GEBRUIKSAANWIJZING TECNA BESTURINGSUNIT TE - 90

Transcriptie

1 GEBRUIKSAANWIJZING TECNA BESTURINGSUNIT TE - 90 BESTEMD VOOR TECNA 4602N N

2 INHOUDSOPGAVE Beschrijving van de besturing TE-90 Pag. 3 Belangrijkste kenmerken Pag. 3 Technische gegevens Pag. 3 Programmeren van de besturing TE-90 Pag. 4 Beschrijving van de lascyclus Pag. 5 Beschrijving van de parameters Pag. 5 Compensatie van de lasstroom Pag 7 Lastijd vertraging instelling Pag. 7 Automatische cyclus einde functie Pag. 8 LED s controlepaneel Pag. 8 Storing - / foutmeldingslijst Pag. 9 Avelingen West MS GORINCHEM Tel. (0031) Fax. (0031) info@laskar-puntlastechniek.nl

3 BESCHRIJVING VAN DE BESTURING TE-90 De TE 90 is een microprocessor besturingsunit voor één fase weerstand lasmachines. De besturingsunit wordt gebruikt voor het besturen van de verschillende componenten van de puntlasmachine en in het bijzonder het aansturen van de thyristor, die de lasstroom regelt. De puntlas cyclus van de TE 90 wordt bepaald door 12 programmeerbare parameters. De TE 90 kan toegepast worden voor mechanisch bediende en pneumatische puntlasmachines. BELANGRIJKSTE KENMERKEN Synchrone thyristor sturing. Lasstroom regeling door fase aansnijding. 6 mogelijkheden voor werk volgorde bij gebruik van meerdere machines. Vereenvoudigde programmering door middel van vier tiptoetsen. Slope en puls functies. Enkele en automatische las cyclus. Compensatie van de lasstroom voor het lassen van geoxideerd materiaal en draadproducten. Uitschakelmogelijkheid voor signaal einde las cyclus van mechanisch bediende machines. Lastijd vertraging voor een optimalisering van stroomafname uit het voedingsnet. Magneetklep 24 Vdc 7,2 W max. met beveiliging tegen kortsluiting. TECHNISCHE GEGEVENS Voedingsspanning besturingsunit Verbruik Werktemperatuur 24 Vac + 10% / - 20% 50/60 Hz 7 VA in rust / 21VA tijdens bedrijf 5-40 C

4 PROGRAMMEREN VAN DE BESTURING TE-90 Direct na het inschakelen van de besturing verschijnt op de display de programma versie (90) en na enkele seconden is de besturingunit gereed voor programmering. De programmering bestaat uit het instellen van de 12 parameters, die de las cyclus bepalen. Selecteer de parameters en stel deze in op de gewenste waarde. Voor de betekenis van de verschillende parameters verwijzen wij u naar de desbetreffende paragraaf over de parameters De parameters 1 tot 12 zijn aangegeven aan de linkse zijde van de besturingsunit en iedere parameter is gecombineerd met een lampje. Selecteer de parameters door het bedienen van de tiptoetsen en, het lampje dat behoort bij de geselecteerde parameter licht op en de ingestelde waarde verschijnt op het display. Verander de waarde van de parameter door het bedienen van de tiptoetsen en, het verhogen of verlagen van de waarde van de betreffende parameter wordt weergegeven op het display. De waarde van de parameters kunnen geregeld worden binnen een bepaald bereik afhankelijk van het type parameter. De minimum en maximum waarde van iedere parameter is omschreven in onderstaande tabel. Parameter nummer Type parameter Omschrijving parameter Regelbereik 1 SQUEEZE VOORDRUKTIJD PER. 2 WELD TIME LASTIJD PER. 3 CURRENT LASSTROOM % 4 HOLD NADRUKTIJD PER. 5 OFF TIME PAUZETIJD BIJ REPETEREND PER. 6 COMP.OFF / ON COMPENSATIE AAN/UIT SINGLE / REPEAT ENKEL / REPETEREND WELD TIME 2 LASTIJD PER. 9 CURRENT 2 LASSTROOM % 10 SLOPE OPBOUWTIJD PER. 11 COLD TIME PAUZETIJD PER. 12 IMPULSES NUMBER AANTAL PULSEN Als gebruik gemaakt wordt van de functie pulsen, dat wil zeggen het aantal pulsen is anders dan 0, dan mag de lastijd niet hoger ingesteld worden dan 25 perioden. Indien deze waarde hoger ligt zal de besturingsunit in de error positie gaan. Op deze manier worden alle parameters in de gewenste waarde ingesteld. De ingestelde waarden worden automatisch opgeslagen er hoeft geen extra handeling voor uitgevoerd te worden. Na het programmeren is het noodzakelijk om te wachten totdat de besturing overgeschakeld is vanuit de programmeerstand, dit gebeurt automatisch na 5 seconden na de laatste keer dat een van de tiptoetsen bediend is. Als er een startsignaal gegeven wordt voordat deze tijdslimiet is verstreken, dan wordt die genegeerd.

5 BESCHRIJVING VAN DE LAS CYCLUS Gebruik de WELD / NO WELD functie voor het uitvoeren van een testcyclus zonder lasstroom. Door middel van het bedienen van de hier afgebeelde tiptoets is het mogelijk om de lasstroom zowel in als uit te schakelen. Als de Led brandt, de besturingsunit staat op WELD, en voert de standaard las cyclus uit. Als de Led niet brandt staat de besturingsunit op NO WELD en de besturingsunit voert de las cyclus uit zonder lasstroom, en tegelijk worden alle ingestelde waarden van de tijdsafhankelijke parameters opgeslagen. De TE 90 las cyclus wordt gevormd door het door de gebruiker instellen van alle programmeerbare parameters. Deze parameters bepalen de tijd - en stroominstellingen in opvolgende volgorde van de lascyclus. Onderstaande grafiek geeft aan in welke volgorde de geprogrammeerde parameters uitgevoerd wordt. De aangegeven symbolen refereren aan de programmeerbare parameters welke beschreven worden in de volgende paragraaf. Om veiligheidsredenen zal de besturingsunit de lascyclus niet inschakelen als het startsignaal gegeven wordt tijdens het lassen. Indien dit het geval is moet er opnieuw een signaal gegeven worden. Bovendien, schakelt de besturingsunit ook niet in op het moment van overschakelen van programmeer- naar werkstand. Elke onderbreking of spanningsval blokkeert de besturingsunit. Om deze dan te resetten dient men de machine uit te schakelen en opnieuw aanzetten. BESCHRIJVING VAN DE PARAMETERS Alle parameters welke een tijdsindicatie weergeven worden in perioden uitgedrukt. De netfrequentie bepaalt de tijd van een periode. Met een netfrequentie van 50 Hz. is 1 periode 20,0 milliseconde. Met een netfrequentie van 60 Hz. is 1 periode 16,6 milliseconde. SQUEEZE (voordruktijd) De squeeze parameter bepaalt de tijd tussen het begin van het dalen van de puntlaskop en de start van de lascyclus. De geprogrammeerde tijd dient lang genoeg te zijn ingesteld om de elektroden de gelegenheid te geven het materiaal onder druk te plaatsen voordat de lascyclus start. Een te korte tijdsinstelling zal tot gevolg hebben dat er vonkvorming ontstaat tussen de Elektroden en het te lassen materiaal als de lascyclus start, dit kan leiden tot een zeer slechte kwaliteit van de puntlas. Als tijdens de squeeze tijd het startsignaal wordt onderbroken wordt de cyclus afgebroken.

6 WELD TIME (lastijd) De weld time parameter bepaalt de tijd dat de lasstroom, die bij parameter 4 - current geactiveerd wordt. Als de pulse functie ingeschakeld is bepaalt deze parameter de tijd van iedere puls. CURRENT (lasstroom) De current parameter bepaalt het niveau van de lasstroom uitgedrukt in procenten van het maximaal vermogen. HOLD (nadruktijd) De hold parameter bepaalt de tijd tussen het einde van het lasproces en het openen van de elektroden. Dit bevordert een snellere koeling van de puntlas en voorkomt spanning in het materiaal voordat dit afgekoeld is. OFF TIME (wachttijd) De off time parameter bepaalt de wachttijd tussen twee las cycli als de functie repeterend lassen geactiveerd is ( parameter 10 - single / repeat staat op 01 ). Als deze parameter op 0 ingesteld wordt zal er slechts 1 las cyclus uitgevoerd worden. COMP OFF/ COMP. ON (compensatie Aan/Uit) Door de comp. off / comp. on parameter op 01 in te stellen is de lasstroom compensatie functie geactiveerd. Als ingesteld wordt op 00 is deze functie uitgeschakeld. Tijdens het las cyclus brandt het lampje dat aangeeft dat de compensatiefunctie is geactiveerd. SINGLE / REPEAT (enkel/repeterend) Door de single / repeat parameter op 00 in te stellen voert de besturingsunit een enkele lascyclus uit d.w.z. elke keer dat er een startsignaal wordt gegeven wordt er een lascyclus uitgevoerd. Door deze parameter op 01 in te stellen voert de besturingsunit een repeterende las cyclus uit d.w.z. de machine blijft na het eerste startsignaal de las cyclus herhalen totdat dit signaal verbroken wordt De opeenvolgende las cycli worden onderbroken door de intervaltijd die ingesteld is bij parameter OFF TIME. Tijdens het las cyclus brandt het lampje dat aangeeft dat de repeteer stand is geactiveerd. WELD TIME 2 (lastijd 2) Als de lascyclus in staat gesteld moet zijn worden om een tweede startsignaal uit te voeren, door middel van gebruik van een tweede voetpedaal of andere schakeling, zal de besturingsunit, bij bediening hiervan, de ingestelde waarde van deze parameter uitvoeren in plaats van de ingestelde waarde van parameter Weld Time. Als deze parameter ingesteld staat op 0 zal de besturingsunit de standaard lascyclus uitvoeren. CURRENT 2 (lasstroom 2) De current 2 parameter bepaalt het niveau van de lasstroom uitgedrukt in procenten van het maximale vermogen. Dit wanneer de lascyclus uitgevoerd wordt door inschakeling van het tweede startsignaal. Als deze parameter ingesteld staat op 0 zal de besturingsunit de standaard lascyclus uitvoeren.

7 SLOPE (opbouwtijd) De slope parameter bepaalt de tijd die nodig is om de geprogrammeerde waarde van de lasstroom te bereiken. De beginwaarde van deze slope is altijd gelijk aan het minimum stroominstelling en de eindwaarde is gelijk aan de ingestelde waarde van parameter CURRENT. De slope van deze parameter wordt automatisch aangepast in overeenstemming met de ingestelde lasstroomwaarde. COLD TIME (pauzetijd) De cold time parameter is alleen actief in combinatie met de pulsfunctie (parameter 6). Deze parameter bepaalt de pauzetijd tussen de opeenvolgende pulsen. IMPULS NUMBER (pulsfunctie) De impuls number parameter bepaalt het aantal pulsen die tijdens de las cyclus uitgevoerd wordt. Als deze parameter op 0 staat, is de pulsfunctie uitgeschakeld. De tijdsduur van iedere puls komt overeen met de ingestelde waarde bij parameter WELD TIME. Het tijdens de lascyclus oplichtende lampje geeft aan dat de pulsfunctie geactiveerd is. COMPENSATIE VAN DE LASSTROOM De compensatie functie van de lasstroom wordt gebruikt voor het vergemakkelijken van het lasproces van geoxideerde metalen en draadproducten. De geoxideerde metalen blokkeren de doorgang van de lasstroom gedurende de eerste fase van de lascyclus waardoor de effectieve lastijd bij iedere puntlas korter wordt dan de ingestelde waarde. De compensatie regeling van de lasstroom wordt gemeten door een stroomspoel die in de secondaire zijde van de transformator geplaatst is. Zolang de lasstroom niet de vooringestelde waarde van Amp. overschrijdt wordt de lastijd automatisch tot een maximum van 99 perioden, zodat het mogelijk is om altijd een constante lastijd te verwezenlijken. Als, na de maximale lastijd van 99 perioden, de ingestelde lasstroom niet is overschreden, dan geeft de besturingsunit een foutmelding met E4 aan die aangeeft dat de puntlas niet correct is uitgevoerd en blokkeert daarbij de machine. Voor het opnieuw inschakelen van de besturing, druk op een van de tiptoetsen. Deze functie kan alleen gebruikt worden als er een compensatie spoel in de machine geplaatst is. Anders zal de compensatie functie altijd een las cyclus uitvoeren van 99 perioden waardoor de machine oververhit kan raken en de elektroden en het werkstuk beschadigd worden. LASTIJD VERTRAGING INSTELLING COMPENSATIE JUMPER JP 2 AAN UIT OPEN DICHT Met de functie lastijd vertraging kan de optimale net belasting van de machine bereikt worden. Voor het programmeren van deze parameter moet men op de functie current (8) gaan staan en gelijktijdig de tiptoetsen en ongeveer 1 seconde indrukken. Het current lampje gaat knipperen en de ingestelde waarde wordt getoond. Zoals gebruikelijk kan de instelling met de tiptoetsen en veranderd worden. De waarde kan ingesteld worden tussen de 35 en 99. Na het programmeren druk op een van de tiptoetsen en om dit programma te verlaten. Deze instelling wordt door de fabrikant ingesteld en het is niet noodzakelijk dat dit door de gebruiker verandert wordt.

8 AUTOMATISCHE CYCLUS EINDE FUNCTIE Zoals gebruikelijk zal de besturingsunit bij onderbreking van het startsignaal, als de lasstroom ingeschakeld is, de las cyclus tot het einde toe afwerken. Dit wordt cyclus einde functie genoemd. In de TE 90 kan deze functie uitgeschakeld worden om voor specifieke toepassingen gebruikt te worden. In dit geval zal, als het startsignaal tijdens de lascyclus onderbroken wordt, de besturingsunit de lasstroom afbreken en de luchtklep ontgrendeld. In beide gevallen zal de besturingsunit de lascyclus onmiddellijk beëindigen en de elektroden openen als het startsignaal onderbroken wordt tijdens de opstart fase van de las cyclus. De keuze van de cyclus einde functie wordt verzorgd door een doorverbinding op de printplaat met referentie JP 1. CYCLUS EINDE FUNCTIE AAN UIT JUMPER JP1 GESLOTEN OPEN In de puntlasmachines waarbij het startsignaal door de bediener gegeven wordt, wordt geadviseerd om deze functie niet uit te schakelen om te voorkomen dat er puntlassen gemaakt worden met een kortere tijd cyclus dan de ingestelde lastijd. LED S CONTROLEPANEEL on start start 2 aux current valve Deze led brandt als de machine aangesloten en ingeschakeld is. Deze led brandt als het startsignaal geactiveerd is. Deze led brandt als het startsignaal afkomstig is van de optionele cyclus (tweede voetpedaal), geactiveerd is. Deze led brandt als alleen het pneumatische circuit van de machine is ingeschakeld d.m.v. de eerste schakeling van het voetpedaal of door andere voorzieningen waardoor de lasstroom niet ingeschakeld wordt (bv. niveauschakelaar, drukschakelaar of doorschakelsysteem van andere lasmachines.) Deze led brandt als de thyristor ingeschakeld is en er een lasstroom loopt. Deze led brandt als de luchtklep geactiveerd is.

9 STORING- / FOUTMELDINGSLIJST Aanduiding Oorzaak Oplossing E1 E2 E3 E4 De waarde van een van de opgeslagen parameters overschrijdt de limit. Dit kan worden veroorzaakt door verlies van data door elektrische storing. Tijdens het gebruik van de pulsfunctie is de waarde van de lastijd hoger ingesteld dan 25 Deze parameter kan niet hoger ingesteld worden dan 25 bij gebruik van deze functie. Tijdens het gebruik van de pulsfunctie is de totale lastijd (lastijd x aantal pulsen) groter dan 150 perioden. Overschrijdt deze waarde niet om oververhitting van de machine te voorkomen. De compensatie functie is ingeschakeld en de besturing heeft de maximale lastijd van 99 perioden overschreden. De ingestelde lastijd wordt niet uitgevoerd met een lasstroom boven deze waarde. Druk op een knop voor reset. Controleer alle ingestelde waarden van de parameters en corrigeer deze eventueel. Als dit vaker voorkomt neem dan contact op met de leverancier. Druk op een knop voor reset. Programmeer een lastijd die lager is dan, of gelijk aan 25 perioden. Druk op een knop voor reset. Verlaag de lastijd of het aantal pulsen waardoor de totale lastijd lager is dan, of gelijk aan 150 perioden. Druk op een knop voor reset. Voordat het lasproces opnieuw gestart wordt controleer eerst de omstandigheden. Indien het te lassen materiaal te geoxideerd is dient dit schoon gemaakt te worden.