Zekerheden en ondernemingsvormen. U bent geslaagd als u 13 of meer van de 18 vragen goed heeft.

Transcriptie

1 Antwoorden Oefenexamen U bent geslaagd als u 13 of meer van de 18 vragen goed heeft. 1. Alleen antwoord A is juist. Een stil pandrecht kan eenvoudig worden omgezet in een openbaar pandrecht, namelijk door de debiteuren mede te delen dat de vordering verpand is en zij voortaan alleen nog maar bevrijdend kunnen betalen aan de pandhouder. Op deze manier kan de pandhouder zelfstandig de aan hem verpande vorderingen innen, dus zonder tussenkomst van een ander. Antwoord B is niet juist: de hypotheekhouder kan alleen tot openbare verkoop (parate executie) overgaan door tussenkomst van een notaris. Onderhandse verkoop is alleen mogelijk met toestemming van de voorzieningenrechter van de rechtbank (pag. A3.7). Antwoord C is niet juist: de vuistloos pandhouder kan pas tot executie overgaan nadat hij de goederen in zijn macht heeft gekregen, en dat kan alleen met tussenkomst van een deurwaarder (pag. A3.7. Zie ook pagina A3.5 laatste tekstblok). 2. Alleen antwoord C is juist. Antwoord A is niet juist want een bankhypotheek omvat ook alle toekomstige vorderingen, ongeacht of ze in de hypotheekakte worden vermeld. Wel moet in de hypotheekakte een maximumbedrag worden vermeld. 3. Alleen antwoord A is juist. Het secureren van een persooonlijke zekerheid houdt inderdaad in dat (in dit geval) de borgstelling wordt veiliggesteld met een zakelijke zekerheid. Zie pag. A2.2. Antwoorden B en C zijn afleiders. 4. Alleen antwoord C is juist. Het bodemrecht van de fiscus maakt alleen inbreuk op het vuistloos pandrecht van de bank, en alleen op roerende zaken, voor zover die bestemd zijn voor duurzaam gebruik in het winkelpand. De hypotheekrechten en het pandrecht op de debiteurenvorderingen kan de bank dus onbelemmerd uitoefenen. Roerend zijn hier alleen de voorraden, maar voorraden zijn juist niet bestemd voor duurzaam gebruik en vallen daadoor NIET onder het bodembeslag. Kortom: de bank kan hier onbelemmerd haar zakelijke zekerheidsrechten uitoefenen. NIBE-SVV, juni

2 5. Alleen antwoord C is juist. De cliënt moet eerst in verzuim zijn en de bank moet bij opzegging een redelijke termijn in acht nemen, zodat de cliënt een herfinanciering kan regelen (zie ZO pag. A3.2, kantlijnwoord redelijke termijn ). Niets wijst erop dat dat gebeurd is. Antwoord A is NIET juist. Voor artikel 27 ABV is vereist dat de debiteur in verzuim is; daarvoor is ingebrekestelling nodig. Niets wijst erop dat die heeft plaatsgevonden. Alternatief B is NIET juist. Artikel 35 ABV regelt de opzegging van de relatie, maar ook dan moet iedere individuele overeenkomst worden opgezegd met inachtneming van de daarvoor geldende termijnen, dus de beide overeenkomsten met onmiddellijke ingang opzeggen is NIET toegestaan. 6. Alleen antwoord B is juist. Inderdaad is voor onderhandse verkoop toestemming van de voorzieningenrechter vereist (pag. A 3.7). Daarnaast blijven bij onderhandse verkoop de hypotheek op het pand rusten totdat alle vorderingen zijn voldaan; zuivering ofwel verval van het hypotheekrecht treedt alleen op bij veilingverkoop (pag. A1.24). Antwoord A en C zijn daarmee onjuist. 7. Alleen antwoord B is juist. Een sursiet is niet meer zelfstandig handelingsbevoegd. Hij is alleen nog maar handelingsbevoegd met medewerking of machtiging van de zijn wettelijke vertegenwoordiger, dus samen met de bewindvoerder (pag. A4.10). 8. Alleen antwoord C is juist. Inderdaad heeft alleen Van Staalduine toestemming van zijn huwelijkspartner nodig, want voor de andere twee geldt dat zij: 1. samen de meerderheid der aandelen bezitten (samen 60%), en 2. handelen ten behoeve van de normale uitoefening van hun bedrijf (het betreft een krediet voor de financiering van de bedrijfsvoering). Deze twee voorwaarden zijn vastgelegd in art. 1: 88 BW lid 5 (pag. B 2.9). De twee bestuursleden Van Staalduine en Meijs voldoen aan beide voorwaarden; dus is de uitzondering van art. 1: 88 BW lid 5 inderdaad op hen van toepassing. Zie ook pag. B 2.10/11, voorbeeld Alleen antwoord B is juist. Weliswaar bestaat er geen concernverband tussen Codrington BV en Kivits BV, maar Codrington BV heeft wel degelijk belang bij de financiering van Kivits BV. Er bestaat namelijk een financieel-economisch belang tussen beide bv s, zoals NIBE-SVV, juni

3 verwoord in antwoord B. Er is hier sprake van een zekere belangengemeenschap tussen beide bv s. Zie pagina B 3.11, vraag 4, incl het antwoord op deze vraag op pag. B Antwoord A is NIET juist. Dit argument, het bestaan van een langlopende huurcontract, is onvoldoende om aan te nemen dat Codrington BV belang heeft bij financiering van Kivits BV. Antwoord C is NIET juist. Ook al kunnen de statutaire doelomschrijvingen van beide bv s afwijken, dan nog kan de ene bv een financieel-economisch belang hebben bij financiering van de ander. 10. Alleen antwoord A is JUIST. Inderdaad moest en kon de Business Bank hier weten dat Meijer Beenakker NIET alleen bevoegd was FNR bv te vertegenwoordigen. Immers, de bank gaat hier een nieuwe relatie aan met een rechtspersoon, en moet dan de statuten en het handelsregister raadplegen om te weten met wie zij in zee gaat en wie bevoegd zijn deze rechtspersoon te vertegenwoordigen. Zie pag. B3.4. Antwoord B is NIET juist want de verplichting van 9 lid 2 ABV om de bank te informeren betreft wijzigingen in de vertegenwoordigingsbevoegdheid en neemt NIET de verantwoordelijkheid van de bank weg om bij het aangaan van een nieuwe relatie (hier met FNR BV) het HR en de statuten te raadplegen. Zie pag. B1.15. Antwoord C is NIET juist. Inderdaad zijn op grond van artikel 2: 240 BW zowel het bestuur van een bv (lid 1) als iedere bestuurder afzonderlijk (lid 3) bevoegd die bv te vertegenwoordigen, maar de statuten kunnen anders bepalen. Juist daarom moet een bank die in relatie treedt met een bestuurder van een bv de statuten van die nieuwe relatie en het handelsregister raadplegen (zie pag. B3.3-4). 11. Alleen antwoord B is juist. De heer J.H. Janssen is zelf geen bestuurslid maar heeft wel met volmacht van het bestuur van VHC gehandeld. Dat maakt VHC aansprakelijk voor deze handeling. En omdat VHC een informele vereniging is en ingeschreven staat in het handelsregister, zou in principe ook de handelende persoon aansprakelijk zijn, maar dan wel: a) onder de voorwaarde dat die persoon handelde namens VHC dan wel het bestuur van VHC die handeling (achteraf) bekrachtigt.(zie het slot par op pag. C 1.25). b) voor zover VHC zelf NIET aan haar verplichtingen kan voldoen; dit laatste moet VHC dan wel aantonen). Zie pag. C1.24. NIBE-SVV, juni

4 Uit de case blijkt dat Janssen hier handelde met volmacht van het bestuur van VHC. Bij volmacht wordt NIET de gevolmachtigde gebonden aan de afspraak, maar zijn volmachtgever. Hier is dus het bestuur gebonden en NIET de heer Janssen. Dat betekent ook dat in deze case de bestuursleden gezamenlijk aansprakelijk zijn voor nakoming van de namens VHC aangegane verplichting. Nogmaals: de bestuursleden zijn pas aansprakelijk voor zover het vermogen van VHC NIET toereikend is om de gehele schuld te voldoen. 12. Alleen antwoord C is juist. Inderdaad zijn alle buitenlandse rechtspersonen en vennootschappen die in Nederland een onderneming of nevenvestiging hebben, verplicht zich in te schrijven in het Nederlands handelsregister. Zie pag. B1.14, paragraaf 4.2 onder c: iedere buitenlandse rechtspersoon of vennootschap die in Nederland een onderneming of nevenvestiging heeft. Zie ook pag. C1.18/1.19: vennootschappen naar het recht van een EUlidstaat zijn verplicht zich in te schrijven in het handelsregister (.). Antwoord A is NIET juist. Inderdaad is een rechtspersoon uit een EU-lidstaat vrij zich in een andere EU-lidstaat te vestigen en mag zij dan NIET worden aangemerkt als een formeel buitenlandse rechtspersoon, maar dat betekent NIET dat uitsluitend het Frans recht op haar van toepassing is! Zie verder de feedback onder het juiste antwoord C en pag. C1.18/ Antwoord B is NIET juist, weliswaar hebben rechtspersonen in Nederland de verplichting tot boekhouden en publiceren van de jaarrekening, maar Nederland mag niet alle buitenlandse rechtspersoon gelijkschakelen met Nederlandse rechtspersonen: dat mag alleen bij rechtspersonen van buiten de EU, want voor rechtspersonen van binnen de EU geldt het beginsel van vrije vestiging. En deze laatste vennootschappen moeten zich wel inschrijven in het handelsregister. Zie feedback onder C en pag. C Alleen antwoord C is juist. Zie pag. C2.5 1 e voorbeeld (par ). Antwoord A is NIET juist. Een maatschap kan niet worden gebonden want is een overeenkomst tussen de maten onderling; deze overeenkomst heeft geen externe werking: zie pag. C2.5. Antwoord B is NIET juist. Wie handelt met machtiging van de maten, wordt juist ook zelf aansprakelijk. Dat is typisch voor maatschappen. Bovendien is ieder vd maten, als er GEEN maatschapsverklaring is getekend, slechts voor gelijke delen aansprakelijk (pag. C2.6). NIBE-SVV, juni

5 14. Alleen antwoord B is juist: ook een stille vennoot mag een persoonlijke zekerheidstelling afgeven, zolang hij maar NIET handelt als kredietnemer. Hij mag dus NIET meetekenen op de kredietovereenkomst en evenmin op de maatschapsverklaring met hoofdelijke aansprakelijkheidstelling. Maar hij mag zich wel als particulier borgstellen. Zie pag. C 2.13 onderaan. 15. Verder moet ieder van de echtgenotes meetekenen als blijk van toestemming, want het betreft hier een persoonlijke zekerheidstelling voor schulden van een ander (vennootschapsschulden). Zie art. 1: 88 BW lid 1c (pag. A2.2, paragraaf 1.1). Antwoord A is NIET juist. Corun mag GEEN hoofdelijkheidsakte tekenen, want dan zou hij handelen als kredietnemer. Corum mag WEL handelen als particulier door een particuliere borgstelling af te geven. Antwoord C is NIET juist; Corun mag weliswaar een persoonlijke zekerheidstelling afgeven voor de vennootschapsschulden, maar alleen als particulier want anders zou hij zich gedragen als beherende vennoot. Dan zou hij op dezelfde voet als Asjraf en Brahim aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap. Maar als particulier mag Corum wel een persoonlijke zekerheidstelling afgeven. Verder moeten de (huwelijks)partners altijd meetekenen bij persoonlijke zekerheidstelling voor de vennootschapsschulden. Het doet er daarbij niet toe of er al dan niet huwelijkse voorwaarden zijn opgemaakt (art. 1: 88 BW lid 1c: zie pag. A2.2, paragraaf 1.1). 15. Alleen antwoord B is juist. Antwoord B is juist. Immers, stelling I is onjuist. Stelling I betreft een MBO. Er is sprake van een MBI (management buy-in) wanneer de aandelen verkocht worden aan een nieuw management; wanneer het zitten management op deze manier aan de meerderheid van de aandelen komt, kan dit het zittend management ontslaan. 16. Alleen antwoord B is juist: hier is sprake van een joint venture want twee concerns richten een gezamenlijke dochtervennootschap op. Zie pag. C Alleen antwoord A is juist. Alleen de zekerheden I (het pandrecht op de debiteurenvorderingen) en II (het recht van hypotheek op de onroerende zaken) kunnen de bank nog iets opleveren. NIBE-SVV, juni

6 Zekerheid III (pandrecht op de voorraden) leidt tot niets. Immers alle kippen zijn geruimd en veel andere voorraad zal een kippenboer niet hebben. Zekerheid IV leidt evenmin tot iets. Immers een pensioen-bv mag GEEN persoonlijke zekerheidstelling afgeven omdat dan sprake zal zijn van doeloverschrijding (zie pag. C 4.9). 18. Alleen antwoord B is juist: alle vennootschappen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het krediet dat aan alle vennootschappen van het concern gezamenlijk worden verstrekt (zie pag. C 4.11). Antwoord A is niet juist (kredietverlening via de holding), want alle drie de vennootschappen hebben eigen bankrekeningen en niet alleen de holding, dus de holding doet hier NIET dienst als een soort interne bank. Antwoord C (Kredietverlening aan de holding, gedekt door een derdenhypotheek van Braks BV) is NIET juist om dezelfde reden als genoemd bij antwoord A. U bent geslaagd als u 13 of meer van de 18 vragen goed heeft. NIBE-SVV, juni