Call for proposals. Creatieve Industrie: Smart Culture - Kunst en Cultuur. Geesteswetenschappen Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA

Transcriptie

1 Geesteswetenschappen Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA Call for proposals Creatieve Industrie: Smart Culture - Kunst en Cultuur 2016 Den Haag, juni 2016 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

2 Inhoud 1 Inleiding Achtergrond Beschikbaar budget Geldigheidsduur call for proposals 2 2 Doel 3 3 Richtlijnen voor aanvragers Wie kan aanvragen Wat kan aangevraagd worden Wanneer kan aangevraagd worden Het opstellen van de aanvraag Specifieke subsidievoorwaarden Het indienen van een aanvraag 15 4 Beoordelingsprocedure Procedure Criteria 18 5 Contact en overige informatie Contact Inhoudelijke vragen Technische vragen over het elektronisch aanvraagsysteem ISAAC Overige informatie 20 6 Bijlagen 23

3 1 Hoofdstuk 1: Inleiding / Creatieve Industrie Kunst en Cultuur 1 Inleiding 1.1 Achtergrond De ambitie van de sector creatieve industrie is om van Nederland in 2020 de meest creatieve economie van Europa te maken. Om deze ambitie werkelijkheid te laten worden is een sterke kennisbasis nodig onder de creatieve industrie. NWO ziet het als haar taak om in samenwerking met anderen de kennisbasis voor de topsector creatieve industrie te versterken en kennisbenutting van onderzoek ten behoeve van deze sector te stimuleren. Binnen de topsector Creatieve Industrie is het Topconsortium Kennis en Innovatie CLICKNL ingericht. TKI CLICKNL wil kennis, creativiteit en ondernemerschap verbinden. Om richting te geven aan de ontwikkeling van de kennisbasis heeft TKI CLICKNL een kennis en innovatie-agenda ontwikkeld met als hoofddoelstelling Nederland naar 2020 toe te laten uitgroeien tot de meest creatieve economie van Europa. Deze Kennis- en Innovatieagenda van TKI CLICKNL vormt de basis voor de verschillende instrumenten die NWO inzet voor de Creatieve Industrie. De Roadmap Smart Culture, waar het programma binnen deze call op geënt is, maakt deel uit van de Kennis- en Innovatieagenda van TKI CLICKNL, zodat de bijdrage van kunst en cultuur aan de creatieve industrie expliciet gemaakt kan worden. Essentieel voor dit onderzoek voor de creatieve industrie is de integrale visie op de niveaus die daarbinnen te onderscheiden zijn: van het meest concrete tot het meest abstracte niveau. Deze niveaus staan voortdurend met elkaar in wisselwerking. Het uitgangspunt voor artistieke producten en culturele sectoren is dat zij niet alleen een economische waarde vertegenwoordigen, maar ook dat zij een culturele waarde en een educatieve betekenis hebben. De call Smart Culture Kunst en Cultuur maakt onderdeel uit van de propositie van NWO voor de topsector Creatieve Industrie. Dat betekent dat bij het uitvoeren van de regeling de Spelregels voor privaat publieke samenwerking bij programmering en uitvoering van fundamenteel en toegepast onderzoek 2 gevolgd worden. Voor het onderzoek binnen deze regeling betekent dat het volgende: het onderzoek is vraaggestuurd (de onderzoeksvraag wordt in samenwerking met private partners vorm gegeven), samenwerking met één of meer private partners is verplicht. Netwerkvorming is belangrijk; daarom werken NWO (NWO Geesteswetenschappen en Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA) en TKI CLICKNL samen om deze netwerkvorming te versterken en op te bouwen. 1 Zie : 2 Zie :

4 2 Hoofdstuk 1: Inleiding / Creatieve Industrie Kunst en Cultuur De call beoogt nadrukkelijk een bijdrage te leveren aan het versterken van het ecosysteem van de creatieve sector door nadrukkelijk aandacht te vragen voor gezamenlijk onderzoek door HBO- en WO-instellingen. Specifiek voor het onderzoek op het gebied van kunst en cultuur geldt dat fundamenteel en praktijkgericht onderzoek elkaar kunnen versterken. De call brengt beide met elkaar in verband en maakt daardoor die versterking mogelijk. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de specifieke kwaliteiten van beide soorten onderzoek om optimale versterking mogelijk te maken met oog voor excellente kwaliteit. 1.2 Beschikbaar budget Voor deze call for proposals stelt NWO M 3,2 beschikbaar, waarvan M 1,4 vanuit het Gebied Geesteswetenschappen en M 1,8 vanuit Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA. De verwachte bijdrage van private partners is M 0,4. In beginsel biedt de call ruimte voor maximaal 8-10 tweejarige trajecten (embedded research) met een budget van ten hoogste M 1,0 en 4-5 vierjarige trajecten (strategic research) met een budget van ten hoogste M 2, Geldigheidsduur call for proposals Deze call for proposals is geldig tot en met de sluitingsdatum 27 september 2016, uur CEST. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 15 juni 2016.

5 3 Hoofdstuk 2: Doel / Creatieve Industrie Kunst en Cultuur 2 Doel Kunst en Cultuur De Roadmap Smart Culture biedt een kader om onderzoek op het gebied van kunst, cultuur, erfgoed en media in relatie tot de creatieve industrie en de andere topsectoren te stimuleren, en om verbindingen te leggen tussen concrete innovatieve kunst en cultuurpraktijken en meeromvattende wetenschappelijke en maatschappelijke vraagstukken. Het kader biedt enerzijds dus mogelijkheden om onderzoek te doen naar (nieuwe) vormen van artistieke en culturele productie en organisatie. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in de creatieve industrie een oogst aan empirisch materiaal opleveren dat verdiepend onderzoek mogelijk maakt. De onderzoeksonderwerpen kunnen betrekking hebben op de hele breedte van de culturele en creatieve keten voor alle sectoren; vanaf creatie tot productie en receptie. Bij voorkeur wordt in het onderzoek het verband tussen de verschillende oriëntaties geadresseerd. Specifiek wordt aandacht gevraagd voor de rol van de maker in de 21ste eeuw. Met de call wordt beoogd onderzoek te financieren dat leidt tot het versterken van de kennisbasis van de creatieve industrie mede door de verbinding tussen het HBO en het WO en het stimuleren van gezamenlijke onderzoeksaanvragen. Onderzoeksvoorstellen hebben betrekking op de volgende disciplines: kunst, cultuur, erfgoed en media waaronder in deze call ook begrepen wordt podiumkunsten (muziek en theater), film, design, mode, literatuur en architectuur. De onderzoeksvoorstellen zijn gebaseerd op de Roadmap Smart Culture. De Roadmap Smart Culture benoemt speerpunten op het niveau van artistieke en culturele productie, sector en samenleving. Onderzoeksvoorstellen sluiten aan bij één of meerdere van deze speerpunten: Product: Content als data, Storytelling & Experience Design Binnen de call kunst en cultuur kan gedacht worden aan de volgende onderwerpen: nieuwe maakprocessen - bijvoorbeeld: wat doen makers in de verhouding productie, distributie en consumptie, wat betekent vakmanschap of hoe moeten we begrijpen wat de maker doet en wat is de rol en positie van de consument en producent, ook in de zin van eigenaarschap? Reflectie op kunstcreatie en kunstperceptie. Het expliciet maken van praktijkkennis en het teruggeven hiervan aan de maker en de samenleving. Sector: Transformaties in de creatieve sector, Creative futures voor podiumkunsten en kunst, cultuur en erfgoed. Binnen de call kunst en cultuur kan gedacht worden aan de volgende onderwerpen: de veranderende rol van maker, publiek en podium bijvoorbeeld: de impact van festivalisering, evidence based programmeren of de ontwikkeling in de muziekindustrie, de rol van erfgoed, erfgoedvorming in de praktijk. Samenleving: Smart Cities & Societies, nationale identiteit en transnationale publieken Binnen de call kunst en cultuur kan gedacht worden aan de volgende onderwerpen: de werking/waarde van kunst en cultuur voor de samenleving, de relatie fysieke en digitale wereld, ontwerpvraagstukken in relatie tot omgang met (technologische) vernieuwing of veranderingen in de samenleving die leiden tot reflectie op culturele waarden. Onderzoek naar netwerken en ecosystemen (de werking ervan en de positionering van de kunstenaar in de samenleving).

6 4 Hoofdstuk 2: Doel / Creatieve Industrie Kunst en Cultuur Maker Binnen de call is specifieke aandacht voor de positie van de maker. Nadrukkelijk wordt beoogd artistic research, dat erkent dat artistiek werk het resultaat is van een onderzoeksproces, te adresseren als relevante methode binnen deze call. Daarom is het ook mogelijk om binnen deze call hier financiering voor aan te vragen. Artistic research biedt makers daarmee de mogelijkheid hun onderzoek en onderzoeksmethodiek expliciet binnen het wetenschappelijk onderzoeksdomein in te brengen. Onderzoek in de kunsten bevat een wetenschappelijke en artistieke component; daardoor is het bereik breder dan dat van de wetenschappelijke wereld. Het onderzoek oriënteert zich evenzeer op het domein van de kunsten als op de praktijk van het onderzoek in de kunsten. Het onderzoek moet aan twee eisen voldoen: het moet toegevoegde waarde hebben voor de wetenschappelijke gemeenschap (specifiek het kennisdomein van de creatieve industrie) en tegelijkertijd betekenisvol zijn voor de wereld van kunst en cultuur en een bredere gemeenschap dan de wetenschappelijke kunnen bereiken. Dit betekent dat het artistieke en discursieve element beide geadresseerd worden. De maker onderhoudt een relatie met en vindt aansluiting bij het creatieve proces en stimuleert zo ook de creatieve industrie als sector. Nationale Wetenschapsagenda Bij het opstellen van de call is aansluiting gezocht bij de Nationale Wetenschapsagenda, de route Kunst: onderzoek en innovatie in de 21ste eeuw 3 en de route Veerkrachtige en zinvolle samenlevingen 4. 3 Zie : 4 Zie :

7 5 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Creatieve Industrie Kunst en Cultuur 3 Richtlijnen voor aanvragers 3.1 Wie kan aanvragen Onderzoekers van de volgende kennisinstellingen 5 kunnen aanvragen indienen: Nederlandse universiteiten; Hogescholen 6 KNAW- en NWO-instituten; het Nederlands Kanker Instituut; het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek te Nijmegen; onderzoekers van de Dubble-bundellijn bij de ESRF te Grenoble; NCB Naturalis; Advanced Research Centre for NanoLithography (ARCNL). Aanvragen kunnen worden ingediend namens consortia met ten minste één onderzoeker (de hoofdaanvrager) en eventuele medeaanvragers en ten minste één private partner (dit is dus geen medeaanvrager), die (alleen of samen met andere private partners) minimaal de gevraagde matching levert. Daarnaast worden publieke partners uitdrukkelijk uitgenodigd tot deelname. Een bijdrage van de publieke partner kan niet gebruikt worden als verplichte cofinancieringsbijdrage. De bijdrage kan wel gebruikt worden om het project zowel met in kind als in cash bijdragen te versterken. Voor een definitie van private- en publieke partners zoals begrepen in deze call, zie paragraaf 5.2. Hoofdaanvrager Als aanvragers kunnen optreden onderzoekers vanuit het HBO en vanuit het WO: Als er sprake is van een hoofdaanvrager vanuit het WO, dan betreft het een ervaren gepromoveerde onderzoeker (dat wil zeggen een hoogleraar, universitair hoofddocent of universitair docent) met een vaste aanstelling, of een tijdelijke aanstelling bij een van de bovengenoemde instellingen gedurende de looptijd van het aanvraagproces en het project. Als er sprake is van een hoofdaanvrager vanuit het HBO, dan betreft het een lector of senior onderzoeker, eveneens met een vaste of tijdelijke aanstelling bij een hogeschool gedurende de looptijd van het aanvraagproces en het project. Per voorstel is er maximaal één hoofdaanvrager. De hoofdaanvrager is de eindverantwoordelijke voor het project en draagt de financiële en inhoudelijke verantwoordelijkheid. Aanvragen voor artistic research dienen te voldoen aan de eis dat de beoogde onderzoeker een HBO opleiding of een WO master (of een daaraan gelijkgestelde opleiding, zie subsidiebepalingen NWO) heeft afgerond. Betreft het een aanvraag voor promotie-onderzoek dan dient de beoogde onderzoeker een WO master (of een daaraan gelijkgestelde opleiding, zie voorwaarden NWO) te hebben afgerond. 5 Het betreft hier door de overheid erkende kennisinstellingen. 6 Het betreft hier door de overheid bekostigde hogescholen, zoals bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).

8 6 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Creatieve Industrie Kunst en Cultuur Nadrukkelijk gaat de voorkeur uit naar een gecombineerde aanvraag door onderzoekers van hogescholen en universiteiten. Het is dan aan het consortium om te bepalen welke instelling het penvoerderschap heeft en wie de hoofdaanvrager is. Mede-aanvrager(s) - optioneel Een aanvraag kan maximaal twee mede-aanvragers hebben. Eventuele medeaanvragers zijn eveneens ervaren onderzoekers (waarbij voor de WO aanvrager geldt dat deze gepromoveerd moet zijn) met een vaste of tijdelijke aanstelling bij een hogeschool of een van de bovengenoemde kennisinstellingen gedurende de looptijd van het aanvraagproces en het project. Een onderzoeker kan in deze ronde maximaal twee aanvragen indienen, maar slechts eenmaal als hoofdaanvrager. Dat betekent dat hij/zij voor één aanvraag als hoofdaanvrager en voor een andere aanvraag als mede-aanvrager kan optreden, of tweemaal als mede-aanvrager bij twee verschillende aanvragen. 3.2 Wat kan aangevraagd worden Er kunnen aanvragen voor twee typen onderzoek worden ingediend: - Embedded Research (met mogelijkheid tot artistic research) - Strategic Research (met mogelijkheid tot artistic research) Betreft de aanvraag een onderzoeksaanvraag voor promotie-onderzoek op het gebied van artistic research dan dient het onderzoeksvoorstel vanwege de specifieke eigenheid ervan zowel vanuit de aanvragende universiteit als de hogeschool waar de aanvrager aan verbonden is te worden aangevraagd, ondersteund en begeleid. De daadwerkelijke promotie vindt plaats aan een universiteit omdat het recht van promotie in Nederland bij universiteiten is ondergebracht. De aanvraag dient begeleid te gaan van een aanbevelingsbrief van de begeleidend hoogleraar van de universiteit en de begeleidende lector van de hogeschool waar de aanvrager aan verbonden is. Het deel dat vanuit WO onderzoek wordt gefinancierd dient te resulteren in één of meer wetenschappelijke publicaties. Voor het deel dat vanuit het HBO (praktijkgericht onderzoek) wordt gefinancierd, geldt dat de uitkomst een product dient te zijn dat bijdraagt aan de vernieuwing van de beroepspraktijk, zoals bijvoorbeeld: nieuwe werkwijzen, prototypen, demonstrators, simulaties. Is er sprake van een aanvraag voor artistic research dan bevat de publicatie bovendien een schriftelijke reflectie op het artistieke en discursieve aspect van het onderzoek. Gezamenlijke projecten HBO en WO De voorkeur gaat nadrukkelijk uit naar projecten die gezamenlijk door HBO en WO worden aangevraagd (dit kan ook een combinatie van strategic research project en een embedded research project zijn). Het maximum subsidiebedrag dat voor deze gezamenlijke projecten kan worden aangevraagd is Voor de gezamenlijke projecten gelden verder de financieringsvoorwaarden zoals hierna aangegeven voor de WO aanvrager en de HBO aanvrager.

9 7 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Creatieve Industrie Kunst en Cultuur Embedded research (ca. 2 jaar) Embedded research is bedoeld om de interactie en samenwerking tussen wetenschap en bedrijfsleven en publieke partners te bevorderen en verder uit te bouwen 7. Deze vorm van onderzoek geldt zowel voor WO als HBO. In het laatste geval gaat het om praktijkgericht onderzoek. Deze vorm van onderzoek is passend voor kortlopende projecten. Wetenschappers, kennisgebruikers en bedrijven kunnen zo bij elkaar komen om samen onderzoek te doen of om producten of diensten voor de creatieve industrie verder te ontwikkelen. Embedded research kan verschillende vormen aannemen. Het kan gaan om een onderzoeksproject van een onderzoeker die tijdelijk gestationeerd is bij een bedrijf of in een bestaand lab of atelier en daar in samenspraak met het bedrijf, lab of atelier onderzoek doet dat aansluit op het programma voor deze call en een vraaggestuurd karakter heeft. Voor het aanvragen van subsidie voor dit instrument gelden de volgende voorwaarden: - De maximaal aan te vragen subsidie van NWO is , de minimale omvang bedraagt De looptijd van het project is minimaal zes maanden en maximaal vier jaar (afhankelijk van de omvang van de aanstelling van de uitvoerder). - Met de subsidie of bijdrage moet ten minste één onderzoeker voor minimaal 0,5 fte worden aangesteld gedurende de looptijd van het project. - Een aanstelling als aio is mogelijk mits voorzien is in de financiering van het volledige promotietraject, blijkend uit een verklaring van de instelling waar het promotieonderzoek plaatsvindt. Voor alle andere aanstellingen geldt hetgeen hierna is opgenomen. Financieringsvoorwaarden WO en HBO Let op! Voor het hiernavolgende geldt dat de financieringsvoorwaarden verschillen tussen HBO en WO. Aanvragende onderzoekers vanuit WO vallen onder de financieringsvoorwaarden van NWO. Aanvragende onderzoekers vanuit het HBO vallen onder de financieringsvoorwaarden van NRPO SIA WO Voor WO onderzoekers geldt dat de subsidie gebruikt kan worden voor: - Personele kosten, gesubsidieerd in overeenstemming met de meest recente versie van het Akkoord bekostiging wetenschappelijk onderzoek ( o Junior-onderzoekers. Het aangevraagde bedrag zal op basis van ervaring van de onderzoeker en type werkzaamheden worden getoetst, maar in de regel wordt uitgegaan van de NWO salarispeil NWP-HBO. o Aio s (aanstelling gebaseerd op een maximale aanstellingsomvang van 1,0 fte voor een periode van 4 jaar). o Postdocs (maximale subsidietermijn van 3 jaar op basis van 1,0 fte, N.B. minimale aanstellingsomvang van 0,5 fte en voor minimaal 1 jaar) 7 Zie :

10 8 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Creatieve Industrie Kunst en Cultuur o Vervangingssubsidie voor vervanging van een aanvrager (maximale totale subsidiebijdrage o.b.v. een maximale aanstellingsomvang van 0,5 fte voor een periode van 12 maanden, waarbij spreiding van de totale omvang over meerdere jaren is toegestaan; een kortere vervangingsperiode wordt naar rato verrekend). Zie paragraaf 3.5 voor een toelichting op vervangingssubsidies. N.B. In totaal kan voor maximaal 1 persoon een vervangingssubsidie worden aangevraagd. Verdeling van het maximale bedrag van de vervangingssubsidie over meer personen is niet mogelijk. o Niet-wetenschappelijk personeel voor een maximaal bedrag van voor de gehele looptijd van het project. Dit kan zijn een studentassistent(en), programmeur(s) of maker, aangetrokken voor direct met het onderzoek samenhangende werkzaamheden niet zijnde overhead zoals bijvoorbeeld secretariaatstaken. Omvang, duur en niveau (bijvoorbeeld MBO/HBO) van de aanstelling evenals een specificatie van de activiteiten moeten in de aanvraag worden aangegeven. - Materiële kosten die direct gerelateerd zijn aan het project, zoals kosten voor kennisoverdracht, kennisbenutting en kosten voor internationalisering. - Benchfee (alleen voor aio s en postdocs, zie paragraaf 5.2 voor een toelichting). De kosten van overhead zoals kosten voor computers/laptops, reguliere software en andere kosten die behoren bij de standaard faciliteiten van de universiteiten, onderzoeksinstellingen of ateliers/labs komen niet voor subsidie in aanmerking. Ook algemene kosten voor projectmanagement en coördinatie zijn uitgesloten. Niet-gespecificeerde kosten zoals een stelpost onvoorzien komen niet voor subsidie in aanmerking en kunnen ook niet worden opgevoerd als matching HBO De voorwaarden voor het hbo staan onder het volgende hoofdstuk (3.2.2 Strategic Research) Strategic Research (ca. 4 jaar) Strategische onderzoeksvoorstellen (strategic research) richten zich op lange termijn onderzoeksvraagstukken vanuit de maatschappij of het bedrijfsleven. Voor aanvragers vanuit het WO vormt financiering voor promotieplaatsen en postdoc onderzoek de kern van dit instrument. Voor aanvragers vanuit het HBO gaat het om het financieren van strategische onderzoeksprogramma s binnen lectoraten. Voor het aanvragen van subsidie voor dit instrument gelden de volgende voorwaarden: - de maximaal aan te vragen subsidie is , de minimale omvang bedraagt de looptijd van het project is minimaal twee jaar en maximaal vijf jaar afhankelijk van de aanstelling van de onderzoekers. - met de subsidie of bijdrage moeten ten minste twee onderzoekers voor minimaal 0,5 fte gedurende twee jaar aangesteld worden voor het project. Voor alle andere aanstellingen geldt hetgeen hierna is opgenomen WO Voor WO onderzoekers geldt dat de subsidie gebruikt kan worden voor: - Personele kosten, gesubsidieerd in overeenstemming met de meest recente versie van het Akkoord bekostiging wetenschappelijk onderzoek (

11 9 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Creatieve Industrie Kunst en Cultuur o Junior-onderzoekers. Het aangevraagde bedrag zal op basis van ervaring van de onderzoeker en type werkzaamheden worden getoetst, maar in de regel wordt uitgegaan van de NWO salarispeil NWP-HBO. o Aio s (aanstelling gebaseerd op een maximale aanstellingsomvang van 1,0 fte voor een periode van 4 jaar). o Postdocs (maximale subsidietermijn van 3 jaar op basis van 1,0 fte, N.B. minimale aanstellingsomvang van 0,5 fte en voor minimaal 1 jaar). o Vervangingssubsidie voor vervanging van aanvrager(s) (maximale totale subsidiebijdrage o.b.v. een maximale aanstellingsomvang van 0,5 fte voor een periode van 24 maanden, waarbij spreiding van de omvang over meerdere jaren is toegestaan; een kortere vervangingsperiode wordt naar rato verrekend). Zie paragraaf 3.5 voor een toelichting op vervangingssubsidies. N.B. In totaal kan voor maximaal 2 aanvragers een vervangingssubsidie worden aangevraagd. Verdeling van het maximale bedrag van de vervangingssubsidie over meer personen is niet mogelijk. o Niet-wetenschappelijk personeel voor een maximaal bedrag van voor de gehele looptijd van het project. Dit kan zijn een studentassistent(en), programmeur(s) of maker, aangetrokken voor direct met het onderzoek samenhangende werkzaamheden niet zijnde overhead zoals secretariaatstaken. Omvang, duur en niveau (bijvoorbeeld MBO/HBO) van de aanstelling evenals een specificatie van de activiteiten moeten in de aanvraag worden aangegeven. - Materiële kosten die direct gerelateerd zijn aan het project, zoals kosten voor kennisoverdracht, kennisbenutting, kosten voor internationalisering en eventuele nieuwe investeringen die nodig zijn voor het onderzoek. - Benchfee (alleen voor aio s en postdocs, zie paragraaf 5.2 voor een toelichting). De kosten van overhead zoals kosten voor computers/laptops, reguliere software en andere kosten die behoren bij de standaard faciliteiten van de universiteiten, onderzoeksinstellingen of ateliers/labs komen niet voor subsidie in aanmerking. Ook algemene kosten voor projectmanagement en coördinatie zijn uitgesloten. Niet-gespecificeerde kosten zoals een stelpost onvoorzien komen niet voor subsidie in aanmerking. Alle bovenstaande kosten kunnen ook niet worden opgevoerd als matching HBO (zelfde voorwaarden voor Embedded en Strategic Research projecten) De projectkosten die door NRPO SIA worden gefinancierd, betreffen de noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering van een project toe te rekenen gemaakte en/of betaalde kosten gebaseerd op kostprijs, inclusief eventuele nietverrekenbare BTW. De volgende kostenposten worden onderscheiden: a. Loonkosten hogeschool i. Een berekening van de uurtarieven van de hogeschool gebaseerd op door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) geaccordeerde Integrale Kostprijs-methodiek, zie voor informatie de website van RVO 8. OF ii. Het uurtarief van de hogeschool wordt berekend op basis van het brutoloon van de betreffende medewerker(s) verhoogd met sociale lasten en eventuele overhead (maximaal 25% van het loon inclusief 8

12 10 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Creatieve Industrie Kunst en Cultuur sociale lasten). Dit bedrag dient te worden gedeeld door uur (bij een fulltime dienstverband) om het uurtarief te bepalen. b. Kosten studenten i. Het is toegestaan studenten, verbonden aan de hogeschool, voor het project in te zetten en kosten hiervan binnen het project op te voeren. Indien de inzet van de studenten geschiedt als deel van de opleiding (de studenten dienen in dat geval ook studiepunten te krijgen voor de activiteiten!), dan is enkel de stagevergoeding zoals gebruikelijk is binnen de instelling declarabel. Indien de studenten extra-curriculair ingezet worden in het project, dan kunnen zij maximaal voor 250 uur per persoon per projectjaar ten laste van het project gebracht worden. Uitsluitend de werkelijke, aan de studenten uitbetaalde bedragen, kunnen als kosten voor de inzet van studenten binnen het project opgevoerd worden. In alle gevallen geldt een maximaal uurtarief van 25,-. Uren en uurtarieven boven de genoemde maxima kunnen niet als projectkosten worden opgevoerd. Aan het aantal in te zetten studenten in het project is geen maximum verbonden. c. Loonkosten partners (kennistoeleveranciers) i. Bepaling uurtarief is in principe vrij. Deze kennistoeleveranciers kunnen partijen zijn binnen het consortium (zijnde geen hogeschool of andere kennisinstelling zoals genoemd in paragraaf 3.1) dan wel kennistoeleveranciers buiten het consortium. Indien het uitbesteding betreft aan kennistoeleveranciers buiten het consortium dan dient de offerte goedgekeurd te worden door het consortium. ii. In totaal kan maximaal 25% van het subsidiebedrag ten bate komen aan deze groep. 1. Onderwijsinstellingen anders dan een door de overheid bekostigde hogeschool, zoals gedefinieerd in paragraaf 3.1, vallen onder de 25% toekenningsgelden voor externe kennistoeleveranciers. 2. Projectmedewerkers die gedetacheerd zijn bij een hogeschool en die alleen voor dit project worden ingeleend, worden tot de categorie externe kennistoeleveranciers gerekend en tellen dus mee in de maximale 25% toekenningsgelden voor externe kennistoeleveranciers. De kosten van projectmedewerkers die een detacheringsovereenkomst hebben met een hogeschool die niet alleen betrekking heeft op detachering binnen dit project mogen onder de loonkosten van de hogeschool opgevoerd worden. d. Materiële kosten i. De aan de uitvoering van het project verbonden kosten als verbruik van materialen, hulpmiddelen, prototypes, testopstellingen en overige kosten zoals reis- en verblijfkosten, accountantskosten en kosten publicaties. De kosten voor het aanschaffen van machines en apparatuur worden niet tot de projectkosten gerekend. Voor machines en apparatuur kunnen slechts de aan het project toe te rekenen afschrijvingskosten of leasetermijnen worden opgevoerd. Afschrijvingstermijnen dienen te worden berekend op basis van de historische aanschafprijs exclusief financieringskosten, een lineaire afschrijvingsmethode en een levensduur van vijf jaar. Opvoering van kosten voor gebruik van apparatuur ouder dan vijf jaar is dus niet mogelijk.

13 11 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Creatieve Industrie Kunst en Cultuur ii. Niet-wetenschappelijk personeel voor een maximaal bedrag van voor de gehele looptijd van het project. Dit kan zijn een student-assistent(en), programmeur(s) of maker, aangetrokken voor direct met het onderzoek samenhangende werkzaamheden niet zijnde overhead zoals secretariaatstaken. Omvang, duur en niveau (bijvoorbeeld MBO/HBO) van de aanstelling evenals een specificatie van de activiteiten moet in de aanvraag worden aangegeven. Verplichte matching door private partners zowel voor HBO als WO Voor deze call for proposals geldt als voorwaarde dat ten minste 12,5% van het bedrag van het onderzoeksproject dat wordt aangevraagd, gematcht wordt door de (private) partner(s). Van de matchingbijdrage van private partners is minimaal de helft in cash. 3.3 Wanneer kan aangevraagd worden De sluitingsdatum voor het indienen van aanvragen is dinsdag 27 september 2016, om 14:00 uur CEST. Aanvragen die na de deadline zijn ingediend worden niet meegenomen in de procedure. Het aanvraagformulier kan worden gedownload vanuit het online aanvraagsysteem ISAAC of vanaf de financieringspagina van dit instrument 9. Zie hoofdstuk 4 voor meer informatie over de procedure. 3.4 Het opstellen van de aanvraag Voor het indienen van een onderzoeksvoorstel gaat u als volgt te werk: 1) Download het aanvraagformulier voor het opstellen van een aanvraag (Bijlage 6.1) vanuit het online aanvraagsysteem ISAAC of vanaf de financieringspagina van dit instrument. Sla het ingevulde formulier op als pdf en upload het in ISAAC. 2) Begrotingsformat (Bijlage 6.2) Download het format en vul het in. Sla het format op als pdf of excel en upload het in ISAAC (rubriek Overig). 3) Verklaring van gemaakte afspraken met private partners (Bijlage 6.3) De verklaring bestaat uit de volgende twee onderdelen: a. brief van de hoofdaanvrager, getiteld Verklaring gemaakte afspraken met private partner(s) Hierin worden de afspraken met de partner(s) bevestigd. 9 Zie :

14 12 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Creatieve Industrie Kunst en Cultuur b. matchingsverklaring, getiteld Verklaring van de medefinanciering van de private partner(s) Hierin zegt iedere partner afzonderlijk zijn bijdrage aan NWO toe. Met de aan NWO gerichte matchingsverklaring committeert de private partner zich aan de toegezegde bijdrage voor het project als dit door NWO wordt gehonoreerd. De matchingsverklaring is onvoorwaardelijk en bevat geen ontbindende voorwaarden. Download het format van de verklaring (brief + matchingsverklaring) en stel hem op. De verklaring dient, conform het format, op logopapier van de betreffende organisatie te worden gesteld. Papier met KVK-nr. volstaat voor zzper. Sla de ondertekende verklaring op als pdf-bestand en upload het in ISAAC (rubriek Inbeddingsgarantie). N.B. Het aanleveren van een digitale versie van de brief met handtekening volstaat, mits opgesteld conform de voorwaarden uit het format. NWO behoudt zich het recht voor om de originele verklaring op te vragen bij de hoofdaanvrager. 4) Akkoordverklaring instelling (Bijlage 6.4) Download het format van de akkoordverklaring en stel hem op. De akkoordverklaring dient, conform het format, op logopapier van de kennisinstelling te worden gesteld. Sla de ondertekende akkoordverklaring op als pdf-bestand en upload het in ISAAC (rubriek Overig). Met het insturen van de akkoordverklaring bevestigt de instelling waar het project wordt uitgevoerd dat zij op de hoogte is gebracht van de aanvraag en akkoord is met alle voorwaarden waaraan voor uitvoering van het project moet worden voldaan. Betreft de aanvraag een gezamenlijk project dan zijn van iedere instelling afzonderlijke akkoordverklaringen nodig. 5) Artistic Research promotieonderzoek De begeleidende brief van de hoogleraar/promotor en de brief van de lector van de hogeschool dient als pdf te worden geüpload. 6) Multimediaal materiaal Voor de wijze van indienen wordt verwezen naar de in de FAQ op de programmapagina van dit instrument opgenomen voorwaarden. Materiaal dat niet aan deze voorwaarden voldoet kan niet worden ingediend en betrokken worden bij de beoordeling. 3.5 Specifieke subsidievoorwaarden Voor deze call for proposals zijn de NWO Regeling Subsidies, versie 1 december 2015 ( en het Akkoord bekostiging wetenschappelijk onderzoek ( van toepassing. Aanvragen moeten voldoen aan de volgende eisen: De private partner(s) levert een matchingbijdrage van ten minste 12,5% van het bedrag dat bij NWO wordt aangevraagd. Van de matchingbijdrage is minimaal de helft in cash. De in cash- en in-kind bijdragen die worden opgevoerd in de begroting corresponderen met de matchingsverklaringen waarin de bijdrage door de private en/of publieke partner(s) wordt toegezegd aan NWO. Indien de private partner een partner is met een ANBI status dan dient de verklaring hiervan overlegd te worden.

15 13 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Creatieve Industrie Kunst en Cultuur Indien de verplichte matching deels in-kind wordt bijgedragen, dan gelden de bepalingen die zijn opgegeven in paragraaf 5.2 hieronder. Begeleiding en consultancy mogen geen deel uitmaken van de verplichte matchingsbijdrage. De vervangingssubsidie mag uitsluitend worden ingezet voor het werken aan wetenschappelijke publicatie(s) of kennisbenuttings- en/of valorisatieactiviteiten in het kader van het project. Met de vervangingssubsidie kan de werkgever de kosten dekken van de vervanger die het nietonderzoeksdeel van de taken van de aanvrager (onderwijs- en begeleidingstaken) overneemt. Ten aanzien van het NWO Intellectual Property Rights-beleid zijn de voorwaarden van toepassing zoals omschreven in de Spelregels voor privaat publieke samenwerking bij programmering en uitvoering van fundamenteel en toegepast onderzoek 10. Wanneer een hoofdaanvrager een projectvoorstel indient, dient hij/zij deze spelregels voor te leggen aan de private partner(s). De projectpartner(s) dienen te bevestigen dat zij kennis hebben genomen van de spelregels. Voordat een toegekend project van start gaat, dienen de projectpartners een overeenkomst te sluiten met elkaar over de IPR en kennisoverdracht. Daarin moeten ook andere zaken zoals betalingen, voortgangs- en eindverslagen en geheimhouding geregeld zijn (op de NWO-site zal bijtijds een modelovereenkomst gepubliceerd worden). Een specifiek consortium (d.w.z. de combinatie hoofdaanvrager met de meefinancierende private partij) kan in deze ronde slechts eenmaal indienen. Ieder consortium voldoet aan de volgende voorwaarden: o er is minstens één onderzoeker betrokken, te weten de hoofdaanvrager (zie paragraaf 3.1). o er minstens één private partij betrokken die (alleen of samen met andere private partijen) de benodigde matching levert. Zie paragraaf 5.2 voor de NWO definitie van private partij. o NB: Voordat het project van start gaat dienen de partijen een samenwerkingsovereenkomst op te stellen en aan NWO te overleggen door deze toe te voegen aan ISAAC. Op de programmapagina van het instrument zal een voorbeeldsamenwerkingsovereenkomst worden opgenomen. Consortia kunnen worden aangevuld met private en publieke partijen die geen matching leveren, maar die wel willen bijdragen aan een project en willen profiteren van de gegenereerde kennis. Open Access Alle wetenschappelijke publicaties van onderzoek dat is gefinancierd op basis van toekenningen voortvloeiend uit deze call for proposals dienen onmiddellijk (op het moment van publicatie) wereldwijd vrij toegankelijk te zijn (Open Access). Er zijn verschillende manieren voor onderzoekers om Open Access te publiceren. Een uitgebreide toelichting hierop vindt u op Nagoya Protocol Het Nagoya Protocol is op 12 oktober 2014 van kracht gegaan en zorgt voor een eerlijke en billijke verdeling van voordelen voortvloeiende uit het gebruik van genetische rijkdommen (Access and Benefit Sharing; ABS). Onderzoekers die voor hun onderzoek gebruik maken van genetische bronnen in/uit het buitenland 10 Zie : publicaties/rapporten/2013/06/21/spelregels-voor-privaat-publieke-samenwerking-bij- programmering-en-uitvoering-van-fundamenteel-en-toegepast-onderzoek.html

16 14 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Creatieve Industrie Kunst en Cultuur dienen zich op de hoogte te stellen van het Nagoya Protocol ( NWO gaat er vanuit dat zij de noodzakelijke acties ten aanzien van het Nagoya Protocol nemen. Criteria ontvankelijkheid De administratieve ontvankelijkheid van de aanvragen wordt op het bureau vastgesteld. Een aanvraag wordt niet toegelaten tot de ronde, als deze niet correct of onvolledig is ingevuld en de aanvrager niet of niet op tijd heeft voldaan aan het verzoek een gecorrigeerde aanvraag in te dienen 11. In concreto neemt NWO geen aanvragen in behandeling als zich minstens één van de volgende situaties voordoet: 1. de aanvraag is niet ingediend via ISAAC, 2. de aanvraag is ingediend na de deadline, 3. de aanvraag is niet correct of onvolledig ingevuld en de aanvrager heeft niet of niet op tijd voldaan aan het verzoek een gecorrigeerde aanvraag in te dienen, 4. de vereiste bijlagen ontbreken en/of zijn niet als afzonderlijke documenten in pdf-formaat bij de aanvraag gevoegd. Het betreft de volgende stukken: a. de door de aanvrager ondertekende brief met het overzicht van de betrokken partner(s) zie paragraaf 5.2. van deze call, b. de door elke individuele partner ondertekende matchingsverklaring zie paragraaf 5.2. van deze call, c. een ondertekende verklaring van de aanvrager en van een tekenbevoegde/bestuurlijk-verantwoordelijke van de instelling dat het project, na honorering van de aanvraag, aan de desbetreffende universiteit zal worden uitgevoerd, 5. de aanvraag is niet ingediend door een senior onderzoeker (bijvoorbeeld een hoogleraar, universitair hoofddocent of universitair docent, lector, ervaren onderzoeker HBO) aangesteld aan een instelling zoals vermeld in paragraaf 3.1., 6. de aanvraag is niet ingediend namens een consortium bestaande uit minimaal één onderzoeker en minimaal één private partij en/of met de gevraagde matching zoals beschreven in paragraaf 3.2., 7. meerdere identieke of zeer gelijkende voorstellen zijn gelijktijdig ingediend, 8. de aanvraag bevat onderzoekskosten die al eerder zijn gesubsidieerd of waarvoor reeds verplichtingen zijn aangegaan, 9. een onderzoeker is bij meer dan één aanvraag hoofdaanvrager, 10. een onderzoeker is bij meer dan twee aanvragen medeaanvrager, 11. het project kan niet binnen zes maanden na toekenning van de subsidie starten, 12. het projectvoorstel beschrijft niet de aansluiting op de Roadmap Smart Culture en de doelstelling van de call, 11 Wanneer correctie van de aanvraag of het alsnog aanleveren van vereiste bijlagen mogelijk is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om zijn/haar aanvraag binnen 48 uur aan te passen en/of de vereiste bijlagen aan te leveren. Alleen als de aanvrager hieraan niet kan of wil voldoen, zal de aanvraag niet in behandeling worden genomen. Is de aanvraag tijdig gecorrigeerd, dan zal deze, uiteraard alleen na goedkeuring, alsnog in behandeling worden genomen.

17 15 Hoofdstuk 3: Richtlijnen voor aanvragers / Creatieve Industrie Kunst en Cultuur 13. de aanvraag heeft geen betrekking op de volgende disciplines: kunst, cultuur, erfgoed en media waaronder in deze call ook begrepen wordt podiumkunsten (muziek en theater), film, design, mode, literatuur en architectuur. 3.6 Het indienen van een aanvraag Het indienen van een aanvraag kan alleen via het online aanvraagsysteem ISAAC ( Aanvragen die niet via ISAAC zijn ingediend, worden niet in behandeling genomen. Een hoofdaanvrager is verplicht zijn/haar aanvraag via zijn/haar eigen ISAAC-account in te dienen. Indien de hoofdaanvrager nog geen ISAAC-account heeft, dient hij/zij dat minimaal een dag voor het indienen aan te maken. Dit om eventuele aanmeldproblemen op tijd te kunnen verhelpen. Bij het indienen van een aanvraag in ISAAC dienen online enkele aanvullende gegevens te worden ingevoerd. Ruim hier voldoende tijd voor in. Voor vragen van technische aard verzoeken wij u contact op te nemen met de ISAAC helpdesk, zie paragraaf 5.2 Bij de aanvraag kan multimediaal materiaal worden toegevoegd. De specificaties waar het digitale materiaal aan moet voldoen worden opgenomen in de FAQ op de financieringspagina van het instrument.

18 16 Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Creatieve Industrie Kunst en Cultuur 4 Beoordelingsprocedure 4.1 Procedure De eerste stap in de beoordelingsprocedure is een formele toets of de aanvraag in behandeling genomen kan worden. Hiervoor worden de criteria ontvankelijkheid zoals beschreven in paragraaf 3.5 van deze call for proposals toegepast. Voor alle bij de beoordeling en/of besluitneming betrokken personen en betrokken NWO-medewerkers is de NWO-code belangenverstrengeling van toepassing. De aanvragen voor Embedded en Strategische onderzoeksprojecten doorlopen in hoofdlijn dezelfde beoordelingsprocedure. Alle aanvragen worden per type (embedded en strategic) in samenhang beoordeeld door de beoordelingscommissie voor de call Creatieve Industrie: Smart Culture Kunst en Cultuur, waarbij kwaliteit leidend is, aan de hand van de criteria in 4.2. Er wordt een commissie ingericht met een evenwichtige verdeling HBO, WO en private partners conform de voorwaarden die in de spelregels voor het topsectorenbeleid zijn vastgelegd (zie 1.1). De samenstelling van de commissie zal tijdig gepubliceerd worden. Hieronder wordt beschreven hoe de selectieprocedure verloopt. Voorselectie Wanneer de aanvraagdruk erg hoog is, kan NWO voorselectie toepassen. De reden hiervoor is dat bij een grote aanvraagdruk het aantal te raadplegen referenten te omvangrijk is en de kans van slagen voor veel kandidaten zeer gering is. Voorselectie vindt in de regel alléén plaats als het aantal aanvragen minimaal vier keer zo hoog is als het aantal te honoreren aanvragen. NWO zal in dat geval aanvragers tijdig informeren over de procedure en planning. Voorselectie gebeurt op basis van de selectiecriteria (zie paragraaf 4.2). Bij voorselectie beoordeelt de commissie alle aanvragen vergelijkenderwijs en prioriteert deze naar kansrijkheid, zonder gebruik te maken van externe referenten. De minst kansrijke kandidaten krijgen bericht dat de commissie hen niet beoogt te selecteren voor verdere behandeling. Ontvankelijkheid De administratieve ontvankelijkheid van de aanvragen wordt op het bureau op basis van de criteria ontvankelijkheid in paragraaf 3.5 vastgesteld na de deadline voor het indienen van aanvragen. Hoor en wederhoor Alle aanvragen worden ter beoordeling aan in principe drie onafhankelijke (inter)nationale referenten voorgelegd ( hoor -fase). Aanvragers krijgen vervolgens de mogelijkheid om schriftelijk te reageren op de geanonimiseerde adviezen van de referenten ( wederhoor -fase). Onderzoekers krijgen vijf werkdagen voor het opstellen van een reactie. Interview(selectie) De beoordelingscommissie kan besluiten om (hoofd)aanvragers te interviewen. In dat geval wordt op basis van ingewonnen adviezen en de reacties van de kandidaten daarop een voorlopige prioritering door de beoordelingscommissie gemaakt. Vervolgens ontvangen de hoogst geprioriteerde kandidaten een uitnodiging voor een gesprek, het interview. Het betreft ca. 1,5 maal het aantal

19 17 Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Creatieve Industrie Kunst en Cultuur te honoreren projecten. Het interview is integraal onderdeel van de beoordeling en weegt mee in de kwalificering en prioritering van de aanvraag. Er kan bij grote aanvraagdruk niet met alle kandidaten een interview worden gehouden. Beoordeling en prioritering De beoordelingscommissie beoordeelt en prioriteert de aanvragen aan de hand van de - in paragraaf 4.2 vermelde - beoordelingscriteria. Bij de beoordeling kan bij voorstellen van gelijke kwaliteit een evenredige verdeling over onderzoeksgebieden, de (mate van) deelname van private partijen en regionale spreiding (HBO) leiden tot aanpassingen in de eindprioritering door de commissie. Op basis van de aanvraag, het weerwoord en het eventuele interview met de (hoofd)aanvrager bepaalt de beoordelingscommissie een definitief oordeel over de kwaliteit van de aanvragen conform de criteria in paragraaf 4.2 en stelt zij twee aparte eindprioriteringen vast van de Embedded research onderzoeksaanvragen en de Strategische onderzoeksaanvragen. Op basis daarvan stelt zij een gemotiveerd advies op aan het NWO Gebiedsbestuur Geesteswetenschappen en aan het bestuur van NRPO SIA. Besluitvorming NWO, in casu het Gebiedsbestuur Geesteswetenschappen, en het bestuur van NRPO SIA toetsen de beoordelingsprocedure marginaal en neemt vervolgens op basis van de voordracht van de beoordelingscommissie het definitieve besluit over de te honoreren aanvragen. NWO, in casu het Gebiedsbestuur Geesteswetenschappen, voorziet alle uitgewerkte aanvragen van een kwalificatie (excellent/zeer goed/goed/ontoereikend). Deze kwalificatie wordt aan de aanvrager bekend gemaakt bij het besluit over al dan niet toekennen van financiering. Voor meer informatie over de kwalificaties, zie: 27 september 2016, uur CEST september - november 2016 medio november 2016 december 2016 januari 2017 februari 2017 Deadline indiening aanvragen Raadplegen referenten Inwinnen wederhoor indieners Eerste vergadering beoordelingscommissie Interviews en eindprioritering Besluit NWO/NRPO SIA, bericht naar indieners over uitslag

20 18 Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Creatieve Industrie Kunst en Cultuur 4.2 Criteria Voor de beoordeling door de referenten en de beoordelingscommissie gelden de volgende twee hoofdbeoordelingscriteria: wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek en kennisbenutting/valorisatie. Deze twee beoordelingscriteria zijn op een aantal deelaspecten geoperationaliseerd. De twee hoofdbeoordelingscriteria wegen even zwaar mee in de beoordeling (1:1). Alleen voorstellen met de kwalificatie Zeer goed of hoger komen in aanmerking voor honorering (zie paragraaf 4.1.). I Wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek 1. Het innovatieve karakter en potentie voor wetenschappelijke baanbrekende bijdragen Bij dit criterium gaat het om het innovatieve karakter van het onderzoek, de wetenschappelijke kwaliteit en een specifieke voorwaarde voor artistic research. Is het project vernieuwend, levert het project vernieuwende inzichten op? Heeft het onderzoek potentie voor de ontwikkeling van nieuwe kennis/concepten of nieuwe technieken, of nieuwe toepassingen van bestaande methoden en technieken? Als er sprake is van artistic research, wat is naast de beide voorgaande punten de toegevoegde waarde voor de artistieke discipline en/of het creatieve en culturele domein? 2.Doelstelling/vraagarticulatie Bij dit criterium gaat het om de helderheid, reikwijdte en originaliteit van het voorstel. De doelstelling dient helder en concreet te zijn; Deze dient tevens te resulteren in een concrete en toetsbare vraagstelling. Verder is de reikwijdte van de vraag- of taakstelling van belang: wat is het wetenschappelijk belang van het onderwerp, is er sprake van adequate theoretische onderbouwing, welke kennis en ervaring is reeds beschikbaar, hoe sluit het aan op de state of the art kennis, wat is de internationale positionering van het onderzoek? In de aanvraag van het hbo komt in ieder geval helder naar voren dat de vraagstelling afkomstig is van professionals werkzaam bij de praktijk partners. De aanvraag beschrijft het proces waarlangs de vraagarticulatie heeft plaatsgevonden. In de aanvraag van het WO komt in ieder geval helder naar voren wat het onderzoek gaat toevoegen aan het kennisdomein van de wetenschap. 3. Onderzoeksplan/haalbaarheid Bij dit criterium gaat het om de opzet van het onderzoek, onderzoeksplan en de haalbaarheid van het voorstel. Het plan van aanpak dient helder en adequaat te zijn voor de betreffende vraagof taakstelling voor alle onderdelen van het project. Het beschrijft de gekozen technieken, methoden en analyses, inclusief de theoretische en/of empirische onderbouwing. De methoden en analysetechnieken verlopen volgens een bepaalde systematiek en zijn daardoor inzichtelijk, reproduceerbaar en overdraagbaar. Het onderzoeksplan moet haalbaar en uitvoerbaar wordt geacht. Voor elk type project geldt dat het aannemelijk moet zijn dat de beoogde vraag- of taakstelling en output met de beschikbare expertise, menskracht en faciliteiten in de geplande tijd beantwoord of gerealiseerd wordt. In de projectbeschrijving is

21 19 Hoofdstuk 4: Beoordelingsprocedure / Creatieve Industrie Kunst en Cultuur aandacht voor bevorderende en belemmerende factoren. In het plan is daarom een heldere begroting opgenomen en tevens een beschrijving van het projectmanagement en de planning. Indien van toepassing, beschrijft het voorstel in hoeverre samengewerkt wordt met de intermediaire en/of uiteindelijke doelgroep. 4. Samenstelling onderzoeksteam Bij dit criterium gaat het om de kwaliteit van het onderzoeksteam. De kwaliteit van het onderzoeksteam blijkt bijvoorbeeld uit de ervaring en productie van de groep in de afgelopen jaren die relevant is voor het voorstel en de impact van de producten. Ook kan het succes worden afgemeten aan het aantal en de aard van de verworven subsidies en (inter)nationale contacten met vakgenoten en doelgroepen. De aanwezigheid van veelbelovend nieuw talent is ook van belang. Bij de private partners zal gekeken worden naar trackrecord op het gebied van product- en dienstinnovatie. Het voorstel maakt tevens duidelijk op welke manier de private (en eventueel publieke partners) betrokken zijn bij de uitvoering van het project; wat hun rolverdeling is en hoe zij gezamenlijk tot kennisontwikkeling komen (kenniscirculatie). II Kennisbenutting/Valorisatie/Relevantie 1. Netwerkvorming Bij dit criterium gaat het om de ontwikkeling van de sector creatieve industrie. De externe partners hebben een actieve rol in het onderzoek. Ook is van belang dat het netwerk van personen of organisaties niet geïsoleerd staat, er zijn relaties met relevante initiatieven op het vakgebied. Het is een meerwaarde als het een uitbreiding van een bestaand netwerk betreft. 2. Kennisbenutting en implementatie van projectresultaten Bij dit criterium gaat het om de te verwachten impact van het projectresultaat na afloop van het project. Bij onderzoeksprojecten maakt aandacht voor verspreiding en implementatie van resultaten deel uit van de toets op relevantie. Het gaat dan om het benoemen van eindgebruikers- en doelgroepen. Er wordt helder gemaakt op welke wijze deze groepen betrokken worden bij het onderzoek. Welke concrete verspreidingsen implementatie-activiteiten vinden plaats en wie deze activiteiten gaat uitvoeren? 3. Aansluiting Roadmap Smart Culture, het doel van de call, gezamenlijkheid Bij dit criterium gaat het om de mate van aansluiting op de agenda en het doel van de call en gezamenlijkheid. In welke mate sluit het onderzoek aan op de Roadmap Smart Culture, de Kennisen Innovatieagenda van TKI CLICKNL en de specifiek voor deze call geformuleerde hoofddoelstelling en richtinggevende onderzoeksonderwerpen? Is er sprake van een gezamenlijk HBO-WO project wat meerwaarde voor het project oplevert? 4. Het maatschappelijke belang van het project Bij dit criterium gaat het om het belang van het project voor de samenleving. Aan welke maatschappelijke behoeften komt het project tegemoet? Is er sprake van een balans tussen inspanning, input, inzet van middelen en verwachte uitkomst en/of opbrengst? Is er een redelijke verhouding tussen de kosten en de baten van het project? Voor artistic research aanvragen dient de sociale, culturele of artistieke relevantie te worden aangegeven.