Themapakket Kies een ding uit het themapakket. Schrijf het woord op.

Transcriptie

1 Themapakket 1.1 start rits nest fiets broers trap heks mist munt bril prent kans kast krans broek plus lamp kust greep preek groep bruin brug klok klap knoop kruis kruk groet kraan 2 Kies een ding uit het themapakket. Schrijf het woord op. 1 Lees de woorden van het themapakket. Welke dingen zie je in een huis? Kies er vier uit. Teken ze in een huis. Schrijf de woorden bij de tekening. Maak dan met elk woord een zin. 1 Hoe ziet het eruit? 2 Waar is het van gemaakt? 3 Waar gebruik je het voor? Schrijf dat eronder. Doe het zo: døe çk l o k 1 døe çk l o k i s år o n d. eωr çs t a a}n c jòfâ Ωr s o p. døe çk l o k çhøeøe fít t}wß øe åw jˆzøeωr s. 2 døe çk l o k i s ªΩm a a k t åv a}n çh o u t eωn åv a}n gòl a s. 3 çk u}n t eωr o p åz iøeωn çh o çl a a t çhøe t i s. Taal actief Groep 4 Bakkaart spelling 1 Malmberg s-hertogenbosch 19

2 Themapakket 2.1 struik tulp doorn park harp fluit vals vloot dwerg vaart welk vlees fris sterk wolf slurf zorg vast vent vlek vlieg vloer vlot vlug vuist straat balk halm hulp erf 1 Kies acht woorden met v uit het themapakket. Bedenk met elk woord een vraag. Schrijf de vragen op. Zet een streep onder het v-woord in de vraag. Doe het zo: åv l u g çk o m åv l u g ån a a}r çh u i s t o? 3 Kies één beroep uit oefening 2. Maak drie zinnen over dat beroep. Gebruik zoveel mogelijk woorden uit het themapakket. Schrijf de zinnen op. 2 Hieronder staan groepjes woorden. Schrijf het beroep op dat bij het groepje woorden past. Kies uit: slager schipper muzikant oppasser in een dierentuin tuinman 1 struik, tulp 2 harp, fluit 3 vloot, vaart 4 vlees, sterk 5 wolf, slurf, zorg Taal actief Groep 4 Bakkaart spelling 2 Malmberg s-hertogenbosch 39

3 Themapakket 3.1 schat schelp sproei bloei schoon zweep stoel stam zwart stop schrik hooi kraai stem dooi mooi schroef stil saai groei fraai slaap schijn schot ziel dienst vloei stuk taai schuur 1 Maak een zin met zoveel mogelijk woorden met zw. Gebruik woorden met zw uit het themapakket. De zin hoeft niet waar te zijn. Doe het zo: døe åz}w a}r tøe åz}wß øe p åz}wß øe t åv a}n çhøe t åz}w a}røe åwß Ωr k. Maak nog zo n zin met woorden met sch. Maak ook een zin met woorden met st. Gebruik steeds de woorden uit het themapakket. 2 Maak een versje met woorden die rijmen op aai. Gebruik woorden met aai uit het themapakket. Zet een streep onder de rijmwoorden. Doe het zo: d a t i s ån iøe t çfër a a i, åzøe i døe çk}r a a i. i k åv i}n d çhøe t çh iøeωr eωr g çsıa a i. Maak ook zo n versje met woorden met ooi. En een versje met woorden met oei. Zet een streep onder de rijmwoorden. Taal actief Groep 4 Bakkaart spelling 3 Malmberg s-hertogenbosch 59

4 Themapakket 4.1 voordeel duw sneeuw nieuws drank voornaam beurs streng voorjaar snaar stuur klaar nieuw pink alweer vooruit koorts spaarpot geeuw sneeuwpop huur voorkeur langs kaart laars zwaar daarvoor meeuw buurt klank 1 Schrijf het woord op dat erbij past. 1 In het voorjaar smelt de. 2 Hieronder staan titels van boeken. Schrijf de titels over. Bedenk waar elk boek over gaat. Schrijf het in een paar regels onder de titel. 2 Met op mag je niet autorijden. 1 3 De jongens geven elkaar een flinke. Een laars in de sneeuw 4 Staat er nog in de krant? 4 Snaar en klank 3 Pink aan het stuur Alweer koorts! 5 Deze gitaar mist een. 6 Mijn met geld is uit mijn zak gevallen. 7 Zij draagt een gouden ring om haar. 8 Als je hebt, ben je ziek. Spaarpot te huur 5 2 Taal actief Groep 4 Bakkaart spelling 4 Malmberg s-hertogenbosch 79

5 Themapakket 5.1 keizer sein vlucht vinger wacht engel knecht klauw tocht saus ach vocht kleuter pauw zucht plicht ze pech tante te jacht moeder vrucht paleis nicht eind zicht au macht we 1 In het themapakket staan zes woorden voor mensen. Schrijf die woorden op. Schrijf erachter wat je over die mensen weet. Bijvoorbeeld wie of wat ze zijn en wat ze doen. Doe het zo: Køe i}zøeωr : EøeΩn çkøe i}zøeωr i s eøeωn çsıo o r t çk o n i}n g. H j i s døe çb a a s åv a}n eøeωn çl a}n d Schrijf het woord op dat bij het plaatje hoort. 3 Nu andersom. Kies een woord uit het themapakket. Schrijf het woord op. Maak er een tekening van. Taal actief Groep 4 Bakkaart spelling 5 Malmberg s-hertogenbosch 99

6 Themapakket 6.1 vrij koude partij zout prijs touw grijs vrouw voorbij wijk ijzer trouw jouw Bijbel hout gordijn gebouw kou gesprek besluit gevaar oude rijtuig spijt geweer pijp begrip geluk ijver rijk 1 Maak de wensen af. Kies voor elke wens een ander woord. Kies uit: geluk prijs rijk zout jouw ijs Doe het zo: 1 Iµk åw o u d a t i k e l køe d a g j s çk}røeøe g. 1 Ik wou dat... 2 Ik hoop dat... 3 Ik heb zin in... 4 Ik verlang naar... 5 Ik wil graag... 6 Ik wens dat... 2 Schrijf het woord op dat in de zin past. Het moet een woord zijn met ij. 1 Als er ijs ligt, krijgen we van school. 2 Je kunt heel goed schaatsen in onze. 3 De hele groep is dan van de. 4 De lucht ziet vandaag wel erg. 5 Als het gaat sneeuwen, is de pret zo. 6 Ik kijk toch of het van mijn schaatsen nog scherp is. 7 Vorig jaar won ik een bij de wedstrijd. Taal actief Groep 4 Bakkaart spelling 6 Malmberg s-hertogenbosch 119

7 Themapakket 7.1 drankje broertje kroontje vriend tree paard ijsje daarmee vrouwtje bootje zusje zoontje boekje dood maand brood bord mee ermee snee neefje ree gezond tand briefje beertje wormpje grapje kooitje pakje 1 Lees de eerste en de tweede rij van het themapakket. Schrijf de woorden in drie groepjes op. Bedenk zelf waarom ze bij elkaar horen. Schrijf het erbij. Bedenk dan bij elk groepje nog een paar woorden. 2 Schrijf het woord op dat erbij past. 1 met een kleine pen 2 op een kleine zee 3 een kleine koning 4 met kleine likjes 5 veel kleine bladzijden 3 Kijk nog eens naar oefening 2. Maak vijf zinnen met de woorden. Doe het zo: 1 Møe t eøeωn çk løe i}nøe pøeωn çsıc h}r jòf i k eøeωn çb r iøe f. Taal actief Groep 4 Bakkaart spelling 7 Malmberg s-hertogenbosch 141

8 Themapakket 8.1 bed wonder vreugde hand hoofd koud stro nu strand vlo blind kasten zand zo banden branden kaarten bruid zwaard monster bergen blad beelden onder lichten mond boord haard planten breed 1 1 Bedenk een verhaal bij de plaatjes. Schrijf het verhaal op. Gebruik zoveel mogelijk woorden uit het themapakket. 2 2 Teken een grote doos. Zoek in het themapakket alle woorden met d op het eind. Schrijf ze in de doos. Bedenk zelf nog meer woorden met d op het eind. Schrijf de doos helemaal vol. 3 4 Taal actief Groep 4 Bakkaart spelling 8 Malmberg s-hertogenbosch 161

9 Themapakket 9.1 wind schuld dader water schuren goedkoop veld jager toneel appel geld vijand kogel apen binnen kind zaad leraar beren vragen kleed avond neger kapper kassa boter bodem olie sloten deken 1 Schrijf het tegengestelde woord op. 2 Zoek het woord dat ertussen past. Maak dan twee nieuwe woorden. Doe het zo: 1 år o o m b o tøeωr h a}m år o o m b o tøeωr eωn çb o tøeωr h a}m 1 room ham 2 regen kraan 3 aard flap 1 duur 2 vriend 3 buiten 4 ochtend 5 antwoorden 4 voetbal muis 5 mens kooi 6 zak kist Gebruik nu allebei de woorden in een zin. Doe het zo: 1 EøeΩn a u t oæ i s d u u}r, åm a a}r eøeωn a p pøe l i s gåo d k o o p. Taal actief Groep 4 Bakkaart spelling 9 Malmberg s-hertogenbosch 181

10 Themapakket 10.1 vissers zolders sleutels trappen kamer hotel fouten haven keuken bruggen boven lokaal grootvader brillen bossen spiegels bommen boeren wortels kuiken dame mouwen tafels buiten zieke vleugel boeken sokken vogels torens 1 Hieronder zie je steeds twee woorden in één. Leg met een zin uit wat het woord betekent. Doe het zo: 1 EøeΩn åm o t o r b r i l i s eøeωn çb r i l åv o o r o p døe åm o t o r. 1 motorbril 5 boekentoren 2 hotelkamer 6 zoldertrap 3 buitenspiegel 7 wortelboer 4 sleutelbos 8 vissershaven 2 Bedenk opdrachten voor een ander. Gebruik de woorden die hieronder staan. Doe het zo: 1 Sıc h u i f jò j døe t a fâ l s eωvß Ωn tøe ªΩn e l k a a}r. 1 tafels 2 grootvader 3 sokken 4 keuken 5 zieke 6 boven 7 sleutels 8 wortels Taal actief Groep 4 Bakkaart spelling 10 Malmberg s-hertogenbosch 201