Metrologische Reglementering

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Metrologische Reglementering"

Transcriptie

1 NML.doc Bestuur Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Metrologie Metrologische Dienst Metrologische Reglementering Reglement bijgevoegd aan het koninklijk besluit van 6 april 1979 betreffende meetinstallaties en gedeeltelijke meetinstallaties voor andere vloeistoffen dan water - Gecoördineerde tekst - gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 oktober 1983 (BS ) gewijzigd door het koninklijk besluit van 16 juli 1993 (BS ) gewijzigd door het koninklijk besluit van 26 september 2013 (BS )

2 2 BIJLAGE 1 : Reglement bijgevoegd aan het KB van 6 april 1979 betreffende meters, hulpinrichtingen en meetinstallaties voor vloeistoffen andere dan water AFDELING I. Vloeistofmeters, watermeters uitgezonderd Hoofdstuk 1. Voorschriften inzake vloeistofmeters, watermeters uitgezonderd 1. Definities 1.1. De kleinste afleveringshoeveelheid is de kleinste hoeveelheid vloeistof die, voor een bepaald model, mag worden gemeten De metende ruimte is gelijk aan het vloeistofvolume overeenkomend met één arbeidscyclus van het metende gedeelte, d.w.z. van het geheel der bewegingen aan het einde waarvan alle inwendige beweegbare organen van dat metende gedeelte weer voor het eerst hun oorspronkelijke stand innemen De periodieke fout is het maximale verschil tijdens één arbeidscyclus tussen het volume gevormd door de verplaatsing der meetorganen en het overeenkomstige volume aangewezen door de aanwijsinrichting, die zonder speling of slip zodanig met het metende gedeelte moet zijn gekoppeld dat deze aan het eind van de arbeidscyclus en voor die cyclus een volume aangeeft gelijk aan de metende ruimte. Deze fout kan eventueel worden verminderd door toepassing van een geschikt correctieorgaan. 2. Aanwijsinrichtingen 2.1. De meters moeten zijn voorzien van een aanwijsinrichting die het gemeten volume aangeeft in kubieke centimeters of milliliters, in kubieke decimeters of liters of in kubieke meters De aanwijsinrichting bestaat uit één of meer elementen; het element dat is voorzien van de schaalverdeling met het kleinste schaaldeel, wordt "eerste element" genoemd De aandrijving van de aanwijsinrichting door het metende gedeelte moet betrouwbaar en stabiel geschieden door middel van een mechanische verbinding of met behulp van een permanent-magnetische inrichting. Bij een snelheidsmeter kan de beweging van het beweegbaar orgaan omgezet worden in elektrische signalen die de aanwijsinrichting bedienen. Daarbij moeten de nodige voorzorgen genomen worden opdat alle signalen uitgezonden door het beweegbaar orgaan en alleen deze, met zekerheid overgedragen worden naar de aanwijsinrichting De aflezing moet betrouwbaar, gemakkelijk en ondubbelzinnig zijn Indien de aanwijsinrichting verscheidene elementen omvat, moet het geheel zodanig zijn uitgevoerd dat het meetresultaat door eenvoudige nevenschikking van de aanwijzingen der verschillende elementen kan worden afgelezen Het grootste aanwijsbereik van aanwijsinrichting moet van de vorm 1.10 n, 2.10 n of 5.10 n erkende eenheden van volume zijn, waarbij n een positief of negatief geheel getal of nul is.

3 De aanwijzing van een element kan continu of discontinu zijn Bij continu-aanwijzing van een element moet het aflezen van de gemeten waarde in iedere stand mogelijk zijn door middel van een schaalverdeling en een index De afleeseenheid van het eerste element moet van de vorm 1.10 n, 2.10 n of 5.10 n erkende eenheden van volume zijn De waarde van één omwenteling van een element waarvan de schaalverdeling geheel zichtbaar is, moet overeenkomen met 10 n erkende eenheden van volume. Het element met het grootste aanwijsbereik mag hierop evenwel een uitzondering vormen Wanneer een element wordt gevormd door een vaste ronde wijzerplaat met rondgaande wijzer, moet deze wijzer in de richting van de wijzers van de klok draaien Bij een aanwijsinrichting met verscheidene elementen, waarvan de schaalverdeling geheel zichtbaar is, moet elke omwenteling van één dezer elementen overeenkomen met de waarde van het schaaldeel van het volgende element Bij een aanwijsinrichting met verscheidene elementen moet de aanwijzing van een discontinu bewegend element, behalve het eerste, met één cijfer verspringen terwijl het voorgaande element ten hoogste één tiende van zijn omwenteling volbrengt. De voortbeweging moet eindigen wanneer het voorgaande element nul aanwijst Bij een aanwijsinrichting met verscheidene elementen waarvan de schaalverdelingen van het tweede element en volgende slechts gedeeltelijk in vensters zichtbaar zijn, moeten deze elementen discontinu voortbewegen. Het eerste element mag continu of discontinu voortbewegen Wordt de aanwijzing gevormd door op één lijn geplaatste cijfers en beweegt het eerste element discontinu voort, dan zijn één of meer vaste nullen rechts van dat element toelaatbaar Wanneer het eerste element continu voortbeweegt en de schaalverdeling daarvan slechts gedeeltelijk in een venster zichtbaar is, kan daardoor een dubbelzinnigheid in de aflezing ontstaan die zo gering mogelijk moet worden gehouden. Met het oog hierop en om aflezing door interpolatie mogelijk te maken, moet het bijbehorende venster in de bewegingsrichting van de schaalverdeling een afmeting hebben van ten minste 1,5 maal de afstand tussen de hartlijnen van twee opeenvolgende becijferde deelstrepen, zodat steeds ten minste twee deelstrepen, waarvan één becijferd, zichtbaar zijn. Het venster kan asymmetrisch ten opzichte van de vaste index zijn aangebracht Bij een schaalverdeling met deelstrepen moeten de deelstrepen over hun gehele lengte even dik zijn. Zij mogen niet dikker zijn dan één vierde van de afstand tussen de hartlijnen van twee opeenvolgende deelstrepen. Het onderscheid tussen de deelstrepen overeenkomend met 1.10 n, 2.10 n of 5.10 n erkende eenheden mag slechts worden verkregen door verschil in lengte De werkelijke of schijnbare afstand tussen de hartlijnen van twee opeenvolgende deelstrepen mag niet minder dan 2 mm bedragen.

4 De werkelijke of schijnbare hoogte der cijfers mag niet minder dan 4 mm bedragen. 3. Justeerinrichtingen 3.1. De meters moeten zijn voorzien van een justeerinrichting met behulp waarvan de verhouding tussen het aangegeven volume en het werkelijke volume van de doorgestroomde vloeistof kan worden gewijzigd Wanneer deze justeerinrichting de bedoelde verhouding discontinu wijzigt, mogen de opeenvolgende waarden van deze verhouding nooit meer dan 0,002 verschillen Het justeren door middel van een by-pass op de meter is verboden. 4. Bijzondere voorschriften voor de kleinste afleveringshoeveelheid Volumetrische meter De kleinste afleveringshoeveelheid moet zodanig zijn dat elk der onderstaande waarden ten hoogste gelijk is aan de maximaal toelaatbare fout daarop die is vastgesteld in de punten II.2 en II.3: 1. het volume, overeenkomend met een verplaatsing van 2 mm op de schaalverdeling van het eerste element en met een vijfde deel van de waarde van de afleeseenheid, wanneer het eerste element continu voortbeweegt; 2. het volume, overeenkomend met twee cijfersprongen, wanneer het eerste element discontinu voortbeweegt; 3. de fout die, bij normaal gebruik, voortvloeit uit een speling of slip bij de overbrenging van de beweging van het metende gedeelte op het eerste element van de aanwijsinrichting 4. tweemaal de periodieke fout Snelheidsmeter De kleinste afleveringshoeveelheid is gelijk aan de hoeveelheid vloeistof overeenstemmend met 200 impulsen uitgezonden door de impulsgevers voor meters met een elektrische inrichting. Voor meters zonder elektrische inrichting zijn de waarden die in aanmerking komen dezelfde als onder het punt Bij het vaststellen van de kleinste afleveringshoeveelheid, moet zo nodig bovendien rekening worden gehouden met de invloed van de hulporganen van de complete meetinstallatie, volgens de voorschriften vastgesteld in het daarop betrekking hebbend reglement De kleinste afleveringshoeveelheid moet zijn van de vorm 1.10 n, 2.10 n of 5.10 n erkende eenheden, waarbij n een positief of negatief geheel getal of nul is. 5. Maximaal en minimaal meetvermogen 5.1. Het maximale en het minimale meetvermogen worden vastgesteld in het certificaat van goedkeuring op basis van de resultaten verkregen bij het aan de goedkeuring voorafgaande onderzoek. De meter moet gedurende een bepaalde, in het certificaat van goedkeuring vastgestelde periode in de nabijheid van het maximale meetvermogen kunnen werken, zonder dat zijn metrologische eigenschappen aanmerkelijk worden gewijzigd De verhouding tussen het maximale en het minimale meetvermogen moet ten minste gelijk zijn aan 10 voor vloeistofmeters in het algemeen en aan 5 voor meters voor vloeibare gassen.

5 5 6. Invloed van de aard der vloeistof, van de temperatuur en van de druk 6.1. In het certificaat van goedkeuring voor een meter moet worden aangegeven voor welke vloeistof of vloeistoffen de meter is bestemd, de temperatuurgrenzen van de te meten vloeistof, indien deze grenzen lager dan -10 C of hoger dan +50 C liggen, alsmede de maximale werkdruk Uit het onderzoek voorafgaande aan de modelgoedkeuring voor een meter moet blijken dat de foutvariaties als gevolg van de maximale wisselingen van de kenmerken der vloeistoffen, van de druk en van de vloeistoftemperatuur binnen de in het certificaat van goedkeuring vast te leggen grenzen voor elk van deze factoren niet groter zijn dan de helft der waarden als aangegeven in de punten II,1, II.2 en II Maximaal toelaatbare fouten op afzonderlijke meters 7.1. Wanneer, alvorens een complete meetinstallatie aan de ijk te onderwerpen, de afzonderlijke meter aan metrologische onderzoeken wordt onderworpen, zijn de maximaal toelaatbare fouten bij die onderzoeken gelijk aan de helft van die, vastgesteld in de punten II.1, II.2 en II.3, waarbij zij evenwel niet minder bedragen dan 0,3% van de gemeten hoeveelheid, indien de gebruikte vloeistof dezelfde is als die waarvoor de meter is bestemd Wanneer deze bepaling evenwel door meetonnauwkeurigheid niet kan worden toegepast, kunnen in het certificaat van goedkeuring de maximaal toelaatbare fouten worden verhoogd binnen de grenzen als vastgelegd in de punten II.1, II.2 en II Voorts kunnen in het certificaat van goedkeuring de waarden der maximaal toelaatbare fouten worden verlaagd en/of verschoven, wanneer het voorafgaande onderzoek wordt uitgevoerd met slechts één der vloeistoffen waarvoor de meter is bestemd, dan wel met een andere vloeistof. in het laatste geval (d.w.z. wanneer de gebruikte vloeistof bij het voorafgaande onderzoek een andere is dan die waarvoor de meter is bestemd) kunnen in het certificaat van goedkeuring voor de debieten waarbij de meter wordt onderzocht, andere waarden dan die tussen het maximale en minimale meetvermogen worden vastgesteld. 8. Opschriften 8.1. Op iedere meter moeten, goed leesbaar en onuitwisbaar, de onderstaande opschriften op de telwerkplaat of op een speciaal daarvoor bestemde opschriftenplaat zijn aangebracht: a) het modelgoedkeuringsteken; b) de identificatie van de fabrikant of zijn firmanaam; c) eventueel een typeaanduiding van de fabrikant; d) een fabrieksnummer en het jaartal van vervaardiging; e) de metende ruimte indien de meter geen elektrische signalen uitzendt, of het volume overeenstemmend met een elektrische impuls indien de meter elektrische signalen uitzendt; (voor snelheidsmeters) f) het maximale en minimale meetvermogen; g) de maximale werkdruk; h) het temperatuurgebied, wanneer de vloeistof wordt gemeten bij een temperatuur lager dan - 10 C of hoger dan +50 C; i) de aard der te meten vloeistof(fen) en de grenzen der kinematische of dynamische viscositeit, wanneer de viscositeit niet voldoende blijkt uit de aanduiding van de aard der vloeistoffen.

6 Op de telwerkplaat moeten goed zichtbaar zijn vermeld: a) de naam of het symbool van eenheid waarin de gemeten volumes zijn uitgedrukt; b) de kleinste afleveringshoeveelheid Wanneer verwarring mogelijk is, moet de stromingsrichting van de vloeistof door een pijl op de kast van het metende gedeelte zijn aangegeven Bij demonteerbare meters voor consumptievloeistoffen moeten het fabrieksnummer of de drie laatste cijfers daarvan worden herhaald op de onderdelen door uitwisseling waarvan het meetresultaat kan worden beïnvloed Op de aanwijsinrichting mogen een eigen type-aanduiding en een eigen fabrieksnummer voorkomen. 9. Plaats van de ijk- en zegelmerken 9.1. De toegang tot de onderdelen waarmede het meetresultaat kan worden gewijzigd, alsmede het geheel of gedeeltelijk demonteren van de meter, moet worden verhinderd door verzegelingsinrichtingen wanneer althans het demonteren niet is toegestaan in het certificaat van goedkeuring (demonteerbare meters voor consumptievloeistoffen) Op het metende gedeelte, op de aanwijsinrichting of op de kast daarvan moet een van buitenaf zichtbare plaats (op een belangrijk onderdeel) zijn bestemd voor het aanbrengen van het ijkmerk In het certificaat van goedkeuring kan met betrekking tot de uitwisselbare delen van demonteerbare meters een plaats zijn aangegeven voor het aanbrengen van een merk naast het fabrieksnummer als bedoeld in punt

7 7 Hoofdstuk II. Maximaal toelaatbare fouten bij complete meetinstallaties 1. Bij een vloeistofmeter, gemonteerd in een complete meetinstallatie zijn de maximaal toelaatbare fouten in plus en min van deze meetinstallatie bij de ijk, onder normale bedrijfsomstandigheden en binnen de in het certificaat van goedkeuring toegestane gebruiksgrenzen, aangegeven in de hiernavolgende tabel naargelang van de gemeten hoeveelheden : Gemeten hoeveelheden van 0,02 tot 0,1 l van 0,1 tot 0,2 l van 0,2 tot 0,4 l van 0,4 tot 1 l van 1 tot 2 l 2 l of meer Maximaal toelaatbare fouten 2 ml 2 % van de gemeten hoeveelheid 4 ml 1 % van de gemeten hoeveelheid 10 ml 0,5 % van de gemeten hoeveelheid 2. De maximaal toelaatbare fout van de kleinste afleveringshoeveelheid bedraagt evenwel het dubbele van de waarde, vastgesteld in punt II.1; de maximaal toelaatbare fout is, ongeacht de gemeten hoeveelheid, nooit kleiner dan die welke voor de kleinste afleveringshoeveelheid is toegelaten. 3. Met het oog op de bijzondere moeilijkheden bij het onderzoek bedragen de maximaal toelaatbare fouten het dubbele van die genoemd in de punten II.1 en II.2 bij complete meetinstallaties voor vloeibare gassen of andere vloeistoffen die worden gemeten bij een temperatuur lager dan -10 C of hoger dan +50 C, alsmede bij installaties met een minimaal meetvermogen van ten hoogste 1 liter per uur. 4. Wanneer de fouten bij de eerste ijk alle hetzelfde teken hebben, mag ten minste één daarvan de grenzen, als vastgesteld in punt I.7.1, niet overschrijden. 5. Voor meetinstallaties met een snelheidsmeter is de maximaal toelaatbare fout gelijk aan 1 per 100 van de kleinste afleveringshoeveelheid voor elk volume begrepen tussen tweemaal de kleinste afleveringshoeveelheid.

8 8 AFDELING II. Hulpinrichtingen voor vloeistofmeters Hoofdstuk I. Nulstelinrichtingen van de volumeaanwijsinrichtingen 1.1. Een nulstelinrichting is een inrichting waarmede de aanwijsinrichting hetzij met de hand, hetzij automatisch in de nulstand kan worden gebracht De nulstelinrichting mag het meetresultaat niet kunnen wijzigen Wanneer een nulstelling is begonnen, moet het onmogelijk zijn dat een nieuw meetresultaat wordt verkregen zolang deze nulstelling niet is voltooid De voorschriften van de punten 1.2. en 1.3. zijn niet van toepassing: op telwerkplaten waarop is vermeld: "Verboden voor rechtstreekse verkoop aan het publiek", of een gebruiksbeperkend opschrift van dezelfde strekking; op aanwijsinrichtingen met wijzers, aangebracht op meters waarvan het maximale meetvermogen niet groter is dan liter per uur. In dit geval moet het onmogelijk zijn het aangegeven cijfer met de hand te verhogen, indien de meters bestemd zijn voor verkoophandelingen Bij continue aanwijsinrichtingen is na elke nulstelling de toegelaten afwijking ten opzichte van de nulaanwijzing ten hoogste gelijk aan de helft van de maximaal toelaatbare fout op de kleinste afleveringshoeveelheid vermeld op de telwerkplaat, zonder één vijfde van het becijferde schaaldeel te boven te gaan. Op discontinue aanwijsinrichtingen moet de aanwijzing ondubbelzinnig nul zijn. Hoofdstuk II. Volumetotalisators 2.1. Een aanwijsinrichting met nulstelling mag zijn voorzien van een of meer totalisators, die door optelling de verschillende achtereenvolgens door de aanwijsinrichting aangegeven volumes aanwijzen Totalisators mogen geen nulstelinrichting hebben Totalisators mogen slechts zijn uitgevoerd in de vorm van numerieke aanwijsinrichtingen Totalisators mogen zodanig zijn aangebracht dat zij onzichtbaar zijn De eenheid (of het symbool daarvan) waarin de getotaliseerde volumes zijn uitgedrukt, moet zijn aangegeven; zij moet voldoen aan de voorschriften van de afdeling I voor vloeistofmeters, watermeters uitgezonderd De afleeseenheid van het eerste element van elke totalisator moet van de vorm 1.10 n, 2.10 n of 5.10 n erkende eenheden van volume zijn, waarbij n een positief of negatief geheel getal of nul is, en zij moet voorts ten minste gelijk zijn aan de afleeseenheid van het eerste element van de aanwijsinrichting met nulstelling.

9 2.7. Wanneer die aanwijzingen der totalisators en die van de aanwijsinrichting met nulstelinrichting gelijktijdig zijn, moeten de cijfers der totalisators afmetingen hebben die ten hoogste gelijk zijn aan de helft van de overeenkomstige afmetingen der cijfers op de aanwijsinrichting met nulstelling. Hoofdstuk III. Volumeaanwijsinrichtingen met meer aanwijzingen voor mechanische afstandsoverdraging 3.1. De aanwijsinrichting mag zijn voorzien van verschillende telwerkplaten. Bovendien mogen er een of meer repetitieaanwijsinrichtingen aan gekoppeld zijn De afleeseenheden van de diverse aanwijzingen mogen verschillende waarden hebben, maar de kleinste afleveringshoeveelheid mag slechts één waarde hebben en wordt vastgesteld aan de hand van de afleeseenheid die tot de grootste waarde van deze afleveringshoeveelheid leidt De voorschriften van onderhavige afdeling en die van de afdeling voor vloeistofmeters, watermeters uitgezonderd, zijn van toepassing op elke aanwijsinrichting en elke telwerkplaat De aanwijzingen der verschillende telwerkplaten van de aanwijsinrichting(en) mogen geen grotere onderlinge fout vertonen dan de maximaal toelaatbare fout op de kleinste afleveringshoeveelheid die op de telwerkplaat (platen) is vermeld. Hoofdstuk IV. Prijsaanwijsinrichtingen 4.1. Numerieke volumeaanwijsinrichtingen met nulstelinrichting mogen worden aangevuld met een numerieke prijsaanwijsinrichting, eveneens met nulstelinrichting, waarvan de prijs per eenheid de prijs is van de eenheid van volume waarin de volumes worden aangewezen De prijs per eenheid moet instelbaar zijn. De ingestelde prijs per eenheid moet worden aangegeven De inrichtingen voor het instellen en het aangeven van de prijs per eenheid moeten zodanig met de prijsaanwijsinrichting zijn gekoppeld dat de prijs, overeenkomend met één meting, steeds gelijk is aan het product van de ingestelde en aangegeven prijs per eenheid en het aangewezen volume De voorschriften met betrekking tot volumeaanwijsinrichtingen vervat in de afdeling betreffende vloeistofmeters, watermeters uitgezonderd, alsmede de bepalingen van de hoofdstukken I, II en III van de van de onderhavige afdeling, gelden mutatis mutandis voor de prijsaanwijsinrichtingen, met uitzondering van punt 1.5. betreffende de nulstelling De gebruikte munteenheid of het symbool daarvan moet zijn aangegeven op de telwerkplaat van de prijsaanwijsinrichting De afmetingen der cijfers van de prijsaanwijsinrichting mogen niet groter zijn dan die van de cijfers van de volumeaanwijsinrichting De nulstelinrichtingen van de prijs- en volumeaanwijsinrichting moeten zodanig zijn uitgevoerd dat het nulstellen van een der beide inrichtingen automatisch de nulstelling van de andere met zich brengt. 9

10 De prijs van een hoeveelheid gelijk aan de maximaal toelaatbare fout op de kleinste afleveringshoeveelheid vermeld op de telwerkplaat, moet ten minste gelijk zijn aan één vijfde van de waarde van de afleeseenheid, zonder echter kleiner te zijn dan de prijs die overeenkomt met een interval van 2 mm op de schaalverdeling van het eerste element van de prijsaanwijsinrichting, indien de voortschrijding van het bewegende deel van dat element continu is. Dit interval van één vijfde van de afleeseenheid of van 2 mm behoeft evenwel niet kleiner te zijn dan 10 Belgische centimes Indien het bewegende deel van dat element discontinu verspringt, moet de prijs van een hoeveelheid gelijk aan de maximaal toelaatbare fout op de kleinste afleveringshoeveelheid vermeld op de telwerkplaat, ten minste gelijk zijn aan twee cijfersprongen. De cijfersprong behoeft evenwel niet kleiner te zijn dan de onder punt vermelde geldwaarde Het onder normale gebruiksomstandigheden vastgestelde verschil tussen de aangewezen prijs en de berekende prijs, uitgaande van de prijs per eenheid en het aangewezen volume, mag niet groter zijn dan de prijs van de hoeveelheid gelijk aan de maximaal toelaatbare fout op de kleinste afleveringshoeveelheid, die op de telwerkplaat is vermeld. Het verschil behoeft evenwel niet kleiner te zijn dan tweemaal de onder punt vermelde geldwaarde Bij continue prijsaanwijsinrichtingen is de toegelaten afwijking ten opzichte van de nulaanwijzing na elke nulstelling ten hoogste gelijk aan de helft van de prijs van de hoeveelheid gelijk aan de maximaal toelaatbare fout op de kleinste afleveringshoeveelheid vermeld op de telwerkplaat, zonder een vijfde van het becijferde schaaldeel te boven te gaan. Deze afwijking behoeft evenwel niet kleiner te zijn dan de onder punt vermelde geldwaarde. Bij discontinue prijsaanwijsinrichtingen moet de aanwijzing ondubbelzinnig nul zijn. Hoofdstuk V. Afdrukinrichtingen 5.1. Aan de aanwijsinrichting van een meter mag een numerieke volumeafdrukinrichting zijn gekoppeld De afdrukeenheid moet van de vorm 1.10 n, 2.10 n of 5.10 n erkende eenheden van volume zijn, waarbij n een positief of negatief geheel getal of nul is De waarde van de afdrukeenheid mag ten hoogste gelijk zijn aan de maximaal toelaatbare fout op de kleinste afleveringshoeveelheid die op de telwerkplaat is vermeld De waarde van de afdrukeenheid moet op de afdrukinrichting zijn vermeld Het afgedrukte volume moet zijn uitgedrukt in een van de eenheden die voor de volumeaanwijzing zijn toegestaan. De cijfers, de gebruikte eenheid of het symbool daarvan en de eventuele komma moeten door de inrichting op het kaartje worden afgedrukt De afdrukinrichting mag identificatiegegevens van de levering afdrukken, zoals volgnummer, datum, meetpost, aard van de vloeistof De afdrukinrichting mag zodanig zijn uitgevoerd dat de afdruk herhaalbaar is. In dat geval moeten de afdrukken geheel overeenstemmen en hetzelfde volgnummer dragen.

11 5.8. Wanneer het volume wordt vastgesteld als het verschil tussen twee afgedrukte waarden, waarvan er een in nullen kan zijn uitgedrukt, moet het onmogelijk zijn tijdens de meting het kaartje uit de afdrukinrichting te verwijderen Behalve in het geval bedoeld onder punt 5.8. moet de afdrukinrichting zijn voorzien van een nulstelinrichting, gecombineerd met die van de aanwijsinrichting Het verschil tussen het aangewezen en het afgedrukte volume mag de waarde van een afdrukeenheid niet overschrijden De afdrukinrichting mag, behalve de gemeten hoeveelheid, hetzij de overeenkomstige prijs dan wel deze prijs en de prijs per eenheid afdrukken. Zij kan ook uitsluitend de te betalen prijs afdrukken, indien zij is gekoppeld aan een aanwijsinrichting voor volumes en prijzen, in geval van rechtstreekse verkoop aan het publiek. De cijfers, de gebruikte munteenheid of het symbool ervan en de eventuele komma moeten door de inrichting op het kaartje worden afgedrukt. De afgedrukte cijfers voor de prijzen mogen in afmeting ten hoogste gelijk zijn aan de afgedrukte cijfers voor de gemeten hoeveelheid De afdrukeenheid voor de prijzen moet van de vorm 1.10 n, 2.10 n of 5.10 n munteenheden zijn, waarbij n een positief of negatief geheel getal of nul is. Deze waarde mag niet groter zijn dan de prijs van de hoeveelheid gelijk aan de maximaal toelaatbare fout op de kleinste afleveringshoeveelheid die op de telwerkplaat is vermeld. De waarde van de afdrukeenheid behoeft echter niet kleiner te zijn dan de onder punt vermelde geldwaarde Wanneer de meter is voorzien van een prijsaanwijsinrichting, mag het verschil tussen de aangegeven en de afgedrukte prijs niet meer bedragen dan de waarde van één afdrukeenheid Wanneer de meter niet is voorzien van een prijsaanwijsinrichting, moet het verschil tussen de afgedrukte prijs en de berekende prijs, uitgaande van het aangegeven volume en de prijs per eenheid, voldoen aan de onder punt 4.9. vastgestelde voorschriften. Hoofdstuk VI. Voorinsteltelwerken (uitgenomen inrichtingen voor zelfbediening) 6.1. De meters mogen zijn voorzien van voorinsteltelwerken. Dit zijn inrichtingen waarmee de te meten hoeveelheid kan worden ingesteld en die de vloeistofstroom automatisch onderbreken nadat de ingestelde hoeveelheid is gemeten De vooringestelde hoeveelheid wordt aangegeven door met behulp van een inrichting met schaalverdeling en deelstrepen of van een numerieke inrichting Wanneer een voorinstelling kan worden uitgevoerd met behulp van verscheidene, onderling onafhankelijke bedieningsinrichtingen moet de schaaldeelwaarde van elk dezer inrichtingen gelijk zijn aan het voorinstelbereik van de inrichting van de naast lager liggende orde De voorinsteltelwerken mogen zodanig zijn uitgevoerd dat voor herhaling van de ingestelde hoeveelheid het voorinsteltelwerk niet opnieuw behoeft te worden bediend Indien de cijfers van de aanwijzing van de voorinsteltelwerken verschillen van die van de volumeaanwijsinrichting en indien deze gelijktijdig zichtbaar zijn, mogen de eerstbedoelde cijfers in afmeting ten hoogste gelijk zijn aan drie vierde der overeenkomstige cijfers van de volumeaanwijsinrichting. 11

12 6.6. De aanwijzing van de ingestelde hoeveelheid kan gedurende de meting hetzij gehandhaafd blijven, hetzij geleidelijk naar nul terugkeren Onder normale bedrijfsomstandigheden mag het verschil tussen de vooringestelde en de aan het eind van de meting door de volumeaanwijsinrichting aangewezen hoeveelheid niet groter zijn dan de helft van de maximaal toelaatbare fout op de kleinste afleveringshoeveelheid De vooringestelde hoeveelheden en de door de volumeaanwijsinrichting aangegeven hoeveelheden moeten in dezelfde eenheid zijn uitgedrukt. Deze eenheid (of het symbool daarvan) moet op het voorinsteltelwerk zijn aangegeven De kleinste afleeseenheid van het voorinsteltelwerk mag niet kleiner zijn dan de afleeseenheid van het eerste element van de aanwijsinrichting Voorinsteltelwerken mogen zijn voorzien van een inrichting waarmede, indien nodig, de vloeistofstroom onmiddellijk kan worden stopgezet Indien een voorinsteltelwerk is voorzien van een inrichting ter regeling van het debiet aan het eind van de meting, moet er een verzegelingsinrichting zijn aangebracht indien deze laatste nodig is om eventueel wijzigingen van de ingestelde regeling te beletten De punten 6.7. en zijn niet van toepassing indien een afdrukinrichting (hoofdstuk V) aan de meter is gekoppeld om de afgifte van een gedrukt kaartje mogelijk te maken of indien, bij rechtstreekse verkoop aan het publiek, het voorinsteltelwerk niet zichtbaar is Meters met prijsaanwijsinrichting mogen eveneens zijn voorzien van een voorinsteltelwerk voor de prijzen. In dat geval wordt de vloeistofstroom onderbroken op het moment waarop de afgeleverde hoeveelheid overeenkomt met de tevoren ingestelde prijs. De voorgaande bepalingen, vermeld onder de punten 6.1. tot en met 6.12., zijn van overeenkomstige toepassing. Hoofdstuk VII. Verzegeling 7.1. Verzegelingsinrichtingen moeten zijn aangebracht om te verhinderen dat de hulpinrichtingen worden verwijderd en om te beletten dat de delen waarmede het meetresultaat kan worden beïnvloed, toegankelijk zijn. *** bijgevoegd door KB BS *** Hoofdstuk VIII. Herleidingsinrichtingen voor temperatuur 8. Definities. Een meter voor de meting van het volume van vloeistoffen kan uitgerust worden met een herleidingsinrichting voor temperatuur. Een herleidingsinrichting voor temperatuur is een inrichting die automatisch het netto volume bepaalt uitgaande van het bruto volume Bruto volume: aanduiding gegeven door een vloeistofmeter uitgerust met een aanwijsinrichting zoals voorzien in punt 2, hoofdstuk I, afdeling I van deze bijlage, zonder de temperatuur van de vloeistof in rekening te brengen. 12

13 8.2. Netto volume: is het volume ingenomen door het bruto volume indien deze wordt herleidt naar de referentietemperatuur door de herleidingsinrichting voor temperatuur en afgelezen van de respectievelijke aanwijsinrichting Theoretisch netto volume: is het volume berekend met behulp van de referentietabellen vernoemd in de NBN norm T (ISO 91/1-1982) voor de petroleumproducten herleid naar de referentietemperatuur Referentietemperatuur: temperatuur vastgesteld door de bevoegde overheid Werkelijke herleidingsfactor: verhouding tussen het bruto volume en het netto volume aangeduid door de herleidingsinrichting voor temperatuur. Theoretische herleidingsfactor: verhouding tussen het bruto volume en het theoretisch netto volume Een meter uitgerust met een herleidingsinrichting voor temperatuur moet volgende aanduidingen geven: - bruto volume; - netto volume. Het verschil tussen deze 2 aanduidingen moet ondubbelzinnig kunnen vastgesteld worden. De referentietemperatuur moet aangeduid worden naast het netto volume Maximaal toelaatbare fouten: Het verschil tussen de werkelijke herleidingsfactor en de theoretische herleidingsfactor mag voor het totale temperatuursgebied van de herleidingsinrichting voor temperatuur niet meer bedragen dan: 0,001 voor de vloeistoffen in het algemeen en 0,002 voor vloeibare gassen onder druk. Het verschil tussen de indicaties netto volume, bruto volume moet lager zijn dan 0,05 % bij de referentietemperatuur De herleidingsinrichting voor temperatuur mag niet beïnvloed worden door de omgevingstemperatuur De gecumuleerde fout bij een plotselinge temperatuursverandering van 5 C mag niet groter zijn dan 0,5 % van het netto volume dat gemeten zou zijn geweest indien er geen vertraging was opgetreden in de herleiding De temperatuur van de vloeistof moet zo nauwkeurig mogelijk gemeten zijn. De temperatuuropnemers moeten volledig ondergedompeld zijn in de vloeistof en zo dicht mogelijk bij de meter geplaatst worden. Een thermometerpunt moet voorzien zijn in de directe nabijheid van de opnemers ten einde de herleidingsinrichting te kunnen controleren tijdens haar werking Opschriftenplaat. Iedere herleidingsinrichting voor temperatuur waaraan een modelgoedkeuring is verleend moet, goed leesbaar en onuitwisbaar, ofwel op de telwerkplaat van het netto volume, ofwel bijgevoegd op de bijzondere opschriftenplaat voorzien in punt 1.16, afdeling III van deze bijlage, volgende vermeldingen dragen: a) het modelgoedkeuringsteken; b) de identificatie van de fabrikant of zijn firmanaam; c) eventueel een typeaanduiding van de fabrikant; d) een fabrieksnummer en het jaartal van de vervaardiging; e) een of meerdere uitzettingscoëfficiënten waarvoor de herleidingsinrichting voor temperatuur ingesteld is, of de numerieke vergelijking van de herleidingsfactor van het toestel. 13

14 f) de aard van de te meten vloeistof(fen) waarvoor de herleidingsinrichting voor temperatuur gebruikt kan worden zonder verandering van de instelling met de grenzen van de uitzettingscoëfficiënt van deze vloeistoffen of de grenzen van de volumemassa bij 15 C gemeten in vacuüm; g) het temperatuursgebied; h) de referentietemperatuur Verzegelingsinrichtingen: Hoofdstuk VII van deze afdeling is eveneens van toepassing wat betreft met name de toegankelijkheid tot de regelinrichting en tot de temperatuuropnemers Modelgoedkeuring: Herleidingsinrichtingen voor temperatuur zijn onderworpen aan de modelgoedkeuring. De eerste ijk gebeurt ter plaatse van opstelling en op de volgende manier: 1 nazicht of de gebruikte temperatuur herleidingsfactor overeenstemt met die van de te meten vloeistof. 2 onderzoek van het netto volume door gebruik te maken van het bruto volume en de theoretische herleidingsfactor bepaald met behulp van de referentietabellen en de gemiddelde temperatuur opgemeten in de thermometrische controleput; deze fout moet kleiner zijn dan de maximale toelaatbare fout voorzien in punt 8.7. Evenwel, voor temperatuursverschillen ten opzichte van de referentietemperatuur groter dan 10 C, mag de maximale toelaatbare fout verdubbeld worden, zonder evenwel de maximale toelaatbare fouten voorzien in hoofdstuk II, afdeling I van deze bijlage te overschrijden. Het referentievolume wordt bekomen door het bruto volume, afgelezen op de werkstandaard bij gegeven temperatuur, om te herleiden naar het netto volume via de theoretische herleidingsfactor. 14

15 15 AFDELING III. Meetinstallaties voor vloeistoffen andere dan water 1. Algemene bepalingen betreffende de meetinstallaties 1.1. Definities Meetinstallatie Een meetinstallatie voor andere vloeistoffen dan water omvat behalve de meter zelf overeenkomstig afdeling I en de hulpinrichtingen overeenkomstig afdeling II die daarmee kunnen worden verbonden, alle inrichtingen die een juiste meting verzekeren of het gebruik vergemakkelijken, alsmede alle andere inrichtingen die de meting op ongeacht welke wijze kunnen beïnvloeden. Indien de verscheidene meters die voor onderscheiden meethandelingen zijn bestemd, in combinatie met gemeenschappelijke organen werken, wordt elke meter tezamen met de gemeenschappelijke organen beschouwd als een meetinstallatie. Indien verscheidene meters voor dezelfde meethandeling zijn bestemd worden deze meters geacht deel uit te maken van dezelfde meetinstallatie Kleinste afleveringshoeveelheid De kleinste afleveringshoeveelheid van een meetinstallatie wordt vastgesteld overeenkomstig de afdelingen I en II, waarbij rekening dient te worden gehouden met het bepaalde in deze afdeling. Bij meetinstallaties voor ontvangst wordt het kleinste vloeistofvolume waarvan meting is toegestaan de kleinste ontvangsthoeveelheid genoemd. Bovenstaande bepaling inzake de kleinste afleveringshoeveelheid geldt dienovereenkomstig voor de kleinste ontvangsthoeveelheid Luchtafscheider (gasafscheider) Een luchtafscheider is een apparaat met behulp waarvan de lucht of de gassen die zich eventueel in de vloeistof bevinden doorlopend worden afgescheiden en door middel van een daartoe geschikte inrichting worden afgevoerd. De afvoerinrichting voor de lucht of de gassen moet in principe automatisch werken. Deze eis geldt evenwel niet indien de doorstroming van de vloeistof automatisch wordt onderbroken zodra er gevaar bestaat dat een lucht- of gasbel in de meter doordringt. In dat geval moet de meting slechts kunnen worden hervat na verwijdering, automatisch of met de hand, van de lucht of de gassen Ontluchter (ontgasser) Een ontluchter is een apparaat bestemd om de lucht of de gassen, die zich in de toevoerleiding van de meter in de vorm van in geringe mate met de vloeistof vermengde lucht- of gasbellen hebben opgehoopt, af te voeren. De bovenstaande bepalingen betreffende de afvoerinrichting voor lucht of gassen van de luchtafscheider gelden tevens voor die van de ontluchter Speciale ontluchter (speciale ontgasser) Een speciale ontluchter is een apparaat waarmede enerzijds, zoals met de luchtafscheider, doch onder minder zware bedrijfsomstandigheden, de lucht of gassen die zich eventueel in de vloeistof bevinden doorlopend worden afgescheiden en die anderzijds de doorstroming van de vloeistof automatisch onderbreekt zodra gevaar bestaat dat de lucht of gassen die zich in de

16 vorm van in geringe mate met de vloeistof vermengde lucht- of gasbellen hebben opgehoopt, in de meter doordringen Condensor Een condensor is een gesloten ruimte waarin, bij meetinstallaties voor onder druk vloeibaar gemaakte gassen, de gassen die in de te meten vloeistof voorkomen, moeten worden opgevangen om deze voor de meting te doen condenseren Gasverklikker Een gasverklikker is een inrichting met behulp waarvan eventueel in de doorstromende vloeistof aanwezige lucht- of gasbellen gemakkelijk kunnen worden onderkend Kijkglas Een kijkglas is een inrichting met behulp waarvan kan worden gecontroleerd of de meetinstallatie dan wel een deel van de meetinstallatie volledig met vloeistof is gevuld Toepassingsgebied De algemene bepalingen van punt 1 gelden voor alle typen meetinstallaties voor zover in de bijzondere bepalingen van punt 2 geen andere voorschriften zijn opgenomen Meters, minimaal en maximaal debiet Meters die deel uitmaken van een meetinstallatie, met inbegrip van eventuele hulpinrichtingen, moeten van een type zijn, dat is goedgekeurd voor het meten van de betrokken vloeistof onder voor de meetinstallatie normale bedrijfsomstandigheden. Deze meters worden onderworpen aan een afzonderlijke modelgoedkeuring of aan een goedkeuring die is opgenomen in de modelgoedkeuring van de meetinstallatie waarvan zij deel uitmaken. Het minimale en het maximale debiet van een meetinstallatie kunnen verschillen van die van de erin aangebrachte meter. Indien zulks het geval is, dient te worden nagegaan of de debieten van de meetinstallatie verenigbaar zijn met die van de meter. Een meter moet in alle gevallen, zelfs indien hij is goedgekeurd als onderdeel van een meetinstallatie, voldoen aan de voorschriften van de afdeling I. Indien er in een zelfde meetinstallatie verscheidene meters parallel zijn gemonteerd, wordt bij de vaststelling van het minimale en het maximale debiet van de meetinstallatie gerekend met de som van het minimale, respectievelijk maximale debiet van de verschillende meters, tenzij in bijzondere gevallen in deze afdeling anders is bepaald. Het maximale debiet van de meetinstallatie moet ten minste gelijk zijn aan twee maal het minimale debiet of aan twee maal de som van de minimale debieten van de erin aangebrachte meter(s) Meetgrens De meetinstallaties moeten voorzien zijn van een punt, meetgrens genaamd, dat de begrenzing vormt van de afgeleverde of ontvangen vloeistof. Deze meetgrens bevindt zich, in de stromingsrichting gezien, bij installaties voor aflevering achter de meter en bij die voor ontvangst voor de meter Meetinstallaties worden onderscheiden in twee typen: installaties met "lege slang" respectievelijk met "volle slang", waarbij de term "slang" betrekking kan hebben op nietbuigzame leidingen "Lege slang"-installaties zijn, bij installaties voor aflevering, meetinstallaties waarvan de meetgrens zich voor een afleverleiding bevindt. Deze meetgrens bestaat of wel uit een 16

17 overloopkijkglas of wel uit een afsluitorgaan, in beide gevallen gecombineerd met een systeem voor lediging van de afleverleiding na elke meting "Volle slang"-installaties zijn, bij installaties voor aflevering, meetinstallaties waarvan de meetgrens bestaat uit een afsluitorgaan dat zich op de afleverleiding bevindt. Wanneer de afleverleiding een vrij uiteinde heeft, moet het afsluitorgaan zo dicht mogelijk bij dit vrije uiteinde worden geplaatst Bij installaties voor ontvangst zijn dezelfde bepalingen van dienovereenkomstige toepassing op de voor de meter geplaatste ontvangstleidingen Filters In de meetinstallaties moet voor de meter een inrichting zijn ingebouwd voor het opvangen van vaste verontreinigingen van de vloeistoffen (filter). De filters moeten zoveel mogelijk zodanig zijn geplaatst dat zij gemakkelijk toegankelijk zijn Verwijdering van lucht of gassen Algemene bepaling De meetinstallaties moeten zodanig zijn ingericht dat er normaal voor de meter geen lucht kan toetreden of geen gassen uit de vloeistof kunnen vrijkomen. Indien de mogelijkheid bestaat dat aan deze voorwaarde niet wordt voldaan moeten de meetinstallaties zijn voorzien van ontluchtingsinrichtingen (ontgassingsinrichtingen) met behulp waarvan een goede verwijdering mogelijk is van niet in de vloeistof opgenomen lucht of gassen die eventueel aanwezig zijn voordat de vloeistof door de meter stroomt. De ontluchtingsinrichtingen moeten aan de toevoeromstandigheden zijn aangepast en zodanig zijn ingericht dat de extra fout die het gevolg is van de invloed van lucht of gassen op de meetresultaten niet meer bedraagt dan: - 0,5 % van de gemeten hoeveelheid voor andere vloeistoffen dan vloeibare levensmiddelen waarvan de viscositeit ten hoogste gelijk is aan 1 mpa.s; - 1 % van de gemeten hoeveelheid voor vloeibare levensmiddelen en voor vloeistoffen waarvan de viscositeit meer dan 1 mpa.s bedraagt. Het is evenwel niet noodzakelijk dat deze fout kleiner is dan 1 % van de kleinste afleveringshoeveelheid Toevoer door middel van een pomp Behoudens het bepaalde in punt dient een luchtafscheider te zijn aangebracht wanneer de inlaatdruk van de pomp, ook indien slechts gedurende korte tijd, lager kan zijn dan de atmosferische druk of dan de dampspanning van de vloeistof Een luchtafscheider, ontworpen voor een maximumdebiet van ten hoogste 100 m³/h, kan worden onderworpen aan hetzij een afzonderlijke modelgoedkeuring, hetzij aan een goedkeuring die een onderdeel vormt van de modelgoedkeuring van de meetinstallatie waarvan het apparaat deel uitmaakt, voor zover de goedkeuring van deze installatie in de onderhavige afdeling wordt voorgeschreven. Wat evenwel de luchtafscheiders voor een maximumdebiet van meer dan 100 m³/h betreft, kunnen de modelgoedkeuringen worden verleend naar analogie van een goedgekeurd model van hetzelfde ontwerp en geringere afmetingen. De luchtafscheiders die een afzonderlijke modelgoedkeuring hebben ontvangen, mogen worden gebruikt in meetinstallaties zonder gasverklikker. 17

18 De luchtafscheider wordt in principe op de persleiding van de pomp aangebracht. Het apparaat mag evenwel met de pomp worden gecombineerd (dompelpomp). Het moet in elk geval zo dicht mogelijk bij de meter worden geplaatst zodat het drukverlies ten gevolge van de doorstroming van de vloeistof tussen deze beide te verwaarlozen is De grenswaarden voor het werkingsgebied van een luchtafscheider zijn de volgende: a) het (de) maximumdebiet(en) voor een of meer bepaalde vloeistoffen; b) de bij een juiste werking van de luchtafscheider passende maximum- en minimumwaarden van de druk Wanneer een luchtafscheider, ontworpen voor een maximumdebiet van ten hoogste 100 m³/h, aan een afzonderlijke modelgoedkeuring is onderworpen, moet dit apparaat onder de volgende beproevingsomstandigheden en binnen de grenzen van de in punt vastgestelde fouten de in de te meten vloeistof voorkomende lucht of gassen verwijderen: a) de meetinstallatie werkt op het maximumdebiet en bij de minimumdruk die voor de luchtafscheider is vastgesteld; b) het volumepercentage van de lucht of de gassen ten opzichte van de vloeistof wordt willekeurig genomen indien de luchtafscheider voor een maximumdebiet van ten hoogste 20 m³/h is bestemd en wordt tot 30 % beperkt indien de luchtafscheider voor een maximumdebiet van meer dan 20 m³/h is bestemd. (De lucht of de gassen worden met het oog op de berekening van het volumepercentage bij atmosferische druk gemeten.) Voorts dient de automatisch werkende inrichting voor afvoer van lucht of gassen nog goed te werken bij de voor de luchtafscheider vastgestelde maximumdruk Wanneer een luchtafscheider wordt goedgekeurd als onderdeel van een goedgekeurde meetinstallatie kan punt hierop worden toegepast. In dat geval is geen gasverklikker nodig. Wanneer de meetinstallatie evenwel een gasverklikker overeenkomstig sub gegeven definitie omvat, moet de luchtafscheider onder de volgende voorwaarden en binnen de grenzen van de in punt vastgestelde fouten de in de te meten vloeistof voorkomende lucht of gassen verwijderen: a) de meetinstallatie werkt op het maximumdebiet en bij de minimumdruk die voor de meetinstallatie is vastgesteld; b) het volumepercentage van de lucht of de gassen ten opzichte van de vloeistof is ten hoogste gelijk aan: - 20 % voor andere vloeistoffen dan vloeibare levensmiddelen waarvan de viscositeit ten hoogste gelijk is aan 1 mpa.s; - 10 % voor vloeibare levensmiddelen en voor andere vloeistoffen waarvan de viscositeit meer dan 1 mpa.s bedraagt. (in de praktijk is gebleken dat bij een goed gebouwde afscheider in het algemeen aan de sub a) en b) gestelde voorwaarde is voldaan, indien het nuttige volume daarvan minstens gelijk is aan 8 % van de in een minuut afgegeven hoeveelheid bij het maximumdebiet als aangegeven op de plaat waarop de kenmerken van de meetinrichting staan vermeld.) Wanneer het volumepercentage van de lucht of de gassen ten opzichte van de vloeistof hoger is dan de hierboven genoemde percentages en wanneer de luchtafscheider niet voldoet aan de voorschriften inzake de maximaal toelaatbare fouten, moeten in de gasverklikker duidelijk lucht- of gasbellen te onderkennen zijn Indien de druk aan de inlaatzijde van de pomp steeds hoger is dan de druk van de buitenlucht en dan de dampspanning van de vloeistof, is, ingeval geen luchtafscheider aanwezig is, een ontluchter of een speciale ontluchter noodzakelijk indien, wanneer niet gemeten wordt, gevreesd moet worden voor het ontstaan van gassen tussen de pomp en de meter of indien er 18

19 luchtbellen kunnen binnendringen in de leiding (bijvoorbeeld wanneer het toevoerreservoir volkomen leeg is), zodat een specifieke fout groter dan 1 % van de kleinste afleveringshoeveelheid ontstaan De ontluchter en de speciale ontluchter, ontworpen voor een maximumdebiet van ten hoogste 100m³/h, kunnen worden onderworpen aan hetzij een afzonderlijke modelgoedkeuring, hetzij een goedkeuring die een onderdeel vormt van de modelgoedkeuring van de meetinstallatie waarvan zij deel uitmaken, voor zover de modelgoedkeuring van deze installatie in deze afdeling wordt voorgeschreven. Wat evenwel de ontluchters voor een maximumdebiet van meer dan 100 m³/h betreft, kunnen de modelgoedkeuringen worden verleend naar analogie van een goedgekeurd model van hetzelfde ontwerp en geringere afmetingen. De ontluchters en de speciale ontluchters die een afzonderlijke modelgoedkeuring hebben ontvangen, mogen worden gebruikt in meetinstallaties zonder gasverklikker De ontluchter of de speciale ontluchter wordt in principe op de persleiding van de pomp aangebracht. Dit apparaat kan evenwel ook met de pomp worden gecombineerd. Het wordt in beide gevallen in het algemeen op het hoogste punt van de leiding aangebracht, zo dicht mogelijk voor de meter. Indien het lager dan de meter wordt aangebracht moet door middel van een terugslagklep, met, voor zover noodzakelijk, een drukbegrenzer, worden voorkomen dat de leiding die deze twee verbindt, leegloopt. Indien de toevoerleiding van de meter meer dan één hoog punt bevat, is het mogelijk dat meer dan één ontluchter nodig is De grenswaarden voor het werkingsgebied van een ontluchter of een speciale ontluchter zijn dezelfde als de in punt voor luchtafscheiders vastgelegde waarden, met voorts de kleinste afleveringshoeveelheid waarvoor deze apparaten zijn bedoeld Met een ontluchter of een speciale ontluchter moet bij het maximumdebiet van de meetinstallatie een lucht- of gasbel kunnen worden verwijderd die bij atmosferische druk gemeten een volume inneemt dat ten minste gelijk is aan de kleinste afleveringshoeveelheid, zonder dat hieruit een extra fout voortvloeit die groter is dan 1 % van de kleinste afleveringshoeveelheid. Bovendien moet een speciale ontluchter doorlopend een lucht- of gasvolume kunnen afscheiden dat gelijk is aan 5 % van de bij het maximumdebiet afgegeven hoeveelheid vloeistof, zonder dat de hieruit voortvloeiende extra fout de in punt vastgestelde grenzen overschrijdt Het bepaalde in de punten en vormt geen beletsel voor de aanwezigheid van met de hand te bedienen of automatische ontluchtingsvoorzieningen (ontgassingsvoorzieningen) bij vast opgestelde installaties van grote afmetingen Indien de toevoerinrichting zodanig is ontworpen dat ongeacht de bedrijfsomstandigheden zich tijdens de meting geen enkele lucht- of gasbel kan vormen of in de inlaatleiding van de meter kan binnendringen is geen enkele ontluchtingsinrichting vereist, mits de gasbellen die bij onderbreking van het gebruik kunnen ontstaan in geen geval aanleiding geven tot een specifieke fout die groter is dan 1 % van de kleinste afleveringshoeveelheid Toevoer zonder pomp Wanneer de toevoer naar de meter onder werking van de zwaartekracht plaatsvindt zonder behulp van een pomp en indien de druk van de vloeistof in alle delen van de leidingen voor de meter en in de meter zelf hoger is dan de dampspanning en dan de atmosferische druk, 19

20 behoeft geen ontluchtingsinrichting te zijn aangebracht. Bepaalde inrichtingen moeten er echter toe strekken dat de meetinstallatie na ingebruikneming op de juiste wijze gevuld blijft Indien de mogelijkheid bestaat dat de druk van de vloeistof lager is dan de atmosferische druk, zonder evenwel beneden de dampspanning te dalen, moet een daartoe geschikte inrichting beletten dat lucht in de meter komt Wanneer de toevoer naar de meter door gasdruk geschiedt moet door middel van een daartoe geschikte inrichting worden belet dat er gas in de meter komt De druk van de vloeistof tussen de meter en de meetgrens moet onder alle omstandigheden hoger zijn dan de dampspanning van de vloeistof Afvoer van de lucht of de gassen De afvoerleiding voor lucht of de gassen van een ontluchtingsinrichting mag geen met de hand te bedienen afsluiter bevatten, indien door het dichtdraaien van deze afsluiter de werking van de ontluchtingsinrichting kan worden uitgeschakeld. Indien een dergelijke afsluiter om veiligheidsredenen evenwel noodzakelijk is, moet de geopende stand door middel van een verzegelingsinrichting kunnen worden geborgd Wervelingsbreker Indien het toevoerreservoir van een meetinstallatie gewoonlijk geheel wordt geledigd, dient de uitstroomopening van dit reservoir van een wervelingsbreker te zijn voorzien, behalve indien de installatie een luchtafscheider bevat Dikvloeibare vloeistoffen Aangezien luchtafscheiders en ontluchters minder goed werken naarmate de viscositeit van de vloeistof toeneemt, kan van de installatie van deze inrichtingen worden afgezien in het geval van vloeistoffen, die bij 20 C een dynamische viscositeit hebben van meer dan 20 mpa.s. De pomp dient zodanig te zijn geplaatst dat de inlaatdruk altijd hoger is dan de atmosferische druk. Indien de mogelijkheid bestaat dat aan deze voorwaarde niet altijd wordt voldaan dient een inrichting te worden aangebracht, die de doorstroming van de vloeistof automatisch beëindigt, zodra de inlaatdruk lager wordt dan de atmosferische druk. Deze druk moet met behulp van een manometer kunnen worden gecontroleerd. Deze voorwaarden gelden niet indien door de aanwezigheid van bepaalde inrichtingen de zekerheid bestaat dat er onmogelijk lucht kan toetreden door de afdichtingen in die leidinggedeelten, waarin onderdruk kan voorkomen. Wanneer er niet gemeten wordt moet de leiding tot aan de meetgrens vol met vloeistof blijven Gasverklikker Meetinstallaties mogen van gasverklikkers zijn voorzien. Voor de in punt 2 genoemde gevallen kunnen gasverklikkers verplicht gesteld worden De gasverklikker moet zodanig zijn ontworpen dat de aanwezigheid van lucht of gas in de vloeistof op bevredigende wijze kan worden geconstateerd De gasverklikker moet, in stromingsrichting gezien, achter de meter zijn geplaatst Bij "lege slang"-installaties mag de gasverklikker als overloopkijkglas zijn uitgevoerd en tevens dienst doen als meetgrens. 20

Metrologische Reglementering

Metrologische Reglementering NLM.doc - 2013-10-15 1 Bestuur Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Metrologie Metrologische Dienst Metrologische Reglementering Koninklijk besluit van 6 april 1979 betreffende meetinstallaties en gedeeltelijke

Nadere informatie

IN WERKING STELLEN VAN DE TEMPERATUURHERLEIDING VAN EEN ELEKTRONISCHE

IN WERKING STELLEN VAN DE TEMPERATUURHERLEIDING VAN EEN ELEKTRONISCHE PROCEDURE V15-3-01-N Datum: 08-04-2002 Pagina: 2/5 IN WERKING STELLEN VAN DE TEMPERATUURHERLEIDING VAN EEN ELEKTRONISCHE AANWIJSINRICHTING BIJ EEN MEETINSTALLATIE GEMONTEERD OP EEN TANKWAGEN 1. Toepassingsgebied

Nadere informatie

betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake gasmeters

betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake gasmeters 6. 9. 71 Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen Nr. L 202 / 21 RICHTLIJN VAN DE RAAD van 26 juli 1971 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake gasmeters (71

Nadere informatie

Metrologische Reglementering

Metrologische Reglementering (NTE / 980925) MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN Bestuur Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Kwaliteit Metrologische Dienst Metrologische Reglementering Reglement gevoegd bij het ministerieel besluit van 22

Nadere informatie

IJkregeling vloeistofmeters EZ

IJkregeling vloeistofmeters EZ IJkregeling vloeistofmeters EZ «IJkwet» 11 december 1997/nr. 97072519 WJA/W De Minister van Economische Zaken, Gelet op de artikelen 13, vierde lid, en 28 van de IJkwet en de artikelen 2, tweede lid, en

Nadere informatie

Metrologische Reglementering

Metrologische Reglementering NCH.doc - 24.01.2001 MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN Bestuur Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Metrologie Metrologische Reglementering Reglement gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 maart 1981 betreffende

Nadere informatie

Metrologische Reglementering

Metrologische Reglementering NBR.doc 20000228 MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN Bestuur Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Metrologie Metrologische Dienst Metrologische Reglementering Koninklijk besluit van 12 januari 1976 betreffende

Nadere informatie

Metrologische Reglementering

Metrologische Reglementering Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Metrologie Reglementering Metrologie Metrologische Reglementering 2 MAART 2007 - Koninklijk besluit tot vaststelling van bijzondere regels inzake de aanduiding van de hoeveelheid

Nadere informatie

Metrologische Reglementering

Metrologische Reglementering (NIT / 011212) MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN Bestuur Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Metrologie Metrologische Reglementering Ministerieel besluit van 21 maart 1961 betreffende de modelgoedkeuring en

Nadere informatie

Metrologische Reglementering

Metrologische Reglementering Ncg.doc - 2000-03-23 MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN Bestuur Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Metrologie Metrologische Dienst Metrologische Reglementering Reglement gevoegd bij het koninklijk besluit

Nadere informatie

houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de Richtlijnen 75/106/EEG en 76/211/EEG van de Raad in de sector van de voorverpakkingen

houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de Richtlijnen 75/106/EEG en 76/211/EEG van de Raad in de sector van de voorverpakkingen 4. 11. 78 Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen Nr. L 311/21 RICHTLIJN VAN DE COMMISSIE van 28 september 1978 houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de Richtlijnen 75/106/EEG

Nadere informatie

Metrologische Reglementering

Metrologische Reglementering (NLR / 16.01.2001) MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN Bestuur Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Metrologie Metrologische Reglementering Koninklijk besluit van 14 april 1977 betreffende de stoffelijke lengtematen

Nadere informatie

Metrologische Reglementering

Metrologische Reglementering K_2010928 / 20101209 Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Reglementering en Controlebeleid Wettelijke Metrologie Metrologische Reglementering 28 SEPTEMBER 2010. - Koninklijk besluit betreffende de installatie

Nadere informatie

Metrologische Reglementering

Metrologische Reglementering K_20100928_3 / 20110117 Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Reglementering en Controlebeleid Wettelijke Metrologie Metrologische Reglementering 28 SEPTEMBER 2010. - Koninklijk besluit betreffende de automatische

Nadere informatie

Metrologische Reglementering

Metrologische Reglementering Nec.doc - 2002-12-06 MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN Bestuur Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Metrologie Metrologische Reglementering Koninklijk besluit van 6 juli 1981 betreffende de instrumenten bestemd

Nadere informatie

Metrologische Reglementering

Metrologische Reglementering (NRL / 16.01.2001) MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN Bestuur Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Metrologie Metrologische Reglementering Reglement gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 april 1977 betreffende

Nadere informatie

: LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 17 van de IJkverordening

: LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 17 van de IJkverordening Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 17 van de IJkverordening Citeertitel: Lengtematenbesluit Vindplaats : AB 1988 no. 26 Wijzigingen: Geen = 1. Algemene bepalingen

Nadere informatie

(Besluiten waarvan de publikatie niet voorwaarde is voor de toepassing) RAAD RICHTLIJN VAN DE RAAD. van 26 juni 1975

(Besluiten waarvan de publikatie niet voorwaarde is voor de toepassing) RAAD RICHTLIJN VAN DE RAAD. van 26 juni 1975 26. 7. 75 Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen Nr. L 196/ 1 II (Besluiten waarvan de publikatie niet voorwaarde is voor de toepassing) RAAD RICHTLIJN VAN DE RAAD van 26 juni 1975 inzake de onderlinge

Nadere informatie

Metrologische Reglementering

Metrologische Reglementering K_20081219 / 20110221 Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Reglementering en Controlebeleid Wettelijke Metrologie Metrologische Reglementering 19 DECEMBER 2008. - Koninklijk besluit betreffende ijkmassa's

Nadere informatie

Meetvoorwaarden voor productie-installaties met registratie van nuttig aangewende warmte

Meetvoorwaarden voor productie-installaties met registratie van nuttig aangewende warmte Meetvoorwaarden voor productie-installaties met registratie van nuttig aangewende warmte Bijlage 3 behorende bij artikel I, onderdeel O, van de Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw

Nadere informatie

Apparaat voor de wet van Boyle VOS-11002

Apparaat voor de wet van Boyle VOS-11002 Apparaat voor de wet van Boyle VOS-11002 1 2 3 4 5 6 7 HET APPARAAT BESTAAT UIT: 1. Kolom met schaalverdeling en ontluchtingsdop 2. Drukmeter* 3. Ventiel voor aansluiting met pomp (achter drukmeter) 4.

Nadere informatie

Metrologische Reglementering

Metrologische Reglementering OIMLR61N.doc - 2001-02-12 MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN Bestuur Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Metrologie Metrologische Dienst Metrologische Reglementering OMZENDBRIEF aan de fabrikanten, de invoerders

Nadere informatie

WATERWERKBLAD. WARMTAPWATERINSTALLATIES Beveiligingen

WATERWERKBLAD. WARMTAPWATERINSTALLATIES Beveiligingen WATERWERKBLAD WARMTAPWATERINSTALLATIES Beveiligingen WB 4.4 B DATUM: SEPT. 2007 Auteursrechten voorbehouden Met betrekking tot de beveiliging van warmtapwaterinstallaties is in NEN 1006 (AVWI-2002) het

Nadere informatie

C.V.I. 5.3 Het meten van relatieve vochtigheid 5.3 HET METEN VAN RELATIEVE VOCHTIGHEID

C.V.I. 5.3 Het meten van relatieve vochtigheid 5.3 HET METEN VAN RELATIEVE VOCHTIGHEID 5 METHODEN VAN ONDERZOEK 5.3 HET METEN VAN RELATIEVE VOCHTIGHEID Auteur: T. van Daal 1987 Bij de conversie naar een elektronisch beschikbaar document zijn er kleine tekstuele en inhoudelijke wijzigingen

Nadere informatie

INSTALLATIES 12 ONAFHANKELIJKHEID VAN EEN ELEKTRISCHE INSTALLATIE TEN OVERSTAAN VAN ANDERE INSTALLATIES

INSTALLATIES 12 ONAFHANKELIJKHEID VAN EEN ELEKTRISCHE INSTALLATIE TEN OVERSTAAN VAN ANDERE INSTALLATIES 9 9.01 ELEKTRISCHE Nominale spanning Elektrische installaties moeten in al hun onderdelen onderworpen en uitgevoerd worden in functie van hun nominale spanning 9.02 Regels van goed vakmanschap gelijkvormigheid

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 9 en 14 van het Meetinstrumentenbesluit I en artikel 8 van het Meetinstrumentenbesluit II;

Gelet op de artikelen 9 en 14 van het Meetinstrumentenbesluit I en artikel 8 van het Meetinstrumentenbesluit II; (Tekst geldend op: 14-03-2013) Regeling van de Minister van Economische Zaken van 23 november 2006, nr. WJZ 6098739, houdende regels omtrent de eisen bij het gebruik van in Europese richtlijnen opgenomen

Nadere informatie

beheersorganisme voor de controle van de betonproducten Tel. (02) Fax (02) RONDE DRAINEERBUIZEN VAN BETON

beheersorganisme voor de controle van de betonproducten Tel. (02) Fax (02) RONDE DRAINEERBUIZEN VAN BETON PROBETON Vereniging zonder winstoogmerk beheersorganisme voor de controle van de betonproducten Aarlenstraat 53 - B9 1040 BRUSSEL Tel. (02) 237.60.20 Fax (02) 735.63.56 e-mail : mail@probeton.be website

Nadere informatie

Metrologische Reglementering

Metrologische Reglementering (NTC / 17.01.2001) MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN Bestuur Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Metrologie Metrologische Reglementering Reglement gevoegd bij het koninklijk besluit van 7 maart 1978 betreffende

Nadere informatie

Automatische drukverschilregelaar ASV-PV Strangafsluiter ASV-M

Automatische drukverschilregelaar ASV-PV Strangafsluiter ASV-M Automatische drukverschilregelaar ASV-PV Strangafsluiter ASV-M Toepassing ASV-M ASV-PV De ASV-PV wordt toegepast in combinatie met de ASV-M om een constant drukverschil over de strangen te handhaven in

Nadere informatie

TECHNISCHE GEGEVENS doorstromingsgegevens bepaling van de doorstromingsfactor en de doorlaatdiameter

TECHNISCHE GEGEVENS doorstromingsgegevens bepaling van de doorstromingsfactor en de doorlaatdiameter TECHNISCHE GEGEVENS doorstromingegevens bepaling van de doorstromingsfactor en de doorlaatdiameter Bepaling van de grootte van de afsluiters Een goede keuze van de grootte van de afsluiters is belangrijk.

Nadere informatie

BETONSTAAL MECHANISCHE VERBINDINGEN VAN BETONSTAAL

BETONSTAAL MECHANISCHE VERBINDINGEN VAN BETONSTAAL OCBS Vereniging zonder winstoogmerk Keizerinlaan 66 B 1000 BRUSSEL www.ocab-ocbs.com TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN PTV 309 Herz. 0 2014/9 PTV 309/0 2014 BETONSTAAL MECHANISCHE VERBINDINGEN VAN BETONSTAAL HERZIENING

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. Gasbranders. 057.130.7 Gasbrander zonder vlambeveiliging 057.131.7-057.146.3 Gasbranders met vlambeveiliging.

Gebruiksaanwijzing. Gasbranders. 057.130.7 Gasbrander zonder vlambeveiliging 057.131.7-057.146.3 Gasbranders met vlambeveiliging. Gasbranders Overzicht 057.130.7 gasbrander 20cm, butaan/propaan, 5 kw, zonder vlambeveiliging 057.131.5 gasbrander 30cm, butaan/propaan, 7 kw + vlambeveiliging 057.132.3 gasbrander 40cm, butaan/propaan,

Nadere informatie

RICHTLIJN VAN DE RAAD. van 4 maart 1974

RICHTLIJN VAN DE RAAD. van 4 maart 1974 28. 3. 74 Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen Nr. L 84/3 RICHTLIJN VAN DE RAAD van 4 maart 1974 betreffende de onderlinge aanpassing der wetgevingen van de Lid-Staten inzake gewichten van 1 mg

Nadere informatie

Bijzondere bepalingen voor de accreditatie van de keuringsinstellingen erkend voor de herijk van meetinstallaties voor andere vloeistoffen dan water.

Bijzondere bepalingen voor de accreditatie van de keuringsinstellingen erkend voor de herijk van meetinstallaties voor andere vloeistoffen dan water. BELAC 2-405 -LIQ Rev 0-2016 Bijzondere bepalingen voor de accreditatie van de keuringsinstellingen erkend voor de herijk van meetinstallaties voor andere vloeistoffen dan water. De versies van documenten

Nadere informatie

KVBG/ /2002

KVBG/ /2002 Versie 10/2002 KVBG/2000.60.01 Lastenboek voor de controle van de dichtheid van de binneninstallaties voor brandbaar gas lichter dan lucht,verdeeld door leidingen, bij de opening van de gasmeter 1/7 1.

Nadere informatie

RICHTLIJN VAN DE RAAD van 26 juli 1971 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake gasmeters (71/318/EEG)

RICHTLIJN VAN DE RAAD van 26 juli 1971 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake gasmeters (71/318/EEG) 1971L0318 NL 11.04.1978 002.001 1 Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen B RICHTLIJN VAN DE RAAD van 26 juli 1971 betreffende

Nadere informatie

Meten is Weten. 1 Inhoud... 1

Meten is Weten. 1 Inhoud... 1 1 Inhoud 1 Inhoud... 1 2 Meten is weten... 2 2.1 Inleiding... 2 2.2 Debieten... 2 2.2.1 Elektromagnetische debietmeters... 4 2.2.2 Coriolis... 4 2.2.3 Vortex... 4 2.2.4 Ultrasoon... 4 2.2.5 Thermische

Nadere informatie

Vo (EG) Nr. 1677/88, gewijzigd bij Vo (EG) Nr. 888/97 en Vo (EG) Nr. 46/03, Vo (EG) Nr. 907/04 KOMKOMMERS

Vo (EG) Nr. 1677/88, gewijzigd bij Vo (EG) Nr. 888/97 en Vo (EG) Nr. 46/03, Vo (EG) Nr. 907/04 KOMKOMMERS Vo (EG) Nr. 1677/88, gewijzigd bij Vo (EG) Nr. 888/97 en Vo (EG) Nr. 46/03, Vo (EG) Nr. 907/04 KOMKOMMERS I. DEFINITIE VAN HET PRODUCT Deze norm heeft betrekking op komkommers van de variëteiten (cultivars)

Nadere informatie

JALOUZIËN. Bedienings- en montagehandleiding

JALOUZIËN. Bedienings- en montagehandleiding Bedienings- en montagehandleiding Woord vooraf Deze handleiding geeft inzicht in de werking, de montage en het onderhoud van de door Geha bv geleverde apparaten. U dient zich tijdens plaatsing en montage

Nadere informatie

Regeling van de Minister van Economis

Regeling van de Minister van Economis Regeling van de Minister van Economische Zaken van, nr. WJZ/14161241, houdende regels omtrent de eisen waaraan statische vloeistofhoeveelheidmeters, massameters, vloeistofhoogtemeters, discontinue brandstofmeters,

Nadere informatie

Voorbeeld kalibratie procedure voor drukmeters

Voorbeeld kalibratie procedure voor drukmeters Technische Commissie Drukmeting Voorbeeld kalibratie procedure voor drukmeters INHOUD 1 Inleiding 2 2 Uitwerking kalibratieprocedure 3 3 Wijzigingen ten opzichte van de vorige versie 4 4 Modelcertificaat

Nadere informatie

KONINKRIJK BELGIE MINISTERIE VAN VERKEER EN INFRASTRUCTUUR CIRCULAIRE. Uitgave : 2

KONINKRIJK BELGIE MINISTERIE VAN VERKEER EN INFRASTRUCTUUR CIRCULAIRE. Uitgave : 2 KONINKRIJK BELGIE MINISTERIE VAN VERKEER EN INFRASTRUCTUUR Bestuur van de Luchtvaart CIRCULAIRE CIR/EQUIP-02 Datum 06/84 Uitgave : 2 Betreft : Goedkeuring van de recipiënten vervaardigd in het buitenland

Nadere informatie

Uitbating van speelterreinen

Uitbating van speelterreinen FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND & ENERGIE KWALITEIT EN VEILIGHEID Afdeling Veiligheid Dienst Productveiligheid Uitbating van speelterreinen Versie 19/12/2003 Referenties : Koninklijk

Nadere informatie

BIJLAGEN. bij GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) VAN DE COMMISSIE

BIJLAGEN. bij GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) VAN DE COMMISSIE EUROPESE COMMISSIE Brussel, 5.5.2015 C(2015) 2874 final ANNEXES 5 to 10 BIJLAGEN bij GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) VAN DE COMMISSIE houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

Automatische drukverschilregelaar ASV-PV Inregelafsluiter voor hoeveelheidsbegrenzing ASV-I

Automatische drukverschilregelaar ASV-PV Inregelafsluiter voor hoeveelheidsbegrenzing ASV-I Automatische drukverschilregelaar ASV-PV Inregelafsluiter voor hoeveelheidsbegrenzing ASV-I Toepassing ASV-I ASV-PV De ASV-PV wordt toegepast in combinatie met de ASV-I om een constant drukverschil over

Nadere informatie

WATERWERKBLAD. DRUKVERHOGINGINSTALLATIES Algemeen

WATERWERKBLAD. DRUKVERHOGINGINSTALLATIES Algemeen WATERWERKBLAD DRUKVERHOGINGINSTALLATIES Algemeen WB 4.3 DATUM: JUNI 2004 Auteursrechten voorbehouden Dit Werkblad heeft betrekking op de hierna aangegeven typen drukverhoginginstallaties. Het is niet van

Nadere informatie

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM - 1 - Reglement Administratieve Sancties Politiezone HEKLA Gemeente EDEGEM Goedgekeurd in de gemeenteraad op 18 april 2007. - 2 - HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Dit reglement is - behoudens andersluidende

Nadere informatie

TECHNISCHE STEEKKAART nr TS 80/01-A. Koudwatermeters DN < 50

TECHNISCHE STEEKKAART nr TS 80/01-A. Koudwatermeters DN < 50 Belgische Federatie voor de Watersector vereniging zonder winstoogmerk Kolonel Bourgstraat, 127 BE - 1140 Brussel Tel: + 32 (0)2 706 40 90 - Fax: + 32 (0)2 706 40 99 E-mail: info@belgaqua.be http//:www.belgaqua.be

Nadere informatie

5 Bediening van een koppeling

5 Bediening van een koppeling 5. Mechanische bedieningssystemen 5 Bediening van een koppeling 5. Mechanische bedieningssystemen 5.. Werking In voertuigen met een voetbediende droge enkelvoudige platenkoppeling is een mechanisme noodzakelijk

Nadere informatie

Forfaitaire verbruiken. Regels voor een elektriciteitsafname zonder meting

Forfaitaire verbruiken. Regels voor een elektriciteitsafname zonder meting C3/2 Forfaitaire verbruiken Regels voor een elektriciteitsafname zonder meting C3/2 Versie 2009.04 1/6 1. Algemeenheden en toepassingsdomein Dit document stelt de regels vast inzake de elektriciteitsafname

Nadere informatie

Metrologische Reglementering

Metrologische Reglementering K_19920918 / 2009-07-11 Kwaliteit en Veiligheid Afdeling Reglementering en Controlebeleid Wettelijke Metrologie Metrologische Reglementering 18 SEPTEMBER 1992. - Koninklijk besluit betreffende de benamingen

Nadere informatie

Aansluitblok type VHS voor radiatoren met onderaansluiting, vóórinstelbaar kraanhuis, afsluit- en aftapmogelijkheid

Aansluitblok type VHS voor radiatoren met onderaansluiting, vóórinstelbaar kraanhuis, afsluit- en aftapmogelijkheid voor radiatoren met onderaansluiting, vóórinstelbaar kraanhuis, afsluit- en aftapmogelijkheid Toepassingsgebied Recht Bocht Het thermostatische VHS kraanlichaam is uiterst geschikt voor montage op radiatoren

Nadere informatie

STAG. Inregelafsluiters DN 65-300 met gegroefde einden

STAG. Inregelafsluiters DN 65-300 met gegroefde einden STAG Inregelafsluiters DN 65-300 met gegroefde einden IMI TA / Inregelafsluiters / STAG STAG Een inregelafsluiter uit nodulair gietijzer met gegroefde einden. Ideaal voor gebruik aan primaire en secundaire

Nadere informatie

MS Semen Storage Pro

MS Semen Storage Pro MS Semen Storage Pro 150 4508425 NL MS Semenstorage PRO 150 Gebruiksaanwijzing... 3 4508425/11-01-2016/F Inhoud MS Semen Storage Pro 150... 1 Bepalingen... 3 Introductie... 4 MS Semen Storage... 5 Aanbevelingen...

Nadere informatie

PROBETON vzw Aarlenstraat 53/B9 1040 Brussel Tel.: +32 (0)2 237 60 20 Fax : +32 (0)2 735 63 56 mail@probeton.be www.probeton.be

PROBETON vzw Aarlenstraat 53/B9 1040 Brussel Tel.: +32 (0)2 237 60 20 Fax : +32 (0)2 735 63 56 mail@probeton.be www.probeton.be PROBETON vzw Beheersorganisme voor de controle van de betonproducten PROBETON vzw Aarlenstraat 53/B9 1040 Brussel Tel.: +32 (0)2 237 60 20 Fax : +32 (0)2 735 63 56 mail@probeton.be www.probeton.be TECHNISCHE

Nadere informatie

AANPASSINGEN / TOEVOEGINGEN VOOR HANDBOEK HOGE DRUK 7 E DRUK, JULI 2008

AANPASSINGEN / TOEVOEGINGEN VOOR HANDBOEK HOGE DRUK 7 E DRUK, JULI 2008 Algemeen In het gehele handboek is het woord spuitkop vervangen door nozzle of is verwijderd. De definitie van een nozzle is aangepast. Zie hiervoor onderstaande aanpassingen. Een opsomming van de pagina

Nadere informatie

AFDELING VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES

AFDELING VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES p.1/5 AFDELING 5.43.3. VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES Art. 5.43.3.1. 1. In afwijking van de algemene emissiegrenswaarden, bepaald in hoofdstuk 4.4, moeten

Nadere informatie

Metrologische Reglementering

Metrologische Reglementering (NTG / 980925) MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN Bestuur Kwaliteit en Veiligheid -------- Afdeling Kwaliteit --------- Metrologische Dienst 0 Metrologische Reglementering Reglement gevoegd bij bij het koninklijk

Nadere informatie

GASTEC QA Keuringseis 191 Maximum debiet beveiligingskleppen

GASTEC QA Keuringseis 191 Maximum debiet beveiligingskleppen Januari 2001 GASTEC QA Keuringseis 191 Maximum debiet beveiligingskleppen COLOFON GASTEC NV, Centrum voor Gastechnologie, werkt voor energiebedrijven, fabrikanten en andere opdrachtgevers met behoefte

Nadere informatie

Gascat Brise Puls Gascat Brise Plus gasdrukregelaar Gebruiksaanwijzing

Gascat Brise Puls Gascat Brise Plus gasdrukregelaar Gebruiksaanwijzing Gascat Brise Puls Gascat Brise Plus gasdrukregelaar Gebruiksaanwijzing INHOUDSOPGAVE 1. Opslag 2. Montagevoorschrift 3. In- en uitbedrijfname 3.1 In- bedrijfname 3.2 Uit- bedrijfname 3.3 Eerste maal in

Nadere informatie

Arbeidsomstandighedenregeling. Hoofdstuk 4. Veiligheid tankschepen en gevaarlijke stoffen. Paragraaf 4.1 Veiligheid aan op of in tankschepen

Arbeidsomstandighedenregeling. Hoofdstuk 4. Veiligheid tankschepen en gevaarlijke stoffen. Paragraaf 4.1 Veiligheid aan op of in tankschepen Arbeidsomstandighedenregeling Hoofdstuk 4. Veiligheid tankschepen en gevaarlijke stoffen Paragraaf 4.1 Veiligheid aan op of in tankschepen Artikel 4.1. Definities Voor de toepassing van deze paragraaf

Nadere informatie

Meten van het elektrisch vermogen van ventilatoren

Meten van het elektrisch vermogen van ventilatoren OPTIVENT achtergrondbijlage 12 Meten van het elektrisch vermogen van ventilatoren Paul Van den Bossche Samuel Caillou Afdeling Klimaat, Installaties en Energieprestatie (CLIE) Onderzoeksgroep ventilatie

Nadere informatie

Koudwatermeters DN 50

Koudwatermeters DN 50 Belgische Federatie voor de Watersector vereniging zonder winstoogmerk Kolonel Bourgstraat, 127 BE - 1140 Brussel Tel: + 32 (0)2 706 40 90 - Fax: + 32 (0)2 706 40 99 E-mail: info@belgaqua.be http//:www.belgaqua.be

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE 26 SEPTEMBER 2013. Koninklijk besluit betreffende de herijk van meetinstallaties voor andere vloeistoffen dan water [C 2013/11508] FILIP,

Nadere informatie

TECHNISCHE GEBRUIKSAANWIJZING RTI-C

TECHNISCHE GEBRUIKSAANWIJZING RTI-C TECHNISCHE GEBRUIKSAANWIJZING RTI-C 1 OVERZICHT I) TECHNISCHE GEGEVENS I.1) Presentatie I.2) Kenmerken I.3) Installatie II) AANSLUITING II.1) Aansluiting hydraulisch II.2) Aansluiting elektrisch III) WERKING

Nadere informatie

RICHTLIJN 2009/34/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

RICHTLIJN 2009/34/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD 28.4.2009 Publicatieblad van de Europese Unie L 106/7 RICHTLIJNEN RICHTLIJN 2009/34/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 23 april 2009 betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden

Nadere informatie

Kiwa Productcertificaat K92471/02 Pagina 2 van 6

Kiwa Productcertificaat K92471/02 Pagina 2 van 6 Productcertificaat K92471/02 Uitgegeven 2018-04-05 Vervangt K92471/01 Pagina 1 van 6 VERKLARING VAN KIWA Met dit, conform het Kiwa-Reglement voor Productcertificatie, afgegeven productcertificaat verklaart

Nadere informatie

2 dienst medische beeldvorming : een dienst erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 november 1986;

2 dienst medische beeldvorming : een dienst erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 november 1986; 25 OKTOBER 2006. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst waarin een magnetische resonantie tomograaf wordt opgesteld, moet voldoen om te worden erkend BS 11/12/2006

Nadere informatie

5.5.2 Bijzondere bepalingen van toepassing op gegaste laadeenheden (UN 3359)

5.5.2 Bijzondere bepalingen van toepassing op gegaste laadeenheden (UN 3359) HOOFDSTUK 5.5 BIJZONDERE BEPALINGEN 5.5.1 (Geschrapt) 5.5.2 Bijzondere bepalingen van toepassing op gegaste laadeenheden (UN 3359) 5.5.2.1 Algemeen 5.5.2.1.1 Gegaste laadeenheden (UN 3359) die geen andere

Nadere informatie

Handleiding rookgascondensor INHOUDSOPGAVE: WERKING. 1.1 Algemeen 1.2 Werking INSTALLATIE

Handleiding rookgascondensor INHOUDSOPGAVE: WERKING. 1.1 Algemeen 1.2 Werking INSTALLATIE Handleiding rookgascondensor INHOUDSOPGAVE: WERKING 1.1 Algemeen 1.2 Werking INSTALLATIE 2.1 Aflevering 2.2 Voorschriften 2.3 Opstelling 2.4 Montage beveiligingen 2.5 Montage rookgasafvoer 2.6 Montage

Nadere informatie

IJkregeling gasmeters EZ

IJkregeling gasmeters EZ IJkregeling gasmeters EZ «IJkwet» 12 december 1997/nr. 97078387 WJA/W De Minister van Economische Zaken, Gelet op de artikelen 13, vierde lid, en 28 van de IJkwet en artikel 2, tweede lid, van het IJkreglement:

Nadere informatie

van Spuitlijmconcurrent B.V. Artikel 1: Definities 1.1. In deze algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden wordt verstaan onder:

van Spuitlijmconcurrent B.V. Artikel 1: Definities 1.1. In deze algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden wordt verstaan onder: ALGEMENE VERKOOP- EN LEVERINGSVOORWAARDEN van Spuitlijmconcurrent B.V. Artikel 1: Definities 1.1. In deze algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden wordt verstaan onder: a. Spuitlijmconcurrent: de besloten

Nadere informatie

Verwarming Water Verrekening Benelux. Voor meting van waterverbruik in:

Verwarming Water Verrekening Benelux. Voor meting van waterverbruik in: Verwarming Water Verrekening Benelux SIEMECA Mechanische watermeter WFU... WFK... WFW... Mechanische watermeter voor meting van het koud- en warm tapwaterverbruik. Aanduiding van het gecumuleerde verbruik.

Nadere informatie

CEEPEE 15 K / G / M. Montagevoorschrift condenswaterpomp

CEEPEE 15 K / G / M. Montagevoorschrift condenswaterpomp Montagevoorschrift condenswaterpomp CEEPEE 15 K / G / M Zelfaanzuigend tot 1,5 m Opvoerhoogte 9 m / 18 m. Universeel toepasbaar Zeer laag geluidsniveau 1 Het beoogde gebruik De condenswaterpomp is bedoeld

Nadere informatie

DAL 516. Drukverschilregelaars Met instelbaar setpoint en debietregeling

DAL 516. Drukverschilregelaars Met instelbaar setpoint en debietregeling DAL 516 Drukverschilregelaars Met instelbaar setpoint en debietregeling IMI TA / Drukverschilregelaars / DAL 516 DAL 516 Compacte drukverschilregelaar voor variabel debiet in verwarming- en koelsystemen.

Nadere informatie

Spar-set "FHT 80 BTFn" Ventielaandrijving

Spar-set FHT 80 BTFn Ventielaandrijving Versie 03/10 Bestnr. 64 64 63 Spar-set "FHT 80 BTFn" Ventielaandrijving Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische gegevensbestand,

Nadere informatie

Eisen VWA/Nmi. Q n. In formules: 1. x Q n. Van e-voorverpakking in gram of ml. In % van Q n In gram of ml

Eisen VWA/Nmi. Q n. In formules: 1. x Q n. Van e-voorverpakking in gram of ml. In % van Q n In gram of ml Eisen VWA/Nmi Op voorverpakkingen van levensmiddelen staat vaak de letter e, achter de massa- of volumeaanduiding. Dit e-teken is een garantieteken dat de massa- of volume-inhoud van een voorverpakking

Nadere informatie

Provinciale dienst van:... Datum:... Verantwoordelijke Controleur:... Nr:... Operator :... N uniek... Adres :... C NC Punten NA

Provinciale dienst van:... Datum:... Verantwoordelijke Controleur:... Nr:... Operator :... N uniek... Adres :... C NC Punten NA Provinciale dienst van:... Datum:... Verantwoordelijke Controleur:... Nr:... Operator :... N uniek... Adres :...... 209: Groothandel van materialen bestemd om direct met levensmiddelen in aanraking te

Nadere informatie

Jabsco Lobben - en impellerpompen. Verdringerpompen

Jabsco Lobben - en impellerpompen. Verdringerpompen Jabsco Lobben - en impellerpompen Verdringerpompen 175 Jabsco Lobbenpompen De lobbenpomp is van oorsprong ontwikkeld als sanitaire verdringerpomp voor het verpompen van voedingsmiddelen. Door het hygiënische

Nadere informatie

Handleiding. Onderdelen apparatuur

Handleiding. Onderdelen apparatuur NL Handleiding De STABILA REC-0 Line is een eenvoudig te bedienen receiver waarmee u snel laserlijnen kunt ontvangen. Met de receiver REC-0 Line kunnen uitsluitend pulsgemoduleerde laserstralen van STABILA-lijnlaserapparaten

Nadere informatie

DrupTek. Algemene Voorwaarden

DrupTek. Algemene Voorwaarden Algemene Voorwaarden 1. Definities. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. Opdrachtgever: de wederpartij

Nadere informatie

beheersorganisme voor de controle van de betonproducten Tel. (02) Fax (02) TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN PTV

beheersorganisme voor de controle van de betonproducten Tel. (02) Fax (02) TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN PTV PROBETON Vereniging zonder winstoogmerk beheersorganisme voor de controle van de betonproducten Aarlenstraat 53 - B9 1040 BRUSSEL Tel. (02) 237.60.20 Fax (02) 735.63.56 e-mail : mail@probeton.be website

Nadere informatie

Codex over het welzijn op het werk. Boek III.- Arbeidsplaatsen. Titel 4. Ruimten met risico s voor een explosieve atmosfeer

Codex over het welzijn op het werk. Boek III.- Arbeidsplaatsen. Titel 4. Ruimten met risico s voor een explosieve atmosfeer Codex over het welzijn op het werk Boek III.- Arbeidsplaatsen Titel 4. Ruimten met risico s voor een explosieve atmosfeer Omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn 1999/92/EG van het Europees

Nadere informatie

klik op de volgende link. zie:

klik op de volgende link. zie: Wetsartikel Regelgeving LPG reservoirs 2016 Er gaat een schrijven rond vanuit activiteitenregeling milieubeheer betreft het vullen van LPG gasdamptanks vanaf 2016 verboden is. Jammer dat er zoveel mensen

Nadere informatie

Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties

Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties Nieuwsbrief MilieuTechnologie, maart 1995 (Kluwer, jaargang 2, nummer 3) Jan Gruwez, TREVI nv Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties In de context van VLAREM II worden industriële inrichtingen

Nadere informatie

Typeoverzicht. Technische gegevens

Typeoverzicht. Technische gegevens Technische gegevens Voor gesloten koud- en warmwatersystemen voor waterzijdige vaste regeling in luchtbehandelings- en verwarmingsinstallaties Klikmontage van de aandrijving. overzicht DN [ ] Vnom [ l/h]

Nadere informatie

PROTOCOL 14. Besluit

PROTOCOL 14. Besluit - 90 - PROTOCOL 14 Wijzigingen van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn door voorschriften van tijdelijke aard overeenkomstig artikel 1.06 Vereisten voor Inland AIS-apparatuur en voorschriften omtrent

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 14.3.2003 COM(2003) 114 definitief 2003/0050 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de statistische gegevens die moeten worden gebruikt

Nadere informatie

CONCEPT WATERWERKBLAD UITVOERING PERSPROEF DATUM: OKT 2014

CONCEPT WATERWERKBLAD UITVOERING PERSPROEF DATUM: OKT 2014 Herziening van juni 2004 CONCEPT WATERWERKBLAD WB 2.3 UITVOERING PERSPROEF DATUM: OKT 2014 Auteursrechten voorbehouden Met betrekking tot de persproef is in artikel 2.3 van NEN 1006 (AVWI-2014) het volgende

Nadere informatie

Kalibreren van meetapparatuur

Kalibreren van meetapparatuur Kalibreren van meetapparatuur Vanuit de wettelijk verplichte F-gassen regeling bent u als koeltechnisch bedrijf verplicht met gekeurde meetapparatuur te werken. Afgelopen periode heeft STEK geconstateerd

Nadere informatie

HOOFDSTUK I. DE TEGEMOETKOMING IN DE REISKOSTEN (B.S. 4.VI.1969) 1. Art. 1.

HOOFDSTUK I. DE TEGEMOETKOMING IN DE REISKOSTEN (B.S. 4.VI.1969) 1. Art. 1. MINISTERIEEL BESLUIT van 23 MEI 1969 tot vaststelling van de perken binnen en de voorwaarden onder welke de lasten die voor de mindervaliden voortvloeien uit de verplaatsing naar en het verblijf op de

Nadere informatie

Het verdient aanbeveling de concentratie FRIOGEL te controleren ter gelegenheid van onderhoudswerken (minstens elke 2 jaar).

Het verdient aanbeveling de concentratie FRIOGEL te controleren ter gelegenheid van onderhoudswerken (minstens elke 2 jaar). I DEFINITIE FRIOGEL is een antivries op basis van monopropyleen glycol en corrosie-inhibitoren, speciaal ontworpen voor centrale verwarmingscircuits met watercirculatie en voor klimatisatie. Na oplossing

Nadere informatie

beheersorganisme voor de controle van de betonproducten Tel. (02) Fax (02) TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN PTV

beheersorganisme voor de controle van de betonproducten Tel. (02) Fax (02) TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN PTV PROBETON Vereniging zonder winstoogmerk beheersorganisme voor de controle van de betonproducten Aarlenstraat 53 - B9 1040 BRUSSEL Tel. (02) 237.60.20 Fax (02) 735.63.56 e-mail : mail@probeton.be website

Nadere informatie

Elke afwijking van de principetekening en de toegepaste technieken moeten ter goedkeuring voorgelegd worden aan de keuringsdienst van de VMW.

Elke afwijking van de principetekening en de toegepaste technieken moeten ter goedkeuring voorgelegd worden aan de keuringsdienst van de VMW. Nr. T.V./018/1-B Datum: 21.11.2002 Aantal bladzijden: 5 afdeling Watertechnologie cel Materialentechnologie TECHNISCHE STEEKKAART ENKEL VOOR BESTELLING VAN ONDERDELEN VAN DE BESTAANDE MESSING STOPKRAAN

Nadere informatie

2015 no. 59 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2015 no. 59 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2015 no. 59 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA MINISTERIЁLE REGELING van 2 december 2015 ter uitvoering van artikel 2, tweede lid, van de Veiligheidsverordening (AB 1990 no. GT 31) (Regeling keuring liften) Uitgegeven,

Nadere informatie

===================================================================== Artikel 1

===================================================================== Artikel 1 Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 7 van de IJkverordening (AB 987 no. GT 4), juncto artikel 6, eerste lid, van het Algemeen ijkbesluit (AB 987 no. GT 5)

Nadere informatie

WAGAPARTS LY-128 CONVECTIE KACHEL

WAGAPARTS LY-128 CONVECTIE KACHEL LY 128 CONVECTIE KACHEL WAGAPARTS LY-128 CONVECTIE KACHEL Deze instructies zijn alleen geldig indien de land code op het apparaat is weergegeven. Indien deze code niet op het apparaat is weergegeven, is

Nadere informatie

Proefvaren en punt 15 van het certificaat. Artikel 5.04 Belading tijdens de proefvaart

Proefvaren en punt 15 van het certificaat. Artikel 5.04 Belading tijdens de proefvaart Proefvaren en punt 15 van het certificaat Artikel 5.04 Belading tijdens de proefvaart Beladingstoestand van schepen en samenstellen tijdens de proefvaart Schepen en samenstellen die bestemd zijn voor het

Nadere informatie

Koninklijk Besluit van 2 augustus 1977 betreffende de veiligheidsinrichtingen en de signalisatie van overwegen.

Koninklijk Besluit van 2 augustus 1977 betreffende de veiligheidsinrichtingen en de signalisatie van overwegen. Koninklijk Besluit van 2 augustus 1977 betreffende de veiligheidsinrichtingen en de signalisatie van overwegen. Van commentaar voorzien door Caelen Erik Laatste wijziging: KB 20 december 2007, BS 15 juli

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding CCM Classic Koffer Meetkoffer voor het nauwkeurig bepalen van het vochtpercentage in bouwstoffen volgens de calcium carbid methode. Dryfast Kreekweg 22 NL - 3133 AZ - Vlaardingen

Nadere informatie