O^/ O9ÖOCQ S. Edelhoogachtbaar College, 1. Inleiding

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "O^/ O9ÖOCQ S. Edelhoogachtbaar College, 1. Inleiding"

Transcriptie

1 O^/ O9ÖOCQ S Edelhoogachtbaar College, 1. Inleiding X Namens belanghebbende, ibiip^ig^^riifein.v.. motiveren wij hierbij het eerder ingediende beroepschrift in cassatie in tegen bovenvermelde uitspraak, die is gepubliceerd in NTFR 2009/78 met commentaar van Molenaar. Een kopie van 's Hofs uitspraak trof u reeds aan bij het pro forma ingediende beroep in cassatie. Het verschuldigde griffierecht kan worden afgeschreven van de rekening-courant van f} ^^^^a? 8^^^!^^1^'] uw College. 2. Feiten en procesverloop tot dusverre 2.1. Belanghebbende is een betaaldvoetbalorganisatie.

2 Zij en een betaaldvoetbalorganisatie uit Groot-Brittannië zijn in maart 2004 overeengekomen dat een aantal bij haar in loondienst zijnde voetballers een vriendschappelijke (oefen)wedstrijd tegen een aantal voetballers van belanghebbende speelt. Deze wedstrijd heeft in 2004 plaatsgevonden Belanghebbende heeft in verband met de oefenwedstrijd exclusief omzetbelasting aan de Britse betaaldvoetbalorganisatie betaald. Zij heeft op dat bedrag geen loonbelasting ingehouden en afgedragen De Britse betaaldvoetbalorganisatie heeft aan haar spelers geen bedragen uitbetaald in verband met voormelde (oefen)wedstrijd, afgezien van het vaste salaris. Belanghebbende heeft de kosten van het plaatselijk vervoer voor haar rekening genomen De Inspecteur heeft belanghebbende een naheffingsaanslag in de loonbelasting opgelegd. De naheffing beloopt een bedrag van Voorts is een bedrag van 110 aan heffingsrente in rekening gebracht. \ 2.5. Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep bij de Rechtbank te 's-gravenhage ingesteld. De Rechtbanfóheeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar alsmede de naheffingsaanslag vernietigd. Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank heeft vernietigd en de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd. (2)

3 3. Middel van cassatie Tegen deze uitspraak stellen wij het volgende middel van cassatie voor: Schending van het recht, in het bijzonder van de artikelen 49 en 50 EG (voorheen 59 en 60 EG-Verdrag), alsmede van art. 8:77, lid 1, letter b, van de Algemene wet bestuursrecht, doordat het Hof heeft geoordeeld dat de wettelijke regeling inzake heffing van loonbelasting over - kort gezegd - aan buitenlandse gezelschappen (van artiesten of sporters) verstrekte gages niet een in beginsel verboden beperking van het vrije verkeer van diensten vormt, en, voor het geval wel sprake zou zijn van een dergelijke beperking, dat die regeling gerechtvaardigd is op grond van dwingende redenen van algemeen belang, dat die regeling niet alleen een geschikt, maar ook een passend middel vormt voor de fiscale behandeling van de in Nederland belastbare inkomsten van een buitenlandse gezelschap en dat niet kan worden gezegd dat de regeling verder gaat dan noodzakelijk is ter bereiking van het doel dat ermee wordt nagestreefd, zulks ten onrechte, althans op gronden die deze oordelen niet kunnen dragen. Ter toelichting hiervan merken wij het volgende op. 4. De Nederlandse regeling De regeling vóór 1 januari 2007: bepalingen inzake de loon- en inkomstenbelasting (tekst 2002) 4.1. Ingevolge artikel 1 van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964) wordt onder de naam 'loonbelasting' onder meer van buitenlandse gezelschappen een directe belasting geheven. Artikel 5b, lid 1, Wet LB 1964 definieert een buitenlands gezelschap - voor zover thans van belang - als een groep van hoofdzakelijk niet in Nederland wonende natuurlijke personen of gevestigde rechtspersonen waarbij de leden van de groep (3)

4 individueel of gezamenlijk ingevolge een overeenkomst van korte duur, dan wel kortstondig krachtens een andere grond, als beroep een tak van sport in Nederland beoefenen. Artikel 5b, lid 3, Wet LB 1964 schrijft voor dat ingeval een lid van een buitenlands gezelschap als beroep een tak van sport beoefent in het kader van een dienstbetrekking tot een inhoudingsplichtige die niet in Nederland is gevestigd, de heffing van loonbelasting plaatsvindt ingevolge de regelingen zoals die gelden voor het buitenlandse gezelschap. De sporter wordt dan niet zelf in de heffing van loonbelasting betrokken, doch uitsluitend het gezelschap In een geval als het onderhavige, waarin de sportbeoefening is gebaseerd op een overeenkomst van korte duur en de gage wordt ontvangen van degene met wie de sportbeoefening is overeengekomen, is ingevolge artikel 8a, lid 1, letter a, Wet LB 1964 inhoudingsplichtige degene met wie de sportbeoefening is overeengekomen Op basis van artikel 35g, leden 1 en 2, Wet LB 1964 wordt de loonbelasting geheven naar de gage, dat is al hetgeen het buitenlandse gezelschap ontvangt ter zake van de sportbeoefening in Nederland. De verschuldigde belasting bedraagt 20 percent van de gage (artikel 35h, lid 1, Wet LB 1964). Ingevolge artikel 35h, lid 3, Wet LB 1964 bedraagt de verschuldigde belasting 52 percent van de gage indien aan de inhoudingsplichtige de naam, het adres, de woonplaats, het woonland en de geboortedatum van de leider of vertegenwoordiger, alsmede de namen van de leden van het gezelschap niet zijn verstrekt dan wel indien ten aanzien van het merendeel van de leden geen afschrift van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aan de inhoudingsplichtige is verstrekt of de identiteit niet is vastgesteld en opgenomen in de loonadministratie van de inhoudingsplichtige overeenkomstig artikel 35m, letter d, Wet LB (4)

5 4.4. Hoofdstuk 10A van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 bevat sedert 2004 gedetailleerde voorschriften voor buitenlandse gezelschappen. Deze voorschriften zijn voornamelijk administratief van aard Hoofdelijk aansprakelijk voor de loonbelasting met betrekking tot de gage van het buitenlandse gezelschap is de persoon die of het lichaam dat het optreden of de sportbeoefening in Nederland organiseert, mede organiseert of doet organiseren (artikel 37, lid 2, Invorderingswet 1990) Voor de heffing van inkomstenbelasting geldt dat een niet in Nederland wonende natuurlijke persoon die deel uitmaakt van een buitenlands gezelschap als bedoeld in artikel 5b Wet LB 1964, geacht wordt een evenredig deel, gerelateerd aan het aantal leden van het gezelschap, te hebben genoten van de door het gezelschap voor de sportbeoefening ontvangen gage, bedoeld in artikel 35g Wet LB 1964, behoudens voor zover hij aannemelijk maakt dat hij een ander deel van de gage heeft genoten (artikel 7.2, lid 13, Wet IB 2001, welke bepaling niet geldt voor in Nederland wonende leden van een buitenlands gezelschap). Aangezien een buitenlandse sporter geen loon geniet, maar een gage - vergelijk ook artikel 5b, lid 3, Wet LB is daarop niet artikel 7.2, lid 2, letter b, maar artikel 7.2, lid 2, letter c, Wet IB 2001 van toepassing: belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden in Nederland Artikel 9.2, lid 4, Wet IB 2001 merkt een evenredig deel van de loonbelasting die is geheven over de door het gezelschap ontvangen gage vervolgens aan als voorheffing op de inkomstenbelasting. Artikel 9.4, lid 3, letter b, Wet.lB 2001 heeft tot gevolg dat een aanslag in de inkomstenbelasting alleen wordt vastgesteld als de sporter aangifte voor de inkomstenbelasting heeft gedaan. De buitenlandse sporter heeft derhalve de optie om in de heffing van inkomstenbelasting te worden betrokken ('optionele eindheffing'). De regeling vóór 1 januari 2007: de doelstelling (tekst 2002) (5)

6 4.8. In rechtsoverweging 6.16 heeft het Hof uit de parlementaire geschiedenis van de regeling inzake de heffing van individuele buitenlandse beroepssporters terecht afgeleid dat de voorheffing van deze sporters is geïntroduceerd om de heffing en invordering van belasting van die sporters te vergemakkelijken, omdat kort in Nederland verblijvende personen moeilijk controleerbaar zijn met als gevolg een problematische uitvoering van de aan Nederland bij verdrag toegewezen heffingsbevoegdheid. Vervolgens heeft de wetgever ervoor gekozen in de situatie waarin buitenlandse beroepssporters als een collectief naar buiten treden niet de loonbelasting van de individuele sporter te heffen maar van het zogenoemde gezelschap, dit vanwege de wens van vereenvoudiging van de heffing van de diverse individuele beroepssporters en de minimalisering van de administratieve lasten voor buitenlandse artiesten- en sportgezelschappen, aldus nog steeds het Hof Buitenlandse gezelschappen worden derhalve in de heffing betrokken om te vermijden dat hun leden afzonderlijk in Nederland in de heffing zouden moeten worden betrokken. Tegelijkertijd is evenwel in de parlementaire geschiedenis erkend dat de heffing van buitenlandse gezelschappen een zogenoemd gemengd karakter heeft, omdat de heffing zowel ziet op het gedeelte van de gage dat als loon wordt doorbetaald aan de leden van het gezelschap als op het deel dat aan het gezelschap zelf toekomt als winst (zie Kamerstukken II 2001/2002, , nr. 3, p. 12). Het tarief van 20 percent is hierop ook afgestemd Aan de ene kant beoogt de regeling derhalve om eenvoudsredenen de leden van een buitenlands gezelschap via dat gezelschap in de heffing van loonbelasting te betrekken. Aan de andere kant beoogt de regeling het buitenlandse gezelschap zélf voor haar winst in de heffing te betrekken in de gevallen waarin de gage, zoals in casu, niet (geheel) is doorbetaald aan de leden van het buitenlandse gezelschap. (6)

7 4.11. Voor dit laatste geval is - in tegenstelling tot de regeling van artikel 9.2, lid 4, Wet IB de gage niet aangemerkt als voorheffing op de vennootschapsbelasting. Zo kan het voorkomen dat een in Nederland gevestigd 'buitenlands' gezelschap - dat voor meer dan 70% bestaat uit niet in Nederland wonende sporters, welke situatie niet ondenkbaar is - ter zake van de aan haar betaalde gage zowel in de heffing van loonbelasting als in de heffing van vennootschapsbelasting wordt betrokken, zonder dat de loonbelasting als voorheffing kan worden verrekend met de vennootschapsbelasting. De regeling na 1 januari Per 1 januari 2007 werd artikel 5b, lid 1, Wet LB 1964 onder meer aldus gewijzigd dat geen sprake is van een buitenlands gezelschap indien 'aannemelijk' is dat zij qua samenstelling 'hoofdzakelijk' bestaat uit sporters die afkomstig zijn uit landen waarmee Nederland een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten dan wel afkomstig zijn van de Nederlandse Antillen of Aruba (artikel 5b, lid 1, onder 2, Wet LB 1964 jo. artikel 2a Uitvoeringsregeling LB 2001). Deze wijziging is onder meer als volgt toegelicht: "Voor buitenlandse beroepssporters, artiesten en gezelschappen is de ABSR [artiesten-en beroepssportersregeling] niet eenvoudig en efficiënt toepasbaar gebleken. Om de daaruit voortvloeiende administratieve lasten voor zowel de organisatoren van de sportevenementen en optredens als de buitenlandse beroepssporters, artiesten en gezelschappen, alsmede de uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst te verminderen, wordt voorgesteld om de ABSR niet meer te laten gelden voor buitenlandse beroepssporters, artiesten en gezelschappen uit landen waarmee de Staat der Nederlanden een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten en buitenlandse beroepssporters, artiesten en gezelschappen uit de Nederlandse Antillen of Aruba. In geval er geen verdrag ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is, blijft de huidige situatie (7)

8 ongewijzigd. Dit laatste hangt samen met het feit dat het bij het ontbreken van een verdrag op voorhand onduidelijk is of de beroepssporter, de artiest of het gezelschap in het woonland ter zake van de in Nederland verkregen voordelen of inkomsten in de belastingheffing wordt of kan worden betrokken, te meer daar de mogelijkheden om in relatie tot niet-verdragslanden informatie uit te wisselen omtrent dergelijke in Nederland verkregen voordelen of inkomsten niet aanwezig zijn of veel beperkter zijn dan in relatie tot verdragslanden en tot de Nederlandse Antillen of Aruba en het hier toch om een groot aantal landen gaat." (Kamerstukken II 2006/2007, , nr. 3, p. 16 en 17) Gelet op deze redengeving is één van de belangrijkste oorspronkelijke doelstellingen van de Nederlandse regeling - het bereiken van vereenvoudiging - niet gerealiseerd Het is onduidelijk waarom voor de definitie van een buitenlands gezelschap niet is aangesloten bij inwoners van de Europese Unie, nu de inspecteur op grond van richtlijn 77/799/EEG informatie kan verstrekken en inwinnen. Hierdoor is de onderhavige kwestie ook nu nog van belang, aangezien Nederland met, bijvoorbeeld, Cyprus geen belastingverdrag is overeengekomen. 5. Artikel 49 EG: het toetsingskader Inleiding 5.1. Volgens vaste rechtspraak verzet artikel 49 EG zich tegen de toepassing van iedere nationale regeling die ertoe leidt dat het verrichten van diensten tussen de lidstaten moeilijker wordt dan de verrichting van diensten binnen één lidstaat (HvJ EG 18 december 2007, zaak C-281/06 Jundt, punt 52). (8)

9 5.2. Een nationale maatregel die de uitoefening van het verrichten van diensten kan belemmeren of minder aantrekkelijk kan maken, kan slechts gerechtvaardigd zijn wanneer hij aan vier voorwaarden voldoet: hij moet zonder discriminatie worden toegepast, beantwoorden aan dwingende redenen van algemeen belang, geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen, en niet verder gaan dan nodig is om dit doel te bereiken (HvJ EG 26 januari 2006, zaak C-514/03 Commissie tegen Spanje, punt 26). HvJ EG 3 oktober 2006, zaak C-290/04 Scorpio, V-N 2006/ In de zaak Scorpio ging het om een Duitse bronbelasting die de afnemer van een dienst moest inhouden op de vergoeding daarvoor indien de dienstverrichter buiten Duitsland was gevestigd. Het HvJ EG oordeelde dat het verschil in behandeling tussen een in Duitsland onderscheidenlijk een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter een verboden beperking van artikel 49 EG inhoudt: "33. Zoals de verwijzende rechter heeft opgemerkt, kunnen de verplichting voor de dienstontvanger om bij de bron belasting in te houden op de vergoeding die wordt betaald aan een dienstverrichter die ingezetene van een andere lidstaat is (...) vennootschappen zoals Scorpio ervan weerhouden om een beroep te doen op dienstverrichters die ingezetene van andere lidstaten zijn. 34. Een wettelijke regeling zoals die in het hoofdgeding vormt bijgevolg een door de artikelen 59 en 60 EEG-Verdrag, in beginsel, verboden beperking van het vrij verrichten van diensten." 5.4. Het HvJ EG vervolgde dat de Duitse regeling echter werd gerechtvaardigd door de noodzaak om de doeltreffendheid van de inning van de inkomstenbelasting te waarborgen. De bronheffingsprocedure vormde immers een wettig en passend middel voor de fiscale behandeling van de inkomsten van een buiten de heffingsstaat gevestigde (9)

10 persoon en ter voorkoming dat op de betrokken inkomsten geen belasting wordt betaald in de woonstaat en evenmin in de staat waar de diensten zijn verricht, in aanmerking genomen dat ten tijde van de feiten in het hoofdgeding, in 1993, geen gemeenschapsrichtlijn of ander in het dossier genoemd instrument bestond tot regeling van de wederzijdse administratieve bijstand inzake de inning van belastingvorderingen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland (Scorpio, punten 35-36). HvJ EG 22 december 2008,zaak C-282/07 Truck Center, V-N 2009/ De zaak Truck Center betrof een Belgische bronheffing op grensoverschrijdende betalingen van rente. Het HvJ EG oordeel dat deze onderscheiden behandeling niet noodzakelijkerwijs een beperking van de vrijheid van vestiging of het vrije kapitaalverkeer impliceert: "38. De situatie van ingezetenen en die van niet-ingezetenen ter zake van directe belastingen is (...) in de regel niet vergelijkbaar (...). 39. Derhalve kan een verschillende behandeling van ingezeten en niet-ingezeten belastingplichtigen als zodanig niet als discriminatie in de zin van het Verdrag worden aangemerkt (...). 40. Onderzocht moet dus worden of dit het geval is in het hoofdgeding. 41. Dienaangaande zij vastgesteld dat de door de belastingregeling in het hoofdgeding ingevoerde verschillende behandeling van vennootschappen die kapitaalinkomsten ontvangen, bestaande in de toepassing van verschillende heffingstechnieken naargelang deze vennootschappen in België dan wel in een andere lidstaat gevestigd zijn, situaties betreft die niet objectief vergelijkbaar zijn. 42. Wanneer in de eerste plaats zowel de vennootschap die de rente betaalt als de vennootschap die deze rente ontvangt haar zetel in België heeft, verschilt de positie van de Belgische Staat immers van zijn positie in het geval dat een in deze staat (10)

11 gevestigde vennootschap rente uitkeert aan een niet in deze staat gevestigde vennootschap, aangezien de Belgische Staat in het eerste geval als staat van vestiging van de betrokken vennootschappen optreedt, en in het tweede geval als bronstaat van de rente. 43. In de tweede plaats geven de betaling van rente door een ingezeten vennootschap aan een andere ingezeten vennootschap en de betaling van rente door een ingezeten vennootschap aan een niet-ingezeten vennootschap aanleiding tot verschillende belastingen, die op verschillende rechtsgrondslagen zijn gebaseerd. 44. Ook al wordt dus geen roerende voorheffing geïnd op door een ingezeten vennootschap aan een andere ingezeten vennootschap betaalde rente, wordt deze rente overeenkomstig de bepalingen van het WIB 1992 niettemin door de Belgische Staat belast, aangezien deze rente bij laatstgenoemde vennootschap - net als de andere inkomsten van deze vennootschap - aan de vennootschapsbelasting onderworpen blijft. 45. Voorts houdt de Belgische Staat roerende voorheffing in als bronbelasting op door een ingezeten vennootschap aan een niet-ingezeten vennootschap betaalde rente krachtens de bevoegdheid die deze Staat en het Groothertogdom Luxemburg elkaar volgens de Belgisch-Luxemburgse overeenkomst bij de verdeling van hun heffingsbevoegdheden onderling hebben voorbehouden. 46. Deze verschillende regels inzake de inning van de belasting vormen dus het logische uitvloeisel van de omstandigheid dat ingezeten en niet-ingezeten renteontvangende vennootschappen aan verschillende belastingen zijn onderworpen. 47. Ten slotte zijn deze verschillende heffingstechnieken het gevolg van de verschillende situaties waarin deze vennootschappen zich bevinden met betrekking tot de inning van de belasting. 48. Terwijl ingezeten renteontvangende vennootschappen onder het rechtstreekse toezicht staan van de Belgische belastingautoriteiten, die de belasting soeverein (11)

12 kunnen innen, is dat immers niet het geval voor niet-ingezeten renteontvangende vennootschappen, aangezien voor de inning van de belasting bij deze laatste bijstand van de belastingadministratie van de andere lidstaat vereist is. 49. Naast het feit dat de verschillende behandeling waarin de belastingregeling in het hoofdgeding voorziet, situaties betreft die niet objectief vergelijkbaar zijn, vloeit uit deze regeling bovendien niet noodzakelijkerwijs een voordeel voor de ingezeten renteontvangende vennootschappen voort, aangezien, enerzijds, zoals de Belgische regering ter terechtzitting heeft opgemerkt, deze vennootschappen voorafbetalingen op de vennootschapsbelasting moeten verrichten, en, anderzijds, het tarief van de roerende voorheffing die wordt geïnd op aan een niet-ingezeten vennootschap betaalde rente, duidelijk lager is dan het tarief van de vennootschapsbelasting dat wordt toegepast op de inkomsten van de ingezeten vennootschappen die rente verkrijgen." 5.6. Uit de rechtsoverwegingen en 49 blijkt dat het HvJ EG voor zijn oordeel doorslaggevend heeft geacht dat in België gevestigde ontvangers van rente werden betrokken in de Belgische vennootschapsbelasting voor de rentebetaling. HvJ EG 8 november 2007, zaak C-379/05 Amurta, V-N 2007/ De Nederlandse zaak Amurta betrof de inhoudingsvrijstelling van artikel 4, lid 1, van de Wet op de dividendbelasting Het HvJ EG oordeelde dat de toepassing van een bronheffing uitsluitend in grensoverschrijdende situaties een beperking opleverde van artikel 56 EG (Amurta, punt 28). Deze beperking kon niet worden gerechtvaardigd door de noodzaak om de samenhang van het nationale belastingstelsel te verzekeren, noch door de noodzaak om de verdeling van de heffingsbevoegdheid tussen de lidstaten te waarborgen (Amurta, punt 60). (12)

13 5.8. Met betrekking tot de potentiële mogelijkheid voor de aandeelhouder om de Nederlandse bronbelasting in zijn woonstaat te verrekenen overwoog het HvJ EG: "76. Zoals gezegd in punt 28 van het onderhavige arrest, vloeit de beperking van het vrije verkeer van kapitaal voort uit een ongunstige behandeling van dividenden die worden uitgekeerd aan in een andere lidstaat gevestigde ontvangende vennootschappen in vergelijking met de behandeling van dividenden die worden uitgekeerd aan ontvangende vennootschappen die in Nederland hun zetel hebben of een vaste inrichting waartoe de aandelen in de uitkerende vennootschap behoren. 77. Tevens volgt uit punt 39 van dit arrest dat, aangezien deze ontvangende vennootschappen zich met betrekking tot de doelstelling van het voorkomen van dubbele economische belasting in een vergelijkbare situatie bevinden als ontvangende vennootschappen die in Nederland hun zetel hebben of een vaste inrichting waartoe de aandelen in de uitkerende vennootschap behoren, het Koninkrijk der Nederlanden verplicht is erop toe te zien dat, wat het in zijn nationale recht vervatte mechanisme ter voorkoming of vermindering van opeenvolgende belastingheffingen of dubbele economische belasting betreft, in een andere lidstaat gevestigde ontvangende vennootschappen op dezelfde wijze worden behandeld als in Nederland gevestigde ontvangende vennootschappen. 78. Bijgevolg kan het Koninkrijk der Nederlanden zich niet beroepen op het bestaan van een voordeel dat unilateraal wordt verleend door een andere lidstaat, teneinde te ontsnappen aan de ingevolge het Verdrag op hem rustende verplichtingen. 79. Aan de andere kant valt niet uit te sluiten dat een lidstaat erin slaagt de eerbiediging van zijn uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen te verzekeren door met een andere lidstaat een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting te sluiten (...). (...) 83. Derhalve dient de nationale rechter vast te stellen of in het hoofdgeding rekening moet worden gehouden met het DBV en, in voorkomend geval, na te gaan of met dit (13)

14 verdrag de gevolgen kunnen worden geneutraliseerd van de in het kader van de beantwoording van de eerste vraag in punt 28 van het onderhavige arrest genoemde beperking van het vrije verkeer van kapitaal." 5.9. HR 8 augustus 2008, nr , BNB 2008/255, legde het arrest Amurta zo uit dat moet worden onderzocht of de vennootschap waaraan het dividend is uitgekeerd, op grond van een belastingverdrag de in Nederland geheven dividendbelasting kan of heeft kunnen verrekenen (r.o. 4.7). 6. De Nederlandse regeling getoetst 6.1. In de onderdelen 5.1 en 5.2 hiervóór is uiteengezet dat artikel 49 EG zich verzet tegen de toepassing van iedere nationale regeling die ertoe leidt dat het verrichten van diensten tussen de lidstaten moeilijker wordt dan de verrichting van diensten binnen één lidstaat. Beslissend is of de nationale maatregel de uitoefening van het verrichten van diensten kan belemmeren of minder aantrekkelijk kan maken De Nederlandse regeling onderwerpt buitenlandse gezelschappen aan de loonbelastingen tegen een tarief van 20 percent over de ontvangen bruto-gage, terwijl een 'binnenlands' gezelschap niet is onderworpen aan deze bronheffing. Deze onderscheiden behandeling vormt een prima facie beperking van artikel 49 EG, zoals de Rechtbank r.o van haar uitspraak terecht heeft overwogen, 's Hofs andersluidende oordeel in r.o van zijn uitspraak geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting Niet kan worden gezegd dat een buitenlands gezelschap en een 'binnenlands' gezelschap niet objectief met elkaar vergelijkbaar zijn. Anders dan in Truck Center het geval was, fungeert de Nederlandse bronheffing immers niet als vervanging voor de vennootschapsbelasting (zie onderdeel 4.11 hiervóór). (14)

15 6.4. De beperking van artikel 49 EG is slechts gerechtvaardigd wanneer aan vier voorwaarden is voldaan: zij moet zonder discriminatie worden toegepast, beantwoorden aan dwingende redenen van algemeen belang, geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen, en niet verder gaan dan nodig is om dit doel te bereiken Zoals in de onderdelen hiervóór is uiteengezet, is de doelstelling van de Nederlandse regeling tweeërlei. Aan de ene kant beoogt de regeling om eenvoudsredenen de leden van een buitenlands gezelschap via dat gezelschap in de heffing van loonbelasting te betrekken. Aan de andere kant beoogt de regeling het buitenlandse gezelschap zélf voor haar winst in de heffing te betrekken in de gevallen waarin de gage, zoals in casu, niet (geheel) is doorbetaald aan de leden van het buitenlandse gezelschap In het onderhavige geval is door de sporters van het buitenlandse gezelschap geen gage genoten. Dit betekent dat de nageheven loonbelasting uitsluitend betrekking heeft op de winst van de Britse betaaldvoetbalorganisatie (de tweede doelstelling van de regeling). Aldus werd deze organisatie onderworpen aan een heffing die zij niet verschuldigd zou zijn geweest indien meer dan 30% van haar sporters in Nederland zou hebben gewoond. Dit verschil in behandeling kan - het Hof heeft hieraan in 6.17 van zijn uitspraak voorbijgezien - niet worden verklaard vanuit de (tweede) doelstelling van de regeling, als gevolg waarvan de beperking in beginsel niet gerechtvaardigd is Bovendien is de Nederlandse regeling klaarblijkelijk niet geschikt om de doelstelling van vereenvoudiging te bereiken (zie onderdelen hiervóór). Het Hof heeft ook dit miskend (6.18 van zijn uitspraak) In BNB 2008/255 achtte de Hoge Raad het relevant of een buitenlandse dividendontvanger op grond van een belastingverdrag de in Nederland geheven (15)

16 dividendbelasting kan of heeft kunnen verrekenen. Zoals A-G Wattel in zijn conclusie bij dat arrest heeft uiteengezet, ligt het bewijsrisico hiervan bij de inspecteur (punten 4.21 en 4.27 van zijn conclusie). Het Hof heeft dit in 6.22 van zijn uitspraak miskend Voorts is, anders dan waarvan het Hof in 6.9 van zijn uitspraak is uitgegaan, niet komen vast te staan dat de Nederlandse loonbelasting op het niveau van de Britse betaaldvoetbalorganisatie verrekenbaar is. Het Hof heeft in 6.22 van zijn uitspraak weliswaar terecht gewezen op de mogelijkheid tot verrekening die artikel 22 van het met het Verenigd Koninkrijk gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting biedt, maar daarmee heeft het niet de vraag beantwoord of op grond van het recht van het Verenigd Koninkrijk ook daadwerkelijk verrekening van de onderhavige belasting met winstbelasting mogelijk is. Molenaar meent in zijn commentaar in NTFR 2009/78 "dat deze naheffing zeer waarschijnlijk niet tot belastingverrekening in Engeland zal hebben geleid." Deze vraag van buitenlands recht, die moet worden onderscheiden van de (feitelijke) vraag of in het Verenigd Koninkrijk wel of geen verrekening heeft plaatsgevonden, heeft het Hof bij het - in het voetspoor van de Inspecteur - kiezen van zijn zojuist bedoelde uitgangspunt ten onrechte niet beantwoord Bovendien geldt de /Imu/fa-rechtspraak slechts als een lidstaat het doel van de nationale regeling zekerstelt door een belastingverdrag overeen te komen (Amurta, punt 77). Zowel Amurta als BNB 2008/255 betroffen de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting, welke als doelstelling heeft te voorkomen dat dezelfde winst economisch tweemaal in de heffing van een winstbelasting wordt betrokken. Nederland heeft in het belastingverdrag met het Verenigd Koninkrijk niet zekergesteld dat de met de onderhavige Nederlandse regeling nagestreefde doelen worden bereikt Tot slot merken wij op dat het Hof in rechtsoverweging 6.19 ten onrechte heeft geoordeeld dat Richtlijn 76/308/EEG in het onderhavige geval geen toepassing kan vinden. In artikel 2, aanhef en letter g, van Richtlijn 76/308/EEG, zoals gewijzigd bij (16)

17 Richtlijn 2001/44/EG, is bepaald dat deze richtlijn van toepassing is op alle schuldvorderingen die verband houden met belastingen op inkomen en vermogen. In artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2002/94/EG van de Raad van 9 december 2002 is voorts bepaald dat geen verzoek om bijstand kan worden ingediend wanneer het totale bedrag van de betrokken schuldvordering of schuldvorderingen - als bedoeld in art. 2 van Richtlijn 76/308/EEG - minder dan bedraagt. In het onderhavige geval wordt deze grens ruimschoots overschreden. De onderhavige aanslag betreft een (totaal van) schuldvordering(en) van ( ), derhalve aanzienlijk meer dan Anders dan waarvan het Hof is uitgegaan, is bij de beantwoording van de vraag of de hiervóór genoemde grens van is overschreven, niet van belang dat aannemelijk is dat de Britse betaaldvoetbalorganisatie met ten minste 20 personen naar Nederland is gekomen. De onderhavige regeling strekt er immers juist toe dat van de leden van het betreffende gezelschap niets wordt geheven. Derhalve is in het onderhavige geval alleen het ten laste van de Engelse betaaldvoetbalorganisatie geheven bedrag ( 9.560) van belang. Ook indien wel in aanmerking zou moeten worden genomen dat een gezelschap als de onderhavige Britse betaaldvoetbalorganisatie uit meerdere personen bestaat, die geacht moeten worden ieder een deel van de betaalde vergoeding te ontvangen, gaat het - gezien artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2002/94/EG - om het totale bedrag van de betrokken schuldvorderingen, dus om het bedrag van 9,560, en niet om het individuele bedrag per lid van het gezelschap. Overigens is een toerekening van het totale bedrag van aan de individuele leden van het gezelschap, zoals waarvan het Hof is uitgegaan, niet mogelijk. De heffing ziet immers zowel op het gedeelte van de gage dat als loon wordt doorbetaald aan de leden van het gezelschap als op het deel dat aan het gezelschap zelf als winst toekomt (Kamerstukken II 2001/02, , nr. 3, blz. 12). In het onderhavige geval is niets aan de leden van het gezelschap doorbetaald. (17)

18 6.13. Gelet op het voorgaande heeft het Hotten onrechte, althans op ontoereikende gronden, geoordeeld dat de onderhavige regeling niet alleen een geschikt, maar ook een passend middel vormt voor de fiscale behandeling van de in Nederland belastbare inkomsten van het buitenlandse gezelschap, dan wel dat van disproportionaliteit geen sprake is en/of dat evenmin kan worden gezegd dat de regeling verder gaat dan noodzakelijk is ter bereiking van het doel dat ermee wordt nagestreefd. 7. Conclusie De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Uw Raad kan zelf de zaak afdoen. Wij verzoeken uw Raad de Staatssecretaris van Financiën te veroordelen in de kosten van het onderhavige geding en de Inspecteur in de kosten van de gedingen voor de Rechtbank en voor het Hof. (18)

Hoge Raad der Nederlanden. Arrest. Derde Kamer. Nrs. 09/00296 en 09/ september 2010

Hoge Raad der Nederlanden. Arrest. Derde Kamer. Nrs. 09/00296 en 09/ september 2010 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nrs. 09/00296 en 09/00400 24 september 2010 Arrest gewezen op de beroepen in cassatie van X N.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraken van het Gerechtshof

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22561 29 april 2016 Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht 25 april 2016 nr. DGB 2016/1731M

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:GHARL:2017:4777 ECLI:NL:GHARL:2017:4777 Instantie Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 16/00619 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

Nederlandse bronheffing van 20% voor gage betaald aan buitenlandse voetbalclub is niet in strijd met het vrij verrichten

Nederlandse bronheffing van 20% voor gage betaald aan buitenlandse voetbalclub is niet in strijd met het vrij verrichten Uitgave 43, 25 oktober 2012> NTFR 2012/2452 Nederlandse bronheffing van 20% voor gage betaald aan buitenlandse voetbalclub is niet in strijd met het vrij verrichten van diensten Hof van Justitie EG/EU

Nadere informatie

PROCUREUR-GENERAAL BIJ DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN MR. C.W.M. VAN BALLEGOOIJEN ADVOCAAT-GENERAAL. Conclusie van 6 augustus 2009 inzake: X N.V.

PROCUREUR-GENERAAL BIJ DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN MR. C.W.M. VAN BALLEGOOIJEN ADVOCAAT-GENERAAL. Conclusie van 6 augustus 2009 inzake: X N.V. PROCUREUR-GENERAAL BIJ DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN MR. C.W.M. VAN BALLEGOOIJEN ADVOCAAT-GENERAAL Conclusie van 6 augustus 2009 inzake: X N.V. tegen De Staatssecretaris van Financiën 1. Feiten en loop

Nadere informatie

138 De Pensioenwereld in 2014

138 De Pensioenwereld in 2014 17 138 De Pensioenwereld in 2014 Beleggingen 139 EU-claims: geen grijs gedraaide plaat Auteurs: Susan Groot Koerkamp en Erwin Nijkeuter In de meeste Europese landen worden of werden buitenlandse pensioenfondsen

Nadere informatie

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt.

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt. 33 955 Regeling voor Nederland en Curaçao tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

Zaak C-446/04. Test Claimants in the FII Group Litigation tegen

Zaak C-446/04. Test Claimants in the FII Group Litigation tegen Zaak C-446/04 Test Claimants in the FII Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue [verzoek van de High Court of Justice (England & Wales), Chancery Division, om een prejudiciële beslissing]

Nadere informatie

WIE IS ARTIEST / UITZONDERINGEN

WIE IS ARTIEST / UITZONDERINGEN WIE IS ARTIEST / UITZONDERINGEN Artikel 1 Wet LB Subjectieve belastingplicht Onder de naam 'loonbelasting' wordt van werknemers of hun inhoudingsplichtige, van artiesten, van beroepssporters, van buitenlandse

Nadere informatie

Regeling met België inzake ontslaguitkeringen

Regeling met België inzake ontslaguitkeringen Regeling met België inzake ontslaguitkeringen Besluit 22-06-2006 nr CPP2006-1404 Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling. Sector Ontwerp. Aspectgebied Internationaal belastingrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 505 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011) Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 26 oktober

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014 Datum van inontvangstneming : 08/04/2014 , C-'1O/-14- Luxembourg Entrée 1 3 JAN. 2014 Hoge Raad der Nederlanden. \)C(=, C-l/o/1 C( Derde Kamer Nr. 12/02502 20 december 2013 Ingeschreven Luxemburg, in het

Nadere informatie

1. Belanghebbende is een in Finland gevestigd ' open-end '-beleggingsfonds.

1. Belanghebbende is een in Finland gevestigd ' open-end '-beleggingsfonds. IZ /o(8 Den Haag, 8 APR 2012 Kenmerk: DGB 2012-1691 P dividendbelasting voor het jaar 2008. Van deze uitspraak is op 9 maart 2012 een afschrift aan de Belastingdienst/1 toegezonden. AAN DE HOGE RAAD DËR

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014 Datum van inontvangstneming : 08/04/2014 7' Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 12/04717 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder nr.9..~4.a.b.4. 20 december 2013 Luxemburg, 1

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/05/2015

Datum van inontvangstneming : 28/05/2015 Datum van inontvangstneming : 28/05/2015 Vertaling C-176/15-1 Zaak C-176/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 april 2015 Verwijzende rechter: Tribunal de première instance

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 29 034 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni

Nadere informatie

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000. C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064 ECLI:NL:GHSHE:2017:1064 Instantie Datum uitspraak 17-03-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer 16/00056 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701 ECLI:NL:GHDHA:2014:3701 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 11-11-2014 Datum publicatie 02-12-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-13_1439

Nadere informatie

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen Artikel XII Het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

Nadere informatie

Date de réception : 01/12/2011

Date de réception : 01/12/2011 Date de réception : 01/12/2011 Resumé C-544/11-1 Zaak C-544/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BM1206

ECLI:NL:HR:2010:BM1206 ECLI:NL:HR:2010:BM1206 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-09-2010 Datum publicatie 24-09-2010 Zaaknummer 08/03539 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM1206

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

ECLI:NL:CRVB:2016:4659 ECLI:NL:CRVB:2016:4659 Instantie Datum uitspraak 06-12-2016 Datum publicatie 12-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/1577 PW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2007:BC2681

ECLI:NL:RBHAA:2007:BC2681 ECLI:NL:RBHAA:2007:BC2681 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 28-11-2007 Datum publicatie 01-02-2008 Zaaknummer 07/1531 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 26-09-2008 Datum publicatie 16-10-2008 Zaaknummer AWB 08/537 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Vertaling C-478/15-1 Zaak C-478/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen:

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen: '"Sr "- AANTEKENEN Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH 'S-GRAVENHAGE Datum Referentie Betreft beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem (08/00041) op het hoger beroep

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 1 juli 2010 (*)

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 1 juli 2010 (*) ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 1 juli 2010 (*) Vrij verrichten van diensten Vrij verkeer van kapitaal Directe belastingen Verschil in behandeling naargelang van plaats van investering of belegging In

Nadere informatie

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 14/00423. Uitspraak op het hoger beroep van

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 14/00423. Uitspraak op het hoger beroep van Uitspraak GERECHTSHOF 's-hertogenbosch Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 14/00423 Uitspraak op het hoger beroep van de heer a, wonende te b, hierna: belanghebbende, tegen de uitspraak

Nadere informatie

ECLI:NL:ORBBACM:2015:31

ECLI:NL:ORBBACM:2015:31 ECLI:NL:ORBBACM:2015:31 Instantie Datum uitspraak 29092015 Datum publicatie 05102015 Zaaknummer 2013/64800 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Raad van Beroep voor Belastingzaken van Aruba,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

De Hoge Raad der Nederlanden,

De Hoge Raad der Nederlanden, 2 januari 1980. nr. 19.623 DG. De Hoge Raad der Nederlanden, Gezien het beroepschrift in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Y B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK op het beroep van de Stichting X te Y tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid

Nadere informatie

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Den Haag, J A N 2014 Kenmerk: DGB 2014-20 X Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank te Breda van 4 december 2013, nr. 12/04836, op een beroepschrift van H i H n N M te «(Duitsland)

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Vijfde kamer) 12 juli 2012 (*)

BESCHIKKING VAN HET HOF (Vijfde kamer) 12 juli 2012 (*) 12/11/12 BESCHIKKING VAN HET HOF (Vijfde kamer) 12 juli 2012 (*) Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van het Reglement voor procesvoering Artikel 63 VWEU Belastingwetgeving Dividenduitkering Bronheffing

Nadere informatie

HOGE RAAD ARREST. nr. 31/695. gewezen op het beroep in cassatie van X te Z. tegen

HOGE RAAD ARREST. nr. 31/695. gewezen op het beroep in cassatie van X te Z. tegen HOGE RAAD nr. 31/695 ARREST gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-hertogenbosch van 13 oktober 1995 betreffende de haar voor het jaar 1986 opgelegde

Nadere informatie

In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen

In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2014:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen ECLI:NL:HR:2015:472 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 27-02-2015 Datum publicatie 27-02-2015 Zaaknummer 14/03069 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op :

Nadere informatie

Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland

Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van PM; Gelet op artikel 37 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link:

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link: ECLI:NL:HR:2017:130 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:hr:2017:130 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10 02 2017 Datum publicatie 10 02 2017 Zaaknummer 16/02729 Formele

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 17/02/2014

Datum van inontvangstneming : 17/02/2014 Datum van inontvangstneming : 17/02/2014 C-9/-14-1 Luxembcurg l i!frp Hoge Raad der Nederlanden Entree 1 3 JAN. 201~ --------- Derde Kamer Nr. 12/02305 13 december 2013 Arrest Ingeschreven in het register

Nadere informatie

Uitvoering artikel 11 Belastingregeling voor het Koninkrijk (Aruba)

Uitvoering artikel 11 Belastingregeling voor het Koninkrijk (Aruba) FI Uitvoering artikel 11 Koninkrijk (Aruba) 20 december 2001/Nr. IFZ 01/1208.2 Directie Internationale Fiscale Zaken Afdelingen Bilaterale en Multilaterale Zaken Besluit: Vast te stellen de navolgende

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:72

ECLI:NL:GHAMS:2016:72 ECLI:NL:GHAMS:2016:72 Permanente link: http://deepl Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 12-01-2016 Datum publicatie 20-01-2016 Zaaknummer 14/01023 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2014:10956,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:BX9444

ECLI:NL:HR:2013:BX9444 ECLI:NL:HR:2013:BX9444 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 12-04-2013 Datum publicatie 12-04-2013 Zaaknummer 12/01372 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Cassatie Omzetbelasting.

Nadere informatie

Transparante Vennootschap

Transparante Vennootschap Transparante Vennootschap Er is een Transparante Vennootschap (hierna: TV) ingevoerd. Een TV is een naamloze vennootschap (hierna NV) of een besloten vennootschap (hierna: BV) die verzcht heeft om voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 941 Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Coördinatiewet

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 FEBRUARI 2012 F.10.0115.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.10.0115.N 1. K.P., 2. H.D.S., eisers, vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1050

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV7556

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV7556 ECLI:NL:GHSHE:2011:BV7556 Instantie Datum uitspraak 16-12-2011 Datum publicatie 02-03-2012 Zaaknummer 11-00300 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummer 13/01077 uitspraakdatum: 20 mei 2014 Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van drs.

Nadere informatie

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald.

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald. looofoo ccts Den Haag, 2 8 MRT 2011 Kenmerk: DGB 2011-1237 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van >( Z 15 februari 2011, nr. 10/00160, inzake Bf^^^NP te ÜÜH betreffende

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer) 11 september 2014 (*)

ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer) 11 september 2014 (*) ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer) 11 september 2014 (*) Prejudiciële verwijzing Inkomstenbelasting Wetgeving ter voorkoming van dubbele belasting Belasting van in een andere lidstaat dan de woonstaat

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM, Derde Meervoudige Belastingkamer;

HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM, Derde Meervoudige Belastingkamer; Belastingkamer: Nummer: 883/79 HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM, Derde Meervoudige Belastingkamer; Gezien het beroepschrift van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Y B.V. voorheen de vennootschap

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 25-07-2008 Datum publicatie 05-08-2008 Zaaknummer 07/6768 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:BZ5048

ECLI:NL:HR:2013:BZ5048 ECLI:NL:HR:2013:BZ5048 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 22-03-2013 Datum publicatie 22-03-2013 Zaaknummer 11/05644 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

Belangrijk advies A-G bij Europees Hof over dividendbelasting op dividend aan moedervennootschap gevestigd op Curaçao

Belangrijk advies A-G bij Europees Hof over dividendbelasting op dividend aan moedervennootschap gevestigd op Curaçao Belangrijk advies A-G bij Europees Hof over dividendbelasting op dividend aan moedervennootschap gevestigd op Curaçao Recent heeft de advocaat-generaal bij het Europese Hof van Justitie in Luxemburg (HvJ)

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 13/09/2012

Datum van inontvangstneming : 13/09/2012 Datum van inontvangstneming : 13/09/2012 Vertaling C-375/12-1 Zaak C-375/12 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 6 augustus 2012 Verwijzende rechter: Tribunal administratif de Grenoble

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231

ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231 ECLI:NL:GHSHE:2007:BB2231 Instantie Datum uitspraak 28-06-2007 Datum publicatie 24-08-2007 Zaaknummer 06/00183 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

1. Aangifte, bezwaar en geding voor het Hof

1. Aangifte, bezwaar en geding voor het Hof Nr. 38.377 25 november 2005 whk gewezen op het beroep in cassatie van de gemeente Deventer te Deventer tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 21 mei 2002, nr. 00/00731, betreffende na te

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:1774. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/04717

ECLI:NL:HR:2013:1774. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/04717 ECLI:NL:HR:2013:1774 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 20-12-2013 Datum publicatie 20-12-2013 Zaaknummer 12/04717 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:CA1565,

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Almere,

de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Almere, Uitspraak RECHTBANK NOORD-NEDERLAND Afdeling Bestuursrecht, belastingkamer locatie Leeuwarden procedurenummer: AWB LEE 13/970 uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 17 september 2013 als bedoeld

Nadere informatie

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue Zaak C-524/04 Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue [verzoek van de High Court of Justice (England & Wales), Chancery Division, om een prejudiciële beslissing]

Nadere informatie

Uitvoeringsvoorschriften artikel 11 Belastingregeling voor het Koninkrijk 2011 (Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten)

Uitvoeringsvoorschriften artikel 11 Belastingregeling voor het Koninkrijk 2011 (Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten) Uitvoeringsvoorschriften artikel 11 Belastingregeling voor het Koninkrijk 2011 (Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten) Directoraat-generaal Belastingdienst, Brieven en beleidsbesluiten Regeling van, nr.

Nadere informatie

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ3234, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ3234, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Stamrechtovereenkomst tussen oprichter en BV i.o. is mogelijk, mits binnen redelijke termijn BV tot stand komt en overeenkomst bekrachtigd. Gehele aanspraak belast omdat stamrechtovereenkomst gedeeltelijk

Nadere informatie

KERCKHAERT EN MORRES. ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 14 november 2006 *

KERCKHAERT EN MORRES. ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 14 november 2006 * KERCKHAERT EN MORRES ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 14 november 2006 * In zaak C-513/04, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Rechtbank van

Nadere informatie

Op het bovenstaande geldt een aantal uitzonderingen. Niet verzekerd zijn de volgende categorieën ingezetenen:

Op het bovenstaande geldt een aantal uitzonderingen. Niet verzekerd zijn de volgende categorieën ingezetenen: Basisverzekering ziektekosten Per 1 februari 2013 is de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (hierna: BVZ) van kracht geworden. Dit memo behandelt uitsluitend de heffing en inning van de inkomensafhankelijke

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder. Uitspraak RECHTBANK DEN HAAG Team belastingrecht zaaknummer: SGR 13/6388 proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2013 in de zaak tussen [X], wonende te [Z],

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 18 juli 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 18 juli 2007 * LAKEBRINK EN PETERS-LAKEBRINK ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 18 juli 2007 * In zaak C-182/06, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Cour

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:185 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-02-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Zaaknummer 15/04877 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:3523, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

De wisselwerking tussen naheffen en navorderen omtrent belastingheffing over arbeidsinkomsten. M.M.N. Douven

De wisselwerking tussen naheffen en navorderen omtrent belastingheffing over arbeidsinkomsten. M.M.N. Douven De wisselwerking tussen naheffen en navorderen omtrent belastingheffing over arbeidsinkomsten M.M.N. Douven 1. Inleiding Elk jaar krijgen werknemers een uitnodiging tot het doen van een aangifte inkomstenbelasting.

Nadere informatie

LJ : BJ8782, Rechtbank Breda, 08/5579. Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJ : BJ8782, Rechtbank Breda, 08/5579. Datum uitspraak: Datum publicatie: 1 van 6 8-10-2009 20:55 LJ : BJ8782, Rechtbank Breda, 08/5579 Datum uitspraak: 02-09-2009 Datum publicatie: 30-09-2009 Rechtsgebied: Soort procedure: Belasting Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie:

Nadere informatie

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. LJN: BO3637, Hoge Raad, 09/00760 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-04-2011 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Omzetbelasting; art. 5, lid 3, en art. 13, B, aanhef en

Nadere informatie

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: R.T. Wiegerink Belastingblad (BB), maart, Nr. 6, BB 2019/112 16 januari 2019 Gerechtshof Den Haag Belanghebbende heeft onderzoek ter zitting van de rechtbank

Nadere informatie

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur, uitspraak / GERECHTSHOF 's-hertogenbosch Sector belastingrecht Eerste meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 09/00515 Uitspraak van de eerste meervoudige Belastingkamer op het hoger beroep van de voorzitter

Nadere informatie

Is de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland

Is de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland Is de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland SynVest is als fiscale beleggingsinstelling verplicht om 15% dividendbelasting in te houden op uitgekeerd dividend en dit af te dragen

Nadere informatie

DUBBELBELASTINGVERDRAGEN EN DE KUNSTENAAR PROGRAMMA BOEK. webinar maandag 18 september Dr. Dick Molenaar

DUBBELBELASTINGVERDRAGEN EN DE KUNSTENAAR PROGRAMMA BOEK. webinar maandag 18 september Dr. Dick Molenaar DUBBELBELASTINGVERDRAGEN EN DE KUNSTENAAR webinar maandag 18 september 2017 Dr. Dick Molenaar PROGRAMMA 1. Inleiding 2. Woonplaats 3. Recht om belasting te heffen / OESO Modelverdrag 4. Belgische dubbelbelastingverdragen

Nadere informatie

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/208

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/208 Rapport Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/208 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Belastingdienst/Randmeren geen uitspraak heeft gedaan op zijn bezwaarschrift van 30 juni 2005 tegen de heffingsrente

Nadere informatie

DenHaa9 '05JAN2010. Kenmerk: DGB 2009-6450

DenHaa9 '05JAN2010. Kenmerk: DGB 2009-6450 Qöd ^4co5 DenHaa9 '05JAN2010 Kenmerk: DGB 2009-6450 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam X van 26 november 2009, nr. 08/00445, inzake IEËli ifai«ibaélsga^aili^i

Nadere informatie

Regeling. pagina 1 van 8

Regeling. pagina 1 van 8 Regeling voor een doelmatige belastingheffing over inkomsten uit sparen en beleggen, welke verworven zijn door participanten in een fiscaal transparante GmbH & Co. KG. Heerlen, pagina 1 van 8 1.

Nadere informatie

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië)

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië) De artikelen 43 EG en 49 EG leggen overigens geen algemene verplichting tot gelijke behandeling op, maar een verbod van discriminatie

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Tiberghien Advocaten www.tiberghien.be Onderwerp Welke interesten en dividenden komen in aanmerking voor voordelen arrest Dijkman? Datum 3 december 2010 Copyright and disclaimer De inhoud van

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 1 juli 2004 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 1 juli 2004 * ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 1 juli 2004 * In zaak C-169/03, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Regeringsrätt (Zweden), in het aldaar aanhangige geding tussen Florian

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 034 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306 ECLI:NL:RBDHA:2017:6306 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 29-06-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 17_712 IBPVV Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. LJN: BP2096, Raad van State, 201003640/1/H2 Datum uitspraak: 26-01-2011 Datum publicatie: 26-01-2011 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van 5

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2015:8725

ECLI:NL:RBZWB:2015:8725 ECLI:NL:RBZWB:2015:8725 Instantie Datum uitspraak 20-10-2015 Datum publicatie 12-04-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer AWB - 14 _ 3746 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 4009 8 maart 2011 Uitvoeringsvoorschriften artikel 11 Belastingregeling voor het Koninkrijk 2011 (Curaçao onderscheidenlijk

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 Datum van inontvangstneming : 10/06/2014 I' Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer w ~e' {J.J ::li "~.8 ;.l_~ ( E..::r,",'_ t"::) ('0",,1 l:'jt:: ~~ ~ )(, ::li oe i~..- ~ c:: L'..J Nr. 12/03718 28 maart

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 * X EN FISCALE EENHEID FACET-FACET TRADING ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 * In de gevoegde zaken C-536/08 en C-539/08, betreffende twee verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens

Nadere informatie

Besluit van 22 mei 2001, nr. CPP2000/ 3172M

Besluit van 22 mei 2001, nr. CPP2000/ 3172M Gebruikelijkloonregeling 1 Gebruikelijkloonregeling Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen Besluit van 22 mei 2001, nr. CPP2000/ 3172M De

Nadere informatie

CENTRALE RAAD VAN BEROEP

CENTRALE RAAD VAN BEROEP CENTRALE RAAD VAN BEROEP KBW 1994/1 U I T S P R A A K in het geding tussen: het bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, appellant, en A., wonende te B., gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Onder

Nadere informatie

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507 Algemene wet inzake rijksbelastingen. Besluit heffingsrente Directoraat-generaal Belastingdienst, Brieven en beleidsbesluiten Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 15/09/2017

Datum van inontvangstneming : 15/09/2017 Datum van inontvangstneming : 15/09/2017 Samenvatting C-480/17-1 Zaak C-480/17 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie