De Nederlandsche Bank N.V. Toezichthouderhandleiding bij het Supervisory Review & Evaluation Process (SREP) Kapitaalakkoord Bazel 2

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De Nederlandsche Bank N.V. Toezichthouderhandleiding bij het Supervisory Review & Evaluation Process (SREP) Kapitaalakkoord Bazel 2"

Transcriptie

1 De Nederlandsche Bank N.V. Toezichthouderhandleiding bij het Supervisory Review & Evaluation Process (SREP) Kapitaalakkoord Bazel 2 nr. S04A/NL April

2 INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding Waar gaat deze handleiding over? Voor wie is deze handleiding bedoeld? Wanneer is deze handleiding van toepassing? Waaruit bestaat een pijler 2 evaluatie? Wanneer vindt het SREP plaats? Toepassing van het SREP Opzet van de handleiding Procesbeschrijving Intensiteit van het SREP Proportionaliteit Intensiteit Self assessment voor beleggingsondernemingen Uitvoeringsproces van het SREP Dialoog met de onderneming Consistentie en vastlegging Toezichthoudermaatregelen Eindevaluatie Terugkoppeling Ongoing monitoring Kapitaaltoereikendheid Kapitaalbegrippen Prudentiële opslagen en additionele solvabiliteitseisen Toelichting bij het onderscheid Inschatting prudentiële opslag Betrouwbaarheidsniveau / rating Pijler 1 risico s, diversificatie en intern kapitaal Hulpsjablonen Sjabloon kwalitatieve evaluatie Evaluatietabel kwantitatieve analyse

3 1 INLEIDING 1.1 Waar gaat deze handleiding over? Op 26 juni 2004 heeft het Basel Committee on Banking Supervision van de Bank of International Settlements (het Comité van Bazel voor het bankentoezicht van de BIS) een kaderovereenkomst gesloten over de internationale convergentie van kapitaalmeting en kapitaalvereisten voor banken en beleggingsondernemingen. Voor de lidstaten van de Europese Unie is dit Kapitaalakkoord Bazel 2 opgenomen in de Richtlijn nr. 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (PbEU L 177) en in de Richtlijn nr. 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (herschikking) (PbEU L 177). Deze herziene richtlijnen zijn voor Nederland geïmplementeerd in de Wet op het financieel toezicht (Wft; Stb. 2006, 475). Daartoe heeft de Nederlandse wetgever een aparte implementatiewet en een algemene maatregel van bestuur opgesteld: de Wet implementatie kapitaalakkoord Bazel 2 (Stb. 2006, 613) en het Besluit implementatie kapitaalakkoord Bazel 2 (Stb. 2006, 662). Zowel de Wft als de implementatiewet zijn met ingang van 1 januari 2007 in werking getreden (zie Stb. 2006, 664). Kenmerkend voor het Kapitaalakkoord Bazel 2 en daarmee ook voor de Europese herziene richtlijnen banken en kapitaaltoereikendheid en voor de Nederlandse implementatiewet is de zogenoemde pijlerstructuur. Het toezicht op grond van de herziene richtlijnen berust op drie pijlers, te weten: PIJLER 1 bevat kwantitatieve solvabiliteitsvereisten voor banken en beleggingsondernemingen; PIJLER 2 omvat de beoordeling door de betrokken financiële onderneming van de toereikendheid van het kapitaal (het Internal Capital Adequacy Assessment Process, afgekort ICAAP), de periodieke evaluatie van dit ICAAP door De Nederlandsche Bank NV (het Supervisory Review en Evaluation Process, afgekort SREP), alsmede de mogelijkheid van DNB om eventueel maatregelen te treffen; en PIJLER 3 heeft betrekking op marktdiscipline en transparantie. Deze toezichthouderhandleiding gaat over de SREP evaluatie door de toezichthouder (DNB) onder pijler 2 van het Kapitaalakkoord Bazel 2. Deze handleiding ziet alleen op banken die zijn overgestapt op de nieuwe kwantitatieve solvabiliteitsvereisten onder pijler 1 van het nieuwe Kapitaalakkoord Bazel 2. Voor beleggingsondernemingen zal een aparte handleiding met betrekking tot de SREP evaluatie worden opgesteld. 3

4 1.2 Voor wie is deze handleiding bedoeld? Deze handleiding is in de eerste plaats bedoeld voor uitvoerend medewerkers van DNB die een SREP evaluatie onder pijler 2 uitvoeren (hierna ook pijler 2 evaluatie of kortweg SREP genoemd) bij een onder toezicht staande financiële onderneming (bank). Deze handleiding is tevens beschikbaar gesteld aan de sector. Daarmee geeft DNB invulling aan artikel 1:29a, eerste lid, onderdeel d, van de Wft, waarin is voorgeschreven dat DNB de algemene criteria en methodieken openbaar maakt op basis waarvan de pijler 2 evaluatie wordt verricht. Publicatie van deze handleiding past voorts binnen de wens van DNB om meer openheid te betrachten in haar toezicht en DNB beoogt hiermee tevens een efficiënt verloop van het SREP evaluatieproces te faciliteren. 1.3 Wanneer is deze handleiding van toepassing? De handleiding is met ingang van 1 januari 2007 van toepassing bij het uitvoeren van een pijler 2 evaluatie voor zowel grote als kleine banken. Naast een beschrijving van de structuur van het SREP evaluatieproces, worden stapsgewijs de verschillende onderdelen van de evaluatie beschreven en voorzien van relevante achtergrondinformatie. De handleiding kan als zodanig fungeren als hulpmiddel bij een integrale pijler 2 evaluatie maar kan daarnaast ook als naslagwerk op de verschillende onderdelen dienen. Deze handleiding dient in samenhang te worden gezien met het Consultatiedocument Implementatie Pijler 2 (nr. S03B/NL dd. April 2007) waarin voorgenomen beleidsregels op het gebied van pijler 2 zijn vervat. Deze toezichthouderhandleiding is niet van toepassing op banken die gebruik maken van de overgangsregeling die is voorzien in de herziene richtlijn banken en die kort gezegd inhoudt dat banken ervoor kunnen kiezen om niet al op 1 januari 2007 over te gaan op de regels van het Kapitaalakkoord Bazel 2, maar pas uiterlijk vanaf 1 januari Uit artikel II van de Wet implementatie kapitaalakkoord Bazel 2 in samenhang met artikel VIII, tweede lid, van het Besluit implementatie kapitaalakkoord Bazel 2 volgt dat de toezichtregels uit hoofde van de tweede pijler van het nieuwe kapitaalakkoord niet gelden voor banken die onder deze overgangsregeling vallen. Anders gezegd: de pijler 2 regels zijn alleen van toepassing op een onder toezicht staande bank, indien voor die bank ook de kwantitatieve kapitaalvereisten onder pijler 1 gelden. Voorts is deze handleiding niet van toepassing op beleggingsondernemingen. Met betrekking tot de SREP evaluatie voor beleggingsondernemingen wordt een aparte handleiding opgesteld (zie hierover ook 2.1.3). 4

5 1.4 Waaruit bestaat een pijler 2 evaluatie? Pijler 2 van het Kapitaalakkoord Bazel 2 en de hierop gebaseerde wet- en regelgeving voor Nederland schrijft voor dat de toezichthouder (DNB) ten minste jaarlijks het zogenaamde Supervisory Review and Evaluation Process (SREP) uitvoert: zie artikel 3:18a van de Wft. De doelstelling van deze SREP evaluatie is vast te stellen dat een financiële onderneming (bank) haar solvabiliteitsbeheer op orde heeft en over voldoende kapitaal beschikt ten opzichte van de risico s die voortvloeien uit haar activiteiten. Een SREP evaluatie door DNB bestaat uit verschillende onderdelen, waaronder de evaluatie door DNB van het solvabiliteitsbeheer van een financiële onderneming (dus de evaluatie door DNB van het Internal Capital Adequacy Assessment Process (ICAAP) van de onderneming), de evaluatie van de kapitaaltoereikendheid van de financiële onderneming1, alsmede het zo nodig nemen van toezichthoudermaatregelen (waaronder mogelijk een additionele solvabiliteitseis). Een SREP evaluatie mondt uit in een interne terugrapportage ( panel pack ), bestaande uit: Een tabel met een kwalitatieve beoordeling (conform de tien Guiding Principles2 van het Committee of European Banking Supervisors (CEBS); zie hierover 4.1). Een tabel met een kwantitatieve analyse van de kapitaaltoereikendheid (zie 4.2). Een overzicht van aanbevelingen c.q. toezichthoudermaatregelen. Na review door een intern DNB panel zal per brief worden teruggekoppeld aan de onderneming. Het ICAAP van een onderneming omvat in beginsel alle risico s. Het SREP door DNB hangt daarom nauw samen met de regels uit hoofde van pijler 1. Het SREP beperkt zich voor het krediet-, markt- en operationeel risico echter tot de beoordeling van de wijze waarop deze risico s zijn meegenomen in het ICAAP en de gevolgen voor de kapitaaltoereikendheid. In pijler 2 van het Kapitaalakkoord Bazel 2 wordt gesteld dat in het kader van het SREP door DNB tevens dient te worden beoordeeld in hoeverre de onderneming compliant is met de vereisten van dit akkoord. Ook in het document CP033 van CEBS is dit basisprincipe vastgelegd. In deze handleiding wordt hiervan geabstraheerd omdat het beoordelen van de compliance met de minimumvereisten zoals vastgelegd in het Kapitaalakkoord Bazel 2 en daarvan afgeleide wet- en regelgeving integraal onderdeel vormt van de overige toezichtwerkzaamheden (basisprogramma, risk mitigation werkzaamheden en specifieke Bazel 2 validaties). 1 Dat wil zeggen: de uitkomst van het ICAAP. 2 CP03 is de verkorte aanduiding van het document Guidelines on the Application of the Supervisory Review Process (CP03 Revised) van het CEBS, welk document nader is toegelicht in 4.1 van deze toezichthouderhandleiding. Zie ook 3 Volgens CP03, guidelines SREP (nr 6) : SREP will assess and review the institutions compliance with the requirements laid down in the CRD. 5

6 De bevindingen uit deze overige werkzaamheden (waaronder die inzake (non-)compliance) vormen echter wel degelijk input voor de evaluatie van de kapitaaltoereikendheid in het kader van het SREP. Parallel hieraan dienen bij het SREP alle relevante bevindingen naar aanleiding van overige toezichtwerkzaamheden te worden betrokken. 1.5 Wanneer vindt het SREP plaats? Het SREP zal voor de eerste keer worden uitgevoerd bij de overgang van ondernemingen naar Bazel 2. In het vervolg zal het SREP periodiek, maar ten minste jaarlijks, worden geactualiseerd, tegelijkertijd met de risico-analyse van de onderneming door de desbetreffende medewerker(s) van de toezichthouder (DNB). 1.6 Toepassing van het SREP Bij de evaluatie van het ICAAP door DNB staan de eigen interne modellen en systemen van de betrokken financiële onderneming (bank) centraal. Het SREP dient te worden uitgevoerd rekening houdend met aard, omvang en complexiteit van de activiteiten van de onderneming (proportionaliteit4). Net zoals ondernemingen vrij zijn om de geavanceerdheid te kiezen van hun benadering in pijler 1, zijn ze vrij om meer of minder geavanceerde benaderingen te gebruiken in pijler 2. DNB gaat er vanuit dat dit betekent dat IRB- en/of AMA-ondernemingen in beginsel zullen opteren voor geavanceerde statistische modellen van economisch kapitaal, terwijl ondernemingen die hebben gekozen voor de standaardbenadering en/of de basisindicatorbenadering meer eenvoudige benaderingen zullen hanteren voor intern kapitaal (pijler 1 plus toevoegingen). Ook hierbij geldt dat de gekozen systematiek moet aansluiten op de aard, omvang en complexiteit van de activiteiten van de onderneming (proportionaliteit). Een belangrijk uitgangspunt van het toezicht onder de tweede pijler van Bazel 2 is dat het de verantwoordelijkheid van de onder toezicht staande onderneming is om DNB ervan te overtuigen dat het solvabiliteitsbeheerproces en de toereikendheid van het aanwezige kapitaal adequaat zijn. Dit betekent dat DNB zich in beginsel zal baseren op de door de onderneming gebruikte systemen en analyses. Indien DNB echter onvoldoende vertrouwen heeft in de uitkomsten van het interne solvabiliteitsbeheerproces (ICAAP) en de systemen en analyses van de onderneming, zal zij zelfstandig tot een eigen inschatting van het benodigde kapitaal moeten komen5. 4 Zie artikel 3:18a, eerste lid, van de Wft en CEBS CP03: Proportionality covers two related concepts: (i) the ICAAP should be proportional to the nature, scale and complexity of the activities of the institution; and (ii) similarly, the depth, frequency and intensity of the SREP will be determined by the potential risk that the institution poses to the supervisor's objectives. 5 De onderneming zal daarnaast in beginsel ook een plan moeten ontwikkelen om de tekortkomingen te adresseren. 6

7 DNB zal in beginsel meer toezichtscapaciteit toewijzen aan de uitvoering van een SREP wanneer een onderneming groter is en/of meer risico loopt (risicogebaseerd toezicht). Hoofdstuk 2 gaat in meer detail in op de benodigde diepgang van het SREP. 1.7 Opzet van de handleiding Deze toezichthouderhandleiding kent de volgende opbouw: Hoofdstuk 2 beschrijft de structuur van het beoordelings- en afstemmingsproces van de pijler 2 evaluatie (SREP). Hierin wordt aandacht besteed aan de diepgang die een SREP evaluatie moet hebben, de invulling van de dialoog van DNB met de onderneming, de rapportage van de bevindingen en het opleggen van eventuele toezichthoudermaatregelen. Hoofdstuk 3 geeft meer achtergrondinformatie over de uitgangspunten bij de evaluatie van de kapitaaltoereikendheid. Hoofdstuk 4 bevat een tweetal sjablonen die gebruikt worden bij het SREP, inclusief toelichting. 7

8 2 PROCESBESCHRIJVING 2.1 Intensiteit van het SREP Proportionaliteit Het SREP wordt uitgevoerd aan de hand van de stapsgewijze evaluatie door DNB van het ICAAP en de kapitaaltoereikendheid van de onder toezicht staande bank, zoals hieronder is beschreven in hoofdstuk 3. De analyse bestaat uit de kwalitatieve evaluatie van het ICAAP, de evaluatie van het Economic Capital (EC) model (indien van toepassing), en de kwantitatieve evaluatie van de kapitaaltoereikendheid. De SREP evaluatie komt tot stand door desk research, gesprekken met de onderneming ( de dialoog ) en (waar nodig en mogelijk) informatie-uitwisseling met buitenlandse toezichthoudende instanties. De evaluatie slaat neer in het sjabloon voor de kwalitatieve analyse, de tabel met de kwantitatieve analyse zoals opgenomen in hoofdstuk 4 en een aantal aanbevelingen en eventuele toezichthoudermaatregelen. Zie 2.2 voor het gehele proces. Uitgangspunt van het SREP is het proportionaliteitsbeginsel. Dat wil onder andere zeggen dat de uitvoering van het SREP niet voor alle ondernemingen dezelfde toezichtinspanning zal eisen. Naar verwachting zal de meest uitgebreide vorm van het SREP ongeveer twee werkweken aan toezichtscapaciteit vergen. Een lichte variant zal daarentegen naar verwachting circa twee dagen in beslag nemen. Ongeacht de diepgang van de analyse, mondt het SREP altijd uit in een terugkoppeling aan de financiële onderneming, waaronder begrepen een oordeel over de kapitaaltoereikendheid Intensiteit Uit de Wft volgt dat het toepassingsgebied van pijler 2 dat van pijler 1 volgt6. Dat wil zeggen dat de ICAAP eisen integraal van toepassing zijn op die entiteiten die zelfstandig onder pijler 1 rapporteren. Echter, vanwege het geconsolideerde karakter van het ICAAP en het feit dat veel ondernemingen hun kapitaalbeheersingsproces gecentraliseerd hebben, zal DNB de nadruk leggen op het uitvoeren van een SREP op geconsolideerde basis. Bovendien speelt het proportionaliteitprincipe een belangrijke rol. Diverse factoren spelen mee bij de bepaling van de diepgang van het SREP, waaronder (niet limitatief): - De omvang van de onderneming, zowel in absolute termen als ten opzichte van het financiële systeem in Nederland. - Het risicoprofiel van de onderneming. - De verhouding tussen SREP kapitaal en aanwezig toetsingsvermogen. Hoe dichter het SREP kapitaal het toetsingsvermogen nadert, hoe groter de kans op een tekort en hoe meer diepgang het SREP zal hebben. 8

9 - Voor binnenlandse groepsmaatschappijen: de mate van integratie met de moedermaatschappij en de kwaliteit van de groeps-icaap. - Voor buitenlandse groepsmaatschappijen: de mate van integratie met de (buitenlandse) moederonderneming, de kwaliteit van het ICAAP op dat niveau en de kwaliteit van het toezicht op de moederonderneming. Naarmate het toezicht op de moeder meer equivalent is en de uitwisseling van informatie met DNB eenvoudiger, zal de intensiteit van het SREP kunnen afnemen. Als aanvulling op de laatste twee factoren zij vermeld dat DNB hoe dan ook verwacht dat het management van de dochteronderneming zowel binnenlands als buitenlands kan aantonen dat het aanwezige kapitaal voldoende is gegeven het risicoprofiel van de onderneming Self assessment voor beleggingsondernemingen Beleggingsondernemingen ontvangen in de loop van het tweede kwartaal van 2007 questionnaires waarbij rekening wordt gehouden met het proportionaliteitsbeginsel in de vraagstellingen, gezien de diversiteit in aard, omvang en complexiteit van onder toezicht staande beleggingsondernemingen. Met de Autoriteit Financiële Markten vindt in 2007 overleg plaats om te bezien op welke wijze prudentiële vragen (met name over pijler 2) opgenomen kunnen worden in het bijdragemodel (self assessment) in Tegelijkertijd met het adresseren van de questionnaires aan beleggingsondernemingen zal een Toezichthouderhandeiding pijler 2 voor beleggingsondernemingen worden gepubliceerd op de website van DNB. 2.2 Uitvoeringsproces van het SREP Het door DNB te volgen proces voor de totstandkoming van het SREP is globaal als volgt: 6 Voor meer informatie over het toepassingsgebied wordt verwezen naar het Consultatiedocument Reikwijdte Prudentieel Toezicht op Kredietinstellingen en Beleggingsondernemingen. 9

10 Ontvangst ICAAP Dialoog met instelling Kwalitatieve beoordeling ICAAP adhv handleiding EC model beoordeling (indien van toepassing) Consistentiecheck tussen instellingen Panel pack met: Tabel kwalitatieve beoordeling (10 CEBS uitgangspunten) Template kwantitatieve analyse Eindbeoordeling & terugrapportage per brief Kwantitatieve kapitaalbeoordeling Aanbevelingen c.q. maatregelen Het SREP start concreet met de ontvangst van het ICAAP van de financiële onderneming. Voor zogeheten IRB-banken zal dit voor de eerste maal plaatsvinden als onderdeel van het information package, behorende bij het application package7 voor Bazel 2. Voor niet-irb banken bevat het Consultatiedocument Implementatie Pijler 2 richtsnoeren voor de informatievoorziening aan DNB. De evaluatie van het ICAAP en de kapitaaltoereikendheid kent zowel kwalitatieve als kwantitatieve aspecten (zie hoofdstuk 4). Van groot belang bij de SREP evaluatie is de dialoog met de onderneming (zie 2.2.1). Voor het waarborgen van een level playing field tussen ondernemingen is consistentie in de evaluatie van groot belang (zie 2.2.2). In het geval de dialoog niet tot een bevredigende uitkomst leidt, kan het nodig zijn toezichthoudermaatregelen te treffen; hierop wordt in ingegaan. De evaluatie van het ICAAP, voorgestelde aanbevelingen en eventuele maatregelen worden vervat in het zogenaamde panel pack. Op basis hiervan vindt de eindevaluatie plaats (zie 2.2.4). In de paragrafen daarna wordt nog kort ingegaan op de terugkoppeling en ongoing monitoring Dialoog met de onderneming Centraal in het evaluatieproces (SREP) staat de dialoog tussen onderneming en DNB. De intensiteit van de dialoog hangt af van de omvang en complexiteit van de onderneming en de aard van de risico s die zij loopt. Het SREP is nadrukkelijk geen exercitie waarin DNB eenzijdig tot een oordeel komt en vervolgens eventuele maatregelen oplegt. De specifieke situatie van de onderneming en de door haar gebruikte methoden vormen het uitgangspunt van de evaluatie. Het is daarbij aan de onderneming om DNB te overtuigen van de adequaatheid van het ICAAP en de kapitaaltoereikendheid. 7 Zie pagina 34 en 35 van het application package op html 10

11 Als DNB bij de evaluatie stuit op een (mogelijke) onvolkomenheid, wordt eerst middels dialoog opheldering gezocht c.q. invloed uitgeoefend tot aanpassing. Dit proces van dialoog stopt op het moment dat de onderneming DNB heeft overtuigd dat de onderneming zijn ICAAP op orde heeft en adequaat gekapitaliseerd is. Pas als deze dialoog niet tot een bevredigende oplossing leidt, zal DNB overgaan tot het opleggen van toezichthoudermaatregelen (waaronder mogelijk het opleggen van een additionele solvabiliteitseis). Te allen tijde kan DNB daarnaast haar reguliere toezichtsinstrumentarium inzetten, zoals het geven van een aanwijzing Consistentie en vastlegging Een belangrijk aandachtspunt in de evaluatie is de consistentie en onderbouwing. Ondernemingen dienen in gelijkwaardige situaties op een gelijkwaardige manier beoordeeld te worden. Omdat de evaluatie voor verschillende ondernemingen door verschillende uitvoerend medewerkers van DNB zal plaatsvinden, is het zaak om voldoende controles in te bouwen om de consistentie te bewaren. De consistentie wordt op een aantal niveaus gewaarborgd: Ten eerste bieden de toezichthouderhandleiding en overige hulpmiddelen voor de uitvoerend medewerkers van DNB een waarborg voor consistentie. Ten tweede wordt de consistentie geborgd door de uitkomsten van SREP analyses voor (vergelijkbare) ondernemingen onderling te vergelijken, bijvoorbeeld tussen peer groups van vergelijkbare ondernemingen, en naar aanleiding van die vergelijking te bezien of er aanleiding is voor aanpassingen in het evaluatieproces. Naast consistentie tussen ondernemingen dient ook de consistentie van de evaluatie van een individuele onderneming door de tijd heen gewaarborgd te zijn. Bij de evaluatie van de risico s dient daarom altijd een vergelijking te worden gemaakt met de situatie van de onderneming bij eerdere evaluaties (waaronder in eerste instantie ook Bazel I evaluaties). De uitkomsten van het evaluatieproces van de kapitaaltoereikendheid dienen in lijn te zijn met de gemaakte risicoanalyses.8 Doordat in het ICAAP (de beheersing van) alle risico s van een onderneming samen komen, dient de uitvoerend medewerker van DNB in het bijzonder ook aandacht te schenken aan relevante bevindingen van de overige uitgevoerde toezichtwerkzaamheden (basisprogramma, risk mitigation activiteiten, Bazel 2 validaties, etc.). Het DNB Bazel 2 Comité (zie 2.2.4) is het primaire orgaan om erop toe te zien dat consistentie tussen de SREP evaluaties wordt gewaarborgd. Omwille van de verantwoording is het zaak dat de afwegingen en conclusies van DNB voldoende onderbouwd en vastgelegd worden. Naast het feit dat dit in extreme gevallen noodzakelijk is, helpt vastlegging tevens bij de dialoog met de onderneming over de evaluatie van het ICAAP. 8 Hoewel de pijler 2 beoordeling en algemene risicoanalyse (al dan niet met behulp van FIRM) niet altijd één op één te vergelijken zijn, dienen conclusies in grote lijnen overeen te komen. 11

12 Als hulpmiddel voor de vastlegging is een tweetal sjablonen ontwikkeld: een sjabloon voor de kwalitatieve evaluatie van het ICAAP en een sjabloon voor de kwantitatieve evaluatie van de kapitaaltoereikendheid (zie hoofdstuk 4). Beide sjablonen maken onderdeel uit van de interne terugrapportage, het panel pack. Naast deze sjablonen bestaat de interne terugrapportage uit een overzicht van aanbevelingen aan de ondernemingen om tot de door DNB gewenste situatie te geraken (in geval van een al dan niet voorwaardelijke goedkeuring) c.q. te nemen maatregelen of afkeuring Toezichthoudermaatregelen Zoals in 1.6 en al is aangegeven staat de dialoog centraal en worden toezichthoudermaatregelen in beginsel slechts opgelegd indien de dialoog niet tot het gewenste resultaat leidt. Onderdeel van de schriftelijke terugrapportage van DNB is een onderbouwd voorstel van benodigde maatregelen. Met betrekking tot de maatregel van additionele solvabiliteitseisen moet worden opgemerkt dat het uitgangspunt is dat het intern berekende kapitaal9 leidend is en dat slechts in uitzonderlijke gevallen een additionele solvabiliteitseis wordt opgelegd (zie ook 3.2). Wel is de verwachting dat het op basis van interne berekeningen vastgestelde kapitaal voor nagenoeg alle ondernemingen hoger zal liggen dan het minimum benodigde kapitaal uit hoofde van pijler 1. Het SREP is erop gericht door middel van een dialoog tot een gezamenlijke visie te komen op de hoeveelheid kapitaal die past bij het risicoprofiel van de onderneming. DNB heeft onder pijler 2 onder meer de volgende toezichthoudermaatregelen tot zijn beschikking:10 a. Voorschrijven dat de bank of beleggingsonderneming over een hoger toetsingsvermogen beschikt. b. Voorschrijven dat in verband met de solvabiliteitsvereisten een specifiek voorzieningenbeleid wordt gevoerd of de activa op een specifieke wijze worden behandeld of c. Voorschrijven dat het door de bank of beleggingsonderneming gelopen risico wordt beperkt Eindevaluatie Ten behoeve van de consistentie heeft DNB een panel ( Bazel 2 Comité11 ) opgericht, waardoor de consistentie van de evaluatie over de sector heen wordt gewaarborgd. Zoals eerder aangegeven bestaat de eindevaluatie uit drie vaste onderdelen: De conclusie van het SREP, te weten (1) volledige goedkeuring óf (2) aanbevelingen aan de onderneming om tot de door DNB gewenste situatie te geraken óf (3) te nemen maatregelen. 9 Tegen een betrouwbaarheidsniveau van 99,9%, zie ook De grondslag voor dit instrumentarium van DNB is opgenomen in artikel 3:111a van de Wft. 11 De naam van dit Comité kan mogelijk nog veranderen. 12

13 Een kwalitatieve evaluatie aan de hand van de 10 uitgangspunten van CEBS met betrekking tot het ICAAP. Een kwantitatieve evaluatie van het door de onderneming bepaalde interne ICAAP kapitaal versus een volgens DNB benodigd kapitaal (SREP). Nogmaals zij benadrukt dat het opleggen van toezichthoudermaatregelen alleen aan de orde is als de dialoog geen bevredigende uitkomst heeft gehad, en eerder uitzondering dan regel zal zijn. De eindevaluatie zal zijn weerslag vinden in FIRM onder Solvabiliteitsbeheer met een score voor a) kapitaaltoereikendheid en b) kwaliteit solvabiliteitsbeheer. Voor de grootbanken vormt het SREP de belangrijkste input voor het fact sheet Solvabiliteitbeheer. Mocht hier aanleiding toe zijn dan zal ook het risk mitigation programme (RMP) en het basisprogramma van de onderneming worden aangepast Terugkoppeling De terugkoppeling aan de onderneming vindt plaats middels het versturen van een brief. Deze brief aan de onderneming bevat alleen de eindconclusie, aanbevelingen/maatregelen, en bevat niet DNB s interne analyse. Zoals gebruikelijk verwacht DNB hierop een respons van de onderneming binnen twee maanden, waarin de aanbevelingen c.q. maatregelen adequaat worden geadresseerd door de onderneming. In voorkomende gevallen kan deze termijn van twee maanden zo nodig worden verkort of verlengd Ongoing monitoring De verantwoordelijke uitvoerend medewerker van DNB ziet erop toe dat de onderneming daadwerkelijk opvolging geeft aan de aanbevelingen c.q. maatregelen. Het SREP wordt jaarlijks bijgewerkt, tegelijkertijd met de risico analyse van de onderneming door de uitvoerend medewerker(s) van DNB. Maar in het geval dat bijvoorbeeld het risicoprofiel van de onderneming dusdanig wijzigt dat het ICAAP niet meer voldoet, dient overwogen te worden het SREP eerder uit te voeren. DNB verwacht dat ondernemingen zelf significante wijzigingen in onderdelen van het ICAAP aan DNB doorgeven. Elk jaar wordt herzien of de conclusies van het SREP nog actueel zijn. 13

14 3 KAPITAALTOEREIKENDHEID 3.1 Kapitaalbegrippen Een belangrijk onderdeel van het SREP betreft de evaluatie van de kapitaaltoereikendheid van een onderneming. Bij deze evaluatie spelen verschillende begrippen een rol. Voor een heldere afbakening hanteren we in het vervolg de volgende omschrijvingen: - Minimum toetsingsvermogen (ook wel (benodigd) pijler 1 kapitaal genoemd): Dit betreft de kapitaaleisen voor de pijler 1 risico s, berekend volgens de onder het Bazelse toezichtkader voorgeschreven systematiek en de door de onderneming gehanteerde berekeningsmethode. - ICAAP kapitaal (ook wel intern kapitaal genoemd): Dit is de uitkomst van de interne kapitaalsberekening van de onderneming voor alle voor de onderneming relevante risico s, op basis van de intern gehanteerde ratingdoelstelling, rekening houdend met diversificatieeffecten.12 - SREP kapitaal: Het SREP kapitaal is de uitkomst van de dialoog tussen DNB en onderneming en weerspiegelt het uit toezichtoogpunt gewenste kapitaal. In die hoedanigheid wordt ook gesproken over benodigd kapitaal. Het SREP kapitaal is het ICAAP kapitaal omgeschaald naar een betrouwbaarheidsniveau van ten minste 99,9%, eventueel vermeerderd met prudentiële opslagen (zie 3.2). - (Aanwezig) toetsingsvermogen: Dit is het aanwezige vermogen volgens de toezichtdefinitie (tier 1 + tier 2, etc.). - (Aanwezig) intern vermogen: Dit is het aanwezige vermogen volgens de door de onderneming gehanteerde definitie van kapitaal. Kern van de evaluatie van de kapitaaltoereikendheid is de vergelijking van het totaal benodigde SREP kapitaal met het aanwezige toetsingsvermogen. Uitgaande van de interne kapitaalberekening (ICAAP) van de financiële onderneming, komen DNB en onderneming in dialoog tot een oordeel over het benodigde kapitaal (SREP). Gaandeweg de dialoog zullen het ICAAP en SREP kapitaal normaliter convergeren, zodat er aan het eind van het evaluatieproces een gemeenschappelijk oordeel is ontstaan van onderneming en DNB over de hoeveelheid aan te houden toetsingsvermogen. 12 Om de beoordeling van de kapitaaltoereikendheid te faciliteren, wordt het ICAAP kapitaal omgeschaald naar 99,9% betrouwbaarheid en worden interne kapitaalberekeningen voor individuele risico s beoordeeld op stand alone basis, dus zonder eventuele afslagen uit hoofde van diversificatie-effecten met andere risico s. Met dit laatste is niet gezegd dat in de uiteindelijke beoordeling van de kapitaaltoereikendheid geen rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van dergelijke diversificatievoordelen. 14

15 3.2 Prudentiële opslagen en additionele solvabiliteitseisen Toelichting bij het onderscheid Indien de dialoog niet leidt tot convergentie naar een gezamenlijk oordeel over het benodigde kapitaal, dan zijn eventueel toezichthoudermaatregelen nodig. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen prudentiële opslagen die in beginsel geen directe gevolgen hebben voor de toereikendheid van het aanwezige toetsingsvermogen en het opleggen van maatregelen die wel leiden tot de noodzaak om additioneel toetsingsvermogen aan te trekken. In het laatste geval wordt gesproken over additionele solvabiliteitseisen.13 Een prudentiële opslag overbrugt het verschil tussen het door de onderneming berekende kapitaal (ICAAP kapitaal) en het door DNB noodzakelijk geachte kapitaal (SREP kapitaal). Prudentiële opslagen kunnen daarnaast nodig zijn als (tijdelijke) correctie op gebreken in de modellering van risico s of als correctie op tekorten in de beheersing in het algemeen. Ook als er sprake is van materiële risico s die nog niet (kunnen) worden vertaald naar kapitaal of als er sprake is van diversificatievoordelen die (nog) niet in aanmerking kunnen worden genomen kan een prudentiële opslag nodig zijn. Een prudentiële opslag gaat ten koste van het deel van het toetsingsvermogen dat vrij uitkeerbaar is. Pas als er na toepassing van prudentiële opslagen en eventuele omschaling naar 99,9% sprake is van een tekort in het toetsingsvermogen, zal de onderneming extra kapitaal moeten aantrekken en wordt gesproken over een additionele solvabiliteitseis. We onderscheiden een viertal situaties, al naargelang in de dialoog wel of geen convergentie wordt bereikt en al naargelang de omvang van het aanwezige toetsingsvermogen (zie figuur 3.2): 1) Zowel convergentie als adequate solvabiliteit Hier geldt: ICAAP kapitaal = SREP kapitaal <= Aanwezig toetsingsvermogen. Als de dialoog slaagt dan zijn het ICAAP kapitaal en het SREP kapitaal aan elkaar gelijk. Dat wil zeggen: DNB is akkoord met de uitkomst van het interne model (eventueel na aanbevolen en door de onderneming geaccepteerde correcties). Als het niveau van het aanwezig toetsingsvermogen gelijk is aan of hoger is dan dit benodigde kapitaal, dan is de onderneming adequaat gekapitaliseerd. 13 Merk op dat deze begripsomschrijving enigszins afwijkt van het toezichtjargon, waarin prudentiële opslagen ook vaak worden aangeduid als additionele solvabiliteitseisen. Omwille van de duidelijkheid worden deze begrippen in deze handleiding wel onderscheiden. 15

16 2) Geen convergentie, wel adequate solvabiliteit Hier geldt: ICAAP kapitaal < SREP kapitaal <= Aanwezig toetsingsvermogen. Bij de onderneming is in principe voldoende kapitaal aanwezig, maar DNB is, na dialoog, niet akkoord met de uitkomst van het ICAAP. Uit oogpunt van toezicht zijn correcties nodig in de interne kapitaalsberekening waar de onderneming het niet mee eens is. In dergelijke gevallen wordt door DNB een prudentiële opslag opgelegd. 3) Wel convergentie, geen adequate solvabiliteit Hier geldt: ICAAP kapitaal = SREP kapitaal > Aanwezig toetsingsvermogen. In dit geval constateert de onderneming zelf dat ze te weinig kapitaal heeft. Gelet op de bereikte convergentie mag DNB verwachten dat de onderneming het aanwezige toetsingsvermogen snel op niveau zal brengen. Het stellen van een expliciete additionele solvabiliteitseis is daarmee niet nodig. 4) Geen convergentie, geen adequate solvabiliteit Hier geldt: ICAAP Kapitaal < Aanwezig toetsingsvermogen < SREP kapitaal. In een dergelijke situatie is de onderneming van mening dat zij adequaat gekapitaliseerd is, terwijl uit oogpunt van toezicht sprake van tekortschietende solvabiliteit. Ook na dialoog met DNB houdt de betrokken onderneming voet bij stuk. Om de kloof tussen ICAAP- en SREP kapitaal te overbruggen, is een prudentiële opslag nodig. Daarnaast is in een dergelijke situatie een additionele solvabiliteitseis noodzakelijk, aangezien het aanwezige toetsingsvermogen lager is dan het benodigde kapitaal. Figuur 3.2: Convergentie ICAAP en SREP kapitaal in dialoog? Ja Nee Adequate solvabiliteit? Ja geen opslag / eis (1) prudentiële opslag (2) Nee geen opslag / eis (3) additionele solvabiliteitseis (4) Inschatting prudentiële opslag De nauwkeurigheid waarmee een prudentiële opslag wordt bepaald, hangt af van het verschil tussen het ICAAP kapitaal, het aanwezige toetsingsvermogen en de eerste (conservatieve) inschatting van de benodigde omvang van de prudentiële opslag. Indien het verschil tussen ICAAP kapitaal en het aanwezige toetsingsvermogen relatief klein is en de inschatting van de benodigde prudentiële opslag relatief groot is, bestaat er immers een groter risico dat additionele 16

17 solvabiliteitseisen noodzakelijk zijn. Indien het verschil tussen ICAAP kapitaal en aanwezig toetsingsvermogen relatief groot is en de over de duim berekende omvang van de prudentiële opslag relatief klein is, bestaat een klein risico van een tekort aan kapitaal. In een dergelijke situatie kan een inschatting op hoofdlijnen voldoende zijn. Uiteraard staat DNB open voor dialoog met de financiële onderneming over een betere inschatting van de desbetreffende opslag. Een dergelijke werkwijze sluit aan op een risicogebaseerde invulling van het SREP. 3.3 Betrouwbaarheidsniveau / rating14 Uitgangspunt bij de evaluatie van de kapitaaltoereikendheid onder pijler 2 is de interne kapitaalberekening (ICAAP) van de onderneming en daarmee de door de onderneming beoogde ratingdoelstelling (betrouwbaarheidsniveau). Voor de evaluatie van de kapitaaltoereikendheid uit toezichtsoogpunt (SREP), wordt uitgegaan van een betrouwbaarheidsniveau van 99,9% met een horizon van 1 jaar, in lijn met pijler 1. Om vergelijking mogelijk te maken tussen ICAAP en SREP cijfers, kan het daarom nodig zijn de ICAAP berekeningen van de onderneming om te schalen als de intern geambieerde betrouwbaarheid hoger dan wel lager ligt dan 99,9% met een 1 jaars horizon.15, 16 De aanpassing van het betrouwbaarheidsniveau kan, indien mogelijk, plaatsvinden op basis van een herberekening door de onderneming. Van ondernemingen die een lager betrouwbaarheidsniveau hanteren dan 99,9% wordt in ieder geval verwacht dat zij hun interne kapitaalberekening opnieuw uitvoeren met een betrouwbaarheidsniveau van 99,9%. Indien op basis van de ICAAP berekeningen van de onderneming kapitaaltoereikendheid tegen 99,9% betrouwbaarheid evident duidelijk is, hoeft geen expliciete terugrekening plaats te vinden, maar kan worden volstaan met de constatering dat het berekende interne kapitaal in overeenstemming is met het gelopen risico. Het feit dat kapitaaltoereikendheid wordt beoordeeld tegen een betrouwbaarheidsniveau van 99,9% laat onverlet dat er consistentie moet bestaan tussen de beoogde bedrijfsstrategie (ratingdoelstelling) en het interne solvabiliteitsbeheer. De onderneming kan in het SREP dus wel worden aangesproken op tekortkomingen in het aanwezige interne vermogen ten opzichte van haar eventueel hogere interne ratingdoelstelling. 3.4 Pijler 1 risico s, diversificatie en intern kapitaal Indien het risicoprofiel van de onderneming afwijkt van de onder Bazel 2 gehanteerde aannames, kan het in het ICAAP berekende kapitaal voor krediet-, markt- en/of operationeel risico hoger of 14 Zie hierover ook het consultatiedocument Implementatie pijler Rekening houdend met eventuele verschillen in de gebruikte risicomaatstaven. 16 Het onder een noemer brengen faciliteert ook het gebruik van peer group analyses (bewaking consistentie) en de vergelijking van pijler 2 berekeningen met pijler 1 uitkomsten. 17

18 lager liggen dan het kapitaal zoals dat is berekend op basis van de Bazel 2 methodieken. Ook diversificatie effecten kunnen leiden tot een lagere uitkomst onder pilaar 2. Het Consultatiedocument Implementatie Pijler 2 beschrijft de uitgangspunten die DNB hanteert bij de beoordeling of een lagere kapitaaleis opportuun is. Daarbij past de kanttekening dat wat er ook uit ICAAP berekeningen moge komen, het onder pijler 1 berekende minimum toetsingsvermogen onder alle omstandigheden het absolute minimum vereiste aanwezige toetsingsvermogen vastlegt. Figuur 3a licht de evaluatie van de kapitaaltoereikendheid nader toe. Figuur 3a: Evaluatie kapitaaltoereikendheid Interne kapitaalberekening (ICAAP) o.b.v. interne ratingdoelstelling Schaling Interne kapitaalberekening o.b.v. 99,9% betrouwbaarheid Consistentie? Aanwezig intern vermogen o.b.v. kapitaaldefinitie onderneming Dialoog Vergelijking + prudentiële opslagen? Benodigd pijler 2 kapitaal (SREP) o.b.v. 99,9% betrouwbaarheid + additionele solvabiliteitseis? Pijler 2 Aanwezig toetsingsvermogen (o.b.v. toezichtdefinitie) Pijler 1 Vergelijking Benodigd pijler 1 kapitaal o.b.v. berekeningen Bazel II 18

19 4 HULPSJABLONEN Zoals in paragraaf 2.2 is aangegeven, is het SREP zowel kwalitatief als kwantitatief van aard en is het van belang om de uitkomsten van het SREP goed te documenteren. Als hulpmiddel voor de vastlegging is een tweetal sjablonen ontwikkeld: een sjabloon voor de kwalitatieve evaluatie van het ICAAP en een sjabloon voor de kwantitatieve evaluatie van de kapitaaltoereikendheid. Beide sjablonen maken onderdeel uit van de interne terugrapportage (panel pack). 4.1 Sjabloon kwalitatieve evaluatie In het document Guidelines on the Application of the Supervisory Review Process (CP03 Revised) identificeert CEBS een tiental guiding principles met betrekking tot het ICAAP. DNB toetst in het SREP evaluatieproces het ICAAP aan deze uitgangspunten. De bevindingen van de uitvoerend medewerker van DNB kunnen worden vastgelegd in de onderstaande sjabloon (tabel 4.1a). Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de tekst van CP03 op De CEBS uitgangspunten betreffen het gehele ICAAP. Verschillende uitgangspunten komen op verschillende plaatsen in het evaluatieproces aan de orde. Onderdelen van de sjabloon worden daarom op verschillende momenten in het beoordelingsproces ingevuld, waarna na afloop een overkoepelend oordeel moet worden geveld. Tabel 4.1a: sjabloon evaluatie kwalitatieve analyse CEBS principles 1. Every institution must have a process for assessing its capital adequacy relative to its risk profile (an ICAAP). 2. The ICAAP is the responsibility of the institution. Evaluatie 3. The ICAAP s design should be fully specified, the institution s capital policy should be fully documented, and the management body (both supervisory and management functions) should take responsibility for the ICAAP. 4. The ICAAP should form an integral part of the management process and decision-making culture of the institution. 5. The ICAAP should be reviewed regularly. 6. The ICAAP should be risk based. 7. The ICAAP should be comprehensive. 8. The ICAAP should be forward-looking. 9. The ICAAP should be based on adequate measurement and assessment processes. 10. The ICAAP should produce a reasonable outcome. Overkoepelend oordeel: 19

20 4.2 Evaluatietabel kwantitatieve analyse Naast de sjabloon voor de kwalitatieve analyse is een sjabloon voor de kwantitatieve evaluatie van de kapitaaltoereikendheid ontwikkeld (4.2b). Deze sjabloon kan worden ingevuld op basis van informatie van de onderneming17 en (de uitkomsten van) de dialoog tussen DNB en onderneming. De sjabloon bevat standaard een overzicht met de meest gebruikelijke pijler 2 risico s (dit is een niet limitatief overzicht gebaseerd op CEBS CP03). Indien een onderneming andere risicodefinities hanteert die sterk afwijken van de in de tabel gebruikte indeling18, dan kan de tabel overeenkomstig worden aangepast. Wel is het van belang dat de volledigheid wordt gewaarborgd en er een voldoende mate van detail is in de berekeningen om als zinvolle basis te dienen voor dialoog en verdere analyse. Indien nodig kan een onderneming worden gevraagd om een nadere specificatie. Het invullen van de tabel is geen statisch, eenmalig proces, maar vormt een onderdeel van de dialoog. De tabel wordt deels ingevuld op basis van de gegevens van de onderneming en deels op basis van het oordeel van de uitvoerend medewerker van DNB. Voor het invullen van de tabel is de volgende informatie benodigd: Minimum toetsingsvermogen onder Bazel I (kolom 1) Deze cijfers dienen als referentie voor veranderingen in de kapitaaleisen onder Bazel 2 en voor de monitoring van floors. Bron: onderneming. Minimum toetsingsvermogen onder Bazel 2 (kolom 2) Dit betreft de kapitaaleisen voor de pijler 1 risico s, berekend volgens de onder Bazel 2 voorgeschreven en door de onderneming gehanteerde berekeningsmethode. Bron: onderneming. ICAAP kapitaal (kolom 3) Dit zijn de uitkomsten van de interne kapitaalsberekening van de onderneming. Kolom 3a bevat de cijfers uitgaande van de intern gehanteerde ratingdoelstelling. Kolom 3b (facultatief19) bevat de cijfers geschaald naar een 99,9% betrouwbaarheidsniveau. Het betreft hier de bruto cijfers, dus exclusief afslag uit hoofde van eventueel erkende diversificatievoordelen tussen risico s (stand alone risico s). Bron: onderneming (in dialoog met DNB). SREP kapitaal (kolom 4) Dit is het kapitaal dat DNB minimaal benodigd acht voor het betreffende risico, uitgaande van een betrouwbaarheidsniveau van 99,9%. Het SREP kapitaal is gelijk aan het ICAAP kapitaal (tegen 99,9% betrouwbaarheid) vermeerderd met eventuele 17 Bijvoorbeeld te vinden in het application package. 18 In de interne systematiek kan het bijvoorbeeld voorkomen dat kapitaal voor kredietrisico en concentratierisico simultaan bepaald wordt en daardoor onder dezelfde noemer valt. In beginsel is de interne systematiek leidend. 19 Alleen facultatief voor ondernemingen met een hoger intern betrouwbaarheidsniveau. Zie

21 prudentiële opslagen. Bron: uitvoerend medewerker DNB (in dialoog met de onderneming). Diversificatie (kolom 3 en 4): Hier worden de totale diversificatieafslagen ingevuld zoals die door de onderneming zelf zijn berekend en zoals die door DNB worden erkend. Beheersmaatregelen: Indien nodig kan tijdelijk een extra prudentiële opslag worden opgelegd voor niet-adequate beheersmaatregelen. Aanwezig toetsingsvermogen: Dit is het totaal aanwezige toetsingsvermogen van de onderneming. Een onderneming is onder pijler 2 adequaat gekapitaliseerd als, na dialoog, het aanwezige toetsingsvermogen hoger ligt dan het totale SREP kapitaal (kolom 4), rekening houdend met het pijler 1 minimum. Indien de onderneming niet adequaat gekapitaliseerd is, wordt een additionele solvabiliteitseis opgelegd. Tabel 4.2a: sjabloon evaluatie kwantitatieve analyse 1 2 3a 3b 4 Minimum toetsingsvermogen ICAAP kapitaal Bazel I Basel II Interne rating 99,90% SREP kapitaal Pilaar 1 (Blok 1) Kredietrisico Marktrisico Operationeel risico Totaal Pilaar 2 Blok 2: Risico s niet volledig afgedekt onder pijler 1 Residual risk (in CRM) Securitisatierisico s. Blok 3: Risico s onder pijler 2 Renterisico in het bankenboek Concentratierisico Settlement risico Reputatierisico Juridisch risico. Blok 4: Externe factoren Strategicch risico Stress tests Economic and regulatory environment Business risk Pension risk. Totaal Diversificatie (-/-) Beheersmaatregelen (tijdelijke opslag) Totaal Aanwezig kapitaal BIS-ratio n/a n/a n/a 21

Aanvraagformulier voor het gebruik van een interne modellenmethode voor de berekening van de solvabiliteitseisen voor het kredietrisico

Aanvraagformulier voor het gebruik van een interne modellenmethode voor de berekening van de solvabiliteitseisen voor het kredietrisico - 1 - Aanvraagformulier voor het gebruik van een interne modellenmethode voor de berekening van de solvabiliteitseisen voor het kredietrisico MEI 2008 - 2 - De aanvraag DNB kan een financiële onderneming

Nadere informatie

Audit Assurance bij het Applicatiepakket Interne Modellen Solvency II

Audit Assurance bij het Applicatiepakket Interne Modellen Solvency II Confidentieel 1 Audit Assurance bij het Applicatiepakket Interne Modellen Solvency II 1 Inleiding Instellingen die op grond van art. 112, 230 of 231 van de Solvency II richtlijn (richtlijn 2009/139/EC)

Nadere informatie

Datum 8 april 2010. Betreft: Liquiditeitstoezicht. Geachte heer/mevrouw,

Datum 8 april 2010. Betreft: Liquiditeitstoezicht. Geachte heer/mevrouw, Amsterdam Postbus 98 1000 AB Amsterdam Drs. H.J. Brouwer Directie Aan de instellingen zoals bedoeld in de artikelen 2:11, 2:12 en 2:13, eerste lid, artikel 2:19, artikel 3:111, eerste lid, en artikel 2:96

Nadere informatie

De Nederlandsche Bank

De Nederlandsche Bank De Nederlandsche Bank Supervisory Review: een overzicht Consultatiedocument nr. S01A/NL Juni 2003 De Nederlandsche Bank geeft marktpartijen de gelegenheid commentaar te leveren op dit consultatiedocument.

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, 3:18a, en 3:111a van de Wet op het financieel toezicht;

Gelet op de artikelen 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, 3:18a, en 3:111a van de Wet op het financieel toezicht; DE NEDERLANDSCHE BANK N.V. Beleidsregel maximering ratio deposito s en uitzettingen Wft Beleidsregel van de Nederlandsche Bank N.V. van [PM] 2013, houdende maximering van de ratio van deposito s en de

Nadere informatie

DE NEDERLANDSCHE BANK NV HANDLEIDING SUPERVISORY REVIEW AND EVALUATION PROCESS PIJLER 2 VOOR BELEGGINGSONDERNEMINGEN

DE NEDERLANDSCHE BANK NV HANDLEIDING SUPERVISORY REVIEW AND EVALUATION PROCESS PIJLER 2 VOOR BELEGGINGSONDERNEMINGEN DE NEDERLANDSCHE BANK NV HANDLEIDING SUPERVISORY REVIEW AND EVALUATION PROCESS PIJLER 2 VOOR BELEGGINGSONDERNEMINGEN Oktober 2007 1 INHOUDSOPGAVE Pagina 1 INLEIDING 3 1.1 Waar gaat deze handleiding over?

Nadere informatie

Toelatingscriteria voor verschillende niveaus van de pre-applicatie

Toelatingscriteria voor verschillende niveaus van de pre-applicatie 1 Toelatingscriteria voor verschillende niveaus van de pre-applicatie Zoals aangegeven op de pagina over Interne Modellen op Open Boek Toezicht onderscheidt DNB in de pre-applicatie drie verschillende

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Na raadpleging van de betrokken representatieve organisaties;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Na raadpleging van de betrokken representatieve organisaties; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 11626 30 juni 2011 Beleidsregel van De Nederlandsche Bank N.V. van 23 juni 2011, houdende uitgangspunten voor de evaluatie,

Nadere informatie

Vervolg solvabiliteitsrichtlijnen DNB vanaf 2010

Vervolg solvabiliteitsrichtlijnen DNB vanaf 2010 Vervolg solvabiliteitsrichtlijnen DNB vanaf 2010 Ontwikkelde oplossingen voor FOV-leden Out of the box actuaries and risk professionals 1 SOLVENCY II In 2012 zal de Europese Commissie (EC) het huidige

Nadere informatie

RICHTSNOER (EU) 2016/1993 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

RICHTSNOER (EU) 2016/1993 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK L 306/32 RICHTSNOEREN RICHTSNOER (EU) 2016/1993 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 4 november 2016 tot vaststelling van de beginselen voor de coördinatie van de beoordeling krachtens Verordening (EU) nr.

Nadere informatie

Openbare raadpleging

Openbare raadpleging Openbare raadpleging over de ECB-gidsen inzake de interne processen ter beoordeling van de kapitaaltoereikendheid en de liquiditeitstoereikendheid (ICAAP en ILAAP) Veelgestelde vragen 1 ICAAP en ILAAP:

Nadere informatie

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie Regeling staten financiële ondernemingen 3 maart 2014

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie Regeling staten financiële ondernemingen 3 maart 2014 De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie Regeling staten financiële ondernemingen 3 maart 2014 Inhoud 1. Reacties... 2 2. Toelichting... 3 2.1 CRD IV en CRR: gevolgen voor het nationaal regelkader... 3 2.2

Nadere informatie

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie. CRD II Implementatie (nieuwe) Regeling Hybride kapitaalinstrumenten banken 2010

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie. CRD II Implementatie (nieuwe) Regeling Hybride kapitaalinstrumenten banken 2010 De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie CRD II Implementatie (nieuwe) Regeling Hybride kapitaalinstrumenten banken 2010 28 juni 2010 1 Regeling van De Nederlandsche Bank NV van [datum], tot vaststelling

Nadere informatie

c) overeenkomstig de artikelen 260 tot en met 263 op verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of gemengde financiële holding die

c) overeenkomstig de artikelen 260 tot en met 263 op verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of gemengde financiële holding die 2. De lidstaten zien erop toe dat het toezicht op groepsniveau wordt uitgeoefend: a) overeenkomstig de artikelen 218 tot en met 258 die een deelnemende onderneming in ten minste één verzekeringsonderneming,

Nadere informatie

Interne Modellen vragen en antwoorden (Q&A) Juni 2012

Interne Modellen vragen en antwoorden (Q&A) Juni 2012 Interne Modellen vragen en antwoorden (Q&A) Juni 2012 Categorie Nr Vraag Datum Diversificatie 1 Hoe kan men diversificatieeffecten binnen een intern model onderbouwen in lijn met de voorwaarden die daaraan

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 849 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten ter implementatie van richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

Na raadpleging van de betrokken representatieve organisaties;

Na raadpleging van de betrokken representatieve organisaties; Beleidsregel van De Nederlandsche Bank N.V. van [PM datum] betreffende het Internal Capital Adequacy Assessment Process, bedoeld in artikel 3:17, tweede lid onderdeel c van de Wet op het financieel toezicht

Nadere informatie

ICAAP Bewust van uw risico s. Alex Poel 18 mei 2010

ICAAP Bewust van uw risico s. Alex Poel 18 mei 2010 ICAAP Alex Poel 18 mei 2010 Inhoud 1. ICAAP algemeen 2. De uitgangspunten (vertaald) 3. Het ICAAP uitvoeren 4. De risico s 5. Enkele voorbeelden 6. Wat kan ICAAP voor u betekenen 1. ICAAP algemeen (1)

Nadere informatie

Prudentieel toezichtsproces

Prudentieel toezichtsproces Prudentieel toezichtsproces Het door de Controledienst opgezette prudentieel toezichtsproces volgt een risicogebaseerde ( risk-based ) toezichtsaanpak, die prospectief is en in verhouding staat tot de

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 12086 29 april 2014 Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van 17 april 2014, kenmerk 2013/712998, tot wijziging van

Nadere informatie

Risicomanagement functie verzekeraars onder Solvency II

Risicomanagement functie verzekeraars onder Solvency II Risicomanagement functie verzekeraars onder Solvency II Hoofdindeling: Leidraden Opgesteld door: Commissie Enterprise Risk Management (ERM) Vastgesteld door: Commissie Enterprise Risk Management (ERM)

Nadere informatie

II. VOORSTELLEN VOOR HERZIENING

II. VOORSTELLEN VOOR HERZIENING II. VOORSTELLEN VOOR HERZIENING 2. VERSTEVIGING VAN RISICOMANAGEMENT Van belang is een goed samenspel tussen het bestuur, de raad van commissarissen en de auditcommissie, evenals goede communicatie met

Nadere informatie

UITBESTEDING DOOR VERZEKERAARS: EFFECTEN OP HET SOLVABILITEITSBESLAG. # Het begint met een idee

UITBESTEDING DOOR VERZEKERAARS: EFFECTEN OP HET SOLVABILITEITSBESLAG. # Het begint met een idee UVA AMSTERDAM CENTRE FOR INSURANCE STUDIES (ACIS) UITBESTEDING DOOR VERZEKERAARS EN PENSIOENFONDSEN UITBESTEDING DOOR VERZEKERAARS: EFFECTEN OP HET SOLVABILITEITSBESLAG Bart Joosen 17 mei 2019 # Het begint

Nadere informatie

Richtsnoeren voor de beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit

Richtsnoeren voor de beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit EIOPA-BoS-14/259 NL Richtsnoeren voor de beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit EIOPA Westhafen Tower, Westhafenplatz 1-60327 Frankfurt Germany - Tel. + 49 69-951119-20; Fax. + 49 69-951119-19;

Nadere informatie

- 1 - Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van [PM] 2013, kenmerk 2013/712998, tot wijziging van de Regeling staten financiële ondernemingen Wft

- 1 - Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van [PM] 2013, kenmerk 2013/712998, tot wijziging van de Regeling staten financiële ondernemingen Wft - 1 - DE NEDERLANDSCHE BANK N.V. Wijziging Regeling staten financiële ondernemingen Wft 2011 Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van [PM] 2013, kenmerk 2013/712998, tot wijziging van de Regeling staten

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Na raadpleging van de betrokken representatieve organisaties;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Na raadpleging van de betrokken representatieve organisaties; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 21650 24 juli 2015 Beleidsregel van De Nederlandsche Bank N.V. van 30 juni 2015 betreffende het Internal Capital Adequacy

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Na raadpleging van de betrokken representatieve organisaties;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Na raadpleging van de betrokken representatieve organisaties; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 12186 8 juli 2011 Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van 28 juli 2011 tot wijziging van de Regeling staten financiële

Nadere informatie

REGLEMENT RISICOCOMMISSIE

REGLEMENT RISICOCOMMISSIE REGLEMENT RISICOCOMMISSIE VAN LANSCHOT KEMPEN N.V. EN F. VAN LANSCHOT BANKIERS N.V. Vastgesteld door de RvC op 8 december 2017 0. INLEIDING 0.1 Dit reglement is opgesteld door de RvC ingevolge artikel

Nadere informatie

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie. CRD III Implementatie in toezichthouderregelingen en nader beleid van DNB.

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie. CRD III Implementatie in toezichthouderregelingen en nader beleid van DNB. De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie CRD III Implementatie in toezichthouderregelingen en nader beleid van DNB 11 november 2010 Deze consultatie is aangekondigd via Open Boek Toezicht. Dit document is

Nadere informatie

EIOPACP 13/09 NL. Richtsnoeren voor de prospectieve beoordeling van de eigen risico's (op basis van de ORSAprincipes)

EIOPACP 13/09 NL. Richtsnoeren voor de prospectieve beoordeling van de eigen risico's (op basis van de ORSAprincipes) EIOPACP 13/09 NL Richtsnoeren voor de prospectieve beoordeling van de eigen risico's (op basis van de ORSAprincipes) EIOPA Westhafen Tower, Westhafenplatz 1 60327 Frankfurt Germany Tel. + 49 6995111920;

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 61, vijfde lid, 72, eerste lid, 73, tweede lid, van het Besluit prudentiële regels Wft;

Gelet op de artikelen 61, vijfde lid, 72, eerste lid, 73, tweede lid, van het Besluit prudentiële regels Wft; Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van 16 december 2010 tot wijziging van de Regeling solvabiliteitseisen kredietrisico en grote posities Wft 2010 in verband met de implementatie van de CRD III richtlijn

Nadere informatie

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 5.8.2015 COM(2015) 388 final VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de regels waaraan de toepassingsniveaus van de bancaire prudentiële vereisten

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 2:26d, derde lid, en 3:3 van de Wet op het financieel toezicht;

Gelet op de artikelen 2:26d, derde lid, en 3:3 van de Wet op het financieel toezicht; Regeling van de Minister van Financiën van 2018-0000000000, directie Financiële Markten, tot wijziging van het Besluit aangewezen staten Wft en de Vrijstelingsregeling Wft in verband met de bilaterale

Nadere informatie

Nieuwe solvabiliteitsrichtlijnen DNB vanaf 2009

Nieuwe solvabiliteitsrichtlijnen DNB vanaf 2009 Nieuwe solvabiliteitsrichtlijnen DNB vanaf 2009 Ontwikkelde oplossingen voor FOV-leden Out of the box actuaries and risk professionals 1 INTRODUCTIE In 2012 worden op Europese schaal nieuwe solvabiliteitseisen

Nadere informatie

Uniforme brief aan de kredietinstellingen en de beursvennootschappen

Uniforme brief aan de kredietinstellingen en de beursvennootschappen Prudentieel beleid PPB Brussel, 3 juni 2005 PPB/56 Uniforme brief aan de kredietinstellingen en de beursvennootschappen Geachte mevrouw, Geachte heer, Op 26 juni 2004 heeft het Bazelcomité een document

Nadere informatie

CONCEPT DE NEDERLANDSCHE BANK N.V. Good Practice Kapitaalbeleid kleine verzekeraars

CONCEPT DE NEDERLANDSCHE BANK N.V. Good Practice Kapitaalbeleid kleine verzekeraars CONCEPT DE NEDERLANDSCHE BANK N.V. Good Practice Kapitaalbeleid kleine verzekeraars Good Practice van De Nederlandsche Bank N.V. van [DATUM] 2014, houdende een leidraad met betrekking tot het kapitaalbeleid

Nadere informatie

Regeling liquiditeit kredietunies Wft 2017

Regeling liquiditeit kredietunies Wft 2017 Regeling liquiditeit kredietunies Wft 2017 Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van [datum] 2016 houdende regels ingevolge artikel 108, derde lid, en artikel 111, zesde lid, van het Besluit prudentiële

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 702 15 januari 2014 Beleidsregel van De Nederlandsche Bank N.V. van 24 december 2013 tot wijziging van de Beleidsregel

Nadere informatie

Verzekeringsmiddag 16 december 2014. Breakout sessie: Eigen Risico Beoordeling. Annemieke Hartendorp, Leo Pijnenburg

Verzekeringsmiddag 16 december 2014. Breakout sessie: Eigen Risico Beoordeling. Annemieke Hartendorp, Leo Pijnenburg Verzekeringsmiddag 16 december 2014 Breakout sessie: Eigen Risico Beoordeling Annemieke Hartendorp, Leo Pijnenburg Agenda De Eigen Risico Beoordeling in het kort Hoe komt u tot een goede ERB/ORSA? Ingestuurde

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 672 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van richtlijn nr. 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de

Nadere informatie

Openbare raadpleging

Openbare raadpleging Openbare raadpleging over de ontwerpgids van de ECB voor de beoordeling van deskundigheid en betrouwbaarheid Vragen en antwoorden 1 Waartoe dient de gids? Het doel van de gids is om inzicht te geven in

Nadere informatie

RICHTSNOEREN AANWIJZING AANMERKELIJKE MACHT OP DE MARKT

RICHTSNOEREN AANWIJZING AANMERKELIJKE MACHT OP DE MARKT RICHTSNOEREN AANWIJZING AANMERKELIJKE MACHT OP DE MARKT I Inleiding 1. Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) publiceert hierbij richtsnoeren die aangeven

Nadere informatie

Reactie consultatietekst Regeling vakbekwaamheid medewerkers beleggingsondernemingen Wft

Reactie consultatietekst Regeling vakbekwaamheid medewerkers beleggingsondernemingen Wft Reactie consultatietekst Regeling vakbekwaamheid medewerkers beleggingsondernemingen Wft De Vereniging van Vermogensbeheerders & Adviseurs (hierna: VV&A ) maakt graag van de gelegenheid gebruik om te reageren

Nadere informatie

INTERNATIONALE CONTROLESTANDAARD 260 COMMUNICATIE OVER CONTROLE-AANGELEGENHEDEN MET HET TOEZICHTHOUDEND ORGAAN

INTERNATIONALE CONTROLESTANDAARD 260 COMMUNICATIE OVER CONTROLE-AANGELEGENHEDEN MET HET TOEZICHTHOUDEND ORGAAN INTERNATIONALE CONTROLESTANDAARD 260 COMMUNICATIE OVER CONTROLE-AANGELEGENHEDEN MET HET TOEZICHTHOUDEND ORGAAN INHOUDSOPGAVE Paragrafen Inleiding... 1-4 Relevant orgaan... 5-10 Te communiceren controle-aangelegenheden

Nadere informatie

Uniforme brief aan de kredietinstellingen en de beursvennootschappen

Uniforme brief aan de kredietinstellingen en de beursvennootschappen Prudentieel beleid Brussel, 24 oktober 2005 PPB/153 Uniforme brief aan de kredietinstellingen en de beursvennootschappen Geachte mevrouw, Geachte heer, Met haar brief van 3 juni 2005 (PPB/56) heeft de

Nadere informatie

Relevante wetsartikelen aanvraag verklaring van geen bezwaar uit hoofde van artikel 3:96 Wet financieel toezicht

Relevante wetsartikelen aanvraag verklaring van geen bezwaar uit hoofde van artikel 3:96 Wet financieel toezicht Relevante wetsartikelen aanvraag verklaring van geen bezwaar uit hoofde van artikel 3:96 Wet financieel toezicht In dit document vindt u een overzicht van relevante wetsartikelen die van toepassing zijn

Nadere informatie

Beleidsregel uitgangspunten toepassing tweede pijler Kapitaalakkoord Bazel 2

Beleidsregel uitgangspunten toepassing tweede pijler Kapitaalakkoord Bazel 2 DE NEDERLANDSCHE BANK N.V. Beleidsregel uitgangspunten toepassing tweede pijler Kapitaalakkoord Bazel 2 Beleidsregel van De Nederlandsche Bank N.V. van [datum], nr. [rondonummer], houdende uitgangspunten

Nadere informatie

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie Beleidsregel ICAAP beleggingsondernemingen en beleggingsinstellingen 2 februari 2015

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie Beleidsregel ICAAP beleggingsondernemingen en beleggingsinstellingen 2 februari 2015 De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie Beleidsregel ICAAP beleggingsondernemingen en beleggingsinstellingen 2 februari 2015 Inhoud 1. Reacties... 2 2. Toelichting... 3 2.1 Beleidsregel ICAAP voor beleggingsondernemingen

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van richtlijn nr. 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de

Nadere informatie

Amsterdam, 3 juli 2015. Betreft: Reactie VV&A aan MinFin inzake MiFiD II. Geachte heer, mevrouw,

Amsterdam, 3 juli 2015. Betreft: Reactie VV&A aan MinFin inzake MiFiD II. Geachte heer, mevrouw, Amsterdam, 3 juli 2015 Betreft: Reactie VV&A aan MinFin inzake MiFiD II Geachte heer, mevrouw, Namens de Vereniging van Vermogensbeheerders & Adviseurs (hierna: VV&A ) willen wij graag van de gelegenheid

Nadere informatie

Risk Management Charter

Risk Management Charter Rapport Risk Management Charter Koninginnegracht 2 2514 AA Den Haag T 070 3750 750 www.bngbank.nl Contactpersoon H.R. Noordam / A. Graafland T 070 3750 811/471 hans.noordam@ bngbank.nl agnes.graafland@

Nadere informatie

Risicomanagement functie verzekeraars onder Solvency II

Risicomanagement functie verzekeraars onder Solvency II Risicomanagement functie verzekeraars onder Solvency II AG Commissie ERM Leidraad: overzicht wetgeving en vereisten Introductie In dit document is een overzicht opgenomen van de vereisten aan de risicomanagement

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: Artikel 1 (definities)

Hebben goedgevonden en verstaan: Artikel 1 (definities) Besluit van houdende regels ter uitvoering van de artikelen 89 en 90 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen

Nadere informatie

Besluit van houdende regels ter uitvoering van de artikelen 89 en 90 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni

Besluit van houdende regels ter uitvoering van de artikelen 89 en 90 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni Besluit van houdende regels ter uitvoering van de artikelen 89 en 90 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2103 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen

Nadere informatie

Richtsnoeren voor het gebruik van de identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI)

Richtsnoeren voor het gebruik van de identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) EIOPA(BoS(14(026 NL Richtsnoeren voor het gebruik van de identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) EIOPA WesthafenTower Westhafenplatz 1 60327 Frankfurt Germany Phone: +49 69 951119(20 Fax: +49

Nadere informatie

DNB BEOORDELINGSKADER VOOR DE AUDITFUNCTIE BIJ TRUSTKANTOREN INGEVOLGE DE RIB WTT 2014

DNB BEOORDELINGSKADER VOOR DE AUDITFUNCTIE BIJ TRUSTKANTOREN INGEVOLGE DE RIB WTT 2014 DNB BEOORDELINGSKADER VOOR DE AUDITFUNCTIE BIJ TRUSTKANTOREN INGEVOLGE DE RIB WTT 2014 In het kader van de integere bedrijfsvoering is een trustkantoor met ingang van 1 januari 2015 verplicht om zorg te

Nadere informatie

REGLEMENT RISICOCOMMISSIE VAN LANSCHOT N.V. EN F. VAN LANSCHOT BANKIERS N.V.

REGLEMENT RISICOCOMMISSIE VAN LANSCHOT N.V. EN F. VAN LANSCHOT BANKIERS N.V. REGLEMENT RISICOCOMMISSIE VAN LANSCHOT N.V. EN F. VAN LANSCHOT BANKIERS N.V. Vastgesteld door de RvC op 23 juni 2016 0. INLEIDING 0.1 Dit reglement is opgesteld door de RvC ingevolge artikel 5 van het

Nadere informatie

In het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt na artikel 6a een artikel ingevoegd, luidende:

In het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten wordt na artikel 6a een artikel ingevoegd, luidende: Besluit van houdende regels tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering van de Verordening (EU) nr. 2015/2365 Op de voordracht van Onze Minister

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2019 26 Besluit van 12 december 2018 tot wijziging van het Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële markten in verband met de uitvoering van

Nadere informatie

IORP II: De gevolgen

IORP II: De gevolgen Karel Bunte Februari 2018 Aanleiding De Europese Unie zet zich in voor de duurzame ontwikkeling van een economische en monetaire unie met een vrije interne markt. Binnen de wereld van pensioenen ontwierp

Nadere informatie

Bankentoezicht van de ECB: toezichtsprioriteiten van het SSM voor 2018

Bankentoezicht van de ECB: toezichtsprioriteiten van het SSM voor 2018 Bankentoezicht van de ECB: toezichtsprioriteiten van het SSM voor 2018 De toezichtsprioriteiten betreffen onderwerpen waaraan het toezicht in 2018 bijzondere aandacht zal geven. Bij de totstandkoming van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 613 Wet van 20 november 2006 tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van richtlijn nr. 2006/48/EG van het Europees

Nadere informatie

Richtsnoeren voor de behandeling van verbonden ondernemingen, waaronder deelnemingen

Richtsnoeren voor de behandeling van verbonden ondernemingen, waaronder deelnemingen EIOPA-BoS-14/170 NL Richtsnoeren voor de behandeling van verbonden ondernemingen, waaronder deelnemingen EIOPA Westhafen Tower, Westhafenplatz 1-60327 Frankfurt Germany - Tel. + 49 69-951119-20; Fax. +

Nadere informatie

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN 19.6.2015 L 154/1 II (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/942 VAN DE COMMISSIE van 4 maart 2015 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 529/2014 tot

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 2:6, tweede lid, 2:8, tweede lid, en 2:104, eerste en tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht;

Gelet op de artikelen 2:6, tweede lid, 2:8, tweede lid, en 2:104, eerste en tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht; Regeling van de Minister van Financiën van 4 februari 2019, 2019-16957, directie Financiële Markten, tot wijziging van het Besluit aangewezen staten Wft en de Vrijstellingsregeling Wft in verband met de

Nadere informatie

EIGEN RISICO BEOORDELING (ERB) IORP II JASPER HOOGENSTRAATEN 27 SEPTEMBER 2018

EIGEN RISICO BEOORDELING (ERB) IORP II JASPER HOOGENSTRAATEN 27 SEPTEMBER 2018 EIGEN RISICO BEOORDELING (ERB) IORP II JASPER HOOGENSTRAATEN 27 SEPTEMBER 2018 Impact op uw fonds? 2 Inspanningen van toezichthouders nemen toe 3 Agenda Wat is de ERB en waarom eigenlijk? Vereisten in

Nadere informatie

EXTERNE LEIDRAAD VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 62 VAN DE BANKWET

EXTERNE LEIDRAAD VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 62 VAN DE BANKWET 1/5 EXTERNE LEIDRAAD VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 62 VAN DE BANKWET SOORTEN CUMULBEPERKINGEN STRUCTUUR ARTIKEL 62 De wettelijke cumulbeperkingen, zoals geformuleerd in artikel 62 van de wet van 25 april

Nadere informatie

Seminar! BETEKENIS VAN INTERNE AUDIT voor specifieke verzekeraars! Internal Audit en doeltreffendheid van! risk management system!

Seminar! BETEKENIS VAN INTERNE AUDIT voor specifieke verzekeraars! Internal Audit en doeltreffendheid van! risk management system! Seminar! BETEKENIS VAN INTERNE AUDIT voor specifieke verzekeraars! Internal Audit en doeltreffendheid van! risk management system!! Tom Veerman! Triple A Risk Finance B.V.! 1! Programma! Solvency II stand

Nadere informatie

Ja, hier ben ik mee bekend. Voor mijn reactie op dit bericht verwijs ik naar de antwoorden op de onderstaande vragen.

Ja, hier ben ik mee bekend. Voor mijn reactie op dit bericht verwijs ik naar de antwoorden op de onderstaande vragen. 2015Z03278 Vragen van de leden Aukje de Vries en Van der Linde (beiden VVD) aan de ministers van Financiën en voor Wonen en Rijksdienst over het bericht "ABN AMRO CFO: Nieuwe kapitaalbodems kunnen buffer

Nadere informatie

Richtsnoeren inzake ondernemingsspecifieke parameters

Richtsnoeren inzake ondernemingsspecifieke parameters EIOPA-BoS-14/178 NL Richtsnoeren inzake ondernemingsspecifieke parameters EIOPA Westhafen Tower, Westhafenplatz 1-60327 Frankfurt Germany - Tel. + 49 69-951119-20; Fax. + 49 69-951119-19; email: info@eiopa.europa.eu

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 41742 25 november 2015 Regeling van de Minister van Financiën van 16 november 2015, 2015-0000018448, directie Financiële

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 508 Besluit van 12 oktober 2006, houdende regels met betrekking tot aanvullend prudentieel toezicht op kredietinstellingen, levensverzekeraars,

Nadere informatie

Compliance Charter. Voor pensioenfondsen die pensioenadministratie en/of vermogensbeheer geheel of gedeeltelijk hebben uitbesteed

Compliance Charter. Voor pensioenfondsen die pensioenadministratie en/of vermogensbeheer geheel of gedeeltelijk hebben uitbesteed Compliance Charter Voor pensioenfondsen die pensioenadministratie en/of vermogensbeheer geheel of gedeeltelijk hebben uitbesteed September 2008 Inhoudsopgave 1 Voorwoord 1 2 Definitie en reikwijdte 2 3

Nadere informatie

CRR en CRD IV: laatste loodjes voor de start

CRR en CRD IV: laatste loodjes voor de start CRR en CRD IV: laatste loodjes voor de start Op 1 januari 2014 treden de Europese verordening kapitaalvereisten (Capital Requirements Regulation (CRR), nr. 575/2013) en de bijbehorende Europese richtlijn

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Na raadpleging van de betrokken representatieve organisaties;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Na raadpleging van de betrokken representatieve organisaties; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 17099 29 oktober 2010 Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van 26 oktober 2010 tot vaststelling van de voorwaarden

Nadere informatie

RICHTSNOEREN VOOR TESTS, DOORLICHTINGEN OF EXERCITIES DIE KUNNEN LEIDEN TOT STEUNMAATREGELEN EBA/GL/2014/ september 2014

RICHTSNOEREN VOOR TESTS, DOORLICHTINGEN OF EXERCITIES DIE KUNNEN LEIDEN TOT STEUNMAATREGELEN EBA/GL/2014/ september 2014 EBA/GL/2014/09 22 september 2014 Richtsnoeren voor de soorten tests, doorlichtingen of exercities die kunnen leiden tot steunmaatregelen uit hoofde van artikel 32, lid 4, onder d), punt iii) van de richtlijn

Nadere informatie

Uitkomsten DNB macro-stresstest zomer 2009

Uitkomsten DNB macro-stresstest zomer 2009 Uitkomsten DNB macro-stresstest zomer 2009 Stresstesting wordt door DNB al een aantal jaren gebruikt als instrument voor het financiële stabiliteitsbeleid en het prudentiële toezicht. Deze zomer is opnieuw

Nadere informatie

T.a.v. de directie. Geachte directie,

T.a.v. de directie. Geachte directie, Toezicht verzekeraars Postbus 98 1000 AB Amsterdam T.a.v. de directie Datum Uw kenmerk Behandeld door Hijl, V.S.M. (ir. mw) RC Veenstra, D. Doorkiesnummer Bijlage(n) 2 Onderwerp Toepassing EIOPA Preparatory

Nadere informatie

Algemene Rekenkamer T.a.v. drs. A.P. Visser Lange Voorhout 8 Postbus Den Haag

Algemene Rekenkamer T.a.v. drs. A.P. Visser Lange Voorhout 8 Postbus Den Haag Nodoi landschc Algemene Rekenkamer T.a.v. drs. A.P. Visser Lange Voorhout 8 Postbus 20015 Den Haag Onderwerp Bestuurlijke reactie ARK-onderzoek "Toezicht op banken in Nederland" De Nederiandsche Bank N.V.

Nadere informatie

Verantwoordingsdocument Code Banken over 2014 Hof Hoorneman Bankiers NV d.d. 18 maart 2015. Algemeen

Verantwoordingsdocument Code Banken over 2014 Hof Hoorneman Bankiers NV d.d. 18 maart 2015. Algemeen Verantwoordingsdocument Code Banken over 2014 Hof Hoorneman Bankiers NV d.d. 18 maart 2015 Algemeen Mede naar aanleiding van de kredietcrisis en de Europese schuldencrisis in 2011 is een groot aantal codes,

Nadere informatie

Toezichtsbeleid betreffende de eenvoudige benaderingen van het operationele risico

Toezichtsbeleid betreffende de eenvoudige benaderingen van het operationele risico De Nederlandsche Bank N.V. Toezichtsbeleid betreffende de eenvoudige benaderingen van het operationele risico Consultatiedocument nr. OP01A/NL december 2004 De Nederlandsche Bank geeft marktpartijen de

Nadere informatie

Modernisering van het prudentiële toezicht

Modernisering van het prudentiële toezicht Modernisering van het prudentiële toezicht Jan Sijbrand Directeur DNB Solvency II Symposium Amsterdam RAI 10 december 2012 Veranderingen in het toezicht De bankenunie Toezicht op verzekeraars Conclusie

Nadere informatie

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE Directie Financiële Markten Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus

Nadere informatie

Memorie van antwoord. 1. Inleiding

Memorie van antwoord. 1. Inleiding 34100 Wijziging van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II en de Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I ter implementatie van de richtlijn 2014/51/EU van het Europees Parlement en

Nadere informatie

Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de minister van Financiën over het bericht Bank is voortaan vaag over kapitaaleis. (ingezonden 1 februari 2017)

Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de minister van Financiën over het bericht Bank is voortaan vaag over kapitaaleis. (ingezonden 1 februari 2017) 2017Z01442 Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de minister van Financiën over het bericht Bank is voortaan vaag over kapitaaleis. (ingezonden 1 februari 2017) 1 Bent u bekend met het bericht Bank is

Nadere informatie

Beleidsregel uitgangspunten toepassing tweede pijler Kapitaalakkoord Bazel 2

Beleidsregel uitgangspunten toepassing tweede pijler Kapitaalakkoord Bazel 2 DE NEDERLANDSCHE BANK N.V. Beleidsregel uitgangspunten toepassing tweede pijler Kapitaalakkoord Bazel 2 Beleidsregel van De Nederlandsche Bank N.V. van 15 juli, houdende uitgangspunten voor de evaluatie,

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 21 april 2011

No.W /III 's-gravenhage, 21 april 2011 ... No.W06.11.0108/III 's-gravenhage, 21 april 2011 Bij Kabinetsmissive van 8 april 2011, no.11.000859, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van

Nadere informatie

[Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, enz. enz. enz.]

[Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, enz. enz. enz.] Besluit van (datum), houdende regels met betrekking tot aanvullend prudentieel toezicht op kredietinstellingen, levensverzekeraars, schadeverzekeraars en beleggingsondernemingen die tot een financiële

Nadere informatie

Aanvraagformulier voor het gebruik van een geavanceerde benadering (AMA) voor de berekening van de solvabiliteitseisen voor het operationeel risico

Aanvraagformulier voor het gebruik van een geavanceerde benadering (AMA) voor de berekening van de solvabiliteitseisen voor het operationeel risico Aanvraagformulier voor het gebruik van een geavanceerde benadering (AMA) voor de berekening van de solvabiliteitseisen voor het operationeel risico De Nederlandsche Bank Juni 2009 1. HET AANVRAAGFORMULIER

Nadere informatie

Referentiekader voor de beoordeling van het interne controlesysteem bij kredietinstellingen

Referentiekader voor de beoordeling van het interne controlesysteem bij kredietinstellingen Bijlage Circulaire _2009_19-1 dd. 8 mei 2009 Referentiekader voor de beoordeling van het interne controlesysteem bij kredietinstellingen Toepassingsveld: Erkende commissarissen. Basisregelgeving Inhoudsopgave

Nadere informatie

Richtsnoeren voor het toezichtsproces

Richtsnoeren voor het toezichtsproces EIOPA-BoS-14/179 NL Richtsnoeren voor het toezichtsproces EIOPA Westhafen Tower, Westhafenplatz 1-60327 Frankfurt Germany - Tel. + 49 69-951119-20; Fax. + 49 69-951119-19; email: info@eiopa.europa.eu site:

Nadere informatie

Project integriteitrisicoanalyse

Project integriteitrisicoanalyse Project integriteitrisicoanalyse en de DNB guidance Maud Bökkerink Waarom opeens dit project? De systematische analyse van integriteitrisico s is al een eis sinds 2001 Uit diverse toezichtonderzoeken blijkt

Nadere informatie

Huidig toezicht GETTING SOFTWARE RIGHT. Datum Amsterdam, 30 augustus 2016 Onderwerp Reactie SIG op Discussiedocument AFM-DNB. Geachte dames en heren,

Huidig toezicht GETTING SOFTWARE RIGHT. Datum Amsterdam, 30 augustus 2016 Onderwerp Reactie SIG op Discussiedocument AFM-DNB. Geachte dames en heren, Datum Amsterdam, 30 augustus 2016 Onderwerp Reactie SIG op Discussiedocument AFM-DNB Geachte dames en heren, Naar aanleiding van het gepubliceerde discussiedocument Meer ruimte voor innovatie in de financiële

Nadere informatie

Afspraken tripartiet overleg financiële onderneming, externe accountant, De Nederlandsche Bank

Afspraken tripartiet overleg financiële onderneming, externe accountant, De Nederlandsche Bank Afspraken tripartiet overleg financiële onderneming, externe accountant, De Nederlandsche Bank Wft: Wet op het financieel toezicht Bpr: Besluit prudentiële regels Wft Wta: Wet toezicht accountantsorganisaties

Nadere informatie

Inleiding over het Thema:

Inleiding over het Thema: Inleiding over het Thema: Solvency II VSAE Actuariaat congres Ester Lamerikx 20 september 2011 2011 Towers Watson. All rights reserved. Agenda Solvency I Financieel Toetsingskader voor pensioenfondsen

Nadere informatie

- 1 - De Nederlandsche Bank NV (DNB) legt een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80 en 1:81 van de Wft, op aan:

- 1 - De Nederlandsche Bank NV (DNB) legt een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80 en 1:81 van de Wft, op aan: - 1 - Beschikking tot het opleggen van een bestuurlijke boete aan Matrix Asset Management B.V. als bedoeld in artikel 1:80 van de Wet op het financieel toezicht Gelet op artikel 1:80, 1:81, 1:98 en 3:72,

Nadere informatie

Programma 12-11-2015. Seminar Beleggingsondernemingen en Beheerders met BO-diensten. 5 november 2015. Opening. Regelgevend kader

Programma 12-11-2015. Seminar Beleggingsondernemingen en Beheerders met BO-diensten. 5 november 2015. Opening. Regelgevend kader Seminar Beleggingsondernemingen en Beheerders met BO-diensten 5 november 2015 Programma Opening Regelgevend kader Beleidsregel ICAAP en handhavingsbeleid 14.30 pauze Onderzoek vastekosteneis Break-out

Nadere informatie

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 127, lid 6, en artikel 132,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 127, lid 6, en artikel 132, L 314/66 1.12.2015 BESLUIT (EU) 2015/2218 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 20 november 2015 betreffende de procedure tot vaststelling van de niet-toepasselijkheid op personeelsleden van het vermoeden

Nadere informatie

Controleprotocol jaarrekening 2016

Controleprotocol jaarrekening 2016 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Wettelijk kader 3 1.2 Doel 4 2. Accountantscontrole 5 2.1 Controle getrouwheid en rechtmatigheid in het algemeen 5 2.2 Controle rechtmatigheid in het bijzonder 5 2.3 Controletoleranties

Nadere informatie

(Voor de EER relevante tekst) (2014/908/EU)

(Voor de EER relevante tekst) (2014/908/EU) 16.12.2014 L 359/155 UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE van 12 december 2014 betreffende de gelijkwaardigheid van de toezicht- en reguleringsvereisten van bepaalde derde landen en grondgebieden ten behoeve

Nadere informatie