Nationale beoordelingsrichtlijn

Transcriptie

1 BRL 9330 d.d Nationale beoordelingsrichtlijn voor het NLBSBcertificaat voor grond uit grootschalige projecten

2

3 NL/SfB ( ) BRL 9330 d.d. 5 januari 2001 Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het NLBSBcertificaat voor grond uit grootschalige projecten Deze beoordelingsrichtlijn is vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen Certificering GWW per 1 januari De beoordelingsrichtlijn is op 5 maart 2001 aanvaard door de Harmonisatie Commissie Bouw. Uitgave: BDAINTRON B.V. Nadruk verboden

4

5 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad 3 VOORWOORD Deze beoordelingsrichtlijn (BRL) geeft de eisen voor een kwaliteitssystematiek, die erop gericht is om grond die uit grootschalige projecten vrijkomt, op een betrouwbare manier milieuhygiënisch te classificeren, zodat deze in het kader van het Bouwstoffenbesluit mag worden aangeboden voor hergebruik, zonder dat daar aanvullende partijkeuringen voor nodig zijn. Uitgangspunt hierbij wordt gevormd door een milieuhygiënische kwalificatie voorafgaand aan ontgraving in combinatie met een steekproefsgewijze controle tijdens de uitvoering van de graafwerkzaamheden. In het kader van de voorliggende BRL is voor deze kwalificatie de zogenoemde verwachtingswaardenkaart geïntroduceerd. In deze BRL wordt een nadere toelichting op het doel van een dergelijke kaart gegeven; in elk geval moet een verwachtingswaardenkaart een (voorlopige) classificatie van te ontgraven grond conform het Bouwstoffenbesluit mogelijk maken. Het af te geven certificaat is alleen voor het betreffende project geldig en komt te vervallen als het project gereed is. Grootschalige projecten waar grote hoeveelheden grond vrijkomen zijn bijvoorbeeld de aanleg van wegen of spoorwegen. Organisaties die zich willen laten certificeren conform BRL 9330 moeten aangeven op welke wijze de kwaliteitssystematiek geïmplementeerd zal worden en dienen reeds te beschikken over verwachtingswaardenkaarten voor het betreffende project. In de BRL zijn eisen opgenomen waaraan verwachtingswaardenkaarten dienen te voldoen. Wanneer beide door de certificerende instantie zijn goedbevonden (toelatingsonderzoek) en certificatie een feit is, onderwerpt de organisatie zich aan een steekproefsgewijze beoordeling van zowel het functioneren van het kwaliteitssysteem als de geproduceerde grond. Zolang de lopende beoordeling voldoende bevredigend is kunnen partijen vrijkomende grond worden geleverd onder certificaat en daarmee toegepast conform het Bouwstoffenbesluit, zonder dat hiertoe elke individuele partij hoeft te worden gekeurd. De beoordelingsrichtlijn is geschreven in opdracht van Projectorganisatie Betuweroute. BDAINTRON B.V., Certificatieinstituut Rijksstraatweg 21 Postbus CG Geldermalsen telefoon: telefax: info@bdaintron.nl

6 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad 4 INHOUDSOPGAVE pagina 1. INLEIDING Onderwerp Toepassingsgebied DEFINITIES PROCEDURE TER VERKRIJGING/VERLENGING VAN HET NL BSBCERTIFICAAT Algemeen Start Beoordeling door de certificatieinstelling Toelatingsonderzoek Periodieke controle Verlening van de kwaliteitsverklaring Geldigheidsduur kwaliteitsverklaring PRESTATIEEIS, ATTESTERINGSONDERZOEK EN INHOUD VAN HET ATTEST Immissie van een ophoging of aanvulling van multifunctioneel toepasbare grond Immissie van een ophoging of aanvulling van categorie 1 of 2grond Prestatieeis Attesteringsonderzoek Inhoud van het attest PRODUCTEISEN EN INHOUD VAN HET PRODUCTCERTIFICAAT Multifunctioneel toepasbare grond Categorie 1 of 2grond Inhoud van het productcertificaat BEPALINGSMETHODEN Samenstelling anorganische stoffen Samenstelling organische componenten Emissie anorganische componenten (kolomproef) Beschikbaarheid anorganische componenten Emissie (schudproef) EISEN TE STELLEN AAN HET KWALITEITSSYSTEEM VAN DE CERTIFICAATHOUDER Directieverantwoordelijkheid Beleid Organisatie Verantwoordelijkheden en bevoegdheden Middelen en personeel voor verificaties Directievertegenwoordiger Het kwaliteitssysteem Beheersing van documenten Identificatie van producten Procesbeheersing Keuring en beproeving... 22

7 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad Keuring en beproeving Registratie van keuringen en beproevingen Keurings, meet en beproevingsmiddelen Uitbesteding monsterneming en analyses Identificatie en naspeurbaarheid van de grond Beheersing van producten met tekortkomingen Corrigerende maatregelen Klachtenbehandeling Transport, opslag en aflevering Registratie van de beheersing en borging Interne beoordeling van de beheersing en borging Opleiding CONTROLE VOORAF Opzet Eisen te stellen aan de verwachtingswaardenkaart Keuring van een aselect gekozen partij Te bepalen componenten Toetsing Bepaling van de statistische verdeling van de meetwaarden Toetsing op basis van gemiddelde kwaliteit Omgaan met meetwaarden die kleiner zijn dan de bepalingsgrens CONTROLE TIJDENS DE UITVOERINGSFASE Opzet Keuring van een aselect gekozen partij Te bepalen componenten Keuringsfrequentie Bepaling van de statistische verdeling van de meetwaarden Toetsing op basis van gemiddelde kwaliteit onder steekproefregime Terugkeer van partijkeuringsregime naar steekproefregime Acceptatie van individuele partijen onder partijkeuringsregime Vaststelling van de werkelijke zekerheidsfactor Omgaan met meetwaarden die kleiner zijn dan de bepalingsgrens Toetsing van individuele partijen Bepaling keuringsfrequentie Opsplitsen van partijen Samenvoegen partijen CONTROLE DOOR DE CERTIFICATIEINSTELLING Toelatingsonderzoek Algemeen Beoordeling van het kwaliteitssysteem Beoordeling van de projectafbakening Betrouwbaarheid verwachtingswaardenkaarten en milieuhygiënische kwaliteit van de grond Geldigheid van onderzoeksresultaten Attesteringsonderzoek Toetsing Periodieke beoordeling Eisen te stellen aan de auditors...40

8 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad LIJST VAN VERMELDE DOCUMENTEN BIJLAGE A. SAMENSTELLINGSWAARDEN ANORGANISCHE EN ORGANISCHE COMPONENTEN VOOR MULTIFUNCTIONEEL TOEPASBARE GROND AFKOMSTIG VAN ONVERDACHTE LOCATIES BIJLAGE B. SAMENSTELLINGSWAARDEN ANORGANISCHE EN ORGANISCHE COMPONENTEN VOOR CATEGORIE 1GROND BIJLAGE C. IMMISSIEWAARDEN ANORGANISCHE COMPONENTEN VOOR CATEGORIE 1 EN 2GROND BIJLAGE D. EMISSIEWAARDEN ANORGANISCHE COMPONENTEN VOOR CATEGORIE 1 EN 2GROND BIJLAGE E. CORRECTIE VAN ANALYSERESULTATEN VOOR HET GEHALTE AAN LUTUM EN HUMUS BIJLAGE F. CRITERIA VOOR KEURING OP ATTRIBUTEN EN KEURING OP VARIABELEN... 49

9 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad 7 1. INLEIDING 1.1. Onderwerp De in deze beoordelingsrichtlijn (BRL) opgenomen eisen worden door de certificatieinstellingen, die hiervoor erkend zijn door de Raad voor Accreditatie, gehanteerd bij de behandeling van een aanvraag voor, c.q. de instandhouding van een NL BSBcertificaat voor de milieuhygiënische eigenschappen en prestaties van grond uit grootschalige projecten voor toepassingen conform het Bouwstoffenbesluit. In deze beoordelingsrichtlijn zijn alle relevante eisen opgenomen met betrekking tot de milieuhygiënische eigenschappen en milieuhygiënische prestaties van grond uit grootschalige projecten, zoals in het Bouwstoffenbesluit, de Vrijstellingsregeling en de Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit zijn gesteld. Naast de eisen die in deze beoordelingsrichtlijn zijn vastgelegd, worden door de certificatieinstelling aanvullende eisen gesteld in de zin van algemene procedureeisen van certificatie, zoals vastgelegd in het algemene certificatiereglement van het betreffende instituut. Eisen die zijn ontleend aan publiekrechtelijke regelgeving zijn voorzien van een verticale streep in de linker kantlijn. De af te geven kwaliteitsverklaringen worden aangeduid als NL BSBcertificaat Toepassingsgebied Grond uit grootschalige projecten is bedoeld om te worden toegepast als multifunctioneel toepasbare grond, categorie 1grond of categorie 2grond in werken. De beoordelingsrichtlijn is alleen van toepassing op grond die aan de hand van een verwachtingswaardenkaart reeds als multifunctioneel toepasbare grond, categorie 1grond of als categorie 2grond is gekwalificeerd. Een verwachtingswaardenkaart moet derhalve beschikbaar zijn. Eisen waaraan verwachtingswaardenkaarten moeten voldoen, zijn in de beoordelingsrichtlijn opgenomen. De beoordelingsrichtlijn heeft verder alleen betrekking op onbewerkte grond die zowel droog als nat kan zijn ontgraven. Grond die een bewerkingsstap heeft ondergaan, zoals gereinigde grond, en grond afkomstig van werken waarbij tijdens het graafproces de grond vermengd raakt met door de mens geïntroduceerde bodemvreemde stoffen, bijvoorbeeld bentoniet bij het boren van tunnels, valt niet binnen het kader van deze beoordelingsrichtlijn.

10 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad 8 2. DEFINITIES Attest Een attest is een document dat verklaart dat de eigenschappen van een bouwdeel in overeenstemming zijn met bepaalde eisen die door opdrachtgevers of de overheid gesteld worden aan bouwwerken, mits het bouwdeel op een voorgeschreven wijze wordt vervaardigd (verwerkingsmethode) met gebruikmaking van producten met voorgeschreven technische specificaties. Beoordelingsrichtlijn Een beoordelingsrichtlijn (BRL) is een document dat alle benodigde informatie bevat over een certificatiesysteem voor een bepaald onderwerp van certificatie. Dit kan zowel attesten betreffen, als product, proces en kwaliteitssysteemcertificatie en betreft zowel publiekrechtelijke eisen als privaatrechtelijke eisen. Voor nietonderwerp gebonden informatie kan zijn verwezen naar het algemene certificatiereglement van de betreffende certificatieinstelling. Categorie 1grond Onder categorie 1grond wordt verstaan grond die 1. geen van de samenstellingswaarden voor anorganische en organische stoffen, zoals aangegeven in bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit, overschrijdt, en 2. op zodanige wijze wordt gebruikt dat, ook indien geen isolatiemaatregelen worden genomen, geen van de immissiewaarden voor anorganische stoffen, zoals aangegeven in bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit, wordt overschreden. Categorie 2grond Onder categorie 2grond wordt verstaan grond die 1. geen van de samenstellingswaarden voor anorganische en organische stoffen, zoals aangegeven in bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit, overschrijdt, en 2. op zodanige wijze wordt gebruikt dat, slechts indien isolatiemaatregelen worden genomen, geen van de immissiewaarden voor anorganische stoffen, zoals aangegeven in bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit, wordt overschreden. Certificatiesysteem Een certificatiesysteem is een algemeen stelsel van voorschriften en procedures voor het beheren en uitvoeren van certificatie. Eenheid Onder eenheid wordt verstaan een ruimtelijk deel van de bodem dat voorzien is van een kwaliteitslabel en waarbinnen de vrijkomende grond wordt beschouwd als het product dat in het kader van deze beoordelingsrichtlijn wordt onderzocht, met als doel deze grond met een erkende kwaliteitsverklaring te kunnen afzetten. Een eenheid wordt zodanig gekozen dat de variatie van de meetwaarden binnen een eenheid zo klein mogelijk is en de verschillen tussen de eenheden onderscheidend zijn (leiden tot een verschillende hergebruiksklasseindeling). De maximale grootte van een eenheid is gekoppeld aan de omvang van het project: de ruimtelijke grenzen van het project vormen de ruimtelijke grenzen waarbinnen de eenheid moet zijn vastgelegd. Emissie Onder emissie wordt verstaan het vrijkomen van een stof in een van de milieucompartimenten water, lucht of bodem.

11 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad 9 Grond Onder grond wordt verstaan een nietvormgegeven bouwstof met een vaste structuur, die van natuurlijke oorsprong is, niet door de mens is geproduceerd en onderdeel van de Nederlandse bodem kan uitmaken. Grootschalig project Onder een grootschalig project wordt verstaan een project waarbij het grondverzet meer dan in situ m 3 omvat. Immissie Onder immissie wordt verstaan de opname van een stof in een van de milieucompartimenten water, lucht of bodem. Keuring op attributen Onder keuring op attributen wordt verstaan een keuring op basis van kwalitatieve eigenschappen, waarbij het aantal defecten maatgevend is. Keuring op variabelen Onder keuring op variabelen wordt verstaan een keuring op basis van kwantitatieve eigenschappen, waarbij gemiddelde en spreiding maatgevend zijn. Kwaliteitsverklaring Een kwaliteitsverklaring is een document dat is uitgegeven volgens de regels van een certificatiesysteem en dat uitspraken doet over het onderwerp van certificatie. In de bouwsector bestaan zes soorten van kwaliteitsverklaringen: productcertificaat, attest, attestmetproductcertificaat, procescertificaat, kwaliteitssysteemcertificaat, NL BSBcertificaat. Multifunctioneel toepasbare grond Onder multifunctioneel toepasbare grond wordt verstaan grond waarvan de samenstellingswaarde de toegestane samenstellingswaarde niet overschrijdt. In afwijking hiervan is een overschrijding van de toegestane samenstellingswaarde voor ten hoogste 3 van de getoetste stoffen toegestaan indien het aantal getoetste stoffen tenminste 10 en ten hoogste 20 bedraagt en voor ten hoogste 4 van de getoetste stoffen indien het aantal getoetste stoffen tenminste 21 bedraagt. Hierbij mag de getoetste samenstellingswaarde voor geen van de stoffen de tussenwaarde overschrijden en voor aldrin/endrin/dieldrin en DDT/DDE/DDD ten hoogste 3 de toegestane samenstellingswaarde bedragen, elk van de overige stoffen ten hoogste 2 de toegestane samenstellingswaarde bedragen. Toelichting: Vooruitlopend op een aanpassing van het Bouwstoffenbesluit, waarbij de definitie en toetsing van schone grond overeenkomen met die van MVRgrond, is in deze BRL geen onderscheid gemaakt tussen schone grond en MVRgrond. Om verwarring te voorkomen is gekozen voor de term multifunctioneel toepasbare grond. De milieuhygiënische eisen voor multifunctioneel toepasbare grond zijn gelijk gesteld aan die voor MVRgrond.

12 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad 10 MVRgrond Onder MVRgrond wordt verstaan grond waarvan de samenstellingswaarde van één of meer stoffen uit bijlage A van de Vrijstellingsregeling, de samenstellingswaarde, zoals aangegeven in bijlage 1 van het Bouwstoffenbesluit, overschrijdt tot ten hoogste de in bijlage A van de Vrijstellingsregeling aangegeven samenstellingswaarde. Nietvormgegeven bouwstof Een nietvormgegeven bouwstof is een bouwstof niet zijnde een vormgegeven bouwstof. Partij Onder partij wordt verstaan een deel van een eenheid die met betrekking tot de keuring als één geheel wordt beschouwd. Productcertificaat Een productcertificaat is een document dat verklaart dat een product in overeenstemming is met bepaalde productspecificaties. Project Onder project wordt in deze beoordelingsrichtlijn verstaan een in ruimte en tijd afgebakend werk waar grond vrijkomt. Een project wordt gekenmerkt door een begin en een einddatum. Toelichting: Van belang is dat bij het verkrijgen van het certificaat vooraf de plaats en tijd van uitvoeren van het project zijn vastgelegd. Toegestane samenstellingswaarde Onder de toegestane samenstellingswaarde wordt verstaan de samenstellingswaarde, zoals aangegeven in bijlage A van de Vrijstellingsregeling, dan wel bijlage 1 van het Bouwstoffenbesluit voor zover deze stof niet in bijlage A van de Vrijstellingsregeling is genoemd. Toetsingswaarde Afhankelijk van de toepassingswijze geldt als toetsingswaarde: voor multifunctioneel toepasbare grond: de toegestane samenstellingswaarde, dan wel maximale samenstellingswaarde bij een overschrijding van de toegestane samenstellingswaarde (zie ook bijlage A voor grond afkomstig van onverdachte locaties), voor categorie 1 of 2grond: de samenstellingswaarde voor grond overeenkomstig bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit en de Vrijstellingsregeling (zie ook bijlage B), voor categorie 1 of 2grond: de maximale immissiewaarde overeenkomstig bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit (zie ook bijlage C). Bij toetsing aan de immissiewaarde, kan het resultaat van de uitloogproef ook worden getoetst aan de emissiewaarden zoals weergegeven in bijlage D. Tussenwaarde Onder tussenwaarde wordt verstaan de helft van de som van de samenstellingswaarden voor grond van een stof als aangegeven in bijlage A van de Vrijstellingsregeling, dan wel bijlage 1 van het Bouwstoffenbesluit voor zover die stof niet in bijlage A van de Vrijstellingsregeling is genoemd, en van die stof als aangegeven in bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit. Schone grond Onder schone grond wordt verstaan grond die geen van de samenstellingswaarden voor anorganische en organische stoffen, zoals aangegeven in bijlage 1 van het Bouwstoffenbesluit, overschrijdt.

13 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad 11 Slecht doorlatende grond Onder slecht doorlatende grond wordt verstaan grond waarvoor de minimale percolatiesnelheid conform NEN 7343 niet kan worden ingesteld en waarbij uit de optredende percolatiesnelheid blijkt, dat de bepaling van het uitlooggedrag conform NEN 7343 langer duurt of zal duren dan 28 dagen om tot een hoeveelheid percolaat te komen dat overeenkomt met een ratio van L/S=10. Verwachtingswaarde Onder verwachtingswaarde wordt verstaan de verwachte hergebruiksklasse van grond, conform het Bouwstoffenbesluit, gebaseerd op uitgevoerd milieukundig bodemonderzoek. Er kan sprake zijn van multifunctioneel toepasbaar, licht verontreinigd (categorie 1), licht verontreinigd (categorie 2), of niet toepasbaar. Verwachtingswaardenkaart Onder een verwachtingswaardenkaart wordt verstaan een kaart waarop de ruimtelijke verdeling van de verwachte hergebruiksklasse van de grond is weergegeven. Vormgegeven bouwstof Een vormgegeven bouwstof is een bouwstof met een volume per kleinste eenheid van ten minste 50 cm 3, die onder normale omstandigheden een duurzame vormvastheid heeft.

14 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad PROCEDURE TER VERKRIJGING/VERLENGING VAN HET NL BSB CERTIFICAAT In figuur 1 is de procedure schematisch weergeven. aanvraag NL BSBcertificaat invullen aanvraagformulier einde nee start toelatingsonderzoek voldoet ja NL BSBcertificaat nee voldoet ja periodieke beoordeling verlenging NL BSBcertificaat corrigerende maatregelen nee voldoet nee ja actie certificatieinstelling Figuur 1. Procedure ter verkrijging en verlenging van het NL BSBcertificaat 3.1. Algemeen Het certificatiereglement van de betreffende certificatieinstelling bevat de algemene procedure met betrekking tot de aanvraag, de beoordeling en op grond daarvan de verlening en de verlenging van

15 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad 13 het NL BSBcertificaat. De ontvangst van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier betekent de start van de procedure Start De aanvrager van het NL BSBcertificaat geeft aan welke categorieën (multifunctioneel toepasbare grond, categorie 1grond of categorie 2grond) in de kwaliteitsverklaring moeten worden opgenomen en voor welk project de kwaliteitsverklaring geldig is. Hij verstrekt de nodige gegevens ten behoeve van het opstellen van de milieuhygiënische specificaties, de richtlijnen voor het toepassen en verwerken van de vrijkomende grond in relatie tot het Bouwstoffenbesluit en de afbakening van het project Beoordeling door de certificatieinstelling De certificatieinstelling voert beoordelingen uit zoals vastgelegd in hoofdstuk Toelatingsonderzoek Het toelatingsonderzoek, zoals vastgelegd in paragraaf 10.1, bestaat uit vier delen: 1. De beoordeling van het kwaliteitssysteem. De certificatieinstelling verifieert of het kwaliteitssysteem voldoet aan de in hoofdstuk 7 gestelde eisen conform de wijze zoals beschreven in paragraaf en beoordeelt de doeltreffendheid en juiste toepassing van het kwaliteitssysteem. 2. De beoordeling van de projectafbakening conform de wijze zoals beschreven in paragraaf De beoordeling van de verwachtingswaardenkaart(en) en de milieuhygiënische kwaliteit van de grond. De certificatieinstelling onderzoekt of de controle vooraf op correcte wijze is uitgevoerd en of de specificaties van het product in overeenstemming zijn met paragraaf 5.1 of 5.2 conform de wijze zoals beschreven in paragraaf Het attesteringsonderzoek: de beoordeling van de prestaties van het product in de betreffende toepassing(en). De certificatieinstelling onderzoekt of voldaan wordt aan de prestatieeisen gesteld in paragraaf 4.2 conform de wijze zoals beschreven in paragraaf Periodieke controle De certificatieinstelling voert periodieke beoordelingen uit zoals vastgelegd in paragraaf Verlening van de kwaliteitsverklaring Het NL BSBcertificaat wordt conform het certificatiereglement van de betreffende certificatieinstelling afgegeven wanneer het toelatingsonderzoek in positieve zin is afgerond en de aanvrager en de certificatieinstelling een certificatieovereenkomst hebben afgesloten. In deze overeenkomst dient te worden vastgelegd wat er onder het project wordt verstaan en welke werken hieronder vallen. De reikwijdte van het NL BSBcertificaat dient op eenduidige wijze te zijn afgebakend.

16 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad Geldigheidsduur kwaliteitsverklaring Het NL BSBcertificaat wordt per project afgegeven. De geldigheidsduur van het certificaat komt zodoende overeen met de duur van het project, met een maximum van 3 jaar. Gedurende de duur van het project wordt iedere 3 jaar door de certificatieinstelling vastgesteld of de kwaliteitsverklaring verlengd kan worden met 3 jaar. Deze vaststelling vindt plaats op basis van: de resultaten van de periodieke beoordelingen; een documentenbeoordeling en bedrijfsaudit. Op grond van deze vaststelling wordt de kwaliteitsverklaring al dan niet met 3 jaar verlengd. De certificatieinstelling dient direct in kennis te worden gesteld van: een tijdelijke onderbreking/stop van het grondverzet van 6 maanden of langer, het hervatten van het grondverzet na een tijdelijke onderbreking/stop van het grondverzet van 6 maanden of langer. Een onderbreking van het grondverzet van maximaal 1 jaar heeft geen gevolgen voor de geldigheid van het certificaat. De periodieke controles vinden plaats zoals in paragraaf 10.2 is aangegeven. Bij een onderbreking van het grondverzet van langer dan 1 jaar vindt 1 per jaar een periodieke controle plaats. Bij continuering van de productie zal door middel van een extra periodieke beoordeling worden nagegaan of het certificaat kan worden behouden. Bij een onderbreking van langer dan 3 jaar dient bovendien een extra milieuhygiënisch onderzoek te worden uitgevoerd bestaande uit twee partijkeuringen per eenheid overeenkomstig paragraaf 8.3. Toetsing vindt plaats overeenkomstig paragraaf Als tenminste een van de partijen niet voldoet aan het kwaliteitsniveau van de betreffende eenheid, dient bij hervatting van het grondverzet de productiecontrole (vooralsnog) onder partijkeuringsregime plaats te vinden, totdat terugkeer naar het steekproefregime conform paragraaf mogelijk is. Na afloop van het project komt het certificaat te vervallen.

17 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad PRESTATIEEIS, ATTESTERINGSONDERZOEK EN INHOUD VAN HET ATTEST 4.1. Immissie van een ophoging of aanvulling van multifunctioneel toepasbare grond Niet van toepassing. Opmerking: Er worden geen immissieeisen gesteld aan de toepassing van multifunctioneel toepasbare grond Immissie van een ophoging of aanvulling van categorie 1 of 2grond Prestatieeis Overeenkomstig artikel 7 lid 1 sub b van het Bouwstoffenbesluit, mag de toepassing van categorie 1 of 2grond in een werk geen grotere immissie in de bodem en het oppervlaktewater veroorzaken dan aangegeven in bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit (zie ook bijlage C). De bepaling van de immissie vindt plaats overeenkomstig artikel 7 lid 3 van het Bouwstoffenbesluit. Tot 1 juli 2001 geldt een gedoogbeleid voor slecht doorlatende grond en is deze eis tot voornoemde datum niet van toepassing Attesteringsonderzoek Van de categorie 1 of 2grond moet worden nagegaan of de in het attestmetproductcertificaat op te nemen toepassingsvoorwaarden resulteren in het voldoen aan de prestatieeis. Toelichting: Grond is een nietvormgegeven bouwstof. De immissie moet overeenkomstig paragraaf van de Uitvoeringsregeling Bsb worden berekend. De omrekening van de in het laboratorium gemeten emissie naar de immissie onder praktijkomstandigheden, is afhankelijk van de toepassingshoogte en wijze van toepassen. Te onderscheiden zijn nietgeïsoleerde toepassing (categorie 1) en geïsoleerde toepassing (categorie 2). De emissie dient overeenkomstig paragraaf 6.3 (kolomproef) te worden bepaald. Ter vereenvoudiging van de beoordeling van de immissie zijn in bijlage D de emissiewaarden gegeven die behoren bij de maximale immissiewaarden uit bijlage C. Door de gemeten emissie te vergelijken met de in bijlage D gegeven emissiewaarde, behorende bij de gewenste toepassingshoogte, kan de geschiktheid van de grond in relatie tot de toepassing worden beoordeeld Inhoud van het attest Het attestdeel van het NL BSBcertificaat verklaart dat de toepassing van de grond in een werk voldoet aan de prestatieeis genoemd in paragraaf

18 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad PRODUCTEISEN EN INHOUD VAN HET PRODUCTCERTIFICAAT 5.1. Multifunctioneel toepasbare grond De samenstellingswaarden voor anorganische componenten, bepaald overeenkomstig paragraaf 6.1 en gecorrigeerd voor het gehalte aan lutum en humus (organisch stof), en de samenstellingswaarden voor organische componenten, bepaald overeenkomstig paragraaf 6.2 en gecorrigeerd voor het gehalte aan humus (organisch stof), mogen de toegestane samenstellingswaarden niet overschrijden (zie ook bijlage A en E). In afwijking hiervan is een overschrijding van de toegestane samenstellingswaarde voor ten hoogste 3 van de getoetste componenten toegestaan indien het aantal getoetste componenten tenminste 10 en ten hoogste 20 bedraagt en voor ten hoogste 4 van de getoetste componenten indien het aantal getoetste componenten tenminste 21 bedraagt. Hierbij mag de getoetste samenstellingswaarde voor geen van de stoffen de tussenwaarde overschrijden en voor aldrin/endrin/dieldrin en DDT/DDE/DDD ten hoogste 3 de toegestane samenstellingswaarde bedragen, elk van de overige stoffen ten hoogste 2 de toegestane samenstellingswaarde bedragen Categorie 1 of 2grond Overeenkomstig artikel 7, lid 1, sub a van het Bouwstoffenbesluit mogen de samenstellingswaarden voor anorganische componenten, bepaald overeenkomstig paragraaf 6.1 en gecorrigeerd voor het gehalte aan lutum en humus (organisch stof), en de samenstellingswaarden voor organische componenten, bepaald overeenkomstig paragraaf 6.2 en gecorrigeerd voor het gehalte aan humus (organisch stof), de in bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit en de Vrijstellingsregeling gegeven samenstellingswaarden voor grond niet overschrijden (zie ook bijlage B en E) Inhoud van het productcertificaat Het productcertificaatdeel van het NL BSBcertificaat verklaart dat de grond voldoet aan de producteisen genoemd in paragraaf 5.1 of 5.2. Het NL BSBcertificaat dient de volgende onderdelen te bevatten: de naam of omschrijving van het project waarvoor het NL BSBcertificaat geldig is; onderwerp van het NL BSBcertificaat (grond voor toepassing in werken); verklaring dat de geleverde grond voldoet aan de samenstellingseis genoemd in de paragraaf 5.1 of 5.2; verklaring dat de toepassing van de categorie. (1/2)grond in werken voldoet aan de immissieeis genoemd in paragraaf (deze verklaring hoeft niet te worden vermeld bij multifunctioneel toepasbare grond of als de verklaring voor 1 juli 2001 wordt afgeven en het slecht doorlatende grond betreft); wijze van merken; wijze van toepassen in relatie tot de eisen van het Bouwstoffenbesluit (wel of geen isolatie, minimum partijgrootte e.d.); wenken voor de toepasser; verwijzing naar de afleveringsbon.

19 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad 17 Per partij dient een afleveringsbon te worden opgesteld met tenminste de volgende aanduidingen: naam van de leverancier:..; certificaatnummer: ; soort product: (multifunctioneel toepasbare grond / categorie 1grond / categorie 2 grond); grootte van de geleverde partij: (ton / in situ m 3 / ex situ (losgestorte) m 3 ); codering:.. (unieke code die traceerbaarheid van de partij mogelijk maakt); datum van levering:..; maximale toepassingshoogte:. m (alleen relevant indien categorie 1 of 2grond).

20 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad BEPALINGSMETHODEN 6.1. Samenstelling anorganische stoffen Het gehalte aan anorganische stoffen (samenstellingswaarde) dient te worden bepaald overeenkomstig NEN Samenstelling organische componenten Het gehalte aan organische stoffen (samenstellingswaarde) dient te worden bepaald overeenkomstig Ontwerp NVN Emissie anorganische componenten (kolomproef) De emissie (uitloging van anorganische componenten) dient te worden bepaald overeenkomstig NEN 7343 (kolomproef). Het is toegestaan de verkregen extracten samen te voegen en het mengextract te analyseren. De samenstellingswaarde, bepaald overeenkomstig paragraaf 6.1, of de beschikbaarheid, bepaald overeenkomstig paragraaf 6.4, kan gebruikt worden als alternatief voor de kolomproef, mits bij de bepaling van de beschikbaarheid een meetbare waarde wordt gevonden (dus geen waarde kleiner dan ). Bij de toetsing vervangt de samenstellingswaarde, c.q. beschikbaarheid de emissiewaarde van de kolomproef. Indien de kolom door de fijnheid van de grond (bijvoorbeeld klei) dichtslaat, en de meting dus niet conform NEN 7343 kan worden uitgevoerd, is het toegestaan de emissie met de schudproef te bepalen, overeenkomstig paragraaf 6.5. Bij de toetsing vervangt in dat geval de emissiewaarde van de schudproef de emissiewaarde van de kolomproef. Opmerking: Het gebruik van de schudproef is toegestaan tot de normcommissie hierover een uitspraak heeft gedaan. Na de uitspraak dient men de beslissing van de normcommissie te volgen. Tot 1 juli 2001 geldt echter een gedoogbeleid ten aanzien van slecht doorlatende grond en is de bepaling van immissie/emissie met de kolomproef niet vereist Beschikbaarheid anorganische componenten De beschikbaarheid van anorganische componenten dient te worden bepaald overeenkomstig NEN 7341.

21 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad Emissie (schudproef) De emissie van anorganische componenten dient te worden bepaald overeenkomstig Ontwerp NEN EN In afwijking van de norm wordt de proef uitgevoerd met nietaangezuurd demiwater (ph neutraal). Ter controle dient de ph van het uitloogmedium vóór de uitvoering van de proef te worden gemeten en gerapporteerd. Opmerking: Het gebruik van nietaangezuurd demiwater is niet conform Ontwerp NENEN Het gebruik van nietaangezuurd demiwater is echter toegestaan tot de normcommissie hierover een uitspraak heeft gedaan. Na de uitspraak dient men de beslissing van de normcommissie te volgen.

22 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad EISEN TE STELLEN AAN HET KWALITEITSSYSTEEM VAN DE CERTIFICAATHOUDER 7.1. Directieverantwoordelijkheid Beleid De directie van de certificaathouder moet haar beleid ten aanzien van de milieuhygiënische kwaliteit van de vrijkomende grond hebben omschreven en daarin vastleggen: het beleid ten aanzien van de eisen in deze beoordelingsrichtlijn; de bijbehorende doelstellingen; de verplichtingen volgend uit deze beoordelingsrichtlijn. De directie moet bewerkstelligen dat dit beleid begrepen, in praktijk gebracht en op peil gehouden wordt op alle niveaus binnen haar bedrijfsorganisatie die betrokken zijn bij taken en verantwoordelijkheden in het kader van deze beoordelingsrichtlijn Organisatie Verantwoordelijkheden en bevoegdheden De certificaathouder moet ten aanzien van het personeel dat betrokken is bij de beheersing en borging van de milieuhygiënische kwaliteit van de grond de volgende zaken schriftelijk hebben vastgelegd: verantwoordelijkheden; bevoegdheden; onderlinge verhoudingen Middelen en personeel voor verificaties De certificaathouder moet interne eisen voor verificatie aangeven, zorgen voor passende middelen en geschoold personeel aanwijzen voor de uitvoering van verificaties Directievertegenwoordiger De certificaathouder dient een directievertegenwoordiger aan te wijzen, die er voor moet zorgen dat de beheersing en borging van de milieuhygiënische kwaliteit van de grond wordt ingevoerd en vervolgens op peil blijft. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de directievertegenwoordiger moeten zijn vastgelegd Het kwaliteitssysteem De certificaathouder moet over op schrift gestelde procedures beschikken en die op peil houden om te bewerkstelligen dat de geproduceerde grond blijvend aan de in deze beoordelingsrichtlijn omschreven eisen voldoet. Deze procedures moeten: overeenkomen met de in deze beoordelingsrichtlijn gestelde eisen; doeltreffend ingevoerd en toegepast worden Beheersing van documenten De certificaathouder moet over procedures beschikken en deze op peil houden voor de beheersing van alle documenten die betrekking hebben op de in deze beoordelingsrichtlijn vermelde eisen. De

23 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad 21 documenten moeten vóór uitgifte worden beoordeeld en goedgekeurd door daartoe bevoegde personen op geschiktheid en doelmatigheid. De beheersing van documenten moet resulteren in: beoordeling en goedkeuring van documenten door bevoegde personen; de aanwezigheid van geldende uitgaven van documenten op die plaatsen waar de beheersing en borging van de milieuhygiënische kwaliteit van de grond tot stand komt; een overzichtelijk en toegankelijk register voor het bijhouden van de geldende uitgaven van de documenten; een archivering van de documenten gedurende minimaal 7 jaar Identificatie van producten De certificaathouder moet beschikken over procedures en deze op peil houden voor identificatie van de vrijkomende grond Procesbeheersing De certificaathouder moet de werkzaamheden voor zover die direct invloed hebben op de milieuhygiënische kwaliteit van de grond vaststellen en vastleggen. De certificaathouder moet bewerkstelligen dat deze werkzaamheden onder beheerste omstandigheden plaatsvinden. Beheerste omstandigheden moeten tenminste de volgende elementen inhouden: een beschrijving van het productieproces van de grond; de bewaking en beheersing van daartoe in aanmerking komende proceskenmerken en kwaliteit van de vrijkomende grond gedurende het gehele proces (schriftelijk vastgestelde procedures en/of kwaliteitsplan); een procedure op basis waarvan kan worden vastgesteld of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem zich niet heeft gewijzigd in de periode tussen het opstellen van de verwachtingswaardenkaarten en de uitvoering van de controle vooraf en in de periode tussen en de uitvoering van de controle vooraf en het daadwerkelijke grondverzet; Toelichting: Hierbij is bijvoorbeeld te denken aan een aanvullend historisch onderzoek kort voor de uitvoering van de controle vooraf en het grondverzet. op schrift gestelde werkvoorschriften waarin wordt vastgelegd hoe met de vrijkomende grond wordt omgegaan (werkplan). In het werkplan dienen tenminste de volgende zaken te zijn opgenomen: materieel, afgraven van de bodem, transport van grond, opslag van grond, aanbrengen of afvoeren van grond, personeel dat bij de uitvoering betrokken is, veiligheid; beoordeling van het werkplan indien dit door derden wordt opgesteld. De beoordeling dient tenminste de volgende elementen te bevatten: correcte interpretatie van de bodeminformatie, grondstromen en grondbalans,

24 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad 22 transport, (tussen)opslag, bestemming van de grond; registratie van de grondstromen; registratie van gegevens; het voorkomen dat verschillende kwaliteiten grond vermengd raken; het voorkomen dat de grond verontreinigd raakt als gevolg van de handelingen; het omgaan met onverwachte situaties, bijvoorbeeld als een verontreiniging wordt aangetroffen op een plaats waar de verwachtingswaardenkaart een andere milieuhygiënische kwaliteit (categorie) aangeeft; controle van door derden uitgevoerde werkzaamheden Keuring en beproeving Keuring en beproeving De certificaathouder moet alle keuringen en beproevingen (laten) uitvoeren volgens het kwaliteitsplan of schriftelijk vastgelegde procedures, om het bewijs te kunnen leveren dat de grond inderdaad aan de gestelde eisen voldoet. Hierin dient ondermeer te worden aangegeven dat toepassing van een partij grond niet mag plaatsvinden zonder dat wordt vastgesteld dat voldaan wordt aan de gestelde kwaliteitseisen. In de keuringsprocedure dient ondermeer het volgende te zijn vastgesteld: wijze en frequentie van monsterneming; wijze van onderzoek (intern/extern); vastlegging van de keuringsresultaten Registratie van keuringen en beproevingen De certificaathouder moet over een registratie beschikken en deze op peil houden om hiermede het bewijs te kunnen leveren dat de grond is gecontroleerd volgens het kwaliteitsplan en/of schriftelijke procedures Keurings, meet en beproevingsmiddelen In het geval dat de certificaathouder zelf monsters neemt of bepalingen uitvoert, moet de certificaathouder zorgen voor de beheersing, de kalibratie en het onderhoud van alle keurings, meeten beproevingsmiddelen. De certificaathouder moet: vaststellen welke metingen moeten worden verricht, met welke nauwkeurigheid en de daarbij passende keurings, meet en beproevingsmiddelen kiezen; op voorgeschreven tijden alle keurings, meet en beproevingsmiddelen kalibreren; over schriftelijk vastgelegde en op peil gehouden procedures voor kalibratie beschikken Uitbesteding monsterneming en analyses De uitbesteding van monsterneming en/of milieuhygiënische bepalingen dient te geschieden aan laboratoria of instanties die voor de betreffende handeling, verrichting en/of ondersteunende activiteit door de ministers van VROM en V&W in het kader van het Bouwstoffenbesluit zijn aangewezen Identificatie en naspeurbaarheid van de grond De certificaathouder dient de identificatie van de grond (procedureel) te borgen. Deze identificatie moet gedurende alle stadia van het vrijkomen, opslaan, afleveren en toepassen mogelijk zijn.

25 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad Beheersing van producten met tekortkomingen De certificaathouder dient (procedureel) te borgen dat ten onrechte grond met tekortkomingen (afgekeurde grond of grond anders dan multifunctioneel toepasbaar, categorie 1 of categorie 2) wordt afgeleverd. Hiertoe moet het volgende zijn vastgelegd: wat men onder tekortkomingen verstaat; waar de grond met tekortkomingen zich bevindt; de wijze waarop grond met tekortkomingen wordt behandeld; wie de beslissingsverantwoordelijkheid heeft Corrigerende maatregelen De certificaathouder moet beschikken over procedures (en deze op peil houden) met betrekking tot het uitvoeren van corrigerende maatregelen om te voorkomen dat tekortkomingen opnieuw optreden Klachtenbehandeling Klachten van derden moeten volgens een vastgelegde procedure zorgvuldig worden onderzocht. De indiener van de klacht moet een schriftelijke bevestiging van ontvangst krijgen waarin wordt aangegeven binnen welke termijn de uitslag van het onderzoek zal worden medegedeeld. Als de klacht gegrond blijkt, moet met de klager een regeling worden getroffen. De producent moet een register bijhouden van alle ontvangen klachten en de op grond daarvan genomen maatregelen Transport, opslag en aflevering De certificaathouder dient het transport, de opslag en de aflevering van de grond (procedureel) te borgen. Daarbij dient te worden voorkomen dat de kwaliteit meer dan normaal afneemt ten gevolge van de opeenvolgende handelingen. Onverlet blijf de eis dat voldaan dient te worden aan de eisen van het Bouwstoffenbesluit Registratie van de beheersing en borging De certificaathouder moet over procedures beschikken en deze op peil houden ten behoeve van de registratie van gegevens in het kader van de beheersing en borging. De registratie moet aantonen dat aan de gestelde eisen is voldaan en dat de beheersing en borging doeltreffend werkt Interne beoordeling van de beheersing en borging De beheersing en borging van de milieuhygiënische kwaliteit van de grond moet minimaal 1 per jaar intern worden beoordeeld en zo nodig worden aangepast om te zorgen dat de doeltreffendheid en juiste toepassing ervan blijvend verzekerd is. De certificaathouder moet hiertoe over procedures beschikken en deze op peil houden. Deze beoordelingen worden uitgevoerd om te verifiëren of activiteiten op het gebied van kwaliteit overeenkomen met de geplande maatregelen en om de

26 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad 24 doeltreffendheid van het kwaliteitssysteem vast te stellen. Het resultaat en de bevindingen van de interne beoordelingen moeten op schrift worden gesteld Opleiding De certificaathouder moet over procedures beschikken en deze op peil houden voor het vaststellen van de opleidingsbehoeften en het voorzien in opleiding van alle personen die betrokken zijn bij de beheersing en borging van de milieuhygiënische kwaliteit van de grond.

27 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad CONTROLE VOORAF 8.1. Opzet De controle vooraf bestaat uit een verificatie van de beschikbare verwachtingswaardenkaart(en) van het project. De in deze beoordelingsrichtlijn beschreven systematiek is niet toepasbaar in het geval dat de bodem niet eerder is onderzocht en er dus geen milieuhygiënische kwalificatie heeft plaatsgevonden of als er geen verwachtingswaardenkaart is opgesteld. Toelichting: Een verwachtingswaardenkaart is niet hetzelfde als een bodemkwaliteitskaart. Een bodemkwaliteitskaart is in de Interimrichtlijn Bodemkwaliteitskaarten van juni 1999 gedefinieerd is als een set van kaarten die als geheel een beschrijving geven van de bodemkwaliteit in een bepaald gebied met een bijbehorend bodembeheerplan. De bodemkwaliteitskaart bestaat uit verschillende lagen waarbij elk van de lagen gericht is op het ruimtelijk weergeven van een bepaald kenmerk dat bepalend is voor de bodemkwaliteit. Een bodemkwaliteitskaart geeft een beschrijving van de milieuhygienische kwaliteit van zogenaamde homogene eenheden. Verplaatsing van grond aan de hand van bodemkwaliteitskaarten mag slechts plaatsvinden indien de vrijkomende grond en de ontvangende bodem van vergelijkbare kwaliteit zijn. Bij het opstellen van de bodemkwaliteitskaart spelen de lokale situatie en lokale risico s een voorname rol. Verplaatsing van grond van het ene gebied naar het andere zal niet zonder meer mogelijk zijn als de uitgangspunten voor de betreffende bodemkwaliteitskaarten niet identiek zijn. De verwachtingswaardenkaart daarentegen geeft een vertaling van de milieuhygienische kwaliteit van de vrijkomende grond naar de hergebruiksklassen conform het Bouwstoffenbesluit. Verplaatsing van grond aan de hand van een verwachtingswaardenkaart heeft dan ook géén betrekking op de Vrijstellingsregeling Grondverzet. Daar de toepassingsvoorwaarden behorende bij de verschillende hergebruiksklassen reeds voorzien in bescherming van iedere ontvangende bodem behoeft dan ook géén vergelijkbaarheidstoets te worden uitgevoerd. De verwachtingswaardenkaart dient dus een algemener doel dan de bodemkwaliteitskaart, doordat de vrijkomende grond ook buiten het project en het werkgebied van de verwachtingswaardekaart kan worden toegepast, als kan worden aangetoond dat de vrijkomende grond aan een bepaalde milieuhygiënische kwaliteit voldoet. Dit laatste is het doel van deze beoordelingsrichtlijn: het geven van een systematiek om aan te tonen dat grond die bij grootschalige werken vrijkomt aan de eisen van het Bouwstoffenbesluit voldoet. De verwachtingswaardenkaart is ingedeeld in eenheden van gelijke milieuhygiënische kwaliteit. Hierbij kan, behalve in horizontale richting, ook in verticale richting een onderscheid worden gemaakt. Ten behoeve van de toetsing vooraf wordt iedere eenheid op basis van een aselecte steekproef gekeurd. Per eenheid dienen tenminste vijf partijen te worden onderzocht. Het doel van deze controle vooraf is na te gaan of de verwachtingswaardenkaart een voldoende betrouwbaar inzicht geeft in de milieuhygiënische kwaliteit van de vrijkomende grond. De controle vooraf dient voor ieder project te worden uitgevoerd. Voorafgaande aan de controle vooraf dient te worden nagegaan of de bodemkwaliteit door externe invloeden tussentijds kan zijn gewijzigd (zie ook paragraaf 7.5). Is dit het geval, dan dienen door nader onderzoek de gevolgen hiervan te worden nagegaan en dienen zo nodig passende maatregelen te worden genomen, bijvoorbeeld in de vorm van een aanpassing van de verwachtingswaardenkaart(en) Eisen te stellen aan de verwachtingswaardenkaart De verwachtingswaardenkaart en de gegevens waarop de kaart is gebaseerd, dienen tenminste aan de volgende eisen te voldoen: een duidelijke afbakening van de grenzen van het project in horizontale en verticale richting; voorafgaande aan het bodemonderzoek moet een historisch en geologisch onderzoek zijn uitgevoerd voor het gehele doelgebied;

28 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad 26 Toelichting: Met betrekking tot het geologisch onderzoek kan worden gedacht aan opbouw van de bodem, grondsoorten en waterhuishouding. de handelswijze bij de uitvoering van de bodemonderzoeken dient aan te sluiten bij NEN 5740, of indien het onderzoek voor 1 oktober 1999 heeft plaatsgevonden NVN De intensiteit en diepgang van het onderzoek dient te worden afgestemd op de resultaten van het historisch en geologisch onderzoek, rekening houdend met de afbakening van het doelgebied; Toelichting: Uit het historisch en geologisch onderzoek wordt een relatie gelegd tussen de homogeniteit van de bodem en de indeling in eenheden. Verder dient het historisch onderzoek inzicht te geven in het voorkomen van zogenoemde hot spots, gebieden met een verhoogd risico op een verontreiniging (overschrijding van de toetsingswaarde). van ieder deel van de bodem dat bij een bepaalde eenheid wordt gerekend, dient de bodemkwaliteit te worden onderbouwd, bijvoorbeeld door middel van analyses, historisch onderzoek, aan de hand van de omgevingskwaliteit of een beoordeling door een deskundige; op de verwachtingswaardenkaart dient ook de niettoepasbare grond te zijn aangeven, voor zover binnen het project aanwezig; van de bodem die uit het historisch onderzoek als verdacht naar voren is gekomen en waarvan de af te graven grond niet op voorhand als niet toepasbaar wordt aangemerkt, dient de bodemkwaliteit door middel van analyses te zijn vastgesteld; bij de bodemonderzoeken dienen tenminste de in paragraaf 8.4 genoemde componenten te zijn beoordeeld, aangevuld met het lutum en humusgehalte van de bodemsoort. Als het betreffende bodemonderzoek voor 1 oktober 1999 heeft plaatsgevonden, geldt het voormalige VNGpakket of het NVN 5740pakket voor de bovengrond als minimum; indien analyseresultaten beschikbaar zijn, dienen deze te worden gebruikt bij de vaststelling van de bodemkwaliteit. De betreffende bodem wordt dan tot een bepaalde eenheid gerekend als bij toetsing alle componenten aan het criterium voor die eenheid voldoen. Hierbij dient de gemiddelde samenstellingswaarde als uitgangspunt. Indien wordt getoetst aan de eisen voor multifunctioneel toepasbare grond en het aantal onderzochte componenten tenminste 10 (dan wel 21) bedraagt, kan voor maximaal drie (dan wel vier) componenten de betreffende toetsingswaarde worden vervangen door de maximale samenstellingswaarde die geldt bij een overschrijding van de toegestane samenstellingswaarde; duidelijke markering van bijzondere omstandigheden, zoals lokale verontreinigingen. De certificaathouder moet in een procedure hebben vastgelegd op welke wijze de verwachtingswaardenkaart is opgesteld en op welke wijze de kaart wordt onderhouden bij het beschikbaar komen van nieuwe informatie. Toelichting: Aanvullende eisen en aanwijzingen voor het opstellen van verwachtingswaardenkaarten kunnen worden ontleend aan de Interimrichtlijn Bodemkwaliteitskaarten (Bijlage 1 van de nota Grond grondig bekeken van juni 1999). Deze richtlijn is echter niet bindend binnen het kader van deze BRL en heeft alleen een informatief karakter Keuring van een aselect gekozen partij Partijen worden aan de hand van aselecte coördinaten gekozen. De partijgrootte bedraagt: voor multifunctioneel toepasbare grond: m 3 (circa ton), voor categorie 1 en categorie 2grond: maximaal m 3 (circa ton).

29 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BRL 9330 blad 27 De werkwijze is als volgt. Kies aselecte X, Y en Zcoördinaten binnen de grenzen van de eenheid. Definieer op basis van het volume rondom dit punt de partij. Hierbij hangt de dikte van het volume samen met de geotechnische kwaliteit en wijze van ontgraven. De dikte dient minimaal 0,5 m te bedragen. Het totale volume dient binnen het doelgebied te liggen. Wanneer het XYZpunt te dicht bij de rand van de eenheid ligt en een deel van het volume buiten het doelgebied valt, kan een nieuw XYZpunt worden bepaald. De partij dient conform het Gebruikersprotocol Schone grond en AP04 te worden onderzocht, met dien verstande dat de monsterneming volgens VKBProtocol 18 door een daartoe erkende instantie moet worden uitgevoerd. Toelichting: Zowel multifunctioneel toepasbare grond, als categorie 1 of 2grond worden conform het Gebruiker Protocol Schone Grond onderzocht. Keuring conform het Gebruikersprotocol Schone grond houdt in: het opstellen van een monsternemingsplan, monsterneming door een daartoe door de Ministers van VROM en V&W aangewezen instantie (zie paragraaf 7.6.4), 2 monsters van ieder 50 grepen per partij, greepgrootte minimaal 180 g, analyses door een daartoe door de Ministers van VROM en V&W aangewezen AP04geaccrediteerd laboratorium (zie paragraaf 7.6.4) Te bepalen componenten De monsters worden tenminste onderzocht op de samenstellingswaarden van het basispakket voor onverdachte grond (conform NEN 5740): anorganische componenten: As, Cd, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb en Zn, bepaald overeenkomstig paragraaf 6.1, organische componenten: EOX, minerale olie en PAK (som 10), bepaald overeenkomstig paragraaf 6.2 en op die componenten die uit historisch onderzoek of het onderzoek voor het opstellen van de verwachtingswaardenkaarten als verdacht naar voren zijn gekomen. Opmerking: Een component dient als verdacht te worden aangemerkt als het vermoeden bestaat dat de betreffende stof kan worden aangetroffen. De gemeten samenstellingswaarde dient te worden gecorrigeerd voor het lutum en humusgehalte zoals beschreven in bijlage E. In het geval dat het EOXgehalte hoger is dan de toegestane samenstellingswaarde dienen ook de chloorbenzenen (som), PCB (som) en de organochloorhoudende bestrijdingsmiddelen te worden bepaald (zie ook bijlage A). Voor categorie 1 of 2grond dient tevens te worden nagegaan of uitloogonderzoek moet worden uitgevoerd en op welke parameters de grond moet worden onderzocht. Hiertoe worden de volgende stappen gevolgd: Stap 1: is de ph van de grond < 5, dan dient er altijd uitloogonderzoek plaats te vinden. Is de ph niet bekend dan kan deze worden afgeleid van monsters die genomen zijn in dezelfde bodemlaag. Indien dergelijke gegevens niet aanwezig zijn dient alsnog een monster te worden genomen ter bepaling van de ph. Stap 2: bij een toepassingshoogte van 0,7 meter of hoger: indien Cu de toegestane samenstellingswaarde voor multifunctioneel toepasbare grond overschrijdt dient er uitloogonderzoek op Cu plaats te vinden.