Waterkwaliteits rapportage 2015

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Waterkwaliteits rapportage 2015"

Transcriptie

1 Waterkwaliteits rapportage 2015 Resultaten van fysischchemisch en hydrobiologisch onderzoek 1

2 2

3 Waterkwaliteitsrapportage Delfland 2015 Resultaten van fysisch-chemisch en hydrobiologisch waterkwaliteitsonderzoek Colofon Uitgave van: Hoogheemraadschap van Delfland Sector Bestuur, Beleid en Communicatie Team Watersysteemkwaliteit Kenmerk: Datum: mei

4 4

5 Inhoud Samenvatting... 7 Inleiding Bestrijdingsmiddelen Stikstof en fosfaat Andere relevante parameters Ecologische kwaliteit Exoten Zwemwater Conclusies Wat doet Delfland aan de verbetering van de waterkwaliteit? Literatuur Bijlagen Bijlage 1 - Bestrijdingsmiddelen Bijlage 2 - Stikstof en fosfaat Bijlage 3 Andere relevante parameters Bijlage 4 - Ecologische kwaliteit Bijlage 5 - Exoten Bijlage - 6 Zwemwater Bijlage 7 - Methode van toetsing en beoordeling

6 6

7 Samenvatting De zorg voor de waterkwaliteit is één van de kerntaken van Delfland. Delfland streeft naar schoon en gezond water voor mens en dier en levert een bijdrage aan een aantrekkelijke leefomgeving. Uit de hoge concentraties van nutriënten (stikstof en fosfaat) en bestrijdingsmiddelen gemeten in 2015 blijkt dat het water in Delfland nog steeds niet schoon is. Ook is er weinig ruimte voor planten in het watersysteem. Meetnet Delfland meet en bewaakt de waterkwaliteit. Het water wordt geanalyseerd op stikstof- en fosfaatconcentraties en op een breed pakket van bestrijdingsmiddelen. Voor de ecologie worden op bijna 300 locaties verschillende ecologie-ondersteunende parameters gemeten. Bestrijdingsmiddelen Vooral in de polders met veel glastuinbouw worden veel bestrijdingsmiddelen in concentraties boven de toegestane normen aangetroffen. De totale hoeveelheid Imidacloprid nam af in 2015, maar deze afname wordt tenietgedaan door een gelijktijdige toename van vergelijkbare bestrijdingsmiddelen zoals thiamethoxam. Nutriënten De concentraties stikstof (N) en fosfaat (P) zijn ruim boven de norm in de Westboezem en licht boven de norm in de Oostboezem. Vooral in de polders met veel glastuinbouw worden hoge concentraties nutriënten aangetroffen. Toch is er een geringe afname in concentraties stikstof en fosfaat in de boezem waarneembaar als gevolg van het doorspoelen met extra water uit het Brielse meer in 2014 en Overige relevante parameters Daarnaast zijn er in het beheergebied van Delfland op enkele plaatsen normoverschrijdingen van zink en PAK s. Ook is er vaak sprake van te weinig doorzicht, een matige zuurstofhuishouding en een te hoge concentratie ammonium. Ecologie Uit de ecologische scores blijkt dat ook de ecologische waterkwaliteit niet verbetert (maar ook niet verslechtert) in De plantenbedekking is op veel locaties onvoldoende. De bedekking met submerse (ondergedoken) vegetatie bleef stabiel, maar de bedekking met emerse (deels boven het water groeiende) vegetatie nam af. Er is beperkt ruimte voor plantengroei door de hydromorfologische inrichting (oevertalud en beschoeiing) en daarmee weinig habitat voor andere organismen. Ook vindt er verstoring plaats door onderhoud (bijvoorbeeld baggeren). Exoten Het aantal exotische soorten (niet-inheemse planten en dieren) is ongeveer verdrievoudigd in de afgelopen 24 jaar. Bekende exoten zijn de grote waternavel die een watergang kan verstoppen en de Amerikaanse rivierkreeft die gangen graaft in kades. Zwemwater Op 9 van de 14 zwemwaterlocaties is blauwalgenoverlast opgetreden in Ook is op 4 zwemwatermeetpunten een overschrijding van de bacteriologische norm geconstateerd. Maatregelen Om de waterkwaliteit te verbeteren, zet Delfland in op de ontwikkeling van natte ecologische zones (NEZ s), de poldergerichte aanpak van Gebiedsgericht Monitoren en Handhaven (GMH), extra doorspoelen van de boezem, maatregelen ter bestrijding van blauwalgen en beheermaatregelen om bacteriologische verontreinigingen in zwemwater te voorkomen en het creëren van waterbewustzijn. Het project Gebiedsgericht Monitoren en Handhaven draagt bij aan een daling van de nutriëntenconcentraties in de glastuinbouwpolders, zoals duidelijk waar te nemen was in de Dorppolder in

8 8

9 Inleiding Schoon water is een essentiële randvoorwaarde voor planten en dieren en is een onderdeel van een aantrekkelijke leefomgeving voor de mens om te werken, te wonen en te recreëren. Delfland beschermt en verbetert de ecologische - en chemische watersysteemkwaliteit van het oppervlaktewater in het beheergebied van Delfland. Dit is één van de kerntaken van het hoogheemraadschap. Delfland heeft zijn beleid om de watersysteemkwaliteit te verbeteren vastgelegd in het Waterbeheerplan (Delfland, 2015) en in het Coalitieakkoord Iedereen bewust van water. Het waterkwaliteitsbeleid richt zich op het voorkomen of maximaal terugdringen van verontreiniging en een multifunctioneel inzetbaar gezond watersysteem. De strategische doelen voor gezond water zijn: In 2019 is de chemische waterkwaliteit zodanig dat met een voortgaande ontwikkeling van de ecologische en chemische waterkwaliteit de KRW-doelen in 2027 zijn gehaald. De aangewezen zwemwaterlocaties voldoen aan de EU zwemwaterrichtlijn en er is alleen bij uitzondering een negatief advies als gevolg van blauwalg en bacteriën. In 2019 is de inrichting, het beheer en de waterkwaliteit in de KRW waterlichamen en in overige delen van het watersysteem zodanig dat met een voortgaande natuurlijke ontwikkeling de KRW-doelen in 2027 worden gehaald en het overige water voldoet aan de wensen van inwoners, (agrarische) bedrijven, gemeenten en Delfland. Monitoring van de watersysteemkwaliteit is wettelijk verplicht, de bepalingen die betrekking hebben op monitoring zijn in de Nederlandse wetgeving opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer en de Waterwet. Ook het Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water (BKMW) verplicht de waterbeheerder tot uitvoeren van monitoring volgens een monitoringsprogramma, Monitoring is nodig om de actuele toestand te bepalen en deze te toetsen aan de normen. Daarnaast volgt Delfland met monitoring de lange termijn ontwikkeling van de watersysteemkwaliteit en het effect van maatregelen. In deze rapportage over 2015 worden de volgende meetresultaten behandeld: 1. Bestrijdingsmiddelen 2. Nutriënten 3. Andere relevante parameters (zuurstof, chloride, ammonium, zuurgraad, doorzicht en temperatuur, polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK s) en zware metalen 4. Ecologische kwaliteit, bijzondere soorten en bedekking vegetatie 5. Exoten 6. Zwemwater (bacteriologisch en blauwalgen) Leeswijzer Hoofdstuk 1 tot en met 6 behandelen de bovenstaande meetresultaten per hoofdstuk afzonderlijk. Hoofdstuk 7 sluit af met algemene conclusies. Hoofdstuk 8 geeft een overzicht van de maatregelen die Delfland neemt en nog gaat nemen voor de verbetering van de waterkwaliteit in de komende planperiode De bijlagen bevatten de geografische kaarten met normoverschrijdende parameters in het gebied, de kaarten horende bij de ecologische toetsing, de methode voor toetsen en beoordelen, en een toelichting op de analyses met detaillering van de in het rapport gepresenteerde resultaten. Hier wordt in dit rapport waar nodig naar verwezen. 9

10 1 Bestrijdingsmiddelen Ondanks diverse inspanningen overschreden 28 bestrijdingsmiddelen de norm in Dit zijn er 9 meer dan in De aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater belemmert op veel plaatsen de ontwikkeling van een gezond ecosysteem. De glastuinbouwsector is in theorie volledig aangesloten op de riolering of recirculeert alles. Uit onder andere de meetgegevens en het project Gebiedsgericht monitoren en handhaven blijkt echter dat er nog veel illegale lozingen van vervuild water op het oppervlaktewater plaatsvinden. Een belangrijk speerpunt voor de komende jaren zal zijn om lozingen te voorkomen door waterbewustzijn te stimuleren bij ondernemers. 1.1 Toestand Delfland heeft een meetnet om de waterkwaliteit van het glastuinbouwgebied te volgen: er zijn 22 meetlocaties in het meetnet voor de glastuinbouw, namelijk op 3 referentielocaties buiten het glastuinbouwgebied, 5 boezemlocaties en 14 locaties in glastuinbouwgebied. Op deze locaties zijn elke maand bestrijdingsmiddelen en nutriënten gemonitord. (figuur 1) De polders waar in 2015 gemiddeld de meeste bestrijdingsmiddelen aangetroffen werden zijn: Hoefpolder, Oude Campspolder en de Oranjepolder. Per meting werden hier ongeveer 13 stoffen aangetroffen. In het hele meetnet glastuinbouwgebied zijn 28 verschillende bestrijdingsmiddelen aangetroffen die de norm hebben overschreden. De stoffen die op de meeste locaties de norm overschreden waren imidacloprid (figuur 2), azoxystrobine en pirimicarb. De hoogste overschrijdingen zijn afkomstig van van de stoffen deltamethrin, lambda-cyhalothrin en imidacloprid. Op de meetpunten direct in het glastuinbouwgebied worden de hoogste concentraties en de grootste aantallen van de bestrijdingsmiddelen aangetroffen. Uit de gegevens blijkt ook dat de stoffen zich via de boezem verder het gebied in verspreiden. Op de boezemlocaties worden nog steeds veel bestrijdingsmiddelen aangetroffen. Doordat het water vermengd wordt met water uit schonere gebieden zijn de concentraties daar wel lager (figuur 3). Zowel de concentraties als het aantal stoffen dat wordt aangetroffen ligt al jaren stukken hoger in het glastuinbouwgebied dan in de boezem en referentielocaties. Conclusie is dat het ondanks maatregelen nog niet verbetert. Om de effecten van de maatregelen te kunnen monitoren zijn prestatie-indicatoren opgesteld.: - Het percentage stoffen in de boezem is met 25% afgenomen ten opzichte van Hieraan voldoet het percentage in 2015 niet - de gemiddelde concentratie van bestrijdingsmiddelen in de boezem is met 25% is afgenomen ten opzichte van Hieraan wordt voldaan met meer dan dat, namelijk 48% afname in In 2015 is er een experiment uitgevoerd met passive sampling. Hierbij is er voor een periode van enkele weken een rubber in het water gehangen. Dit rubber neemt stoffen die in het water langskomen op. Door analyse van de stoffen op het rubber, kan over een bepaalde periode bepaald worden welke stoffen er langsgekomen zijn. Met deze methode worden nog meer bestrijdingsmiddelen aangetoond dan met de huidige methodiek die een momentopname weergeeft. Het voordeel hiervan is dat het een monster over een langere periode is en het nadeel is dat de normen niet gelden voor deze manier van monitoren. (zie bijlage 1). In bijlage 1 wordt nader ingegaan op de resultaten van bestrijdingsmiddelen. In bijlage 7 wordt nader ingegaan op de methode van toetsen en beoordelen. 1.2 Bronnen Het water dat in de zomermaanden ingelaten wordt uit het Brielse meer bevat nauwelijks bestrijdingsmiddelen. Het water dat het gebied via de boezemgemalen verlaat bevat een veelvoud hiervan. Dit wijst erop dat de bron van bestrijdingsmiddelen binnen het beheergebied ligt. Uit de metingen van de waterkwaliteit in het glastuinbouwgebied en uit het project Gebiedsgericht monitoren en handhaven blijkt dat illegale lozingen op het oppervlaktewater de belangrijkste bron van bestrijdingsmiddelen zijn binnen het beheergebied van Delfland. Andere bronnen zijn bijvoorbeeld overige partijen uit de agrarische sector en particulier gebruik van middelen. 1.3 Maatregelen De inspanningen die Delfland pleegt op het gebied van bestrijdingsmiddelen zijn hieronder puntsgewijs weergegeven: Blijvende prioriteit wordt gegeven aan handhaving bij (tuinbouw)bedrijven conform de methodiek van Gebiedsgericht monitoren en handhaven. Door deze aanpak is er tijd om te leren van de opgedane ervaringen en voor een goede samenwerking met partners. Om het bewustzijn bij ondernemers te vergroten wordt blijvend geïnvesteerd in voorlichting, regulering en handhaving van wet- en regelgeving. 10

11 De samenwerking met partners (gemeenten, glastuinbouw en melkveehouderij) om emissies te stoppen wordt versterkt. Deze samenwerking wordt vormgegeven in het Regionaal uitvoeringsprogramma Westland/Oostland op weg naar een emissieloze kas in Op basis hiervan is een concreet regionaal uitvoeringsprogramma opgesteld, met maatregelen ten aanzien van de afstemming van toezicht en handhaving met beleid. Om te borgen dat wet- en regelgeving de verbetering van de waterkwaliteit ondersteunt, wordt, via de Unie van Waterschappen, ingezet op passend en uitvoerbaar beleid van de Rijksoverheid voor bestrijdingsmiddelen en meststoffen. Dit is gericht op onder andere goede afstemming tussen regelgeving van verschillende ministeries (zuivering bestrijdingsmiddelen in de glastuinbouw, toelatingsbeleid, meststoffenbeleid). integraal actieplan uit voor de verbetering van de chemische waterkwaliteit. Belangrijk onderdeel van het actieplan is het gebiedsgericht monitoren en handhaven waarbij naast het handhaven expliciete aandacht aan bewustwording wordt besteed. De bijeenkomsten voor glastuinbouwbedrijven ter ondersteuning van het gebiedsgericht monitoren en handhaven zullen worden geïntensiveerd. Communiceren over de effecten van lozingen, de gevolgen hiervan en welke belangen er zijn (voor een ondernemer bijvoorbeeld imago of het behoud van het middelenpakket) zijn een onderdeel hiervan. Delfland zet verder in op: het aangesloten houden van glastuinbouwbedrijven op de riolering, het voorkomen van emissies en het meedenken met tuinders over een centrale zuivering van tuinbouwwater in verband met de verplichting tot zuivering door de tuinders per Omdat de verbetering van de waterkwaliteit nog te wensen overlaat, werkt Delfland in 2016 een 11

12 Figuur 1: Glastuinbouwmeetnet Delfland Delfland heeft ongeveer 3500 hectare intensieve glastuinbouw. Het meetnet van Delfland bestaat uit 22 meetlocaties, waarvan er 14 direct in het glastuinbouwgebied liggen. 5 Locaties zijn verderop in de boezem en 3 locaties op schone referentiepunten. Figuur 2: Imidacloprid De maximale concentraties waren te vinden in de polder van Nootdorp (54 µg/l), Boschpolder (1,7 µg/l) en polder Berkel (1,1µg/l). In het Brielse meer (het water dat ingelaten wordt in Delfland) is geen enkele keer imidacloprid aangetroffen. De norm (jaargemiddeld 0,0083 µg/l en maximaal 0,2 µg/l) wordt op 14 locaties overschreden. Figuur 3: Gemiddelde concentratie Het verloop van de gemiddelde concentratie van bestrijdingsmiddelen in het glastuinbouwgebied (blauw), boezem (rood) en referentielocaties (groen). De concentraties van bestrijdingsmiddelen zijn duidelijk het hoogste bij de bron (glastuinbouw). De gemiddelde concentratie is gebaseerd op de stoffen die zijn aangetoond boven de detectiegrens. Figuur 4: Bestrijdingsmiddelen per locatie (boezem (blauw), glastuinbouwlocaties (rood)en referentielocaties (groen)) De meeste bestrijdingsmiddelen zijn in 2015 aangetroffen in de Hoefpolder, de Oude Campspolder en de Oranjepolder. De streep naar boven geeft aan hoeveel stoffen er maximaal per meting zijn aangetroffen op de betreffende locatie. Op de referentielocaties worden nauwelijks bestrijdingsmiddelen aangetroffen. Interessant om te zien is dat de in de Poelpolder gemiddeld nog 5 bestrijdingsmiddelen per meting worden aangetroffen, terwijl daar sinds enkele jaren de glastuinbouw bijna helemaal weg is. 12

13 13

14 2 Stikstof en fosfaat De stikstof- en fosfaatconcentraties in de boezem zijn de afgelopen twee jaar gedaald. Dit is vooral het gevolg van het extra doorspoelen van de boezem met Brielse Meer water. Dit doorspoelen zorgt voor een kortere verblijftijd en een verdunning van het water. Doorspoelen is echter een effectgerichte maatregel, dat wil zeggen de maatregel heft het effect op (vergelijkbaar met het blussen van een brand). Delfland wil uiteindelijk naar brongerichte maatregelen toe (het voorkomen van de brand). Een van de belangrijke bronnen van stikstof en fosfaat is het glastuinbouwgebied. Voor stikstof en fosfaat geldt hetzelfde als voor de bestrijdingsmiddelen: de glastuinbouwsector is in theorie volledig aangesloten op de riolering of recirculeert alles, maar er blijken nog veel bewuste en/of onbewuste illegale lozingen van stikstof en fosfaat op het oppervlaktewater plaats te vinden. Het voorkomen van de lozingen in deze sector moet dan ook een belangrijke verandering brengen de komende jaren. Ook buiten het glastuinbouwgebied voldoen de concentraties nog niet aan de normen. In de regio Oostland waar in 2015 extra aandacht monitoring plaatsvond, scoren de meest meetlocaties matig of onvoldoende. 2.1 Toestand Delfland heeft een basismeetnet om de waterkwaliteit van het beheergebied te volgen: er zijn 9 basismeetlocaties, verspreid over het gebied. Op deze locaties zijn elke maand de nutriënten stikstof en fosfaat gemonitord. Daarnaast beschikt Delfland over een routinematig meetnet volgens een driejarige meetcyclus, waar elk jaar één van de drie deelgebieden Oostland, Midden-Delfland of Haagland/Westland gemonitord wordt op stikstof en fosfaat. In 2015 betrof dit het deelgebied Oostland. Tot slot volgt Delfland de stikstof- en fosfaatconcentraties in het hoofdwaterstelsel van Delfland, de boezem. Deze is onderverdeeld in een oost- en een westboezem. Ten opzichte van vorig jaar daalden de stikstofconcentraties in de oostboezem en bleven gelijk in de westboezem in De fosfaatconcentraties daalden in zowel de oost- als de westboezem. De meeste locaties scoren in het Oostland ontoereikend voor fosfaat (61%) en matig voor stikstof (78%). Zowel het aantal meetlocaties met een zeer hoge als met een zeer lage stikstofconcentratie in het Oostland nam af sinds De meeste locaties scoren in de toetsing gematigder dan voorheen: namelijk een onvoldoende waterkwaliteit. Ook de fosfaatconcentraties kenden weinig uitschieters, maar 94% van de meetpunten voldeed niet aan de stikstof- en fosfaatnormen. De laagste concentraties stikstof en fosfaat zijn in 2015 gemeten in de Dobbeplas, het Brielse Meer, locaties in stedelijk Vlaardingen, de Vlaardingervaart en de zijtak van de plas Delftse Hout. Onder meer de Hofvijver en de infiltratieplassen in Meijendel hebben de laagste zomergemiddelden stikstof en fosfaat. De hoogste concentraties zijn aangetroffen in de Noordpolder van Delfgauw, de Oude Campspolder, zijsloot Groote Gantel (stikstof) en voor fosfaat ook de Noordpolder van Delfgauw, de achterplas van de Ackerdijkse plassen en de Dobbeplas. 14 Ten opzichte van 2015, is de hoeveelheid stikstof die door de boezemgemalen op Noordzee en Nieuwe Waterweg wordt uitgemalen toegenomen. De hoeveelheid fosfaat via deze boezemgemalen is afgenomen. Om de effecten van het beleid te kunnen monitoren zijn prestatie-indicatoren opgesteld. Voor 2015 was de prestatie-indicator voor stikstof een concentratie van 3,5 mg/l in de Westboezem en van 2,5 mg/l in de Oostboezem. Daarmee wordt de prestatie-indicator in 2015 gehaald. Voor de komende jaren zijn de doelstellingen vastgelegd in het Waterbeheerplan om uiteindelijk in 2027 aan de KRW-doelstellingen te voldoen. In bijlage 7 wordt nader ingegaan op de toetsingsen beoordelingsmethode en de resultaten van de nutriënten stikstof en fosfaat. 2.2 Bronnen Het water dat in de zomermaanden ingelaten wordt uit het Brielse meer bevat veel lagere concentraties stikstof en fosfaat en daardoor komt een beperkte hoeveelheid het gebied in. De uitgaande hoeveelheid is echter ongeveer 20 keer hoger. Dit duidt op een stikstof- en fosfaatbelasting in het gebied van Delfland zelf. De afname van de stikstof- en fosfaatconcentraties in de boezem in de afgelopen twee jaar (2014/2015) zijn dan ook te danken aan het extra doorspoelen met Brielse Meer water. Ook de inspanningen binnen het project Gebiedsgericht Monitoren en Handhaven werpen hun vruchten af in de beperking van emissies van stikstof en fosfaat door het opsporen en handhaven op bewuste of onbewuste illegale lozingen vanuit de glastuinbouw. Andere bronnen zijn bijvoorbeeld overige partijen uit de agrarische sector (uitspoeling landbouw), nalevering uit de waterbodem en diffuse bronnen als riooloverstorten. Veel diffuse bronnen spelen

15 lokaal vaak een rol (bladval, afspoeling van hondenpoep, vogelpoep). 2.3 Maatregelen De inspanning die Delfland pleegt op het gebied van stikstof en fosfaat zijn hieronder puntsgewijs weergegeven: In 2014 en 2015 is de boezem in de zomermaanden effectgericht doorgespoeld met relatief schoner water uit het Brielse Meer. In 2016 wordt op basis van een evaluatie van deze twee jaar het doorspoelen mogelijk opgenomen in het reguliere peilbeheer. Daarnaast optimaliseert Delfland haar baggerwerkzaamheden voor waterkwaliteitsaspecten. In 2016 en 2017 wordt deze activiteit gemonitord. Op basis van een evaluatie eind 2017 wordt het geoptimaliseerde baggeren daarna, afhankelijk van de evaluatie, mogelijk regulier door Delfland toegepast. In de regionale uitwerking Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) worden met de sector (in dit geval melkveehouderij) afspraken gemaakt over concrete bovenwettelijke maatregelen voor het terugdringen van nutriëntenemissies. Verder gelden voor stikstof en fosfaat dezelfde maatregelen als voor de aanpak van verontreiniging door bestrijdingsmiddelen. Zie hoofdstuk Bestrijdingsmiddelen. Speerpunten zijn: handhaving, samenwerking, beïnvloeding wet- en regelgeving Rijksoverheid, waterbewustzijn bij tuinders creëren en het meedenken met tuinders over een centrale zuivering van tuinbouwwater in verband met de verplichting tot zuivering door de tuinders per

16 Figuur 1: Ontwikkeling stikstofconcentratie Delfland volgt de trend in de stikstof- en fosfaatconcentraties op een aantal boezempunten in het beheergebied. De boezem geldt immers als thermometer voor het hele gebied. In de Kaderrichtlijn Water (KRW) is de boezem van Delfland onderverdeeld in de waterlichamen Oosten Westboezem. Landelijk beleid en wet- en regelgeving zorgden voor een flinke daling in de jaren negentig. Ook in de periode dat er aansluiting van de glastuinbouw op de riolering plaatsvond, daalt de stikstofconcentratie in de Westboezem. De invloed van het doorspoelen in de afgelopen twee jaar is zichtbaar. Figuur 2: Ontwikkeling fosfaatconcentratie Het verversingsexperiment heeft een duidelijk effect op de fosfaatconcentraties in de Westboezem in 2014 en Dit geldt in 2015 ook, in mindere mate, voor de Oostboezem. Figuur 3: Stikstofconcentraties (mg/l zomergemiddeld) over In 2014 en 2015 heeft Delfland geëxperimenteerd met meer doorspoelen van het gebied met water uit het Brielse Meer: het verversingsexperiment. Primair doel van dit experiment is de chemische waterkwaliteit te verbeteren en daarmee gunstiger uitgangscondities te creëren voor ecologische ontwikkeling. De primaire focus lag op de regio Westland. Met het doorspoelen worden de verblijftijden verkort. Verder is de conclusie dat met verversen op de huidige manier nutriëntenconcentraties met circa 30% verlaagd worden ten opzichte van de niveaus zonder verversen. Figuur 4: Stikstof/Fosfaat het gebied in en uit Vanuit het Brielse meer laat Delfland water in. Via de boezemgemalen langs de Noordzee en de Nieuwe Waterweg maalt Delfland water uit. De vracht stikstof en fosfaat die door Delfland wordt uitgemalen is vele malen hoger dan de vracht die Delfland jaarlijks inmaalt vanuit het Brielse Meer. De verhouding tussen in- en uitgemalen nutriënten is sterk uit balans: 1 ton stikstof in op ruim 8 ton stikstof uit en 1 ton fosfaat in op ruim 43 ton fosfaat uit. Zie voor fosfaat bijlage 2. 16

17 Start Gebiedsgericht Monitoren en Handhaven Figuur 5: Stikstof Dorppolder voor en na aanpak Dit zijn de stikstofconcentraties van 6 meetlocaties in de Dorppolder van de afgelopen jaren. In 2014 is de polder met de poldergerichte aanpak van Gebiedsgericht Monitoren en Handhaven onder handen genomen. De concentraties van stikstof zijn drastisch gedaald in deze periode door het opsporen en beëindigen van enkele lozingen. In deze polder heeft de communicatie met de ondernemers ook voor meer bewustzijn gezorgd. Figuur 6: Zomergemiddelde stikstof op 18 routinemeetpunten in Oostland Vergelijken we de afgelopen jaren op het zomergemiddelde stikstof in Oostland, dan zie je duidelijk dat de meerderheid lokaal in de klasse matig/onvoldoende valt. Het aandeel van matige of onvoldoende scores neemt toe. Er treedt een verbetering op in Emerald van matig naar zeer goed en een lichte verbetering ook in de Noordpolder van Delfgauw bij het gemaal. De meetpunten bij de poldergemalen van de Polder van Biesland en de Lage Abtswoudse Polder gaan achteruit in klasse. Dit geldt ook voor het meetpunt op de A. Fokkersingel in Ypenburg. 17

18 3 Andere relevante parameters Behalve nutriënten en bestrijdingsmiddelen heeft Delfland ook gemonitord op andere belangrijke fysisch-chemische parameters. Deze geven samen een algemeen beeld van de gezondheid van de wateren. Het gaat daarbij om ecologie ondersteunende parameters als zuurstof, doorzicht, temperatuur, ammonium, chloride en zuurgraad die in de juiste concentraties zowel randvoorwaarden als effecten kunnen zijn van een ecologisch gezond watersysteem. Het gaat ook om verontreinigingen als zware metalen en polycyclische koolwaterstoffen (PAK s). Ook deze parameters zijn van invloed op een goed functionerend ecologisch systeem. 3.1 Resultaten Voor de zware metalen en PAK s gelden de normen uit de lijst prioritaire stoffen, de lijst van overige verontreinigende stoffen of de beleidsnormen. (het BKMW). Voor de ecologie-ondersteunende parameters gelden gebiedsspecifieke normen, zoals opgenomen in de beleidsnormen. Uit de metingen blijkt dat de parameters veelal niet voldoen aan de normen. Zink is het enige zware metaal dat de normen overschrijdt in Verder is het zuurstofverzadigingspercentage vaak laag. Het doorzicht, belangrijk voor de ontwikkeling van waterplanten, is ook veelal onvoldoende. De zuurgraad (ph) is vaak te hoog. De maximum waarden overschrijden op veel meetpunten de bovengrens van de norm. De temperatuur en de chlorideconcentraties leveren geen tot beperkte normoverschrijdingen op. Chlorideconcentraties worden alleen in normoverschrijdende waarden aangetroffen langs de Nieuwe Waterweg en op de Schie vanaf Parksluizen. De Schie is ook het kanaal waar doorgaans enkele PAK s de norm overschrijden. In 2015 voldoet benzo(a)anthraceen en de som benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-c,d)pyreen niet aan de norm. 3.2 Bronnen Het niet voldoen van de ecologie ondersteunende parameters aan de norm is vaak het gevolg van te hoge nutriëntenconcentraties en een niet natuurvriendelijke inrichting van de wateren. Hoge nutriëntenconcentraties in het water zorgen voor algenbloei, kroosgroei, een grote zuurstofvraag door afbraak van organische verbindingen, opwarming van ondiepe watergangen en een gebrek aan onderwaterplanten. De belangrijkste bronnen van nutriënten zijn de glastuinbouw, uit- en afspoeling in landelijk gebied en de waterbodem (nalevering fosfaat). Het gaan dan om onder meer illegale lozingen, erfafspoeling, drainage, nalevering van fosfaat uit de waterbodem, uitspoeling van nutriënten uit de landbodem, water wat van straatoppervlak afloopt, poep van honden en vogels, bladval en inlaat van voedselrijk (rijk aan nutriënten) water. Bronnen van zink zijn het verkeer en het gebruik van zink in bouwmaterialen en straatmeubilair (via regenwaterstelsels, directe afspoeling of riooloverstorten). Hoge chlorideconcentratie langs de Nieuwe Waterweg en in de Schie hebben te maken met enerzijds kwel vanuit de Nieuwe Waterweg richting de polders achter de dijk. Anderzijds wordt de chlorideconcentratie in de Schie beïnvloed door zoutindringing bij het schutten van de sluizen bij Parksluizen. PAK s worden veroorzaakt door verbrandingsprocessen door onder meer het verkeer. Via de atmosfeer slaan PAK s neer en komen in het oppervlaktewater en de waterbodem terecht. Ook afspoeling van wegen en coating van scheepswanden zijn diffuse bronnen van PAK s. 3.3 Maatregelen De ecologie ondersteunende parameters moeten profijt ondervinden van de maatregelen die worden genomen op ecologisch vlak en ten aanzien van het terugdringen van de belasting met stikstof, fosfaat en bestrijdingsmiddelen. De verwachting voor PAK s is dat er op korte termijn geen verbetering plaatsvindt, omdat voor de belangrijkste bronnen (depositie, het verkeer en coatings van binnenscheepvaart) waarschijnlijk geen aanvullend landelijk of Europees beleid geformuleerd wordt. Voor zware metalen wordt een lichte verbetering op korte termijn verwacht, omdat door brongerichte maatregelen de uitspoeling van zware metalen uit het landelijk gebied zal afnemen. Delfland schat in dat deze afname een zeer beperkte invloed heeft op de concentraties koper en zink, waardoor de beoordeling op basis van de huidige beoordelingsmethodiek niet verandert. 18

19 Figuur 1: Zomergemiddelde zuurstofverzadigingspercentages De zuurstofpercentages onderschrijden vaak de ondergrens van de norm. Dit wijst op een hoge zuurstofonttrekking aan het oppervlaktewater. Opwarming en zuurstofverbruik door biologische processen in de waterbodem zijn belangrijke oorzaken. Ook kunnen dichte kroosdekken of algenbloei voor zuurstoftekort zorgen, de laatste vooral door de nachtelijke zuurstofonttrekking door algen die kan doorijlen tot in de vroege ochtend. Overdag vindt er dan vaak weer zuurstofproductie plaats. Figuur 2: Ammoniumconcentratie Er zijn veel meetpunten die niet voldoen aan de norm voor de aargemiddelde en maximum concentratie (zie bijlage 4). Ammonium lijkt niet direct uit antropogene (menselijke) bronnen te komen, maar is eerder een omzettings(afbraak) product van andere stikstofverbindingen uit antropogene bronnen ( RWS, Waterdienst, Bert Bellert, 2011). Daarbij speelt organisch materiaal in slib als stikstofbron voor deze omzetting een belangrijke rol. Toch kan ammonium ook als meststof uit- en afspoelen in landelijk gebied of geloosd worden vanuit glastuinbouwbedrijven. Daarnaast kunnen riooloverstorten en atmosferische depositie een bron vormen van ammoniak, dat kan worden omgezet naar ammonium. Figuur 3: Doorzicht Het doorzicht in Delfland is overwegend lager dan de norm. Desondanks zal in de praktijk een watergang met bodemzicht betekenen dat het licht tot op de bodem reikt en dat dit mogelijkheden schept voor waterplanten om te groeien. Het doorzicht wordt bepaald door zwevende bodemdeeltjes en algen. Opwerveling van bodemmateriaal, belasting met organisch materiaal en voedselrijkdom zijn belangrijke oorzaken hiervan. 19

20 Figuur 4: PAK s Er zijn2 PAK s die in 2015 niet voldoet aan de norm: de som benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-c,d)pyreen en benzo(a)anthraceen. Dit vindt met name plaats in de boezemwateren, maar ook het Brielse Meer overschrijdt de norm. Op het Brielse Meer vindt pleziervaart plaats. Dit kan een bron zijn. Maar ook hier speelt atmosferische depositie een belangrijke rol. Figuur 5: Zink Zink overschrijdt de norm, als enige zware metaal, nog vaak in Belangrijke bronnen zijn verkeer (bandenslijtage), straatmeubilair en bouwmaterialen in gebouwen en kassen. Ook via mest kan zink in het milieu komen. Zink is namelijk onderdeel van het veevoer. 20

21 21

22 4 Ecologische kwaliteit De ecologische toetsing met de Ecologische Beoordelingssystemen (EBEOsys) van de STOWA geeft als resultaat dat de totaalscore op de meeste locaties ten opzicht van de provinciale norm voldoende is. In de tijd verandert de totaalscore vrij weinig. De totaalscore is opgebouwd uit een aantal (sub)onderdelen, karakteristieken genoemd, en hierin zijn knelpunten en veranderingen te zien. Vooral de ruimte die wordt geboden aan waterplanten, en daarmee de structuur die dit geeft aan andere organismen om tussen te leven, staat onder druk. Ook de hoge nutriëntenconcentraties en de hoge zuurstofvraag voor afbraak van organisch materiaal vormt een belemmering. Voor sommige van deze karakteristieken is een vooruitgang te zien, in andere juist een achteruitgang. 4.1 Toestand Een meetnet van 274 meetpunten wordt gebruikt om de ecologische kwaliteit in Delfland vast te stellen. Deze meetpunten liggen verspreid over het hele beheergebied. Op deze meetpunten wordt gekeken welk leven in het water voorkomt: vegetatie, macrofauna, fytoplankton, diatomeeën en zoöplankton. Aanvullend worden een aantal chemische waarden gemeten. In het overgrote deel van de meetpunten wordt de vigerende Provinciale norm voldoende behaald, zoals te zien in figuur 1. Een klein aantal meetpunten scoort goed, en een vergelijkbaar aantal scoort slecht of zeer slecht. Figuur 2 laat zien dat in de totaalscore weinig veranderingen zijn te vinden. In de karakteristieken achter de totaalscore is terug te zien waar geen problemen zijn, en waar de knelpunten zitten. Dit is weergegeven in figuur 3. Het brakkarakter en zuurkarakter scoren goed, dit betekent dat er weinig problemen met verzilting en verzuring zijn. Toxiciteit scoort vrij positief, al blijft het westelijk deel daarin achter bij het oostelijk deel. De score voor structuur/habitat is vooral slecht, wat wil zeggen dat er weinig ruimte is voor planten om tot ontwikkeling te komen. Zodoende zijn er ook weinig verschillende substraten voor andere organismen om tussen en op te leven. Het variant-eigen karakter scoort ook slecht. Dit betekent dat er weinig vegetatie aanwezig is die typisch is voor de omgeving en het bodemtype. Er zijn veelal zeer algemene plantensoorten die relatief goed om kunnen gaan met verstoring. De karakteristiek trofie, die laat zien in hoeverre hoge nutriëntengehaltes de ecologie verstoren, scoort tussen voldoende en slecht. Meer karakteristieke soorten van voedselarme wateren krijgen weinig kans tussen de dominant aanwezige soorten van voedselrijk water, waardoor de leefgemeenschappen meestal eentonig zijn. Saprobie is een karakteristiek die informatie geeft over de zuurstofvraag door organische belasting. Wanneer saprobie slecht scoort, komen bepaalde soorten die goed tegen zuurstofloosheid kunnen massaal voor. Soorten die juist profiteren van veel zuurstof verdwijnen dan. Ook de saprobie scoort vrij laag. 22 De laatste karakteristiek, chemie, geeft inzicht in de invloed van het waterkwantiteitsbeheer op de ecologie en hoe gebiedseigen het aanwezige water is. Deze karakteristiek scoort vooral voldoende. Op te merken is dat voor de ecologische karakteristiek chemie (deels) andere parameters worden gemeten dan voor de analyse van de chemische waterkwaliteit zoals beschreven in hoofdstuk 2 en 3. Figuur 4 laat zien hoe de karakteristieken veranderd zijn vergeleken met 6 jaar eerder (meetcyclus 2013, 14 en 15 vergeleken met 2007, 08 en 09). Vooral saprobie laat een negatieve ontwikkeling zien en trofie en toxiciteit een positieve. Een belangrijke ecologische maatstaf, die ook in de EBEO toetsing als knelpunt naar voren komt, is de bedekking met vegetatie in en om het water. Waterplanten vormen een zeer belangrijke leefomgeving voor dieren in het water. In figuur 5 en 6 is voor zowel de emerse als submerse waterplanten een grafiek gegeven van de bedekking in de afgelopen 20 jaar. De bedekking met vegetatie is veelal niet voldoende. Slechts in een klein aantal gevallen staat er wel voldoende en in een paar gevallen zelfs te veel. In de jaren is de bedekking met submerse vegetatie vrij stabiel, terwijl de bedekking met emerse vegetatie afneemt. 4.2 Oorzaken De resultaten van de verschillende karakteristieken duiden op een paar belangrijke knelpunten. Als belangrijkste komt naar voren dat er weinig ruimte is en beperkte kansen zijn op het vlak van leefgebied voor soorten, een beeld dat wordt versterkt door de resultaten van de bedekking met vegetatie. Planten kunnen niet goed tot ontwikkeling komen doordat er weinig ruimte wordt geboden en intensief onderhoud wordt gepleegd. Oevers zijn veelal steil en vaak ook beschoeid, waardoor zowel planten als dieren weinig geschikt substraat kunnen vinden om op te leven. Nutriëntengehaltes zijn nog altijd vrij hoog. Daardoor is het water eerder troebel en krijgen submerse planten minder de kans om tot ontwikkeling te komen. Ook gaan bij de verschillende soortgroepen (vegetatie, macrofauna, diatomeeën, fytoplankton en zoöplankton) bepaalde soorten sterk overheersen en verdringen zo de andere soorten. Beide dragen er toe bij dat de soortenrijkdom laag wordt.

23 Door de hoge organische belasting is het zuurstofverbruik hoog. Dit geeft een vergroot risico op zuurstoftekort. Enkel een beperkt aantal soorten heeft zich zo aangepast dat zij hiermee om kunnen gaan. Een zuurstoftekort heeft zodoende een zeer sterke negatieve invloed op de soortensamenstelling. 4.3 Maatregelen Het waterbeheerplan van Delfland voor de periode is van start gegaan. Hierin zijn nieuwe doelen voor de ecologie geformuleerd: Ecologie Kaderrichtlijn water In 2021 zijn inrichting, beheer en de waterkwaliteit in de KRWwaterlichamen en in overige delen van het watersysteem zodanig dat met een verwachte voortgaande natuurlijke ontwikkeling de KRWdoelen in 2027 worden gehaald. Lokaal Water In 2021 is het ambitieniveau voor de waterkwaliteit in de overige wateren van Delfland vastgesteld en voldoet de waterkwaliteit voor een deel van dit water aan de wensen van burgers, gemeenten en Delfland. Om deze doelen te behalen worden verschillende activiteiten uitgevoerd: In de periode wordt onverkort doorgegaan met het ontwikkelen en realiseren van natte ecologische zones (NEZ), zoals natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen. Voor de realisering van de KRW-opgave in de waterlichamen is in de afgelopen planperiode al 28 hectare NEZ gerealiseerd, waarvan 10 hectare in Deze NEZ moeten voor een deel nog verder tot ontwikkeling komen, om hun invloed te kunnen doen gelden. Het onderhoud aan NEZ wordt geoptimaliseerd. Door het actualiseren van het beheerareaal en het verder uitwerken van een regulier monitoringsprogramma om de kwaliteit van de NEZ in kaart te brengen en aan de hand daarvan het onderhoud aan te sturen. 23

24 Figuur 1: Totaalscore EBEO-toetsing De totaalscore van de EBEO-toetsing geeft voor de meeste locaties een voldoende, met her en der een (zeer) goed of slecht. In bijlage 4.1 wordt meer inzicht gegeven in de verdeling van de verschillende klassen, en het deelgebied Oostland. Legenda totaalscore Figuur 2: Verandering totaalscore EBEO-toetsing Vergeleken met 6 jaar terug is weinig verandering te zien in de totaalscores. In bijlage 4.1 wordt meer inzicht gegeven in de verandering in de afgelopen 3 meetcycli, en wordt nader gekeken naar deelgebied Oostland. Legenda verandering totaalscore Figuur 3: Verdeling scores per karakteristiek De karakteristiek brakkarakter scoort het best, gevolgd door de toxiciteit en het zuurkarakter. Chemie scoort vooral voldoende. Saprobie en trofie scoren tussen voldoende en slecht, terwijl bij structuur/habitat en variant-eigen karakter de nadruk op een slechte score licht. In bijlage 4.1 wordt door middel van grafieken en kaarten per karakteristiek meer inzicht gegeven in de ruimtelijke spreiding van de verschillende scores. Figuur 4: Verandering per karakteristiek 24 Vooral trofie en toxiciteit laten een positieve ontwikkeling in de tijd zien. Structuur/habitat laat enige positieve ontwikkeling zien. Daarentegen laat saprobie een negatieve ontwikkeling zien. Saprobie is in het verleden niet echt onder de aandacht geweest, en voor een precieze oorzaak zou nader onderzoek nodig zijn. Een eerste aspect waaraan gedacht kan worden is dat opwarming van het klimaat zich in het water vertaald naar een hogere zuurstofvraag. Zuurkarakter laat enige achteruitgang zien. De andere karakteristieken en de totaalscore laten weinig verandering zien. In bijlage 4.1 wordt meer inzicht gegeven in de verandering door de meetcycli heen, en de ruimtelijke spreiding van de verandering.

25 Figuur 5: Bedekking emerse planten Vanuit verschillende klasse-indelingen van de KRW voor verschillende watertypes, is een bedekking met 5 tot 30% emerse vegetatie als optimaal afgeleid. Een lagere bedekking is te weinig, een hogere bedekking te veel. De bedekking met emerse vegetatie is in de afgelopen 20 jaar enigszins terug gelopen, waarbij met name de groep goed krimpt en de groep te weinig groeit. De groep te veel is altijd slechts marginaal aanwezig. In bijlage 4.2 wordt meer inzicht geboden in de ruimtelijke spreiding van de stand van zaken en de verandering in de tijd. Figuur 6: Bedekking submerse planten Vanuit verschillende klasse-indelingen van de KRW voor verschillende watertypes, is een bedekking met 20 tot 60% submerse vegetatie als optimaal afgeleid. Een lagere bedekking is te weinig, een hogere bedekking te veel. De bedekking met submerse vegetatie is in de afgelopen 20 jaar vrijwel stabiel, waarbij de groep te weinig sterk overheerst. Op ongeveer 15 tot 20% van de locaties is wel voldoende submerse vegetatie aanwezig. De groep te veel is slechts marginaal, met 1 uitschieter. In bijlage 4.2 wordt meer inzicht geboden in de ruimtelijke spreiding van de stand van zaken en de verandering in de tijd. Figuur 7: Bijzondere soorten Slootschrijvertje (Gyrinus substriatus) Foto beschikbaar gesteld door Arie Kersbergen, Bureau Waardenburg Bij de monstername worden jaarlijks soorten aangetroffen die bijzonder of interessant zijn. Ze zijn bijvoorbeeld zeldzaam, nieuw gevonden of terug van weg geweest. Als krenten in de ecologische pap, zijn er een aantal uitgelicht: 2 nieuwe soorten: de bloedzuiger Glossiphonia verrucata en een kever met de naam sloot-schrijvertje (Gyrinus substratius, zie hiernaast). De watermijt Oxus ovalis, normaal voorkomend in plassen rond Utrecht. 3 jaar terug voor het eerst in Delfland, en nu weer in hetzelfde gebied. De keversoort Oulimnius rivularis, pas voor de tweede keer aangetroffen. In bijlage 4.3 is een volledig overzicht van de aangetroffen bijzondere soorten gegeven. 25

26 5 Exoten Introductie van exotische planten- en diersoorten is een sterk toenemend fenomeen. Exoten kunnen schadelijk zijn voor hun nieuwe omgeving door concurrentie met en jacht op inheemse soorten. Sommige exoten kunnen zo sterk woekeren dat ze de ecologische en chemische waterkwaliteit kunnen schaden, evenals andere zaken als de waterhuishouding, waterveiligheid en ook belangen buiten het waterschap. Het aantal soorten exoten dat in de afgelopen 24 jaar in het hydrobiologisch meetnet van Delfland is gevonden, is verviervoudigd. In de afgelopen 3 jaar ( ) zijn er gemiddeld 43 soorten gevonden, in waren dit er gemiddeld 10. Omdat in die periode ook de monstername intensiever is geworden, is ook het totaal aantal gevonden inheemse soorten toegenomen. Procentueel gezien is het aantal exotische soorten tegenover het aantal gevonden inheemse soorten ongeveer verdrievoudigd. In was gemiddeld 7,3% van het aantal soorten exotisch, in was dat 2,2%. 5.1 Toestand Het ecologisch meetnet, aangevuld met enkele projectmatige biologische bemonsteringen, wordt ook geanalyseerd op de aanwezigheid van exotische soorten. Het aantal exoten in Delfland neemt toe. Voor de vegetatie en macrofauna zijn de aantallen exoten die zijn aangetroffen geanalyseerd. Hiervoor zijn alle monsters gebruikt die ten behoeve van de ecologische meetnetten van Delfland zijn genomen. Planktonische soortgroep (algen, zoöplankton) zijn hierin niet meegenomen, omdat in de wetenschap bij deze soortgroepen nog veel onduidelijkheden zijn welke soorten wel en niet exotische zijn. Sinds 1992 wordt door Delfland een substantieel aantal meetpunten bemonsterd op macrofauna en vegetatie, en dit vormt de startdatum voor de analyse. In 2014 is Colombiaanse wolffia (Wolffia columbiana) nieuw ontdekt in Delfland, en daarmee ook in Nederland. Colombiaanse wolffia zou wellicht al langer aanwezig zijn, en al die tijd aangezien zijn voor de inheemse soort wortelloos kroos (Wolffia arrhiza). Wortelloos kroos komt al sinds 1990 in de gegevens van Delfland voor. In 2015 is extra aandacht besteed aan deze groep krozen, en met deze nieuwe kennis is enkel Colombiaanse wolffia (zie figuur 3) aangetroffen, en wortelloos kroos is niet gezien. Het vermoeden dat Colombiaanse wolffia al die tijd is aangezien voor wortelloos kroos wordt hiermee dus versterkt. In bijlage 5 wordt inzichtelijk gemaakt wat voor exotische soorten er verder zijn aangetroffen in de wateren van Delfland, en wat de oorsprong van deze soorten is. 5.2 Oorzaken Figuur 1 laat zien hoeveel exotische soorten er in de periode van 1992 t/m 2015 jaarlijks zijn gevonden in de biologische meetnetten. In de eerste 3, 1992 t/m 1994 jaar zijn gemiddeld 10 exotische soorten gevonden. In de laatst gemeten jaren, 2013 t/m 2015, zijn dat er gemiddeld 43. Dit betekent een verviervoudiging van het aantal soorten exoten dat is aangetroffen. Om te corrigeren voor het toenemen van de meetinspanning is in figuur 2 is het resultaat te zien, als percentage van het totaal aantal gevonden soorten. Hier geld dat het percentage exoten van het totaal aantal soorten ongeveer is verdrievoudigd, van 2,2% naar 7,3%. Er zijn voor 2015 een paar bijzonderheden te noemen. In 2013 is de exotische vlokreeft Dikerogammarus haemobaphes voor het eerst in Delfland aangetroffen, in de Schie bij Overschie. In 2014 is hij wederom op deze locatie aangetroffen. In 2015 is deze soort op 4 verschillende locaties aangetroffen: in de Schie bij Delft en Schiedam, in het Verversingskanaal in Den Haag en in de polder van Biesland bij het gemaal. De brakwaterpoliep, Cordylophora caspia, is voor het eerst aangetroffen in Delfland. Deze Ponto- Kaspische soort is gevonden in de Haagsche Vliet nabij de Wiekstraat. 26 Exoten zijn organismen die door de mens vanuit hun natuurlijke verspreidingsgebied zijn verplaatst naar een gebied waar ze niet van nature voorkomen en daar ook op eigen kracht niet hadden kunnen komen. Dit zijn bijvoorbeeld soorten die met ballastwater van schepen zijn mee gereisd, soorten die een nieuw riviersysteem bereiken door een nieuw gegraven kanaal, of zelfs soorten die na een vakantiewandeling in een ver land in een kluitje modder onder de schoenen zijn meegelift. Maar het zijn ook soorten die met opzet naar een nieuw gebied zijn gebracht. Er is een levendige handel in dieren en planten voor de sier, bijvoorbeeld in het aquarium of in de vijver, en het komt nogal eens voor dat deze ontsnappen of worden vrijgelaten. Ook voor de consumptievangst zijn in het verleden bepaalde soorten doelbewust uitgezet. Er is nog veel discussie over wat exoten precies betekenen voor de ecologie. Iedere soort die het overleefd in zijn nieuwe gebied kan worden benoemd als fauna- of floravervalsing. Er is maar een klein aandeel dat problemen geven voor andere (inheemse) soorten. Dit kan bijvoorbeeld door overwoekeren, concurrentie of predatie. Ook zijn er enkele die problemen voor de mens veroorzaken, bijvoorbeeld door schade aan infrastructuur.

27 In dit kader wordt vaak de 10% regel genoemd. Van alle soorten die worden geïntroduceerd lukt het maar 10% te overleven in hun nieuwe gebied. Van de soorten die overleven kan weer 10% een populatie vormen, en bij weer 10% is deze groei explosief. Deze laatste groep exoten wordt invasief genoemd. Doordat er veel introducties plaatsvinden, zijn dit nog altijd vrij veel soorten. Voor de doelen van Delfland kunnen exoten problemen veroorzaken door bijvoorbeeld het fysiek beschadigen van werken. Amerikaanse rivierkreeften staan er om bekend goede gravers te zijn, en er zijn gevallen bekend dat er gangenstelsels in oevers zijn gevonden. Ook kunnen exoten de afvoer van water belemmeren. Een voorbeeld is de grote waternavel, die een dichte mat op het water kan vormen, en daarmee de afvoer van water in kleine slootjes in de weg kan zitten. Voor de ecologische doelen kunnen exoten een probleem vormen doordat ze gewenste soorten beconcurreren of opeten. 5.3 Maatregelen Momenteel zijn er drie soorten exoten die actief door Delfland worden bestreden. Dit betreft de grote waternavel (Hydrocotyle ranunculoides), waterteunisbloem (Ludwigia grandiflora) en parelvederkruid (Myriophyllum aquaticum). Het primaire doel van deze bestrijding is het garanderen van de afvoermogelijkheden. Daarnaast wordt voorkomen dat de waterkwaliteit ter plaatste afneemt door verstikking onder een mat van exotische planten. Er is momenteel geen beleid voor de aanpak van andere exoten. Algemeen wordt aangenomen dat exoten minder kans hebben zich te vestigen of explosief te vermenigvuldigen in een sterk ecosysteem, en vanuit die optiek hebben maatregelen ten behoeve van de ecologische waterkwaliteit ook een gunstige invloed op het gebied van tegengaan van exoten. Begin 2015 is door de Europese Unie een verordening aangenomen om de problematiek rond invasieve exoten te verminderen, door aan de introductieroute handel beperkingen op te leggen, en lidstaten te verplichten tot bestrijding en mitigatiemaatregelen. Momenteel bevind deze verordening zich in de eerste fase van implementatie door de lidstaten. Wat deze verordening precies gaat betekenen moet in de nabij toekomst duidelijk worden. 27

28 Figuur 1: Aantal exotische soorten in Delfland Het aantal exotische soorten dat wordt aangetroffen in de monstername van Delfland is in de afgelopen 24 jaar ongeveer verviervoudigd, van gemiddeld 10 naar gemiddeld 43. Figuur 2: Percentage exotische soorten Het aantal exotische soorten in verhouding tot het totaal aantal aangetroffen soorten in de monstername van Delfland is in de afgelopen 24 jaar ongeveer verdrievoudigd, van gemiddeld 2.2% naar gemiddeld 7.3%. Figuur 3: Colombiaanse wolfia Wat voorheen als het inheemse wortellloos kroos (Wolffia arrhiza) werd genoteerd, blijkt nu het exotische colombiaanse wolffia (Wolffia columbiana) te zijn. Wortelloos kroos wordt al sinds 1992 vermeld in de gegevens van Delfland, maar waarschijnlijk is het al die tijd een exotisch broertje geweest. Colombiaanse wolffia (Wolffia columbiana) Foto beschikbaar gesteld door Bart Achterkamp, Bureau Waardenburg 28

29 29

30 6 Zwemwater In 2015 zijn de zwemwaterlocaties in het beheergebied van Delfland gedurende het zwemwaterseizoen onderzocht op bacteriële verontreiniging en de aanwezigheid van blauwalgen. Voor zwemwater zijn de normen vastgelegd in de Europese Zwemwaterrichtlijn. Deze norm houdt in dat alle zwemwateren in 2015 in de toetsing minimaal de klasse aanvaardbaar moeten hebben. De norm is alleen van toepassing op de bacteriologische kwaliteit. De toetsing is gebaseerd op gegevens uit de periode van (4 opeenvolgende jaren). Voor blauwalgen is in de richtlijn opgenomen dat er een inspanningsverplichting geldt om de blauwalgenoverlast te minimaliseren. De resultaten laten zien dat er op vier locaties nog niet wordt voldaan aan de bacteriële kwaliteitseis en dat er op 9 van de 14 locaties (incidentele) blauwalgenoverlast is opgetreden. Uit de evaluatie van de resultaten is een voorstel gemaakt welke maatregelen/onderzoeken in de toekomst genomen moeten worden om de zwemwaterkwaliteit verder te verbeteren. 6.1 Toestand Om gezondheidsrisico s van recreanten in het water in het badseizoen te beperken, is een actueel beeld van de waterkwaliteit van zwemwateren noodzakelijk. Delfland heeft 14 door de Provincie aangewezen zwemwateren in haar beheergebied. Deze wateren worden in het badseizoen, dat loopt van 1 mei tot 1 oktober 2-wekelijks onderzocht. De resultaten worden gebruikt om te bepalen of er een waarschuwing of negatief zwemadvies op de locatie noodzakelijk is. Dit kan op basis van een bacteriële overschrijding of blauwalgenoverlast of beiden. De omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) vaardigt in opdracht van de Provincie Zuid- Holland deze waarschuwingen of negatieve zwemadviezen uit en vermeld dit op de informatieborden bij de zwemwaterlocaties. Ook in het zwemwaterportaal worden deze gegevens vermeld. Aan het einde van het zwemseizoen wordt de toetsing van de bacteriologische kwaliteit over de afgelopen vier jaar uitgevoerd en deze resultaten wordt aan de EU gerapporteerd. Als prestatie-indicator voor blauwalgen heeft Delfland het volgende geformuleerd: dat er maximaal 18 weken een negatief zwemadvies als gevolg van blauwalgen in de zes prioritaire zwemwateren mag voorkomen. In 2015 zijn nog een aantal overschrijdingen van de bacteriologische norm opgetreden op verschillende zwemwatermeetpunten. De norm voor Intestinale Enterococcen is in totaal 11 maal overschreden, die van de Escherichia Coli 4 keer. Opvallend zijn de vele overschrijdingen bij waterspeeltuin Korftlaan. Onderzoek heeft uitgewezen dat de reden van de overschrijdingen verklaard wordt door onvoldoende beheer van de waterspeeltuin. Vanaf 1 juli 2015 is de waterspeeltuin en kinderboerderij overgenomen door de Stichting Buyten Delft. Hierdoor is het beheer aanzienlijk 30 verbeterd, er zijn daarna geen overschrijdingen van de norm meer opgetreden. Door de relatief zachte winter en het warme voorjaar van 2015 is op 9 van de 14 zwemwaterlocaties in 2015 (incidentele) blauwalgenoverlast opgetreden. Dit heeft geleid tot in totaal 5 weken negatief zwemadvies op de prioritaire zwemwaterlocaties samen. Hiervan zijn twee weken afkomstig van de Delftse Hout, drie weken van de Dobbeplas en de Krabbeplas (SolarBee plas) heeft geen negatief zwemadvies gehad. Hiermee wordt voldaan aan de prestatie indicator voor blauwalgen. In 2014 waren er in totaal 17 weken een negatief zwemadvies op deze zwemwaterlocaties. De enorme verbetering is vooral het gevolg van de maatregel met toediening van waterstofperoxide in de Krabbeplas en het Delftse Hout. 6.2 Bronnen De bronnen voor bacteriologische verontreiniging moeten worden gezocht in riooloverstorten, honden- en vogelpoep, paardenmest en de aanwezigheid van de recreanten zelf. Op de meeste locaties zijn deze bronnen aangepakt en is er nog een slechts sporadische overschrijding. Op de waterspeeltuin Korftlaan zijn door onvoldoende beheer dieren van de naastgelegen kinderboerderij in het water gesignaleerd, wat voor bacteriële problemen heeft gezorgd. De bronnen voor blauwalgenbloei moeten vooral gezocht worden in de overmaat aan voedingsstoffen, die worden aangevoerd door de waterbodem, inlaat van voedselrijk water, kwelstromen, visvoer, ganzenpoep en bladval. 6.3 Maatregelen Delfland continueert het ingezette beleid en zet alleen in op zwemwateren als ook de beheerder van het desbetreffende water inzet

31 pleegt. Prioriteit wordt gegeven aan locaties met hoge bezoekersaantallen, de aanwezigheid van kwetsbare groepen (kinderen), aanwezigheid van horecagelegenheden en eventuele alternatieven in de buurt. Op basis van deze criteria zijn in de periode prioritaire zwemwateren aangewezen en zijn er maatregelen genomen in deze zwemwateren. In de periode worden de knelpunten in de overige zwemwaterlocaties aangepakt. In lijn met genoemde criteria worden in 2016 maatregelen voor de zwemvijver Wilhelminapark en Plas Prinsenbos uitgevoerd. In 2016/2017 en 2017/2018 wordt voor respectievelijk de zwemplas Wollebrand en Put te Werve onderzocht welke maatregelen ter verbetering van de zwemwaterkwaliteit noodzakelijk zijn. Voor de maatregelen per zwemwaterlocatie, zie bijlage 6. Beheer Naast de planmatige verbetering van bovengenoemde zwemwaterlocaties is er blijvende aandacht voor de ondersteuning van de beheerders van alle zwemwaterlocaties en vragen incidenten met blauwalg en bacteriële verontreinigingen om adequate inzet. Betrokken gebiedspartners zullen meer dan voorheen gewezen worden op hun eigen verantwoordelijkheden. Een duidelijke communicatie naar belanghebbende en betrokken partijen is van blijvend belang. 31

32 Figuur 1: bacteriologische meetresultaten In bijlage 6 zijn de resultaten uit 2015 opgenomen van de metingen aan de bacteriële groepen Intestinale Enterococcen en Escherichia coli. De waarden die boven de norm liggen zijn in rood aangegeven. Uit de gegevens blijkt dat er in 2015 nog een aantal overschrijdingen van de norm zijn opgetreden op verschillende zwemwatermeetpunten. De norm voor Intestinale Enterococcen is in totaal 11 maal overschreden, die van de Escherichia Coli 4 keer. Figuur 2: meetresultaten blauwalgen In 2015 zijn de zwemwaterlocaties eens per twee weken onderzocht op de aanwezigheid van blauwalgen. Zodra er een waarschuwing of negatief zwemadvies van kracht was, is overgegaan naar een wekelijkse bemonstering. De resultaten van de blauwalgen bepaling zijn weergegeven in de tabel. Figuur 3: Toetsing zwemwater aan de Europese Zwemwaterrichtlijn De toetsing van de bacteriële gegevens wordt uitgevoerd over een periode van vier jaar. In de tabel zijn de toetsresultaten weergegeven van de periodes , , en Bij de toets in de periode scoorden vijf locaties slecht en daarmee onder de norm van aanvaardbaar. Een jaar later bij de toets over scoorden nog 4 locaties onder deze norm. Bij de toets over de periodes en zijn deze locaties nog steeds onder de norm aanvaardbaar. Het aantal overschrijdingen op de probleemlocaties neemt jaarlijks af (het aantal overschrijdingen was in 2015 lager dan in 2012), maar bij de toetsing in 2015 tellen de overschrijdingen uit de gehele periode mee. Dit heeft tot gevolg dat deze 4 locaties volgend zwemseizoen een continue negatief zwemadvies zouden krijgen op basis van de toetsing aan de Europese zwemwaterrichtlijn. Nu zijn er op 3 van de 4 locaties diverse maatregelen uitgevoerd om de zwemwaterkwaliteit te verbeteren. Hierdoor is het mogelijk om in 2016 een nieuwe meetreeks te starten voor Waterspeeltuin Korftlaan (Delft), Waterspeeltuin Tanthof (Delft) en de Avonturenspeelplaats in Rijswijk. De 32

33 33 overschrijdingen uit het verleden worden dan niet meer meegenomen in de toetsing. Om aan de zwemwaterrichtlijn te voldoen moeten de metingen in 2016 dan wel goed zijn. Voor de Plas Wilhelminapark in Rijswijk geldt dit niet, maar hier zijn in 2016 maatregelen gepland, waardoor deze locatie volgend jaar hopelijk ook aan de zwemwaterrichtlijn voldoet.

34 7 Conclusies Uit de rapportage blijkt dat de chemische waterkwaliteit onvoldoende is en verbeteringen van de afgelopen jaren stagneren. Dit wordt veroorzaakt door meststoffen (stikstof en fosfaat) en bestrijdingsmiddelen die worden aangetroffen in het water. De hoogste normoverschrijdingen zijn gemeten in de glastuinbouwpolders. De afname in concentraties meststoffen in de boezem in 2014 en 2015 zijn voornamelijk het gevolg van het effectgericht doorspoelen met Brielse Meer water. De ecologische toetsing laat wel verschuivingen in verschillende voor de ecologie belangrijke aspecten zien, maar voor het geheelplaatje verandert er weinig. Voor het behalen van de doelen voor de KRW is er een verbetering nodig om die te gaan behalen, en de ecologische toetsing geeft nu niet veel signalen dat er dergelijke veranderingen gaande zijn. Een aantal zwemwateren hebben bacteriologische verontreinigingen of blauwalgenbloei ondervonden. Door de genomen maatregelen is dit op de prioritaire locaties tot een minimum beperkt. Door de genomen maatregelen op met name de waterspeeltuinen zullen naar verwachting de bacteriologische normoverschrijdingen sterk afnemen. Meststoffen en bestrijdingsmiddelen De waterkwaliteit is niet significant verbeterd in de afgelopen jaren. De afname in concentraties stikstof en fosfaat in de boezem is in zijn geheel toe te schrijven aan het doorspoelen van de boezem met Brielse Meer water. De hoogste normoverschrijdingen van meststoffen en bestrijdingsmiddelen zijn gemeten in de glastuinbouwpolders. De gemiddelde concentratie van bestrijdingsmiddelen in het glastuinbouwgebied neemt niet structureel af en het aantal aangetroffen normoverschrijdende stoffen nam weer toe in In theorie is alle glastuinbouw aangesloten op de riolering. Uit de metingen van de waterkwaliteit in het glastuinbouwgebied en uit het project Gebiedsgericht monitoren en handhaven blijkt echter dat lozingen op het oppervlaktewater de belangrijkste bron van meststoffen en bestrijdingsmiddelen zijn binnen het beheergebied van Delfland. Andere bronnen zijn bijvoorbeeld overige partijen uit de agrarische sector (uitspoeling landbouw), nalevering uit de waterbodem en diffuse bronnen zoals riooloverstorten. De hoeveelheid imidacloprid neemt af sinds een aantal jaren, evenals de concentraties. Het wordt echter nog zeer vaak in normoverschrijdende concentraties aangetroffen. Vergelijkbare middelen (andere neonicotonoïden) worden ook normoverschrijdend aangetroffen. Andere parameters Lokaal is de waterkwaliteit vaak nog onvoldoende. De zuurstofhuishouding, het doorzicht, ammoniumconcentraties en de zuurgraad scoren vaak onvoldoende. Dit heeft te maken met vermesting door een diversiteit aan bronnen: bagger, run off, overstorten, fecale verontreiniging door watervogels, hondenpoep, bladval. Daarnaast is de 34 inrichting en het gebrek aan mogelijkheden voor waterplanten niet bevorderlijk voor een gezond watersysteem. Zink is het enige zware metaal dat de norm overschrijdt. De PAK s die worden aangetroffen in Delfland zijn waarschijnlijk afkomstig van atmosferische depositie, maar ook de scheepvaart op met name de Schie. Chloride vormt geen probleem: alleen langs de Nieuwe Waterweg (kwel) en op de Schie vanaf Parksluizen (zoutindringing) overschrijdt het wel eens de norm. Ecologie De ecologische toetsing laat zien dat de ecologische kwaliteit weinig verandert. Verschillende karakteristieken laten zowel een positieve als een negatieve ontwikkeling in de tijd zien, en de totaalscore blijft daardoor vrijwel gelijk. De toetsing geeft aan dat belangrijke knelpunten voor verbetering liggen in de beschikbare ruimte voor vegetatie, de randvoorwaarden om een goede vegetatie te krijgen, hydromorfologische inrichting (oevertalud en beschoeiing) en/of verstoring door beheer. Hoewel verschillende karakteristieken positieve en negatieve ontwikkelingen in de tijd laten zien, is er in de totaalscore vrijwel geen verandering te zien. De ecologische toetsing laat wel verschuivingen in verschillende voor de ecologie belangrijke aspecten zien, maar voor het geheelplaatje verandert er weinig. Voor het behalen van de doelen voor de KRW is er een verbetering nodig om die te gaan behalen, en de toetsing geeft nu niet veel signalen dat er dergelijke veranderingen gaande zijn. Een zeer belangrijk aspect voor ecologische ontwikkelingen, voor wat betreft de watertypes die in Delfland te vinden zijn, is een voldoende ontwikkeling van de vegetatiebedekking in en om het water. Momenteel scoren slechts ongeveer 20% van de locaties voldoende voor submerse vegetatie, en slechts 10% van de locaties voldoende voor emerse vegetatie. Dit

35 komt één op één overeen met de resultaten van de toetsing, die ook aangeeft dat de belangrijkste knelpunten zijn te vinden rond het gebrek aan vegetatie. Tot slot is het aantal exotische soorten (niet-inheemse planten en dieren) ongeveer verdrievoudigd in de afgelopen 24 jaar. Exoten kunnen inheemse soorten verdringen en brengen soms schade toe. Zwemwater In 2015 zijn nog een aantal overschrijdingen van de bacteriologische norm opgetreden op de zwemwatermeetpunten Waterspeeltuin Korftlaan, Waterspeeltuin Tanthof, Plas Wilhelminapark, Oostmadeplas en het Delftse Hout. Door de relatief zachte winter en het warme voorjaar van 2015 is op 9 van de 14 zwemwaterlocaties in 2015 (incidentele) blauwalgenoverlast opgetreden. Dit heeft geleid tot in totaal 5 weken negatief zwemadvies op de prioritaire zwemwaterlocaties samen. Hiermee wordt voldaan aan de prestatie indicator voor blauwalgen. Vorig jaar waren er in totaal 17 weken een negatief zwemadvies op deze zwemwaterlocaties. De enorme verbetering is vooral het gevolg van de toediening van waterstofperoxide in de Krabbeplas en het Delftse Hout. 35

36 8 Wat doet Delfland aan de verbetering van de waterkwaliteit? De inzet op schoon water na 2015 wordt vastgelegd in het Waterbeheerplan en in het KRW-programma , dat is opgenomen in het Stroomgebiedbeheerplan Rijn Delta. Tevens vormt het coalitie-akkoord Iedereen bewust van water voor gezond, schoon en zoet water en het watersysteem de basis voor de inzet en samenwerking van Delfland. 8.1 Nutriënten, bestrijdingsmiddelen en andere relevante parameters Delfland neemt maatregelen die ze zelf kan doen om de chemische waterkwaliteit te verbeteren. Daarnaast stimuleert ze derden om de noodzakelijke maatregelen te nemen. Daarbij zet Delfland in op een combinatie van brongerichte en effectgerichte maatregelen. Brongerichte maatregelen hebben de voorkeur bij het verminderen van verontreinigingen. De sleutel van deze maatregelen ligt vaak bij andere partijen. Daarom wordt ingezet op bewustwording, beleidsbeïnvloeding, samenwerking en handhaving. Daarnaast zet Delfland, waar mogelijk, in op maatregelen die we wel zelf in de hand hebben. Dit zijn veelal effectgerichte maatregelen. De combinatie van beide sporen zorgt voor snel effect (effectgericht) én het water duurzaam schoner maken (brongericht). Als de belangrijkste beïnvloedbare bronnen zijn gesaneerd, bouwt Delfland de effectgerichte maatregelen zoveel mogelijk af. Om uiteindelijk te komen tot een emissieloos beheergebied van Delfland wordt er nu al maximaal ingezet op het terugdringen van verontreinigingen naar oppervlaktewater. Delfland doet dit door: blijvende prioriteit te geven aan handhaving bij (tuinbouw)bedrijven die bewust of onbewust illegaal lozen. Jaarlijks wordt circa 15% van alle (1500) glastuinbouwbedrijven gecontroleerd op ongewenste emissies en wet-en regelgeving. Door deze aanpak is er tijd om te leren van de opgedane ervaringen en voor een goede samenwerking met partners. het versterken van de samenwerking met partners (gemeenten, glastuinbouw en melkveehouderij) om emissies te beperken. Om het bewustzijn bij ondernemers te vergroten wordt blijvend geïnvesteerd in voorlichting, regulering en handhaving van wet- en regelgeving, ook digitaal. Deze samenwerking wordt vormgegeven in de volgende projecten: - Regionaal uitvoeringsprogramma Westland/Oostland op weg naar een emissieloze kas in 2027; Op basis hiervan is een concreet regionaal uitvoeringsprogramma opgesteld, met maatregelen t.a.v. afstemming van toezicht en handhaving en beleid. - Regionale uitwerking Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW). Hierin worden met de sector (melkveehouderij) afspraken gemaakt over concrete bovenwettelijke maatregelen voor het terugdringen van nutriëntenemissies. Zelf maatregelen te nemen waar mogelijk en kosteneffectief. In 2014 en 2015 is de boezem in de zomermaanden effectgericht doorgespoeld met relatief schoner water uit het Brielse Meer. In 2016 wordt op basis van een evaluatie van deze twee jaar het doorspoelen mogelijk opgenomen in het reguliere peilbeheer. Door tevens een andere aansturing van de boezemgemalen kan schoon water uit het Brielse Meer zich beter in het beheergebied verspreiden. Daarnaast optimaliseert Delfland haar baggerwerkzaamheden voor waterkwaliteitsaspecten. In 2016 en 2017 wordt deze activiteit gemonitord. Op basis van een evaluatie eind 2017 wordt het geoptimaliseerde baggeren daarna regulier door Delfland toegepast. In de aanpak kwaliteitsbaggeren wordt uitgewerkt of en hoe baggeren op korte termijn kan worden ingezet voor het verbeteren van de chemische waterkwaliteit. Door extra te baggeren in gebieden waar de belasting met voedingsstoffen is afgenomen, is de verwachting dat op korte termijn een kwaliteitsverbetering bereikt kan worden. Het borgen van belangen en participeren in regionale en landelijke ontwikkelingen. Voor een aantal bronnen van vervuiling is bovendien generiek beleid nodig van Rijk, provincies en/of gemeenten In 2016 werkt Delfland een integraal actieplan uit voor de verbetering van de chemische waterkwaliteit, met expliciete aandacht voor bewustwording. Ondersteunend aan de strategie voor het bereiken van een emissieloos Delfland, is het realiseren van bewustwording (en daarmee verwachte gedragsverandering) bij de verschillende betrokken partijen. De wijze waarop dit gebeurt wordt de komende periode uitgewerkt met het plan, er zal bijvoorbeeld worden ingezet op verschillende vormen van burgerparticipatie. In 2017 komt 36

37 een app beschikbaar waarmee actuele waterkwaliteitsgegevens opgevraagd kunnen worden. De bijeenkomsten voor glastuinbouwbedrijven ter ondersteuning van het gebiedsgericht Monitoren (positief handhaven) zullen worden voortgezet. Delfland zet verder in op: het aangesloten houden van glastuinbouwbedrijven op de riolering, het voorkomen van emissies en het opzetten van een collectieve waterzuivering om bestrijdingsmiddelen uit het afvalwater te zuiveren. Dit laatste in verband met de verplichting tot zuivering door de tuinders per Ecologische waterkwaliteit In de periode wordt onverkort doorgegaan met het ontwikkelen/realiseren van natte ecologische zones. Delfland gaat aan de slag met het ontwikkelen en in stand houden van natte ecologische zones. In deze waterplantenrijke zones creëert het hoogheemraadschap zo optimaal mogelijke leefomstandigheden voor waterplanten, vissen en waterinsecten. Dit doet Delfland niet alleen door de aanleg van nieuwe vispaaiplaatsen en natuurvriendelijke oevers, maar ook door ecologisch geoptimaliseerd onderhoud van watergangen waar van nature al waterplanten aanwezig zijn. Ecologisch geoptimaliseerd onderhoud zorgt ervoor dat het van nature aanwezige areaal aan waterplanten zich verder uitbreidt. Delfland streeft ernaar om het benodigde areaal aan waterplanten in 2021 te hebben gerealiseerd om de ecologische KRW-doelen voor waterplanten, algen, vissen en waterinsecten van 2027 te halen. Theoretisch is een minimum areaal van 60 hectare aan natte ecologische zones nodig, waarvan in de periode hectare gerealiseerd wordt. Delfland gaat overeenkomstig de Visie Vismigratie van deelstroomgebied Rijn-West, het grensoverschrijdend wegennet voor vissen verder vormgeven: van Rijkswateren (snelwegen) naar boezems (regionale wegen) en verder door naar de polderwateren (lokale wegen). Dat betekent dat er wordt voortgeborduurd op reeds vispasseerbaar gemaakte knelpunten. Delfland richt zich vooral op de regionale en lokale wegen voor vissen. Delfland wil het gebied aantrekkelijk maken voor vissen door zoveel mogelijk van de relevante vismigratieknelpunten op te lossen. Het uitgangspunt hierbij is dat vooral die gebieden toegankelijk worden gemaakt die voor vissen aantrekkelijk zijn of worden. De afgelopen jaren zijn 12 prioritaire vismigratieknelpunten opgelost, waarvan 5 in 2015, waaronder gemaal Westland. Naast gemaal Westland, heeft Delfland nog een aantal boezemgemalen op de overgang van buitenwater naar binnenwater in beide richtingen vispasseerbaar gemaakt. De Oost- en Westboezem zijn nu bereikbaar vanaf het buitenwater voor vissoorten als aal (paling) en driedoornige stekelbaars. In 2016 zal mee worden gelift op het renovatieprogramma van de programmalijn Voldoende Water, waarbij gemalen, stuwen en overige kunstwerken worden gerenoveerd. Het maatregelenpakket voor vismigratie voor de planperiode bestaat uit het tweezijdig vispasseerbaar maken van 19 kunstwerken (gemalen, stuwen en sluizen), voor zover de tot dan toe bestaande en bewezen technieken dit mogelijk maken. Daarnaast worden een aantal andere activiteiten ontplooid zoals beleidsbeïnvloeding hogere overheden, onderzoek, beleids- en effectmonitoring en het opstellen van de nieuwe opgave voor het derde Stroomgebiedbeheerplan. Delfland participeert in het Netwerk Schoon en Gezond Water, waarin de gemeenten samen met Delfland werken aan ecologische waterkwaliteitsmaatregelen in gemeentelijk gebied. 8.3 Zwemwater Delfland continueert het ingezette beleid en zet alleen in op zwemwateren als ook de beheerder van het desbetreffende water inzet pleegt. Prioriteit wordt gegeven aan locaties met horeca en/of hoge bezoekersaantallen. Op basis van deze criteria zijn in de periode prioritaire zwemwateren aangewezen en zijn er maatregelen genomen in deze zwemwateren. In de periode worden de knelpunten in de overige zwemwaterlocaties aangepakt. In lijn met genoemde criteria worden in 2016 maatregelen voor de zwemvijver Wilhelminapark en Plas Prinsenbos uitgevoerd. In 2016/2017 en 2017/2018 wordt voor respectievelijk de zwemplas Wollebrand en Put te Werve onderzocht welke maatregelen ter verbetering van de zwemwaterkwaliteit noodzakelijk zijn. Naast de planmatige verbetering van bovengenoemde zwemwaterlocaties is er blijvende aandacht voor de ondersteuning van de beheerders van alle zwemwaterlocaties en vragen incidenten met blauwalg en bacteriële verontreinigingen om adequate inzet. Betrokken gebiedspartners zullen meer dan voorheen gewezen worden op hun eigen verantwoordelijkheden. Een duidelijke communicatie naar belanghebbende en betrokken partijen is van blijvend belang. 37

38 38

39 Literatuur ANP (2015). Persbericht Diersoorten in Nederland laten voorzichtig herstel zien over Living Planet Report WNF Nederland Capa, Van Moorsel en Tempelman (2014) The Australian feather-duster worm Laonome calida Capa, 2007 (Annelida: Sabellidae) introduced into European inland waters?, REABIC, BioInvasions Records (2014) Volume 3, Issue 1: 1-11 CIW (2001). Leidraad monitoring, Definitief rapport. Dijk, Tessa C. Van, Staalduinen, Marja A. Van, Sluijs, Jeroen P. Van der (1 mei 2013) Macro-Invertebrate Decline in Surface Water Polluted with Imidacloprid, artikel in POS-one, Universiteit van Utrecht, Milieuwetenschappen, Utrecht Franken, Peeters en Gardeniers (2002). Herziening van de ecologische beoordelingssystemen voor oppervlaktewater Hoogheemraadschap van Delfland, Ende, W. van der (2015), memo over loodgebruik in sportvisserij Hoogheemraadschap van Delfland, Tolman, Y. (2011). Waterkwaliteitsrapportage 2010 Hoogheemraadschap van Delfland, Hoefnagel, R. (2014). Meetprogramma 2015 Hoogheemraadschap van Delfland, Dijkstra, A., Raaphorst, E. en Tolman, Y. (2015). Waterkwaliteitsrapportage 2014 Hoogheemraadschap van Delfland, Dijkstra, A., Raaphorst, E. en Tolman, Y. (2014). Waterkwaliteitsrapportage 2013 Hoogheemraadschap van Delfland (2015). Waterbeheerplan Hoogheemraadschap van Delfland (2014), programmabegroting 2015 Hoogheemraadschap van Delfland (2014), Kadernota 2015 Hoogheemraadschap van Delfland, Bakkum, R. (2014), Evaluatie experiment verversen boezem Delfland 2014 Ministerie van Verkeer en Waterstaat (1998). Vierde Nota waterhuishouding, Regeringsbeslissing Ministeries van VROM en VW (2004). Regeling milieukwaliteitseisen gevaarlijke stoffen oppervlaktewateren, Staatscourant , nr 247 Nederlandse Voedsel- en Warenauthoriteit, Ministerie van Economische Zaken (2015), Rapportage Gewasbescherming, Controleresultaten Sierteelt onder glas RIVM (2012), Evaluatie van de nota duurzame gewasbescherming, deelrapport Milieu, /2012 RIVM/RWS (2015), H2O-online José Vos, Els Smit (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu), Dennis Kalf (Rijkswaterstaat), Ronald Gylstra (Waterschap Rivierenland) (14 december 2015) Normen voor het het waterkwaliteitsbeheer: wat kun, mag en moet je ermee? STOWA (1993A). Ecologische beoordeling en beheer van oppervlaktewater. Beoordelingssysteem sloten, rapport 93-14, STOWA, Utrecht STOWA (1993B). Ecologische beoordeling en beheer van oppervlaktewater. Beoordelingssysteem meren en plassen. rapport 93-16, STOWA, Utrecht 39

40 STOWA (1994A). Ecologische beoordeling en beheer van oppervlaktewater. Beoordelingssysteem kanalen, rapport 94-1, STOWA, Utrecht STOWA (1994B). Ecologische beoordeling en beheer van oppervlaktewater. Beoordelingssysteem zand-, grind- en kleigaten. rapport 94-18, STOWA, Utrecht STOWA (2006). Handboek Nederlandsche ecologische beoordelingsystemen (EBEO-SYSTEMEN) Deel A. filosofie en beschrijving van de systemen. Rapport , ISBN , Utrecht STOWA (2010). Handboek Hydrobiologie. Rapport , ISBN , Amersfoort Witteveen+Bos (2016), Puts T.J.A, Klinge, M. KRW-visstandonderzoek 2015, Polder Berkel en Oostboezem, DT398-19/ Informatiehuis Water (o.a. normen BMKW 2009, KRW-normenlijsten) RHDHV Informatiehuis Water (kaart Delfland) Normen waterbeheer normen voor oppervlaktewater 40

41 Bijlagen 41

42 42

43 Bijlage 1 - Bestrijdingsmiddelen 1.2 Normoverschrijdende stoffen De gegevens, die zijn weergegeven in deze bijlage, zijn afkomstig van het routinematige meetnet voor de glastuinbouw. Dit meetnet bevat in totaal 23 locaties (15 locaties in het glastuinbouwgebied, 5 locaties in de boezem en 3 referentielocaties). De stof die op de meeste locaties én bij de meeste metingen de norm overschrijdt, is imidacloprid. Dit was vorig jaar ook het geval. Tabel 1.1: Kort overzicht van gemeten bestrijdingsmiddelen Bijzonderheden Top 3 meeste overschrijdingen Top 3 hoogste overschrijdingen Verboden stoffen die normen overschrijden Parameter Imidacloprid, azoxystrobine, pirimicarb Deltamethrin, lambda-cyhalothrin, imidacloprid Dichloorvos, chloorfenvinfos, thiometon In tabel 1.1 staan in de Top 3 meeste overschrijdingen de bestrijdingsmiddelen, waarvan bij de meeste individuele metingen een norm wordt overschreden. In de Top 3 hoogste overschrijdingen staan de bestrijdingsmiddelen, die het grootste aantal keer een norm overschrijden. Dit kan een jaargemiddelde milieukwaliteitsnorm (JG-MKN), de maximum aanvaardbare concentratie (MAC-MKN; voor kortdurende blootstelling) of een maximaal toelaatbaar risico (MTR) zijn. De stoffen, die de norm overschrijden, zijn weergegeven in tabel 2. Tevens is aangegeven wat de norm is, wat de maximale aangetroffen concentratie is en op hoeveel locaties de stof de norm overschrijdt. Tabel 1.2: Normoverschrijdende stoffen in 2015 Stof Norm (µg/l) Max. aangetroffen concentratie (µg/l) 43 Aantal locaties met overschrijding van JG- MKN MAC- MKN MTR Abamectine 0,001 a /0,018 b 0, Alfa-cypermethrin 0,00009 a /- b 0, Azoxystrobine 0,056 c 0,72 16 Carbendazim 0,6 a /0,6 b 3,9 0 8 Chloorfenvinfos 0,1 a /0,3 b 0,8 0 8 Chloorpyrifosethyl 0,03 a /0,1 b 0, Deltamethrin 3,1E-6 a /0,00031 b 0, Dichloorvos 0,0006 a /0,0007 b 0, Dimethoaat 0,07 a /0,7 b Esvenfaleraat 0,0001 a /0,00085 b 0, Fipronil 0,00007 c 0,04 2 Imidacloprid 0,067 a /0,2 b Indoxacarb 0,0084 c 0,12 1 Iprodion 0,5 c 2,2 1 Lambdacyhalothrin 0,00002 a /0, , b Linuron 0,17 a /0,29 b 7,6 1 3 Methiocarb 0,002 a /0,16 b 0, Methoxyfenozide 0,18 c 0,26 1 Pirimifos-methyl 0,0005 a /0,0016 b 0, Pirimicarb 0,09 a /1,8 b 2,2 7 1 Pymetrozine 0,5 c 3 4 Pyraclostrobine c 0,083 1 Pyriproxifen 0,00003 a /0.026 b 0, Spinosad 0,024 c 1,3 7

44 Thiacloprid 0,01 a /0,11 b 0, Thiamethoxam 0,14 a /- b 4,4 2 - Thiometon 0,005 c 0,09 1 Trans-permethrin 0,0002 c 0,02 1 a Jaargemiddelde norm (JG-MKN) b Maximaal toegestane concentratie (MAC-MKN) c Maximaal toelaatbaar risico (MTR) In tabel 1.2 zijn een aantal stoffen te zien, waarbij het jaargemiddelde op minder locaties overschreden wordt dan de maximale aanvaardbare concentratie: carbendazim, chloorfenvinfos, linuron. Dit geeft aan er op die locaties gemiddeld over het jaar de norm niet overschreden wordt, maar dat er sprake is van een hoge concentratie in een korte periode. Een extreem voorbeeld hiervan is de polder Nootdorp; hier zijn in april een drietal stoffen in hoge concentraties aangetroffen, te weten imidacloprid (54 µg/l; 270x MAC-MKN), linuron (7,6 µg/l; 26x MAC-MKN) en oxamyl (1 µg/l; 0,5x MTR). Concentraties in deze orde van grootte duiden op een bewuste lozing. Tabel 1.3: Overzicht aangetroffen stoffen in 2015 en het al of niet vertonen van normoverschrijdingen in voor deze stoffen Totaal aantal normoverschrijdende bestrijdingsmiddelen per jaar Stof Merknaam (o.a.) Abamectine Vertimec Gold Acetamiprid Gazelle Alfacypermethrin Fendona (binnenruimtes) Azoxystrobine Amistar, Dynasty Azinfos-methyl Niet meer toegelaten Carbaryl Niet meer toegelaten Carbendazim Acticide Chloorpyrifos Pyristar Chloorfenvinfos Niet meer toegelaten Cyprodinil Chorus,Switch Cyromazine Trigard Deltamethrin Decis, Delta Diazinon Niet meer toegelaten Dichlofluanide Preventol Dichloorvos Niet meer toegelaten Dimethoaat Danadim Rogor Dimethomorf Acrobat, Paraat Esfenvaleraat Sumidicidin Super Fenoxycarb Insegar Fipronil Mundial (zaden) Heptenofos Niet meer toegelaten Imidacloprid Admire, Gaucho tuinb Indoxacarb Steward, Advion Iprodion Rovral, Chipco Green Lambdacyhalothrin Karate, Mirazyl Linuron Afalon, Linurex, Datura Methiocarb Mesurol Methoxyfenozide Gladiator, Runner Methomyl Niet meer toegelaten Mevinfos Niet meer toegelaten Parathion-ethyl Niet meer

45 Parathionmethyl Pirimicarb Pirimifos-methyl Propoxur Pymetrozine Pyraclostrobine Pyridaben Pyriproxyfen Spinosad Thiacloprid Thiametoxam Thiofanaatmethyl Thiometon (trans- )permethrin Triazofos toegelaten Niet meer toegelaten Pirimor Actellic Niet meer toegelaten Plenum Comet, Retengo Sanmite, Carex Admiral Tracer, Conserve Calypso,Sonido Actara,Cruiser Topsin M Niet meer toegelaten Permas, Eulan,Embalan Niet meer toegelaten Legenda Niet gemeten Overschrijding Voldoet Niet toetsbaar Breder beeld Er is regelmatig verloop in het gebruik van bestrijdingsmiddelen en komen er nieuwe middelen met nieuwe werkzame stoffen op de markt. Niet al deze nieuwe stoffen zitten in het reguliere analysepakket. Zo is in een van de meetpunten van het glastuinbouwmeetnet Pyraclostrobin aangetroffen, doordat dit meetpunt is opgenomen in het landelijk meetnet gewasbeschermingsmiddelen. Voor dit meetnet worden een aantal extra bestrijdingsmiddelenanalyses meegenomen. Hierdoor wordt Delfland geattendeerd op nieuwe stoffen in het oppervlaktewater (N.B. over het landelijk meetnet gewasbeschermingsmiddelen wordt ook apart gerapporteerd, maar dit is nog niet gebeurd over 2015). Een andere methode om een beter/breder beeld te krijgen van de in het oppervlaktewater aanwezige stoffen in 2015 uitgevoerd in een pilot passive sampling (zie kader). Bio-assays Een ander issue, dat aandacht vraagt, is het feit dat bij een groot aantal stoffen de rapportagegrens ver boven de norm ligt (bijvoorbeeld lambda-cyhalothrin met 0,00002 ug/l). µg/l of deltamethrin met 3,1E-06 µg/l als JG-MKN). De gebruikelijke analysemethoden kunnen dergelijke lage concentraties niet aantonen. Gevolg hiervan is, dat de stoffen vaak als niet toetsbaar worden opgegeven (zie tabel 11) en er pas wordt geconstateerd dat de kwaliteit van het oppervlaktewater niet voldoet voor deze stof als de norm ruimschoots overschrijdt. Dit geeft het belang weer van een effectgerichte methode, zoals bioassays, waarmee Delfland in 2015 ook een pilot heeft uitgevoerd. 45

46 Doorkijk naar de toekomst De landelijke doelstelling in de 2 e Nota Duurzame gewasbescherming is dat in % afname is gerealiseerd in het aantal normoverschrijdingen ten opzichte van De prestatie-indicatoren op doelniveau, die Delfland zich in lijn hiermee heeft gesteld voor bestrijdingsmiddelen, zijn: 1. De overschrijding van bestrijdingsmiddelen is in 2021 met 75% afgenomen ten opzichte van 2013 volgens de landelijke beoordelingssystematiek 2. Het percentage aangetroffen bestrijdingsmiddelen en de gemiddelde concentratie van de aangetroffen bestrijdingsmiddelen in het bestrijdingsmiddelenmeetnet is in 2021 respectievelijk lager dan 5% en 0,1 μg/l Om deze doelen te bereiken is voorlopig de streefwaarde voor de tussenliggende jaren als volgt vastgesteld door Delfland: Jaar streefwaarde % 35% 45% 55% 65% 75% 2 8,0% en 0,15 µg/l 7,5% en 0,14 µg/l 6,5% en 0,13 µg/l 6,0% en 0,12 µg/l 5,5% en 0,11 µg/l 5,0% en 0,10 µg/l Bron: Uitvoeringsprogramma Waterbeheerplan , 19 november 2015, p 16. Figuur 1.1 Percentage aangetroffen middelen op het totaal aantal middelen dat in het analysepakket zit, gerelateerd aan prestatie-indicator 2. in het bovenstaande kader. 1.3 Vracht imidacloprid in het uitgemalen water via de boezemgemalen Imidacloprid is één van de bekendste neonicotonoïden. In de berekende vracht imidacloprid in het uitgemalen water zien we een afname vanaf

47 Figuur 1.2: Vracht imidacloprid in het uitgemalen water van Defland Imidacloprid wordt niet bij alle boezemgemalen gemeten: De berekende vracht is de vracht van de gemalen Westland, Zaaijer, Van den Burg en Schoute. De ingemalen vracht die in 2015 is berekend voor gemaal Winsemius op basis van concentratie X debiet is 0,15 kg en er wordt 8 kg uitgemalen in De ingemalen fractie is daarmee 1,8% van de uitgemalen hoeveelheid (zie figuur 1.2). In figuur 1.3 staat de verdeling van de jaargemiddelde concentratie imidacloprid tussen meetpunten in de glastuinbouw, de boezem en de enkele wateren, die als referentie worden gebruikt (Leidsche Vliet, Brielse Meer en Grote Plas Delftse Hout). Figuur 1.3: Jaargemiddelde van de aangetroffen concentraties imidacloprid boven de detectiegrens. N.B. In 2015 is de uitschieter van de imidacloprid concentratie in april uit de meetgegevens gelaten Als gevolg van beperkingen in het gebruik of verbieden van sommige bestrijdingsmiddelen, moet soms uitgeweken worden naar andere middelen. Hierdoor ontstaat er met de afname van het ene middel een toename van een ander middel. Zo zou het aan banden leggen van imidacloprid (een 1 e generatie neonicotinoïde) kunnen resulteren in de toename van het gebruik van stoffen uit de 2 e generatie neonicotinoïden, bijvoorbeeld thiamethoxam. In figuur 1.4 (links) is de jaargemiddelde concentratie van imidacloprid en thiamethoxam van alle glastuinbouw meetpunten uitgezet. Hierin is wel te zien dat de concentratie van thiamethoxam tussen 2010 en 2013 verdubbelt. Daarna treedt afvlakking op; hoogstwaarschijnlijk door ook een verbod op thiomethoxam. Rechts in figuur 1.4 is de toename duidelijker te zien door het gemiddelde van 2 polders uit te zetten. 47

48 Het verbod van Thiomethoxam, dat ingaat op 1 december 2013, geldt niet voor de glastuinbouw (kassen), en wordt in 2015 heroverwogen. In België en Nederland is het product Cruiser van Syngenta erkend voor het behandelen van bietenzaad. Thiamethoxam is ook toegelaten als biocide, meer bepaald voor de bescherming van hout (met een geldigheidsduur van 1 juli 2010 tot 30 juni 2020). Figuur 1.4: links: jaargemiddelde concentratie imidacloprid en thiamethoxam van GTB meetpunten (N.B. in deze grafiek is de uitbijter van imidacloprid van 2015 eruit gelaten) rechts: jaargemiddelde concentratie thiamethoxam in 2 polders 48

49 Kaarten van bestrijdingsmiddelen met een KRW-norm uit de lijst van prioritaire stoffen, overige stoffen en MKN (Milieukwaliteitsnorm) zoet Hier worden bestrijdingsmiddelen getoond die de norm overschrijden die is opgenomen op de lijst van prioritaire stoffen of overige verontreinigende stoffen (terug te vinden in de BKMW2009). Alleen bestrijdingsmiddelen met 1 of meer normoverschrijdingen worden getoond in de volgende kaarten. Bestrijdingsmiddelen die zijn waargenomen maar waarvan alle metingen onder de detectiegrens en boven de norm liggen, worden niet weergegeven in navolgende kaarten. Dit geldt ook voor bestrijdingsmiddelen die voldoen aan de norm. In bijlage 12 staan alle bestrijdingsmiddelen uit het Delflandse analysepakket op een rij met daarbij aangegeven of ze zijn waargenomen en of zij een overschrijding vertonen of niet. Eerst komen hieronder de bestrijdingsmiddelen aan de orde die een KRW-norm hebben. Overschrijdingen van het jaargemiddelde (JGEM) en/of overschrijdingen van de Maximum toegestane concentratie (MAX) worden getoond. Sommige stoffen hebben alleen overschrijdingen van het jaargemiddelde, andere alleen overschrijdingen van het MAC. Andere stoffen hebben alleen een norm voor het jaargemiddelde, en hebben geen norm voor de maximum concentratie. Sommige stoffen hebben geen norm voor het jaargemiddelde of MAC, maar een norm voor het 90- percentiel. In de legenda wordt aangegeven welke klasse (aantal x normoverschrijding volgens de CIWindeling) het betreft. Deze classificering wordt nader toegelicht in bijlage 7. 49

50 Abamectine Alpha-cypermethrin 50

51 Carbendazim Chloorfenvinfos 51

52 Deltamethrin Dichloorvos 52

53 Dimethoaat Esvenfaleraat 53

54 Ethylchloorpyrifos Imidacloprid 54

55 Lambda cyhalothrin Linuron 55

56 Methiocarb Maximaal Aanvaardbare Concentratie (MAC) Geen norm beschikbaar Methylpirimifos 56

57 Pyriproxyfen Maximaal Aanvaardbare Concentratie(MAC) Geen norm beschikbaar Thiacloprid Maximaal Aanvaardbare Concentratie(MAC) Geen norm beschikbaar 57

58 Thiamethoxam Maximaal Aanvaardbare Concentratie(MAC) Geen norm beschikbaar 58

59 Kaarten van bestrijdingsmiddelen met een (indicatief) MTR norm Voor een aantal bestrijdingsmiddelen is nog geen norm voor het jaargemiddelde of de maximumconcentratie beschikbaar. Voor deze middelen worden de bestaande MTR s gebruikt ter toetsing. Het MTR is gebaseerd op de 90-percentiel waarde van de metingen in een jaar. Het betreft middelen die voorkomen op de KRW-stoffenlijst voor MKN zoete wateren of die een beleidsmatige norm hebben. 59

60 Azoxystrobine Maximaal Aanvaardbare Concentratie(MAC) Geen norm beschikbaar Fipronil Maximaal Aanvaardbare Concentratie(MAC) Geen norm beschikbaar 60

61 MTR (MKN) Indoxacarb Maximaal Aanvaardbare Concentratie(MAC) Geen norm beschikbaar MTR (MKN) Iprodion Maximaal Aanvaardbare Concentratie(MAC) Geen norm beschikbaar 61

62 MTR (MKN) Pirimicarb Maximaal Aanvaardbare Concentratie(MAC) Geen norm beschikbaar MTR (MKN) Pymetrozine Maximaal Aanvaardbare Concentratie(MAC) Geen norm beschikbaar 62

63 MTR (MKN) Spinosad Maximaal Aanvaardbare Concentratie(MAC) Geen norm beschikbaar MTR (MKN) Thiameton Maximaal Aanvaardbare Concentratie(MAC) Geen norm beschikbaar 63

64 MTR (MKN) Trans-permethrin Maximaal Aanvaardbare Concentratie(MAC) Geen norm beschikbaar 64

65 Bijlage 2 - Stikstof en fosfaat 2.1 Bepaling trend van de concentraties in de Oost- en Westboezem Delfland volgt de trend in de stikstof- en fosfaatconcentraties op een aantal boezempunten in het beheergebied. De boezem geldt immers als thermometer voor het hele gebied. In de Kaderrichtlijn Water (KRW) is de boezem van Delfland onderverdeeld in de waterlichamen Oost- en Westboezem. De trend van de nutrientenconcentraties in de boezem wordt bepaald op basis van 3 meetpunten in de Westboezem en 4 meetpunten in de Oostboezem (zie tabel 6). Het water in de Westboezem wordt vooral beïnvloed door de glastuinbouw in het Westland en het venige buitengebied van Midden-Delfland. De Oostboezem wordt meer beïnvloed door stedelijk gebied (Rotterdam, Delft en Den Haag) dan door de glastuinbouwgebieden in het oosten van het beheergebied. De belasting met nutriënten uit stedelijk gebied ligt lager dan die uit agrarische gebieden. Dit is terug te zien in de concentraties over de afgelopen jaren. In 2014 en 2015 heeft Delfland geëxperimenteerd met meer doorspoelen van het gebied met water uit het Brielse Meer: het verversingsexperiment. Primair doel van dit experiment is de chemische waterkwaliteit te verbeteren en daarmee gunstiger uitgangscondities te creëren voor ecologische ontwikkeling. De primaire focus van het experiment lag op het verbeteren van de chemische condities in de regio Westland. Met het doorspoelen worden de verblijftijden verkort. Bovendien is de glastuinbouw in de afgelopen jaren aangesloten op de riolering en heeft het project Gebiedsgericht Monitoren en Handhaven in de polders voor een afname gezorgd. Samen met verversen heeft dit zijn weerslag op de concentraties in de boezem. Bij dit project wordt met behulp van intensieve monitoring en uitgebreide controles van glastuinbouwbedrijven de bron van vervuiling in polders gezocht. Het betreft circa 1500 bedrijven. Bij elke onderzochte polder zijn lozingen op het oppervlaktewater geconstateerd. Bij onbewuste lozingen worden in samenspraak met de ondernemer afspraken gemaakt om herhaling te voorkomen. In het geval van bewust illegale lozingen wordt handhavend opgetreden. Doel is oorzaken (emissies) te beëindigen en daarmee een waterkwaliteitsverbetering te realiseren. Het project is geen garantie voor nulemmissie van glastuinbouwbedrijven. Voor een groot deel is het afhankelijk van het gedrag van een ondernemer. Er wordt getracht dit gedrag zoveel mogelijk in de juiste richting te stimuleren. Tabel 2.1: Meetpunten voor bepaling van de trend in de Oost- en Westboezem van Delfland Meetpunt OW Verversingskanaal, Circulatiegemaal Den Haag OW Haagsche Vliet, Wiekstraat, Den Haag OW De Schie, Kruithuisweg, Delft OW De Schie, Overschie, Schiedam OW Zweth, Dorpskade, Westland OW Vlaardingervaart, Vlaardingerschouw, Vlaardingen OW Groote Gantel, Zwartendijk, Westland deel Oostboezem Oostboezem Oostboezem Oostboezem Westboezem Westboezem Westboezem In beide grafieken in figuur 4 zijn de zomergemiddelde nutriëntenconcentraties in Oost- en Westboezem weergegeven. Ter vergelijking is de zomergemiddelde concentratie in het Brielse Meer toegevoegd in de grafiek, omdat dit ons inlaatwater betreft, ook buiten het experiment om. Delfland laat al water in vanuit het Brielse Meer sinds Prestatie-indicator stikstof Voor het watersysteem zet Delfland in op limitatie van stikstof, omdat in polder- en boezemsystemen (met een relatief korte verblijftijd) stikstof limiterend werkt. Delfland heeft zich daarom voor stikstof een prestatie-indicator opgelegd. De prestatie-indicator voor stikstof op doelniveau is: De stikstofconcentratie in de West- en Oostboezem is respectievelijk maximaal 2,4 en 2,0 mg/l in Dit levert de volgende streefwaarden op richting 2021: Tabel 2.2: Streefwaarden stikstofconcentratie in de West- en Oostboezem Streefwaarde stikstof in 3,3 en 3,1 en 2,9 en 2,7 en 2,5 en 2,4 en 65

66 mg/l 2,3 2,1 2,1 2,1 2,0 2,0 2.2 Verversingsexperiment De nutriëntenconcentraties lijken in 2014 en 2015 duidelijk te reageren op het verversingsexperiment. Het is moeilijk te bepalen hoe groot de bijdrage is van het aansluiten van de glastuinbouw op de riolering en hoe groot de bijdrage van het verversingsexperiment. In de evaluatie van het verversingsexperiment (Bakkum, 2015) wordt vermeld dat: het verversingsexperiment er aan bijgedragen heeft dat de prestatie indicatoren voor stikstof in de boezem in 2014 en 2015 gehaald zijn. Verder is de conclusie dat met verversen op de huidige manier nutriëntenconcentraties met circa 30% verlaagd worden ten opzichte van de niveaus zonder verversen. Ook die 30% verlaging is niet alleen het gevolg van het verversen, maar zeer waarschijnlijk ook van het aansluiten van de glastuinbouw op het riool. In onderstaande figuur is de analyse uitgebreid met waargenomen gehaltes uit het glastuinbouw meetnet, gebaseerd op meetpunten in een tiental polders. Geconstateerd wordt dat ook de glastuinbouwpolders een progressie laten zien van ca 35%. De glastuinbouwpolders staan minder onder directe invloed van het Brielse Meer, maar kennen zonder uitzondering allemaal een behoorlijke mate van verversing vanuit de boezem in het zomerhalfjaar. Welke maatregel tot welk aandeel in de progressie heeft bijgedragen is (op basis van het huidige onderzoek) statistisch niet hard te maken. Feit is wel, dat de concentratieniveaus in de polders flink hoger liggen dan in de boezem. Figuur 2.1: Zomergemiddelde stikstofconcentratie (mg N/l) in de periode , incl. glastuinbouwpolders (opmerking: Westboezem is hier gemiddelde op 8 meetlocaties en niet op de 3 KRW toestand en trend monitoring locaties) 66

67 67

68 Figuur 2.2: Trend stikstof en fosfaat in de boezem

69 2.3 Stikstof en fosfaat Delfland breed in 2015 In deze paragraaf worden de zomergemiddelde stikstof- en fosfaatconcentraties van alle routineen projectmeetpunten in 2015 weergegeven, het betreft boezem- en polderwateren in gebieden met diverse gebruiksfuncties. Zie figuur 2.3 en 2.4 voor de grafische weergave. Zie hieronder enkele kenmerken van de metingen uit Het betreft in totaal zo n 180 meetpunten in Tabel 2.3: Overzicht kenmerken van de nutriënten in Delfland in 2015 Stikstof Fosfaat Verdeling klassen - 30% voldoet aan de norm - Het merendeel van de meetpunten valt in de klasse die 1 2 x de norm van 1,8 mg/l overschrijdt: 54% - 13% van de meetpunten heeft zomergemiddelden tussen 2 en 5 x de norm - Zo n 3% overschrijdt de norm met waarden die meer dan 5 maal de norm zijn. - 14% van de meetpunten voldoet aan de norm - 32% scoort 1-2 x de norm - 45% van de meetpunten scoort een zomergemiddelde waarde die tussen 2 en 5 maal de norm van 0,3 mg/l ligt - 8% scoort hoger dan 5 x de norm. Hoogste meetwaarde 1. Zijsloot Groote Gantel, langs Poeldijkseweg 2. Sloot bij Kooltuinen, Noordpolder van Delfgauw 3. Oude Campspolder, kleine Scheewatering, Herenwerf Laagste meetwaarde 1. Vlaardingen, sloot Sneeuwbalstraat, Babberspolder 2. Vlaardingervaart 3. Vlaardingen-west, Bankasingel Hoogste zomergemiddelde Laagste zomergemiddelde 1. Zijsloot Groote Gantel, langs Poeldijkseweg 2. Sloot bij Kooltuinen, Noordpolder van Delfgauw 3. Polder Berkel, Noordpolder bij het gemaal 1. Hofvijver 2. Vlaardingen-west, Bankasingel 3. Lange Bonnen, sloot zuidwesthoek polder 1. Noordpolder van Delfgauw, sloot bij Kooltuinen 2. Dobbeplas 3. Achterplas, Acherdijkseplassen 1. Dobbeplas, bij het strandje 2. Brielse Meer 3. Uitloper Delftse Hout, Bieslandse Bovenpolder 1. Achterplas van de Ackerdijkse plassen, Ackerdijkse polder 2. Sloot bij de Kooltuinen in de Noordpolder van Delfgauw 3. Ackerdijkse polder, voormalige stuw Zuid Molensloot 1. Hofvijver 2. Meijendel, infiltratieplas 13 (hkeromst water in plas is voorgezuiverd water uit de Andelse Maas) 3. Meijdendel, infiltratieplas 20 (herkomst water in plas is voorgezuiverd water uit de Andelse Maas) 69

70 Figuur 2.3: Gebiedsdekkend beeld van de zomergemiddelde stikstofconcentraties in

71 Figuur 2.4: Gebiedsdekkend beeld van zomergemiddelde fosfaatconcentraties in

72 Nutriënten versus doorzicht in de graslandpolders van Midden-Delfland, een analyse door R. Bakkum (Delfland, 2016) Uit een analyse van meetgegevens van van een zevental graslandpolders in Delfland is een interessante ontwikkeling naar voren gekomen in de nutriëntenconcentraties en tegelijkertijd het doorzicht. De polders liggen allen in Midden-Delfland. Belangrijke bronnen van fosfaat in deze polders zijn landelijke drainage van landbouwpercelen (historische en actuele bemesting), interne eutrofiering (nalevering waterbodem en afbraak veen door ontwatering) en inlaat van boezemwater. Voor stikstof is ook landelijke drainage een belangrijke bron, gevolgd door inlaat boezemwater en bedrijfsemissies. In de 7 graslandpolders zien we gemiddeld over de langere termijn, gelijk als in het gehele gebied, de stikstofconcentraties afnemen. In dezelfde termijn valt een flinke toename in het doorzicht waar te nemen. Het verloop van de fosfaatconcentratie is tegelijkertijd een stuk grilliger. Een mogelijke verklaring voor de sterke toename in doorzicht is dat er als gevolg van de lage stikstofgehaltes limitatie optreedt en groei van algen endat kroos geremd wordt. De toename aan doorzicht vertaalt zich ook in een toename aan ondergedoken waterplanten. Van de betreffende graslandpolders, zien we bijvoorbeeld in de Holierhoekse en Zouteveensepolder een enorme stijging in het doorzicht. De analyse is uitgevoerd op de hoofdmeetpunten (vaak bij de poldergemalen) van de betreffende polders. *) In de grafieken hieronder is de relatie tussen afname concentratie en toename doorzicht waarneembaar. De zomergemiddelde concentraties in mg/l staan op de linker Y-as en het zomergemiddelde doorzicht in m op de rechter Y-as. Stikstof en doorzicht 7 graslandpolders 72

73 Holierhoekse en Zouteveense polder Fosfaat en doorzicht 7 graslandpolders Holierhoekse en Zouteveensepolder *) Uit de rapportage over de KRW-visstandbemonstering door Witteveen+Bos in 2014: In de Slinksloot is in 2014 de bodemwoelende karper niet meer aangetroffen bij de visstandbemonstering, waar deze in 2006 nog geschat werd op 129kg/hectare. Het brasembestand (ook bodemwoelend) is meer dan gehalveerd in 2014 tov Mogelijk draagt dit ook bij aan het verbeterde doorzicht. 73

74 2.4 Deelgebied Oostland : ontwikkeling stikstof De meetpunten in deelgebied Oostland zijn 18 meetpunten in totaal. De reeks is gebaseerd op deze meetpunten. Opvallend is de afname in zowel de klasse slecht als de klasse uitstekend/goed in 2015 ten opzichte van 2009, en de verschuiving naar de middenklasses matig en ontoereikend. Het aandeel van deze klasses neemt toe. Er treedt een verbetering op in Emerald van matig naar zeer goed en een lichte verbetering ook in de Noordpolder van Delfgauw bij het gemaal. De meetpunten bij de poldergemalen van de Polder van Biesland en de Lage Abtswoudse Polder gaan achteruit in klasse. Dit geldt ook voor het meetpunt op de A. Fokkersingel in Ypenburg. 0% % 0% 11% 6% 17% % 11% 67% 72% % 6% 6% 0% 78% Figuur 2.5: Ontwikkeling zomergemiddelde stikstof in Oostland van 2009 tot en met

75 2.5 Deelgebied Oostland: ontwikkeling fosfaat Voor het zomergemiddelde fosfaat in Oostland geldt hetzelfde als voor stikstof. Het zijn 18 meetpunten in totaal. De reeks is hierop gebaseerd. Vergelijken we deze jaren, dan zie je duidelijk verbetering door de verschuiving van ontoereikend en slecht, naar matig en zelfs goed. Ook hier zijn de middenklasses dominant aanwezig. Er treedt een verbetering op op de meetpunten in de Polder Berkel, Emerald en Ypenburg. Een verslechtering zien we bij het gemaal in de Lage Abtswoudse Polder en bij het gemaal van de Noordpolder van Delfgauw % 0% 0% % 28% 6% 11% 17% 67% 67% 0% % 6% 28% 61% Figuur 2.6:. Ontwikkeling zomergemiddelde fosfaat in Oostland van

76 2.6 Berekening vrachten van nutriënten De toename van de ingemalen vrachten sinds 2014 heeft te maken met het verversingsexperiment, waarbij in 2014 en 2015 meer Brielse Meer water is ingelaten door gemaal Winsemius dan in andere jaren. In 2015 is meer ton nutriënten uitgemalen dan in De verhouding tussen in- en uitgemalen nutriënten is sterk uit balans: 1 ton stikstof in op ruim 8 ton stikstof uit en 1 ton fosfaat in op ruim 43 ton fosfaat uit. Per ingemalen ton stikstof wordt dus in het gebied nog altijd 7 ton stikstof toegevoegd en per ingemalen ton fosfaat wordt maar liefst 42 ton toegevoegd. Het nieuwsbericht van de Universiteit van Amsterdam over fosfaat tekort in de Noordzee werpt op dit gegeven een bijzonder licht. Zie het kader TOTAAL IN (ton) , ,9-77 TOTAAL UIT (ton) ,7 513,1 706, ,7 648 Figuur 2.7: Vracht stikstof in het door de boezemgemalen in- en uitgemalen oppervlaktewater Ton stikstof in- en uitgemalen in Delfland TOTAAL IN (ton) TOTAAL UIT (ton) Ton fosfaat in- en uitgemalen in Delfland TOTAAL UIT (ton) TOTAAL IN (ton) TOTAAL UIT (ton) ,3 87 TOTAAL IN (ton) -1,9-2,4-0,67-1,7-0,73-0,7-3,2-2,0 Figuur 2.8: Vracht fosfaat in het door de boezemgemalen in- en uitgemalen oppervlaktewater 76

77 Nieuwsbericht UvA: Verhouding fosfaat en stikstof volledig uit balans in de Noordzee 18 januari 2016 Europese maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit zijn al vele jaren gericht op het terugdringen van de concentraties fosfaat en stikstof in oppervlaktewater. Dit is echter voor fosfaat veel beter gelukt dan voor stikstof. Hierdoor is in de kustwateren van de Noordzee een overschot aan stikstof en een tekort aan fosfaat ontstaan, met negatieve gevolgen voor de groei van algen en de productiviteit van het Noordzee-ecosysteem. Dit blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en NIOZ Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ), onder leiding van prof. dr. Jef Huisman. Stikstof en fosfaat zijn essentiële bouwstenen voor al het leven. De hoeveelheid fosfaat en stikstof in rivieren, meren en de kustwateren van de Noordzee nam tussen 1960 en begin jaren 80 sterk toe (o.m. door fosfaathoudende wasmiddelen en landbouwbemesting), met als gevolg overmatige algenbloei en soms ook vissterfte. Om de fosfaat- en stikstofconcentraties in het oppervlaktewater terug te dringen ondernamen alle Europese kuststaten actie, onder meer door de verwijdering van fosfaat uit wasmiddelen en afvalwater en het aan banden leggen van bemesting. De maatregelen voor fosfaat blijken echter veel effectiever dan voor stikstof. Hierdoor is er nu in de kustwateren een volledig scheve verhouding tussen stikstof (N) en fosfaat (P) ontstaan. Aquatisch ecoloog dr. Maayke Stomp: Normaal heeft zeewater een N:P-ratio dat zelden boven de 20:1 uitkomt, maar in kustwateren van de Noordzee loopt deze ratio momenteel op tot 375:1. Het gevolg is dat de algenpopulatie een sterk tekort heeft aan fosfaat, dat remt niet alleen de groei van de algen maar leidt ook tot een lage voedingswaarde voor zoöplankton en schelpdieren. Het is nog niet goed bekend in hoeverre dit verder doordringt hogerop in de voedselketen. Sampling in de Noordzee vanaf onderzoeksschip de Pelagia (fotograaf: Maayke Stomp, UvA) De onderzoekers voerden op hun schip experimenten uit met vers water en algen uit de Noordzee. Een kleine toevoeging van fosfaat aan vers Noordzeewater resulteerde in een explosieve groei van algen. Niet alle algensoorten bleken hetzelfde te reageren. Prof. dr. Jef Huisman (hoogleraar Aquatische Microbiologie): Het goede nieuws is dat schuimalgen (veroorzakers van grote schuimvlokken langs de branding) het onderspit delven door fosfaattekort. Maar helaas profiteren dinoflagellaten, waarvan sommige soorten giftige bloeien kunnen veroorzaken, mogelijk van een verdere afname van fosfaat in de Noordzee. Afname productiviteit Noordzee De Noordzee is niet alleen door klimaatsverandering en visserij aan grote veranderingen onderhevig, maar ook door eenzijdige vermindering van de hoeveelheid fosfaat in zee. De trend is dat het fosfaattekort in de Noordzee verder zal oplopen. We verwachten dat dit zal leiden tot een verlaging van de productiviteit van de zee. Het in balans brengen van stikstof en fosfaat is essentieel voor een duurzame Noordzee, aldus prof. dr. Huisman. Dit kan bereikt worden door minder drastische verwijdering van fosfaat en sterkere terugdringing van stikstof in het oppervlaktewater. Publicatiegegevens: Burson A., Stomp M., Akil L., Brussaard C.P.D. & Huisman J Unbalanced reduction of nutrient loads has created an offshore gradient from phosphorus to nitrogen limitation in the North Sea. Limnology & Oceanography (Online gepubliceerd: 18 januari, 2016). doi: /lno Het onderzoek werd gefinancierd door het nationaal programma Zee- en Kustonderzoek (ZKO) van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). 77

78 Bijlage 3 Andere relevante parameters 3.1 Ecologie-ondersteunde parameters Alleen de temperatuur vertoont geen normoverschrijdingen. Van de temperatuur is daarom geen kaart weergegeven. De overige parameters hebben wel normover- of onderschrijdingen. Figuur 3.1: Ecologie-ondersteunende of ecologie-beïnvloedende parameters zuurgraad, chloride, zuurstofverzadigingspercentage, doorzicht, ammonium en temperatuur 78

79 79

80 80

81 3.2 Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK s) Op de 6 basismeetpunten en de meetpunten voor de operationele monitoring voor de KRW worden 16 PAK s gemeten en geanalyseerd. Van het pakket van 16 PAK s zijn de som benzo(ghi)peryleen en indeno(123cd)pyreen en benzo(a)anthraceen de enige PAK s die de norm voor het jaargemiddelde overschrijdt in In 2014 was dit ook het geval. De concentraties zijn het hoogst in het Verversingskanaal in Den Haag en in de Schie. Maar ook in het Brielse meer en de Boonervliet treffen we normoverschrijding aan. Voor de PAK s is landelijk atmosferische depositie de grootste bron. Andere bronnen zijn run-off via regenwaterriolen, lekkage motorolie, slijtage van banden en remmen. Door slijtage van coatings in de binnenvaart (verkeer en infrastructuur) wordt het water ook belast. De onderstaande 16 PAK s worden geanalyseerd op meetlocaties in de boezem. 1. Acenafteen 2. Acenaftyleen 3. Anthraceen 4. Benzo(a)antraceen 5. Benzo(a)pyreen 6. Benzo(b)fluorantheen 7. Benzo(ghi)peryleen 8. Benzo(k)fluorantheen 9. Chryseen 10. Dibenzo(a,h)anthraceen 11. Fenantreen 12. Fluorantheen 13. Fluoreen 14. Indeno(1,2,3-cd)pyreen 15. Naftaleen 16. Pyreen Daarnaast wordt de som Benzo(ghi)peryleen en Indeno(1,2,3-cd)pyreen getoetst. Hier is een aparte norm voor. Alleen de som Benzo(ghi)peryleen en Indeno(1,2,3-cd)pyreen en de PAK benzo(a)anthraceen overschrijden op een of meer locaties de norm. 81

82 Figuur 3.2: Normoverschrijdende PAK s 82

83 3.3 Zware metalen De zware metalen cadmium, chroom, koper, lood, nikkel en zink zijn getoetst aan de KRW-normen voor het jaargemiddelde en voor de Maximum toegestane concentratie (MAX). Voor de zware metalen koper, lood en chroom is geen MAX-waarde beschikbaar. Alleen zink vertoont in 2015 normoverschrijdingen. 83

84 Figuur 3.3: zink overschrijdingen Bijlage 4 - Ecologische kwaliteit Bijlage 4.1 EBEO toetsing De ecologische toetsing volgens de EBEO systematiek van de STOWA wordt onderverdeeld in verschillende karakteristieken die inzicht geven in de waterkwaliteit. Deze karakteristieken krijgen een beoordeling bovenal op basis van het voorkomen van verschillende soorten waterorganismes, aangevuld met een aantal chemische en hydromorfologische parameters In deze bijlage worden per karakteristiek van de STOWA-beoordeling meer gegevens gepresenteerd. Zo wordt inzicht gekregen waar enerzijds precies de problemen in het watersysteem liggen, en anderzijds welke aspecten al positief scoren. Leeswijzer gegevens ecologische beoordeling Op de volgende bladzijden zijn telkens per karakteristiek een vaste set aan staafdiagrammen, tabellen en kaarten gegeven. Om deze overzichten zo kort en bondig mogelijk te houden, wordt in deze leeswijzer de informatie gegeven over hoe deze gegevens te lezen. Inleidend is kort uitleg gegeven over wat de karakteristiek inhoudt, worden zaken genoemd zoals met welke parameters de score is bepaald en door welke factoren de score positief of negatief wordt beïnvloed. De tweede alinea geeft in vogelvlucht uitleg bij de resultaten. Hoe is het gebiedsbrede beeld, hoe is het beeld in het meetnet van 2014 en hoe ontwikkelt dit zich in de jaren. Eventuele bijzonderheden worden hierin ook uitgelicht. In vier staafdiagrammen wordt een beeld gegeven van de stand van zaken in de meetcyclus 2013, 14 en 15, vergeleken met de 2 voorgaande meetcycli (2010, 11, 12 en 2007, 08, 09). Omdat voor de vergelijking met het verleden een aantal meetpunten minder beschikbaar waren, zijn hiervoor iets minder locaties gebruikt dan in de weergave van Omdat het wel wenselijk is om voor 2015 alle gegevens te presenteren, is gekozen voor 2 maal 2 diagrammen. 2 kaarten met een indruk van de ruimtelijke spreiding van scores en verandering: - De eerste kaart laat voor alle getoetste meetpunten in het gebied de meest actuele score zien. Dit betekend voor Oostland de score van 2015, voor Midden-Delfland de score van 2014 en voor Haagland/Westland de score van De tweede kaart laat voor alle punten in het gebied zien in hoeverre de score van meetcyclus is veranderd in vergelijking met

85 Ecologische karakteristiek: Totaalscore De totaalscore voor een meetpunt wordt bepaald door de score voor alle karakteristieken te middelen, waarbij de belangrijkste karakteristieken (zoals trofie en saprobie bij sloten) dubbel meetellen. Doordat het gemiddelde van 4 tot 9 karakteristieken wordt genomen, wordt de totaal score sterk uitgemiddeld en komen extremen (zowel in positieve als negatieve richting) weinig voor. Om een hoge totaalscore te halen, is het nodig om goed te scoren op een groot deel van de karakteristieken van een locatie. Om die verbetering te behalen, is het zinvol om de verbeterpunten uit de afzonderlijke karakteristieken te halen. De vigerende doelstelling uit het Provinciaal Waterplan is minimaal voldoende. De meeste locaties voldoen daar aan (geel of beter in de figuur). Vergeleken met het gebiedsbrede beeld is Oostland er iets minder goed aan toe. Verschuivingen in de tijd zijn marginaal, waarbij enige fluctuatie vanuit de klasse voldoende naar goed en slecht en weer terug is. Overzicht verdeling score Totaal Voor het hele gebied van Delfland en het deelgebied Oostland Gebiedsbreed Huidige meetcyclus Deelgebied Oostland Huidige meetcyclus vergeleken met vorige 2 meetcycli Legenda Figuur 4.1: Overzicht verdeling score totaal 85

86 Totaalscore in kaart Gebiedsbreed beeld 2013, 2014 en 2015 Verandering gebiedsbreed meetcyclus t.o.v Figuur 4.2: Totaalscore in kaart 86

87 Ecologische karakteristiek: Chemie De score voor chemie wordt bepaald aan de hand van chemische paramaters (chloride, bicarbonaat en sulfaat) in combinatie met soorten waterplanten die kenmerkend zijn voor de mate van aanwezigheid van deze stoffen. Een goede score voor chemie wordt bereikt door een gezonde verhouding in deze stoffen, en de daarbij horende kenmerkende waterplanten. De karakteristiek chemie wordt bepaald voor de sloten en kanalen. Het gebiedsbrede beeld laat zien dat de chemie vooral voldoende scoort, met een lichte hang naar slecht. Op de kaart is te zien dat de negatieve uitschieters verspreid liggen, terwijl de positieve uitschieters meer aan de zuidoostkant te vinden zijn. Vergeleken met eerdere jaren heeft in het gebied op een enkele uitschieter na vrij weinig verandering plaats gevonden. Overzicht verdeling score Chemie Voor het hele gebied van Delfland en het deelgebied Oostland Gebiedsbreed Huidige meetcyclus Deelgebied Oostland Huidige meetcyclus vergeleken met vorige 2 meetcycli Legenda Figuur 4.3: Overzicht verdeling score Chemie 87

88 Chemie in kaart Gebiedsbreed beeld 2013, 2014 en 2015 Verandering gebiedsbreed meetcyclus t.o.v Figuur 4.4: Chemie in kaart 88

89 Ecologische karakteristiek: Structuur/Habitat De karakteristieken Structuur of Habitat (afhankelijk van het watertype) worden beoordeeld aan de hand van de vegetatie in of aan het water. Ook kan er wederom afhankelijk van het watertype een component van de macrofauna en/of het profiel worden meegenomen. Beïnvloeding van deze karakteristiek kan o.a. door het aanleggen van natuurvriendelijke oevers of het aanwijzen van zones voor waterplanten, zodat vegetatie zich kan ontwikkelen. Structuur en Habitat behoren tot de meer problematische karakteristieken. Veel wateren zijn beschoeid, en waterplanten zijn vaak afwezig bij gebrek aan ruimte, of door troebel water en kroos. Op de overzichtskaart is te zien dat het stedelijk- en kassengebied slechter scoort dan het meer agrarische deel. Gebiedsbreed is de ontwikkeling enigszins positief, vooral door een verschuiving van de categorie zeer slecht naar slecht, maar met fluctuatie. Voor Oostland is er een kleine achteruitgang, met name veroorzaakt door een verschuiving van locaties die voldoende scoren naar de categorie slecht. Overzicht verdeling score Structuur/Habitat Voor het hele gebied van Delfland en het deelgebied Oostland Gebiedsbreed Huidige meetcyclus Deelgebied Oostland Huidige meetcyclus vergeleken met vorige 2 meetcycli Legenda Figuur 4.5: Overzicht verdeling score Structuur/Habitat 89

90 Structuur/Habitat in kaart Gebiedsbreed beeld 2013, 2014 en 2015 Verandering gebiedsbreed meetcyclus t.o.v Figuur 4.6: Structuur/Habitat in kaart 90

91 Ecologische karakteristiek: Saprobie Saprobie geeft een score aan de zuurstofhuishouding. Door overmatige afbraak van organisch materiaal, kroosdekken of lozing van zuurstofloos water (bijvoorbeeld door riooloverstorten) kan zuurstofgebrek ontstaan. Macrofauna en macrofyten die tolerant zijn voor lage zuurstofgehalten komen dan vaker voor. Andere soorten verdwijnen juist. Ook de zuurstofgehalten worden hierin meegenomen. Gebiedsbreed scoort ongeveer ruim de helft van de punten voldoende en bijna de helft slecht. In Oostland is dit beeld iets beter. Vergeleken met de vorige 2 meetcycli vind er een achteruitgang plaats die zich in het gehele gebied afspeelt. Overzicht verdeling score Saprobie Voor het hele gebied van Delfland en het deelgebied Oostland Gebiedsbreed Huidige meetcyclus Deelgebied Oostland Huidige meetcyclus vergeleken met vorige 2 meetcycli Legenda Figuur 4.7: Overzicht verdeling score Saprobie 91

92 Saprobie in kaart Gebiedsbreed beeld 2013, 2014 en 2015 Verandering gebiedsbreed meetcyclus t.o.v Figuur 4.8: Saprobie in kaart 92

93 Ecologische karakteristiek: Trofie Trofie is de mate van voedselrijkdom. Wanneer het water te voedselrijk is, neemt overlast door algen en kroos toe, terwijl de soortenrijkdom afneemt. De score voor trofie wordt bepald aan de hand van nutriënten, het chlorofyl-a gehalte en indicatorsoorten in verschillende soortgroepen, afhankelijk van het type water. Op de overzichtskaart is te zien dat in het Westlandse en Haaglandse deel en een stuk van Midden- Delfland de score meer naar slecht neigt. Het deelgebied Midden-Delfland pakt hier ook een stuk van mee. Deelgebied Oostland en de andere kant van Midden-Delfland neigen meer naar een voldoende. Al met al scoort deze karakteristiek vooral voldoende en slecht. De ontwikkeling van deze scores in de tijd is echter over de hele linie vooral positief, met een verplaatsing van de scores richting voldoende. Eén uitschieter met een negatieve ontwikkeling is te zien in de Rotterdamse Schie. Overzicht verdeling score Trofie Voor het hele gebied van Delfland en het deelgebied Oostland Gebiedsbreed Huidige meetcyclus Deelgebied Oostland Huidige meetcyclus vergeleken met vorige 2 meetcycli Figuur 4.9: Overzicht verdeling score Trofie Legenda 93

94 Trofie in kaart Gebiedsbreed beeld 2013, 2014 en 2015 Verandering gebiedsbreed meetcyclus t.o.v Figuur 4.10: Trofie in kaart 94

95 Ecologische karakteristiek: Toxiciteit De score toxiciteit wordt bepaald voor het watertype sloten, waar getoetst wordt op de gevoeligheid voor bestrijdingsmiddelen aan de hand van indicatorsoorten van de macrofauna. Voor toxiciteit worden, omdat de karakteristiek maar op één maatlat (macrofauna) is gebaseerd, enkel de scores slecht, voldoende en zeer goed gegeven. Als er te weinig macrofauna is, kan de karakteristiek niet bepaald worden. Het accent bij toxiciteit ligt op zeer goed en voldoende, en een klein aandeel scoort slecht. In Oostland scoort het noordelijkste hoekje minder goed, terwijl de rest voor deze karakteristiek het best scorende deel van Delfland is. Er is een voorzichtige verschuiving in de positieve richting vergeleken met eerdere meetrondes. Met name de noordelijke hoek van Oostland laat een achteruitgang zien. Overzicht verdeling score Toxiciteit Voor het hele gebied van Delfland en het deelgebied Oostland Gebiedsbreed Huidige meetcyclus Deelgebied Oostland Huidige meetcyclus vergeleken met vorige 2 meetcycli Legenda Figuur 4.11: Overzicht verdeling score Toxiciteit 95

96 Toxiciteit in kaart Gebiedsbreed beeld 2013, 2014 en 2015 Verandering gebiedsbreed meetcyclus t.o.v Figuur 4.12: Toxiciteit in kaart 96

97 Ecologische karakteristiek: Brakkarakter Het brakkarakter geeft inzicht in hoeverre een zoet water verzilt is, of voor brakke wateren in hoeverre de soorten en het zoutgehalte daadwerkelijk een brak water indiceren. Het brakkarakter wordt bepaald aan de hand van het chloridegehalte en diatomeeën en afhankelijk van het watertype ook de macrofauna of het zoöplankton. Over het algemeen scoort het brakkarakter minimaal voldoende, maar het grootste deel is goed of zeer goed. Uitzondering zijn twee punten in de Harnaschpolder. De scores neigen verder in het hoger gelegen gebied rond Den Haag, Delft en Westland meer naar zeer goed, en in de lage delen meer naar goed. In de scores is een fluctuatie te zien, maar netto veranderd er vrij weinig, zowel in het gebiedsbrede beeld als in Oostland. Overzicht verdeling score Brakkarakter Voor het hele gebied van Delfland en het deelgebied Oostland Gebiedsbreed Huidige meetcyclus Deelgebied Oostland Huidige meetcyclus vergeleken met vorige 2 meetcycli Legenda Figuur 4.13: Overzicht verdeling score Brakkarakter 97

98 Brakkarakter in kaart Gebiedsbreed beeld 2013, 2014 en 2015 Verandering gebiedsbreed meetcyclus t.o.v Figuur 4.14: Brakkarakter in kaart 98

99 Ecologische karakteristiek: Variant-eigen karakter Het variant-eigen karakter geeft inzicht in welke mate de samenstelling van macrofyten, macrofauna en diatomeeën overeenkomt met de karakteristieke gemeenschappen voor de bodemtypes (zand, veen en klei) en eventueel brakke of zure wateren. Bij sterk verstoorde wateren komen zijn de levensgemeenschappen veelal niet karakteristiek van aard, en dan zal de score laag zijn. Het grootste deel van de wateren in Delfland scoort slecht voor het variant-eigen karakter, met een kleine groep met een voldoende score en wat uitschieters naar goed en zeer goed en zeer slecht. De verschillende scores liggen zonder duidelijk patroon verspreid door het gebied. Dit laat zien dat de levensgemeenschappen veelal verstoord zijn, wat een gevolg kan zijn van jaarlijks intensief onderhoud en sterk veranderde wateren (beschoeiing). Ook de hoge nutriëntengehalten, en daardoor vooral zeer algemene soorten, kunnen hier een bijdrage hebben. Gebiedsbreed en in Oostland is er in de tijd weinig verandering te zien. Overzicht verdeling score Variant-eigen karakter Voor het hele gebied van Delfland en het deelgebied Oostland Gebiedsbreed Huidige meetcyclus Deelgebied Oostland Huidige meetcyclus vergeleken met vorige 2 meetcycli Legenda Figuur 4.15Overzicht verdeling score Variant-eigen karakter 99

100 Variant-eigen karakter in kaart Gebiedsbreed beeld 2013, 2014 en 2015 Verandering gebiedsbreed meetcyclus t.o.v Figuur 4.16: Variant-eigen karakter in kaart 100

101 Ecologische karakteristiek: Zuurkarakter Het zuurkarakter is een maat waaraan kan worden afgelezen of de zuurtegraad van een water voldoet aan de verwachting die hoort bij het desbetreffende watertype. De score wordt bepaald aan de hand van de ph en indicatorsoorten horende bij zuur en alkalisch water voor de diatomeeën en, afhankelijk van het watertype, de macrofauna voor sloten en kanalen of het zoöplankton voor diepe gaten. De meeste wateren scoren zeer goed of voldoende, met slechts weinig locaties met een score slecht. De verschillende scores liggen verspreid over het hele gebied. De veranderingen op de kaart laten zien dat de verslechtering zich concentreerd in Oostland en de zuidelijke kant van Midden-Delfland. Overzicht verdeling score Zuurkarakter Voor het hele gebied van Delfland en het deelgebied Oostland Gebiedsbreed Huidige meetcyclus Deelgebied Oostland Huidige meetcyclus vergeleken met vorige 2 meetcycli Legenda Figuur 4.17: Overzicht verdeling score Zuurkarakter 101

102 Zuurkarakter in kaart Gebiedsbreed beeld 2013, 2014 en 2015 Verandering gebiedsbreed meetcyclus t.o.v Figuur 4.18: Zuurkarakter in kaart 102

103 4.2 Bedekking vegetatie Bedekking meetcyclus Om inzicht te geven in de verdeling van locaties met te weinig, voldoende en te veel bedekking van submerse en emerse vegetatie, zijn in respectievelijk figuur 54 en 55 de meetlocaties met de gemeten klasse in kaart gebracht. Hierin wordt bij submers 20-60% als goed beschouwd en bij emers is dit voor 5-30%. Figuur 4.19: Bedekkingsgraad submerse planten Figuur 4.20: Bedekkingsgraad emerse planten Al met al scoren de meeste locaties onvoldoende. De goed scorende locaties voor submers liggen voor in Oostland, voor emers zijn deze meer over het gebied verspreid. 103

104 Verandering vegetatiebedekking met Om inzicht te krijgen in de ruimtelijke ontwikkeling in vegetatiebedekkingen, is de laatste meetcyclus ( ) vergeleken met de eerste ( ). Voor submers is een verandering van minder dan 10% als geen tot weinig geclassificeerd, 10-30% als toe- of afname en groter dan 30% als grote toe- of afname. Figuur 4.21: verandering langjarige bedekking submerse vegetatie Voor emers is een verandering minder dan 2% als geen tot weinig geclassificeerd, 2 tot 10 als toe- of afname, en meer dan 10% als grote toe- of afname. Figuur 4.22: verandering langjarige bedekking emerse vegetatie De submerse vegetatie vertoont de meest positieve ontwikkeling in Midden-Delfland, terwijl in Oostland negatieve ontwikkelingen zijn waargenomen. De emerse vegetatie toont juist een iets positiever beeld in Oostland, terwijl Den Haag/Westland en Midden-Delfland het hier slechter doen. 104

105 4.3 Bijzondere soorten Op de kaart in figuur 4.23 zijn locaties weergegeven waar in 2015 bijzondere soorten zijn aangetroffen. In tabel 4.1 zijn de bijbehorende waarnemingen terug te vinden. Figuur 4.23: bijzondere soorten aangetroffen in 2015, nummers op de meetpunten corresponderen met de locatiescodes in tabel 28 Het aantal vondsten is gebaseerd op het hydrobiologisch meetnet van Delfland. Andere bronnen zijn hier niet bij betrokken. 105

106 Tabel 4.1: bijzondere soorten 2015 Wetenschappelijke Nederlandse naam; Locaties Bijzonderheid naam soortgroep Anisus vorticulus Platte schijfhoren; slak 10, 13, Vrij zeldzame slak, rode lijst. Delfland is belangrijkste 14 verspreidingsgebied in de regio. Chara contraria Brokkelig kransblad; 19 Vrij zeldzame soort. Licht afgenomen in recente tijden. kranswier Corixa panzeri Schaarse duikerwants; 11 Deze soort is schaars in het binnenland, en wordt wants vooral in de duinen gevonden. Erpobdella vilnensis -; bloedzuiger 3, 17 Zeldzame soort van stromende wateren, die enkele keren eerder in Delfland is aangetroffen. Forelia brevipes -; watermijt 2 Komt in heel Europa voor, maar is zeldzaam. 2 keer eerder in Delfland aangetroffen. Glossiphonia verrucata -; bloedzuiger 8 Van deze soort is pas recent bekend geworden dat hij in Nederland voorkomt. Dit is een nieuwe soort voor Delfland. Hij is zeldzaam en komt vooral voor in het rivierengebied, in sloten van redelijke tot goede kwaliteit met veel waterplanten. Gyrinus substriatus Slootschrijvertje; kever 12 Deze soort komt algemeen voor op de zandgronden in het oosten, maar is zeldzaam in het westen. Dit is de eerste vondst in Delfland. Overigens kan deze keversoort vliegen, dus het kan een dwaalgast zijn. Haemonais waldvogeli -; worm 6 Zeldzame worm, die voorkomt in venige gebieden en te vinden is in oevers van plassen, sloten, vaarten en uiterwaarden. Lebertia inaequalis -; watermijt 1 Vrij algemeen in beken en de golfslagzone van grote wateren. In Delfland enkele waarnemingen in het verdere verleden, in 2014 is het totaal aantal waarnemingen in één klap meer dan verdubbeld. Een mogelijke verklaring kan zijn dat deze soort met het veelvuldig aanzetten van gemaal Winsemius is aangevoerd vanuit het Brielse Meer. Hoewel in 2015 in deze kant van Delfland weinig is gemeten, is hij ook nu weer opgedoken. Molanna angustata -; schietmot/kokerjuffer 4 (beide Vrij algemene soort, maar bijna alleen op bodems van locaties), 5, 16 zand. Leeft ook in een specifiek daaraan aangepast kokertje. In Delfland nog maar af en toe gevonden. De meeste waarnemingen zijn gedaan in de Holierhoekse en Zouteveense polder. Wellicht is dit gerelateerd aan de grondwerkzaamheden die hier aan de nieuwe natuurvriendelijke oevers zijn gepleegd. Oulimnius rivularis -; kever 15 Zeldzame soort, die lokaal voorkomt in een paar provincies waaronder Zuid-Holland. Nog maar 1 keer eerder in Delfland aangetroffen. Oxus ovalis -; watermijt 5, 7, 9 Zeldzame soort, normaal te vinden in plassen rond Utrecht en de Veluwe, maar zelden aan deze kant gevonden. Er is een vondst bekend uit Wassenaar. In 2012 voor het eerst op 2 plekken in Delfland aangetroffen, in 2015 op 3 plekken in dezelfde omgeving. Het lijkt er dus op dat er een vaste populatie aan het ontstaan is. Stratiotes aloides Krabbenscheer; vaatplant 18, 19 Vrij algemeen in het laagveen, maar elders zeldzaam. Staat op de rode lijst als gevoelige soort. 106

107 Bijlage 5 - Exoten Exotische macrofauna De kaart in figuur 60 geeft een beeld van hoeveel exotische soorten macrofauna op de monsterpunten voorkomen, volgens de afgelopen meetcyclus ( ), en wat de herkomst van deze soorten is. Tabel 5.1 geeft een overzicht van welke soorten het betreft, de Nederlandse naam (indien van toepassing), het aantal locaties waar deze gevonden is en de herkomst. Soms kan een dier niet tot op soortniveau worden gedetermineerd, dit wordt dan aangegeven met de term sp. (kort voor species) in de wetenschappelijke naam. Zo is Dreissena sp. wellicht een jong exemplaar van Dreissena polymorpha of Dreissena bugensis rostriformis geweest. Dreissena sp. wordt daarom enkel als extra soort geteld wanneer er geen verder gedetermineerde soort is. In zijn in totaal 30 verschillende soorten exotische macrofauna gevonden. Tabel 5.1: In Delfland aangetroffen exoten in de meest recente meetcyclus Wetenschappelijke naam Nederlandse naam en soortgroep Aangetroffen op... locaties Physella acuta Puntige blaashoren; slak 109 Proasellus coxalis -; zoetwaterpissebed 90 Proasellus meridianus -; zoetwaterpissebed 8 Chelicorophium curvispinum Kaspische slijkgarnaal; slijkgarnaal 24 Chelicorophium robustum -; slijkgarnaal 7 Chelicorophium sp. -; slijkgarnaal 1 Cordylophora caspia Brakwaterpoliep; neteldier 1 Dikerogammarus haemobaphes -; vlokreeft 4 Dikerogammarus villosus Reuzenvlokreeft; vlokreeft 14 Dikerogammarus sp. -; vlokreeft 3 Dreissena bugensis rostriformis Quaggamossel; mossel 19 Dreissena polymorpha Driehoeksmossel; mossel 25 Dreissena sp. Zebramossel; mossel 2 Hypania invalida -; borstelworm 8 Jaera istri Donaupissebed; zoetwaterpissebed 5 Limnomysis benedeni Slanke aasgarnaal; aasgarnaal 55 Orchestia cavimana Oevervlokreeft; vlokreeft 11 Potamothrix vejdovskyi Pontocaspische dolkworm; borstelworm 1 Argulus japonicus Japanse visluis; visluis 1 Branchiura sowerbyi Reuzenkieuwworm; borstelworm 2 Corbicula fluminea Aziatische korfmossel; mossel 12 Corbicula sp. Korfmossel ; mossel 2 Laonome calida -; borstelworm 1 Potamopyrgus antipodarum Jenkins waterhoren; slak 51 Crangonyx pseudogracilis -; vlokreeft 9 Gammarus tigrinus Tijgervlokreeft; vlokreeft 152 Girardia tigrina Tijgerplatworm 1 Gyraulus parvus Kleine schijfhoren; slak 2 Limnodrilus maumeensis Amerikaanse dikschedeworm; borstelworm 3 Menetus dilatatus Amerikaanse dwergposthorenslak; slak 2 Musculium transversum Late hoornschaal; mossel 1 Procambarus clarkii Rode Amerikaanse rivierkreeft; kreeft 8 Cambaridae sp. Rivierkreeft; kreeft 1 Quistadrilus multisetosus Amerikaanse knobbelworm; borstelworm 82 Stenopelmus rufinasus Kroosvarensnuitkever; waterkever 8 Herkomst Mediterraan gebied Ponto Kaspisch Azië Oceanië Noord Amerika Figuur 5.1: Herkomstgebieden globaal weergegeven; kleuren overeenkomstig met tabel 5.1 en figuur

108 Legenda: Exotische macrofauna Interpretatie: Op het overgrote deel van de locaties worden exoten gevonden. Daarvan zijn soorten uit het Ponto Kaspische gebied vooral vertegenwoordigd in de grotere boezemkanalen. Op locaties in boezemwateren zitten veelal in totaal ook meer soorten. Polderwateren bevatten vaak minder soorten. Meestal zijn dit soorten uit Noord Amerika of het Mediterrane gebied. Figuur 5.2: Exotische macrofauna, aantal soorten en herkomst 108

109 Exotische macrofyten In figuur 64 is weergegeven hoeveel exotische soorten macrofyten op de verschillende monsterpunten zijn gevonden, volgens de afgelopen meetcyclus ( ), en uit welk gebied de soorten van origine komen. Tabel 5.2 geeft een overzicht van welke soorten het betreft, de bijbehorende Nederlandse naam (voor zover de soort deze heeft), het aantal locaties waar deze gevonden is en de herkomst. Er zijn 26 verschillende soorten exotische macrofyten gevonden, waarvan het overgrote deel uit Noord Amerika afkomstig is. 12 van deze soorten zijn landplanten, en worden maar sporadisch in de oever aangetroffen. Deze zijn voor het waterbeheer minder relevant dan de echte oever- en waterplanten, maar aangezien de standplaatsen van planten vaak geen hele scherpe grenzen kennen, zijn deze voor de volledigheid ook opgenomen. Tabel 5.2: Exotische macrofyten, aangetroffen in het Delflandse meetnet Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Aangetroffen Herkomst op... locaties Angelica archangelica Grote engelwortel 3 Cymbalaria muralis* Muurleeuwenbek 1 Zuid en oost Europa Lolium multiflorum* Italiaans raaigras 1 Acorus calamus Kalmoes 60 Equisetum japonicum Japanse holpijp 1 Fallopia japonica* Japanse duizendknoop 1 Heracleum mantegazzianum* Reuzenberenklauw 4 Azië Impatiens glandulifera* Reuzenbalsemien 2 Impatiens parviflora* Klein springzaad 1 Potentilla indica* Schijnaardbij 1 Cotula coronopifolia Goodknopje 3 Senecio inaequidens* Bezemkruiskruid 1 Zuid Afrika Wolffia australiana Smalle wolffia 1 Oceanië Azolla filiculoides Grote kroosvaren 30 Bidens connata Smal tandzaad 5 Bidens frondosa Zwart tandzaad 73 Elodea nuttallii Smalle waterpest 75 Epilobium ciliatum* Beklierde basterdwederik 1 Noord Amerika Lemna minuta Dwergkroos 113 Lemna turionifera Knopkroos 30 Mimulis guttatus* Gele maskerbloem 3 Solidago gigantea* Late guldenroede 2 Pontederia cordata Moerashyacint (Snoekkruid) 1 Amerika (noord en zuid) Coronopus didymus* Kleine varkenskers 1 Hydrocotyle ranunculoides Grote waternavel 2 Zuid Amerika Wolffia columbiana Colombiaanse wolffia 31 * Deze soorten zijn meer landsoorten dan oever- of watersoorten Figuur 5.3: Herkomstgebieden globaal weergegeven; kleuren overeenkomstig met figuur

110 Legenda: Exotische macrofyten Interpretatie: Momenteel zijn met name soorten van het Amerikaanse continent en ook uit Azië vertegenwoordigd in en om Delflandse wateren. De Amerikaanse soorten zijn vooral krozen, die zich makkelijk verspreiden en daarom overal voor kunnen komen, en waterpest dat al meer dan honderd jaar in Nederland is. Ok zwart tandzaad wordt veel waargenomen. Uit Azië komt vooral kalmoes, een soort die ook al lang geleden in Europa is geïmporteerd, en zodoende zich al ruim heeft kunnen verspreiden. Hierdoor zijn bij de macrofyten minder patronen op de kaart te herkennen dan bij de macrofauna. Figuur 5.4: Exotische macrofyten, aantal soorten en herkomst 110

111 111

112 Bijlage - 6 Zwemwater 6.1 Resultaten bacteriologische verontreiniging In tabel 16 zijn de resultaten uit 2015 opgenomen van de metingen aan de bacteriële groepen Intestinale Enterococcen en Escherichia coli. De waarden die boven de norm liggen zijn in rood aangegeven. Tabel 6.1: Resultaten Intestinale enterococcen en Escherichia coli in Evaluatie per zwemwaterlocatie Per zwemwaterlocatie is in het kort aangegeven of er problemen zijn en wat hier in de toekomst mee gedaan gaat worden. 1. Waterspeeltuin Korftlaan (Delft) In 2015 zijn er op deze waterspeeltuin in de periode mei tot juli diverse overschrijdingen van de bacteriële norm geweest. Dit was erg teleurstellend omdat de afgelopen jaren vele maatregelen zijn genomen om de overschrijdingen terug te dringen. Uit onderzoek is gebleken dat dit vooral te wijten was aan onvoldoende beheer van de waterspeeltuin. Het bleek dat bijvoorbeeld de aanvoerpomp en afvoerpomp niet goed werkten, waardoor er vrijwel geen schoon water door de waterspeeltuin spoelde. Ook zijn er dieren uit de naastgelegen kinderboerderij bij de waterspeeltuin gesignaleerd. Per 1 juli werd de waterspeeltuin overgenomen door de Stichting Buyten Delft. De nieuwe beheerder heeft de pompen schoon gemaakt en een actief beheer gevoerd. Dit heeft er toe geleid dat de rest van het zwemseizoen de waterkwaliteit aanzienlijk beter was en alle metingen ruim onder de norm zijn gebleven. Helaas laat de toetsing over de periode zien dat het totale oordeel nog steeds slecht is. Hierdoor zou er voor de locatie in 2016 een permanent negatief zwemadvies gelden. In de zwemwaterrichtlijn is echter opgenomen dat na het uitvoeren van maatregelen een nieuwe meetreeks gestart mag worden, waardoor de metingen uit het verleden niet meer meetellen. Voor deze locatie zal in 2016 een nieuwe meetreeks gestart worden. Komend jaar worden er voor de start van het zwemseizoen afspraken gemaakt met de Stichting Buyten Delft over het beheer. 112

113 2. Waterspeeltuin Tanthof (Delft) De waterspeeltuin Tanthof is in de winter gerenoveerd en heringericht. Hierbij is de waterkwaliteit direct meegenomen. De versleten kunststof waterbaan is vervangen en het zwemgedeelte is in kunststof uitgevoerd, waardoor het watergedeelte veel schoner blijft. Omdat er in de nieuwe situatie meer water verdwijnt (verdamping en wegzijging in de bodem) dan voorheen, moet de ringsloot in de zomer regelmatig worden bijgevuld. In 2014 is een aantal keer water ingelaten vanuit een vuile sloot, waardoor er toch overschrijdingen plaatsvonden. In 2015 is duidelijk geworden dat het water moet worden ingelaten vanuit een andere sloot. Na de overschrijding in juni 2015 is dit aangepast en heeft er geen overschrijding meer plaatsgevonden. Helaas laat de toetsing over de periode zien dat het totale oordeel nog steeds slecht is. Hierdoor zou er voor de locatie in 2016 een permanent negatief zwemadvies gelden. In de zwemwaterrichtlijn is echter opgenomen dat na het uitvoeren van maatregelen een nieuwe meetreeks gestart mag worden, waardoor de metingen uit het verleden niet meer meetellen. Voor deze locatie zal in 2016 een nieuwe meetreeks gestart worden. Met de nieuwe beheerder worden in 2016 afspraken gemaakt over het beheer. 3. Avonturenspeelplaats Tubasingel (Rijswijk) De avonturenspeelplaats heeft in 2014 geen overschrijdingen en in 2015 een enkele overschrijding van de bacteriële norm gehad. De mogelijke maatregelen zijn allemaal uitgevoerd. Helaas heeft er in 2012 een extreem hoge overschrijding plaatsgevonden, waardoor de toetsing over de periode laat zien dat het totale oordeel nog steeds slecht is. Hierdoor zou er voor de locatie in 2016 een permanent negatief zwemadvies gelden. In de zwemwaterrichtlijn is echter opgenomen dat na het uitvoeren van maatregelen een nieuwe meetreeks gestart mag worden, waardoor de metingen uit het verleden niet meer meetellen. Voor deze locatie zal in 2016 een nieuwe meetreeks gestart worden. 4. De Dobbeplas (Pijnacker-Nootdorp) De Dobbeplas kent op bacteriologisch gebied een uitstekende zwemwaterkwaliteit. Na uitvoering van het maatregelenpakket in 2012 ter voorkoming van blauwalgen, is de plas in 2013 vrijwel blauwalgen-vrij geweest. Helaas is er in 2014 weer enige blauwalgenoverlast geweest. Via modellering is onderzocht of hier oorzaken voor te vinden zijn en of er eventueel aanvullende maatregelen genomen dienen te worden. De plas blijkt rond de kritische grenzen aan voedingsstoffen te balanceren, waardoor het ene jaar wel blauwalgenoverlast optreedt en het andere jaar niet. Dit is mede afhankelijk van de weersomstandigheden. Om de hoeveelheid voedingsstoffen verder omlaag te krijgen is afgesproken om geen voedselrijk water in te laten op de plas, maar dit via de natuurplas in te laten als dat nodig is. Dit heeft er toe geleid dat de plas in 2015 tot half augustus vrij is gebleven van blauwalgen. Vanaf deze datum is er 3 weken een negatief zwemadvies geweest, wat een aanzienlijke verbetering is ten opzichte van het jaar ervoor. In 2016 wordt de maatregel, waarbij er alleen water vanuit het natuurgedeelte wordt ingelaten, voortgezet. Mocht er in een vroeg stadium toch blauwalgenoverlast zijn, wordt overwogen om als symptoombestrijding waterstofperoxide te doseren. 5. Het Delftse Hout (Delft) De plas kent kleine bacteriologische problemen. In 2015 waren er twee overschrijdingen aan de oostzijde van de plas (waarschijnlijk afspoeling ganzenpoep). Toch is het oordeel van de plas in de periode goed (oostzijde) en uitstekend (westzijde). Wat blauwalgen betreft, zijn er jaarlijks problemen. Voor de aanpak van blauwalgen is een maatregelenpakket opgesteld. Een groot deel van de maatregelen zijn samen met de gemeente Delft uitgevoerd in Het pakket van maatregelen heeft nog niet geleid tot het volledig voorkomen van de blauwalgenoverlast. In 2015 ontstond er blauwalgenoverlast in de tweede week van juli, wat bestreden is met de dosering van waterstofperoxide. De blauwlagen bleven hierdoor 5 weken weg, waardoor er in de zomervakantie gezwommen kon worden. Helaas kwam in de laatste week van de vakantie de blauwalgenoverlast terug. In 2016 zal getracht worden de periode waarin gezwommen kan worden te vergroten, door optimalisering van de waterstofperoxide dosering. Daarnaast worden ook bronmaatregelen verder uitgewerkt. De gemeente Delft gaat aan de slag om de ganzenpopulatie verder terug te brengen, het verbod op het gebruik van lokvoer zal worden gehandhaafd en Delfland gaat onderzoeken of er iets gedaan kan worden aan de nog aanwezige bagger in de plas zelf. 113

114 6. De Krabbeplas (Vlaardingen) Er zijn geen problemen op bacteriologisch gebied, maar er zijn jaarlijks wel problemen met blauwalgen in de Krabbeplas. Uit de watersysteemanalyse is gebleken dat het onmogelijk is om, tegen realistische kosten, de concentraties nutriënten voldoende omlaag te krijgen om de blauwalgenbloei te voorkomen. De kweldruk en de nalevering uit de veenbodem/baggerlaag leveren te hoge concentraties nutriënten. In 2012 en 2013 is er bijna het hele seizoen blauwalgenoverlast geweest. Na afsluiting van het zwemgedeelte en plaatsing van de SolarBee in 2014 is de blauwalgenoverlast tot juli weggebleven. In 2015 is als aanvullende maatregel in juli een dosering met waterstofperoxide uitgevoerd. Dit heeft ervoor gezorgd dat het zwemgedeelte van de Krabbeplas het hele zwemseizoen blauwlagenvrij is gebleven. De combinatie van SolarBee en dosering van waterstofperoxide wordt in 2016 herhaald. Figuur 6.1 waterstofperoxide dosering Krabbeplas 7. Plas Prinsenbos (Westland) In Plas Prinsenbos is in 2015 geen bacteriële overschrijding opgetreden. In de toetsing scoort deze locatie dan ook goed, terwijl dit in het verleden slecht was. Wel zijn er regelmatig problemen met blauwalgen. In 2016 worden maatregelen genomen om dit tegen te gaan en de zwemwaterkwaliteit verder te verbeteren. Voor de start van het zwemseizoen zal er een gemaaltje en doorvoersloot worden aangelegd, waardoor het zwemgedeelte van de plas beter doorgespoeld gaat worden. Na het zwemseizoen wordt een landtong aangelegd, die het zwemwaterdeel zal beschermen van de rest van de plas. Op deze landtong komt een extra stuk strand en aan de andere kant een natuurvriendelijke oever. De verwachting is dat de blauwalgenoverlast hiermee tot het verleden gaan behoren. 8. Plas Wilhelminapark (Rijswijk) In Plas Wilhelminapark komt de bacteriologische kwaliteit al jaren als slecht uit de bus. Hierdoor zou de plas in 2016 een continue negatief zwemadvies krijgen. Ook heeft de plas veel last van blauwalgen. In 2015 kwamen de blauwalgen begin juni al opzetten en hebben het hele seizoen voor overlast gezorgd. In 2016 worden er maatregelen worden genomen om de zwemwaterkwaliteit te verbeteren. Hierbij zal de plas in de zomermaanden worden drooggelegd, waardoor de plas een groot deel van het jaar niet gebruikt kan worden als zwemwater. 9. Plas Madestein (Den Haag) In Plas Madestein zijn geen problemen op bacteriologisch gebied, de plas scoort uitstekend in de toetsing. Ook wat betreft blauwalgen zijn er geen problemen. In 2014 en 2015 is er geen blauwalgenoverlast geweest. Plas Madestein is onderdeel van het boezemsysteem en afgelopen zomers is de boezem extra doorgespoeld. Dit heeft een duidelijk positief effect op de zwemwaterkwaliteit. 10. Oostmadeplas (Den Haag) In de Oostmadeplas is in 2015 een eenmalige overschrijding van de bacteriële norm opgetreden. In de toetsing scoort deze locatie goed. De waterkwaliteitsproblemen zitten vooral in de blauwalgen. Al jaren is er een flinke overlast van blauwalgen die een groot deel van het zwemseizoen optreedt. In 2015 is er vanaf half juni tot in september een overlast van blauwalgen geweest. 114

115 Voor de Oostmadeplas is een watersysteemonderzoek uitgevoerd en hierbij zijn enkele maatregelen benoemd die effect kunnen hebben. Het gaat hierbij om het creëren van een betere doorstroming met behulp van een extra gemaal. De gemeente heeft echter nieuwe inrichtingsplannen voor het hele recreatiegebied en is zich nog aan het beraden of de zwemwaterfunctie in deze plas in stand moet blijven. Zolang dit onduidelijk is worden er geen maatregelen genomen. 11. Het Kraaiennest (Westland) In het zwemwaterseizoen 2015 is de functie zwemwater in de zwemplas opgeheven door de Provincie en zijn er ook geen metingen meer uitgevoerd. De surfplas is opgenomen in de lijst als kandidaat-locatie, omdat wordt overwogen deze plas om te vormen tot zwemplas. In de surfplas waren in 2015 geen bacteriële problemen en ook geen problemen met blauwalgen. De beheerder heeft echter aangegeven niet in deze plas te gaan investeren, waardoor de surfplas in 2016 ook wordt afgevoerd van de lijst van kandidaat-locaties. 12. De Oranjeplassen (Maassluis) De Oranjeplassen zijn bacteriologisch van uitstekende kwaliteit, maar op het gebied van blauwalgen zijn er in 2015 vanaf mei problemen geweest. De overlast heeft tot het eind van het zwemseizoen geduurd. Dit is vergelijkbaar met voorgaande jaren. In de Oranjeplassen wordt weinig gezwommen, waardoor de plas onderaan op de lijst staat om de zwemwaterkwaliteit te verbeteren. In 2017 zal voor deze plas onderzocht worden of er maatregelen mogelijk zijn. 13. Poldervaartplas (Schiedam) De Poldervaartplas is al jaren een kandidaat-zwemwaterlocatie. De zwemwaterkwaliteit scoort uitstekend op het gebied van bacteriën. In 2015 is er voor het eerst sinds jaren blauwalgenoverlast geweest, daarvoor waren er niet of nauwelijks blauwalgenproblemen. Wel zou de beheerder nog toiletten moeten aanleggen. De beheerder heeft aangegeven dat er in deze plas niet geïnvesteerd gaat worden. Hierdoor is de plas in overleg met de Provincie per zwemseizoen 2016 afgevoerd van de lijst van kandidaat-locaties. 14. Naturistenplas Delft (Delft) Net als in de voorgaande jaren is de zwemwaterkwaliteit hier uitstekend, zowel op bacteriologisch gebied als op het gebied van blauwalgen. 15. Surfvijver Wollebrand (Westland) De Surfvijver Wollebrand heeft in 2015 geen overschrijdingen van de bacteriële norm gehad. Het toets oordeel is dan ook goed net als in de voorgaande jaren. Op het gebied van blauwalgen is er vanaf juli enige overlast geweest. De concentraties waren op het niveau van waarschuwing, waarbij er ook 2 weken een negatief zwemadvies van kracht was. In 2016 vindt een watersysteemonderzoek plaats, waarbij onderzocht wordt of er maatregelen genomen kunnen worden om de zwemwaterkwaliteit hier te verbeteren. 16. Put Te Werve (Rijswijk) Bacteriologisch gezien zijn er geen problemen in Put Te Werve. In de toets scoort de plas uitstekend. Wat blauwalgen betreft heeft de plas jaarlijks problemen. In 2015 zijn blauwalgen waargenomen vanaf juni tot het einde van het zwemseizoen. In 2016 vindt een watersysteemonderzoek plaats, waarbij onderzocht wordt of er maatregelen genomen kunnen worden om de zwemwaterkwaliteit hier te verbeteren. 115

116 Bijlage 7 - Methode van toetsing en beoordeling 7.1 Meetprogramma Vanuit de taak als waterkwaliteitsbeheerder doet het Hoogheemraadschap van Delfland onderzoek naar de kwaliteit van het oppervlaktewater in zijn beheergebied. Het onderzoek heeft onder andere tot doel inzicht te verkrijgen in de actuele waterkwaliteit en het effect van maatregelen op de kwaliteit van oppervlaktewater. Het meetprogramma 2015 is opgebouwd uit 36 meetplannen (Hoefnagel, 2015). Elk meetplan vertegenwoordigt een onderzoeksdoel. De meetplannen zijn onderverdeeld in routinematige meetplannen en projectmatige meetplannen. Routinematige meetplannen zijn jaarlijks terugkerende metingen om de algemene kwaliteit van het oppervlaktewater en trends te bepalen. Het gaat om de volgende routinemeetnetten: Tabel 7.1: Routinemeetnetten Delfland die worden gerapporteerd in dit rapport Routinemeetnet In deze rapportage 1. Operationele monitoring KRW ecologie en chemie 2. Zwemwatermeetnet 3. Bestrijdingsmiddelenmeetnet 4. Ecologische watersysteemkwaliteit 5. OSPAR meetnet bij de boezemgemalen 6. KRW-visstandbemonstering in de waterlichamen Korte toelichting in kader 7. Toetsing aan KRW-normen overig water (routinemeetnet) 8. Bijdrage Bronnen en balansen (t.b.v. vrachtenberekening) 9. Waterakkoorden en KWA Rijnland en Schieland 10. Radioactiviteitsmeetnet De projectmatige metingen zijn vaak gebaseerd op het effect van maatregelen, de resultaten hiervan worden niet in dit rapport gepresenteerd, maar meegenomen in de rapportage van de betreffende projecten. Uitzondering hierop zijn de stikstof en fosfaatconcentraties uit deze projecten: deze worden meegenomen in deze rapportage en worden gepresenteerd op de kaart voor stikstof en fosfaat Delfland breed Zie figuur 2.5 en 2.6. Het routinemeetnet 7 is roulerend in een cyclus van 3 jaar. Dit houdt in dat Delfland in drieën is gedeeld (regio Haagland/Westland, regio Midden Delfland en regio Oostland) en elk deel eens in de drie jaar wordt gemonitord (figuur 7.1). In 2015 lag de focus van de monitoring op de regio Oostland. De huidige driedeling met bijbehorend roulerend meetnet is sinds 2006 in gebruik. Daarnaast worden elk jaar 9 basismeetpunten in het gebied gemonitord. Delfland heeft daarnaast een meetnet om de waterkwaliteit van het glastuinbouwgebied te volgen: er zijn 22 meetlocaties in het meetnet voor de glastuinbouw, namelijk op 3 referentielocaties buiten het glastuinbouwgebied, 5 boezemlocaties en 14 locaties in glastuinbouwgebied. Op deze locaties zijn elke maand bestrijdingsmiddelen en nutriënten gemonitord. Delfland voert de monitoring van de zwemwateren uit voor de Provincie tijdens het zwemseizoen. Delfland beschikt over 14 officieel door de Provincie aangewezen zwemwateren: 4 waterspeeltuinen en 10 zwemwaterplassen. Tot slot is er een apart meetnet voor monitoring van de ecologische watersysteemkwaliteit, die meelift op de cyclus van het routinemeetnet. Voor de ecologische watersysteemkwaliteit wordt een uitgebreider pakket meetpunten gemonitord dan voor de algemene fysisch-chemische monitoring. De monitoring voor dit meetnet is gericht op de bepaling van de STOWA-klasse volgens de STOWA-methodiek voor de ecologische beoordeling van wateren. 116

117 Figuur 7.1: Deelgebieden Delfland met rechts de meetpunten van het routinemeetnet 7 in 2015, deelgebied Oostland 7.2 Toetsing Chemische parameters Normering en toetsing aan normen uit het BKMW De chemische metingen zijn getoetst aan de normen uit het Besluit Kwaliteitseisen Milieu en Water (BKMW 2009), zoals voorgeschreven in de Waterwet die per 1 januari 2010 van kracht is. De toetsing is uitgevoerd met het programma Aquokit van het Informatiehuis Water of in Microsoft Excel 2007 voor handmatige toetsingen. De gemeten stoffen in 2015 die voorkomen op de prioritaire stoffen lijst of de lijst van overige relevante stoffen (specifiek verontreinigende stoffen) uit de KRW, zijn aan de bijbehorende normen getoetst: 1. de normen voor de prioritaire stoffen of de overige relevante stoffen zijn de milieukwaliteitsnormen voor zoet oppervlaktewater uit het BKMW. Deze normen zijn gebaseerd op jaargemiddelden (JGM) en de Maximum toegestane concentratie (MAX) of 90-percentielen waar het gaat om de milieukwaliteitsnormen (MKN). Voor de ecologieondersteunende parameters wordt getoetst aan het zomergemiddelde (ZGM)*). 2. Voor stoffen waarvoor deze KRW-normen (nog) niet beschikbaar zijn, wordt het 90- percentiel aan het (indicatief) MTR getoetst. *) De zomergemiddelden van de nutriënten zijn aan de gebiedsspecifieke norm hiervoor getoetst. Voor de nutriënten stikstof en fosfaat geldt de gebiedsspecifieke norm: een zomergemiddelde van respectievelijk 1,8 mg/l en 0,3 mg/l, zoals vastgelegd in Delflands beleid. Voor de trend in de nutriëntenconcentraties wordt gebruik gemaakt van het gemiddelde van 4 meetpunten in de Oostboezem en het gemiddelde van 3 meetpunten in de Westboezem, zoals vastgelegd in de Aanpak chemische waterkwaliteit uit

118 Uit: Normen voor het waterkwaliteitsbeheer: wat mogen, moeten en kunnen we er mee? Verschillende soorten normen Nederland gebruikte van oudsher het maximaal toelaatbaar risiconiveau (MTR) als norm in het milieubeleid. Deze normen zijn opgenomen in de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4). Het MTR is de concentratie van een stof in water, sediment, bodem of lucht waar beneden op lange termijn geen negatief effect te verwachten is. In de praktijk wordt dit vertaald als de concentratie waarbij 95% van de soorten is beschermd. Voor oppervlaktewater worden er tegenwoordig geen MTR-waarden meer afgeleid. Sinds de invoering van de Kaderrichtlijn water zijn er namelijk twee andere typen waterkwaliteitsnormen: de jaargemiddelde milieukwaliteitsnorm (JG-MKN) en de maximaal aanvaardbare concentratie milieukwaliteitsnorm (MAC-MKN). De JG-MKN biedt, net als voorheen het MTR, bescherming tegen effecten van langdurige blootstelling. De MAC-MKN is het niveau waarbij geen effecten worden verwacht bij kortdurende blootstelling aan piekconcentraties. Normen met wettelijke status De KRW kent een Europees en een nationaal spoor. Op Europees niveau zijn prioritaire en prioritair gevaarlijke stoffen geselecteerd en zijn JG-MKNs en MAC-MKNs vastgesteld die vervolgens door de lidstaten moeten worden geïmplementeerd in nationale wetgeving. In Nederland is dat het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water (BKMW, 2009). Deze normen zijn vastgelegd in wetgeving en worden daarom wettelijke normen genoemd. De normen voor de prioritaire (gevaarlijke) stoffen gelden voor al het oppervlaktewater. Met deze groep stoffen wordt voor de KRW de chemische waterkwaliteit beoordeeld. De KRW verplicht alle waterbeheerders om in elk geval de prioritaire stoffen te meten op een aantal representatieve meetpunten. Het gaat om ongeveer vijftig stoffen die een groot risico kunnen vormen, waaronder zware metalen, PAK s en enkele bestrijdingsmiddelen. De bestrijdingsmiddelen zijn vooral oude stoffen, zoals DDT, dieldrin, atrazine, chloorfenvinfos en chloorpyrifos ( De KRW verplicht lidstaten om ook op nationaal niveau stoffen te selecteren die de waterkwaliteit bedreigen en deze van normen te voorzien. Deze stoffen worden specifiek verontreinigende stoffen genoemd en zijn onderdeel van de ecologische beoordeling. De normen voor specifiek verontreinigende stoffen zijn opgenomen in de Regeling monitoring KRW en gelden voor alle wateren. Voor de stoffen die zijn opgenomen in KRW wetgeving geldt een resultaatsverplichting. Nederland moet hierover rapporteren aan Brussel via de stroomgebiedbeheerplannen. Vanaf eind 2015 gelden er in totaal voor zo n 120 stoffen wettelijke kwaliteitsnormen onder de KRW. Normen met beleidsstatus Naast de wettelijke normen zijn er in Nederland ook normen met een niet-wettelijke status. Deze normen, die niet onder de KRWwetgeving vallen, worden vaak beleidsmatige normen genoemd en zijn veelal opgenomen in het provinciaal waterplan (PWP) en/of het waterbeheerplan of programma (WBP) van een waterschap. Ze hebben echter niet alleen een beleidsmatige functie, want als een norm opgenomen is in bijvoorbeeld de eisen voor een vergunning, dan heeft die wel degelijk een juridische status. Voor iedere stof met een beleidsstatus geldt een inspanningsverplichting om de norm te realiseren. Dit betekent niet dat waterbeheerders overal en altijd alle stoffen moeten monitoren. Onder de stoffen met beleidsmatige normen vallen met name veel bestrijdingsmiddelen. (Bron: Vos et al (RIVM/RWS) in H2O, december 2015) In tabel 7.2 staat een overzicht welke waarden getoetst zijn: Tabel 7.2: Overzicht normen met bijbehorende berekening Afkorting Toetswaarde Berekening JGEM Jaargemiddelde Jaargemiddelde van de gemeten concentraties in het gehele jaar MAX of Maximum toegestane concentratie owel De maximaal gemeten concentratie in MAC Maximaal aanvaardbare concentratie een jaar MTR Maximaal Toelaatbaar Risico 90 percentiel van een jaarreeks metingen. Een 90-percentiel is het concentratieniveau dat voor 10% van de metingen wordt overschreden. ZGEM Zomergemiddelde Gemiddelde concentratie over de metingen in de periode april t/m september, het zomerhalfjaar Detectiegrenzen Voor het bepalen van de toetswaarde wordt, voor de meetwaarden die onder de detectiegrens liggen, met de halve waarden van de detectiegrens de toetswaarde berekend. Een parameter waarvan alle metingen op een locatie onder de detectiegrens liggen, evenals de norm, wordt als niet toetsbaar beschouwd. 118

119 Zo is dit ook voorgeschreven in de richtlijn in de BKMW voor beoordeling en toetsing. Een meetlocatie met een toetswaarde onder de detectiegrens, waarvan tevens de norm onder de detectiegrens ligt, wordt als niet toetsbaar beschouwd. Een overzicht is gegeven in tabel 7.3. Tabel 7.3: Omgang met detectiegrenzen bij de toetsing aan de norm Meetwaarden zowel onder als boven detectiegrens Waarden onder detectiegrens worden meegerekend als een waarde gelijk aan de helft van de detectiegrens. De waarden boven de detectiegrens worden volledig meeberekend. Classificering op geografische kaartjes in kleur groen, geel, oranje of rood afhankelijk van de mate van overschrijding. < norm 1 2 x norm 2 5 x norm >5 x norm Meetwaarden én norm onder detectiegrens Als Niet toetsbaar gedefinieerd Classificering op geografische kaartjes in wit Meetwaarden onder detectiegrens maar norm boven detectiegrens Parameter voldoet, immers de meetwaarden liggen lager dan de norm Classificering op geografische kaartjes in groen 7.3 Indeling van resultaten naar klassen De resultaten van de toetsing worden weergegeven op de geografische kaartjes in de bijlagen volgens de classificering zoals aangegeven in tabel 7.4a en 7.4b. Tabel 7.4a: De meetresultaten onderverdeeld in klassen van MEP tot slecht voor de nutriënten 3a. Stof / klasse MEPuitstekend GEP-goed Matig Ontoereikend Slecht Stikstof (zomergemiddelde) < 1,5 <1,8 1,8-3,6 3,6-9,0 >9,0 Fosfaat (zomergemiddelde) < 0,2 < 0,3 0,3-0,6 0,6-1,5 >1,5 Tabel 7.4b: De meetresultaten onderverdeeld in klassen van voldoet tot slecht Stof/klasse Niet toetsbaar Voldoet aan norm Bestrijdingsmiddelen, zware Waarden en Voldoet aan metalen en PAK s (KRWjaargemiddelde, norm onder norm MAX-waarde*) detectiegrens of ad hoc MTR o.b.v. 90- percentiel *) MAX = Maximum toegestane concentratie 1-2 x norm 2-5 x norm >5 x norm 1-2 x norm 2-5 x norm >5 x norm 7.4 Vrachtenberekening nutriënten en imidacloprid De vrachten naar buitenwater van de parameters stikstof, fosfaat en imidacloprid zijn berekend door de maandelijkse concentraties (voor stikstof en fosfaat in mg/l ofwel g/m3 en voor imidacloprid in ug/l ofwel mg/m3) op de meetpunten bij de boezemgemalen te vermenigvuldigen met de maandelijkse debieten (in 1000 m 3 ) van deze gemalen in De in- en uitlaatgemalen staan weergegeven in figuur 7.2. De vrachten nutriënten worden uitgedrukt in ton per jaar, de vracht imidacloprid in kilogram per jaar. Voor imidacloprid blijven een aantal boezemgemalen buiten beschouwing. Op de meetpunten voor deze gemalen zit imidacloprid niet in het meetpakket. Dit geldt voor gemaal Den Dolk, gemaal Schoute, gemaal Parksluizen en het Schiegemaal. 119

120 Figuur 7.2: De inlaat (groen)- en uitlaatgemalen (roze) van Delfland 7.5 Ecologische waterkwaliteit Toetsing met EBEOsys Voor de toetsing van de ecologische waterkwaliteit worden de Ecologische BEOordelingssystemen (EBEOsys) van de STOWA gebruikt voor de watertypen kanalen, sloten, ondiepe plassen en diepe gaten (STOWA 1993, 1994). Deze systematiek is landelijk opgezet. In Delfland wordt deze systematiek sinds 2000 toegepast. In 2005 is EBEOsys grondig herzien, en de resultaten vanaf dit jaar worden gebruikt in de analyses. De beoordelingscriteria zijn ontwikkeld als toetsingskader voor de ecologische doelstellingen. In de beoordeling speelt de samenstelling van de levensgemeenschap in het water een belangrijke rol. Aan de hand van biologische en fysisch/chemische parameters wordt een uitspraak gedaan over de toestand waarin het water zich bevindt, gerelateerd aan het landelijk referentiebeeld. De beoordeling is verdeeld over de karakteristieken chemie, saprobie, structuur/habitat, trofie, toxiciteit, brakkarakter, variant-eigen-karakter en zuurkarakter. De beoordeling voor elke karakteristiek wordt uitgedrukt in een niveau variërend van 1 (zeer slecht) tot 5 (zeer goed). Al deze scores worden gemiddeld, waarbij sommige scores zwaarder tellen dan andere afhankelijk van het watertype. Bij beoordeling volgens dit systeem is het middelste niveau de door de Provincie Zuid-Holland vastgestelde norm. De manier van beoordelen geeft inzicht in de oorzaken van een eventueel slechte ecologische kwaliteit. Om te kunnen toetsen met dit systeem zijn gegevens nodig op het gebied van nutriënten, macroionen, vegetatie, macrofauna, plankton en fysieke omstandigheden. Elke locatie is ingedeeld naar watertype: voor Delfland is dat sloot, kanaal, plas; en bodemsoort: klei, veen, zand. Elke combinatie van type en bodem heeft een eigen serie aan indicatorsoorten en -waarden die gebruikt worden bij het bepalen van de kwaliteit. Zo komen bij een goede kwaliteit in een zandsloot hele andere soorten planten voor dan in een kleikanaal, en is de chemische samenstelling ook anders. 120

121 Tabel 7.5 geeft een voorbeeld voor kanalen welke maatstaven bij welke karakteristieken en factoren horen. Bemonstering en determinatie van de biologische groepen zijn gedaan volgens de landelijke richtlijnen uit het Handboek Hydrobiologie (STOWA 2010). De onderzochte groepen zijn macrofauna, watervegetatie (ook wel macrofyten genoemd), fytoplankton, epifytische diatomeeën en zoöplankton. Voor beoordeling met de STOWA-systemen zijn ook chemische gegevens vereist. De chemische analyses zijn volgens de geldende NEN-normen uitgevoerd. De toetsing is uitgevoerd met behulp van het programma EBEOweb versie 1.0/EBEOsys versie 3.0 (STOWA, 2012). Een nadere toelichting op de karakteristieken en betrokken ecologische groepen is gegeven in het kader Ecologische beoordeling. Tabel 7.5: Overzicht van factoren, karakteristieken en maatstaven voor kanalen (Beïnvloedings)factor Karakteristiek Maatstaf Eutrofiëring Trofie Indicatoren macrofyten voor eutrofie Indicatoren fytoplankton voor oligo-/eutrofie Chlorofyl-a gehalte Nutriëntenhuishouding Saprobiëring Saprobie Indicatoren macrofauna voor oligosaprobie Indicatoren diatomeeën voor meso-/polysaprobie Zuurstofhuishouding Verzilting/verzoeting Brakkarakter Indicatoren macrofauna voor brak water Indicatoren diatomeeën voor brak water Chloriniteit Waterkwantiteitsbeheer Waterchemie Verhouding tussen Ionen-ratio en Electrisch geleidingsvermogen Relatieve verhouding tussen bicarbonaat-, chloride- en sulfaationen Inrichting Habitatdiversiteit Aantal soorten hydrofyten Abundantie hydrofyten Aantal soorten helofyten Abundantie helofyten Bedekking en rijkdom macrofyten Verhouding substraat, sediment, litoraal/kolombewoners macrofauna Kanaalprofiel Typologisch aspect Variant-eigen karakter Zand-indicatoren macrofyten voor zoete kanalen Klei-indicatoren macrofyten voor zoete kanalen Veen-indicatoren macrofyten voor zoete kanalen Indicatoren macrofauna voor brakke kanalen Indicatoren diatomeeën voor brakke kanalen Chloriniteit voor brakke kanalen Bedekking planten (submers en emers) Omdat voor de ecologische waarde in het water en de verschillende daaraan gekoppelde toetsingen (EBEO, KRW) de aanwezigheid van planten een belangrijke parameter is, is een weergave gemaakt van de bedekkingen van twee vegetatietypen. Dit zijn de submerse en emerse vegetatievormen. Submers wil hier zeggen, alle planten die zich in de waterkolom bevinden, en emers staat voor alle planten die in het water groeien en er bovenuit steken. Denk hierbij aan soorten als grof hoornblad en fonteinkruiden als submerse soorten, en grote egelskop en kleine lisdodde als emerse soorten. Ook de bedekking met drijvende vegetatie en kroos zijn interessante vegetatievormen, maar omdat pas sinds enkele jaren in de metingen deze twee los van elkaar gemeten worden, kan daar op dit moment nog geen analyse in de tijd van gemaakt worden. 121

122 KADER Ecologische beoordeling De beoordeling van de ecologische waterkwaliteit is verdeeld over een aantal karakteristieken: Beheer: Dit heeft betrekking op de inrichting en het onderhoud van de oevers en het water, die weer van grote invloed zijn op de ecologische waterkwaliteit. Zo krijgen bij de aanleg van natuurvriendelijk oevers de planten meer ruimte. Deze karakteristiek bestaat uit 2 componenten: Structuur: Zijn talud, inrichting en onderhoud van de oevers natuurvriendelijk? Komen er oeverplanten voor en organismen die afhankelijk zijn van deze planten? Chemie: Is er gebiedseigen water (meestal wenselijk) of gebiedsvreemd water? Saprobie: De mate van zuurstofverbruik door afbraak van organisch materiaal. Door overmatige afbraak van organisch materiaal kan zuurstofgebrek ontstaan. Te lage zuurstofgehalten in het water kunnen levensbedreigend zijn voor organismen in het water en bijvoorbeeld leiden tot vissterfte. Trofie: De mate van voedselrijkdom (stikstof en fosfaat). Wanneer het water te eutroof (voedselrijk) is, neemt de hoeveelheid algen toe, waardoor het doorzicht minder wordt. Door verminderd doorzicht verdwijnen de ondergedoken waterplanten. Toxiciteit: De mate van giftigheid. Deze karakteristiek geeft aan of de macrofauna-samenstelling beïnvloed wordt door giftige stoffen, zoals bestrijdingsmiddelen. Deze karakteristiek wordt alleen beoordeeld in sloten. Brakkarakter: Deze karakteristiek geeft, gebaseerd op het chloridegehalte en indicatoren in de macrofauna en diatomeeën, aan of er sprake is van ongewenste verzilting. Variant-eigenkarakter: Deze karakteristiek geeft aan of er plantensoorten aanwezig zijn die passen bij het bodemtype (klei, veen of zand). Zuurkarakter: Deze karakteristiek geeft aan of er ongewenste verzuring of alkalisering plaats vindt. Wateren die vallen in de klasse 3 of hoger voldoen aan de norm die gesteld is door de provincie. Biologische groepen De biologische groepen die bij de ecologische beoordeling een rol spelen zijn macrofauna, macrofyten, fytoplankton, epifytische diatomeeën en zoöplankton. Macrofauna: Dit is de verzamelnaam voor ongewervelde dieren die met het blote oog kunnen worden waargenomen, zoals (larven van) insecten, wormen, watermijten en slakken. Macrofauna komt voor in de waterkolom, op substraat (o.a. planten) en in en op waterbodems. De samenstelling van de soorten geeft een indicatie van type water, substraat en verschillende aspecten van de waterkwaliteit. Macrofyten: Dit zijn de hogere planten en kranswieren. Voor een goede samenstelling van de vegetatie zijn de juiste omstandigheden nodig. De vegetatie is voor veel andere soortgroepen een belangrijke basis doordat planten een belangrijke vorm van structuur leveren waar allerlei organismen tussen kunnen leven. Fytoplankton: Dit is een ander woord voor algen die vrij leven in de waterkolom. Fytoplankton is een voedselbron voor veel waterorganismen. Aanwezigheid, samenstelling en aanbod van deze in het water zwevende, plantaardige organismen bepalen deels de waterkwaliteit. Epifytische diatomeeën: De epifytische diatomeeën zijn een andere groep van algen, ook wel de kiezelwieren genoemd. Deze diatomeeën leven voornamelijk aangehecht aan substraat, zoals plantenstengels. De samenstelling en hoeveelheden van de kiezelwieren zeggen veel over de waterkwaliteit. Zoöplankton: Dit zijn alle microscopisch kleine diersoorten die vrij rondzwemmen in de waterkolom. In de diepe gaten vormt het zoöplankton een belangrijke groep levensvormen die in dit watertype veel zegt over de kwaliteit. Vanuit de KRW worden doelen gesteld aan deze bedekkingspercentages van waterplanten. Deze bedekkingen kennen een optimumkromme. Zo scoort submerse vegetatie in een laagveenkanaal het hoogst bij 50% bedekking, daarboven en daaronder neemt de score af. 122

Afd É ^ Doc./bijlage Productnr.

Afd É ^ Doc./bijlage Productnr. Afd. Kopie Aan de gemeenteraad van de gemeente Delft Postbus 78 2600 ME DELFT -------------É ^ O CD i- ente Delft Doc./bijlage Productnr. 12 JUL 2016 ^Éj'.v'öL' Hoogheemraadschap van Delfland ONS KENMERK

Nadere informatie

Waterkwaliteitsrapportage

Waterkwaliteitsrapportage 1 Waterkwaliteitsrapportage 2016 2 Waterkwaliteitsrapportage 2016.. Colofon Uitgave van: Hoogheemraadschap van Delfland Sector Bestuur, Beleid en Communicatie Team Watersysteemkwaliteit Kenmerk: 1301120

Nadere informatie

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10. III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10. is opgenomen III.2. Waterkwaliteit De meetpunten van het chemische meetnet liggen

Nadere informatie

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen 2. Waterkwaliteit De zomergemiddelden voor 2008 van drie waterkwaliteitsparameters

Nadere informatie

Waterkwaliteitsrapportage hydrobiologisch onderzoek

Waterkwaliteitsrapportage hydrobiologisch onderzoek Waterkwaliteitsrapportage 2014 Resultaten van fysisch-chemisch en hydrobiologisch onderzoek 1 Waterkwaliteitsrapportage Delfland 2014 Resultaten van fysisch-chemisch en hydrobiologisch waterkwaliteitsonderzoek

Nadere informatie

Waterkwaliteitsrapportage. Delfland 2013. Resultaten van fysisch-chemisch en hydrobiologisch waterkwaliteitsonderzoek 2013.

Waterkwaliteitsrapportage. Delfland 2013. Resultaten van fysisch-chemisch en hydrobiologisch waterkwaliteitsonderzoek 2013. 1 Waterkwaliteitsrapportage Delfland 2013 Resultaten van fysisch-chemisch en hydrobiologisch waterkwaliteitsonderzoek 2013.. Colofon Uitgave van: Hoogheemraadschap van Delfland Kenmerk: 1130462 Datum:

Nadere informatie

Waterkwaliteitsrapportage

Waterkwaliteitsrapportage 1 1 Waterkwaliteitsrapportage 2017.. Colofon Uitgave van: Hoogheemraadschap van Delfland Sector Bestuur, Beleid en Communicatie Team Watersysteemkwaliteit Kenmerk: 1356330 Datum: april 2018 2 3 Inhoud

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen,

Vermesting in meren en plassen, Indicator 18 mei 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren en plassen

Nadere informatie

De prestatie-indicatoren genoemd in de presentaties maken onderdeel uit van de begroting 2017, welke is geagendeerd voor de VV van november 2016.

De prestatie-indicatoren genoemd in de presentaties maken onderdeel uit van de begroting 2017, welke is geagendeerd voor de VV van november 2016. De prestatie-indicatoren genoemd in de presentaties maken onderdeel uit van de begroting 2017, welke is geagendeerd voor de VV van november 2016. Mede ook naar aanleiding van de presentaties in de commissies,

Nadere informatie

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018 Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018 1. Inleiding In het beheergebied van waterschap Zuiderzeeland liggen 18 KRW-waterlichamen (zie figuur 1 op volgende pagina). Deze waterlichamen worden zowel

Nadere informatie

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009 Indicator 6 maart 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De meeste waterlichamen voldoen

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen,

Vermesting in meren en plassen, Indicator 14 september 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren

Nadere informatie

Achtergrondnotitie De toon van communicatie aan doelgroepen in relatie tot verbetering van de chemische waterkwaliteit

Achtergrondnotitie De toon van communicatie aan doelgroepen in relatie tot verbetering van de chemische waterkwaliteit Achtergrondnotitie De toon van communicatie aan doelgroepen in relatie tot verbetering van de chemische waterkwaliteit 5 juni 2015 Aanleiding De waterkwaliteit in Delfland voldoet niet aan de geldende

Nadere informatie

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. 29 september 2010 Inhoud 1 Tekstdelen uit van 5 varianten naar 2 alternatieven 3 1.1 Referentiesituatie 3 1.2 Effecten waterkwaliteit KRW 5 2 Nieuw tekstdeel 7 ARCADIS

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen

Vermesting in meren en plassen Indicator 16 december 2008 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren en

Nadere informatie

Factsheet: NL43_11 Bussloo

Factsheet: NL43_11 Bussloo Factsheet: NL43_11 Bussloo -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009 Indicator 2 maart 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De ecologische kwaliteit van het

Nadere informatie

Aanpak verbetering chemische waterkwaliteit

Aanpak verbetering chemische waterkwaliteit Aanpak verbetering chemische waterkwaliteit Opsteller: Helen Hangelbroek Status: Projectfase: Datum: 1-03-11 Kopie: Datum: 1-03-11 pagina 1 van 15 INHOUD Pagina 1. Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Doel

Nadere informatie

MIRA-T Kwaliteit oppervlaktewater. Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten DPSIR

MIRA-T Kwaliteit oppervlaktewater. Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten DPSIR Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten belasting oppervlaktewater (1995=100) 120 100 80 60 40 P landbouw N landbouw N huishoudens P huishoudens CZV huishoudens N

Nadere informatie

Bert Bellert, Waterdienst. 5 september 2011

Bert Bellert, Waterdienst. 5 september 2011 Ammonium in de Emissieregistratie?! Natuurlijke processen, antropogene bronnen en emissies in de ER Bert Bellert, Waterdienst Ammonium als stof ook in ER??: In kader welke prioritaire stoffen, probleemstoffen,

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2008 Indicator 15 juli 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2010 Indicator 27 november 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen,

Vermesting in meren en plassen, Indicator 13 april 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren en plassen

Nadere informatie

Factsheet: NL33HM. Naam: Hondshalstermeer

Factsheet: NL33HM. Naam: Hondshalstermeer Factsheet: NL33HM Hondshalstermeer -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel Factsheet: NL43_13 Oude IJssel -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Waterkwaliteit verbeteren!

Waterkwaliteit verbeteren! Waterkwaliteit verbeteren! Erwin Rebergen Beheerder grond- en oppervlaktewater 6 juni 2013 1 Onderwerpen Waarom spant zich in om de waterkwaliteit te verbeteren? Wat willen we bereiken? Hoe willen we een

Nadere informatie

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa Overijssels Kanaal (Zwolle) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

Vermesting van regionaal water,

Vermesting van regionaal water, Indicator 20 april 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting van het regionale

Nadere informatie

Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt. 1. Aanleiding

Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt. 1. Aanleiding Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt 1. Aanleiding In 2012 is het uwbp door de Verenigde Vergadering vastgesteld. Hierin is opgenomen om 5 KRW maatregelen uit het Waterbeheersplan 2009-2015

Nadere informatie

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,3 150 150

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,3 150 150 NL09_26 Basisgegevens Naam Code Status Type Stroomgebied Waterbeheergebied Provincie Gemeente Sloten Overbetuwe NL09_26 Kunstmatig M1a - Zoete sloten (gebufferd) Rijn-West Rivierenland Gelderland Neder-Betuwe,

Nadere informatie

Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten

Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten 21 3.12 KWALITEIT OPPERVLAKTEWATER P Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten belasting oppervlaktewater (2=1) 12 P landbouw N landbouw P huishoudens N huishoudens

Nadere informatie

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

ONDERZOEK NAAR DE WATERKWALITEIT

ONDERZOEK NAAR DE WATERKWALITEIT ONDERZOEK NAAR DE WATERKWALITEIT Naam: Klas: Datum: 1 Situering van het biotoop Plaats: Type water: vijver / meer / ven / moeras/ rivier / kanaal / poel / beek / sloot / bron Omgeving: woonkern / landbouwgebied

Nadere informatie

Prestatie-indicatoren Ecologie 1 december 2015 1

Prestatie-indicatoren Ecologie 1 december 2015 1 Prestatie-indicatoren Ecologie 1 december 2015 1 Prestatie-indicatoren ecologie 1. Wat zijn prestatie-indicatoren 2. Keuze prestatie-indicatoren 3. Frequentie rapportage 2 Wat zijn prestatie-indicatoren?

Nadere informatie

Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a

Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in

Nadere informatie

Spiegelplas en Ankeveense plassen

Spiegelplas en Ankeveense plassen Spiegelplas en Ankeveense plassen Stand van de natuur en herstelmaatregelen Gerard ter Heerdt Bart Specken Jasper Stroom Floor Speet Winnie Rip Een tienminuten gesprek. Hoe staan onze kinderen er voor?

Nadere informatie

Waterkwaliteit KRW, 2015

Waterkwaliteit KRW, 2015 Indicator 12 januari 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De meeste waterlichamen voldoen

Nadere informatie

Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland

Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland Chemische waterkwaliteit in Delfland moet beter! De AWP

Nadere informatie

Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze

Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

INTERN MEMO. Aan: Algemeen Bestuur Van: Dagelijks Bestuur Datum: 10 november 2015 Onderwerp: Voedingsstoffen in het oppervlaktewater

INTERN MEMO. Aan: Algemeen Bestuur Van: Dagelijks Bestuur Datum: 10 november 2015 Onderwerp: Voedingsstoffen in het oppervlaktewater Intern memo INTERN MEMO Aan: Algemeen Bestuur Van: Dagelijks Bestuur Datum: 0 november 205 Onderwerp: Voedingsstoffen in het oppervlaktewater Bijlage: Bestuursnotitie wfn40342 in DB april 204 Inleiding

Nadere informatie

Jaarverslag Water 2015

Jaarverslag Water 2015 Vlaanderen is milieu Jaarverslag Water 2015 VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ www.vmm.be \\\\\\ JAARVERSLAG WATER 2015 \\\\\ DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Jaarverslag water 2015 Samenstellers Afdeling Rapportering

Nadere informatie

Natuurvriendelijke oevers: mogelijkheden per standplaats. Emiel Brouwer en Pim de Kwaadsteniet

Natuurvriendelijke oevers: mogelijkheden per standplaats. Emiel Brouwer en Pim de Kwaadsteniet Natuurvriendelijke oevers: mogelijkheden per standplaats Emiel Brouwer en Pim de Kwaadsteniet Aanleiding Aanleg natuurvriendelijke oevers belangrijk in waterbeheer Bij aanleg mist vaak de relatie met de

Nadere informatie

KRW-programma Delfland

KRW-programma Delfland KRW-programma Delfland 2016-2021 WBP5 Inhoud 1 Aanleiding nieuw KRW-programma... 2 2 KRW-doelen en KRW-oppervlaktewaterlichamen... 2 3 Stand van zaken... 4 4 KRW-maatregelenprogramma 2016-2021... 7 5 Kosten

Nadere informatie

Toelichting ontwerp Factsheets Kaderrichtlijn Water. Planperiode Waterschap Noorderzijlvest

Toelichting ontwerp Factsheets Kaderrichtlijn Water. Planperiode Waterschap Noorderzijlvest Toelichting ontwerp Factsheets Kaderrichtlijn Water Planperiode 2016-2021 Waterschap Noorderzijlvest Pagina 1 1 Introductie De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) richt zich op de bescherming van

Nadere informatie

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING Noord-Zuidleiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL11_3_4. Naam: Vinkeveense Plassen

Factsheet: NL11_3_4. Naam: Vinkeveense Plassen Factsheet: NL11_3_4 Vinkeveense Plassen -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT Emmertochtsloot De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL43_09. Naam: Toevoerkanaal

Factsheet: NL43_09. Naam: Toevoerkanaal Factsheet: NL43_09 Toevoerkanaal -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL36_OWM_018 Dommerswijk

Factsheet: NL36_OWM_018 Dommerswijk Factsheet: NL6_OWM_018 Dommerswijk De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen...

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen... BIJLAGE F Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen....................................................................... De milieudoelstellingen

Nadere informatie

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) Nummer Onderwerp Hoogheemraadschap van Delfland.

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) Nummer Onderwerp Hoogheemraadschap van Delfland. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d.) 3 april 2012) Nummer 2644 Onderwerp Hoogheemraadschap van Delfland. Aan de leden van Provinciale Staten Toelichting vragensteller De

Nadere informatie

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa Steenwetering De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Actualisatie zwemwaterprofiel De Grote speelweide Amsterdamse Bos 2017

Actualisatie zwemwaterprofiel De Grote speelweide Amsterdamse Bos 2017 Actualisatie zwemwaterprofiel De Grote speelweide Amsterdamse Bos 2017 Archimedesweg 1 CORSA nummer: 18.077462 postadres: versie: 01 postbus 156 auteurs: P. v.d. Wee / D. Slot 2300 AD Leiden oplage: 1

Nadere informatie

Blauwalgenbestrijding met waterstofperoxide Resultaten experimenten 2009. Bart Reeze (ARCADIS) Hans Matthijs en Petra Visser (UvA)

Blauwalgenbestrijding met waterstofperoxide Resultaten experimenten 2009. Bart Reeze (ARCADIS) Hans Matthijs en Petra Visser (UvA) Blauwalgenbestrijding met waterstofperoxide Resultaten experimenten 2009 Bart Reeze (ARCADIS) Hans Matthijs en Petra Visser (UvA) 1 Inhoud presentatie Waar komt dit idee vandaan? Ontwikkelingsgeschiedenis

Nadere informatie

Factsheets Watersysteemkwaliteit Delfland Beleid en Onderzoek / team Watersysteemkwaliteit

Factsheets Watersysteemkwaliteit Delfland Beleid en Onderzoek / team Watersysteemkwaliteit Factsheets Watersysteemkwaliteit Delfland 2007 Beleid en Onderzoek / team Watersysteemkwaliteit Factsheets Watersysteemkwaliteit Delfland 2007 Resultaten van het watersysteemonderzoek 2007... Colofon

Nadere informatie

Inhoud. Bijlagen: 1. Achtergrondnotitie 2. Informatiebladen KRW-waterlichamen. KRW-programma Delfland

Inhoud. Bijlagen: 1. Achtergrondnotitie 2. Informatiebladen KRW-waterlichamen. KRW-programma Delfland KRW-programma Delfland 2016-2021 Inhoud 1 Nieuw programma voor de KRW... 2 2 Werken aan schoon water... 5 3 Eerste planperiode in een notendop... 8 4 Gebiedsproces met gebiedspartners... 12 5 Doelactualisatie

Nadere informatie

Factsheet: NL43_32 Arkervaart

Factsheet: NL43_32 Arkervaart Factsheet: NL43_32 Arkervaart -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Netwerkdag IKN Jan Broos, Adviesbureau Broos Water BV 20 april 2017

Netwerkdag IKN Jan Broos, Adviesbureau Broos Water BV 20 april 2017 Het verbeteren van de waterkwaliteit; de rol van de landbouw Netwerkdag IKN Jan Broos, Adviesbureau Broos Water BV 20 april 2017 Broos Water BV Als praktijkgericht kennis- en adviesbureau werken wij aan

Nadere informatie

Monitoring, maatlatten, toetsen en beoordelen: wat een toestand. Gert van Ee 15 februari 2017

Monitoring, maatlatten, toetsen en beoordelen: wat een toestand. Gert van Ee 15 februari 2017 Monitoring, maatlatten, toetsen en beoordelen: wat een toestand Gert van Ee 15 februari 2017 Roossloot Bergen NH, foto: Nico Jaarsma 2016 Indeling presentatie Monitoring en meetnetten HHNK Maatlatten,

Nadere informatie

Bijlage 1: Samenvatting factsheets, toelichting maatregelpakket en administratieve wijzigingen

Bijlage 1: Samenvatting factsheets, toelichting maatregelpakket en administratieve wijzigingen Bijlage 1: Samenvatting factsheets, toelichting maatregelpakket en administratieve wijzigingen In deze bijlagen wordt ingegaan op: - De huidige toestand van de waterkwaliteit; - Het definitieve KRW maatregelpakket

Nadere informatie

Water in beeld. Toestand en toekomst van het West-Brabantse watersysteem

Water in beeld. Toestand en toekomst van het West-Brabantse watersysteem Water in beeld Toestand en toekomst van het West-Brabantse watersysteem Waterschap Brabantse Delta zorgt zowel voor de aan- en afvoer van water als ook voor de kwaliteit ervan. Zo kunnen recreanten op

Nadere informatie

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Afwenteling mede bepalend voor het niet halen van KRW- doelstellingen

Afwenteling mede bepalend voor het niet halen van KRW- doelstellingen Afwenteling mede bepalend voor het niet halen van KRW- doelstellingen Aniel Balla, Rob van de Boomen (Wi2eveen+Bos), Marcel Tonkes (provincie Overijssel) Met een afwentelingsonderzoek is in Rijn- Oost

Nadere informatie

Westland/Oostland, samen op weg naar de emissieloze kas in 2027

Westland/Oostland, samen op weg naar de emissieloze kas in 2027 Westland/Oostland, samen op weg naar de emissieloze kas in 2027 Afsprakenkader waterkwaliteit en glastuinbouw Context afsprakenkader Het doel van dit afsprakenkader is: het op een zo efficiënt mogelijke

Nadere informatie

De meerwaarde: een casus. Martine Lodewijk programmamanager KRW voor waterschap Amstel Gooi en Vecht

De meerwaarde: een casus. Martine Lodewijk programmamanager KRW voor waterschap Amstel Gooi en Vecht De meerwaarde: een casus Martine Lodewijk programmamanager KRW voor waterschap Amstel Gooi en Vecht Conclusies Wat is de meerwaarde van een systeemanalyse (ESF-analyse)? Diagnose: wat zijn de bepalende

Nadere informatie

Nieuwkoopse Plassen. Op weg naar water van topkwaliteit. Droge voeten, schoon water

Nieuwkoopse Plassen. Op weg naar water van topkwaliteit. Droge voeten, schoon water Nieuwkoopse Plassen Op weg naar water van topkwaliteit De Nieuwkoopse Plassen en het aangrenzende gebied vormen een prachtig natuurgebied. We werken samen met anderen aan verbetering van de waterkwaliteit

Nadere informatie

KRW Nieuwkoopse plassen. van A(alscholvers) tot Z(udde) Marieke Desmense en Gustaaf van Wijk

KRW Nieuwkoopse plassen. van A(alscholvers) tot Z(udde) Marieke Desmense en Gustaaf van Wijk KRW Nieuwkoopse plassen van A(alscholvers) tot Z(udde) Marieke Desmense en Gustaaf van Wijk Opbouw van deze presentatie Het probleem: jaren 80 tot KRW Wat meten we? Wat ziet Natuurmonumenten? Keuze maatregelen

Nadere informatie

Homogeen meetnet. Resultaten en beoordeling

Homogeen meetnet. Resultaten en beoordeling Homogeen meetnet Resultaten 2011-2013 en beoordeling Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Een balans van de waterkwaliteit... 5 2.1. Organische vervuiling en eutrofiëring... 5 2.2. Toxische vervuiling...

Nadere informatie

Op naar een specifiek meetnet voor bestrijdingsmiddelen

Op naar een specifiek meetnet voor bestrijdingsmiddelen Op naar een specifiek meetnet voor bestrijdingsmiddelen Dennis Kalf Ministerie Infrastructuur en Milieu; RWS Waterdienst 22 mei 2012 Inhoud Aanleiding/overwegingen NAP/nieuwe nota duurzame gewasbescherming(bm)

Nadere informatie

Bert Hidding (en vele anderen) Systeemanalyse van de Westboezem van Delfland

Bert Hidding (en vele anderen) Systeemanalyse van de Westboezem van Delfland Bert Hidding (en vele anderen) Systeemanalyse van de Westboezem van Delfland Sfeerimpressie... Aanleiding Evaluatie KRW opgave SGBP2 Prioritering maatregelen in het kader van de Groene Motor (SGBP2) Doorkijk

Nadere informatie

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water Samen werken aan waterkwaliteit Voor schoon, voldoende en veilig water D D Maatregelenkaart KRW E E N Z D E Leeuwarden Groningen E E W A IJSSELMEER Z Alkmaar KETELMEER ZWARTE WATER MARKER MEER NOORDZEEKANAAL

Nadere informatie

Hydrobiologische Monitoring

Hydrobiologische Monitoring Opzet presentatie Hydrobiologische Monitoring Dille Wielakker & Jos Spier Wat is Hydrobiologie? Historie van de Hydrobiologie Monitoringsmethodieken Belang van standaardisatie Door Bureau Waardenburg bv

Nadere informatie

Factsheet: NL15_01 Oost Boezem

Factsheet: NL15_01 Oost Boezem Factsheet: NL15_01 Oost Boezem Deze factsheet bevat relevante informatie over het waterlichaam met uitzondering van landelijke maatregelen. Iedere overheid is verantwoordelijk voor het deel van de inhoud,

Nadere informatie

Samenvatting van: Effecten van het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij (LOTV) op de waterkwaliteit.

Samenvatting van: Effecten van het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij (LOTV) op de waterkwaliteit. Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling/RIZA Samenvatting van: Effecten van het Lozingenbesluit

Nadere informatie

Brug tussen chemische en biologische beoordeling waterkwaliteit

Brug tussen chemische en biologische beoordeling waterkwaliteit Brug tussen chemische en biologische beoordeling waterkwaliteit Bioassays meten de risico s van stoffen voor het ecosysteem in oppervlaktewater 1 Brug tussen chemische en biologische beoordeling waterkwaliteit

Nadere informatie

Samenwerken werkt? De bal is rond

Samenwerken werkt? De bal is rond Samenwerken werkt? De bal is rond Chemische waterkwaliteit glastuinbouw 2018 De resultaten over 2018 en een doorkijk naar 2027 7 maart 2019 l De Lier Ingrid ter Woorst Bestuur Hoogheemraadschap Delfland:

Nadere informatie

Onderwerp: Jaarrapportage waterkwaliteit en voortgang evaluatie doelbereik KRW Nummer: Bestuursstukken\2113. Opdrachtgever: Jelmer Kooistra

Onderwerp: Jaarrapportage waterkwaliteit en voortgang evaluatie doelbereik KRW Nummer: Bestuursstukken\2113. Opdrachtgever: Jelmer Kooistra Onderwerp: Jaarrapportage waterkwaliteit en voortgang evaluatie doelbereik KRW Nummer: Bestuursstukken\2113 Agendapunt: 8 DB: Ja 7-6-2016 BPP: Ja 22-6-2016 FAZ: Nee VVSW: Ja 22-6-2016 AB: Ja 6-7-2016 Opsteller:

Nadere informatie

samenvatting van de Atlas van de waterkwaliteit IN HET GEBIED VAN RIJN EN IJSSEL

samenvatting van de Atlas van de waterkwaliteit IN HET GEBIED VAN RIJN EN IJSSEL samenvatting van de Atlas van de waterkwaliteit IN HET GEBIED VAN RIJN EN IJSSEL Samenvatting van de Atlas van de Waterkwaliteit De zorg voor de waterkwaliteit is in de lange geschiedenis van de waterschappen

Nadere informatie

Watercirculatie oplossing voor zuurstoftekort stedelijk water?

Watercirculatie oplossing voor zuurstoftekort stedelijk water? Watercirculatie oplossing voor zuurstoftekort stedelijk water? Arnold Osté (RPS advies- en ingenieursbureau), Hilde Ketelaar en Hella Pomarius (waterschap Rivierenland) Waterschap Rivierenland beschikt

Nadere informatie

Factsheet: NL14_7. Naam: Merwedekanaal

Factsheet: NL14_7. Naam: Merwedekanaal Factsheet: NL14_7 Merwedekanaal -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Fysisch-chemische kwaliteit oppervlaktewater 2015

Fysisch-chemische kwaliteit oppervlaktewater 2015 Vlaanderen is milieu Fysisch-chemische kwaliteit oppervlaktewater 2015 VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ www.vmm.be DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Fysisch-chemische kwaliteit oppervlaktewater 2015 Samenstellers Afdeling

Nadere informatie

agendapunt 04.01 Aan Commissie Watersystemen - kwaliteit en kwantiteit WATERKWALITEITSRAPPORTAGE GLASTUINBOUWGEBIED

agendapunt 04.01 Aan Commissie Watersystemen - kwaliteit en kwantiteit WATERKWALITEITSRAPPORTAGE GLASTUINBOUWGEBIED agendapunt 04.01 910789 Aan Commissie Watersystemen - kwaliteit en kwantiteit WATERKWALITEITSRAPPORTAGE GLASTUINBOUWGEBIED Voorstel Commissie Watersystemen - kwaliteit en kwantiteit 1-2-2011 Kennis te

Nadere informatie

Resultaten onderzoek relatieve bronnen. B-ware en Royal Haskoning (proefsloten) HH Stichtse Rijnlanden en Aequator (polderanalyse)

Resultaten onderzoek relatieve bronnen. B-ware en Royal Haskoning (proefsloten) HH Stichtse Rijnlanden en Aequator (polderanalyse) Resultaten onderzoek relatieve bronnen B-ware en Royal Haskoning (proefsloten) HH Stichtse Rijnlanden en Aequator (polderanalyse) Overzicht Aanleiding Aanpak Vervolg Waterkwaliteit Lopikerwaard Welke bronnen

Nadere informatie

Statencommissie REW 1 februari KRW maatregelen rijkswateren

Statencommissie REW 1 februari KRW maatregelen rijkswateren Statencommissie REW 1 februari 2008 Kaderrichtlijn Water in Scheldestroomgebied KRW maatregelen rijkswateren Loes de Jong RWS Zeeland Projectbureau KRW Schelde Rijkswateren Zeeland Inhoud presentatie:

Nadere informatie

Waterkwaliteitsproblemen in gracht Donjon-complex Adviesrapport ter verkenning naar mogelijke oplossingen

Waterkwaliteitsproblemen in gracht Donjon-complex Adviesrapport ter verkenning naar mogelijke oplossingen MEMO Waterkwaliteitsproblemen in gracht Donjon-complex Adviesrapport ter verkenning naar mogelijke oplossingen Proces: Ontwikkelen Watersysteem Aan : Jos van Hoeij (Gemeente Geldrop-Mierlo) Van : Maarten

Nadere informatie

Een ongenode gast: Amerikaanse rivierkreeft

Een ongenode gast: Amerikaanse rivierkreeft Amerikaanse rivierkreeft Een ongenode gast: Opzet workshop Een ongenode gast: Inleiding (Fabrice Ottburg; WUR) Nader inzoomen op een aantal projecten (Winnie Rip; Waternet) Praktijk ervaring aanpak (Jouke

Nadere informatie

Actualisatie zwemwaterprofiel Meijepark 2017

Actualisatie zwemwaterprofiel Meijepark 2017 Actualisatie zwemwaterprofiel Meijepark 2017 Archimedesweg 1 CORSA nummer: 18.077470 postadres: versie: 01 postbus 156 auteurs: P. v.d. Wee / D. Slot 2300 AD Leiden oplage: 1 telefoon (071) 3 063 063 datum:

Nadere informatie

Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart

Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Kennisvraag: Wat zijn de fysisch chemische effecten van de wateroverlast voor de maand juni in vergelijking met andere jaren?

Kennisvraag: Wat zijn de fysisch chemische effecten van de wateroverlast voor de maand juni in vergelijking met andere jaren? Juni 2016 in vergelijking tot voorgaande jaren Kennisvraag: Wat zijn de fysisch chemische effecten van de wateroverlast voor de maand juni in vergelijking met andere jaren? Antwoord: Er zijn in verschillende

Nadere informatie

Factsheet: NL43_10 Fliert

Factsheet: NL43_10 Fliert Factsheet: NL43_10 Fliert -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Zwemwatermaatregelen Delftse hout. 1. Probleemstelling - context

Zwemwatermaatregelen Delftse hout. 1. Probleemstelling - context Zwemwatermaatregelen Delftse hout 1. Probleemstelling - context De Europese zwemwaterrichtlijn stelt eisen aan de waterkwaliteit van alle zwemwateren in Europa. De provincie Zuid-Holland heeft de zwemwaterlocaties

Nadere informatie

Helder water door quaggamossel

Helder water door quaggamossel Helder water door quaggamossel Kansen en risico s Een nieuwe mosselsoort, de quaggamossel, heeft zich in een deel van de Rijnlandse wateren kunnen vestigen. De mossel filtert algen en zwevend stof uit

Nadere informatie

Vlaanderen is milieu. Kwaliteit van de waterbodem VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ.

Vlaanderen is milieu. Kwaliteit van de waterbodem VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ. Vlaanderen is milieu Kwaliteit van de waterbodem 2015 VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ www.vmm.be \\\\\\ KWALITEIT VAN DE WATERBODEM IN 2015 \\\\\ DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Kwaliteit van de waterbodem in 2015

Nadere informatie

4.7 Exoten. Bram bij de Vaate, RIZA en Erwin Winter, RIVO

4.7 Exoten. Bram bij de Vaate, RIZA en Erwin Winter, RIVO .7 Bram bij de Vaate, RIZA (b.bdvaate@riza.rws.minvenw.nl) en Erwin Winter, RIVO (erwin.winter@wur.nl) Een aanzienlijk deel van de macrofauna op harde substraten bestaat uit exoten. Dat kan problemen opleveren

Nadere informatie

Waterplanten en macrofauna profiteren van KRW-maatregelen

Waterplanten en macrofauna profiteren van KRW-maatregelen Waterplanten en macrofauna profiteren van KRW-maatregelen Martijn Hokken (Waterschap Zuiderzeeland), Reinder Torenbeek (Bureau Waardenburg) Om de KRW-doelen te halen, heeft waterschap Zuiderzeeland de

Nadere informatie

introductie waterkwantiteit waterkwaliteit waterveiligheid virtuele tour Waar zorgen de waterschappen in mijn omgeving voor?

introductie waterkwantiteit waterkwaliteit waterveiligheid virtuele tour Waar zorgen de waterschappen in mijn omgeving voor? Waar zorgen de waterschappen in mijn omgeving voor? De waterschappen zorgen voor voldoende en schoon water, gezuiverd afvalwater en stevige dijken. De waterschappen zorgen voor voldoende en schoon water,

Nadere informatie

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE Aanleiding Bij de tot standkoming van de eerste stroomgebiedbeheerplannen voor de Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nadere informatie

Factsheet: NL39_01. Deelstroomgebied: Rijn-West Status: Sterk Veranderd

Factsheet: NL39_01. Deelstroomgebied: Rijn-West Status: Sterk Veranderd Factsheet: NL39_01 -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 1 april 2013. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve van het

Nadere informatie