COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS

Transcriptie

1 Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas Nijverheidsstraat Brussel Tel. 02/ Fax 02/ COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS Gebruiksaanwijzing voor het opstellen van een dossier voor de aanvraag van een individuele vergunning voor de bouw van installaties voor de productie van elektriciteit 31 mei 2007

2 Inhoud 1. Algemeen Toepassingsgebied Voor welke installatie is een individuele vergunning vereist? Toekenningsprocedure Wie dient de aanvraag in te dienen? Aan wie dient de aanvraag gericht te worden en in hoeveel exemplaren? De inhoud van het aanvraagdossier Het verloop van de toekenningsprocedure /11

3 1. Algemeen Het koninklijk besluit van 11 oktober 2000 betreffende de toekenning van individuele vergunningen voor de bouw van installaties voor de productie van elektriciteit (hierna: het koninklijk besluit van 11 oktober 2000 ) bepaalt onder meer het toepassingsgebied, de criteria en de procedure betreffende de toekenning van de individuele vergunning. Dit koninklijk besluit werd op 1 november 2000 in het Belgisch staatsblad gepubliceerd en trad in werking op 11 november Toepassingsgebied 2.1. Voor welke installatie is een individuele vergunning vereist? Overeenkomstig het koninklijk besluit van 11 oktober 2000 is er een voorafgaandelijke individuele vergunning vereist voor: de bouw van elke nieuwe installatie voor elektriciteitsproductie met een netto ontwikkelbaar vermogen groter dan 25 MWe; verbouwingen of andere aanpassingen van bestaande installaties voor elektriciteitsproductie indien deze verbouwingen of aanpassingen aanleiding geven tot een toename van het netto ontwikkelbaar vermogen met meer dan 10 % of met meer dan 25 MWe. Hierbij dient opgemerkt te worden dat: er voor de bouw van nieuwe installaties voor elektriciteitsproductie met een netto ontwikkelbaar vermogen lager dan of gelijk aan 25 MWe, een voorafgaande meldingsplicht bestaat volgens de bepalingen van artikel 2, 2, van het koninklijk besluit van 11 oktober 2000; er voor verbouwingen of andere aanpassingen van bestaande installaties voor elektriciteitsproductie die geen aanleiding geven tot een een verhoging van het netto ontwikkelbaar vermogen met meer dan 10 % of 25 MWe een voorafgaande meldingsplicht bestaat volgens de bepalingen van artikel 2, 1, van het koninklijk besluit van 11 oktober 2000; installaties van zelfopwekkers en de warmtekrachtkoppelingsinstallaties onder installaties voor elektriciteitsproductie vallen; 3/11

4 installaties met laag vermogen (een netto ontwikkelbaar vermogen lager dan of gelijk aan 25 MWe), die zich op dezelfde site bevinden, gegroepeerd moeten worden; deze groep dient als één installatie te worden beschouwd; voor het bouwen, verbouwen of aanpassen van een dergelijke groep kan er dus, afhankelijk van het totale netto ontwikkelbaar vermogen van deze groep, een individuele vergunning vereist zijn; bestaande installaties gedefinieerd worden als elke installatie waarvoor de wettelijk vereiste bouw- en milieuvergunning reeds werden verleend en voor de bouw waarvan reeds contracten met één of meerdere aannemers van werken werden ondertekend vóór 11 november 2000, de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 11 oktober 2000; nieuwe installaties zijn alle installaties die geen bestaande installaties zijn; een verandering van de primaire energie die wordt aangewend of een ingrijpende verandering van de productietechnologie van een bestaande installatie, niet beschouwd zal worden als een verbouwing of aanpassing; een dergelijke ingrijpende verandering zal beschouwd worden als een ontmanteling van een bestaande installatie en de bouw van een nieuwe installatie. Een dergelijke wijziging is dus onderworpen aan een individuele vergunning indien het netto ontwikkelbaar vermogen van de nieuwe installatie groter is dan 25 MWe; wijzigingen aan installaties waarvoor reeds een individuele vergunning op basis van het het koninklijk besluit van 11 oktober 2000, werd afgeleverd, het voorwerp uitmaken van een aanvraag tot herziening van de toegekende vergunning voor zover de wijzigingen betrekking hebben op: o een verandering van de primaire energie die wordt aangewend; o een toename met meer dan 10 % of met meer dan 25 MWe van het netto ontwikkelbaar vermogen van de installatie vermeld in de vergunning; o een ingrijpende verandering van de productietechnologie; de toekenningsprocedure voor een aanvraag tot herziening van een toegekende vergunning is dezelfde als voor een oorspronkelijke aanvraag; het beschikken over een individuele vergunning de aanvrager niet ontslaat van de verplichting om ook een door het gewest toegekende bouw- en exploitatievergunning te bezitten op grond van de milieuregelgeving en de regelgeving inzake ruimtelijke ordening en stedebouw. 4/11

5 3. Toekenningsprocedure 3.1. Wie dient de aanvraag in te dienen? De aanvraag tot het bekomen van een individuele productievergunning dient uit te gaan van de eigenaar van de installatie. Het koninklijk besluit van 11 oktober 2000 is daaromtrent niet expliciet, maar het kan afgeleid worden uit artikel 10 van het koninklijk besluit dat bepaalt dat in gevallen van overdracht van de installatie door bvb. verkoop, totale of gedeeltelijk overdracht een voorstel moet worden uitgebracht door de CREG om al dan niet over te gaan tot een vernieuwing van de vergunning. De vergunning is bijgevolg verbonden aan de eigenaar van de installatie Aan wie dient de aanvraag gericht te worden en in hoeveel exemplaren? De aanvraag dient per aangetekend schrijven gericht te worden aan: CREG Ter attentie van de heer Dominique Woitrin Directie voor de technische werking van de markten Nijverheidsstraat Brussel De aanvraag bevat een verzoekschrift (een inleidende brief) waarin het voorwerp van de aanvraag wordt gepreciseerd. De aanvrager of zijn gemachtigde moet de aanvraag ondertekenen en dagtekenen. De aanvraag wordt door de aanvrager ingediend in 15 exemplaren. Eén exemplaar bevat de nodige originele stukken. Indien nodig kan de CREG steeds bijkomende exemplaren opvragen. Bij het indienen van de aanvraag, stort de aanvrager, op de rekening van de CREG ( ), 619,73. Deze vergoeding is verschuldigd met toepassing van artikel 25, 3, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt De inhoud van het aanvraagdossier Artikel 4, 2, van het koninklijk besluit van 11 oktober 2000 bepaalt dat de aanvraag het volgende dient te omvatten. 5/11

6 1. Indien de aanvraag van een natuurlijke persoon uitgaat: de naam, voornaam, beroep, woonplaats en nationaliteit van de aanvrager. 2. Indien de aanvraag uitgaat van een vennootschap, de handelnaam of naam, de juridische vorm, de maatschappelijke zetel en desgevallend de statuten ervan alsook de documenten waarin de bevoegdheid van de ondertekenaars van de aanvraag wordt bevestigd. Opmerkingen De machtiging van de perso(o)n(en) die de aanvraag ondertekenen moet voorgelegd worden, met name de documenten waaruit de handtekeningbevoegdheid van de ondertekenaars van de aanvraag blijkt. Dit kunnen onder meer de statuten van de vennootschap zijn, een uittreksel uit het Belgisch Staatsblad of een geschreven volmacht. Voor de statuten volstaat een eenvoudige kopie. 3. Een afzonderlijke technische nota met, op basis van een formulier opgesteld door de CREG, gegevens die toelaten de kenmerken van de installatie te beoordelen en waarin de volgende informatie, op niet-exhaustieve manier, is opgenomen: o het netto ontwikkelbaar vermogen; o o de uitgangsspanning; de afkoelingsmethoden; o het type en de kenmerken van de aandrijfgenerator; o het geraamde rendement; o het aantal generators en hun kenmerken; o in geval van warmtekrachtkoppeling, een beschrijving van de soorten warmtegebruik en de geraamde rendementen; o het type en de hoeveelheden van de geraamde uitstoot en residu s; o de plannen van de ontworpen installatie en van de voorziene aansluiting op het net of met de eindverbruiker in geval van rechtstreekse lijn; 6/11

7 Opmerkingen Het formulier waarop de technische nota dient te worden gebaseerd, is beschikbaar op de website van de CREG ( Het netto ontwikkelbaar vermogen is het maximaal actief elektrisch vermogen dat doorlopend geproduceerd kan worden gedurende een periode van verlengde werking en bij de gemiddelde klimaatomstandigheden van de site, met dien verstande dat de gehele installatie volledig in werking is. Bij de aanvraag wordt het netto ontwikkelbaar vermogen van de geplande installatie opgegeven. Slechts één vermogen mag opgegeven worden (geen vork of meerdere opties). Het opgegeven vermogen zal echter de facto als een bovengrens beschouwd worden, vermits de bekomen vergunning niet herzien hoeft te worden indien de werkelijke installatie een lager vermogen heeft. In de praktijk mag het netto ontwikkelbaar vermogen zelfs iets naar boven toe afwijken (max. 10 % of max. 25 MW). Een verandering van de primaire energie bron of een ingrijpende wijziging van de productietechnologie is echter niet toegestaan zonder herziening van de vergunning. 4. Een afzonderlijke nota met vermelding van alle elementen die toelaten de aanvraag te beoordelen in het licht van de toekenningscriteria, vermeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 oktober De bedoelde toekenningscriteria zijn de volgende: 1 de argumentatie van de aanvrager met betrekking tot de integratie van de installatie in het elektriciteitsnet, om te bewijzen dat deze installatie bijdraagt tot het respecteren van de openbare dienstverplichtingen op het vlak van kwaliteit en regelmatigheid van de elektriciteitsleveringen en tot het respecteren van de richtsnoeren inzake de keuze van primaire bronnen en de aan te bevelen productiekanalen, bepaald in toepassing van artikel 3, 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt (hierna: de elektriciteitswet ). 7/11

8 Opmerking Het voorstel van indicatief programma van de productiemiddelen voor elektriciteit , dat door de CREG opgesteld werd met toepassing van artikel 3 van de elektriciteitswet, is beschikbaar op de website van de CREG ( Dit voorstel werd op 3 maart 2003 goedgekeurd door de Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling. 2 de conformiteit van de installatie met het technisch reglement genomen in uitvoering van artikel 11 van de elektriciteitswet; Opmerking Ter ondersteuning van zijn argumentatie kan de aanvrager een ondertekende en gedagtekende verklaring in dit verband afleggen. 3 het gebruik van kanalen met hoog rendement die gebaseerd zijn op het gebruik van de beste beschikbare technologieën, hetgeen moet blijken uit het spaarzaam gebruik van natuurlijke rijkdommen en het beheersen van specifieke uitstoot, ten einde rekening te houden met de internationale verbintenissen van België en in het bijzonder de gemeenschappelijke Europese reglementeringen betreffende de uitstoot van grote verbrandingsinstallaties; 4 de inplanting van de voorgestelde installatie, zijn ligging ten opzichte van verbruikscentra en de impact van haar integratie op het meest recent bekendgemaakte plan voor de ontwikkeling van het netwerk; Opmerking Het meest recent bekendgemaakte plan voor de ontwikkeling van het netwerk vindt men op de website van Elia ( 5 rekening houdend met de richtsnoeren bepaald in toepassing van artikel 3, 2 van de wet en onverminderd de bepalingen van artikel 7 van de wet, met de aard, de hoeveelheid en de oorsprong van de gebruikte brandstoffen; 6 de aanwezigheid bij de aanvrager of in de schoot van de instantie die belast is met de exploitatie, van een aangepaste functionele en financiële structuur die de mogelijkheid biedt preventieve maatregelen te plannen en toe te passen ten einde de betrouwbaarheid en de veiligheid van de installatie te 8/11

9 verzekeren en eveneens, desgevallend, te zorgen voor een buitendienststelling of definitieve afstand in optimale en veilige omstandigheden en met respect voor het milieu; 7 indien de aanvraag uitgaat van een onderneming: - oprichting ervan overeenkomstig de Belgische wetgeving, de wetgeving van een andere Lidstaat van de Europese Unie of van een Staat ten aanzien waarvan verbintenissen zijn aangegaan die gelijkaardig zijn met die welke voortvloeien uit de richtlijn 96/92, - beschikking over een centrale administratie, een voornaamste inrichting of een maatschappelijke zetel gevestigd in een Lidstaat van de Europese Unie of van een Staat ten aanzien waarvan verbintenissen zijn aangegaan die gelijkaardig zijn met die welke voortvloeien uit de richtlijn 96/92, op voorwaarde dat de activiteit van deze vestiging of maatschappelijke zetel een effectief en bestendig verband vertegenwoordigt met de economie van één van deze Staten; Opmerkingen Voor het eerste streepje: een kopie van de oprichtingsakte is nodig. Voor het tweede streepje: deze informatie blijkt reeds uit de statuten of de oprichtingsakte; er wordt geen bijkomend document gevraagd. 8 de technische bekwaamheden van de aanvrager of van de onderneming die met de oprichting of de exploitatie van de installatie zal belast worden; om hun technische bekwaamheden te beoordelen, wordt rekening gehouden met de volgende elementen: a) de vermelding van voorgaande realisaties aan de hand waarvan de technische kennis op dit gebied of op een gelijkaardig gebied kan worden geëvalueerd, gedurende de drie jaar die het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend, voorafgaan; b) de referenties, diploma s en professionele titels van de belangrijkste kaderleden van de onderneming en, in het bijzonder, van diegenen die de betrokken werkzaamheden opvolgen en leiden; c) de technische middelen die men voor ogen heeft voor de realisatie van de werkzaamheden voor de bouw en de exploitatie van de installatie waarop de aanvraag betrekking heeft; 9/11

10 9 de beschikking over een voldoende financiële en economische capaciteit; om de financiële en economische capaciteit van de aanvrager te beoordelen, bezorgt laatstgenoemde voor de drie laatste jaren: a) de balansen en resultatenrekeningen; b) de omvang van het eigen vermogen; c) het globaal omzetcijfer en de ratio s kapitaal/omzetcijfer en omzetcijfer/ resultaat; De verstrekte documenten worden voor echt verklaard door een Belgische bedrijfsrevisor of een persoon met evenwaardige hoedanigheid volgens de wetgeving van de Staat waarvan de aanvrager afhangt; 10 de elementen door de aanvrager voorgelegd om te bewijzen dat hij voldoet aan de openbare dienstverplichtingen bepaald in toepassing van de wet; 11 de verbintenis tot samenstelling van voldoende risicodekking op het vlak van burgerlijke aansprakelijkheid met betrekking tot de nieuwe installatie, op basis van de algemeen door de verzekeringsmaatschappijen toegepaste criteria Het verloop van de toekenningsprocedure De aanvraag wordt in 15 exemplaren per aangetekend schrijven aan de CREG gericht en de aanvrager stort 619,73 op de rekening van de CREG. Na ontvangst van de aanvraag stuurt de CREG: - een ontvangstbewijs naar de aanvrager; - een mededeling aan de Minister. Desgevallend verzoekt de CREG de aanvrager haar de ontbrekkende stukken over te maken binnen een termijn van dertig werkdagen, te rekenen vanaf de datum van de brief waarin dit gevraagd wordt. Na raadpleging van de netbeheerder alsook de op basis van hun bevoegdheden betrokken federale en gewestelijke overheden, bezorgt de CREG aan de minister of zijn afgevaardigde haar voorstel tot toekenning of tot weigering van de vergunning, samen met het betrokken dossier. Zij deelt de aanvrager mee dat haar voorstel is overgemaakt. 10/11

11 Binnen een termijn van zestig werkdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het voorstel, deelt de minister zijn beslissing per aangetekend schrijven mee aan de aanvrager en aan de CREG. Indien de minister beslist de vergunning toe te kennen, richt de aanvrager binnen een termijn van 10 werkdagen, te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing van de minister, aan de minister of zijn afgevaardigde, de fiscale zegels die nodig zijn voor de aflevering van de vergunning. Het ministeriële vergunningsbesluit wordt overgemaakt aan de aanvrager binnen een termijn van twintig werkdagen, beginnende vanaf de datum van de ontvangst van de fiscale zegels. Het wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Desgevallend vermeldt dit besluit bijzondere toekenningsvoorwaarden. 11/11