Voorzitter Valideringscommissie: Lt-Kol ir VANDEVOORDE. Leden van de werkgroep procedure

Transcriptie

1 Piloot van de procedure: Jean-Claude VANTORRE Voorzitter Valideringscommissie: Lt-Kol ir VANDEVOORDE Directeur KCCE : Johan SCHOUPS Date :... Date :... Date :... Visa :... Visa :... Visa :... Leden van de werkgroep procedure Naam, Voornaam Dienst Van Torre Jean-Claude Cambrésy Marc Lambert Karel Janssens Erik Lowagie Olivier Phyfferoen Geert Guislain Olivier BW Knokke-Heist IILE Luik DBDMH Brussel BW Wuustwezel BW Mouscron BW Kortrijk KCCE Page 1 de 10

2 1 Doel van de procedure Het geheel van de hieronder beschreven aflegsystemen vormt een uniforme en gestructureerde manier om een brand in een gebouw te bestrijden, waarbij de blusstof op een efficiënte en snelle manier van de bron naar de brandhaard wordt getransporteerd. Dit systeem kan ook gebruikt worden om bepaalde buitenbranden te bestrijden. 2 Toepassingsgebied Deze procedure is enkel geschikt voor het afleggen door de eerste autopomp ter plaatse voor laagbouw en middelhoge gebouwen tot maximaal 8 verdiepingen. 3 Belangrijke opmerkingen 3.1 Nummering van de brandweerlieden van de 1 ste autopomp ter plaatse nr. 1 & nr. 2: aanvalsploeg nr. 3 & nr. 4: voeding / back-up ploeg nr. 5: chauffeur nr. 6: bevelvoerder 3.2 Integratie in de procedure «Opstelling voor aanval van een binnenbrand» De beschreven aflegsystemen maken onderdeel uit van punt 6 (voortzetting van de aanval en het blussen van de brand) van het hoofdstuk over het verloop van de operaties uit de standaard operatie procedure Opstelling voor aanval van een binnenbrand. In deze fase heeft de bevelvoerder autopomp (nr. 6) zijn eerste verkenning al uitgevoerd met behulp van een warmtebeeldcamera. Indien er sprake is van vorderen in de diepte of de hoogte van een gebouw wordt hij vergezeld van de aanvalsploeg die voorzien is van een gewapende lijn. Tijdens de verkenning en het verdere verloop van de operaties houdt hij rekening met het feit dat brand een dynamisch proces is dat voortdurend geëvalueerd moet worden door middel van G-RSTV (lezen van de brand). Na deze verkenning zal een strategie met bijhorende tactieken gekozen worden door de bevelvoerder (nr. 6) waarbij coördinatie en communicatie van het allergrootste belang zijn. De aflegsystemen die hierna worden beschreven hebben enkel betrekking op de eerste autopomp die met een volledige bezetting van 6 personen aankomt op de interventieplaats. Deze autopomp is een onderdeel van de adequate middelen van de snelste adequate hulp. Page 2 de 10

3 De verschillende taken van de brandweerlieden van de eerste autopomp zijn hernomen in de standaard operatie procedure Opstelling voor aanval van een binnenbrand. 3.3 Types Deze aflegsystemen zijn modulair opgebouwd en kunnen nog verder uitgewerkt worden voor specifieke situaties. De volgende systemen worden besproken: Afleggen hoge en lage druk Afleggen lage druk ste en 2 de lijn Er worden altijd 2 lijnen ontplooid. De 1 ste lijn zal altijd een aanvalslijn zijn. Het gebruik (inzet) van de volgende lijnen zal bepaald worden door de aard van de brand en de fase waarin deze zich bevindt. De brand bepaalt hoe wij onze lijnen inzetten. Zo zal de 2 de lijn meestal een back-up functie hebben; deze lijn moet ervoor zorgen dat de aanvalsploeg niet in gevaar komt en dat een veilige terugweg is voorzien. In functie van de omstandigheden kan deze 2 de lijn echter ook als 2 de aanvalslijn worden ingezet (uitvallen 1 ste lijn, nood aan tactische flow, enz). 3.5 Afleggen van slangen in trappenhuizen Om tot een ordentelijke ontplooiing te komen waarbij ook de evacuatieweg niet wordt versperd worden de slangen tegenaan de buitenmuren ontrold. De benodigde lengte slang om 1 verdieping te overbruggen bedraagt ongeveer 10 meter. 3.6 Bluswatervoorziening in de gebouwen Muurhydranten kunnen enkel gebruikt worden door de brandweer indien er met zekerheid 500 l/min met 6 bar aan de straalpijp kan worden geleverd. In dergelijk geval kan enkel de dynamische lijn (zie hierna in hetgeen volgt : afleggen lage druk lijnen) gekoppeld worden aan de muurhydrant. Bij twijfel worden de lijnen opgebouwd vanaf de autopomp. De 2 de lijn start altijd vanaf de autopomp. 3.7 Gemeenschappelijke elementen bij alle types aflegsysteem Bij de eerste aanval begeleidt altijd de bevelvoerder autopomp (nr. 6) de aanvalsploeg (nr. 1 & nr. 2) De water bevoorrading van de autopomp, afkomstig van een hydrant, wordt altijd op de volgende manier uitgevoerd : a) zodra de autopomp staat opgesteld schakelt de chauffeur-pompbediener (nr. 5) de pomp in. Hij koppelt het verzamelstuk aan de pomp en maakt door middel van Page 3 de 10

4 een korte slang Ø 70 een verbinding met het drieverdeelstuk dat op de grond werd geplaatst en waarop de voedingslijn zal worden aangesloten; b) op een bepaald moment installeert de voeding / back-up ploeg (nr. 3 & nr. 4) de voedingslijn als volgt: - nr. 3 zorgt voor het installeren van de lijn Ø 70 vanaf de autopomp tot aan de hydrant; - nr. 4 plaatst de standpijp, koppelt daaraan de slang die hij aangereikt krijgt door nr. 3 en opent de hydrant en de kranen De ontplooide lijnen worden aangekoppeld op de uitgangen(en) van de autopomp die aangesloten zijn op het klasse A schuimsysteem. De dosering van het additief gebeurt in functie van het stadium waarin de brand zich bevindt. 4 PROCEDURE 4.1 Afleggen hoge druk lijnen Dit aflegsysteem is niet aangewezen voor branden die te ver ontwikkeld zijn of voor aanvallen die meer dan 20 meter binnen-ontplooiing vergen. Deze afstand houdt geen rekening met de ontplooide lengte in de veilige zones, met name de zones van het gebouw die niet direct bedreigd worden door de brand. De ontplooide lengte in deze veilige zones zal ook beperkt worden tot 20 meter. 1. De bevelvoerder autopomp (nr. 6) geeft het bevel «HOGE DRUK» en bepaalt het ingangspunt van het gebouw. 2. De chauffer-pompbediener (nr. 5) voorziet de hoge druk lijn onmiddellijk van water. 3. De aanvalsploeg (nr. 1 & nr. 2) loopt de eerste lijn uit tot aan de ingang van het gebouw, ze worden hierbij geholpen door de voeding / back-up ploeg (nr. 3 & nr. 4). Voor de ingang van het gebouw wordt door de aanvalsploeg (nr. 1 & nr. 2) een ruime lengte extra slang voorzien in lusvorm (S). Na het testen van de straalpijp door nr. 1 dringt de aanvalsploeg het gebouw binnen, begeleid door de bevelvoerder autopomp (nr. 6) en kan de aanval gestart worden. De voeding / back-up ploeg (nr. 3 & nr. 4) ontrolt volledig de 1 ste haspel en legt deze klaar in lusvorm (S), dichtbij de autopomp. lijn van de 4. De voedingslijn van de autopomp wordt geïnstalleerd vanaf een hydrant door de voeding / back-up ploeg (nr. 3 & nr. 4). 5. De voeding / back-up ploeg (nr. 3 & nr. 4) installeert vervolgens een 2 de lijn in de vorm van een lage druk lijn die bestaat uit een buitenlijn Ø 70 en in functie van de geschatte aanvalsdiepte wordt opgebouwd met 1 of 2 bundels. Page 4 de 10

5 4.2 Afleggen lage druk lijnen Opstellingsprincipes voor lage druk lijnen 1. De buitenlijn Ø 70 wordt gebruikt om water vanaf de autopomp tot aan het drieverdeelstuk aan de ingang van het gebouw te brengen. Deze lijn blijft statisch. 2. De ingang van het gebouw vormt vanaf dan het aanvalspunt, van waar de dynamische lijn wordt ontplooid. 3. Een bijkomende statische lijn wordt enkel ontplooid in de veilige zones van het gebouw die niet direct zijn bedreigd door de brand. Deze statische lijn (hetzij een lijn Ø 45, hetzij een lijn Ø 70 gevolgd door een lijn Ø 45) wordt afgelegd indien blijkt dat het noodzakelijk is om het aanvalspunt te verplaatsen, in de diepte of in de hoogte van het gebouw Beschrijving van deze 3 types lijnen Buitenlijn De buitenlijn wordt gebruikt om water vanaf de autopomp tot aan de ingang van het gebouw aan te voeren, waar zich in principe het aanvalspunt bevindt. De buitenlijn bestaat uit meerdere slangen Ø 70 mm. Ze wordt aangesloten aan de persleiding van de autopomp en loopt tot aan het drie verdeelstuk, geplaatst aan de ingang van het gebouw. Deze lijn bestaat uit klassieke persslangen 20 meter die aan elkaar zijn gekoppeld met een totale lengte van minimum 60 meter. Ze worden in zigzag vorm opgeborgen in het voertuig en op het uiteinde gekoppeld aan een drieverdeelstuk. De ontplooiing van de buitenlijn gebeurt op de volgende manier : - de bevelvoerder autopomp (nr. 6) neemt het drieverdeelstuk dat gekoppeld is aan de slangenlijn Ø 70 mm; - met het drieverdeelstuk in de hand gaat hij naar de ingang van het gebouw en verzekert hij op die manier de ontplooiing van de lijn; - hij plaatst het drieverdeelstuk voor de ingang van het gebouw; - de chauffeur-pompbediener (nr. 5) koppelt deze leiding aan de persleiding. Indien de druk zodanig op dat er minimum 6 bar aan de straalpijp bekomen wordt. Dit volledige lengte niet wordt benut trekt hij de slang verder uit het voertuig tot aan de eerstvolgende koppeling, ontkoppelt, sluit aan op de persleiding en legt de slang ordentelijk; - hij bevoorraadt deze buitenlijn onmiddellijk met water tot aan het drieverdeelstuk en voert de drieverdeelstuk vormt nu ofwel het aanvalspunt (vertrekpunt voor de dynamische lijn) ofwel het punt van waar de statische lijnen verder worden opgebouwd. Page 5 de 10

6 Dynamische lijn De dynamische lijn maakt het mogelijk een brand aan te vallen vanaf het aanvalspunt. De dynamische lijn bestaat uit 1 of 2 specifieke slangen Ø 45 met een totale maximum lengte van 40 meter; Ze worden volgens het gekozen aanvalspunt gekoppeld aan het buiten geplaatste drieverdeelstuk of het afsluitertje van de statische lijn Ø 45; op deze aanvalsslangen komt een straalpijp geschikt voor binnenaanval. Het materieel bestaat uit twee slangen Ø 45 met lengte van 20 meter van het type double jacket. Elke slang is in bundel opgerold en met fixatiebanden vastgemaakt. Eén van de bundels is aan de binnenzijde voorzien met een lage druk straalpijp zoals hierboven vermeld. De ontplooiing van de dynamische lijn gebeurt op de volgende manier: - nr. 1 brengt de bundel met de gekoppelde de lage druk straalpijp mee; - indien de diepte van de aanval groter is dan 20 meter wordt de 2 de bundel zonder straalpijp meegenomen door de nr. 2. In het geval er een statische lijn wordt opgebouwd na het drieverdeelstuk neemt de nr. 2 de statische lijn mee en de nr. 1 de beide bundels; - bij aankomst op het aanvalspunt (hetzij het drieverdeelstuk aan de ingang van het gebouw, hetzij het afsluitertje van de statische lijn Ø 45) wordt de bundel door de nr. 1 op de grond gelegd, de fixatiebanden worden verwijderd en het slangenpakket wordt open getrokken; - Nr. 2 koppelt de buitenste koppeling aan het drieverdeelstuk of het afsluitertje; - indien gewerkt wordt met twee pakketten legt de nr. 2 de bundel zonder straalpijp op de grond, verwijdert de fixatiebanden, trekt het pakket open zodat het een ronde vorm krijgt, koppelt de buitenste koppeling aan het drieverdeelstuk of de afsluiter; tezelfdertijd legt nr. 1 de bundel met straalpijp op de geschikte manier klaar en koppelt de buitenste koppeling aan de binnenste koppeling van de eerste slang (zonder straalpijp); - de straalpijp wordt uit de bundel genomen door nr. 1 die blijft staan tot de bundel onder druk staat; - nr. 2 opent de kraan en voorziet de dynamische lijn van water; - na drukopbouw wordt de straalpijp getest door nr.1; - de aanvalsploeg (nr. 1 & nr. 2), vergezeld door de bevelvoerder autopomp (nr. 6) kan starten met de aanval; a Statische lijn Ø 45 De statische lijn Ø 45 maakt het mogelijk om het aanvalspunt in de diepte (ontplooiing van maximum 40 meter) of in de hoogte (maximum 4 etages of 10 meter per etage) te verplaatsen binnen in een gebouw. De statische lijn Ø 45 heeft een totale lengte van 40 meter. Deze leiding vertrekt vanaf het buiten geplaatste drieverdeelstuk aan de ingang van het gebouw of het Page 6 de 10

7 drieverdeelstuk dat binnen in het gebouw werd geplaatst (indien ook een statische lijn Ø 70 werd gebruikt zie hierna in hetgeen volgt). Op het einde van deze statische lijn Ø 45 komt een afsluitertje waarop de dynamische aanvalslijn zal gekoppeld worden (= aanvalspunt). Het materiaal bestaat uit een DIN STK-C cassette (aluminium draagkorf) met 4 klassieke slangen Ø 45 met elk een lengte van 10 meter, een afsluitertje en een lekband. De slangen zijn aan elkaar gekoppeld en in zigzag vorm opgeborgen in de cassette. De ontplooiing van de statische lijn Ø 45 gebeurt op de volgende manier: - nr. 2 van de aanvalsploeg koppelt de eerste koppeling van de lijn Ø 45 uit de cassette aan het drieverdeelstuk; - nr. 2 gaat, gevolgd door nr.1 (met bundel), naar het aanvalspunt terwijl hij de slangen uit de cassette ordentelijk aflegt, nr. 1 controleert de afgelegde lijn en corrigeert deze waar nodig; volgens behoefte worden 1, 2, 3 of 4 slangen uitgelopen; - bij aankomst op het aanvalspunt trekt nr. 2 de rest van de uitgelopen slang uit de cassette en ontkoppelt deze indien niet alle slangen worden gebruikt. Op het einde van deze lijn wordt het afsluitertje Ø 45 gekoppeld. - de voeding / back-up ploeg (nr. 3 & nr. 4) loopt nadien een slangenlengte (10 meter) minder uit zodat ze steeds voldoende afstand bewaren en er voldoende ruimte is voor het ontplooien van hun bundel b Statische lijn Ø 70 De statische lijn Ø 70 maakt het mogelijk om het vertrekpunt van de statische lijn Ø 45 te verplaatsen in hoogte of diepte. Deze lijn wordt opgebouwd met 1 of 2 klassieke slangen Ø 70 met een totale lengte van 20 of 40 meter en vertrekt vanaf het aan de ingang geplaatste drieverdeelstuk tot aan een 2 de drieverdeelstuk binnen in het gebouw en dient als vertrekpunt van de statische lijn van Ø 45. Het materiaal bestaat uit een drieverdeelstuk, lekband en volgens keuze: - 2 lichte compacte haspels met elk 1 slang van 20 meter slang Ø 70; - een DIN STK-B cassette (aluminium draagkorf) met 2 klassieke slangen Ø 70 met elk een lengte van 20 meter. De slangen zijn aan elkaar gekoppeld en in zigzag vorm opgeborgen in de cassette; De ontplooiing van de statische lijn Ø 70 gebeurt als volgt: - de bevelvoerder autopomp (nr. 6) neemt het 2 de drieverdeelstuk; - hij maakt de keuze voor 1 of 2 slangen en communiceert aan de nr. 3 tot welke verdieping hij de lijn Ø 70 zal opbouwen (de 2 de of 4 de verdieping); - nr. 3 neemt, ofwel 1 of 2 haspeltjes, ofwel een cassette met 2 slangen Ø 70, en vergezelt nr nr. 3 koppelt de slang van een haspel of cassette Ø 70 aan het dieverdeelstuk dat voor de ingang van het gebouw werd geplaatst; Page 7 de 10

8 - nr. 3 rolt de slang(en) ordentelijk uit. Bij gebruik van haspeltjes worden de slangen indien nodig aan elkaar gekoppeld, bij gebruik van een cassette kan indien nodig een slang afgekoppeld worden; - op het einde van de lijn koppelt de nr. 3 het 2 de drieverdeelstuk dat werd meegenomen door de bevelvoerder autopomp (nr. 6); - nr. 3 vraagt water op de statische lijn Ø 70 aan de pompbediener (nr. 5) die het buiten geplaatste drieverdeelstuk zal bedienen; - nr. 3 bedient het 2 de drieverdeelstuk op vraag van de bevelvoerder autopomp (nr. 6) of de nr. 2; - nr. 3 vervoegt vervolgens nr. 4 om samen de tweede lijn te installeren vanaf dit 2 de verdeelstuk; Verschillende types van aflegsystemen Afleggen lage druk lijn enkele bundel Dit type aflegsysteem dient te worden toegepast voor een binnen-ontplooiing van maximum 20 meter. a) De bevelvoerder autopomp (nr. 6) geeft het bevel «LAGE DRUK ENKELE BUNDEL». b) De buitenlijn is opgesteld tot aan de ingang van het gebouw.er wordt voldoende ruimte voorzien om de bundel te plaatsen na het verdeelstuk c) Een dynamische lijn (= 1 bundel) van 20 m wordt ontplooid vanaf het drieverdeelstuk. De aanval kan ingezet worden. d) De voedingslijn van de autopomp wordt geïnstalleerd vanaf een hydrant door de voeding/back-up ploeg (nr. 3 & nr. 4). e) De voeding / back-up ploeg (nr. 3 & nr. 4) installeert vervolgens de tweede lijn vanaf hetzelfde drieverdeelstuk (een dynamische lijn bestaande uit een bundel) Afleggen lage druk lijn diepe aanval met dubbele bundel Dit type aflegsysteem dient te worden toegepast voor een binnen-ontplooiing van 20 tot 40 meter. a) De bevelvoerder autopomp (nr. 6) geeft het bevel «LAGE DRUK DIEPE AANVAL». b) De buitenlijn is opgesteld tot aan de ingang van het gebouw. Er wordt voldoende ruimte voorzien om de beide bundels te plaatsen na het drieverdeelstuk. c) Een dynamische lijn van 40 m (= 2 bundels) wordt ontplooid vanaf het drieverdeelstuk. De aanval kan ingezet worden. d) De voedingslijn van de autopomp wordt geïnstalleerd vanaf een hydrant door de voeding/back-up (nr. 3 & nr. 4). e) De voeding / back-up ploeg (nr. 3 & nr. 4) installeert vervolgens de tweede lijn vanaf hetzelfde verdeelstuk (een dynamische lijn bestaande uit 2 bundels). Page 8 de 10

9 Afleggen lage druk lijn met cassette en bundel Dit type aflegsysteem dient te worden toegepast voor een binnen-ontplooiing van meter, dwz. maximum 60 meter. a) De bevelvoerder autopomp (nr. 6) geeft het bevel «CASSETTE EN BUNDEL». b) De buitenlijn is opgesteld tot aan de ingang van het gebouw. c) De nr.2 bouwt de statische lijn van Ø 45 op vanaf het buiten geplaatste drieverdeelstuk tot aan het aanvalspunt. Hij wordt gevolgd door de nr. 1 voorzien van de bundel met straalpijp. d) De bevelvoerder autopomp (nr. 6) begeleidt de aanvalsploeg. Hij duidt het aanvalspunt aan. e) Het bevel wordt aan de pompbediener (nr. 5) gegeven om de leiding te voorzien van water; nr. 5 bedient het buiten geplaatste drieverdeelstuk. f) Een dynamische lijn (= 1 bundel) van 20m wordt ontplooid vanaf het afsluitertje. De aanval kan ingezet worden. g) De voedingslijn van de autopomp wordt geïnstalleerd vanaf een hydrant door de voeding / back-up ploeg (nr. 3 & nr. 4). h) De voeding / back-up ploeg (nr. 3 & nr. 4) installeert vervolgens de tweede lijn vanaf het buiten geplaatste drieverdeelstuk (een statische lijn Ø 45 en een dynamische lijn met 1 bundel) Afleggen lage druk lijn diepe aanval met cassette en dubbele bundel Dit type aflegsysteem dient te worden toegepast voor een binnen-ontplooiing van meter, dwz. maximum 80 meter. a) De bevelvoerder autopomp (nr. 6) geeft het bevel «CASSETTE DIEPE AANVAL». b) De buitenlijn is opgesteld tot aan de ingang van het gebouw. c) De nr.2 bouwt de statische lijn van Ø 45 op vanaf het drieverdeelstuk buiten tot aan het aanvalspunt. Hij wordt gevolgd door de nr. 1 voorzien van beide bundels. d) De bevelvoerder autopomp (nr. 6) begeleidt de aanvalsploeg. Hij duidt het aanvalspunt aan. e) Het bevel wordt aan de pompbediener (nr. 5) gegeven om de leiding te voorzien van water; nr. 5 bedient het buiten geplaatste drieverdeelstuk. f) Een dynamische lijn van 40 m (= 2 bundels) wordt ontplooid vanaf het afsluitertje. De aanval kan ingezet worden. g) De voedingslijn van de autopomp wordt geïnstalleerd vanaf een hydrant door de voeding / back-up ploeg (nr. 3 & nr. 4). h) De voeding / back-up ploeg (nr. 3 & nr. 4) installeert vervolgens de tweede lijn vanaf het buiten geplaatste drieverdeelstuk (een statische lijn Ø 45 en een dynamische lijn met 2 bundels). Page 9 de 10

10 Afleggen lange lijn lage druk Dit type aflegsysteem dient te worden toegepast voor een binnen-ontplooiing van maximum 120 meter waarvan 80 meter statische lijn. In theorie is dit systeem geschikt voor inzet tot de 8 ste verdieping maar dit hangt af van de grootte van de ingangshall. Op voorwaarde dat de statische lijnen worden ontplooid in een veilige zone, is dit systeem is ook geschikt voor extreem grote constructies. a) De bevelvoerder autopomp (nr. 6) geeft het bevel «LAGE DRUK LANGE LIJN». b) De buitenlijn is opgesteld tot aan de ingang van het gebouw. c) De bevelvoerder autopomp (nr. 6) begeleidt de aanvalsploeg. Hij duidt het aanvalspunt aan. d) Een statische lijn Ø 70 wordt door de nr. 3 ontplooid tot op minstens 2 verdiepingen onder het niveau van de brand; op het einde van de lijn komt het 2 de drieverdeelstuk dat door de bevelvoerder autopomp (nr. 6) werd meegenomen. e) Een statische lijn Ø 45 wordt door de nr. 2 ontplooid vanaf het 2 de drieverdeelstuk tot aan het aanvalspunt. f) Een dynamische lijn van 20 of 40 meter wordt ontplooid vanaf het afsluitertje van de statische lijn van 45 (zie opmerkingen kop punt 4.) De aanval kan ingezet worden. g) De voedingslijn van de autopomp wordt opgesteld vanaf een hydrant. Uitzonderlijk gebeurt dit door nr. 4 (hydrant) en nr. 5 (lijn). h) Vervolgens sluiten de leden van de voeding / back-up ploeg (nr. 3 & nr. 4) zich terug bij elkaar aan. Deze ploeg installeert de tweede lijn vanaf het 2 de drieverdeelstuk binnen in het gebouw. (statische lijn Ø 45 en dynamische lijn bestaande uit 1 of 2 bundels). 4.3 Kleurcode persslangen Wat statische lijn Ø 45 en dynamische lijn Ø 45 betreft: - de 1 ste lijn heeft een gele kleur; - de 2 de lijn heeft een groene kleur. 5 Geldigheidsduur: vanaf 26 april 2012 tot 26 april 2017 Page 10 de 10