Stedenbouwkundige verordening met het oog op het versterken van de woonkwaliteit. mei 2016

Transcriptie

1 Stedenbouwkundige verordening met het oog op het versterken van de woonkwaliteit mei 2016

2

3 Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN 2 AFDELING 1. DEFINITIES EN VERWIJZINGEN 2 AFDELING 2. TOEPASSINGSGEBIED EN BINDEND KARAKTER 3 HOOFDSTUK 2. ALGEMENE NORMEN 4 AFDELING 1. FUNCTIES 4 AFDELING 2. OPPERVLAKTES 5 AFDELING 3. LICHT, ZICHT EN LUCHT 6 AFDELING 4. TOEGANGEN 7 AFDELING 5. HUISHOUDELIJK AFVAL 7 AFDELING 6. FIETSENSTALLINGEN 7 HOOFDSTUK 3. WONINGSPLITSING EN HERBESTEMMING TOT WONEN 8 AFDELING 1. ALGEMENE VOORWAARDEN 8 AFDELING 2. BIJZONDERE VOORWAARDEN 8 HOOFDSTUK 4. NIEUWE MEERGEZINSWONINGEN 10 AFDELING 1. ALGEMENE VOORWAARDEN 10 AFDELING 2. BIJZONDERE VOORWAARDEN 10 HOOFDSTUK 5. STRAFBEPALINGEN 12 HOOFDSTUK 6. INWERKINGTREDINGSBEPALING 12 BIJLAGE 13 Pagina 1 van 19

4 HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Afdeling 1. Definities en verwijzingen Artikel 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: 1 buitengebied: het gedeelte van de stad Tongeren gelegen buiten het kleinstedelijk gebied Tongeren; 2 buitenruimte: een private ruimte in open lucht, met inbegrip van een inpandig terras of een terras op de verdieping of op een plat dak; 3 Centrum: het gedeelte van de stad Tongeren dat gelegen is binnen de wallen en dat geordend wordt door het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Centrum Tongeren ; 4 grondgebonden wooneenheid: een wooneenheid die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan ten minste een van de bouwlagen aansluit op het maaiveld; wooneenheden boven een gelijkvloerse niet-residentiële bouwlaag die niet afsplitsbaar is van de woonfunctie worden ook als grondgebonden beschouwd; 5 grondig aanpassen: het creëren van nieuwe ruimten voor woonfuncties binnen, bij of in de plaats van een bestaande constructie; 6 nuttige vloeroppervlakte: de binnenomtrek van een ruimte waarboven de plafondhoogte ten minste 240cm (leefruimte, kookruimte, slaapruimte en badkamer) dan wel 220cm (overige ruimten) bedraagt; bijkomend wordt bij hellende plafonds de oppervlakte meegerekend wordt vanaf een vrije hoogte van 150cm; 7 stedelijke wijken: het gedeelte van de stad Tongeren gelegen binnen het kleinstedelijk gebied Tongeren, maar buiten het Centrum; het regionaal bedrijventerrein Tongeren-Oost wordt uit de stedelijke wijken gesloten; 8 wooneenheid: elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande, voor zover het beschikt over een toilet, een bad of douche en een kookgelegenheid, met uitzondering van: a) assistentiewoningen in de zin van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, b) ADL-woningen in de zin van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 1998 tot aanmoediging van projecten inzake het zelfstandig wonen van personen met een fysieke handicap in sociale woonwijken, c) wooneenheden die ter beschikking gesteld worden door een dienst in de zin van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor beschermd wonen voor personen met een handicap, d) wooneenheden die ter beschikking gesteld worden door een voorziening in de zin van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 betreffende de goedkeuring en subsidiëring van geïntegreerde woonprojecten voor personen met een handicap, e) wooneenheden die ter beschikking gesteld worden door een initiatief van beschut wonen in de zin van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 februari 1997 tot vaststelling van de procedure voor de erkenning en de sluiting van rust- en verzorgingstehuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen en samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten. Pagina 2 van 19

5 Afdeling 2. Toepassingsgebied en bindend karakter Artikel 2 Deze verordening is van toepassing op wooneenheden gelegen op het grondgebied van de stad Tongeren. De verordening geldt bij de beoordeling van stedenbouwkundige aanvragen voor: 1 het nieuw bouwen van een of meer wooneenheden, of het grondig aanpassen daarvan, voor het deel waarop de aanvraag betrekking heeft; 2 een functiewijziging die een nieuwe wooneenheid tot stand brengt; 3 de vermeerdering van het aantal wooneenheden in een gebouw. De verordening geldt ook bij de beoordeling van verkavelingsaanvragen voor woningbouw. Artikel 3 Een vergunning kan afwijken van deze verordening op grond van een door de aanvrager ingediende motiveringsnota, waarin alle volgende zaken zijn opgenomen: 1 een omschrijving van de gevraagde afwijking; 2 een duidelijke argumentatie waarom de afwijking nodig of nuttig is in functie van de bijzondere kenmerken van het terrein of van het project of de voorgestelde innovatieve en verbeterende oplossingen; 3 een verantwoording dat de afwijkende handelingen ten minste dezelfde mate van woonkwaliteit garanderen als verordeningsconforme handelingen. Indien een afwijking gegrond wordt op het beeldbepalend en/of markant karakter van een bestaand aan te passen gebouw, dan maakt de motiveringsnota de erfgoedwaarden van het gebouw inzichtelijk, tenzij het gebouw opgenomen is in een beschermingsbesluit overeenkomstig de regelgeving op de bescherming van monumenten, gezichten en landschappen, of op de inventaris van het bouwkundig erfgoed. De motiveringsnota geeft in dat geval ook aan waarom de gekozen woonoplossing nodig of nuttig is in het licht van het geïntegreerd behoud van het gebouw. Pagina 3 van 19

6 HOOFDSTUK 2. ALGEMENE NORMEN Afdeling 1. Functies Artikel 4 1. Elke wooneenheid beschikt ten minste over volgende functies, die niet gemeenschappelijk kunnen worden georganiseerd: 1 een leefruimte (zit- en eetruimte); 2 een kookruimte, al dan niet in de leefruimte geïntegreerd; 3 een slaapruimte; 4 een badkamer, die ten minste een wastafel en een douche en/of bad (telkens voorzien van stromend koud en warm water) omvat; 5 een toilet met waterspoeling, al dan niet in de badkamer geïntegreerd, waarbij geldt dat: a) het toilet gelegen is binnen de wooneenheid, b) het toilet niet rechtstreeks uitgeeft in een leefruimte (zit- en eetruimte) of kookruimte. In afwijking van het eerste lid kunnen voor studio s en lofts alle functies, met uitzondering van badkamer en toilet, in één ruimte geïntegreerd worden. 2. Elke wooneenheid beschikt tevens over volgende functies, die eventueel gemeenschappelijk kunnen worden georganiseerd: 1 een inkomruimte; 2 een bergruimte; 3 een buitenruimte. Pagina 4 van 19

7 Afdeling 2. Oppervlaktes Artikel 5 1. Wooneenheden hebben een nuttige oppervlakte van ten minste 45,00m². Voor wooneenheden met een afzonderlijke slaapruimte geldt een minimale nuttige oppervlakte van: 1 50,00m², in het Centrum; 2 60,00m², in de stedelijke wijken; 3 70,00m², in het buitengebied. Voor de toepassing van het eerste lid worden bij de berekening van de nuttige oppervlakte enkel de oppervlakten van de niet-gemeenschappelijke inkom-, leef-, kook-, slaap-, berg-, bad- en toiletruimten in rekening gebracht. 2. De nuttige vloeroppervlakte van de functies, vermeld in de linkerzijde van onderstaande tabel, voldoet aan de oppervlaktenormen, vermeld in de rechterzijde van onderstaande tabel. Ruimten Minimale nuttige oppervlakte inkomruimte (al dan niet gemeenschappelijk) per wooneenheid: 1,50m² leefruimte kookruimte slaapruimte bijkomende afzonderlijke slaapruimte bergruimte (al dan niet gemeenschappelijk) badkamer toiletruimte geïntegreerd in badkamer afzonderlijke toiletruimte 20,00m² (+ 2,00m² per extra slaapruimte, vanaf de 2 de slaapruimte) 4,00m² (+ 0,50m² per extra slaapruimte, vanaf de 2 de slaapruimte) 12,00m² 8,00m² per wooneenheid: 1,50m² (+ 0,50m² per extra slaapruimte, vanaf de 2 de slaapruimte) 3,00m² (+ 0,50m² per extra slaapruimte, vanaf de 2 de slaapruimte) 1,00m² 1,20m² In het geval van integratie van de kookruimte en/of de slaapruimte in de leefruimte (zit- en eetruimte) of van het toilet in de badkamer, geldt dat de vereisten inzake minimale nuttige oppervlakten samengeteld worden. Pagina 5 van 19

8 3. Voor elke nieuwe wooneenheid die tot stand wordt gebracht door middel van bouw, grondige aanpassing, functiewijziging of woningsplitsing, wordt ten minste in een buitenruimte voorzien van: 1 15,00m², voor buitenruimten op het gelijkvloers; bij de verwezenlijking van meerdere wooneenheden wordt vanaf de tweede wooneenheid 4,00m² per extra wooneenheid bijgeteld; 2 4,00m², met een minimale diepte van 1,80m, voor overige buitenruimten. De buitenruimte is toegankelijk vanuit de wooneenheid, desgevallend via een gemeenschappelijke circulatieruimte. Afdeling 3. Licht, zicht en lucht Artikel 6 1. De leefruimtes (zit- en eetruimtes) ontvangen rechtstreeks daglicht langs glasvlakken in verticale wanden. Deze glasvlakken zijn gepositioneerd op ooghoogte en hebben een minimumoppervlakte van 1/8 van de vloeroppervlakte van de betrokken ruimtes, gemeten langs de binnenomtrek van de opgaande constructies. De slaapruimtes ontvangen rechtstreeks daglicht langs glasvlakken in verticale wanden of dakvlakken. Deze verticale wanden of dakvlakken hebben een minimumoppervlakte van 1/12 van de vloeroppervlakte van de betrokken ruimtes, gemeten langs de binnenomtrek van de opgaande constructies. De afgesloten kookruimtes ontvangen rechtstreeks daglicht langs glasvlakken in verticale wanden, schuine dakvlakken of een lichtstraat (plafond). Deze verticale wanden, schuine dakvlakken of lichtstraten hebben een minimumoppervlakte van 1/12 van de vloeroppervlakte van de betrokken ruimtes, gemeten langs de binnenomtrek van de opgaande constructies. 2. De leefruimte (zit- en eetruimte), de afgesloten kookruimte ende slaapruimte(n) hebben elk ten minste een te openen gevel- of dakdeel waardoor de ruimte op natuurlijke wijze geventileerd kan worden of zijn aangesloten op een mechanisch ventilatiesysteem. Pagina 6 van 19

9 Afdeling 4. Toegangen Artikel 7 Elke wooneenheid is rechtstreeks of via een private of collectieve circulatieruimte (binnen of buiten) toegankelijk vanaf de openbare ruimte. De bovenliggende verdiepingen van gebouwen met een gemengde functie worden voorzien van een aparte toegang, tenzij het een gebouw betreft met een gevelbreedte kleiner dan 5,00m. Afdeling 5. Huishoudelijk afval Artikel 8 Elke wooneenheid beschikt in het gebouw of buiten het gebouw over een al dan niet gemeenschappelijke voldoende verluchte ruimte voor het opslaan van huishoudelijk afval. Deze ruimte voor het opslaan van huishoudelijk afval heeft een oppervlakte van: 1 minimum 1,00m² ; 2 minimum 0,50m², wanneer de ruimte geïntegreerd wordt in de bergruimte. Deze ruimte voor het opslaan van huishoudelijk afval mag niet rechtstreeks uitgeven in een leefruimte, een kookruimte, een slaapruimte, een badkamer of een toiletruimte. Afdeling 6. Fietsenstallingen Artikel 9 Voor elke nieuwe wooneenheid die tot stand wordt gebracht door middel van bouw, grondige aanpassing, functiewijziging of woningsplitsing, wordt ten minste in een fietsenstalling met een minimale oppervlakte van 1,90m² voorzien. Indien de fietsenstalling gemeenschappelijk georganiseerd wordt, geldt een minimale oppervlakte van 1,20m² per wooneenheid. De fietsenstallingen mogen deel uitmaken van dezelfde ruimte als deze van de parkeerplaatsen. Pagina 7 van 19

10 HOOFDSTUK 3. WONINGSPLITSING EN HERBESTEMMING TOT WONEN Afdeling 1. Algemene voorwaarden Artikel Een functiewijziging die een nieuwe wooneenheid tot stand brengt of de vermeerdering van het aantal wooneenheden in een gebouw is enkel toelaatbaar indien voldaan wordt aan alle volgende algemene voorwaarden: 1 alle betrokken wooneenheden voldoen aan: a) de woonkwaliteitsvoorwaarden bepaald bij en krachtens de Vlaamse Wooncode, b) de woonkwaliteitsvoorwaarden bepaald in deze verordening, c) actuele opvattingen omtrent een goede akoestische isolatie (thans NBN S ), d) de brandpreventievoorschriften; 2 alle betrokken wooneenheden kunnen afzonderlijk functioneren door middel van onder meer rechtstreeks toegankelijke afzonderlijke meters, zekeringskasten en gaskranen, afzonderlijke leidingenschachten en afzonderlijke afvoerkanalen voor afzuigkappen. 2. Bij een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning waarbij het aantal wooneenheden in een gebouw wordt vermeerderd, worden zowel op het plan dat de bestaande toestand weergeeft als op het plan dat de gewijzigde toestand weergeeft, de woonentiteiten en de gemeenschappelijke delen aangeduid. Op het plan van de bestaande toestand wordt de totale vloeroppervlakte van het gebouw, de vloeroppervlakte van de afzonderlijke ruimtes, en de oppervlakte van de buitenruimte aangegeven. Afdeling 2. Bijzondere voorwaarden Artikel 11 In het Centrum gelden voor een functiewijziging die een nieuwe wooneenheid tot stand brengt of de vermeerdering van het aantal wooneenheden in een gebouw volgende bijzondere voorwaarden: 1 indien de toegang van een wooneenheid hoger dan 9,00m boven het straatniveau ligt, wordt in een lift voorzien; Pagina 8 van 19

11 2 voor eventuele wooneenheden onder de dakkap motiveert de aanvraag dat er voldoende woonkwaliteit gegarandeerd wordt, bijvoorbeeld doordat voldaan wordt aan beide volgende voorwaarden: a) maximaal twee geveldelen van de wooneenheid gaan over in schuin dakvlak, b) de minimale hoogte van het afgewerkte deel van de verticale wanddelen onder het schuine deel bedraagt ten minste 1,50m tussen de vloer en de aanzet van het schuine dakvlak bij een minimale hellingshoek van 35, behoudens indien dit zou strijdig zijn met een bestemmingsplan; 3 de betrokken functiewijziging is in overeenstemming met het Stedelijk beoordelingskader inzake functiewijzigingen van handel naar wonen in het kerngebied van het RUP Centrum Tongeren (bekendgemaakt op de stedelijke website); 4 alle betrokken wooneenheden hebben een minimale nuttige oppervlakte die beantwoordt aan de eisen van artikel 5, 1. Artikel 12 In de stedelijke wijken kan een functiewijziging die een meergezinswoning tot stand brengt of de vermeerdering van het aantal wooneenheden in een gebouw worden toegelaten, tenzij zo n functiewijziging een schaalbreuk vormt met een hoofdzakelijk uit grondgebonden wooneenheden bestaande omgeving, of de ruimtelijke draagkracht van een reeds dichtbebouwde omgeving overschrijdt. In de stedelijke wijken gelden voor een functiewijziging die een nieuwe wooneenheid tot stand brengt of de vermeerdering van het aantal wooneenheden in een gebouw volgende bijzondere voorwaarden: 1 indien de toegang van een wooneenheid hoger dan 9,00m boven het straatniveau ligt, wordt in een lift voorzien; 2 voor eventuele wooneenheden onder de dakkap motiveert de aanvraag dat er voldoende woonkwaliteit gegarandeerd wordt, bijvoorbeeld doordat voldaan wordt aan beide volgende voorwaarden: a) maximaal twee geveldelen van de wooneenheid gaan over in schuin dakvlak, b) de minimale hoogte van het afgewerkte deel van de verticale wanddelen onder het schuine deel bedraagt ten minste 1,50m tussen de vloer en de aanzet van het schuine dakvlak bij een minimale hellingshoek van 35, behoudens indien dit zou strijdig zijn met een bestemmingsplan; 3 alle betrokken wooneenheden hebben een minimale nuttige oppervlakte die beantwoordt aan de eisen van artikel 5, 1. Artikel 13 In het buitengebied gelden voor een functiewijziging die een nieuwe wooneenheid tot stand brengt en voor de vermeerdering van het aantal wooneenheden in een gebouw volgende bijzondere voorwaarden: 1 alle betrokken wooneenheden zijn grondgebonden; 2 er worden geen wooneenheden onder de dakkap voorzien; 3 alle betrokken wooneenheden hebben een minimale nuttige oppervlakte die beantwoordt aan de eisen van artikel 5, 1. Pagina 9 van 19

12 HOOFDSTUK 4. NIEUWE MEERGEZINSWONINGEN Afdeling 1. Algemene voorwaarden Artikel 14 Het nieuw bouwen van meergezinswoningen is enkel toelaatbaar indien voldaan wordt aan alle volgende algemene voorwaarden: 1 alle betrokken wooneenheden voldoen aan: a) de woonkwaliteitsvoorwaarden bepaald bij en krachtens deze verordening, b) actuele opvattingen omtrent een goede akoestische isolatie (thans NBN S ), c) de brandpreventievoorschriften; 2 alle betrokken wooneenheden kunnen afzonderlijk functioneren door middel van onder meer rechtstreeks toegankelijke afzonderlijke meters, zekeringskasten en gaskranen, afzonderlijke leidingenschachten en afzonderlijke afvoerkanalen voor afzuigkappen. Meergezinswoningen tot 10 wooneenheden omvatten bij voorkeur een menging van verschillende types (aantal kamers) en groottes (oppervlakte) aan wooneenheden. Meergezinswoningen vanaf 10 wooneenheden omvatten verplicht een menging van verschillende types (aantal kamers) en groottes (oppervlakte) aan wooneenheden. Afdeling 2. Bijzondere voorwaarden Artikel 15 In het Centrum gelden bij het nieuw bouwen van meergezinswoningen volgende bijzondere voorwaarden: 1 indien de toegang van een wooneenheid hoger dan 9,00m boven het straatniveau ligt, wordt in een lift voorzien; 2 voor eventuele wooneenheden onder de dakkap wordt door de aanvrager gemotiveerd dat er voldoende woonkwaliteit gegarandeerd wordt, bijvoorbeeld doordat voldaan wordt aan beide volgende voorwaarden: a) maximaal twee geveldelen van de wooneenheid gaan over in schuin dakvlak, b) de minimale hoogte van het afgewerkte deel van de verticale wanddelen onder het schuine deel bedraagt ten minste 1,50m tussen de vloer en de aanzet van het schuine dakvlak bij een minimale hellingshoek van 35 (tenzij dit strijdig zou zijn met een bestemmingsplan); 3 alle betrokken wooneenheden hebben een minimale nuttige oppervlakte die beantwoordt aan de eisen van artikel 5, 1. Pagina 10 van 19

13 Artikel 16 In de stedelijke wijken kan het nieuw bouwen van meergezinswoningen worden toegelaten, tenzij zo n inplanting een schaalbreuk vormt met een hoofdzakelijk uit grondgebonden wooneenheden bestaande omgeving, of de ruimtelijke draagkracht van een reeds dichtbebouwde omgeving overschrijdt. In de stedelijke wijken gelden bij het nieuw bouwen van meergezinswoningen volgende bijzondere voorwaarden: 1 indien de toegang van een wooneenheid hoger dan 9,00m boven het straatniveau ligt, wordt in een lift voorzien; 2 voor eventuele wooneenheden onder de dakkap motiveert de aanvraag dat er voldoende woonkwaliteit gegarandeerd wordt, bijvoorbeeld doordat voldaan wordt aan beide volgende voorwaarden: a) maximaal twee geveldelen van de wooneenheid gaan over in schuin dakvlak, b) de minimale hoogte van het afgewerkte deel van de verticale wanddelen onder het schuine deel bedraagt ten minste 1,50m tussen de vloer en de aanzet van het schuine dakvlak bij een minimale hellingshoek van 35, behoudens indien dit zou strijdig zijn met een bestemmingsplan; 3 alle betrokken wooneenheden hebben een minimale nuttige oppervlakte die beantwoordt aan de eisen van artikel 5, 1. Artikel 17 In het buitengebied wordt het nieuw bouwen van meergezinswoningen niet toegelaten. Groepswoningbouwprojecten waarbij fysiek verbonden grondgebonden wooneenheden worden opgericht, zijn wel toelaatbaar. Pagina 11 van 19

14 HOOFDSTUK 5. STRAFBEPALINGEN Artikel 18 De overtredingen op deze verordening worden behandeld overeenkomstig de handhavingsmaatregelen opgenomen in de decreetgeving op de ruimtelijke ordening. HOOFDSTUK 6. INWERKINGTREDINGSBEPALING Artikel 19 Deze verordening treedt in werking tien dagen na de bekendmaking (bij uittreksel) in het Belgisch Staatsblad. Alle aanvragen die voor deze inwerkingtredingsdatum in eerste administratieve aanleg werden ingediend, worden behandeld volgens de destijds geldende regelgeving. De datum van postmerk of de datum van het afgiftebewijs geldt als indieningsdatum. Pagina 12 van 19

15 Bijlage Gezien om gevoegd te worden bij de stedenbouwkundige verordening met het oog op het versterken van de woonkwaliteit Pagina 13 van 19

16 Pagina 14 van 19

17 Pagina 15 van 19

18 RUP CENTRUM deel 1 Pagina 16 van 19

19 RUP CENTRUM deel 2 Pagina 17 van 19