Een verantwoord en aanvaard risico. De vredesmissie naar Srebrenica

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Een verantwoord en aanvaard risico. De vredesmissie naar Srebrenica"

Transcriptie

1 Een verantwoord en aanvaard risico De vredesmissie naar Srebrenica

2 Een verantwoord en aanvaard risico Een vergelijking tussen de publieke verantwoordelijkheden van de Verenigde Naties en Nederland Masterscriptie van: Mirjam van Schalm Universiteit Utrecht Eindhoven, 14 september 2006

3 Inleiding De basis voor een vredesoperatie: Het mandaat De rol van de Verenigde Naties De resoluties De Rules of Engagement (geweldsinstructies) De rol van Nederland: de invulling van de geweldsinstructies De gemiste kans om voorwaarden te stellen De invulling van het mandaat Waar ging het mis? De Veiligheidsraad negeert waarschuwingen Gemiste kansen of nalatigheid De voorbereidingen van de uitzending Nederland kiest voor te lichte bewapening De opleiding en training van Dutchbat De situatie in Srebrenica, de problemen met de bevoorrading en de bewegingsvrijheid De situatie in de safe area Srebrenica Dutchbat in Srebrenica De klemtoon op luchtsteun De VN en het luchtwapen Nederland en het luchtwapen Weer een gemiste kans? De bevelslijn van UNPROFOR De organisatie: UNPROFOR Bevelslijn UNPROFOR juli De aanvraagprocedure voor luchtsteun Nederland en UNPROFOR De val van de enclave Wat ging er mis? De communicatie De bemoeienissen van de Nederlandse regering

4 4 Intelligence en de UNPROFOR missie in Srebrenica Wat is intelligence? De VN en intelligence UNPROFOR en intelligence Nederland en intelligence Nee tegen het Amerikaans voorstel Dutchbat en inlichtingen Tactische intelligence en voorkennis Strategische intelligence en voorkennis Conclusie De publieke verantwoordelijkheden van de Verenigde Naties en Nederland De belofte: UNPROFOR De belofte: safe areas De belofte: het stoppen van etnisch zuiveren Een verantwoord en aanvaard risico? Concluderende opmerkingen Afkortingen...97 Literatuurlijst...98 Annex Annex Annex Annex

5 Inleiding Op 11 juli 1995 was de enclave Srebrenica na een aanval van de Bosnische Serven gevallen. Dit is niet alleen een zwarte pagina in de geschiedenis van de Verenigde Naties (VN), die in het voormalig Joegoslavië probeerden de situatie zodanig te beheersen dat het geweld en de gruweldaden van het conflict niet zouden escaleren, het is ook een zwarte pagina in de Nederlandse geschiedenis. Het waren namelijk Nederlandse troepen die de Moslimbevolking in Srebrenica moesten beschermen tegen het agressieve optreden van de Bosnische Serven. Toen Dutchbat III op 23 juli 1995, twaalf dagen na de val van de enclave, aankwam in Zagreb, van waaruit de troepen naar Nederland zouden terugkeren, was het debat op politiek niveau over de verantwoording voor de traumatische gebeurtenissen al gaande. In eerste instantie werden de troepen nog geprezen voor hun goede daden in de enclave. Maar al snel werden zij en de Nederlandse regering geconfronteerd met een publieke en internationale verontrusting die ontstond toen de geruchten over gruweldaden en volkerenmoord de ronde deden. Hadden de Nederlandse soldaten ervan geweten? Hadden zij dit kunnen voorkomen? De nasleep van de inname van de enclave door Ratko Mladić en zijn troepen werd niet alleen voor de soldaten en de leiding van Dutchbat III een moeilijk af te sluiten hoofdstuk in hun leven, maar ook voor de regering en voor de Koninklijke Landmacht. Zoals in het boek Herinneringen aan Srebrenica. 171 Soldatengesprekken 1 wordt opgemerkt, wilde een tiental van de driehonderdzeventig soldaten niet over de gebeurtenissen praten vanwege de aversie tegen de vijandige buitenwereld die hen beschuldigde bij te hebben gedragen aan de genocide. Anderen hadden volgens de schrijvers dusdanige psychische problemen als gevolg van de ervaringen in Bosnië, dat ze er niet over konden praten. Van de driehonderzeventig soldaten wilden 171 wél over hun ervaringen vertellen. Dit om duidelijk te maken wat voor een impact de ervaringen in Srebrenica en de vijandige behandeling van de soldaten in het thuisland hadden op de mensen die in de enclave gestationeerd waren geweest. Op politiek niveau stonden het ministerie van Defensie en van Buitenlandse Zaken onder zware kritiek van het parlement, de media en het Nederlandse volk. De druk op hen werd steeds groter ook aangezien er steeds weer affaires omtrent Srebrenica ontstonden en de media Dutchbat en zijn leiding in het zwarte licht bleven zetten. 1 Hendrina Praamsma, Jet Peekle, Toni Boumans: Herinneringen aan Srebrenica. 171 Soldatengesprekken, p. 8 3

6 De gebeurtenissen omtrent de val van Srebrenica vroegen om opheldering in de vorm van een aantal onderzoeken. Eén daarvan is het onderzoek van het Nederlandse Instituut van Oorlogsdocumentatie (het NIOD in het vervolg). Het NIOD werd door de regering aangesteld om een neutraal en volledig onderzoek te doen naar de gebeurtenissen en omstandigheden van de val van Srebrenica. Het rapport dat op 10 april 2002 verscheen, had een reeks van gevolgen. Ten eerste maakte Minister-president Wim Kok zes dagen na de publicatie duidelijk dat aan de conclusies van het NIOD-rapport politieke consequenties verbonden waren, door zijn ontslag en dat van zijn kabinet aan te bieden. Ten tweede kwam het tot een Parlementaire Enquête met als doel de Kamer in staat te stellen een definitief politiek oordeel te vellen over het optreden van de Kamer, de Nederlandse regering en de ambtelijk/militair verantwoordelijken. 2 Maar wie is nu verantwoordelijk voor de gebeurtenissen tussen 6 en 16 juli 1995? Het is duidelijk dat Ratko Mladić de eerstverantwoordelijke is omdat zijn besluit de enclave in te nemen de oorzaak was voor de gruweldaden en de genocide die in Srebrenica zouden plaatsvinden. Maar welke rol speelden de Verenigde Naties en welke Nederland? Dragen de Verenigde Naties de verantwoording omdat de troepen in Bosnië onder VN-mandaat en VN-bescherming stonden of is het de Nederlandse regering die verantwoordelijk is omdat het om haar troepen ging die er niet in slaagden de genocide en de gewelddaden tegen te houden? Deze vraag staat centraal in mijn scriptie over de gebeurtenissen rondom Srebrenica. Daarin zal ik in de vorm van de navolgende vraagstelling proberen de verantwoordelijkheden van zowel Nederland als de VN te verduidelijken aan de hand van een aantal punten waarin zij hebben gefaald waardoor het tot de catastrofe kon komen. Omdat dit nogal een groot gebied bestrijkt, ga ik dit inperken tot vier onderwerpen. Deze zullen aansluiten op mijn vraagstelling: Hoe verhoudt zich de publieke verantwoording van Nederland ten opzichte van die van de Verenigde Naties? Nederland en de VN hadden een publieke verantwoording op zich genomen door de beloftes die zij hadden gemaakt met betrekking tot de uitzendingen van soldaten naar het crisisgebied Bosnië. Deze beloftes moesten onder andere de publieke steun garanderen, zodat de regeringen hun beleid zonder grote problemen konden uitvoeren. UNPROFOR, de United Nations Protection Forces, was één van deze beloftes. De troepen hadden in Bosnië 2 Peter Bootsma: Srebrenica Het officiële NIOD-rapport samengevat, p

7 de taak om de humanitaire nood van het volk te verzachten door humanitaire hulp te verlenen en konvooien te begeleiden. Zoals in hoofdstuk twee aan bod zal komen, waren de VN blauwhelmen nauwelijks in staat om deze hulp aan het volk te geven, vanwege onder andere het probleem van freedom of movement. De konvooien met hulpmiddelen en bevoorrading voor zowel het volk als ook de VN troepen werden nauwelijks toegelaten tot de crisisgebieden. Een andere taak van UNPROFOR was het tot stand brengen van vrede door het voeren van onderhandelingen op politiek niveau. Bovendien moesten de VNtroepen het geweld proberen te dammen. De veiligheid van de safe areas was een tweede belofte die Nederland en de VN hadden gemaakt. UNPROFOR bleek onmachtig te zijn deze zo belangrijke en omvangrijke taak uit te voeren. Bijna personen, voornamelijk Bosnische Moslims zijn om het leven gekomen in en in de buurt van deze safe areas. 3 Onder toezien van de Dutchbat III, de Nederlandse VN-soldaten, werden 7500 Moslimmannen en -jongens uit Srebrenica vermoord. Etnisch zuiveren was een ander dilemma waaraan de VN niets konden doen. Het stoppen van het etnisch zuiveren was één van de prioriteiten van de internationale gemeenschap. UNPROFOR en de veilige gebieden bleken niet de juiste middelen te zijn om het etnisch zuiveren in de veroverende gebieden tegen te gaan. Juist de safe areas zoals Srebrenica en Zepa werden door de Bosnische Serven veroverd en gezuiverd. Dus de beloftes van een United Nations Protection Force, het verstrekken van humanitaire hulp, van het oprichten van safe areas en het stoppen van etnisch zuiveren zijn niet waargemaakt, zoals de gruweldaden van deze verschrikkelijke burgeroorlog op de Balkan ons duidelijk maken. Mijn betoog is opgebouwd in vier hoofdstukken waarin telkens één onderwerp geanalyseerd zal worden. Het eerste hoofdstuk gaat in op het mandaat waarmee de troepen in safe areas moesten werken. Daarin staan onder andere de doelstelling en de taken van de troepen. Daarna ga ik in op de bewapening die elk troepenleverende land zelf kan invullen. Een belangrijke rol zal in dit hoofdstuk de discussie over de luchtsteun vormen. Ook de voorbereiding van de missie en de training van de troepen vinden een plaats in mijn betoog om aan te duiden dat deze niet voldoende waren om de troepen voor te bereiden op hun taak en de situatie in de enclave. De beperking van de bevoorrading en de bewegingsvrijheid zijn ook belangrijke redenen voor de slechte situatie in de enclave. Dit zal verder uitgelicht worden. Het derde hoofstuk zal op de communicatie- en bevelslijn van 3 Report of the Secretary-General pursuant to General Assembly resolution 53/35: The fall of Srebrenica, p. 6 5

8 UNPROFOR voor en tijdens de val van de enclave ingegaan worden voornamelijk met betrekking tot het niet verlenen van de luchtsteun. De rol van de inlichtingen komt in het laatste hoofdstuk aan bod. Daarin zal gekeken worden of er voldoende inlichtingen vergaard werden om Dutchbat op de hoogte te houden. Ook zal gekeken worden of de aanval op Srebrenica en de gevolgen ervan te voorzien waren geweest. Aan de hand van deze zojuist genoemde problemen zullen ook de gebeurtenissen rondom de val van Srebrenica aan bod komen. Mijn betoog is gebaseerd op de onderzoeken van zowel het Nederlandse Instituut voor Oorlogsdocumentatie, de commissie-bakker in de parlementaire enquête als het rapport van de secretaris-generaal van de VN Kofi Annan over de val van Srebrenica. 6

9 1 De basis voor een vredesoperatie: Het mandaat Toen zich de oorlog in het voormalig Joegoslavië verder uitbreidde en steeds intensiever werd, werd duidelijk dat er zo snel mogelijk iets aan gedaan moest worden. De Europese Unie, de WEU, de CVSE en de Raad van Europa, alsmede enkele internationale organisaties die zich het lot van Bosnië te harte namen, waren niet in staat en hadden niet de juiste middelen om het conflict te beheersen. De enige organisatie die dat kon, waren de Verenigde Naties. In de Veiligheidsraad van de VN heerste de gemeenschappelijke opvatting dat het lot van de burgers in het voormalig Joegoslavië niet aan hen zelf overgelaten kon worden en dat er iets gedaan moest worden om de situatie op de Balkan te verbeteren. De verdere invulling van het iets was echter een moeilijke opgave. De vijftien leden van deze raad konden wel overeenkomen dat het mandaat van UNPROFOR II, dat in resolutie 770 vastgelegd werd, uitgebreid moest worden om ook een bijdrage te leveren voor humanitaire hulp en om het menselijke lijd te verminderen. Bovendien werd er een wapenembargo aan alle partijen opgelegd. Daarnaast moesten de onderhandelingen over stabilisatie en vrede doorgaan. Maar verder kwamen de lidstaten niet: Er kwam bijna geen overeenstemming over de vraag hoe het probleem opgelost kon worden en met welke middelen dat moest gebeuren. De resoluties die de Veiligheidsraad aannam, bestonden uit compromissen tussen de vijf permanente lidstaten, de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Rusland en China. Toen de eisen van een actiever optreden van UNPROFOR steeds sterker werden, werd de Veiligheidsraad geconfronteerd met een verlamming in het besluitvormingsproces: De landen die troepen leverden waren tegen een agressiever en sterker optreden van UNPROFOR omdat daardoor het gevaar van de eigen soldaten steeds groter werd, terwijl de landen die geen soldaten in Bosnië hadden en niet van plan waren om grondtroepen te sturen, voor een sterker mandaat waren. Zij hadden dan ook niets te vrezen. Het concept veilig gebied Een mogelijkheid om de Moslimbevolking in Bosnië te beschermen, was het oprichten van veilige gebieden. Vanaf de lente van 1992 kreeg het concept safe areas steeds meer aandacht in de internationale politiek. Voornamelijk de Europese landen werden geconfronteerd met de dreiging van vluchtelingenstromen als gevolg van de toenemende gewelddaden. De veilige gebieden zouden dat probleem moeten oplossen. Ook tijdens topbijeenkomsten van de Europese Raad werd deze mogelijkheid besproken. Er waren echter ook kanttekeningen te plaatsen: het concept safe area zou geïnterpreteerd kunnen worden als bijdrage tot etnisch zuiveren, waarmee de Bosnische 7

10 Serven waren begonnen één van de grootste bezwaren van de vredesonderhandelaars van de EG en de VN David Owen en Cyrus Vance maar ook van Sadako Ogata, de Hoge Commissaris voor Vluchtelingen. Ook zouden de vluchtelingenstromen juist door deze safe areas kunnen toenemen evenals het etnisch zuiveren en de agressie van de Bosnische Serven. Dit waren ernstige bezwaren, maar daar luisterden de machtspolitici niet naar. Ook de permanente vijf van de Veiligheidsraad voelden niet veel voor het idee safe areas maar dan uit andere redenen. Zij vreesden dat de operatie van peacekeeping zou verschuiven naar peace enforcing wat zou inhouden dat er meer troepen naar het gebied zouden moeten worden gestuurd. Ondanks hun voorzichtige opstelling met betrekking tot het concept, stelden de VS, Engeland, Frankrijk, Rusland en China in resolutie 757 een onderzoek in naar de mogelijkheden en de eizen voor het oprichten van veilige gebieden. In Bosnië was er in de tussentijd een kloof ontstaan. De commandant van UNPROFOR II Phillippe Morillon was het niet eens met de beslissingen van de Veiligheidsraad en zijn force commander in Zagreb over het passieve optreden van UNPROFOR. Hij vond dat de troepen respect moesten afdwingen, dat ze moesten handelen in de geest van het mandaat en dus de machtspositie van de Bosnische Serven moesten stoppen, die ondertussen al drie enclaves belegerden, waaronder Srebrenica. Bovendien weigerde de VRS het leger van de Bosnische Serven hulpkonvooien ongehinderd toegang te geven. Als het hun zou lukken het gebied Servisch te maken, zou dat het einde van de vredesonderhandelingen van Owen en Vance betekenen. Dus besloot Morillon zelf naar Oost-Bosnië te gaan, met name Srebrenica, waar de situatie steeds erger werd. De vluchtelingen in de enclave stonden onder zware druk van de VRS die hoopten dat daardoor de Moslims zouden vluchten. Morillon wilde zo veel mogelijk vluchtelingen uit deze onmenselijke situatie bevrijden. Hem werd daarom ook verweten bijgedragen te hebben aan etnisch zuiveren - een dilemma waarmee niet alleen Morillon geconfronteerd werd. Om Bosnische Moslims te redden moesten deze in de meeste gevallen hun huis en dorp verlaten. Als UNPROFOR-soldaten hen daarbij zouden helpen, zouden zij zich schuldig maken aan deelname tot etnisch zuiveren. Zouden zij niets hebben gedaan, dan was de kans groot dat de Moslims vermoord of hun huizen in brand gestoken werden. Onpartijdigheid was het belangrijkste voor UNPROFOR en de enige garantie voor het slagen van de operaties. Elke goede intentie, net als die van Morillon, kon door de strijdende partijen geïnterpreteerd worden als het kiezen van een partij. Toen de Commander in Srebrenica arriveerde, werd hij geconfronteerd met de omstandigheden in de stad die hij als een hel omschreef, waar gebrek was aan alle eerste 8

11 levensbehoeften. 4 De bevolking werd ondertussen door de Bosnische autoriteiten opgeroepen, Morillon tegen te houden als hij weer zou vertrekken. Deze hoopten zo UNPROFOR en UNHCR tot hulpverlening en evacuatie van de gewonden te forceren. Toen Morillon en zijn troepen weer wilden vertrekken, werden zij gegijzeld een gijzeling overigens, waarvan de internationale gemeenschap niets wist. Omdat het hun niet lukte om te ontsnappen, liet Morillon weten dat hij vrijwillig in de stad verbleef om zo hulpkonvooien af te dwingen. Enkele dagen later verkondigde hij dat Srebrenica nu onder de bescherming van de VN stond en riep hij de enclave uit tot safe area. Morillon werd door velen beschouwd als een held die het eindelijk had opgenomen met de bureaucraten in New York en Zagreb 5. Deze daad maakte echter ook een einde aan zijn carrière als UNPROFOR commandant in Bosnië doordat de Franse regering zich op haar teentjes getrapt voelde omdat Morillon haar niets over zijn plannen had verteld. Ook in New York werd hem deze actie niet in dank afgenomen. De Veiligheidsraad zag zich nu gedwongen om iets te ondernemen aangezien Morillon voor de ogen van de wereld de stad Srebrenica tot safe area had verklaard. Resolutie 819 deze resolutie benoemt Srebrenica officieel tot veilig gebied werd in april 1993 door de raad aangenomen als antwoord op Morillons actie waardoor de taken van UNPROFOR, de invulling en de middelen om het mandaat uit te voeren vorm gegeven werden. De VN werden dus geconfronteerd met de gebeurtenissen op de grond waarop de Veiligheidsraad geen controle meer had. Ondanks haar kanttekeningen, vraagtekens over het concept en de bezwaren van Owen, Vance en Ogata, werd zij gedwongen resolutie 819 aan te nemen. De invulling van het concept veilige gebieden was moeilijker dan verwacht. Dit kwam in eerste instantie omdat het begrip safe area volkenrechtelijk niet bestond en dus nog gedefinieerd moest worden. Deze definitie, namelijk het geven van enige vorm van veiligheid door de aanwezigheid van VN-soldaten, zou in de enclave Srebrenica nog voor problemen zorgen. Voordat de besluitvorming, de resoluties en de rules of engagement aan bod komen evenals de invulling van zowel deze geweldsinstructies als de opvattingen in Nederland over het mandaat waarmee de Nederlandse troepen zouden gaan werken, zal eerst ingaan worden op het verschil tussen peacekeeping en peace-enforcement. Ook zullen de juridische definities gegeven worden voor safe haven, safe zone en safe area, voor zover die bestaan, omdat daarover zeker in de beginfase nog verwarring over bestond. 4 Peter Bootsma: Srebrenica Het officiële NIOD-rapport samengevat, p Ibidem, p

12 Peace-enforcement (vredesafdwinging) zijn groene, dus militaire operaties ten behoeve van de handhaving van de internationale vrede en veiligheid bestaat. Vaak worden peace-enforcement 6¾ operaties genoemd omdat zij zich tussen hoofdstuk VI en VII van het Handvest van de Verenigde Naties bevinden. Een voorbeeld is het ingrijpen van de VN nadat Irak Koeweit in 1991 had aangevallen. Hier was het gebruik van geweld toegestaan. De Veiligheidsraad schrikt in het algemeen terug voor zulke acties. Peacekeeping is vredeshandhaving en moet voldoen aan drie voorwaarden: de betrokkene partijen moeten instemmen met de komst van de VN-troepen; er moet een wapenstilstand bestaan; en de (lichte) wapens van de VN-troepen mogen alleen ter zelfverdediging gebruikt worden. Safe zones, of te wel relief zones, zijn gebieden rondom gelegerde VN-eenheden, die aan de bevolking enige veiligheid kunnen bieden. Er is geen sprake van vredesafdwinging. Het begrip safe area moest nog worden gedefinieerd, maar bedoeld werden gebieden waar aan de bevolking enige vorm van veiligheid gegeven werd door daar VN troepen te stationeren. In het geval van safe areas kan vredesafdwinging nodig zijn. In het geval van safe havens is er sprake van volledige bescherming van de bevolking en is dus vredesafdwinging nodig. 1.1 De rol van de Verenigde Naties Al snel werd duidelijk dat alleen de Verenigde Naties in staat waren en de middelen hadden om het probleem Joegoslavië aan te pakken. Door een wapenembargo, een vredesmacht in het crisisgebied en door intensieve vredesonderhandelingen probeerde deze internationale organisatie het conflict te controleren. UNPROFOR bleek echter al snel een speelbal in handen van de strijdende partijen te zijn. De VN-troepen werden niet gerespecteerd door de partijen hoewel dit in resoluties van de Veiligheidsraad geëist werd. De Freedom of Movement die alle strijdende partijen moesten waarborgen, werd niet gerespecteerd door de Bosnische Serven. De blauwhelmen hadden zoals zou blijken een moeilijk bestaan in de crisishaard Bosnië. Nadat er safe areas door de VN opgericht waren, moest het mandaat van UNPROFOR uitgewerkt worden. Dit gebeurde in verschillende resoluties De resoluties Met het verslechteren van de situatie in Bosnië, steeg ook de activiteit van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Tussen 6 april 1992 en 5 oktober 1993 werden maar liefst 47 resoluties aangenomen 6. Maar ondanks al deze resoluties was consensus in 6 Report of the Secretary-General pursuant to General Assembly resolution 53/35: The fall of Srebrenica, p

13 de Veiligheidsraad ver te zoeken. Toch vroeg de situatie in Bosnië om snelle acties. De dreiging dat Srebrenica zou vallen, dwong de Veiligheidsraad op 16 april 1993 bijeen te komen om over een concept te beslissen dat deze enclave tot safe area zou verklaren. Met resolutie 819 werd Srebrenica tot veilig gebied uitgeroepen en UNPROFOR kreeg de taak om voor de humanitaire situatie in de stad te zorgen. Resolutie 819 (1993) In deze eerste resolutie met betrekking tot safe areas werd de klemtoon gelegd op de definitie van het concept: De Bosnisch-Servische troepen moesten Srebrenica als veilig gebied behandelen, het gebied mocht niet aangevallen worden en de Bosnisch-Servische (para)militaire troepen moesten zich onmiddellijk terugtrekken. Aan de regering van de Federale Republiek Joegoslavië werd opgelegd dat zij het leveren van wapens en militaire uitrustingen onder andere aan de (para)militaire eenheden in Oost-Bosnië moest stoppen. Er werden echter geen verplichtingen aan het leger van Bosnië en Herzegovina opgelegd. De verwijzing naar hoofdstuk VII van het Handvest van de VN Het optreden van de troepen met betrekking tot bedreiging van de vrede, verbreking van de vrede en daden van agressie werd gehandhaafd in de bepalingen van resolutie 819 en het mandaat. De dertien artikelen van hoofdstuk VII (zie Annex) gaan in op de situaties waarin geweld gebruikt mag worden tijdens vredesoperaties in oorlogen tussen landen (en niet in een burgeroorlog zoals die in het voormalig Joegoslavië). In de resolutie staan geen bepalingen voor UNPROFOR om het mandaat op te leggen aan de strijdende partijen. In resolutie 819 bepaalde de Veiligheidsraad dat er een commissie naar het gebied zou gaan om de situatie op de grond te verkennen. Deze begreep al snel dat UNPROFOR een eigen koers had gekozen en niet voor het naleven van het mandaat van de VN. Morillon had nogmaals het lot van Srebrenica in eigen handen genomen en ging met generaal Ratko Mladić en generaal Halilović aan tafel zitten om ervoor te zorgen dat de situatie in en rondom de safe area rustig zou blijven. De commander was ervan overtuigd dat resolutie 819 weinig zin had omdat UNPROFOR geen militaire verplichtingen had gekregen om de vrede in de enclave te handhaven. Op 8 mei 1993 bereikte hij dat de twee partijen definitief overeenkwamen met de besluiten over demilitarisatie in het gebied, met name over de grenzen van de enclave, die grote problemen konden veroorzaken zoals de aanval van de Bosnische Serven op Srebrenica verduidelijkte. Gezien de omstandigheden op de grond erkenden de leden van deze VN-commissie dat de lijn van Morillon de juiste was en zij steunden deze dan ook. De commissie zag de discrepantie tussen de resolutie van de Veiligheidsraad en de situatie in Bosnië. In haar rapport aan de Veiligheidsraad stond dan ook: There is no doubt that had this agreement 11

14 not been reached, most probably a massacre would have taken place, which justifies the efforts of the UNPROFOR commander. [ ] Even though the Security Council is obviously an important organ of the United Nations, it is of no importance to the Serbs in the area. 7 De commissie pleitte voor een grotere aanwezigheid van UNPROFOR in de veilige gebieden, voor een nieuw verbeterd mandaat en andere geweldsinstructies. Deze aanbevelingen, samen met het voorstel meer safe areas op te richten, werden begin mei in de Veiligheidsraad besproken. Resolutie 824 (1993) De bijeenkomst van het belangrijkste orgaan van de Verenigde Naties vond tegelijk plaats met de onderhandelingen over het staakt-het-vuren. Als gevolg van het verwerpen van het Vance/Owen vredesplan door de Bosnisch-Servische regering, nam de Veiligheidsraad resolutie 824 aan. Daarin verklaren de lidstaten naast Srebrenica ook Tuzla, Zepa, Gorazde, Bihac en Sarajevo tot veilige gebieden, die gerespecteerd moesten worden en niet aangevallen mochten worden. Ook in deze resolutie lag de klemtoon weer op het terugtrekken van de Bosnisch Servische troepen. De Veiligheidsraad negeerde daarmee zowel de aanbevelingen van de commissie als de demilitarisatie-overeenkomst van 8 mei Ook nu vond het UNPROFOR-hoofdkwartier in Sarajevo het mandaat niet operationeel uitvoerbaar. Wilden de troepen hun werk effectief kunnen uitvoeren, dan moesten alle partijen akkoord gaan met de resolutie. Anders moesten de troepen vredesafdwingende middelen krijgen om hun taak na te kunnen komen. Dit probleem was ook al bij resolutie 819 een kritiekpunt geweest. De VN-commissie had aangedrongen de troepenmacht te verhogen en de geweldsinstructies aan te passen aan de situatie op de grond. Weer negeerde de Veiligheidsraad de aanbevelingen. Wel werden er vijftig ongewapende militaire waarnemers (UNMO) naar het gebied gestuurd om UNPROFOR te versterken. Toen duidelijk werd dat het Vance/Owen vredesplan door de Bosnische Serven was verworpen, moest er een andere oplossing komen om de situatie op de grond te stabiliseren. De voorstellen die gedaan werden door sommige lidstaten lieten zien hoe zeer de Veiligheidsraad verdeeld was. Aan de ene kant vonden de niet-gebonden landen dat de internationale gemeenschap actiever moest optreden en dat het concept safe area zoals dit in de resolutie vorm werd gegeven geen hulp bood aan de bewoners but rather force them 7 Report of the Secretary-General pursuant to General Assembly resolution 53/35: The fall of Srebrenica, p.20 (lid 63) 12

15 into helpless submission. The failure of the international community to use enforcement measures [ ] would inevitably lead to a more substantial use of force in the future. 8 Volgens hen werden er verkeerde verwachtingen gewekt bij de bevolking. Bovendien pleitten zij voor het opheffen van het wapenembargo om Bosnië en Herzegovina eindelijk de middelen te geven om zich te verdedigen. Aan de andere kant bekritiseerden voornamelijk de permanente leden (zonder China maar met Spanje) de eerste groep omdat zij geen aandacht besteedden aan het vredesplan. Dit stond juist voor de Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk, Rusland en Spanje centraal en moest extra aandacht krijgen. Een derde voorstel kwam van Frankrijk waarin verschillende vormen van troepenmachten voorgesteld werden, van een lichte tot een zware variant. Bovendien werd Boutros Boutros-Ghali gevraagd een verslag uit te werken over de safe areas. Hij constateerde dat de strijdende partijen moesten samenwerken, wilde het concept slagen en dat zonder een staakt-het-vuren in de regio het safe area concept onmogelijk te implementeren was. Hierop had Morillon bij resolutie 819 ook al kritiek geuit. De secretaris-generaal stelde in zijn working paper ook opties voor over de grootte en samenstelling van UNPROFOR die in de veilige gebieden gestationeerd moesten worden. Deze varieerden van soldaten, tot Op basis van een ontwerp-resolutie van Frankrijk, Rusland, Spanje, Engeland en de VS werd op 4 juni 1993 resolutie 836 met 13 stemmen voor en twee onthoudingen van Venezuela en Pakistan aangenomen. Resolutie 836 (1993) Resolutie 836 was het mandaat waarmee de Nederlandse troepen in Srebrenica moesten werken. Daarin werden hun taak en de middelen beschreven. Voornamelijk artikel 5, 9 en 10 waren van belang voor het mandaat. Ook hier stond hoofdstuk VII van het Handvest van de VN centraal, zoals bij de twee voorafgaande resoluties. De inhoud en taken van de bovengenoemd artikelen worden hieronder weergegeven. Artikel 5: Decides to extend to that end the mandate of UNPROFOR in order to enable it, in the safe areas referred to in resolution 824 (1993), to deter attacks against the safe areas, to monitor the cease-fire, to promote the withdrawal of military or paramilitary units other than those of the Government of the Republic of Bosnia and Herzegovina and to occupy some key points on the 8 Ibidem, p. 21 (lid 71) 9 Ibidem, p. 22 (lid 77) 13

16 ground, in addition to participating in the delivery of humanitarian relief to the population as provided for in resolution 776 (1992) of 14 September 1992, Artikel 9: Authorizes UNPROFOR, in addition to the mandate defined in resolutions 770 (1992) of 13 August 1992 and 776 (1992), in carrying out the mandate defined in paragraph 5 above, acting in self-defence, to take the necessary measures, including the use of force, in reply to bombardments against the safe areas by any of the parties or to armed incursion into them or in the event of any deliberate obstruction in or around those areas to the freedom of movement of UNPROFOR or of protected humanitarian convoys, Artikel 10: Decides that, notwithstanding paragraph 1 of resolution 816 (1993), Member States, acting nationally or through regional organizations or arrangements, may take, under the authority of the Security Council and subject to close coordination with the Secretary-General and UNPROFOR, all necessary measures, through the use of air power, in and around the safe areas in the Republic of Bosnia and Herzegovina, to support UNPROFOR in the performance of its mandate set out in paragraph 5 and 9 above. 10 Kofi Annan, de secretaris-generaal van de VN sinds 1997, merkte in zijn rapport over Srebrenica op dat it is essential to note that the resolution explicitly eschewed the use of words protect and defend, and asked UNPROFOR only to occupy some key points on the ground and linked the use of force to the phrase acting in self-defence. 11 De opvattingen van de leden van de Veiligheidsraad over resolutie 836 verschilden van elkaar. Er was scepsis over de effectiviteit en de maatregel werd beschouwd als een niet ideale maar tijdelijke oplossing. De VS noemden het een middel om levens te redden, Engeland en Spanje een essentiële stap. Ondanks de klemtoon die het mandaat legde op het respecteren van de safe areas en UNPROFOR, besteedden de Bosnische Serven er geen aandacht aan. Zij traden juist agressiever op. De effectiviteit van UNPROFOR in de safe areas leed sterk onder de strenge regels van de Bosnische Serven met betrekking tot de freedom of movement. Al snel na de verwezenlijking van resolutie 836 kwam Boutros-Ghali bijeen met Frankrijk, Rusland, Spanje, Engeland, de VS en Canada om een presentatie te houden over het implementeren van het safe area concept. Daarbij constateerde hij dat er soldaten nodig zouden zijn. Hij stuitte echter op veel oppositie voornamelijk bij Engeland dat 10 resolutie 836, (zie ook kopie van de resolutie in de Annex) 11 Report of the Secretary-General pursuant to General Assembly resolution 53/35: The fall of Srebrenica, p. 23 (lid 79) 14

17 een voorkeur had voor de lichte variante van maximaal 5000 mannen. Het dilemma over het actiever optreden van UNPROFOR dat tegengehouden werd door de landen die al troepen leverden, bepaalde ook nu de mate van bewegingsvrijheid van de secretaris-generaal om genoeg troepen op de been te krijgen. Die landen die al soldaten aan UNPROFOR leverden, wilden de lichte variant en geen sterker mandaat, terwijl de niet-leverende staten dit juist wel wilden. 12 Zo stond Boutros-Ghali voor de onmogelijke opgave om voldoende troepen bij elkaar te krijgen om een sterke vredesmacht op te richten voor de uitvoering van het safe area concept. In zijn rapport op 14 juni 1993 stelde hij vervolgens de mogelijkheid van een lichte variant van 7600 troepen voor. 13 De troepen zouden er zijn op basis van deterrence by presence waarbij UNPROFOR een symboolfunctie zou innemen om de Bosnische Serven tegen te houden, de veilige gebieden aan te vallen. Daardoor kon echter de veiligheid van de safe areas niet gegarandeerd worden. Wel waren volgens hem de safe areas en UNPROFOR aangewezen op luchtsteun, waarvoor Forward Air Controllers in de veilige gebieden aanwezig moesten zijn. Deze zouden als het nodig zou zijn, de luchtsteun kunnen coördineren. Op 18 juni 1993 werd resolutie 844 aangenomen waarin de Veiligheidsraad alle waarschuwende geluiden negeerde en voor de lichte variant van 7600 soldaten koos. Bovendien werden Forward Air Controllers in alle safe areas geplaatst en werd artikel 10 van resolutie 836 over luchtsteun nog een keer bevestigd. Daarmee was het mandaat voor UNPROFOR in de veilige gebieden vastgelegd De Rules of Engagement (geweldsinstructies) De geweldsinstructies voor de VN-troepen zijn een onderdeel van het mandaat. De totstandkoming daarvan is een nogal ingewikkelde procedure. Het is namelijk een politiekmilitair en juridisch document, wat de samenwerking van drie verschillende niveaus vergt. De vormgeving van het mandaat begint na het aannemen van de resolutie. De militaire staf van het Departement of Peacekeeping Operations (DPKO) maakt een concept voor de rules of engagement. Dit document wordt voorgelegd aan de politieke afdeling van het DPKO, die het document doorkijkt en aanvullingen en wijzigingen aangeeft. Tenminste is dat vaak het geval: politici willen vaak dingen die militaire niet willen en omgekeerd. 14 Het is dus een ingewikkelde samenwerking, maar uiteindelijk moeten zij een overeenkomst 12 Ibidem, p. 16 (lid 43) 13 Ibidem, p. 26 (lid 96), rapport S/ Parlementaire enquête, Commissie Bakker, Missie zonder vrede, p

18 bereiken. Als dit het geval is, controleren internationale juristen het gezamenlijke concept op de juridische haalbaarheid. Vaak moeten er dingen aangepast worden, zodat het een volgens het internationale (humanitaire) recht correct document is. Dit wordt uiteindelijk voorgelegd aan de force commander. Omdat het kiezen van deze positie vaak een kwestie van politiek touwtrekken is, wordt de force commander meestal op het laatste moment gekozen en komt dus pas heel laat in beeld. Hij moet echter wel met de geweldsinstructies werken. Daarom brengt hij samen met zijn staf ook nog wijzigingen aan, waardoor het document weer naar het DPKO en daarna naar de juridische afdeling terug moet. Als iedereen tevreden is met het concept, tekent de ondersecretaris-generaal voor peacekeeping operations het document. Daarmee zijn de Rules of Engagement opgesteld en de VN-macht moet zich er tijdens de missie aan houden. Toch bestaat er op bepaalde terreinen voor de deelnemende landen een zekere vrijheid. Omdat staten vrijwillig aan vredesoperaties deelnemen, kunnen deze landen bepaalde voorwaarden stellen met betrekking tot de bewapening van de troepen, de termijn en de locatie. Deze bepalingen worden meestal afgesproken voordat een eenheid ter beschikking wordt gesteld. Bij het aanbieden van Dutchbat in 1993 heeft Nederland aan de uitzending geen voorwaarden gesteld. 15 Ook de locatie werd pas lang nadat de troepen aangeboden waren, bekend. Waarom dit zo gegaan is en hoe Nederland invulling gegeven heeft aan de geweldsinstructies, komt nu aan bod. 1.2 De rol van Nederland: de invulling van de geweldsinstructies Al vanaf het uitbreken van de oorlog in het voormalig Joegoslavië in 1991 wilde Nederland actief optreden om de situatie op de Balkan te verbeteren. Als voorzitter van de Europese Gemeenschap in de tweede helft van 1991 vond Nederland, dat er een oplossing voor het conflict gevonden moest worden. Volgens Den Haag moest er een interventiemacht komen. Zodra deze werd opgericht, stuurde Nederland verbindingstroepen en een transportbataljon naar Bosnië. De Nederlandse regering vond echter dat deze te weinig zichtbaar waren. Geleid door zowel morele als ook politieke redenen wilde Nederland een actievere rol spelen in de internationale politiek met betrekking tot de oorlog in Bosnië De gemiste kans om voorwaarden te stellen Dat Nederland bij het aanbieden van troepen voor de gevechtseenheden in Bosnië geen voorwaarden had gesteld, berustte op een misverstand binnen de Nederlandse regering, 15 Parlementaire enquête, Commissie Bakker, Missie zonder vrede, p

19 met name tussen de minister van Defensie A.L. Ter Beek en de minister van Buitenlandse Zaken P.H. Kooijmans. Normaal gesproken kan een land voorwaarden stellen met betrekking tot de locatie en de periode omdat het leveren van troepen vrijwillig gebeurd. Toen Ter Beek in september 1993 de Luchtmobiele Brigade aan de secretaris-generaal van de VN Boutros Boutros-Ghali had aangeboden, ging hij ervan uit dat zijn eerder gestelde voorwaarden bekend waren bij de Verenigde Naties. Dit was echter niet het geval omdat de brief waarin hij aangaf eerst meer te willen weten over hoe de vredesregeling eruit zou komen te zien en welk mandaat in dat verband zou gelden, door het ministerie van Buitenlandse Zaken niet doorgestuurd was naar New York zonder de minister van Defensie ervan op de hoogte te stellen. 16 Voorafgaand aan deze cruciale communicatiefout was er maandenlang discussie over wat Nederland nog meer kon doen om bij te kunnen dragen aan een oplossing. Het uitzenden van transporttroepen en verbindingseenheden was volgens de Nederlandse regering te weinig om de situatie te verbeteren. De wens om de Luchtmobiele Brigade in te zetten als gevechtseenheid ten behoeve van conflictbeheersing kwam steeds nadrukkelijker naar voren, zowel in de Tweede Kamer als ook in het kabinet. Met de motie Van Traa/Van Vlijmen in mei 1993 eiste de Tweede Kamer van het kabinet om de Brigade geschikt te maken voor voorzienbare VN operaties. Daarvoor had zij al gevraagd of de troepen konden beginnen met trainen met zwaar materieel, zoals pantsers. Alleen minister van Defensie Ter Beek stelde zich terughoudend op. Het idee van de Luchtmobiele Brigade was dat het zou worden omgevormd uit de pantserinfanteriebrigades tot een moderne en flexibele brigade die juist vanwege de gevechts- en transporthelikopters waarover het zou beschikken luchtmobiel zou zijn. Als juist pantsers weer aan de Luchtmobiele Brigade toegevoegd zouden moeten worden, zou het mobiele effect ervan verloren gaan, vond zowel de Koninklijke Landmacht als ook de minister van Defensie. Een topambtenaar van Defensie zou het zo hebben geformuleerd: De Luchtmobiele Brigade in voormalig Joegoslavië inzetten als een soort pantserinfanterie? Dat is hetzelfde als vlak voor de Olympische Spelen tegen een volleybalteam zeggen: we hebben toch liever dat jullie gaan hockeyen. 17 De wens van de Tweede Kamer werd dus niet graag gehoord bij de Koninklijke Landmacht. Bovendien was door de herstructurering van de krijgsmacht en de bezuiniging die begin jaren negentig plaatsvonden, de Luchtmobiele Brigade nog niet operationeel. De eenheid moest nog getraind en gestructureerd worden. Tevens konden 16 Parlementaire enquête, Commissie Bakker, Missie zonder vrede, p J.C.H. Blom, Srebrenica, een veilig gebied. Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area, deel 1, p

20 alleen vrijwilligers op uitzending gestuurd worden, maar de krijgsmacht bestond nog grotendeels uit dienstplichtigen. Er waren te weinig vrijwilligers voor de missie en die waren niet opgeleid tot pantserinfanterie, die de Kamer wilde uitzenden. Er waren ook tegenstanders van een uitzending naar Bosnië, zoals Arie van der Vlis de hoogste adviseur van Ter Beek en de bevelshebber van de Koninklijke Landmacht generaal H.A. Couzy. Zij hadden bezwaren omdat zij niet overtuigd waren van de vredeskansen in het voormalig Joegoslavië. Zo n missie kon alleen slagen als het safe area beleid en de bescherming effectief waren. Volgens Van der Vlis waren zij dat niet vanwege de lichte variant die niet doeltreffend genoeg was en alleen op het afschrikkingaspect door aanwezigheid van troepen berustte, het deterrence by presence. Het zou een zeer kwetsbaar concept zijn omdat het risico bestond dat de Bosnische Serven de aanwezigheid van de VN troepen niet zouden respecteren en de veilige gebieden zouden aanvallen. Een andere reden tegen de uitzending was de resolutie van de Veiligheidsraad. Volgens Van der Vlis en Couzy vroeg deze om bescherming van de bevolking zonder dat de troepen wapens mochten gebruiken. Bovendien hadden beiden kritiek op het gebrek aan bereidheid van andere landen om troepen te sturen zodat er voldaan had kunnen worden aan de zware variant van troepen, wat volgens deze twee tegenstanders de enige effectieve manier was om het safe area concept effectief te laten werken. Een punt waarop vooral Couzy als bevelshebber van de Koninklijke Landmacht bezwaar aantekende, was de onzekerheid van de situatie. De soldaten konden geconfronteerd worden met gebeurtenissen waarin zij niet duidelijk wisten wat ze moesten doen. De blauwhelmen stonden boven de partijen en mochten niet zomaar ingrijpen bij het opmerken van delicten en bij conflicten tussen de strijdende groepen. De morele overtuiging van de soldaten, om te helpen als mensen in nood zijn, stond in contrast met het boven de partijen principe in humanitaire noodsituaties. De Luchtmobiele Brigade zou pas in november operationeel zijn. In de tussentijd moest er dus een alternatief gevonden worden, die de politiek zag in een logistieke eenheid. Dit bataljon van 400 man werd in juni 1993 bij de Europese Top in Kopenhagen aangeboden ten uitvoering van resolutie 836. Tevens werd de opmerking gemaakt dat als na 1 januari 1994 de safe areas nog nodig mochten zijn, de Luchtmobiele Brigade er toch voor zou kunnen worden gebruikt. Daaruit blijkt een zekere naïviteit van de Nederlandse regering en haar hoop op een vlugge vredesregeling. Tijdens de zomerrecessie enkele weken later, bleek dat deze logistieke eenheid moeilijk te realiseren was. De plaatsvervangers van Couzy en Van der Vlis stonden positiever tegenover het uitzenden van de Luchtmobiele Brigade zodat zij met een nieuw alternatief kwamen. Zij stelden voor om de onrealiseerbare logistieke eenheid samen te 18

21 voegen met het bataljon van de Brigade tot een eenheid van 900 à 1000 man die uitgerust zou zijn met YPR s. Pantsers zoals de kamer die eiste, waren namelijk zoals Couzy dat al eerder had verduidelijkt niet te verkrijgen. Nederland had er geen in bezit en er waren geen alternatieven die op korte termijn gerealiseerd konden worden. Er zouden dus pantserrupsvoertuigen ingezet moeten worden. In september werd dit voorstel door de ministerraad aangenomen en aan de VN aangeboden. Minister Ter Beek schreef een brief waarin hij voorwaarden stelde aan het aanbod, namelijk meer te willen weten over hoe de vredesregeling eruit zou komen te zien en welk mandaat in dat verband zou gelden. Deze brief werd echter om procedurele en inhoudelijke redenen door minister Kooijmans van Buitenlandse Zaken niet doorgestuurd. Hij vond dat het verstrekken van informatie aan de VN tot de taken van Buitenlandse Zaken behoorde. Inhoudelijk was hij het niet eens met Defensie omdat die de eenheid als infanteriebataljon aanbood in het kader van de vredesregeling. Kooijmans vond dat de safe areas niet losgekoppeld mochten worden van de vredesregelingen en wenste dat de eenheden zouden worden gestuurd voor resolutie 836 en dus het safe areas beleid. De minister stuurde vervolgens instructies naar de Nederlandse Vertegenwoordiging bij de Verenigde Naties dat de Luchtmobiele Brigade met een eigen logistieke eenheid bereid gesteld kon worden ter uitvoering van resolutie 836. Toen Ter Beek op 7 september in een gesprek met Boutros-Ghali deze Brigade aanbood, wist hij echter niet dat zijn brief niet naar de Secretaris-generaal doorgestuurd was. Dus stelde hij tijdens dit gesprek geen verdere voorwaarden, juist omdat hij dacht dat al middels zijn brief gedaan te hebben. Nederland miste zo de kans voorbehouden te stellen zowel met betrekking tot de taken van de eenheid als de locatie en periode. Bovendien was Ter Beek nog steeds ervan overtuigd dat de vredesregeling snel tot stand zou komen en dat het safe area beleid niet meer nodig zou zijn, net als het aanbod van troepen voor de veilige gebieden en resolutie Een maand later verzocht de secretaris-generaal van de VN Nederland om de Luchtmobiele Brigade bereid te stellen voor de veilige gebieden. Omdat Nederland geen eisen had gesteld aan locatie en periode, moest het afwachten totdat UNPROFOR in Bosnië een locatie gevonden had die aan Dutchbat toegewezen kon worden. Wel waren er geruchten dat het of de enclave Srebrenica, waar sinds Morillons heldenhafte uitspraak de Canadese troepen verbleven, of een locatie in Centraal-Bosnië zou worden. Pas op 1 december 1993 werd bekend dat de Nederlandse troepen naar Srebrenica zouden gaan. Volgens verkenningseenheden die naar Bosnië gestuurd waren in het najaar van 1993, om onderzoek te doen over de situatie, was Srebrenica een gevaarlijke optie, maar het 18 Parlementaire enquête, Commissie Bakker, Missie zonder vrede, p

22 veiligheidsrisico was volgens Van der Vlis verantwoord en aanvaard 19. De Nederlandse regering bleef niets anders over dan de beslissing van UNPROFOR aan te nemen en het beste ervan te maken De invulling van het mandaat Nadat de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties resolutie 836 had aangenomen, werden de Rules of Engagement op basis daarvan opgesteld. De VN troepen moeten zich daaraan houden. Zoals al eerder vermeld kunnen de landen die eenheden leveren bepaalde onderdelen zelf invullen. De invulling van de bewapening komt in hoofdstuk 2 aan bod. De invulling van de locatie is een ander element. Nederland had de kans gemist om hieraan voorwaarden te stellen. Nederland kon de keuze alleen maar accepteren om geen gezichtsverlies te lijden. Het was altijd de Nederlandse regering geweest die bij de internationale gemeenschap voor een actiever optreden had gepleit. Om zich op het moment terug te trekken waarop zij actiever had moeten optreden was tegenstrijdig met haar eerdere bedoelingen. Toen het mandaat en de Rules of Engagements bekend waren bij de Nederlandse regering, ontstond er discussies over de reikwijdte en de inhoud van het mandaat en de bewapening. Belangrijk voor Dutchbat waren de artikelen 5, 9 en 10 van resolutie 836, waarin zowel de taken omschreven werden als de momenten waarop geweld gebruikt mocht worden (zie hoofstuk resolutie 836). Onder de taken van de Nederlandse troepen viel niet het verdedigen van de enclave en/of het beschermen van de bevolking. Geweld mochten de soldaten alleen gebruiken in het geval van zelfverdediging als de enclave zou worden aangevallen door Bosnisch-Servische troepen, bij bombardementen op zowel de safe area als ook op humanitaire konvooien. Echter was niet duidelijk of geweld gebruikt mocht worden om de enclave te verdedigen en/of de bevolking te beschermen of alleen ter zelfverdediging van de soldaten. De Kamer en het kabinet interpreteerden vervolgens de geweldsinstructies op verschillende manieren. De algemene opvatting was dat Dutchbat humanitaire bescherming moest leveren waarvoor zij dus ook werden uitgerust. Bovendien ging de Nederlandse regering ervan uit dat een lichte variant betekende dat er geen sprake was van de verdediging van het gebied. Het principe van aanwezigheid en afschrikking was het uitgangspunt voor zowel bewapening als ook training van de soldaten van Dutchbat. Dat er in het element afschrikking een dilemma schuilde afschrikken was een politiek concept, 19 Ibidem, p

23 want volgens militairen was afschrikking zonder krachtige bewapening geen afschrikking daaraan werd geen aandacht geschonken. In het volgende hoofdstuk wordt gekeken naar de bewapening van Dutchbat, de rol die de luchtsteun gaat spelen in de discussie omtrent de bewapening en de training van de soldaten. 1.3 Waar ging het mis? De Veiligheidsraad negeert waarschuwingen Zoals gebleken is, waren er genoeg gaten in het mandaat waardoor UNPROFOR problemen kreeg bij het uitvoeren van haar taken. De VN-troepen konden alleen in safe areas werken met instemming van alle strijdende partijen. Maar wat zou er gebeuren als deze niet zouden instemmen? En hoe moest de humanitaire hulp aan de bevolking gebracht worden zonder een freedom of movement, dat nog steeds door de Bosnische Serven misbruikt werd om de veilige gebieden af te kapselen van de buitenwereld. Ook het demilitariseren was een probleem op zich. De bedoeling was dat de blauwhelmen de enclaves zouden ontwapenen zodat er alleen burgers uit alle etnische groepen woonden. Dit was een soort utopie omdat zo n gebied nergens in Bosnië bestond en al zeker niet in de veilige gebieden. De Bosnische Moslims wilden niet blind vertrouwen op de VN en wilden de strijd tegen de Bosnische Serven zelf in handen houden. Een derde dilemma was dat UNPROFOR een beschermrol moest gaan spelen zonder dat zij er ook de juiste uitrusting voor kreeg. En een laatste gedachte die wel interessant is, is de volgende: als safe areas beschermd zijn en dus niet aangevallen mogen worden, nodigen niet beschermde gebieden dan juist wel uit om aangevallen te worden? Dit alles maakte van het begin af aan al duidelijk dat het safe area concept moeilijk uitvoerbaar was. Daarbij kwam het probleem dat er te weinig troepen waren om het beleid effectief te maken zoals Boutros Boutros-Ghali had bedoeld met een variant van soldaten. Met dit aantal was een vredesafdwinging mogelijk geweest en kon de bevolking echt beschermd worden. Met vredeshandhaving werden juist verwachtingen gewekt, bij zowel de Moslimbevolking als ook bij de mensen die het conflict volgden via de media, die niet nagekomen konden worden. Zelfs kon de secretaris-generaal niet alle landen, zoals Islamitische landen, die troepen wilden leveren, accepteren omdat daardoor de onpartijdigheid van de VN op het spel gezet zou kunnen worden. De kans was bovendien groot dat de Bosnische Serven deze troepen niet zouden toelaten tot het gebied. Er zou met argusogen naar gekeken worden. Daarnaast hadden deze landen wel de manschappen maar niet de uitrustingen die nodig waren om het safe area beleid effectief uit te voeren. 21

24 Men was afhankelijk van grote staten zoals de Verenigde Staten, die echter weigerden troepen en extra hulpmiddelen te sturen. Van de 7600 troepen die in de safe areas zouden gaan werken, werden in de eerste zeven maanden minder dan drieduizend naar Bosnië gestuurd. De Bosnische Serven negeerden de bepalingen van resolutie 819, 824 en 836 en gingen door met hun agressieve praktijken. Volgens de Commander van UNPROFOR in Bosnië bestond er bovendien een fantastic gap between the resolutions of the Security Council, the will to execute these resolutions, and the means available to commanders in the field. Hij voegde er nog aan toe dat hij was gestopt met het lezen van de resoluties van de Veiligheidsraad omdat ze niet aansloten op de werkelijkheid. 20 Al eerder werden deze opmerkingen gemaakt bij UNPROFOR maar de Veiligheidsraad deed niets met de aanbevelingen. Op 9 mei 1994 verscheen een rapport van de secretaris-generaal over de lessen die tot nu toe geleerd waren en met verbeteringsvoorstellen. 21 Daarin vroeg hij aan de Veiligheidsraad het safe area beleid te herdefiniëren omdat het te veel onduidelijkheden inhield voor de mensen die er mee moesten werken. Duidelijk moest worden dat de veilige gebieden er waren om de mensen te beschermen en niet het gebied, dat het onder geen omstandigheden de humanitaire hulpverlening mocht benadelen en dat de resolutie rekening moest houden met een gebrek aan hulpmiddelen van UNPROFOR. Bovendien waarschuwde Boutros-Ghali voor het te snelle inzetten van luchtsteun. De informatie moest eerst geverifieerd worden om vergissingen te voorkomen. De Veiligheidsraad negeerde zowel de waarschuwingen als ook de aanbevelingen tot verbetering. Een half jaar later verscheen opnieuw een rapport van Boutros-Ghali over de veilige gebieden. 22 Deze keer legde hij ook de klemtoon op het aantal van troepen die nodig zouden zijn om het beleid effectief te maken en de gebieden echt te beschermen. Volgens hem heerste er nog steeds grote angst voor aanvallen van de Bosnische Serven in de safe areas. Wederom kwamen de problemen omtrent de luchtsteun aan bod. Het identificeren van eventuele doelen voor luchtsteun verliep moeilijk. Daarnaast was UNPROFOR een makkelijk doelwit voor gijzelingen. Volgens de secretaris-generaal moest de internationale organisatie gebonden blijven aan het beleid omdat zij de veiligheid van de burgers niet alleen kon laten afhangen van de bereidheid van de strijdenden partijen. Het safe area beleid moest herzien worden en effectiever gemaakt worden. Belangrijk was volgens de 20 Report of the Secretary-General pursuant to General Assembly resolution 53/35: The fall of Srebrenica, p. 32 (lid 124) 21 Ibidem, p. 36 (lid 146), rapport S/1994/ Ibidem, p. 39 (lid 164), rapport S/1994/

25 secretaris-generaal dat grenzen opnieuw vastgesteld moesten worden, dat de demilitarisatie in en rondom de veilige gebieden doorgezet moest worden tot complete ontwapening van het gebied en dat volledige freedom of movement gewaarborgd werd. Hij concludeerde dat UNPROFOR alleen niet in staat was om de taak te vervullen zonder de juiste hulpmiddelen. Ondanks alle aanpassingen en verbeteringen moest de missie wel een peacekeeping missie blijven. In mei 1995 verscheen een derde rapport van de secretaris-generaal over de safe areas. 23 In de tussentijd was hij door de gijzelingscrisis in Sarajevo van toon veranderd. Boutros Boutros-Ghali beklemtoonde het zelfverdedigingselement van artikel 9 van resolutie 836: Geweld is alleen toegestaan in situaties ter zelfverdediging. Luchtsteun en luchtaanval mochten alleen in het verlengde daarvan ingezet worden. Bovendien gaf hij vier verschillende opties aan voor de toekomst van het beleid: ten eerste het terugroepen van de VN-troepen, ten tweede het vasthouden aan UNPROFOR en zijn taken, ten derde het veranderen van het mandaat en het autoriseren van UNPROFOR om meer geweld te gebruiken en ten vierde het mandaat zo te veranderen en tegelijk ervoor te zorgen dat het wel een peacekeeping missie bleef. De taken van UNPROFOR zouden dan alleen peacekeeping taken zijn. Het was duidelijk dat de eerste drie opties geen echte opties waren en dat alleen optie vier overbleef. Ook al gaf Boutros-Ghali aan dat de enige effectieve manier om de safe areas veilig te maken, afhing van een politiek oplossing in Bosnië in de vorm van vredesonderhandelingen. Maar hij benadrukte nog eens de bedenkingen van zowel de Hoge Commissaris voor Vluchtelingen Ogata en de force commander van UNPRFOFOR Bernard Janvier dat de safe areas onder welke omstandigheden dan ook, nooit veilig zouden zijn en dat een aanval van de Bosnische Serven altijd te verwachten viel. 24 De gebieden in Oost-Bosnië waren nu eenmal van strategisch belang voor de Bosnisch-Servische regering. Ook deze keer wisten de landen in de Veiligheidsraad niet op een lijn te komen en reageerden zij dus geheel niet op de bezwaren, verbeteringen en voorstellen van de secretaris-generaal. Het enige dat de internationale gemeenschap wist te ondernomen om UNPROFOR robuuster te maken, was het oprichten van de rapid reaction force, om de VNtroepen te ondersteunen bij het uitvoeren van het mandaat. 23 (S/1995/444) Report of the Secretary-General pursuant to General Assembly resolution 53/35: The fall of Srebrenica, p. 48 (lid 201) 24 Ibidem, p. 49 (lid 208) 23

26 Het gebrek aan kennis, dat resulteerde in verkeerde inschattingen van de situatie in het voormalig Joegoslavië, heeft geleid tot een verkeerd beleid. De internationale gemeenschap liep telkens een stap achter op de gebeurtenissen op de Balkan. Was het onwil of onvermogen waarom het Westen zich veel te laat met het conflict ging bemoeien? In ieder geval waren er geen wezenlijke belangen die op het spel stonden door de oorlog in het voormalig Joegoslavië, dus was de interesse in de Westerse wereld klein om het conflict op te lossen. Voornamelijk de Verenigde Staten vonden dat Europa het probleem zelf maar moest oplossen en zijn wilden er dus niets mee te maken hebben. Toen het onderwerp verschoof van de agenda van de Europese Unie naar die van de Verenigde Naties, was Washington gedwongen om zich er toch mee bezig te houden. De verdeeldheid in het Veiligheidsraad tussen zowel de permanente vijf, maar ook tussen de niet-gebonden landen en de permanente vijf, is de besluitvormingsprocedure ook niet ten goede gekomen. De resoluties die aangenomen werden waren compromissen en dus onduidelijk. De discrepantie tussen de resoluties die op politiek niveau ontstonden, en de werkelijkheid op de grond in Bosnië was dusdanig groot dat de mandaten niet functioneerden of nauwelijks toegepast konden worden in de praktijk. De commandant van UNPROFOR in Bosnië heeft tal van keren opgemerkt dat UNPROFOR niet kon werken met deze resoluties omdat de eenheden zich meer in problemen werkten dan dat ze effectief konden optreden. Hij pleitte daarom ook steeds weer voor een actiever optreden van de VNtroepen. Hij stopte zelfs met het lezen van de resoluties omdat er toch nauwelijks iets nieuws in stond dat ten goede kwam aan de effectiviteit van de troepen die onder zijn leiding stonden. De waarschuwingen die zowel van de secretaris-generaal van de VN kwamen als ook van de Hoge Commissaris voor Vluchtelingen, maar ook van niet-overheid organisaties, werden genegeerd omdat de landen van de Veiligheidsraad niet op een lijn wisten te komen. Dus werd er simpelweg niet gereageerd op de verschillende geluiden omtrent het safe area beleid. De beloftes die de internationale gemeenschap had gemaakt met het sturen van UNPROFOR de United Nations Protection Forces en met het oprichten van safe areas veilige gebieden konden niet nagekomen worden vanwege de discrepantie tussen de politieke besluiten en de werkelijke situatie op de grond, die de politici niet begrepen en waarop zij geen invloed hadden. De resoluties waren een manier om iets te doen, wat niet betekende dat dat het beste was dat ze konden doen. Het was het enige dat gedaan kon worden gezien de situatie en de verdeeldheid in de Veiligheidsraad. De veilige gebieden boden geen bescherming voor de bevolking omdat de VN-troepen die er gestationeerd waren geen bevoegdheden hadden om dusdanig op te treden tegen de Bosnische Serven dat zij ook werkelijk bescherming konden garanderen. De gebieden waren niet veilig omdat 24

27 er onduidelijkheden bestonden over wat nou beschermd moest worden de bevolking, het gebied of alleen de blauwhelmen zelf? De safe areas waren niet veilig omdat in het geval van Dutchbat de VN-soldaten een speelbal van de strijdende partijen waren. De beloftes die gemaakt werden met betrekking tot safe areas wekten verkeerde verwachtingen bij de bevolking. Toen de enclave Srebrenica in juli 1995 aangevallen werd, vluchtte de bevolking naar de compound van Dutchbat in Potocari, waar zij dachten beschermd en opgevangen te worden door de Nederlandse blauwhelmen. Deze bescherming was vanaf het begin niet mogelijk geweest, alleen dat wist de bevolking op dat moment nog niet Gemiste kansen of nalatigheid Dat de Nederlandse regering haar kansen had gemist om voorwaarden te stellen aan de uitzending van de Luchtmobiele Brigade is al in hoofdstuk uitgebreid aan bod gekomen. Toen de locatie bekend was, was er echter op politiek niveau geen contact met de Canadese ambassade of de regering in Ottawa om naar de ervaringen van Canbat te informeren. De derde verkenningsmissie die in Bosnië was toen de locatie bekend werd, kreeg wel een uitgebreide briefing van een commandant van Canbat maar was zelf nooit in Srebrenica geweest. Zij werd afgewezen door de Bosnische Serven. Dit zou uiteindelijk leiden tot een poging van Nederland om onder Srebrenica uit te komen, wat niet graag gezien werd bij de VN. 25 De aanvraag werd tenslotte ook afgewezen en Dutchbat ging een aantal maanden later dan gepland naar Srebrenica. Ook al had Nederland geen keus en moest het de locatie Srebrenica accepteren want voor afwijzen was het nu te laat, het had er wel voor kunnen kiezen om de uitzending zo goed mogelijk voor te bereiden door onder andere inlichtingen en informatie te verzamelen. Dit werd echter nauwelijks gedaan. De kennis omtrent Srebrenica was niet groot bij de defensiestaf en de landmacht. Ook was er geen risicoanalyse gemaakt inzake Srebrenica en Zepa door de Militaire Inlichtingendienst, of aangevraagd door het ministerie van Defensie. Wel verklaarde de MID aan de onderzoekers van het NIOD dat op basis van de beschikbare informatie, met name een afweging van de militaire krachtsverhoudingen ter plaatse, [ ] kon worden geconcludeerd dat de enclave vanuit militaire optiek onverdedigbaar was. 26 Deze informatie was echter niet bekend bij de politieke elite van Nederland. 25 J.C.H. Blom, Srebrenica, een veilig gebied. Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area, deel 1, p Ibidem, deel 1, p

28 Doordat deze elite, met name de Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie, maar ook de Minister-president Ruud Lubbers, een voorbeeld wilde zijn voor de internationale gemeenschap en deze wilde overhalen om actiever op te treden, bod Nederland een logistieke eenheid aan waarvan de ministers voor het aanbieden al wisten dat deze niet gerealiseerd kon worden. Daardoor werkte het land zich in een moeilijke positie: Het riep het hardst om een actiever optreden, maar kon zelf zijn beloftes niet nakomen en bijna zelfs niet actiever optreden omdat er niet genoeg middelen of eenheden waren. Ook Nederland ging nog gebukt onder de heroriëntering en structurering van defensie na het eind van de Koude Oorlog. Het NIOD beschuldigde de Nederlandse regering bovendien van nalatigheid in het volgen en signaleren van relevante ontwikkelingen voor Dutchbat 27 omdat zij simpelweg niet wilde geloven dat de Bosnische Serven de internationale gemeenschap zouden negeren en safe areas zouden aanvallen. Bovendien ging zij ervan uit dat zodra de soldaten uitgezonden waren, zij niet meer onder Nederlandse maar onder de hoede van de VN stonden en dat nationale bemoeienissen met UNPROFOR niet gewenst waren. Dat andere landen dat wel deden, was voor Nederland geen reden om zich in de zaak te mengen. Dit heeft ook betrekking op het inwinnen van inlichtingen zoals later in dit onderzoek aan bod zal komen. Nederland heeft dus geenszins de situatie voorbeeldig aangepakt, zoals de regering het aanbieden van de logistieke eenheid uitlegde: Als wij het doen, dan zullen de anderen wel volgen. De anderen volgden echter het Nederlandse voorbeeld niet. Zo stond Nederland alleen in het aanbieden van extra eenheden om de situatie in Bosnië te controleren, die het bovendien niet kon realiseren. Daarbij komt nog het aanbod van de Luchtmobiele Brigade waaraan geen voorwaarden gesteld werden vanwege miscommunicatie tussen minister Ter Beek van Defensie en minister van Buitenlandse Zaken Kooijmans. Ook al wist Ministerpresident Lubbers niets van meningsverschillen tussen de twee ministers bij hem zouden de klachten als eerst terecht moeten zijn gekomen was deze miscommunicatie wel gebaseerd op een meningsverschil. De troepen moesten volgens Kooijmans voor resolutie 836 aangeboden worden en niet alleen voor de vredesregeling, zoals Ter Beek dat had gedaan. Door de stap van de minister van Buitenlandse Zaken om de minister van Defensie er niet van op de hoogte te brengen dat de brief met voorwaarden niet doorgestuurd werd naar de VN, kwam Nederland in de moeilijke situatie waarin het zijn lot moest aanvaarden: 27 Ibidem, deel 1, p

29 de locatie van inzet werd bepaald door UNPROFOR en Nederland kon er weinig aan veranderen. Toen de locatie bekend was, had Nederland alles wat in zijn macht stond kunnen doen om de uitzending zo goed mogelijk te laten verlopen, maar het koos ervoor bewust of onbewust dat niet te doen. De troepen vielen nu onder de vlag van de VN en vielen dus ook onder de verantwoordelijkheid van de VN. Aan inlichtingenvergaring werd niet gedaan omdat dat volgens Nederland de taak van de Verenigde Naties was, ondanks het bekende feit dat de VN geen inlichtingencentrum heeft, maar afhankelijk is van de informatie die de lidstaten aan de organisatie willen geven. Dutchbat ging met enige vertraging naar Srebrenica, waar bleek dat ze geheel niet voorbereid waren op de situatie in Bosnië. De troepen kwamen terecht in een scenario waarvan ze niet eens hadden gedroomd, een hel zoals Phillippe Morillon het noemde. De missie viel zwaar tegen. In het volgende hoofdstuk zullen de beslissingen van Nederland met betrekking tot de bewapening, de luchtsteun, de voorbereiding en de training van de Luchtmobiele Brigade aan bod komen. 27

30 2 De voorbereidingen van de uitzending Dutchbat nam deel aan een peacekeeping missie van de Verenigde Naties. Om de missie te laten slagen is een aantal bepalende kenmerken belangrijk. Ten eerste mogen de troepen alleen in het gebied opereren als alle strijdende partijen hun toestemming hebben gegeven. Dit betekent ook dat de partijen moeten samenwerken met de VN-soldaten om de situatie op de grond te verbeteren. Ten tweede is het onpartijdige optreden van de blauwhelmen noodzakelijk. Ten derde zijn de VN-troepen licht bewapend en mogen zij geweld alleen ter zelfverdediging gebruiken. Na een aantal humanitaire rampen in de jaren negentig, voornamelijk de genociden in Rwanda en Srebrenica, waren de Verenigde Naties gedwongen de vredesmissies te herzien. Dit gebeurde in het Brahimi rapport 28, dat in 2000 probeerde het optreden van de troepen robuuster te maken en de gevechtsinstructies beter aan de situatie op de grond aan te passen. Hierbij sluit het rapport onder andere aan bij de problemen die op politiek niveau speelden tijdens de UNPROFOR missie in Bosnië. De discrepantie die in hoofdstuk 1 aan bod kwam en de verdeeldheid in de Veiligheidsraad met betrekking tot een harder en actiever optreden van de blauwhelmen vormden één van de problemen waarmee het Department of Peacekeeping Operations zich moest bezighouden. Een ander probleem met peacekeeping operaties is dat deze vorm van vredesmissies niet is opgenomen in het Handvest van de VN. Bij de oprichting van de volkerenorganisatie werd het bestrijden van conflicten tussen staten in het Handvest opgenomen en inmenging bij interne aangelegenheden in een nationale staat verboden (artikel 2, hoofdstuk 7) 29. Maar na het eind van de Koude Oorlog verschenen nieuwe vormen van conflicten, zoals burgeroorlogen en interne conflicten. Het hoofddoel van de Verenigde Naties was de internationale vrede en veiligheid. Dit doel werd bedreigd door de toenemende onrust in de wereld. Door het einde van de Koude Oorlog en de impasse die daardoor werd veroorzaakt in de Veiligheidsraad, was er wel een ruimte ontstaan waarin de VN kon manoeuvreren ten aanzien van deze interstatelijke conflicten. Toch bleef grote onduidelijkheid en onenigheid over deze kwestie bestaan. Eén van de redenen daarvoor is dat peacekeeping operaties zich, juridisch gezien, ergens tussen Hoofdstuk VI en VII van het Handvest bevinden. Ze worden daarom vaak chapter six-and-a-half-operations 30 genoemd. Maar er staan verder geen bepalingen over deze vredesmissie in het Handvest J.C.H. Blom, Srebrenica, een veilig gebied. Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area, deel 1, p

31 Na de val van de safe area Srebrenica werd door critici vaak aangehaald dat de Nederlandse blauwhelmen te licht bewapend waren om de Bosnische Serven die in juli 1995 de enclave aanvielen en innamen af te schrikken. Het deterrence by presence was niet afwerend genoeg om de Bosnisch-Servische militairen op afstand te houden en de bewapening niet angstaanjagend genoeg. Die wapens, die de VN-troepen bij zich hadden, mochten zij alleen gebruiken ter zelfverdediging zoals het mandaat bepaalde. Zoals in het vorige hoofdstuk aan bod kwam, kon Nederland voorwaarden stellen met betrekking tot de locatie en de periode van de uitzending. Van deze mogelijkheid heeft de regering echter geen gebruik gemaakt. Wel moest het land zelf de bewapening van de eigen troepen en de zwaarte ervan bepalen. Dit werd besloten door chef-defensiestaf Van der Vlis en de bevelhebber van de Koninklijke Landmacht Couzy. Waarom kozen zij voor een bewapening die achteraf te licht bleek te zijn? 2.1 Nederland kiest voor te lichte bewapening In 1993 nam de Nederlandse regering de beslissing om troepen in VN-verband naar Bosnië- Herzegovina te sturen. Daarbij faalde Nederland om voorwaarden te stellen zoals in het vorige hoofdstuk gebleken is. De zwaarte van de bewapening voor Dutchbat was echter wel een onderdeel van de Nederlandse besluitvorming evenals de opleiding en training van de manschappen die op uitzending zouden gaan. De invulling daarvan viel onder de verantwoordelijkheid van Van der Vlis en Couzy, die eigenlijk geen voorstanders van de uitzending naar Bosnië waren. Na de Koude Oorlog begon de defensie van Nederland zich te herstructureren. In het kader van deze heroriëntering werd er een nieuwe brigade opgericht, de Luchtmobiele Brigade, die door de integratie van helikopters flexibeler en mobieler was dan de traditionele eenheden. Deze helikopters werden in een campagne van de Koninklijke Landmacht ingezet om jonge mannen en vrouwen te overtuigen beroepsmilitair te worden. Het dilemma was namelijk dat het leger voornamelijk uit dienstplichtigen bestond die niet verplicht uitgezonden konden worden. Na maandenlange debatten over uitzending naar Bosnië, ging de Tweede Kamer akkoord met de optie van de Luchtmobiele Brigade. Daarna was het de taak van Couzy en Van der Vlis de eenheid uit te rusten en te trainen. Zij kozen voor een lichte infanterie-eenheid met extra middelen in de vorm van een aantal zware wapens, namelijk negen TOW antitankwapens, 27 dragon antitankwapens, negen 81 millimeter mortieren en 49 pantser-infanterievoertuigen met rupsband (type YPR 765) uitgerust met 29

32 .50 mitrailleurs. 31 Ook helikopters zouden in eerste instantie meegenomen worden naar Bosnië omdat die een onderdeel van de Brigade waren. De Bosnische Serven lieten echter niet toe dat de Nederlanders met helikopters in het gebied zouden arriveren. 32 De keuze van Defensie om pantservoertuigen mee te nemen op de uitzending was gedeeltelijk beïnvloed door de Tweede Kamer. De kamerleden hadden gehoord dat andere landen tanks mee hadden genomen naar het uitzendgebied en wilden dat Nederland dat ook zou doen. Van der Vlis vond juist dat de tanks in Bosnië niet goed van pas kwamen en hun inzet door de Tweede Kamer overschat werd. Denemarken bijvoorbeeld had zulke tanks in het uitzendgebied, maar de negen of elf [ ] die [zij] hadden meegenomen, [hadden] één of twee keer geschoten [ ] en toen [waren] zij ermee opgehouden, want het gevolg daarvan was dat er represailles kwamen van de Servische eenheden, namelijk het gijzelen van waarnemers van de VN, aldus Van der Vlis. 33 Ook het aanleveren van tanks verliep niet zo makkelijk. Vaak zwierven deze het hele land door voordat ze door de Bosnische Serven of in het gebied toegelaten of naar huis teruggestuurd werden. Zelfs als Couzy en Van der Vlis toch tanks hadden mee willen nemen, moesten zij eerst een ander probleem oplossen, namelijk Nederland had er geen ter beschikking en kon er ook geen lenen van andere landen. De enige optie die overbleef was pantservoertuigen met rupsband. Die zouden gebruikt worden als battlefield taxi s en om de Nederlandse militairen meer bescherming te bieden. Defensie beschikte over drie verschillend uitgeruste YPRvoertuigen: de YPR met TOW antitankwapens, de YPR met 25mm KBA afkomstig van de pantserinfanterie en de YRP met.50 mitrailleurs van de 101 e infanterie. Dat de keuze op het.50 mitrailleur viel, had de volgende redenen. Ook al kon het 25mm boordkanon meer doelen uitschakelen, was het wapen kwetsbaar. De onderdelen moesten regelmatig vervangen worden, wilde het wapen goed functioneren. De bevoorrading in Bosnië was echter niet betrouwbaar en er bestond het risico dat de onderdelen niet op tijd naar de enclave getransporteerd konden worden waardoor het wapen onbruikbaar werd. Het.50 mitrailleur had minder vaak mankementen en kon bovendien makkelijker gericht worden op de doelen. De nadelen van dit wapen waren dat het minder doorborend vermogen had dan het kanon. Bovendien zat de schutter open boven op het voertuig. Deze moest dus onder een pantserkoepel geplaatst worden, die wederom moeilijk met mankracht te draaien was. 31 J.C.H. Blom, Srebrenica, een veilig gebied. Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area, deel 1, p Ibidem, deel 2, p Parlementaire enquête, Commissie Bakker, Missie zonder vrede, p

33 De leden van de Tweede Kamer hadden twijfels met betrekking tot de keuze van de YPR met.50 mitrailleur. Zij wilden dat het 25mm kanon mee zou worden genomen naar Bosnië omdat volgens hen het wapensysteem robuuster was en het een grotere afschrikkende uitstraling had. Uiteindelijk vertrouwden zij toch op de toezeggingen en uitleg van het ministerie van Defensie. Van der Vlis en Couzy kozen voor het mitrailleur om drie redenen: Ten eerste konden de manschappen makkelijk getraind worden voor het gebruik van het mitrailleur. De opleiding was voor iedereen mogelijk en kon binnen een dag afgerond worden. De opleiding tot het bedienen van het 25mm kanon was alleen voor de schutter bedoeld en zou vijf tot tien dagen duren. Gezien de tijdsnood waarin de Koninklijke Landmacht verkeerde om de soldaten op te leiden, was de opleiding tot bedienen van het mitrailleur geschikter. Naast het opleidingsargument hechtte Couzy ook veel belang aan het zojuist beschreven onderhoudselement van het wapen. Ten tweede speelde voor de besluitnemers het optreden in VN-verband een rol. Volgens het mandaat van de Veiligheidsraad moest de bewapening licht zijn. Couzy en Van der Vlis leidden daaruit af dat ook het 25mm kanon niet gebruikt mocht worden. Dit argument werd echter door critici onderuitgehaald. Resolutie 807, waar voor het eerst hoofdstuk VII aangehaald werd, en 819 stonden zwaardere bewapening toe ter beveiliging van de troepen, zolang de operatie een peacekeeping missie bleef waar zelfverdediging voorop stond en ook de wapens aan deze voorwaarde voldeden. Omdat verschillende landen hun troepen hadden uitgerust met zwaardere wapens dan de VN eigenlijk had toegestaan, maar dit toch door New York gedoogd werd, was het argument dat Couzy en Van der Vlis aanhaalden niet helemaal correct. Bovendien vond Bosnia Herzegovina commandant Francis Briquemont het spijtig dat het hem niet gelukt was Nederland over te halen zwaarder bewapend in het gebied te komen, ook al was deze beslissing puur een Nederlandse aangelegenheid was. 34 Ten derde moesten als onderdeel van de voorwaarden van een peacekeeping operatie de strijdende partijen akkoord gaan met de komst van de VN-troepen. Couzy en Van der Vlis wilden niet dat de Bosnische Serven bezwaar zouden hebben tegen een te zware bewapening. Eigenlijk was deze reden veel later pas van toepassing omdat Nederland op het moment dat voor deze bewapening werd gekozen, nog niet wist waar Dutchbat ingezet zou worden. De zwaarte van de bewapening werd echter ook niet meer gewijzigd nadat de locatie bekend was. De achterliggende reden voor Van der Vlis en Couzy was bovendien bureaupolitiek: De Luchtmobiele Brigade mocht volgens hen niet te veel op een pantserinfanterie gaan 34 J.C.H. Blom, Srebrenica, een veilig gebied. Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area, deel 1, p

34 lijken. De brigade had sinds begin van de debatten over uitzending meerdere malen onder vuur gestaan. Het zou een te dure investering zijn geweest voor een eenheid die niet altijd even geschikt ingezet kon worden. 35 De helikopters die de brigade juist mobieler en flexibeler moesten maken, konden niet altijd mee op uitzending, zoals zou blijken in het geval van Srebrenica. Couzy en Van der Vlis waren ervan overtuigd dat een te zware uitrusting juist weer vraagtekens zou zetten achter het concept van de Luchtmobiele Brigade en dat de meerwaarde van de eenheid verloren zou gaan. 36 De chef-defensiestaf en de bevelhebber van de landmacht werden op het punt bewapening sterk bekritiseerd door onder andere Buitenlandse Zaken (directie Atlantische Samenwerking en Veiligheid) en de Nederlandse officierenvereniging (NOV). Zij waarschuwden voor de te lichte bewapening. Maar volgens de besluitnemers was deze uitrusting adequaat voor de missie onder resolutie De opleiding en training van Dutchbat Nadat de bewapening was gekozen, moesten de Nederlandse militairen opgeleid worden en trainen met deze wapens. Deze opleiding verschilde nauwelijks voor Dutchbat I, II en III, maar de problemen waarmee de eerste lichting geconfronteerd werd, waren uiteindelijk bij de derde veel groter. Eén van de grootste problemen ontstond met betrekking tot het personeel. Het kostte veel tijd om geschikte beroepsmilitairen te vinden die op uitzending gestuurd konden worden. Dienstplichtigen mochten niet verplicht worden aan de missie deel te nemen, maar omdat er te weinig beroepsmilitaire beschikbaar waren, wilde defensie toch tijdelijk zo was het in ieder geval bedoeld de staf- en verzorgingcompagnie opvullen met dienstplichtigen. Het ging bovendien maar om een beperkt aantal functies. Uiteindelijk bleef men dit ook bij Dutchbat II en III handhaven om grotere problemen met het personeel te voorkomen. Voornamelijk Dutchbat III had problemen met het vinden van gekwalificeerde beroepsmilitairen omdat er weinig personeel ter beschikking stond. De meeste soldaten waren immers al op uitzending geweest met Dutchbat I of II. De militairen werden uiteindelijk uit tachtig verschillende ondersteunende eenheden bij elkaar geraapt waardoor er geen sprake was van een esprit de corps. Bovendien was de gemiddelde soldaat heel jong en had volgens Karremans geen levenservaring maar enkel schoolervaring. 37 Een ander probleem bij de opleiding van Dutchbat was dat elke militair voorafgaand aan het opwerkprogramma zo heette het gespecialiseerde opleidingsprogramma eerst 35 Ibidem, pp Ibidem, p. 1127, citaat van R. Reitsma 37 Peter Bootsma, Srebrenica Het officiële NIOD-rapport samengevat, p

35 de algemene infanterieopleiding en de speciale luchtmobiele training afgerond moest hebben. Deze twee vooropleidingen waren gericht op groene militaire vaardigheden. De bekwaamheden voor vredesmissie werden geleerd in een algemene basiscursus. Omdat op het moment dat het opwerkprogramma begon, de eenheden nog niet gevuld waren, hadden de laatkomers en de toegevoegde eenheden soms deze cursus en andere opleidingen nog niet gevolgd. Aangezien de opleiding alleen gegeven werd in kleinere groepen, ontstond er al snel een wachtlijst. Veel soldaten hadden dan ook cursussen en opleidingen gemist toen ze op uitzending gingen. Bij Dutchbat II en III was dit probleem zelfs groter, ondanks de mogelijkheid van de startproblemen van Dutchbat I te leren. De invulling van het opwerkprogramma was gezien de uitzending naar Bosnië een vredesmissie betrof niet ideaal. Er werd voornamelijk geoefend op gevechten en groene activiteiten. Een ander nadeel was dat de opleiding en de training in Nederland plaatsvonden zodat de leiding van de Koninklijke Landmacht en Luchtmobiele Brigade weinig contact hadden met UNPROFOR, die voor adequate informatie en inlichting over het gebied had kunnen zorgen. Daardoor had Dutchbat over de situatie voorgelicht kunnen worden waarmee de militairen uiteindelijk zouden geconfronteerd worden. Dit was dan ook een groot gebrek in de opleiding van Dutchbat. De voorlichting van land en cultuur was een sluitstuk. Zoiets als: we hebben nog twee uurtjes 38 en als er niets anders te doen was. Daardoor miste de opleidingsleiding de kans om de soldaten voor te bereiden op de situatie waarmee zij in de praktijk te maken kregen en om de cultuurschok zo goed mogelijk te voorkomen. De uitzending werd voornamelijk beschouwd als een militaire operatie, wat ook de opleiding beïnvloedde. Er werd geen rekening gehouden met de situatie die Dutchbat zou aantreffen in Srebrenica. Ook vonden na de eerste lichting geen wijzigingen in het opwerkprogramma van Dutchbat II en III plaats. Zelfs de contacten tussen Dutchbat III en op uitzending Dutchbat II waren niet doelgericht gestructureerd zodat de ervaringen van de tweede lichting, maar ook van de eerste lichting, geen onderdeel van de opleiding van de derde waren. De opleiding en de organisatie vertoonden weinig leervermogen en daardoor werden kostbare kansen gemist de training van de soldaten te verbeteren en ze voor te bereiden op wat hen te wachten stond. De opleiding kende geen interesse in de cultuur van Bosnië, maar hield stereotype versimpelingen aan die niet overeenkwamen met de werkelijke situatie in Srebrenica Parlementaire enquête, Commissie Bakker, Missie zonder vrede, p Peter Bootsma, Srebrenica Het officiële NIOD-rapport samengevat, p

36 Begin 1994 werd eindelijk een Nederlandse verkenningsgroep toegelaten in Srebrenica die vervolgens nog met verbeteringsvoorstellen kwam voor Dutchbat zodra deze in de enclave was, zoals het verbeteren van de contacten met de strijdende partijen. Bovendien werd aangeraden in Potocari een compound op te richten omdat het gebied daar meer mogelijkheden bood dan in Srebrenica-stad. Wel moest de compound nog opgeknapt en de wegen verbeterd worden. In maart 1994 ging Dutchbat I op uitzending. De bevoorrading voor deze lichting, die twee maanden eerder al op transport was gestuurd, kwam pas in juni 1994 in de enclave aan. Zowel Dutchbat als Defensie had niet gerekend op zulke vertragingen en werd geconfronteerd met de werkelijkheid in Bosnië. Bovendien werd een compagnie van Dutchbat, de A-compagnie, ingezet bij het vliegveld in Tuzla, de rest in Srebrenica, waardoor de Luchtmobiele Brigade gescheiden werd. Dit zou allemaal gevolgen hebben voor de gebeurtenissen in de julidagen van De situatie in Srebrenica, de problemen met de bevoorrading en de bewegingsvrijheid Resolutie 819 hield het volgende in met betrekking tot de bewegingsvrijheid van UNPROFOR en de hulpkonvooien: De Veiligheidsraad further demands that all parties guarantee the safety and full freedom of movement of UNPROFOR and of all other United Nations personnel as well as members of humanitarian organizations; en demands the unimpeded delivery of humanitarian assistance to all parts of the Republic of Bosnia and Herzegovina, in particular to the civilian population of Srebrenica and its surrounding areas and recalls that such impediments to the delivery of humanitarian assistance constitute a serious violation of international humanitarian law. 40 Daarnaast veroordeelde de Raad de VRS het leger van de Bosnische Serven voor the deliberate interdiction by Bosnian Serb paramilitary units of humanitarian assistance convoys and the actions taken by Bosnian Serb paramilitary units against UNPROFOR, in particular, their refusal to guarantee the safety and freedom of movement of UNPROFOR personnel. 41 Daarmee leek de eerste stap gezet om de bewegingsvrijheid van de blauwhelmen en de hulporganisatie in Bosnië en Herzegovina te garanderen. Deze resolutie had echter geen invloed op de gebeurtenissen op de grond die veroorzaakt werden door de strijdende partijen. Hulpkonvooien van hulporganisaties zoals UNHCR, Médicins Sans Frontières en het Internationale Rode Kruis maar ook de eenheden van UNPROFOR werden regelmatig door de strijdende partijen tegengehouden en moesten 40 resolutie 819 ( (zie annex) 41 Ibidem (zie annex) 34

37 op toestemming van de partijen wachten tot dat ze weer verder konden. Vaak werd ook tol gevraagd in de vorm van hulpmiddelen die in de konvooien naar gebieden getransporteerd dienden te worden. Er werd dus ook kritiek geuit dat deze humanitaire hulp die de blauwhelmen en de hulporganisaties aan de bevolking bracht, de oorlog in leven hebben gehouden. Door deze tollen konden de strijdende partijen overleven en doorgaan met vechten. 42 De beperkingen waarmee de blauwhelmen werden geconfronteerd werden elk jaar erger. Dit zal in dit hoofdstuk beschouwd worden aan de hand van de ervaring van Dutchbat in Srebrenica. Daarvoor zal eerst de situatie in de enclave beschreven worden en daarna de acties die zowel de VRS als ook de ABiH het leger van de Bosnische Moslims ondernamen waarmee de freedom of movement geschonden werd en waarom. Op 15 januari 1993 verklaarde de Hoge Commissaris van UNHCR Ogata dat de Bosnisch Servische autoriteiten weigerden samen te werken door de toegang van konvooien niet te geven. Ook had zij kritiek op de Bosnisch autoriteiten, die vonden dat de hulpverlening de militaire interventie in de weg stond. Ogata vond het frustrerend hoe de politieke partijen het concept freedom of movement gebruikten om hun zin te krijgen. 43 UNPROFOR en UNHCR werden dagelijks geconfronteerd met wegblokkades waar iedere keer aan de strijdende partijen toestemming gevraagd moest worden om het gebied in te mogen. Deze toestemming ging iedere keer gepaard met een beloning die de partijen verwachtten als dank voor het verlenen van toegang. Omdat Ogata er genoeg van had dat autoriteiten uit politieke overwegingen de distributie van hulpmiddelen belemmerden, stopte zij in februari de hulpkonvooien aan de Moslims. Daarmee verraste zij de hele wereld en stootte op onbegrip onder ander bij president Alija Izetbegović. Hij dreigde vervolgens meteen met het boycotten van de vredesonderhandelingen en klopte bovendien aan de deuren van Washington om hulp in de vorm van bevoorrading uit de lucht. Voordat de Verenigde Staten actie konden ondernemen, had Ogata de garantie van alle strijdende partijen gekregen dat zij in toekomst de freedom of movement zouden respecteren en garanderen. Daarmee werden de konvooien weer op pad gestuurd. De bewegingsvrijheid van UNPROFOR en de hulporganisaties zouden echter ook daarna nog met grote belemmeringen geconfronteerd worden. 42 Peter Bootsma, Srebrenica Het officiële NIOD-rapport samengevat, p J.C.H. Blom, Srebrenica, een veilig gebied. Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area, deel 1, p

38 2.3.1 De situatie in de safe area Srebrenica Ook Srebrenica had te lijden onder de werkwijzen van de strijdende partijen. Begin maart 1993 was Srebrenica geheel afgesloten van de buitenwereld. Geen hulpkonvooien bereikten de enclave meer, de laatste had zijn goederen op 10 december 1992 in de stad afgeleverd. De situatie in de safe area was dus ook verschrikkelijk. Sinds het begin van de oorlog toen er nog 6000 mensen woonden, waren er duizenden vluchtelingen naar Srebrenica gekomen om daar onderdak en bescherming te zoeken. Dit had tot gevolg dat het aantal van de bewoners bijna was verzevenvoudigd. Van de 6000 mensen die voor de oorlog in de stad woonden, leefden in de oorlogsjaren alleen nog maar een paar honderd in Srebrenica. De vluchtelingen trokken dus ook in de leegstaande huizen die de oorspronkelijke bewoners achter hadden gelaten. Maar er was niet genoeg ruimte. Volgens het NIOD rapport had ieder vluchteling 1,5 m2 tot zijn beschikking. Deze huisvestigingsproblemen waren maar één van de velen. Er was een gebrek aan voedsel, aan hygiëne aangezien er geen konvooien met zeep en wasmiddel naar de enclave toegelaten werden, aan gepaste kleding voor de winter die het ergst waren voor de bevolking in Srebrenica aan zout en aan drinkbaar en gezuiverd water. Als gevolg van de onmenselijk situatie in de safe area braken er ook ziektes en epidemieën uit, van luizen en vlooien epidemieën, tot darmziektes en hepatitis. Het ziekenhuis van Srebrenica kon het aantal zieken en gewonden niet aan. Bovendien werkten er geen opgeleiden chirurgen, was er te weinig ruimte voor alle zieken mensen zodat een grootgedeelte ervan in hotels ondergebracht werden. Sinds Morillon ervoor gezorgd had dat Srebrenica onder toezicht van de VN kwam te staan, verslechterde de situatie geleidelijk tot een steeds onmenselijker wordende situatie, aldus UNHCR en Médicins Sans Frontières. Ook elke Dutchbatter werd bij aankomst in de enclave geconfronteerd met een verschrikkelijke situatie in de stad, die hen in een schok verzette. Een ander probleem waardoor de situatie voor de vluchtelingen in Srebrenica verslechterde, was dat de civiele en militaire autoriteiten van de gemeente zich niet bekommerden om het lot van de vluchtelingen. Er heerste een grote kloof tussen de originele bewoners en de gevluchte Moslims. Terwijl de enkele honderd oorspronkelijke inwoners in hun huizen woonden waar ze genoeg ruimte hadden, woonden honderden vluchtelingen in gymzalen of schoollokalen. Terwijl de autoriteiten ervoor zorgden dat de inwoners aan niets te kort kwamen, moesten de vluchtelingen honger en kou lijden. Het was natuurlijk niet zo dat de eerste groep in luxe woonde, maar in vergelijk met de vluchtelingen hadden zij een beter leven. 36

39 Die hulpgoederen die UNHCR in de enclave wist te brengen belandden voor een groot gedeelte op de zwarte markt die door het gebrek aan alles opbloeide. Dit kwam doordat UNPROFOR geen controle had bij de distributie van de goederen. De civiele autoriteit in Srebrenica had dit in handen, waardoor veel door de achterdeur verdween en te goede kwam aan de ABiH en de zwarte markt. De VRS beklaagde zich dan ook dat telkens als zij een konvooi van UNHCR hadden doorgelaten, binnen 24 uur de ABiH in aanval gingen. 44 De vluchtelingen en gewone inwoners hadden echter weinig aan deze markt aangezien de prijzen voor de goederen zo hoog lagen dat zij dat gewoonweg niet konden betalen. Daarnaast groeide de smokkelbranche tussen Srebrenica en Zepa op, wat ook een doorn in het oog van de Bosnische Serven was. De VRS wilde door het niet toelaten van hulpgoederen de safe area namelijk in haar wurggreep houden. Zij bepaalden wanneer en wat de bevolking kreeg, wat steeds minder werd hoe verder de oorlog was gevorderd. Door deze wurggreep probeerden de Bosnische Serven de ABiH tot opgeven te bewegen of ervoor te zorgen dat de gemeente simpelweg ophield te bestaan. Het was een onderdeel van hun biologische oorlogsvoering: de inwoners krijgen geen zout, geen zuiver water, geen voedsel en kleren voor in de winter. De Bosnische Moslims zouden of vluchten of doodvriezen of hongeren Dutchbat in Srebrenica Dutchbat kwam in drie verschillende periodes naar Srebrenica, waarin de situatie steeds verslechterde. Ook al was de winter van erg moeilijk, werd de situatie in de lente van 1994 weer iets dragelijker omdat er opnieuw konvooien met hulpmiddelen en vers voedsel toegelaten werden tot de enclave. In deze periode arriveerde ook Dutchbat I onder de leiding van bataljoncommandant C.H.P. Vermeulen. Toch werden de troepen meteen geconfronteerd met de werkelijkheid op de grond en dus ook met het schenden van de bewegingsvrijheid, zoals het volgende citaat van Vermeulen verduidelijkt. Je moest honderd kilometer logistieke route afleggen door Bosnisch-Servisch gebied, waar je ieder moment beschoten kon worden. Om de haverklap werd je aangehouden door [Bosnische Serven]. Ze controleerden je papieren op namen, geboortedata en zelfs wapennummers. Je moest overal toestemming voor hebben. De VN had hiermee ingestemd en dus al een belangrijk instrument, Freedom of Movement, uit handen gegeven. 45 Dutchbat realiseerde zich dat de VRS niet stond te springen om de Nederlandse troepen toe te laten in het gebied waarvoor zij bestemd waren. Ook hun materiaal werd maandenlang tegengehouden en 44 Ibidem, p Ibidem, pp

40 arriveerde pas in juni wat voor vertragingen aan de operationele taken van Dutchbat I zorgde. Maar ook door de Moslimbevolking werden de blauwhelmen niet met euforie ontvangen. Er heerste groot wantrouwen tussen de VRS en ABiH en haat onder de bevolking tegenover UNPROFOR en dus ook Dutchbat. Beide partijen probeerden vanaf het begin de Nederlanders te manipuleren en aan haar kant te krijgen. De Bosnische Serven lieten in het begin slechts enkele konvooien door, zodat Dutchbat geen bouwmaterialen hadden voor de observatie posten. Ook de helikopters, die voor Defensie zo belangrijk waren omdat de Luchtmobiele Brigade zich daardoor zou onderscheiden van een pantserinfanterie, mochten niet mee de enclave in en gingen uiteindelijk in september 1994 terug naar Nederland. 46 De cultuurschok die de Nederlandse blauwhelmen bij aankomst in de enclave ondergingen versterkte zich door de kloof die heerste tussen de bewoners en Dutchbat. Laatste vond het moeilijk begrip op te brengen voor de Bosnische Moslims omdat er een grote kloof tussen arm en rijk was en omdat niemand zich om de andere bleek te bekommeren. Bovendien werden er vaak dingen gestolen op de compounds. Een fenomeen dat op onbegrip zorgde was dat de Moslims en Serven toch bleken samen te werken als het ging om smokkel van goederen en voedsel aan de bestandsgrens. Het ging daarbij vaak om oude bekende die elkaar op zekere hoogte probeerden te helpen. Ook aan de kant van de Moslimbevolking zorgde de slechte kennis van Dutchbat over de geschiedenis van Joegoslavië en de oorlog tot grote frustratie. Dutchbat bleek vaak propaganda van de VRS te geloven wat bij de bevolking op ergernis stootte. 47 Dit was echter ook een van de mankementen van de opleiding die niet inging op de gebeurtenissen en de ontwikkelingen maar voornamelijk de oorzaken van de oorlog op de Balkan. In de tweede periode, de periode van Dutchbat II onder leiding van luitenant-kolonel Everts, verslechterde zich de situatie steeds meer. Volgens Everts probeerden de VRS de enclave te isoleren door de voorraad af te knijpen. 48 Het ging daarbij voornamelijk om diesel en levensmiddelen. Daardoor zag zich de leiding van Dutchbat gedwongen om een minimize-programma en een super-minimize programma in te voeren. Dit hield in dat in eerste instantie de patrouilles te voet gedaan moesten worden om diesel te besparen. Deze had men nodig voor de generatoren op de compounds aangezien er geen elektriciteit was. De bemanning moest koud douchen en de was met de hand wassen. Toen de situatie nog 46 J.C.H. Blom, Srebrenica, een veilig gebied. Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area, deel 2, p Peter Bootsma, Srebrenica Het officiële NIOD-rapport samengevat, p Ibidem, p

41 erger werd (super-minimize) mocht zo weinig mogelijk licht gebruikt worden, de auto s van de commandanten alleen als het echt noodzakelijk was gebruikt worden. In oktober 1994 raakte het verse voedsel op en moest overgestapt worden op blikvoer. Deze beperkingen hadden ook gevolgen voor de humanitaire hulp die Dutchbat aan de bevolking moest geven. Deze werd beperkt tot het hoogst noodzakelijke, zoals het verlenen van brandstof voor de maai- en dorsmachines van de boeren zodat de oogst ingewonnen kon worden. Dit was van belang omdat ook de UNHCR door haar voorraden heen raakte. De toestand was in alle oostelijke enclave moeilijk, maar in Srebrenica was die het ergst. Dutchbat probeerde er het best van te maken. Een van hun nieuwe dagelijkse taken was dan ook houthakken om voor verwarming via de houtovens te zorgen. In november was de situatie zo erg, dat alleen nog minimale taakuitvoering mogelijk was. In december lieten de Bosnische Serven weer een konvooi door en verbeterde zich de situatie weer een beetje. In januari 1995 werd Dutchbat II afgelost door de bemanning van Thom Karremans. De situatie in de Srebrenica was in vergelijk met de rest van Bosnië, waar tot mei 1995 de wapenstilstand die eind 1994 werd ingevoerd, redelijk nageleefd, onrustig. De vijandigheden tussen de VRS en de ABiH bloeiden op in het Bandera-driehoek van de enclave. (zie plaatje pagina 56) Omdat Dutchbat wilde interveniëren, verbood de ABiH toegang tot het gebied. Daarmee schond deze partij de freedom of movement. Karremans, gesteund door Sector North East probeerde echter toegang tot het driehoek te forceren waardoor de situatie escaleerde en de ABiH 99 Nederlandse blauwhelmen gijzelde. Nadat het conflict door toedoen van Sector North East en UNPROFOR in Sarajevo tot rust kwam, bleef de ABiH Dutchbat de toegang tot het driehoek, welke de Moslims hadden vergroot voor de Nederlanders, verbieden. Karremans legde zich erbij neer om de situatie zo rustig mogelijk te houden. De spanning bleven echter bestaan. Dutchbat III werd daardoor meteen met een moeilijke situatie geconfronteerd. Deze werd steeds ondragelijker aangezien de laatste konvooi met brandstof en voedsel in februari tot het gebied werd toegelaten. De volgende zou pas in juni weer komen. De Bosnische Serven probeerde steeds meer grip op de enclave te krijgen door verlofgangers van Dutchbat 180 in totaal vanaf medio april geen toestemming meer te geven om terug te keren in de safe area. Bovendien mocht niemand de enclave meer in of uit. Ook de post verliet Srebrenica niet meer. Karremans zag zich gedwongen om super-minimize en survival-programma s in te voeren, die eigenlijk vanaf mei permanent van kracht waren. De Bosnische Serven hadden succes in het isoleren van de enclave. De internationale gemeenschap wist er niets op te verzinnen aangezien een harder optreden tegen de VRS onmiddellijke gevolgen kon hebben op de humanitaire hulp voor de bevolking 39

42 en de UNPROFOR-eenheden. Bovendien bestond er het risico dat de VRS blauwhelmen gijzelde als drukmiddel tegen de VN en de nationale troepenleverende landen. UNPROFOR werd steeds machtelozer en kwetsbaarder, de situatie in de safe areas, met name Srebrenica, verslechterde elke dag. 2.4 De klemtoon op luchtsteun Minister Kooijmans van Buitenlandse Zaken zei na de val van Srebrenica dat de middelen waarmee Dutchbat werd uitgezonden onvoldoende waren voor de verdediging van de enclave, maar zij hadden erop gerekend dat, als de nood aan de man zou komen, er luchtsteun zou zijn. 49 Deze uitspraak van de oud-minister van Buitenlandse Zaken maakt duidelijk dat Nederland rekende op de toezegging van de Verenigde Naties om luchtsteun te verlenen in het geval van een aanval op de enclave of bij problemen met het uitvoeren van het mandaat. Toch was het concept luchtwapen méér politiek dan militair getint zoals in de loop van 1994 en 1995 zou blijken De VN en het luchtwapen Toen de Veiligheidsraad in 1993 resolutie 836 had aangenomen, werd daarin expliciet over het luchtwapen gesproken. Als UNPROFOR vanwege zijn lichte bewapening in problemen zou komen, zou er een beroep gedaan kunnen worden op luchtsteun of luchtaanvallen. Dit zou alleen in het geval van zelfverdediging gebeuren omdat de secretaris-generaal bezorgd was over de veiligheid van de troepen en de humanitaire konvooien. Toentertijd was wel bekend bij de politici in New York dat het luchtwapen ook nadelen had en de inzet daarvan afhankelijk was van het moment en de omstandigheden op de grond. Daarnaast zorgden de termen luchtsteun en luchtaanvallen voor verwarring omdat ze niet consequent gebruikt werden zelfs niet door de secretaris-generaal van de VN. Terwijl iedereen die in het kader van zowel het NIOD onderzoek, als dat van de commissie-bakker verklaarde het verschil tussen luchtsteun en luchtaanval te kennen, bleken de begrippen verkeerd gebruikt of geïnterpreteerd tijdens de aanvraagprocedures op de vooravond van de val van Srebrenica. Onder luchtsteun (Close Air Support) verstaat men aldus het NIOD rapport de inzet van het luchtwapen ter directe ondersteuning van VN-troepen op de grond. Een aanvraag daartoe moest afkomstig zijn van een UNPROFOR bataljonscommandant, en kon gedaan worden wanneer een van de strijdende partijen zijn eenheid aanviel of beschoot J.C.H. Blom, Srebrenica, een veilig gebied. Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area, deel 1, p Ibidem, deel 3, p

43 Minister van Defensie Ter Beek noemde de luchtsteun een instrument ter bescherming van de Nederlandse troepen terwijl luchtaanvallen juist een risico voor Dutchbat waren. 51 Luchtaanvallen (air strikes) hadden juist een destructief karakter. Het hield een grootschalig bombardement in dat bijvoorbeeld uitgevoerd kon worden wanneer een van de strijdende partijen een afspraak over het gebruik van zware wapens overtrad [ ]. Benadrukt dient te worden dat aan air strikes bataljonscommandanten niet te pas kwamen; het besluit ertoe werd op het hoogste niveau genomen, dus in Zagreb of New York. 52 Bij de uitvoering van luchtaanvallen waren geen Forward Air Controllers nodig die de vliegtuigen naar hun doelen zouden leiden, wat wel het geval was bij luchtsteun. Doelen die door vliegtuigen tijdens een air strike aangevallen kunnen worden, waren installaties voor luchtafweer, radaropstellingen, commandoposten, verbindingscentra en munitieopslagplaatsen. 53 Nadat het mandaat in werking was getreden, veranderde de situatie op de grond dusdanig dat dit ook invloed had op het gebruik van het luchtwapen in de praktijk. Terwijl het wapen in het begin nog een afschikkend effect op de strijdende partijen had, maakte het in de loop van de oorlog geen indruk meer. De Bosnische Serven wisten de dreigingen van UNPROFOR om het luchtwapen in te zetten als zij zich niet aan de afspraken hielden tegen te houden door hun zware wapens in de buurt van scholen en ziekenhuizen op te stellen. Zo werd het voor de Verenigde Naties moeilijk om luchtacties uit te voeren, aangezien het gevaar om burgers te raken te groot werd. Bovendien kregen de Bosnisch- Servische militairen een ander belangrijk middel in handen om de Verenigde Naties te stoppen: namelijk VN-troepen. Door deze te gijzelen konden zij represailles nemen tegen UNPROFOR en de VN. Dit was vaak een reden om dreigingen, het luchtwapen in te zetten, niet waar te maken en af te zien van het gebruik van geweld vanuit de lucht. Er waren meer redenen waarom het luchtwapen in Bosnië en Herzegovina niet zo geschikt was zoals bijvoorbeeld in Irak, waar het een effectief instrument was door het open en vlakke terrein. Bosnië bestond voornamelijk uit bergen en bossen en het was moeilijk voor de NAVO-piloten om hun doelen goed te identificeren. Bovendien kenden de strijdende partijen de omgeving en konden zij tijdens aanvallen schuilen en naderhand de oorlogshandelingen hervatten. Een andere reden waarom het luchtwapen niet effectief zou blijken, was het weer. Bosnië stond bekend om ochtendmist en slechte weeromstandigheden, waardoor aanvallen vanuit de lucht beperkt bleven. Daarnaast was 51 Parlementaire enquête, Commissie Bakker, Missie zonder vrede, p J.C.H. Blom, Srebrenica, een veilig gebied. Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area, deel 3, hoofdstuk 3.2, p Ibidem, p

44 het luchtwapen voornamelijk een politiek en niet een militair concept. Het kon geen beslissende rol spelen in een peacekeeping operatie. Wel waren er andere voordelen aan verbonden. Via luchtsteun bestond er de mogelijkheid tot patrouilleren, inlichtingen verzamelen, luchtverkenning en snelle vuursteun. Bovendien kon close air support ervoor zorgen dat minder soldaten op de grond ingezet moesten worden en dat het conflict niet zou escaleren. Maar om dit voordeel te benutten, was wel een snelle beslissing nodig op zowel politiek als militair niveau, wat bij UNPROFOR niet altijd het geval was. Daarnaast kon het luchtwapen pas ingezet worden als de situatie op de grond voldeed aan de voorwaarden. Ten eerste moesten de partijen gewaarschuwd worden voor een aanval uit de lucht. Dit was het geval omdat de operatie onder hoofdstuk VI van het Handvest viel. Ten tweede moest geweld minimaal en proportioneel toegepast worden om het doel te bereiken. Dus moesten eerst andere alternatieven uitgeprobeerd worden voordat het luchtwapen ingezet kon worden. In het geval van Srebrenica waren de force commander en de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN bereid om eventueel toestemming te geven, maar zij vonden dat Dutchbat zelf nog weinig gedaan had om de troepen van Mladić tegen te houden. Dus werden blocking positions opgericht met de waarschuwing aan Mladić, dat als deze aangevallen werden, zij terug zouden schieten en ondersteuning zouden krijgen van NAVO-vliegtuigen. Ten derde mocht het wapen alleen ingezet worden in een directe aanval op VN-troepen en ter zelfverdediging. Het gebruik ervan was dus afhankelijk van het moment en de situatie op de grond. Wat de inzet van het luchtwapen bovendien nog bemoeilijkte, waren de tegenstellingen tussen de VN en de NAVO. Deze organisaties waren zo verschillend in hun doelstellingen en aanpak dat daardoor de samenwerking ook belemmerd werd. De Verenigde Naties waren voornamelijk terughoudend als het ging om toestemming te geven voor luchtsteun of luchtaanvallen. De Special Representative van de secretaris-generaal van de VN, Yasushi Akashi, stond bekend erom de voorkeur te geven aan politieke en niet aan militaire oplossingen. Hij vond dat het luchtwapen een slechte uitwerking had op de onpartijdigheid die de VN-troepen moesten handhaven en uitstralen. Deze onpartijdigheid benadrukte hij door aan te geven dat als de Bosnische Serven in een gedemilitariseerde zone wapens hadden, zij aangepakt moesten worden. Maar als de Bosnische Moslims die ook hadden, moesten ook zij gestraft worden. Daarmee richtte hij onder andere de woede van de Verenigde Staten op zich, omdat zij de Bosnische Moslims als enige slachtoffers zagen in het conflict. Hieruit blijkt dat Washington niet op de hoogte was van de gebeurtenissen op de Balkan. De Bosnische Moslims waren evenzo verantwoordelijk voor moorden op Bosnische Serven, in Sarajevo was meerdere malen onduidelijk welke partij aansprakelijk was voor aanslagen op de bevolking. Bovendien zou het wapen volgens 42

45 Akashi tot escalatie van het geweld en de chaos op de Balkan kunnen leiden. Een knelpunt tussen UNPROFOR en de NAVO was ook dat de VN de strijdende partijen waarschuwde voor een komende aanval. Dat vond de NAVO onverantwoord omdat de vijand zich zo kon voorbereiden om tegen de NAVO-vliegtuigen op te treden. Zij eiste dat UNPROFOR voortaan de Bosnische Serven niet meer zou waarschuwen, maar dit werd genegeerd door zowel Bernard Janvier als ook Akashi omdat het niet in een peacekeeping missie paste. Aan de ene kant had je dus UNPROFOR, die alles deed om de VN-troepen te beschermen en voor de veiligheid van zowel de blauwhelmen als ook de humanitaire konvooien te zorgen, terwijl aan de andere kant de NAVO betrokken was bij operaties en daarbij voornamelijk de eigen piloten wilde beschermen. De samenwerking tussen deze twee organisaties was dus niet vanzelfsprekend en leverde veel frustratie op aan beide kanten. Ook de doelen van de VN en de NAVO waren en zijn nog steeds verschillend. Terwijl de VN internationale vrede en veiligheid moet handhaven, wil de NAVO oorlogen winnen (dat was tenminste haar oorspronkelijke doelstelling ten tijde van de Koude Oorlog). Daarom drong de Noord Atlantische Alliantie aan op het gebruik van het luchtwapen, terwijl de VN daarin terughoudend was. Toch moesten de twee organisaties als de nood hoog was, een weg vinden om deze tegenstellingen uit de weg te ruimen en gezamenlijk het conflict aan te pakken. Om de verhouding tussen de NAVO en de VN nog moeilijker te maken moesten zij allebei instemmen met het luchtwapen, via het twee sleutel systeem. De aanvraagprocedure van luchtsteun en dit twee sleutel systeem zullen in het volgende hoofdstuk aan bod komen nadat de structuur en organisatie van UNPROFOR uitgelegd is Nederland en het luchtwapen In Nederland was er veel aandacht voor het luchtwapen. Tijdens de debatten over de bewapening waarmee Dutchbat uitgerust zou worden voor de uitzending naar Bosnië, hadden de Nederlandse politici veel nadruk gelegd op een extra garantie in de vorm van het luchtwapen. Dit moest de Nederlandse soldaten en de missie meer veiligheid en bescherming bieden. Tegen de commissie-bakker beweerden oud-politici dan ook dat volgens hen de enclave niet was gevallen, als de VN en de NAVO de beloofde luchtsteun hadden verleend. 54 Een grote deel van de Nederlandse politici rekende in 1993 op de luchtsteun ondanks de nadelen ervan die ook op politiek niveau bekend waren. Deze nadelen waren onder andere belemmeringen door weer- en terreinomstandigheden, het gevaar van represaillemaatregelen tegen blauwhelmen op de grond en onvoldoende 54 Bob de Graaff, Politici konden beter weten, NRC Handelsbald,

46 beschikbare vliegtuigen en onvoldoende brandstof voor elke operatie. 55 Bovendien liep de wenselijkheid van inzet en gebruik van het luchtwapen internationaal uiteen. Tijdens de val van Srebrenica bleken veel van deze argumenten werkelijkheid te worden. Op 19 januari 1994 bezocht Boutros-Ghali de Nederlandse minister-president Lubbers. Tijdens de besprekingen over garanties die Nederland wilde hebben met betrekking tot deze luchtsteun waren ook de minister van Buitenlandse Zaken Kooijmans en van Defensie Ter Beek aanwezig. Achteraf hadden alle drie een andere mening over wat de secretaris-generaal precies had toegezegd. 56 Dat kwam voornamelijk omdat Boutros-Ghali de begrippen luchtsteun en luchtaanval niet consequent gebruikte, vaak het concept luchtwapen hanteerde in plaats van luchtsteun, zodat er verwarring heerste onder de Nederlandse politici. Maar alle drie gingen ervan uit dat op het moment dat luchtsteun nodig was, Dutchbat het ook zou krijgen. In overleg met Niek Biegman, de permanente vertegenwoordiger van Nederland bij de Verenigde Naties, bleken de garanties echter niet zo hard te zijn als Nederland had gedacht. Tegen de commissie-bakker verklaarde Biegman dat er nooit een echt keiharde toezegging is geweest tijdens het gesprek in Nederland. Wel zou er een verduidelijking van de positie van Boutros-Ghali geweest zijn in de vorm van een brief. 57 Deze brief stuurde de secretaris-generaal op 28 januari 1994 naar de Veiligheidsraad waarin hij eventuele verwarring wegnam. Door deze verduidelijking was de Nederlandse regering tevreden. Boutros-Ghali had aangegeven dat luchtsteun een vorm van zelfverdediging van de VN-militairen in Bosnië was. Zowel het kabinet als ook de Tweede Kamer vertrouwde op dit extra instrument. Toen het besluit genomen was voor de bewapening en de rol die luchtsteun daarin speelde, realiseerden de Nederlandse politici zich te weinig wat voor effect gijzelingen op de inzet het luchtwapen zouden hebben of het effect van de taakstellingen aan UNPROFOR op het luchtwapen. Het was toen al duidelijk dat de drie hoofdtaken aanleiding konden zijn om het wapen niet in te zetten aangezien daardoor de missie in gevaar kon komen. Dit werd wel waargenomen door bevelshebber Couzy, die zelf lage verwachtingen van het wapen ter lucht. Hij wist uit eigen ervaring dat UNPROFOR het gebruik van geweld zou schuwen om de humanitaire operatie niet in gevaar te brengen. 58 Ook besefte hij dat de lange aanvraagprocedure voor luchtsteun en de mogelijkheid van gijzelingen nadelig waren voor de toestemming van Janvier en Akashi. Op politiek niveau werd in 1993 door iedereen 55 Parlementaire enquête, Commissie Bakker, Missie zonder vrede, p Ibidem, pp Ibidem, p J.C.H. Blom, Srebrenica, een veilig gebied. Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area, Deel 1, p

47 gedacht dat het luchtwapen een effectief middel zou kunnen zijn 59. Dus werd al in 1993 tijdens de debatten over uitzending, bewapening en de extra garanties in de vorm van luchtsteun duidelijk dat er verdeeldheid bestond tussen de Nederlandse politici en de militairen. De politici hadden groot vertrouwen in de bescherming vanuit de lucht, terwijl de militairen geringere verwachtingen hadden. Dat het luchtwapen geen effectief middel kon zijn om een oprukkende infanterie te stoppen was in militaire kringen bekend, maar dit was geen aanleiding voor de politici om te aarzelen bij de harde toezeggingen van Boutros-Ghali. Pas toen de eerste aanvraag door Dutchbat III commandant Thom Karremans werd ingediend op het moment dat Observatie Punt Echo op 3 juni 1995 was gevallen, bleken de toezeggingen niet zo hard als de Nederlandse politici tot dan hadden verwacht. Misschien hadden de militairen wel een meer realistische kijk op het gebeuren in het voormalig Joegoslavië. Maar als dat zo was, hadden Couzy en Van der Vlis dan niet beter een zwaardere bewapening moeten kiezen om de veiligheid van de soldaten en de bevolking te garanderen? De verkeerde interpretatie van de Nederlandse politici met betrekking tot de garanties van luchtsteun blijkt achteraf voor grote problemen te hebben gezorgd voor zowel de uitvoering van het mandaat van Dutchbat als voor de Dutchbatters zelf die zich in steek gelaten voelden door de VN, maar bleken nog erger voor de Moslimbevolking in de enclave, die 7500 levens van mannen en jongens te betreuren had. De leiding van Dutchbat vroeg tijdens de aanval van de Bosnische Serven op de enclave Srebrenica negen keer om luchtsteun. Alleen de laatste keer op 11 juli 1995 werd de aanvraag goedgekeurd door force commander Bernard Janvier, maar de inzet van het luchtwapen was matig, zodat het eigenlijk helemaal niets voorstelde. Redenen om de acht aanvragen van Thom Karremans en Rob Franken te weigeren waren onder andere verandering van de situatie op de grond, politieke overwegingen en belemmering door het weer. 2.5 Weer een gemiste kans? Defensie wordt verweten dat de troepen niet zwaar genoeg uitgerust, niet goed genoeg opgeleid en al helemaal niet voorbereid waren op de situatie in de safe area. Bij de debatten die op politiek niveau gevoerd werden met betrekking tot de bewapening en extra garanties in de vorm van luchtsteun vertrouwde de Tweede Kamer uiteindelijk op de garanties die Van der Vlis en Couzy gaven, ondanks de twijfels die de leden hadden over de lichtheid ervan. De opleiding en training van de Luchtmobiele Brigade werden overgelaten aan het Eerste 59 Ibidem, Deel 1, p

48 Legerkorps en de leiding van de Luchtmobiele Brigade. Op deze opleiding was genoeg aan te merken. Ten eerste begon men met de voorbereiding voordat de troepen überhaupt aangeboden waren aan de VN. De locatie was nog niet bekend en dus kon het programma niet doelgericht ingevuld worden. Het bleek meer een algemene dan specifieke opleiding te zijn. Ten tweede werd er geen of nauwelijks aandacht besteed aan het feit dat de uitzending een vredesmissie was. Aspecten zoals blauwe taken, de cultuur van het land en het volk en de geschiedenis van het conflict vonden nauwelijks ingang in de opleiding. Ten derde plaagden de personeelsproblemen de opleiding. Slechte coördinatie tussen verschillende basisopleidingen en het opwerkprogramma zorgde ervoor dat soldaten belangrijke onderwerpen van het programma misten omdat zij andere vaardigheden nog moesten inhalen. Bovendien bleef het probleem dienstplichtige beroepsmilitair bij de invulling van de compagnieën bestaan. Daarnaast waren de voortekenen voor de uitzending niet gunstig. De Canadezen wilden zo snel mogelijk weg uit Srebrenica waar zij, sinds Morillon de enclave onder VNbescherming had gesteld, waren gestationeerd. De situatie in de enclave was volgens hen niet uit te houden, de humanitaire situatie verslechterde per dag omdat de Bosnische Serven de konvooien met bevoorrading en humanitaire middelen tegen hielden. De freedom of movement bleek meer een concept op papier. UNPROFOR deed alles wat de organisatie kon doen om de situatie te verbeteren, maar bleef een speelbal in handen van Mladić en zijn troepen. Daarbij kwam dat ook de ABiH, de militaire groeperingen van de Bosnische Moslims, niet stilzaten. Ook zij probeerden hun situatie te verbeteren door onder andere wraak te nemen op de Bosnische Serven. De Bosnische regering van Alija Izetbegović gebruikte zulke aanslagen om de internationale gemeenschap op te roepen eindelijk harder op te treden tegen de agressor en ervoor te zorgen dat de Moslims in Bosnië niet meer hoefden te lijden onder Karadžić en Mladić. De internationale gemeenschap was gebonden aan de beslissingen die in New York genomen werden door de Veiligheidsraad, aan de beperkingen die de peacekeeping operatie UNPROFOR onderging en aan de onwil van de Verenigde Staten niet met grondtroepen in te grijpen in het conflict, waardoor de troepen op de grond te klein waren om uiteindelijk een verschil te kunnen maken. Al bij al waren de keuzes die de internationale gemeenschap maakte met betrekking tot Bosnië en de safe areas niet voordelig voor de landen die troepen in de brandhaard voormalig Joegoslavië hadden. Daar bovenop kwam dat Nederland faalde om meer zekerheid te bieden aan zijn eigen troepen. De bewapening die het koos was licht, lichter dan die van andere landen, de opleiding was oppervlakkig en bereidde de troepen niet voor op de situatie waarmee zij geconfronteerd zouden worden. Op inlichtingsgebied faalde 46

49 Nederland geheel zoals in het vervolg duidelijk zal worden. De extra garanties waaraan de Nederlandse politici zoveel waarde hechtten, bleken meer losse toezeggingen. Tijdens de aanval van de Bosnische Serven op de enclave werd ook in Nederland duidelijk dat het luchtwapen in de julidagen van 1995 weinig voorstelde. 47

50 3 De bevelslijn van UNPROFOR De Nederlandse regering dacht te kunnen vertrouwen op de toezeggingen die de secretarisgeneraal op 28 januari 1994 had gemaakt. In juli 1995 bleek echter dat deze garanties niet zo hard waren als de Nederlandse politici hadden gehoopt. Dat de luchtsteun waarop zowel Dutchbat als ook het Nederlandse thuisfront had gerekend, niet werd goedgekeurd, had onder andere te maken met de aanvraagprocedure binnen de organisatie van UNPROFOR en de doelstellingen van de Verenigde Naties. De aanvraag moest de hele structuur van de organisatie doorlopen tot aan het hoogste niveau, wat natuurlijk veel tijd eiste. Tijd die de soldaten op zo n moment eigenlijk niet hadden. Bovendien liepen de politici in de hoofdkwartieren Sarajevo en Zagreb altijd een stap achter op de gebeurtenissen in Srebrenica juist vanwege deze lange bevelslijn. Tussen het moment dat er iets gebeurde op de grond en het moment dat deze informatie zijn bestemming had bereikt, was de rust in de meeste gevallen teruggekeerd. Dit was in ieder geval bij een aantal van de aanvragen van Dutchbat voor luchtsteun het geval die niet werden ingewilligd omdat de situatie in de enclave in de tussentijd alweer rustiger was geworden. Dit was tevens een slecht voorteken voor de inzet van het luchtwapen dat bepaalde voorwaardes kende, zoals het smoking-gun principe, zoals later in het hoofdstuk aan bod zal komen. 3.1 De organisatie: UNPROFOR UNPROFOR bestond uit drie hoofdkwartieren: het hoofdkwartier van UNPROFOR in Zagreb, het Bosnia Herzegovina Command in Sarajevo en de Sector North East in Tuzla. Het hoofdkwartier in Zagreb werd geleid door de force commander die verantwoordelijk was voor de drie vredesmissies in het voormalig Joegoslavië, namelijk in Kroatië, Bosnië en Macedonië. In deze drie gebieden golden andere mandaten. Het mandaat voor Bosnië, dus de doelstellingen en taken van UNPROFOR II, verschilde van de vredesmissie in Kroatië en Macedonië. Vanaf mei 1993 veranderde de verdeling van de taken in het hoofdkwartier van UNPROFOR omdat in Zagreb de Special Represantative van de VN-secretaris-generaal de taak als hoofd van de vredesmissie overnam en het aanspreekpunt van het Departement of Peacekeeping Operations in New York werd. Alle contacten van en naar het DPKO liepen via hem. In het begin was Thorvald Stoltenberg de speciale vertegenwoordiger van New York, maar in januari 1994 nam Yasushi Akashi deze functie over omdat Stoltenbergs tijd voornamelijk door zijn tweede taak als vredesbemiddelaar in beslag werd genomen. De 48

51 Special Representative was ook aansprakelijk voor de coördinatie van alle operaties van UNPROFOR. De force commander was verantwoordelijk voor alle militaire aangelegenheden. Alle nationale contingenten van de VN-vredesmacht stonden onder zijn bevel. De functie als plaatsvervanger van de force commander werd altijd door een generaal van de NAVO bekleed. De chef-staf in Zagreb was verantwoordelijk voor operaties, logistiek en administratie op dagelijkse basis. Vanaf 1 april 1995 veranderde de organisatie van UNPROFOR omdat op aandringen van Kroatië de taak en naam van de operatie aangepast moest worden. De vredesmissie heette voortaan United Nations Peace Force (UNPF). De gebieden Kroatië, Bosnië en Macedonië vielen nog steeds onder Zagreb maar kregen andere namen (HQ UNCRO, HQ UNPROFOR, HQ UNPREDEP). Op 12 juni 1995 kwam er de RRF (de Rapid Reacion Force) bij. Dit was een groene Brits-Frans-Nederlandse gevechtseenheid, die de troepen in de safe areas moesten ondersteunen. Het Bosnia Herzegovina Command, dat later dus het HQ UNPROFOR werd, bevond zich in Sarajevo en Kiseljak. Het hoofdkwartier in Sarajevo onderhandelde met partijen op strategisch niveau, het deel in Kiseljak was verantwoordelijk voor de leiding van alle UNPROFOR operaties. Vanaf 1994 vond er een grondige reorganisatie plaats omdat Sir Micheal Rose, de toenmalige commandant van het Bosnia Herzegovina Command, vond dat het hoofdkwartier behoorlijk gebreken vertoonde. Hij verdeelde het operatiegebied in drie sectoren: Sarajevo, Gorazde en Zepa; North East in Tuzla en North West in Gornji Vakuf. Nu lag er een nieuwe bevelslaag tussen het hoofdkwartier en de afzonderlijke bataljons. De bedoeling was dat zoveel mogelijk taken door de sectoren gedaan werden, zodat het hoofdkwartier in Sarajevo zich op andere dingen kon concentreren. Om dit model te laten slagen, was een goede communicatie nodig en een goede samenwerking met onder 49

52 andere de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties Sadako Ogata (UNHCR), het Internationale Rode Kruis, de European Community Monitoring Mission (ECMM), verschillende NGO s zoals Médicins Sans Frontières en de militaire VNwaarnemers (United Naties Military Observers, UNMO). Dutchbat viel samen met Nordicbat 2, de medische compagnie en een helikopterdetachement onder de sector in Tuzla. Alle communicatie met UNPROFOR moest van Dutchbat via deze sector naar Sarajevo doorgeleid worden. De United Nations Military Observers werden voor het eerst door resolutie 824 naar Bosnië gestuurd. Het waren in eerste instantie vijftig extra waarnemers ter ondersteuning van UNPROFOR. Tot april 1994 was dit aantal opgelopen tot 748. Zij vormden een militair onderdeel van de vredesmissie en maakten formeel deel uit van UNPROFOR, maar hadden in de praktijk voldoende bewegingsvrijheid om los van de force commander of de Special Representative op te treden. In eerste instantie moesten zij het staakt-het-vuren tussen Kroatië en het Joegoslavische leger bevorderen. Maar naar mate de spanningen toenamen, verbreedde zich ook het takenpakket van de United Nations Military Observers. Omdat zij deskundige waren die onbewapend, onpartijdig en zelfstandig opereerden en tussen de locale bevolking woonden en optraden, konden zij makkelijker waarnemingen doen. Bovendien brachten zij daardoor ook afspraken en overeenkomsten tot stand, onderzochten schendingen daarvan en stonden in continue contact met de bevolking. Zij waren van groot belang voor de inlichtingenafdelingen van UNPROFOR. Tevens waren zij the only real sensor (eyes and ears) van de Veiligheidsraad. 60 De UNMO s rapporteerden dan ook direct naar New York Bevelslijn UNPROFOR juli 1995 In juli 1995 zaten voornamelijk Nederlanders op belangrijke functies in de UNPROFOR bevelslijn. In het team van de force commander Janvier zaten chef-staf Ton Kolsteren en de stafofficier operaties Harm de Jonge. Tijdens de val van Srebrenica speelde voornamelijk De Jonge een belangrijke rol in Zagreb. In Sarajevo, in het hoofdkwartier UNPROFOR, was Cees Nicolai van belang. De Commandant Rupert Smith was in de julidagen van de val van Srebrenica op verlof. Zijn plaatsvervanger en tevens de commandant van Sector Sarajevo Hervé Gobilliard werd in beslag genomen door de ontwikkelingen in zijn eigen sector, zodat hij weinig aandacht kon besteden aan Srebrenica. Dus viel dit voornamelijk in het taakgebied van zowel Nicolai als 60 J.C.H. Blom, Srebrenica, een veilig gebied. Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area, deel 2, p

53 ook zijn militair assistent J.A.C. de Ruiter. Zoals Nicolai tegen de commissie-bakker vertelde, was hij 24 uur per dag op het hoofdkwartier van UNPROFOR en was hij dus meer op de hoogte van de gebeurtenissen in de enclave dan wie dan ook. 61 Srebrenica viel onder de Sector North East van bevelhebber Hagrup Haukland. Ook hij was in juli 1995 op verlof. Zijn waarnemer was de Nederlander C.L. Brantz. Dus alle drie de bevelslagen (Zagreb, Sarajevo en Tuzla) hadden een Nederlandse chef-staf, waarbij Brantz tijdelijk de commandant van Sector North East was en Nicolai niet de plaatsvervangende commandant was maar wel veel invloed had in verband met de drukke agenda van Gobilliard. Het NIOD-rapport concludeert dan ook dat de Nederlanders een grote stem in de gebeurtenissen in die dagen hadden. Maar op het moment dat hun invloed misschien van groter belang was geweest voor Dutchbat en de bevolking van Srebrenica namelijk bij het goedkeuren van een luchtsteunaanvraag tijdens de aanval op de enclave konden zij er weinig aan bijdragen. Het doorgeven van de aanvraag aan Yasushi Akashi, die uiteindelijk zijn toestemming moest geven voor het luchtwapen, lag geheel in Franse handen, namelijk in die van Hervé Gobilliard en Bernard Janvier. Aangezien voornamelijk Nederlanders op functies zaten die tijdens de val van Srebrenica met de gebeurtenissen in de enclave te maken hadden, is het verwonderlijk dat er toch sprake was van verwarring en miscommunicatie. Hoe kon dat gebeuren? Werd de communicatie niet juist makkelijker omdat men in de eigen taal kon spreken? Nicolai gaf ook aan in het gesprek met de commissie-bakker dat de contacten vaak via hem liepen omdat de communicatie nu eenmaal wat makkelijker was als je dat in je eigen landstaal kunt doen 62 Een gevolg van de communicatie in het Nederlands onderling was dat andere officieren en de staf een informatieachterstand opliepen. Daarnaast doorkruisten de Nederlanders de officiële bevelslijn van UNPROFOR/UNPF zoals ook tijdens de val van de enclave het geval was. Thom Karremans en Rob Franken, maar ook Cees Nicolai sloegen meerdere malen de Sector North East over en namen direct contact met elkaar op. Dit was voornamelijk bedoeld om de procedure te versnellen. 63 Er ging van alles mis in de formele bevelslijn tijdens de aanval van de Bosnische Serven op Srebrenica. Het begon ermee dat het in juli gebeurde en een groot deel van het UNPROFOR-personeel op verlof was. Smith en Haukland vonden het niet belangrijk om tijdens de crisis omtrent de safe area Srebrenica hun vakanties af te breken. Daardoor 61 Parlementaire enquête, Commissie-Bakker, Missie zonder vrede, p ibidem, p Ibidem, p

54 B. Boutros-Ghali secretaris-generaal F.H. van Kappen mil. adviseur van SG Y. Akashi SRSG M.B. Janvier Force Commander Chef-staf A.Kolsteren officier J. de Jonge R.A. Smith BH Commander Chef-staf C.Nicolai mil. assis. J.de Ruiter North East Sector H.Haukland Sector Sarajevo H. Gobilliard C.L.Brantz chef-staf Th.J.P.Karremans R.A. Franken 52

55 moesten beslissingen overgenomen worden door de plaatsvervangers of chefs van de afzonderlijke staven. Omdat de aanvraagprocedure voor luchtsteun duidelijk inzicht geeft in deze bevelslijn, zal daar nu eerst op ingegaan worden De aanvraagprocedure voor luchtsteun De aanvraagprocedure voor luchtsteun had in theorie een duidelijke structuur. De bataljonscommandant stuurde een aanvraag naar het sectorhoofdkwartier, waaronder zijn gebied viel. In het geval van Srebrenica moest Karremans zijn aanvraag dus naar de Sector North East in Tuzla sturen. Vandaar uit werd deze doorgestuurd naar het hoofdkwartier UNPROFOR (het vroegere Bosnia Herzegovina Command) in Sarajevo, waar het luchtsteuncomité de aanvraag inzag. Vervolgens gaf de UNPROFOR-commandant een advies en stuurde dit naar het hoofdkwartier van UNPF in Zagreb. Daar zag het Crisis Action Team onder leiding van de chef-staf (in juli was dat Ton Kolsteren) dit advies en de aanvraag in, en informeerde de force commander hierover. Bovendien werd hij ingelicht over de situatie en of deze voldeed aan de voorwaarden. Zoals eerder vermeld was de toestand in de enclave meerdere malen al rustiger geworden, zodat de aanvraag niet meer actueel was en niet meer voldeed aan de eisen van luchtsteun. Dit kwam omdat er in de praktijk vaak een uur of twee tussen het indienen van de aanvraag door de bataljonscommandant en het inlichten van de force commander lag. Als de force commander de aanvraag goedkeurde, gaf hij zijn advies door aan de speciale vertegenwoordiger Akashi, die door Boutros-Ghali gemachtigd was over de aanvraag te beslissen. (Dit gold alleen voor de eerste aanvraag van de bataljonscommandant. Vervolgverzoeken hoefden niet meer door Akashi goedgekeurd te worden maar Janvier had dan het laatste woord. Omdat de besluitvorming over het luchtwapen via een twee sleutel systeem liep, moest ook de NAVO de aanvraag goedkeuren. Na de eerste aanvraag van de bataljonscommandant werden de verzoeken alvast door Sarajevo direct naar de NAVO gestuurd. Wel kon Akashi hierbij ingrijpen.) Het hoofdkwartier UNPROFOR lette bij een aanvraag voornamelijk op de omstandigheden waarin deze gesteld werd. Het verzoek van de commandant moest voldoen aan de voorwaarden van luchtsteun, voornamelijk bekend als het smoking-gunprincipe, dat betekende dat de VN-troepen in direct gevaar moesten zijn en dat er een kans op onbedoelde schade aanwezig was bijvoorbeeld aan scholen en ziekenhuizen. Door het laatstgenoemde zou de humanitaire missie van UNPROFOR namelijk op het spel gezet worden en dat was niet in het belang van de vredesmissie UNPROFOR. Bovendien controleerde Sarajevo de inlichtingen van de Forward Air Controlers in de regio. Deze gegevens werden dus vervolgens direct doorgestuurd naar de NAVO in Italië 53

56 als een soort voorwaarschuwing en meteen ook naar de force commander in Zagreb, die daarop zijn advies aan Akashi kon geven. Als Akashi zijn toestemming had gegeven, stuurde de force commander de aanvraag door naar de hoogste bevelhebber bij de NAVO. In 1995 was dat admiraal Smith. In het geval dat de NAVO instemde met de luchtsteun, stuurde hij de opdracht via de NAVO-lijnen door naar Vicenza, Italië, waar de vliegtuigen die naar Bosnië vlogen, gestationeerd waren. Met hulp van en in constant contact met een Forward Air Controler in het gebied zelf, konden de piloten van de NAVO het doel aanvallen en de schendende partijen afschrikken. In de praktijk werd de besluitvormingsprocedure bepaald door een aantal omstandigheden. Ten eerste was luchtsteun een politiek concept, dat hield in dat het geven van toestemming tot luchtsteun gevolgen op politiek gebied kon hebben waar sommige landen bezwaar tegen konden hebben. Bovendien gaf men tijdens de oorlog in Bosnië de voorkeur aan het uitvoeren van de humanitaire missie dan aan het luchtwapen, omdat deze niet effectief voor de vredesmissie was. Deze kon sterk onder luchtsteun te lijden hebben. Maar ook politieke onderhandelingen konden gevaar lopen door de luchtsteun. Ten tweede bestond er het gevaar voor represailles tegen VN-personeel op de grond. De veiligheid van de VN-manschappen ging voor alles. De VN vreesde gijzelingen van het personeel waardoor de Bosnische Serven met de dood van deze gegijzelde blauwhelmen konden dreigen om hun zin te krijgen. Ten derde speelde de factor tijd een belangrijke rol. De aanvraagprocedure nam nogal veel tijd in beslag voordat Janvier of Akashi eventueel toestemming gaven. In de tussentijd kon de situatie op de grond al veranderd zijn. Luchtsteun mocht alleen gegeven worden onder strikte voorwaarden. Door de een of twee uren die tussen aanvraag en goedkeuring was het directe gevaar meestal niet meer aanwezig. Dit was een aantal keren het geval tijdens de aanval van de Bosnische Serven op de enclave Srebrenica. De aanvraag werd afgewezen omdat de situatie niet meer voldeed aan de voorwaarden. Oftewel het was weer rustig op de grond. 3.2 Nederland en UNPROFOR Het was vanzelfsprekend dat de regeringen die hun troepen ter beschikking hadden gesteld aan de VN, zich bleven bemoeien met deze manschappen. Zo was het dus ook met Nederland. Er was in de loop van de tijd een netwerk ontstaan tussen de Nederlanders op belangrijke functies binnen de UNPROFOR-bevelsstructuur, Dutchbat en Den Haag. In de Nederlandse hoofdstad waren er twee contactpunten, namelijk de Crisisstaf van de Koninklijke Landmacht (KL) en het Defensie Crisisbeheersingscentrum (DCBC). Het laatste onderhield voornamelijk contacten met de militaire leiding in Sarajevo en Zagreb, met de VN 54

57 in New York en met de NAVO. De Crisisstaf van de Koninklijke Landmacht hield zich bezig met de personele en materiële aangelegenheden van Dutchbat, met de informatie van en aan het thuisfront en onderhield de contacten met Dutchbat en de Sector North East in Tuzla. Voor Nederland was het belangrijk om op de hoogte te blijven van wat er gebeurde in en rondom de enclave, waar Dutchbat was gestationeerd. Deze informatie verkreeg het via de communicatielijn tussen Nederland en UNPROFOR, die via de force commander Bernard Janvier in Zagreb en de chef defensiestaf Van den Breemen in Nederland liep. Daarnaast verkreeg het ook informatie via de Nederlanders in Sarajevo en Zagreb in de vorm van faxen. Bij onduidelijkheden werd daar om opheldering gevraagd. Tijdens de julidagen van 1995 werd er intensief gecommuniceerd tussen Zagreb en Van den Breemen. Door de toenemende spanning omtrent de enclave werd ook het Defensie Crisisbeheersingscentrum in Den Haag steeds meer alert op de gebeurtenissen daar. Toen op 6 juli 1995 de aanval van de Bosnische Serven op de safe area Srebrenica begon, werd er ook in Nederland gediscussieerd over deze gebeurtenissen. Een probleem waarmee het DCBC werd geconfronteerd was dat het achterliep op de situatie op de grond, wat niet alleen een Nederlands probleem was zoals al eerder is gebleken. Een ander probleem was dat meerdere malen de informatie niet bleek te kloppen. 64 Toch bleven deze discussies van theoretische aard omdat zij geen invloed hadden op de gebeurtenissen in Bosnië. De communicatie tussen UNPROFOR en Srebrenica binnen de bevelsstructuur, en Nederland en UNPROFOR tijdens de aanval van de enclave zal nu besproken worden. Zoals al eerder werd vermeld, ontstond er tijdens de julidagen van 1995 meerdere malen verwarring omtrent de aanvraagprocedure van luchtsteun, maar ook tussen toezeggingen van luchtaanval en luchtsteun. In het volgende hoofdstuk zal dus gekeken worden naar Nederland en naar UNPROFOR tijdens de aanval De val van de enclave Overall a quiet day military 65 zo beschreef de plaatsvervanger van Janvier de situatie in Srebrenica op 6 juli. Dat ondertussen de aanval van de Bosnische Serven op de enclave was begonnen en dat dat kennelijk maar langzaam door[drong] tot Zagreb 66, was een slecht teken voor de komende dagen. De communicatie tussen Dutchbat, via Tuzla, en 64 Peter Bootsma, Srebrenica Het officiële NIOD-rapport samengevat, p Ibidem, p Ibidem, p

58 Sarajevo en Zagreb verliep niet snel genoeg, zodat Sarajevo maar voornamelijk Zagreb achterliepen op de gebeurtenissen in de enclave. Omdat Nederland afhankelijk was van de informatievoorziening uit Zagreb en Sarajevo was ook daar al snel sprake van een achterstand. Toch probeerde het hoofdkwartier van UNPROFOR in Sarajevo de gebeurtenissen op de grond voor te zijn door alvast bepaalde voorbereidingen te treffen, maar het zou niet kunnen voorkomen dat de goedkeuring/afwijzing ervan door de force commander of speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties veel tijd opeiste en deze achterstand bleef bestaan, wat tevens weer gevolgen had voor het verloop van de aanval. De aanval begint op 6 juli 1995 De situatie Al s ochtends vroeg vielen de Bosnische Serven via het zuidoosten de enclave aan. Dit duurde ongeveer tot één uur s middags. In die tijd diende Thom Karremans zijn eerste aanvraag voor luchtsteun in bij generaal Nicolai in Sarajevo. Hij vond dit de ideale gelegenheid om de wapensystemen van de Bosnische Serven uit te schakelen, de enige kans volgens de commandant om de enclave te redden. 67 Nicolai wees Karremans er echter op dat luchtsteun alleen onder bepaalde omstandigheden kon worden aangevraagd, onder andere het smoking-gun-principe. Ondanks dat Dutchbat niet onder vuur lag wat dit principe inhield diende Karremans toch zijn verzoek in. Waar gaat het mis? Bij de aanvraag voor het luchtwapen ging van alles mis. Ten eerste vroeg Thom Karremans om Presence Close Air Support een begrip dat niet bestond. Zijn verzoek werd dus ook niet doorgeleid naar Zagreb omdat het daardoor geen officiële aanvraag was. De staf in het UNPF-hoofdkwartier beweerde dus ook dat tot 9 juli geen aanvraag was ingediend aangezien het personeel in Zagreb er geen had ontvangen. Deze waren echter al in Sarajevo afgewezen. Ten tweede ging Karremans ervan uit dat met zijn aanvraag de hele wapeninstallatie van de Bosnische Serven uitgeschakeld kon worden. Cees Nicolai in Sarajevo moest hem dus nog een keer uitleggen wat de voorwaarden en regels van luchtsteun waren, maar dat kon Karremans niet tegenhouden de aanvraag toch in te dienen. Ten derde had Karremans de aanvraag niet volgens de officiële procedure ingediend door Sector North East in Tuzla over te slaan. Hierdoor was kolonel Brantz niet op de hoogte van de afwijzing. Vervolgens gaf hij aan de Bosnische Moslimsstrijders van het ABiH verkeerde 67 Ibidem, p

59 informatie door, namelijk dat Karremans om luchtaanvallen had gevraagd en dat het verzoek doorgeleid was naar Zagreb waar men erover zou beslissen. De Bosnische Moslims van de ABiH waren sowieso al kwaad op UNPROFOR, omdat de Nederlandse soldaten zonder te vechten de observatieposten (OP) in het zuidoosten van de enclave hadden opgegeven. Zij vonden dat Dutchbat hen in steek had gelaten. In Nederland maakten zich het Defensie Crisisbeheersingscentrum en het Crisiscentrum van de Koninklijke Landmacht grote zorgen over de gebeurtenissen in de enclave. Zij wilden het liefst dat Dutchbat III zo snel mogelijk weg kon uit het gebied. 57

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag > Retouradres Postbus 20701 2500 ES Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Ministerie van Defensie Plein 4 MPC 58 B Postbus 20701 2500 ES Den Haag www.defensie.nl

Nadere informatie

Stichting Nationaal Erfgoed Hotel De Wereld

Stichting Nationaal Erfgoed Hotel De Wereld Stichting Nationaal Erfgoed Hotel De Wereld Onderwerp: Inleider: Wie is aansprakelijk voor VN blauwhelmen? Professor Ann Pauwels van de universiteit van Brussel Thema-avond: Dinsdag 21 mei 2013 Ik wil

Nadere informatie

Interventie Syrië. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht

Interventie Syrië. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht Oudemanhuispoort 4-6 1012 CN Amsterdam Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 5252833 Interventie Syrië Datum 29 augustus 2013 Opgemaakt

Nadere informatie

Maatschappijwetenschappen 2e fase DE GENOCIDE IN SREBRENICA 1995 KNIPVELLEN

Maatschappijwetenschappen 2e fase DE GENOCIDE IN SREBRENICA 1995 KNIPVELLEN Maatschappijwetenschappen 2e fase DE GENOCIDE IN SREBRENICA 1995 KNIPVELLEN NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies OPDRACHT 2 HET FEITENRELAAS Zet de feiten op een rijtje door een

Nadere informatie

Moeilijke besluiten voor de Europese Raad

Moeilijke besluiten voor de Europese Raad Moeilijke besluiten voor de Europese Raad Korte omschrijving: Leerlingen gaan aan de slag met actuele Europese dilemma s. Er zijn vijf dilemma s. U kunt zelf kiezen welke dilemma s u aan de orde stelt.

Nadere informatie

DAGVAARDING RECHTBANK S-GRAVENHAGE

DAGVAARDING RECHTBANK S-GRAVENHAGE DAGVAARDING RECHTBANK S-GRAVENHAGE Heden, de TWEEDUIZENDZEVEN, ten verzoeke van: 1. mevrouw Sabaheta Fejzi, wonende te Vogo a (gemeente Sarajevo), aan de Gornja Jo anica I do 9, Bosnië-Herzegovina; 2.

Nadere informatie

De (on)rechtmatigheid van humanitaire interventie:

De (on)rechtmatigheid van humanitaire interventie: RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN De (on)rechtmatigheid van humanitaire interventie: Respect voor staatssoevereiniteit versus bescherming van mensenrechten? PROEFSCHRIFT ter verkrijging van het doctoraat in

Nadere informatie

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 535 2637 Advies Luchtaanvallen IS(IS) Datum 24 september 2014 Opgemaakt door Prof. dr. P.A. Nollkaemper

Nadere informatie

DAGVAARDING RECHTBANK S-GRAVENHAGE

DAGVAARDING RECHTBANK S-GRAVENHAGE DAGVAARDING RECHTBANK S-GRAVENHAGE Heden, de TWEEDUIZENDZEVEN, ten verzoeke van: 1. mevrouw Sabaheta Fejzić, wonende te Vogošća (gemeente Sarajevo), aan de Gornja Jošanica I do 9, Bosnië-Herzegovina; 2.

Nadere informatie

32635 Strategie van Nederlands buitenlandbeleid. Brief van de minister van Buitenlandse Zaken

32635 Strategie van Nederlands buitenlandbeleid. Brief van de minister van Buitenlandse Zaken 32635 Strategie van Nederlands buitenlandbeleid Nr. 5 Brief van de minister van Buitenlandse Zaken Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 26 april 2012 Mede namens de Staatssecretaris

Nadere informatie

Titel Nederlandse troepen in Srebrenica

Titel Nederlandse troepen in Srebrenica Nederlandse troepen in Srebrenica Hoe zorg je voor vrede in moeilijke tijden? Korte lesomschrijving Leerlingen verwerven in deze les informatie over de burgeroorlog in Joegoslavië. Ook onderzoeken ze de

Nadere informatie

Srebrenica: een veilig gebied

Srebrenica: een veilig gebied Srebrenica: een veilig gebied Deelstudie NL Chronologie Chronologie van de Nederlandse betrokkenheid bij het Bosnische conflict en de nasleep ervan 1991-1999 D.C.L. Schoonoord (NIOD) Inleiding Er bestaan

Nadere informatie

Instelling expertgroep voor vraagstuk politieke steun bij interstatelijk geweld en humanitaire interventie

Instelling expertgroep voor vraagstuk politieke steun bij interstatelijk geweld en humanitaire interventie 951-370 Instelling expertgroep voor vraagstuk politieke steun bij interstatelijk geweld en humanitaire interventie nr. Lijst van vragen en antwoorden Vastgesteld (wordt door griffie ingevuld als antwoorden

Nadere informatie

DE LEGALITEIT VAN DE INTERNATIONAALRECHTELIJKE RECHTVAARDIGINGSGRONDEN VOOR DE WESTERSE INTERVENTIES IN SYRIË EN IRAK.

DE LEGALITEIT VAN DE INTERNATIONAALRECHTELIJKE RECHTVAARDIGINGSGRONDEN VOOR DE WESTERSE INTERVENTIES IN SYRIË EN IRAK. DE LEGALITEIT VAN DE INTERNATIONAALRECHTELIJKE RECHTVAARDIGINGSGRONDEN VOOR DE WESTERSE INTERVENTIES IN SYRIË EN IRAK STARTPUNT In beginsel art. 2 (4) HVN: geweldsverbod interstatelijke betrekkingen Uitzonderingen:

Nadere informatie

STG CONFIDENTIEEL. Directie Operatiën Koninklijke landmacht Afd. Inlichtingen en Veiligheid Sectie Inlichtingen SUPINTREP. Enclaves ZEPA en SREBRENICA

STG CONFIDENTIEEL. Directie Operatiën Koninklijke landmacht Afd. Inlichtingen en Veiligheid Sectie Inlichtingen SUPINTREP. Enclaves ZEPA en SREBRENICA Directie Operatiën Koninklijke landmacht Afd. Inlichtingen en Veiligheid Sectie Inlichtingen SUPINTREP Enclaves ZEPA en SREBRENICA Standdatum: 07 maart 1994 - SUPINTREP ENCLAVES SREBRENICA en ZEPA ALGEMEEN.

Nadere informatie

5.2. Boekverslag door L woorden 2 juni keer beoordeeld. Geschiedenis. Inleiding

5.2. Boekverslag door L woorden 2 juni keer beoordeeld. Geschiedenis. Inleiding Boekverslag door L. 2156 woorden 2 juni 2007 5.2 44 keer beoordeeld Vak Geschiedenis Inleiding Dit werkstuk gaat over de val van Srebrenica en welke rol Nederland hierin speelde. De hoofdvraag is dan ook:

Nadere informatie

De dood van Joegoslavië ( )

De dood van Joegoslavië ( ) Geschiedenis van de laatste 50 jaar De dood van Joegoslavië (1990-1995) Bas Levinsohn 1 Inleiding Overzicht colleges Titel college Thema college Tijdsperiode 1 De Cubaanse rakketencrisis Beslissingen tijdens

Nadere informatie

Eusebiusbinnensingel 28 Postbus EP Arnhem

Eusebiusbinnensingel 28 Postbus EP Arnhem Arnhem, 7 maart 2013 Geen strafrechtelijk onderzoek Srebrenica Het Openbaar Ministerie stelt geen strafrechtelijk onderzoek in tegen de heren Karremans (commandant Dutchbat III), Franken (plaatsvervangend

Nadere informatie

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T

Advies IS - Irak. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law. Postbus BA Amsterdam T Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 535 2632 Advies IS - Irak Datum 3 september 2014 Opgemaakt door Prof. dr. P.A. Nollkaemper Op

Nadere informatie

Voor de delegaties gaan in bijlage dezes de conclusies van de Raad over Jemen, die de Raad in zijn zitting op 18 februari 2019 heeft aangenomen.

Voor de delegaties gaan in bijlage dezes de conclusies van de Raad over Jemen, die de Raad in zijn zitting op 18 februari 2019 heeft aangenomen. Raad van de Europese Unie RESULTAAT BESPREKINGEN van: het secretariaat-generaal van de Raad aan: de delegaties Betreft: Conclusies van de Raad over Jemen - Conclusies van de Raad (18 februari 2019) Voor

Nadere informatie

Belangen: Wel of niet ingrijpen in Syrië?

Belangen: Wel of niet ingrijpen in Syrië? Belangen: Wel of niet ingrijpen in Syrië? Korte omschrijving werkvorm: Leerlingen moeten zich inleven in een permanent lid van de Veiligheidsraad van de VN. Ze gaan aan de slag met het vraagstuk of de

Nadere informatie

TRANSATLANTIC TRENDS 2004 NETHERLANDS

TRANSATLANTIC TRENDS 2004 NETHERLANDS TRANSATLANTIC TRENDS 2004 NETHERLANDS Q1. Denkt u dat het voor de toekomst van Nederland het beste is als wij actief deelnemen in de wereldpolitiek of moeten wij ons niet in de wereldpolitiek mengen? 1

Nadere informatie

16 november 2015. Onderzoek: Veiligheidsgevoel na aanslagen Parijs

16 november 2015. Onderzoek: Veiligheidsgevoel na aanslagen Parijs 16 november 2015 Onderzoek: Veiligheidsgevoel na aanslagen Parijs Over het EenVandaag Opiniepanel Het EenVandaag Opiniepanel bestaat uit ruim 50.000 mensen. Zij beantwoorden vragenlijsten op basis van

Nadere informatie

Internationaal Toetsingskader voor Gewapende Humanitaire Interventie

Internationaal Toetsingskader voor Gewapende Humanitaire Interventie Internationaal Toetsingskader voor Gewapende Humanitaire Interventie Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten 7 maart 2001 Inhoudsopgave I Algemene overwegingen p. 2 II Criteria voor een toetsingskader

Nadere informatie

1red , NOS, Gesprek met de minister-president, Ned.2, uur

1red , NOS, Gesprek met de minister-president, Ned.2, uur 1red18248 29-06-2007, NOS, Gesprek met de minister-president, Ned.2, 22.50 uur MINISTER-PRESIDENT BALKENENDE, NA AFLOOP VAN DE MINISTERRAAD, OVER HET ONDERZOEK NAAR EVENTUELE VERLENGING VAN DE MISSIE IN

Nadere informatie

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus 1030 1000 BA Amsterdam T 020 535 2637 Nader Advies Geweldgebruik tegen ISIL in Syrië 23 juni 2015 Prof. dr. P.A. Nollkaemper

Nadere informatie

MODULE III BESLISSINGEN NEMEN IN EUROPA? BEST LASTIG!!!

MODULE III BESLISSINGEN NEMEN IN EUROPA? BEST LASTIG!!! MODULE III BESLISSINGEN NEMEN IN EUROPA? BEST LASTIG!!! De Europese Unie bestaat uit 27 lidstaten. Deze lidstaten hebben allemaal op dezelfde gebieden een aantal taken en macht overgedragen aan de Europese

Nadere informatie

germaans volk), een sterke Franse groepering. Ze verkochten haar aan de Engelsen die haar beschuldigden van ketterij (het niet-geloven van de kerk).

germaans volk), een sterke Franse groepering. Ze verkochten haar aan de Engelsen die haar beschuldigden van ketterij (het niet-geloven van de kerk). Jeanne d'arc Aan het begin van de 15de eeuw slaagden de Fransen er eindelijk in om de Engelsen uit hun land te verdrijven. De strijd begon met een vrouw die later een nationale heldin werd, van de meest

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Rijnstraat 8 2515 XP Den Haag Postbus 20061 Nederland www.rijksoverheid.nl Datum 16 april 2018 Betreft Beantwoording vragen

Nadere informatie

Internationale Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging

Internationale Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging Internationale Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging Structuur De Internationale Rode Kruisbeweging bestaat uit drie onderdelen: Nationale Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen (onder meer het Belgische

Nadere informatie

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties Dit hoofdstuk gaat over opstand in Amerika, Frankrijk en Nederland. Deze opstanden noemen we revoluties. Opstand in Amerika (1775). De

Nadere informatie

Het Rode Kruis kiest bij conflicten geen partij. Het kiest altijd voor de slachtoffers, tot welke zijde zij ook behoren.

Het Rode Kruis kiest bij conflicten geen partij. Het kiest altijd voor de slachtoffers, tot welke zijde zij ook behoren. Het Rode Kruis is ontstaan uit het verlangen hulp te bieden, zonder onderscheid. Overal ter wereld handelt de organisatie volgens dezelfde zeven grondbeginselen: Menslievendheid Onpartijdigheid Neutraliteit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 23 591 Betrokkenheid van het parlement bij de uitzending van militaire eenheden 26 454 Besluitvorming uitzendingen Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTERS

Nadere informatie

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen 2006R1412 NL 01.07.2013 003.001 1 Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen B VERORDENING (EG) Nr. 1412/2006 VAN DE RAAD van 25

Nadere informatie

TOETSINGSKADER 2014 Inleiding

TOETSINGSKADER 2014 Inleiding TOETSINGSKADER 2014 Inleiding Op 28 juni 1995 boden de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie de Tweede Kamer een toetsingskader aan dat kon dienen ter structurering van de gedachtewisseling

Nadere informatie

HONDERD JAAR GELEDEN. Nieuws uit de krant van 10 tot 15 maart 1913

HONDERD JAAR GELEDEN. Nieuws uit de krant van 10 tot 15 maart 1913 HONDERD JAAR GELEDEN aflevering 12 Nieuws uit de krant van 10 tot 15 maart 1913 Een vast onderwerp waaraan in de kranten aandacht werd besteed, was de oorlog op de Balkan. Turkije was er bij betrokken

Nadere informatie

1. Inleiding. 2. Volkenrechtelijke mandaten voor gebruik geweld

1. Inleiding. 2. Volkenrechtelijke mandaten voor gebruik geweld 1. Inleiding Deze brief geeft uitvoering aan de toezegging van de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens het Algemeen Overleg van 29 augustus 2013 over de ontwikkelingen in Syrië om alternatieve volkenrechtelijk

Nadere informatie

Srebrenica: een veilig gebied

Srebrenica: een veilig gebied Srebrenica: een veilig gebied Deelstudie Berichtgeving in 1993 In Sarajevo wordt geschoten, in Genève wordt gepraat Een onderzoek naar de berichtgeving in vier landelijke dagbladen over het conflict in

Nadere informatie

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag > Retouradres Postbus 20701 2500 ES Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Ministerie van Defensie Plein 4 MPC 58 B Postbus 20701 2500 ES Den Haag www.defensie.nl

Nadere informatie

3 september 2014. Onderzoek: Internationale spanningen en conflicten

3 september 2014. Onderzoek: Internationale spanningen en conflicten 3 september 2014 Onderzoek: Internationale spanningen en conflicten Over het EenVandaag Opiniepanel Het EenVandaag Opiniepanel bestaat uit ruim 30.000 mensen. Zij beantwoorden vragenlijsten op basis van

Nadere informatie

EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE

EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE CRI(97)36 Version néerlandaise Dutch version EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE TWEEDE ALGEMENE BELEIDSAANBEVELING VAN DE ECRI: SPECIALE ORGANEN OP NATIONAAL NIVEAU GERICHT OP DE BESTRIJDING

Nadere informatie

De koude oorlog Jesse Klever Groep 7

De koude oorlog Jesse Klever Groep 7 De koude oorlog Jesse Klever Groep 7 1 Voorwoord Tijdens het maken van mijn spreekbeurt over Amerika kwam ik de Koude oorlog tegen. De koude oorlog leek mij een heel interessant onderwerp waar ik niet

Nadere informatie

Operatiegebied Zuid-Libanon: UNIFIL van klassieke peacekeeping naar robuuste peacekeeping macht

Operatiegebied Zuid-Libanon: UNIFIL van klassieke peacekeeping naar robuuste peacekeeping macht Verschenen in Opinie, Carré, 29(9) 2006: 18-21. Operatiegebied Zuid-Libanon: UNIFIL van klassieke peacekeeping naar robuuste peacekeeping macht Dick LEURDIJK 1 Op maandag 10 augustus, s ochtends om 7 uur,

Nadere informatie

Artikel 100 van de Grondwet en Toetsingskader 2001

Artikel 100 van de Grondwet en Toetsingskader 2001 11 ARTIKEL 100 VAN DE GRONDWET EN TOETSINGSKADER 2001 401 11.1 Inleiding 100 2000 1 2 2001 1 2002 tot zomer 2003 in te 11.2 Reikwijdte van artikel 100 Grondwet 2 3 1 Kamerstukken II, 2000/01, 23591 en

Nadere informatie

Leerlingen hand-out stadswandeling Amsterdam

Leerlingen hand-out stadswandeling Amsterdam Leerlingen handout stadswandeling Amsterdam Groep 1: de Surp Hoki Armeens Apostolische kerk Adres: Kromboomsloot 22, Amsterdam Namen leerlingen: In deze handout staat alle informatie die je nodig hebt

Nadere informatie

Het belang van kritiek (en reflectie) op Europese waarden. Bart van Horck

Het belang van kritiek (en reflectie) op Europese waarden. Bart van Horck Het belang van kritiek (en reflectie) op Europese waarden Bart van Horck De EU in de wereld: dynamisch Verkiezing Trump isolationistischere koers VS Intensievere samenwerking EU Turkse coup referendum

Nadere informatie

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken http://spreekbeurten.info

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken http://spreekbeurten.info Unicef Hoofdstuk 1: Geschiedenis van Unicef Unicef is de Kinderrechtenorganisatie van de Verenigde Naties (VN). De Verenigde Naties zijn een verbond van (bijna) alle landen van de wereld. Deze landen hebben

Nadere informatie

Opdracht: De Eerste Wereldoorlog

Opdracht: De Eerste Wereldoorlog Opdracht: De Eerste Wereldoorlog Rollenspel: Het Verdrag van Versailles ROL Vittorio Orlando Doel van de opdracht: De klas wordt verdeeld in groepjes van vier leerlingen. Elk groepslid speelt de rol van

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-I

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-I Opgave 1 Kroatië toegetreden tot de EU Bij deze opgave horen de teksten 1 tot en met 3 en figuur 1. Inleiding Kroatië is een van de staten in de Balkan die voorheen tot Joegoslavië behoorden. In 1991 verklaarde

Nadere informatie

Handleiding Srebrenica

Handleiding Srebrenica Korte lesomschrijving In deze les staat de vensterplaat over de val van Srebrenica central. De leerlingen ontdekken aan de hand van deze interactieve vensterplaat waarom Nederlandse soldaten daar waren

Nadere informatie

PARLEMENTAIRE PARITAIRE VERGADERING ACS-EU

PARLEMENTAIRE PARITAIRE VERGADERING ACS-EU PARLEMENTAIRE PARITAIRE VERGADERING ACS-EU Commissie politieke zaken 29.2.2008 WERKDOCUMENT over de bescherming van burgers tijdens vredesoperaties van de VN en regionale organisaties Co-rapporteurs: Komi

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1996 Nr. 261

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1996 Nr. 261 83 (1995) Nr. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1996 Nr. 261 A. TITEL Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake het verbod of de beperking van het gebruik van bepaalde conventionele

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 29 200 X Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2004 C BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE Aan de

Nadere informatie

Tijdvak I. 31 oktober 2013 8: 30-10:00.

Tijdvak I. 31 oktober 2013 8: 30-10:00. 1 SCHOOLONDERZOEK Tijdvak I GESCHIEDENIS 31 oktober 2013 8: 30-10:00. Dit onderzoek bestaat uit 38 vragen. Bij dit onderzoek behoort een antwoordblad. Beantwoord de antwoorden uitsluitend op het antwoordblad.

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJKDERNEDER LAN DEN. JAARGANG 1951 No. 4 Overgelegd aan de Staten-Generaal door de Minister van Buitenlandse Zaken

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJKDERNEDER LAN DEN. JAARGANG 1951 No. 4 Overgelegd aan de Staten-Generaal door de Minister van Buitenlandse Zaken 3 (1950) No. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJKDERNEDER LAN DEN JAARGANG 1951 No. 4 Overgelegd aan de Staten-Generaal door de Minister van Buitenlandse Zaken A. TITEL UNIEZAKEN Memorandum houdende een

Nadere informatie

PUBLIC. Brussel, 12 juli 2006 (13.07) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 11603/06 LIMITE YU 3 COWEB 159

PUBLIC. Brussel, 12 juli 2006 (13.07) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 11603/06 LIMITE YU 3 COWEB 159 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 12 juli 2006 (13.07) (OR. en) 11603/06 LIMITE PUBLIC YU 3 COWEB 159 INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal

Nadere informatie

MINISTERIE VAN DEFENSIE Militaire Inlichtingendienst

MINISTERIE VAN DEFENSIE Militaire Inlichtingendienst MINISTERIE VAN DEFENSIE Militaire Inlichtingendienst Postbus 20701 2500 ES 's-gravenhage in: Zie verzendlijst Telefoon 070-3 18 81 88 Telefax 070-3 18 79 51 Uw brief Uw kenmerk Ons nummer DIS/94/095/1919

Nadere informatie

- een bijgewerkte lijst van landen die onderworpen zijn aan een EU-embargo op de uitvoer van wapens (bijlage I);

- een bijgewerkte lijst van landen die onderworpen zijn aan een EU-embargo op de uitvoer van wapens (bijlage I); RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 1 juli 1999 (02.08) (OR. en) 9691/99 LIMITE PESC 207 COARM 2 BEGELEIDENDE NOTA van : het secretariaat van de Raad aan : de delegaties nr. vorig doc. : 12978/98 PESC 291

Nadere informatie

WERKGROEP REGLEMENT VAN ORDE VAN DE EURO-MEDITERRANE PARLEMENTAIRE VERGADERING

WERKGROEP REGLEMENT VAN ORDE VAN DE EURO-MEDITERRANE PARLEMENTAIRE VERGADERING WERKGROEP REGLEMENT VAN ORDE VAN DE EURO-MEDITERRANE PARLEMENTAIRE VERGADERING Athene, 22 maart 2004 REGLEMENT VAN ORDE VAN DE EURO-MEDITERRANE PARLEMENTAIRE VERGADERING door het medevoorzitterschap van

Nadere informatie

Wat betekenden de verschillen tussen Noord en Zuid-Korea voor de Koude Oorlog? (conclusie)

Wat betekenden de verschillen tussen Noord en Zuid-Korea voor de Koude Oorlog? (conclusie) Praktische-opdracht door J. 1743 woorden 12 september 2011 6,1 32 keer beoordeeld Vak Geschiedenis Hoofdvraag Wat betekenden de verschillen tussen Noord en Zuid-Korea voor de Koude Oorlog? (conclusie)

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021 Rapport Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Koninklijke Marechaussee op 20 april 2005 aan zijn moeder een noodpaspoort heeft verleend, afgaande op informatie

Nadere informatie

GEMOTIVEERD ADVIES VAN EEN NATIONAAL PARLEMENT INZAKE DE SUBSIDIARITEIT

GEMOTIVEERD ADVIES VAN EEN NATIONAAL PARLEMENT INZAKE DE SUBSIDIARITEIT Europees Parlement 2014-2019 Commissie juridische zaken 4.11.2015 GEMOTIVEERD ADVIES VAN EEN NATIONAAL PARLEMENT INZAKE DE SUBSIDIARITEIT Betreft: Gemotiveerd advies van de Tsjechische senaat over het

Nadere informatie

Come home or go global, stupid

Come home or go global, stupid Come home or go global, stupid Een nieuwe toekomst voor de Noord Atlantische Verdragsorganisatie?! Drs. S.N. Mengelberg 1 De NAVO is een puur militaire organisatie! 2 De NAVO is niet langer de hoeksteen

Nadere informatie

Rapport. Verslag van Rapport over een klacht over de SVB te Amstelveen. Datum: 22 januari 2013. Rapportnummer: 2013/007

Rapport. Verslag van Rapport over een klacht over de SVB te Amstelveen. Datum: 22 januari 2013. Rapportnummer: 2013/007 Rapport Verslag van Rapport over een klacht over de SVB te Amstelveen Datum: 22 januari 2013 Rapportnummer: 2013/007 2 De klacht en de achtergronden De Nationale ombudsman ontving in het voorjaar van 2012

Nadere informatie

De NAVO in Macedonië: giving peacekeeping a bad name

De NAVO in Macedonië: giving peacekeeping a bad name Commentaar De NAVO in Macedonië: giving peacekeeping a bad name IVO H. DAALDER * Naar eigen maatstaven van de NA- VO zal het derde avontuur op de Balkan binnen zes jaar een succes blijken te zijn. Eind

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Postbus 20061 Nederland www.minbuza.nl Contactpersoon DWH/LC T 070-3485226 F 070-3485472

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie Nr. 2113 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Nadere informatie

DE BRIEVENBRIGADE HET VERHAAL VAN DE EUROPESE UNIE

DE BRIEVENBRIGADE HET VERHAAL VAN DE EUROPESE UNIE DE BRIEVENBRIGADE HET VERHAAL VAN DE EUROPESE UNIE DE INSTELLINGEN: WIE DOET WAT? INTRO VOOR DE LEERKRACHT Op de volgende pagina s vindt u materiaal waarmee u de belangrijkste Europese instellingen op

Nadere informatie

Een moeizame ontwikkeling

Een moeizame ontwikkeling Een moeizame ontwikkeling De parlementaire invloed op en betrokkenheid bij Nederlandse vredesmissies na de Koude Oorlog Masterscriptie Bob van der Ven Studentnummer: 3545776 I Email: vandervenbob@gmail.com

Nadere informatie

Naam KIDS FOR WARCHILD Oorlog en vrede in de wereld

Naam KIDS FOR WARCHILD Oorlog en vrede in de wereld Naam KIDS FOR WARCHILD Oorlog en vrede in de wereld In meer dan dertig landen in de wereld is er oorlog. Wereldwijd zijn er dus miljoenen kinderen die een oorlog meemaken. Vraag 1. Kun je drie landen noemen

Nadere informatie

BRON 8. Passage uit de Schumanverklaring

BRON 8. Passage uit de Schumanverklaring BRON 8 Passage uit de Schumanverklaring Op 9 mei 1950 presenteerde Robert Schuman, de Franse minister van Buitenlandse Zaken, de Schumanverklaring. Hierin stelde hij voor een Europese Gemeenschap voor

Nadere informatie

V Vergadering van de Eerste Kamer op dinsdag 5 maart 2013. Toespraak van de Voorzitter van de Eerste Kamer, Mr. G.J. de Graaf

V Vergadering van de Eerste Kamer op dinsdag 5 maart 2013. Toespraak van de Voorzitter van de Eerste Kamer, Mr. G.J. de Graaf V Vergadering van de Eerste Kamer op dinsdag 5 maart 2013 Toespraak van de Voorzitter van de Eerste Kamer, Mr. G.J. de Graaf Herdenking Dr. P.H. (Pieter) Kooijmans (1933-2013) Op 13 februari jongstleden

Nadere informatie

vaste commissie voor Buitenlandse Zaken

vaste commissie voor Buitenlandse Zaken Den Haag, 29 juni 2017 Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken DEF i.v.m. agendapunt 4, 10, 16, 18 EU i.v.m. agendapunt 12, 13 EZ i.v.m. agendapunt 9 I&M i.v.m. agendapunt 7, 9 KR i.v.m.

Nadere informatie

Datum 12 juni 2013 Betreft Beantwoording vragen van het lid Omtzigt over het artikel 'Timmermans goede bedoelingen brengen Syrië dichter bij de hel'

Datum 12 juni 2013 Betreft Beantwoording vragen van het lid Omtzigt over het artikel 'Timmermans goede bedoelingen brengen Syrië dichter bij de hel' Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Postbus 20061 Nederland www.rijksoverheid.nl Contactpersoon Arnt Kennis T 0703487186

Nadere informatie

Werkblad: Slag om de Schelde en de invloed op het Nieuwe land. 1

Werkblad: Slag om de Schelde en de invloed op het Nieuwe land. 1 Achtergrond informatie voor docenten. D- Day betekend de eerste dag van een grote militaire operatie. In de Tweede Wereldoorlog viel dat op 6 juni 1944. Maar de inval van de Amerikanen in Afghanistan was

Nadere informatie

pagina 1 van 23 LJN: BR0132, Gerechtshof 's-gravenhage, 200.020.173/01 Datum 05-07-2011 uitspraak: Datum 05-07-2011 publicatie: Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie:

Nadere informatie

Lijst van vragen en antwoorden

Lijst van vragen en antwoorden 30952-330 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Verenigde Staten van Amerika, inzake toegang tot en gebruik van faciliteiten op Curaçao voor humanitaire bevoorradingen

Nadere informatie

Interview protocol (NL)

Interview protocol (NL) Interview protocol (NL) Protocol telefoongesprek slachtoffers Goedemorgen/middag, u spreekt met (naam) van de Universiteit van Tilburg. Wij zijn op dit moment bezig met een onderzoek naar straat- en contactverboden

Nadere informatie

DIE VIJF DAGEN IN MEI

DIE VIJF DAGEN IN MEI DIE VIJF DAGEN IN MEI 1940 Op initiatief van Martin Lagestee maakte Lagestee Film BV in samenwerking met acht regionale omroepen en in coproductie met NTR en VPRO vijf documentaires met als onderwerp de

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Postbus 20061 Nederland www.rijksoverheid.nl Contactpersoon S. Kaasjager T 070-3485230

Nadere informatie

LJN: BR0133, Gerechtshof 's-gravenhage, /01

LJN: BR0133, Gerechtshof 's-gravenhage, /01 LJN: BR0133, Gerechtshof 's-gravenhage, 200.020.174/01 Print uitspraak Datum uitspraak: 05-07-2011 Datum publicatie: 05-07-2011 Rechtsgebied: Soort procedure: Inhoudsindicatie: Vindplaats(en): Civiel overig

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 november 2012 (27.11) (OR. en) 16320/12 ENFOCUSTOM 127 COSI 117

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 november 2012 (27.11) (OR. en) 16320/12 ENFOCUSTOM 127 COSI 117 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 21 november 2012 (27.11) (OR. en) 16320/12 ENFOCUSTOM 127 COSI 117 NOTA I/A-PUNT van: het secretariaat-generaal aan: het Coreper / de Raad nr. vorig doc.: 12712/3/12

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 november 2003 (OR. en) 13915/03 ENFOPOL 92 COMIX 642

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 november 2003 (OR. en) 13915/03 ENFOPOL 92 COMIX 642 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 4 november 2003 (OR. en) 13915/03 ENFOPOL 92 COMIX 642 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Resolutie van de Raad betreffende de beveiliging van de bijeenkomsten

Nadere informatie

Herdenking Capitulaties Wageningen

Herdenking Capitulaties Wageningen SPEECH SYMPOSIUM 5 MEI 2009 60 jaar NAVO Clemens Cornielje Voorzitter Nationaal Comité Herdenking Capitulaties Wageningen Dames en heren, De détente tussen oost en west was ook in Gelderland voelbaar.

Nadere informatie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2 Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2 Samenvatting door S. 1030 woorden 18 mei 2017 0 keer beoordeeld Vak Geschiedenis Geschiedenis samenvatting H2 1: Wetenschappelijke Revolutie 17 e eeuw Kenmerken: Observeren

Nadere informatie

Samenvatting. Verkenningsopdracht en voorgeschiedenis

Samenvatting. Verkenningsopdracht en voorgeschiedenis Samenvatting Verkenningsopdracht en voorgeschiedenis De val van de enclave Srebrenica op 11 juli 1995 is een gebeurtenis die Nederland, meer dan twintig jaar na dato, blijft bezighouden. Hoe actueel en

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992 10 (1992) Nr. 2 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1993 Nr. 51 A. TITEL Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992 B. TEKST De Nederlandse

Nadere informatie

Ledenpanel Januari 2016

Ledenpanel Januari 2016 Ledenpanel Januari 2016 Status: Afgesloten Begindatum: 27-01-2016 Einddatum: 02-02-2016 Live: 7 dagen Vragen: 20 Talen: nl Panelgrootte: 3.266 Bounced: 5 (0,2%) Geweigerd: 27 (0,8%) Gedeeltelijk geantwoord:

Nadere informatie

VREDESOPERATIES IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF. D.A. Leurdijk

VREDESOPERATIES IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF. D.A. Leurdijk VREDESOPERATIES IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF D.A. Leurdijk INLEIDING Her is een goede gelegenheid om, in bet kader van de Universitaire Vredesdagen, stil to staan bij een onderwerp dat ons de afgelopen

Nadere informatie

EURO-MEDITERRAAN PARLEMENTAIR FORUM

EURO-MEDITERRAAN PARLEMENTAIR FORUM EURO-MEDITERRAAN PARLEMENTAIR FORUM Napels, 2 december 2003 AANBEVELING VAN HET EURO-MEDITERRAAN PARLEMENTAIR FORUM AAN DE VIde EURO-MEDITERRANE MINISTERSCONFERENTIE betreffende de oprichting van een Euro-Mediterrane

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1968 Nr. 1

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1968 Nr. 1 52 (1967) Nr. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1968 Nr. 1 A. TITEL Notawisseling tussen de Nederlandse en de Keniase Regering inzake de toepassing van het op 26 september 1898

Nadere informatie

MINISTERIE VAN DEFENSIE Militaire Inlichtingen Dienst

MINISTERIE VAN DEFENSIE Militaire Inlichtingen Dienst MINISTERIE VAN DEFENSIE Militaire Inlichtingen Dienst Postbus 20701 2500 ES Den-Haag Telefoon 070-3 18 81 88 Telefax 070-3 18 79 51 Aan; Zie Verzendlijst Uw brief Uw kenmerk Ons nummer DIS/93/095/1311

Nadere informatie

Dan toch maar euthanasie voor Van den Bleeken?

Dan toch maar euthanasie voor Van den Bleeken? Dan toch maar euthanasie voor Van den Bleeken? Nederland niet happig om 'uitbehandelde' geïnterneerde Frank Van den Bleeken op te vangen 01-06-15, 07.00u - BART EECKHOUT LEES LATER 2Van den Bleeken ging

Nadere informatie

Verenigde Staten Ontwikkeling van de burgerrechten

Verenigde Staten Ontwikkeling van de burgerrechten Verenigde Staten Ontwikkeling van de burgerrechten 1.2-2.3-3.3 Inleiding Deze opdracht gaat over de ontwikkeling van de burgerrechten. Hierbij staat de status van de zwarte bevolking in de Verenigde Staten

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 juli 2013. Rapportnummer: 2013/087

Rapport. Datum: 15 juli 2013. Rapportnummer: 2013/087 Rapport "Toch een voldoende voor de Toets Gesproken Nederlands" Rapport over een klacht over de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te Den Haag. Datum: 15 juli 2013 Rapportnummer: 2013/087 2

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Postbus 20061 Nederland www.rijksoverheid.nl Datum 22 augustus 2017 Betreft Beantwoording

Nadere informatie

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 3.5.2017 COM(2017) 218 final Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Commissie wordt gemachtigd onderhandelingen te openen over een akkoord met het Verenigd Koninkrijk

Nadere informatie

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1987 Nr. 158

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1987 Nr. 158 14 (1987) Nr. 1 TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN JAARGANG 1987 Nr. 158 A. TITEL Notawisseling tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Bondsrepubliek

Nadere informatie

Tijdvak II. november 2013 8: 30-10:00.

Tijdvak II. november 2013 8: 30-10:00. SCHOOLONDERZOEK Tijdvak II GESCHIEDENIS november 2013 8: 30-10:00. Dit onderzoek bestaat uit vragen. Bij dit onderzoek behoort een antwoordblad. Beantwoord de antwoorden uitsluitend op het antwoordblad.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:1761

ECLI:NL:GHDHA:2017:1761 ECLI:NL:GHDHA:2017:1761 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-06-2017 Datum publicatie 27-06-2017 Zaaknummer 200.158.313/01 en 200.160.317/01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie