 'tii' Gemeente ê Bergen of Zoom De raad van de gemeente Bergen op Zoom; gezien het voorstel van het college van 24 augustus 2004, nr. SMD/04/49; gelet op; gelet op artikel 2 van de Wet voorzieningen gehandicapten Stb nr. 545; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; gelet op de Algemene wet bestuursrecht overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van voorzieningen aan gehandicapten bij verordening te regelen; BESLUIT: vast te stellen de volgende Verordening voorzieningen gehandicapten: Deel l Hoofdstuk 1. ALGEMEEN Algemene bepalingen Artikel 1.1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. voorziening: een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoelvoorziening; b. inkomen: 1. het bruto-inkomen, inclusief de overhevelingstoeslag, van de gehandicapte indien de gehandicapte 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 4 WVG; 2. het gezamenlijk bruto-inkomen, inclusief de overhevelingstoeslag, van de ouders of pleegouders van de gehandicapte indien de gehandicapte jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 VWG; 3. het gezamenlijk bruto-inkomen, inclusief de overhevelingstoeslag, van de gehandicapte en zijn echtgenoot indien de gehandicapte een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 4 WVG; verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, met uitzondering van de procentuele premie voor de verplichte ziekenfondsverzekering. c. woonwagen: een wagen als bedoeld in art. 1 van de Huisvestingswet (Stb. 1998,459); d. standplaats: een standplaats als bedoeld in art. 1 van de Huisvestingswet (Stb. 1998,459) of een standplaats als bedoeld in artikel 1 van de Huisvestingswet (Stb. 1998,459); e. woonschip: een vaartuig als bedoeld in art. 1 van de Huisvestingswet (Stb. 1998,459); ligplaats: een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ligplaats welke door een woonschip wordt ingenomen; f. hoofdverblijf: de woonruimte waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres de gehandicapte in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien (Je gehandicapte met een briefadres is, dan wel zal staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie;

6 -6- g. tweede verblijf: de woonruimte in de gemeente Bergen op Zoom waar de gehandicapte regelmatig verblijft naast zijn hoofdverblijf in een AWBZ-inrichting; h. gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken; en ruimten die onder het gehuurde vallen en/of waarvan de gehandicapte gebruik moet kunnen maken; i. woningaanpassing: ingreep van bouw- of woontechnische aard die is gericht op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen die een gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik van zijn woonruimte. Tevens vallen hieronder de aanpassingen aan gemeenschappelijke ruimten die noodzakelijk zijn om de individuele woning van de gehandicapte te kunnen bereiken, j. financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de gehandicapte; k. forfaitaire vergoeding: een bijdrage los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening kan worden verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens; l. gemaximeerde vergoeding: een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens; m. eigen bijdrage: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura betaald moet worden en op welk bedrag de bepalingen van het "Besluit financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen voorzieningen gehandicapten",van toepassing zijn; n. wet: de Wet voorzieningen gehandicapten. 0. voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen of in huur wordt verstrekt; p. normbedrag: een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding. Artikel 1.2 Beperkingen 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover: a. deze in overwegende mate op het individu is gericht; b. deze langdurig noodzakelijk is om diens beperkingen op het gebied van het wonen of zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen; c. deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt. 2. Met uitzondering van hetgeen in het eerste lid onder sub a is gesteld, kan een voorziening worden verstrekt in de vorm van het gebruik van een collectief vervoerssysteem als bedoeld in artikel 3.1 onder a. 3. Geen voorziening wordt toegekend: a. indien de voorziening algemeen gebruikelijk is vooreen niet-gehandicapte persoon die in een vergelijkbare situatie verkeert; b. voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling of enige privaatrechtelijke overeenkomst of verbintenis aanspraak op de voorziening bestaat; c. voor zover de ondervonden objectief aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte en gebrek in de woning voortvloeien uit de aard van de gebruikte materialen. Artikel 1.3 Financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen 1. Het college van burgemeester en wethouders stellen de hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen vast overeenkomstig het bepaalde in het "Besluit financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen voorzieningen gehandicapten". 2. Het college van burgemeester en wethouders stellen de hoogte van de eigen bijdrage voor voorzieningen in natura en collectief aanvullend vervoer vast volgens het bepaalde in het "Besluit financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen voorzieningen gehandicapten". 3. Het college van burgemeester en wethouders stelt van woonvoorzieningen en van vervoersvoorzieningen de inkomensgrenzen vast volgens het bepaalde in het "Besluit financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen voorzieningen gehandicapten".

7 Hoofdstuk 2. Paragraaf 1. Woonvoorzieningen Algemene omschrijving Artikel 2.1 Type woonvoorzieningen De door het college van burgemeester en wethouders te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van: a. verhuizing en inrichting; b. woningaanpassing; c. woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard; d. onderhoud, keuring en reparatie; e. tijdelijke huisvesting; f. huurden/ing; Artikel 2.2 Uitbetaling financiële tegemoetkoming 1. a. Na de voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening als bedoeld in artikel 2.1 onder b, maar uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar aan burgemeester en wethouders dat de werkzaamheden zijn voltooid. b. De gereedmelding als bedoeld onder a. gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend. 2. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming. 3. a. De tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 2.1 onder b, d, en f wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte; b. Degene aan wie de financiële tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 2.1, onder b, wordt uitbetaald, dient gedurende een periode van vijf jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden. 4. De tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 2.1 onder a, c en e worden in principe uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte; Artikel 2.3 Woon- en verblijfruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, verzorgingshuizen, vakantie-woningen, tweede woningen en woonruimten waaraan de bestemming kamerverhuur is gegeven. Paragraaf 2. Het recht op een woonvoorziening Artikel 2.4 Het primaat van de verhuizing 1. Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1. onder a genoemd in aanmerking worden gebracht wanneer objectief aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte en gebrek, het normale gebruik van de woning belemmeren. 2. Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1 onder b genoemd in aanmerking worden gebracht wanneer objectief aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, het normale gebruik van de woning belemmeren. 3. Een gehandicapte kan vooreen woonvoorziening als bij artikel 2.1. aanhef en onder c. genoemd in aanmerking worden gebracht indien de in het eerste lid genoemde voorziening niet te realiseren is of niet de goedkoopst adequate oplossing is. 4. Indien het inkomen zoals bedoeld onder artikel 1.1 onder b hoger is dan 2,5 x het norm-inkomen, wordt een eigen bijdrage in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 onder b gevraagd.

8 -8- Paragraaf 3. inrichting Voorwaarden bij verstrekking van woonvoorzieningen behoudens verhuizing en Artikel 2.5 Hoofdverblijf of tweede verblijf 1. Het college van burgemeester en wethouders verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de gemaakte kosten indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen. 2. In. afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een financiële tegemoetkoming worden verleend in de kosten van het bezoekbaar maken van een tweede verblijf indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-inrichting. 3. De aanvraag wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat. 4. De financiële tegemoetkoming bedoeld in het tweede lid wordt verleend onder de voorwaarde, dat de gemeente waar de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft, verklaart dat haar niet bekend is dat ten behoeve van de gehandicapte reeds eerder een woning bezoekbaar is gemaakt. 5. De financiële tegemoetkoming betreft slechts een tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte tot een maximum van 7.000,--. Artikel 2.6 Verlenen van financiële tegemoetkoming Het college van burgemeester en wethouders verleent slechts een financiële tegemoetkoming indien: a. niet reeds een begin met de werkzaamheden waarop de financiële tegemoetkoming betrekking heeft, is gemaakt zonder hun toestemming; b. de door hen aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht; c. aan de onder b genoemde personen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing; d. de onder b genoemde personen de gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de woningaanpassing. Artikel 2.7 Frequentie van woningaanpassingen 1. Het college van burgemeester en wethouders verleent een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 onder b en c maximaal éénmaal in de 7 jaar, indien de noodzaak van het treffen van deze woonvoorziening, het gevolg van een verhuizing is waarop grond van objectief aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte en gebrek geen aanleiding toe bestond. 2. Het gestelde in het eerste lid is niet van toepassing indien de verhuizing plaatsvindt als gevolg van het aanvaarden van een werkkring in een andere gemeente. 3. Burgemeester en wethouders verlenen geen financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1, onder b en c, indien ten behoeve van de gehandicapte binnen 7 jaar voor het moment van de aanvraag van een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening bij of krachtens de WVG, de RGSHG en BGSHG is verstrekt. Paragraaf 4. Bijzondere bepalingen bij het verlenen van woonvoorzieningen Artikel 2.8 Het verwerven van grond Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in art onder b betreft het uitbreiden van bestaande woningen, kan het college van burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in bijlage l. Artikel 2.9 Extra kosten ten behoeve van aanbouw/uitbouw Voor zover de aanpassing bestaat uit het uitbreiden van een bestaande woning om een aanpassing te kunnen realiseren is het bedrag van de bijdrage ten hoogste gelijk aan het bedrag voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte zoals vermeld in bijlage l.

9 Artikel 2.10 Woningaanpassingen van gemeenschappelijke ruimten Het college van burgemeester en wethouders kan een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte. Paragraaf 5, Aanpassingen van woonwagens, woonschepen en binnenschepen Artikel 2.11 Aanpassing van woonwagens Het college van burgemeester en wethouders verleent een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen indien: a. de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal 5 jaar is; b. de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt; c. de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond; en d. de hoofdbewoner van een woonwagen behorend tot de doelgroep zoals vermeld in de Huisvestingswet. Artikel 2.12 Aanpassing van woonschepen Het college van burgemeester en wethouders verleent een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip indien: a. de technische levensduur van het woonschip nog minimaal vijf jaar is; b. het woonschip nog minimaal vijfjaar op de ligplaats mag blijven liggen; Artikel 2.13 Tegemoetkoming bij kortere termijnen Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijfjaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijfjaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, kan het college van burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten toekennen. Artikel 2.14 Aanpassing van binnenschepen Het college van burgemeester en wethouders verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een binnenschip indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987,466), van een binnenschip, dat: a. in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel te boek gestelde schepen 1992; en b. bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingsbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van tenminste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde personen. Paragraaf 6. Verhuis- en (herjinrichtingskosten Artikel 2.15 Verhuis- en (her)inrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1, onder a. 1. Het college van burgemeester en wethouders kan een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1. onder a verstrekken aan: a. de gehandicapte; b. een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte heeft ontruimd. 2. Het college van burgemeester en wethouders verleent slechts een financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid onder a indien: a. de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voor de aanvraagdatum; b. de gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen; c. de gehandicapte verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

10 -10- d. de gehandicapte niet verhuisd is naar een AWBZ-inrichting of een bejaardenoord; d. in de te verlaten woonruimte ergonomische belemmeringen zijn ondervonden tenzij het een verhuizing betreft naar een ADL-woning. Paragraaf 7. Facultatieve woonvoorzieningen Artikel 2.16 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie 1. Het college van burgemeester en wethouders verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 2.1 onder d indien: a. de woonvoorziening in het kader van deze verordening dan wel het.rgshg of de BGSHG is verleend; b. de woonvoorziening voorkomt bij de in het Besluit financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen voorzieningen gehandicapten genoemde voorzieningen; c. de gehandicapte ten tijde van het onderhoud, de keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf of tweede verblijf heeft en bewoont, zoals bedoeld in art Artikel 2.17 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting 1. Het college van burgemeester en wethouders kan een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen die door de gehandicapte moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van: a. zijn huidige woonruimte; b. de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte; 2. de financiële tegemoetkoming als bedoeld onder lid 1, onder a. en b. wordt uitsluitend verleend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de gehandicapte als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan. 3. Het college van burgemeester en wethouders verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als de gehandicapte redelijkerwijs niet kan voorkómen dat hij deze dubbele woonlasten heeft. 4. Het college van burgemeester en wethouders verleent maximaal zes maanden een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid. Artikel 2.18 Tegemoetkoming bij huurderving In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan 7.000, - is aangepast, kan het college van burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning, in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden na de eerste maand huurderving, die niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt. Paragraaf 8. Anti-speculatie Artikel 2.19 Anti-speculatie-beding 1. De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van vijfjaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte het college van burgemeester en wethouders hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient gedeeltelijk aan de gemeente te worden teruggestort. 2. De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt: voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde, voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde, voor het derde jaar 60% van de meerwaarde, voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde en voor het vijfde jaar 20% van de meerwaarde,

11 -11- in alle gevallen minus het percentage van de kosten dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen. Hoofdstuk 3. Vervoersvoorzieningen Paragraaf 1. Algemene voorzieningen Artikel 3.1 Type vervoersvoorzieningen De door het college van burgemeester en wethouders te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit: a. een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer; b. een voorziening in natura in de vorm van 1. een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen; 2. een open elektrische buitenwagen; 3. een ander verplaatsingsmiddel; c. een tegemoetkoming in de kosten van aanpassing van een eigen auto; d. een gemaximeerde vergoeding in de kosten van 1. gebruik van een taxi of een eigen auto 2. gebruik van een rolstoeltaxi 3. gebruik van een ander verplaatsingsmiddel. Paragraaf 2. Het recht op een vervoersvoorziening Artikel 3.2 Het primaat van het collectief vervoerssysteem 1. Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1. onder a. vermeld in aanmerking worden gebracht wanneer objectief aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek a. het bereiken van het openbaar vervoer of b. het gebruik van dit openbaar vervoer onmogelijk maken. 2. Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1. onder b. c. en d. vermeld in aanmerking worden gebracht wanneer a. objectief aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 3.1. onder a.^onmogelijk maken, dan wel b. een collectief systeem als bedoeld in artikel 3.1. onder a. niet aanwezig is 3. Voor de bij artikel 3.1. onder b genoemde voorzieningen geldt, in uitzondering op het gestelde in het vorige lid onder b, dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een collectief vervoersysteem als bedoeld in artikel 3.1. onder a. verstrekt kunnen worden. 4. Indien is aangetoond dat de gehandicapte ondanks het gebruik van het collectief systeem in een sociaal isolement komt te verkeren, kan de tegemoetkoming voor vervoerskosten als bedoeld in artikel 3.1 onder c en d worden verstrekt. 5. Voor zover de behoefte van echtgenoten niet samenvallen, wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele voorziening toegekend, zoals bedoeld in artikel 3.1 onder c en d. 6. De gehandicapten die aanspraak kunnen maken op een vervoersvoorziening als in art onder a vermeld, kunnen in plaats van deze voorziening aanspraak maken op een financiële tegemoetkoming indien het gebruik van de eigen auto is gewenst om te voorzien in de vervoersbehoefte. Onder eigen auto wordt in dit verband tevens verstaan de auto van de echtgenoot respectievelijk de auto van de ouder(s) voor het geval waarin het een gehandicapte betreft, die woonachtig is bij diens ouders(s) danwei in een gezinsvervangend tehuis. De gehandicapte dient deze voorkeur voor een financiële tegemoetkoming schriftelijk kenbaar te maken. Tot verstrekking van een financiële tegemoetkoming wordt niet overgegaan indien dit strijdig wordt geacht met de zelfstandige vervoersbehoefte van de aanvrager.

12 -12- Hoofdstuk 4. Rolstoelvoorzieningen. Paragraaf 1. Algemene omschrijving Artikel 4.1 Type rolstoelen De door het college van burgemeester en wethouders te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit: a. een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en/of buiten de woonruimte; b. dan wel een aanpassing aan deze rolstoel; c. een sportrolstoel. Paragraaf 2. Het recht op een rolstoel Artikel 4.2 Voorwaarden voor het recht op een rolstoel 1. Een gehandicapte kan voor een rolstoel als bedoeld in artikel 4.1. onder a. of b. in aanmerking worden gebracht, wanneer de objectief aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een onvoldoende oplossing bieden. 2. Tevens kan een gehandicapte in aanmerking voor een sportrolstoel worden gebracht, indien hij zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening. Voorwaarde is wel dat aanvrager lid moet zijn van een sportvereniging en actief sport beoefent. Artikel 4.3 Bruikleen of eigendom 1. Een rolstoel wordt in bruikleen verstrekt. 2. In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid vindt de verstrekking van een sportrolstoel plaats in de vorm van een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding waarmee voor een periode van drie jaar een sportrolstoel aangeschaft en onderhouden kan worden. Deel II PROCEDURES Hoofdstuk 5. Het verkrijgen van een voorziening Artikel 5.1 Aanvraagprocedure Een aanvraag voor een voorziening dient te worden ingediend door middel van een namens het college van burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier. Artikel 5.2 Gronden voor weigering Het college van burgemeester en wethouders weigert de gevraagde voorzieningen in ieder geval: a. voor zover de aanvraag een financiële tegemoetkoming betreft in kosten die de aanvrager voor de aanvraagdatum heeft gemaakt, met uitzondering van reparaties, onderhouds- of keuringskosten aan de reeds toegekende voorzieningen; b. indien een middel als waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening is vergoed of verstrekt en de normale atschrijvingsduur voor dat middel nog niet is verstreken, tenzij het eerder vergoede of verstrekte middel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen. Artikel 5.3 Bijzondere bepalingen 1. Indien een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten e tegemoetkoming betrekking heeft.

13 Indien een periodieke financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking tevens vermeld: de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan. Hoofdstuk 6 Verplichtingen en bevoegdheden van rechthebbende en het college van burgemeester en wethouders Artikel 6,1 inlichtingen, onderzoek, advies 1. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend: a. op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip en hem te doen ondervragen; b. een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken. 2. Het college van burgemeester en wethouders vraagt, wanneer zij dat gewenst vinden, een daartoe door en aangewezen adviserende instantie om advies. 3. De adviseur dient te beschikken over kennis op één of meer van de volgende gebieden: a. medische kennis op het niveau van een arts; b. sociale kennis; c. ergonomische kennis; d. technische kennis. 4. Een gehandicapte is verplicht aan het college van burgemeester en wethouders of de door hen aangewezen adviserende instantie die gegevens te (doen) verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Artikel 6.2 Wijzigingen in de situatie 1. Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, doet op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan burgemeester en wethouders mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan, redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op de voorziening. 2. Indien betrokkene geen recht meer heeft op een voorziening, wordt door het college besloten tot beëindiging van de verstrekte voorziening. De betreffende voorziening wordt de lopende maand en de twee daaropvolgende maanden na verzending van de beschikking nog verstrekt. 3. Ingeval van verhuizing of overlijden is de periode genoemd in het tweede lid niet van toepassing. De voorziening kan dan terstond worden stopgezet. Artikel 6.3 Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening 1. Het college van burgemeester en wethouders kan een beschikking genomen op grond van deze verordening geheel of gedeeltelijk intrekken indien: a. niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening; b. op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat deze zodanig onjuist waren dat, waren juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen. 2. Een besluit tot verlening van een voorziening welke bestaat uit het verlenen van financiële tegemoetkoming kan worden ingetrokken, indien blijkt dat de tegemoetkoming binnen zes maanden na de uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor deze was verleend.

14 -14- Deellll SLOT Hoofdstuk 7 Slotbepalingen Artikel 7.1 Afwijken van bepalingen/hardheidsclausule 1. Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de gehandicapte of de woningeigenaar afwijken van tie bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. 2. Voorafgaande aan de toepassing van het eerste lid kan het college van burgemeester en wethouders : deskundig advies vragen. Artikel 7.2 Beslissing van het college van burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders. Artikel 7.3 Periodieke evaluatie gemeentelijk beleid en bijstelling verordening Het door de gemeente gevoerde beleid wordt eenmaal per jaar geëvalueerd; indien deze evaluatie daar aanleiding toe geeft wordt de verordening aangepast. Het college van burgemeester en wethouders zendt in ieder geval van elke evaluatie aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk. Artikel 7.4 Citeertitel; inwerkingtreding 1. Deze verordening wordt aangehaald als: "Verordening voorzieningen gehandicapten". 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober Met ingang van dezelfde datum wordt de Verordeningen voorzieningen gehandicapten zoals vastgesteld in de vergadering van de raad van Bergen op Zoom van 20 december 2001 ingetrokken. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van > > o» 9 De griffier, FP.de Vos