Publieksacademie 1 Rotjeugd! 2 ADHD: een modeziekte? 3 Korte lontjes 4 Als angst of somberheid regeert! 5 Onbegrepen buurtgenoten 6 Rouwen was onmogel

Transcriptie

1 Publieksacademie

2 Publieksacademie 1 Rotjeugd! 2 ADHD: een modeziekte? 3 Korte lontjes 4 Als angst of somberheid regeert! 5 Onbegrepen buurtgenoten 6 Rouwen was onmogelijk 7 Help! Mijn moeder wil niet meer! 8 Uithongeren of Schransen 9 Stemmen en achterdocht! 2

3 Aftrap Achtergrondartikel Adriaan Jansen en Hans Snijder (Sneon & Snein) 25 oktober Onderzoek (0-meting) stigma-onderzoek 500 Friese inwoners (start 20 oktober 24 oktober eerste resultaten) Inzicht in aanmeldcijfers Informatie op sites Social Media 3

4 4

5 Pre-campagne Advertenties Achtergrondartikel LC (sneon & snein) Online bannering Persbericht Publicaties Leeuwarder Huis-aan-huis en Franeker Courant Social media N-channel Eigen sites en mailingen 5

6 Advertentie LC 6

7 Achtergrond artikel LC 7

8 Online bannering 8

9 Publicaties Leeuwarder Huis-aan-huis 9

10 Publieksacademie 10

11 Post-campagne Mogelijkheid om lezingen te bekijken, terug te kijken en te delen Waarbij reeds gerealiseerde content gebruikt kan worden om overige activiteiten te ondersteunen (bijv. gestigmatiseringsprogramma) Waarbij content vanuit N-channel via diverse kanalen gepubliceerd kan worden: o N Channel.tv o Vimeo o Facebook o Twitter o Google + En de mogelijkheid biedt voor GGZ Friesland en derden content te gebruiken (embedden) en te delen Post-enieuwsmailing naar bezoekers 11

12 12

13 Analyse stigma-onderzoek In de week van 13 tot en met 17 oktober 2014 is via een panelbureau een groot onderzoek uitgezet onder inwoners van Friesland Doel van dit onderzoek is te weten komen in hoeverre inwoners van Friesland stigmatiseren en of er verschillen bestaan tussen verschillende gemeenten, geslacht en opleidingsniveau Ook is meegenomen of het verschil maakt wanneer je zelf bekenden hebt met een psychische aandoening 13

14 Achtergrondinformatie respondenten In totaal hebben 515 mensen de enquête ingevuld. Deze mensen zijn een representatieve steekproef voor de provincie Friesland 14

15 Achtergrondinformatie respondenten 15

16 Achtergrondinformatie respondenten 16

17 Geloofsovertuiging Naast bovenstaande gegevens is ook geloofsovertuiging bevraagd: 56% is niet gelovig. 23% is protestants. 8% katholiek. 3% is evangelisch. De overige 10% valt in de categorie overig. 17

18 Algemeen beeld van de psychiatrie Patiënten van GGZ Friesland zijn gebaat dat het beeld van de Psychiatrie strookt met de werkelijkheid. Uit dit onderzoek blijkt dat het stigma dat mensen met een psychiatrische aandoening lui zijn of weinig discipline zou hebben niet door veel inwoners van Friesland wordt herkend. 18

19 Algemeen beeld van de psychiatrie Wanneer dit verbonden wordt aan vraag 6 en 7 dan kun je het volgende opmaken: 55% van de inwoners van Friesland vindt een psychiatrische aandoening een ziekte. Daarmee deelt een krappe mening de overtuiging van GGZ Friesland. 25% is het met deze stelling oneens of zeer oneens. Het is in lijn met de overtuiging van GGZ Friesland dat iedereen een psychiatrische aandoening kan krijgen (87,5% is het daar mee eens of zeer mee eens). 19

20 Algemeen beeld van de psychiatrie Opvallend is dat veel mensen Neutraal invullen wanneer het gaat om beter worden. Dit zou verklaard kunnen worden door de aard van psychiatrische aandoeningen. Sommige zijn chronisch, andere niet. 20

21 Gevolgen voor het woongenot Mensen met een psychiatrische aandoening gaan steeds meer zelfstandig in de wijk wonen. Is de samenleving klaar om mensen met een psychiatrische aandoening te verwelkomen in de wijk? 21

22 Gevolgen voor het woongenot Een kwart van de respondenten denkt dat de huizenprijs daalt als je een ggz-instelling neerzet in de wijk. 34% denkt van niet en de rest is neutraal. 15% van de respondenten denkt dat het de buurtgenoten een angstig gevoel geeft wanneer er iemand met een psychiatrische aandoening in de wijk komt wonen. 45% staat hierin neutraal, wat te maken kan hebben met het grote scala aan verschillende aandoeningen. 1 op de 10 Friezen wil niet dichtbij iemand wonen met een psychiatrische aandoening. 50% vindt dit geen probleem. 22

23 Tolerantie/ Altruïsme Er is voor mensen met psychische problemen in Nederland prima hulp voor handen. Patiënten ervaren regelmatig een drempel om hulp te zoeken. Zijn Friezen tolerant ten opzichte van mensen met een psychiatrische aandoening? 23

24 Tolerantie/ Altruïsme Zo n tweederde van de respondenten is het er mee oneens of zeer oneens dat mensen met een psychiatrische aandoening een last zijn voor de samenleving. Een derde is hierin neutraal. Een grote meerderheid vindt het belangrijk dat mensen tolerant zijn ten opzicht van mensen met een psychiatrische aandoening en vindt extra geld uitgeven aan de hulp niet zonde van het geld. Wanneer je mensen echter vraagt of zij mensen met psychiatrische aandoeningen gelijk zien aan mensen zonder psychiatrische aandoening dan is in totaal zo n 40% hierover neutraal of is het hier zelfs niet mee eens (12%). 24

25 Werk Friezen zijn positief over werken met mensen die psychiatrische aandoeningen hebben of hebben gehad. Met grote percentages beamen zij onderstaande stellingen die gaan over werk. Er is nog wel een relatief grote groep die neutraal is over de mogelijkheden van werken in een publieke functie van iemand met een psychiatrische aandoening en of mensen met een psychiatrische aandoening betaald werk wil doen. 25

26 Sociaal leven 26

27 Verschillen tussen man en vrouw Er is gekeken of er verschillen bestaan tussen mannen en vrouwen wat betreft vooroordelen over de psychiatrie. Op veruit de meeste vragen geven mannen en vrouwen soortgelijke antwoorden. Op vragen die gaan over samenwonen of trouwen met iemand met een psychiatrisch probleem, antwoorden vrouwen kritischer dan mannen. Zij geven vaker aan dat ze dit niet zien zitten dan mannen. Vrouwen oordelen harder op de vraag of mensen met een psychiatrische aandoening de oppas kunnen zijn van een kind. Wat betreft het algemene beeld van de psychiatrie zijn vrouwen daarentegen milder. 27

28 Leeftijdsverschillen Jongvolwassenen vinden een psychiatrische aandoening veel vaker verschillen van een andere ziekte, terwijl de ouderen dit juist vaak wel te vergelijken vinden (vooral tussen de 49 en 68 jaar). Het verschil is met 0,01 zeer significant. In lijn hiermee geven volwassenen in de leeftijd van 49 tot 68 jaar vaker aan dat ze het ermee eens zijn dat iedereen ergens in het leven te maken kan krijgen met psychische problematiek. Dit terwijl jongeren dit eerder betwijfelen. Dit resultaat is met 0,6 net niet significant, maar het laat wel een trend zien. Wanneer hierbij de vraag over gelijkheid wordt betrokken, ontstaat enige duiding voor het bovenstaande. 28

29 Leeftijdsverschillen Oudere volwassenen (tussen 49 en 68 jaar) geven veel sterker aan dat mensen met een psychiatrische aandoening gelijk zijn aan anderen, terwijl jongeren hier minder stelling innemen. Zij blijven meer rond neutraal hangen. Dit verschil is wederom significant. Hierop valt de groep tussen 19 en 28 jaar op, doordat ze als enige groep vaker aangeven dat mensen met een psychiatrische aandoening minder recht hebben op werk dan anderen. 29

30 Verschillen o.b.v. geloofsovertuiging Er zijn weinig verschillen op basis van geloofsovertuiging. Er is echter één opvallend significant verschil. Tussen protestanten en niet-gelovigen bestaat een bijzonder verschil. Protestanten vinden het belangrijker dat mensen met een psychiatrische aandoeningen evenveel recht hebben op werk. De resultaten geven echter wel aan dat ze hen niet in iedere functie zien. Protestanten laten significant minder de zorg voor kinderen over aan iemand die een aandoening heeft gehad. Hierin zijn ze stellig. De meerderheid is neutraal of het oneens met de stelling dat je de zorg best aan een oppas over kunt laten met een psychiatrische aandoening. Ze zien mensen met een psychiatrische ook minder graag in een publieke functie. 30

31 Verschillen o.b.v. geloofsovertuiging 31

32 Verschillen o.b.v. relatie tot mensen met een psychiatrische aandoening Ongeveer 1 op de 5 kent niemand met een psychiatrische aandoening. Hoe inniger de relatie met iemand met een psychiatrische aandoening is, hoe beter. Wanneer de respondenten een partner hadden die een psychiatrische aandoening heeft of heeft gehad dan zijn zij het minst veroordelend. Wanneer een relatie minder innig is, zoals bij een collega of kennis, dan is het beeld alsnog positiever dan wanneer een respondent niemand kent met een psychiatrische aandoening. Ook daarin is vaak een significant verschil zichtbaar. 32

33 Verschillen o.b.v. relatie tot mensen met een psychiatrische aandoening 33

34 Verschillen o.b.v. relatie tot mensen met een psychiatrische aandoening 34

35 Verschillen o.b.v. relatie tot mensen met een psychiatrische aandoening 35