RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Transcriptie

1 RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0039 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0200/SA/3/0203 In zake: mevrouw Erika COTTELEER - MEYERS, wonende te 2950 KAPELLEN, Lorkenlaan 6 verzoekende partij tegen: de deputatie van de provincieraad van ANTWERPEN verwerende partij I. VOORWERP VAN DE VORDERING De vordering, ingesteld met een aangetekende brief van 27 november 2013, strekt tot de schorsing van de tenuitvoerlegging en de vernietiging van het besluit van de deputatie van de provincieraad van Antwerpen van 26 september De deputatie heeft het administratief beroep van de verzoekende partij tegen de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Kapellen van 3 juni 2013 verworpen. De deputatie heeft aan het gemeentebestuur Kapellen als aanvrager onder voorwaarden een stedenbouwkundige vergunning verleend voor het rooien van 72 lorken. De bestreden beslissing heeft betrekking op een perceel gelegen te 2950 Kapellen, Lorkenlaan 6 en met als kadastrale omschrijving afdeling 2, sectie E, nummer 324D. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING Het verzoekschrift is in het register van de Raad ingeschreven op 8 januari Met een beschikking genomen op grond van artikel , 1 VCRO van 18 maart 2014 werd vastgesteld dat het beroep op het eerste gezicht kennelijk niet-ontvankelijk lijkt. De verzoekende partij heeft een verantwoordingsnota ingediend. Titel IV, hoofdstuk VIII van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) betreffende de Raad voor Vergunningsbetwistingen en het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2012 houdende de rechtspleging voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen (Procedurebesluit) zijn toegepast.

2 III. AMBTSHALVE ONDERZOEK 1. Conform artikel , 1, eerste lid VCRO en artikel 16 Procedurebesluit kan de voorzitter van de Raad of het door hem aangewezen raadslid ambtshalve onderzoeken of het beroep doelloos is, kennelijk niet- ontvankelijk is of dat de Raad kennelijk onbevoegd is. Om als derde belanghebbende bij de Raad op ontvankelijke wijze een beroep te kunnen instellen, vereist artikel , 1, eerste lid, 3 VCRO samen gelezen met artikel 11, tweede lid, 5 Procedurebesluit dat het verzoekschrift een omschrijving bevat van de rechtstreekse of onrechtstreekse hinder of nadelen die de verzoekende partij, als natuurlijke persoon of als rechtspersoon, kan ondervinden ingevolge de bestreden vergunningsbeslissing. De Raad heeft met een beschikking van 18 maart 2014 vastgesteld dat de verzoekende partij op het eerste gezicht niet aanduidt welke rechtstreekse of onrechtstreekse hinder of nadelen zij kan ondervinden ingevolge de bestreden beslissing. Met dezelfde beschikking heeft de Raad vastgesteld dat de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing op het eerste gezicht kennelijk niet ontvankelijk is omdat er geen omschrijving lijkt te zijn van de redenen die aantonen dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing de verzoekende partij een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen, zoals bedoeld bij artikel 11, tweede lid, 9 Procedurebesluit. 2. De verzoekende partij stelt in haar verantwoordingsnota het volgende: Zie i.v.m. de voorgaande 4 punten de op 27 nov toegezonden kopieën, aldus uitleggend (door Agiv-Vlaanderen) het vlot doordringbare karakter (door het hemelwater) van de plaatselijke bodem enerzijds en om dezelfde reden het slechts aanwezig zijn van 2 grondwater-meetnet-punten (op Kapels grondgebied) waarmee wordt aangetoond dat de ingehuurde deskundige zijn beweringen NIET kan bevestigen. Dienvolgens werd ten overvloede aangetoond dat er niet alleen, in hoofde van de ingehuurde deskundige, maar inclusief van al de tussengekomen overheden, sprake is van grove nalatigheid omdat al het voorgaande door ieder persoon met enige ontwikkeling kan vastgesteld worden; elementen die eveneens verband houden met machtsoverschrijding. Daarenboven kan men dit kwalificeren als de opeenvolging van een reeks opzettelijke kunstgrepen. Er is dus niet eens sprake van halve waarheden, maar ronduit van ONWAARHEDEN en derhalve van bedrog; op grond waarvan ik alleen al de schorsing/vernietiging vraag! Indirecte- en directe hinder e.a. nadelen bij het eventueel rooien van deze bomenrij. In voorkomend geval zal het nog jarenlang duren (linden bezitten immers een trage groeisnelheid... dat in tegenstelling tot de lorkensoorten) vooraleer de geplande aanplantingen "Tilia cordata (Roelvo)" zijn uitgegroeid tot volwaardige bomen in hun soort, alsdan ben ik.. hoogbejaard of wie weet... al elders naartoe

3 gegaan en is voor mij de belevingswaarde (voor m'n resterende jaren) nul komma nul. Bovendien zal het een ander aanleiding geven tot diverse aanpassingen met bijbehorende kosten voor de website van m'n echtgenoot annex briefhoofden, omslagen, enzovoort. Idem dito voor wat betreft, hetzelfde soort zaken, t.a.v. mij zelve als ondergetekende in beide gevallen is het financieel verlies onherstelbaar.. want de volgende stap van de initiatiefnemer van de enquête laat zich nu al raden en dat is de wijziging van de straatbenaming ; vandaar dat het absoluut noodzakelijk is om de historische verbondenheid van de bomensoort met de straatbenaming te bewaren; Daarenboven is het zeer belangrijk om te melden dat de eerste woningen daar al staan van eind de 60 er jaren en dat de lorken zijn aangeplant midden de 80 er jaren de oudere aangelanden kunnen zich dat nog levendig herinneren en hebben de belevingswaarde van deze bomensoort door de jaren heen weten te waarderen door de aanwezigheid van o.a. de inheemse "rode eekhoorn" en het kleinste vogeltje van onze contreien "het Goudhaantje" (wegende 4 tot 7 gram) e.a. die zich (beiden) tegoed doen aan de zaden van o.a. de "lork"; de inheemse "rode eekhoorn" bouwt z'n nest in de periode februari / maart (zijnde de periode tijdens dewelke het rooien werd gepland) h'm is overdag trouwens zeer actief en dat hoeft overigens niet te verbazen gezien de zaadproductie van de "lorken"; het rooien van zo'n waardevol bomenbestand... dat is in die omstandigheden echt ongehoord! Een bijzonder nadeel, eigen aan lindensoorten, dat is de "druipende kleverige substantie" een gevolg van de "Eucallipterus tiliae" die een suikerig kleverig vocht (honingdauw) afscheidt, waarop meestal een zwarte schimmel "roetdauw" gaat leven en die zich aldus kan verderzetten in onze e.a. nabije tuin(en); bij een lage luchtvochtigheid is het ook niet ongewoon dat het blad wordt aangetast door "lindespintmijt"... waardoor het blad bruin wordt en vroegtijdig afvalt... wat meteen en andermaal de belevingswaarde naar beneden haalt. Bedoelde "druipende kleverige substantie" zal zich sowieso doen gevoelen op de wagens geparkeerd op de gelijkgrondse bermen en op de opritten van de particuliere woningen (ook deze van onze woning)... dat omwille van de groeihoogte (20 tot 25 m.) en de omvang van de bolvormige kruin (tot 15 m.); dus ook bij ondergetekende... dus extra beurten in de carwash ofte niet te verhalen kosten. Belangrijk om weten is ook dat nogal wat "lorken" defacto integraal deel uitmaken van de voortuinen van de plaatselijke bewoners, o.a. deze met de huisnrs. 10, 12, 16, 18, 20, 22, 26, 34, 36, 21, 29 en 31, wat bij een gebeurlijke rooioperatie de globale woon-, leef- en belevingskwaliteit zwaar zal doen afnemen! 3. Overeenkomstig artikel , 2 VCRO krijgt de verzoekende partij de mogelijkheid een verantwoordingsnota in te dienen en aldus aan te duiden waar en op welke wijze zij in haar initiële verzoekschrift aangeduid heeft welke rechtstreekse of onrechtstreekse hinder of nadelen zij kan ondervinden ingevolge de bestreden beslissing. De verzoekende partij laat evenwel na om in haar verantwoordingsnota te verwijzen naar haar inleidend verzoekschrift en aldus concreet aan te duiden waar en op welke wijze in het

4 verzoekschrift haar belang omschreven wordt en bijgevolg aangeduid wordt welke rechtstreekse of onrechtstreekse hinder of nadelen zij kan ondervinden ingevolge de bestreden beslissing. 4. Het indienen van een verantwoordingsnota overeenkomstig artikel , 2 VCRO kan bovendien niet gelijkgesteld worden met de door artikel 13 Procedurebesluit geboden regularisatiemogelijkheid. Artikel 13 Procedurebesluit voorziet immers niet in de mogelijkheid tot het regulariseren van de omschrijving van het belang van de verzoekende partij, wat wordt voorgeschreven door artikel 11 Procedurebesluit. De Raad kan dan ook geen rekening houden met latere bijsturingen, aanpassingen of uitbreidingen van de omschrijving van het belang, zoals opgenomen in de verantwoordingsnota, wanneer vastgesteld dient te worden dat het belang reeds had kunnen omschreven worden bij het indienen van het verzoekschrift. 5. Om als derde belanghebbende bij de Raad een beroep te kunnen instellen, vereist artikel , 1, eerste lid 3 VCRO in principe dat de verzoekende partij, als natuurlijke persoon of als rechtspersoon, rechtstreekse of onrechtstreekse hinder of nadelen kan ondervinden ingevolge de bestreden vergunningsbeslissing. Artikel , 1, eerste lid, 3 VCRO vereist derhalve niet dat het bestaan van deze hinder of nadelen absoluut zeker is. Wel zal de verzoekende partij het mogelijk bestaan van deze hinder of nadelen voldoende waarschijnlijk moeten maken, de aard en de omvang ervan voldoende concreet moeten omschrijven en tegelijk zal de verzoekende partij dienen aan te tonen dat er een rechtstreeks of onrechtstreeks causaal verband kan bestaan tussen de uitvoering of de realisatie van de vergunningsbeslissing en de hinder of nadelen die zij ondervindt of zal ondervinden. In haar inleidend verzoekschrift beperkt de verzoekende partij zich tot volgende overwegingen: Bezwaar tegen het rooien van 72 lorken die niet eens zijn aangetast door ziekte en dewelke daarenboven ook niet kunnen gerangschikt worden bij de windgevoelige boomsoorten en derhalve niet per definitie enig risico op windval inhouden Dat zo n draconische ingreep een aanzienlijke kost zal opleveren voor het gemeentelijk budget, dat (hier en elders) onder druk staat met de bijbehorende verrekening via deze of gene vorm van belastingen/retributies ten laste van de inwoners in t algemeen en van de ondergetekende in het bijzonder De Raad is van oordeel dat de verzoekende partij met deze overwegingen in gebreke blijft om in het initiële verzoekschrift voldoende concreet de aard en de omvang te omschrijven van de rechtstreekse of onrechtstreekse hinder of nadelen, zoals bepaald in artikel , 1, eerste lid, 3 VCRO, die zij persoonlijk kan ondervinden als gevolg van de bestreden vergunningsbeslissing. Het belang waarop de verzoekende partij haar vordering steunt, valt samen met het algemeen belang, dan wel met een collectief belang, waarvoor de verzoekende partij niet kennelijk zonder meer kan opkomen. Bij gebrek aan een voldoende geïndividualiseerd persoonlijk belang en een voldoende concreet omschreven persoonlijk nadeel kan de Raad het belang van de verzoekende partij bij de voorliggende procedure, en dus al evenmin het al dan niet geoorloofd en wettig karakter ervan,

5 niet onderzoeken zodat noodzakelijk de kennelijke onontvankelijkheid van het beroep dient vastgesteld te worden. OM DEZE REDENEN BESLIST DE RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN 1. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. 2. De Raad legt de kosten van het beroep, bepaald op 175 euro, ten laste van de verzoekende partij. Dit arrest is uitgesproken te Brussel, in openbare terechtzitting op 24 juni 2014, door: Filip VAN ACKER, voorzitter van de Raad voor Vergunningsbetwistingen, met bijstand van Eddie CLYBOUW, griffier. De griffier, De voorzitter van de Raad voor Vergunningsbetwistingen, Eddie CLYBOUW Filip VAN ACKER