Kamergewijze verhuur in het Gebruiksbesluit. Voorschriften brandveiliggebruik van bouwwerken

Transcriptie

1 Kamergewijze verhuur in het Gebruiksbesluit Voorschriften brandveiliggebruik van bouwwerken

2 Inhoudsopgave Inleiding 1 Risico s 2 Ontstaan van brand van enige omvang 2 Vluchten bij brand 3 Schade aan derden en blusmogelijkheden 3 Regelgeving voor kamerverhuur in het Gebruiksbesluit 3 Installaties 3 Brandmeldinstallatie 3 Ontruimingsalarminstallatie en ontruimingsplan 3 Gekoppelde rookmelders 3 Bouwkundig 3 Subbrandcompartimenten 3 Algemeen 4 Deuren 4 Blusmiddelen 5 Mogelijkheden 5 Brandmeldinstallatie in gezamenlijke ruimten 5 Subbrandcompartimentering 6 Brandmeldinstallatie met volledige bewaking 6 Brandmeldinstallatie en de 2e vluchtroute 7 Subbrandcompartimentering en de 2e vluchtroute 7 Subbrandcompartimentering en gekoppelde rookmelders 8 Stroomschema 8 Subbrandcompartimentering bouwvergunning 8 Opmerkingen 9 Term kamergewijze verhuur 9 Basisfilosofie 9 Gelijkwaardigheid 9 Andere adequate wijze van ontvluchting 9 Blusmiddelen 10 Brandmeldinstallatie en gekoppelde rookmelders 10 Nadere voorwaarden na gebruiksmelding 10 Gebruiksvergunning vs gebruiksmelding 10 Wijzigingen door de komst Gebruiksbesluit t.o.v. bouwverordening 10 Bijlage 1 11 Bijlage 2 13 Bijlage 3 14 Bijlage 4 16

3 1 Inleiding Op 1 november 2008 is het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit) in werking getreden. Het Gebruiksbesluit regelt de voorschriften voor het brandveilig gebruik van bouwwerken. Eerder werd het brandveilig gebruik van kamerverhuurpanden in de Bouwverordening (Hoofdstuk 7a) geregeld. Leeswijzer De risico s van kamerverhuur zijn beschreven in hoofdstuk 2, zodat duidelijk wordt waarom aparte regelgeving voor kamerverhuur noodzakelijk is. Hoofdstuk 3 gaat in op de regelgeving op zich. De regelgeving voor kamerverhuur is door het gehele Gebruiksbesluit verweven. In deze notitie staat alle regelgeving voor kamerverhuur overzichtelijk bij elkaar. Het Gebruiksbesluit kent diverse mogelijkheden om een bouwwerk voor kamerverhuur te laten voldoen aan de regelgeving. In hoofdstuk 4 is beschreven welke mogelijkheden dit zijn. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de definitie van kamerverhuur. In dit hoofdstuk zijn ook de wijzigingen door de komst Gebruiksbesluit t.o.v. bouwverordening opgesomd. 1

4 2 Risico s In het Gebruiksbesluit is kamergewijze verhuur een apart onderdeel. TNO heeft in een rapport in 2003 aangegeven dat de risico s bij brand in een bouwwerk voor kamergewijze verhuur groter zijn dan in een standaard woning. De extra risicofactoren in een kamerverhuurbedrijf ten opzichte van een standaard woning worden hieronder toegelicht. 2.1 Ontstaan van brand van enige omvang Een bouwwerk waarin kamerverhuur plaatsvindt, wordt intensiever gebruikt dan een standaard ééngezinswoning: het gemiddeld aantal aanwezige personen per vierkante meter is groter dan in een gezinssituatie. De beschikbare ruimte wordt niet alleen door meer bewoners gebruikt, een groter gedeelte van een individuele kamer wordt ook als woonkamer, slaapkamer en soms ook als eetkamer gebruikt. Kamerbewoning betekent dat ook de hoeveelheid inventaris gemiddeld hoger is. De vuurbelasting mt hierdoor toe. Door deze toename kan het brandverloop afwijken ten opzichte van het normale brandverloop in woningen. Daardoor zal een eenmaal uitgebroken brand sneller uitbreiden. De hoeveelheid elektrische apparatuur is de laatste ren sterk toegenomen. Dit geldt zeker ook voor kamerbewoning. In een relatief klein woonverblijf is vaak alle elektrische apparatuur aanwezig die ook in een gezinssituatie voorkomt. Bij kamerverhuur wordt een deel van de keukenapparatuur, zoals koffiezetapparaat en koelkast ook in de individuele woonverblijven gebruikt. Daarnaast zijn vaak ook nog een TV, computer en stereo aanwezig. Vanwege het geringe aantal wandcontactdozen wordt apparatuur aan elkaar gekoppeld door middel van stekkerdozen, verlengsnoeren e.d. Dit is een zware belasting voor het elektriciteitsnet. De kans op brand door overbelasting of kortsluiting mt daardoor toe. Brandstatistieken geven informatie over de oorzaken van brand. Uit een onderzoek door het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding in 2000 blijkt dat 40% van branden in woningen wordt veroorzaakt bij het koken. Hierbij vallen relatief weinig slachtoffers. Dit laatste heeft te maken met het feit dat er meestal iemand aanwezig is, waardoor in een gezinssituatie iedereen tijdig wordt gewaarschuwd. Bij kamerverhuur kan niet vanzelfsprekend worden aangenomen dat een gelijke mate van alarmering zal worden bereikt. De verantwoordelijkheid bij kamerbewoning ligt anders dan bij bijvoorbeeld het wonen in gezinsverband. In een gezinssituatie dragen en voelen gezinsleden zich verantwoordelijk voor de veiligheid van het gezin. Bij kamerbewoning ligt dat anders. Door de individuele bewoning is meestal niet bekend of andere kamerbewoners aanwezig zijn. De sociale controle is daardoor kleiner, waardoor de kans ontstaat dat niet iedereen tijdig wordt gealarmeerd. De kans dat een brand in een gemeenschappelijke verblijfsruimte later wordt ontdekt is groot. Ook de levensstijl van de bewoners speelt een rol: personen zijn zich gemiddeld weinig bewust van (on)veiligheidsaspecten wat een zekere onachtzaamheid tot gevolg heeft. Een voorbeeld is het drogen van kleding boven en over kachels. Verder is er weinig sociale controle waardoor men elkaar niet onmiddellijk aanspreekt op onveilig gedrag. De verhoogde risico s ten aanzien van het ontstaan van brand van enige omvang (dus ook de uitbreiding van brand), hebben te maken met het intensiever gebruik van de woning en het onafhankelijke gedrag van de bewoners. 2.2 Vluchten bij brand Het TNO onderzoek vindt geen aanleiding om aan te nemen dat het detecteren van brand in een kamerverhuurbedrijf duidelijk sneller of langzamer zal gaan. Door de grotere bezetting is snellere detectie waarschijnlijk, maar de beperkte onderlinge betrokkenheid en sociale controle leidt niet tot snellere alarmering. De oorzaken hiervoor zijn: Onbekendheid met aan en afwezigheid van medebewoners en het afgesloten zijn van kamers kan er toe leiden dat één of meer aanwezigen later of helemaal niet worden gealarmeerd. Dit kan de vluchttijd ernstig verlengen (indicatie: tot tientallen minuten). Mogelijk zelfs zo lang dat alleen redding door de brandweer nog een optie is. De bezetting in de dagsituatie, met een intensiever gebruik van ook hogere woonlagen. Door het gebruik van alle woonlagen ontstaan gemiddeld langere vluchtwegen. Uit buitenlandse statistieken blijkt dat op hogere woonlagen relatief meer slachtoffers vallen. Het gemiddelde aantal 2

5 aanwezigen per vierkante meter is groter dan in de gemiddelde gezinssituatie. Relatief moeten dus meer personen gebruik maken van de ontvluchtingmogelijkheden. Een panieksituatie, slecht zicht door rook en vooral een combinatie van beide zal leidden tot langere vluchttijden. Door ruimtegebrek worden de vluchtroutes (gangen en trappen) vaak gebruikt voor het stallen van fietsen, ophangen van wasgoed en opslag van zaken waarvoor op de kamer geen plaats is. Dit komt in de normale gezinssituatie minder vaak voor. Opslag in vluchtwegen zal in panieksituaties, door slecht zicht door rook, leidden tot vluchttijden die vele minuten langer zijn dan normaal. 2.3 Schade aan derden en blusmogelijkheden Het bestrijden van brand wordt bemoeilijkt en vertraagd door factoren die ook genoemd zijn in paragraaf 2.2. Vooral de onbekendheid met de aan en afwezigheid van personen en geblokkeerde vluchtroutes spelen hierin een rol. Door gebrek aan betrokkenheid en sociale controle van de kamerbewoners zal dit vaker het geval zijn dan in de gezinssituatie. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor een groter risico op schade aan derden bij kamerverhuur (buiten de woning waarin brand is ontstaan, dus buiten het brandcompartiment). Wel is er een verhoogde kans op brand bij kamerverhuurbedrijven. 3

6 3 Regelgeving voor kamerverhuur in het Gebruiksbesluit De voorschriften met betrekking tot brandveiligheid voor kamergewijze verhuur zijn hieronder beschreven. Eerst volgt een gedeelte met eisen op het gebied van installaties, daarna bouwkundige eisen en tenslotte algemene eisen Installaties Brandmeldinstallatie (artikel lid 1) Een woonfunctie voor kamergewijze verhuur moet zijn voorzien van een brandmeldinstallatie (BMI) met bewaking in de gezamenlijke ruimten (gangen, keuken, woonkamer e.d.). Er hoeft geen doormelding naar de brandweer aanwezig te zijn. De BMI moet voldoen aan de NEN 2535 (Nederlandse Norm) en moet zijn ontworpen en aangelegd conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd programma van eisen. Ontruimingsalarminstallatie en ontruimingsplan (artikel 2.3.6) Een woonfunctie met een BMI heeft een ontruimingsalarminstallatie die voldoet aan een door B&W goedgekeurd programma van eisen. Het betreft een luid alarminstallatie die in elke verblijfsruimte voldoende hoorbaar is (85 db). De installatie heeft ten minste één signaalgever in een gezamenlijke keuken en één per bouwlaag in een ruimte waardoor een gezamenlijke vluchtroute voert. Ook moet een gebruiksfunctie met een BMI een ontruimingsplan hebben. Gekoppelde rookmelders (artikel 2.2.2) Alle verblijfsruimten in de woonfunctie hebben gekoppelde rookmelders genoemd in de NEN 2555 als: in een woonfunctie voor kamergewijze verhuur de vloer van een verblijfsruimte hoger ligt dan 2,1 meter boven het meetniveau; er vanaf de toegang van de woonheid waar die verblijfsruimte toe behoort geen tweede vluchtroute aanwezig is; het aansluitende terrein niet op een andere adequate wijze (zie paragraaf 5.4 voor mogelijke invulling hiervan) kan worden bereikt zonder gebruik te maken van een sleutel. Bouwkundig Subbrandcompartimenten (artikel lid 5) Er is geen brandmeldinstallatie noodzakelijk wanr elke woonheid in een afzonderlijk subbrandcompartiment ligt met een WBDBO (weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag) van tenminste 30 minuten (volgens NEN 6068). Een toiletruimte, een badruimte, een meterruimte en een opstelplaats voor een verbrandingstoestel niet gelegen in een stookruimte en gezamenlijke ruimtes liggen niet in een subbrandcompartiment. Een deur in een dergelijk subbrandcompartiment hoeft niet zelfsluitend te zijn. Algemeen Deuren (artikel lid 7) De deuren in de vluchtroute moeten geopend kunnen worden door een lichte druk tegen de deur of met behulp van een sluitingsmechanisme dat voldoet aan de NENEN 179 of NENEN Blusmiddelen (artikel 2.4.2) Voor zover er geen brandslanghaspels aanwezig zijn moet er tenminste een draagbaar blustoestel aanwezig zijn in een gezamenlijke keuken en één per bouwlaag in een ruimte waardoor een gezamenlijke vluchtroute voert. De blusmiddelen moeten zijn onderhouden overeenkomstig NEN

7 4 Mogelijkheden Volgens de in hoofdstuk 3 vermelde regelgeving zijn er een aantal opties voor de brandveiligheid van kamergewijze verhuur. Met name op het gebied van een brandmeldinstallatie of subcompartimentering en de alternatieve vluchtroute of gekoppelde rookmelders. In dit hoofdstuk worden de diverse mogelijkheden toegelicht met een tekening. Nb. In ieder voorbeeld zijn ook de voorwaarden aan deuren en blusmiddelen aangegeven. rookmelder (NEN2535) rookmelder (NEN2555) handbrandmelder alarmgever slow whoop brandmeldpal draagbaar blustoestel wand met een wbdbo van 30 min. 4.1 Brandmeldinstallatie in gezamenlijke ruimten Deze mogelijkheid kan van toepassing zijn wanr een verblijfsruimte lager ligt dan 2,1 meter boven het meetniveau (vanaf begane grond). Er kan dan worden volstaan met een BMI met volledige bewaking in de gezamenlijke ruimten als vermeld in artikel lid 1. 5

8 4.2 Subbrandcompartimentering Deze mogelijkheid kan van toepassing zijn wanr een verblijfsruimte lager ligt dan 2,1 meter boven het meetniveau. Er kan dan worden volstaan met subbrandcompartimentering voor elke woonheid als vermeld in artikel lid 5. De brandmeldinstallatie kan in dit geval achterwege blijven. 4.3 Brandmeldinstallatie met volledige bewaking Deze mogelijkheid kan van toepassing zijn wanr een verblijfsruimte hoger ligt dan 2,1 meter boven het meetniveau. Er wordt dan voldaan door het toepassen van een BMI in de gezamenlijke ruimten als vermeld in artikel lid 1 en gekoppelde rookmelders in de verblijfsruimten als vermeld in artikel Door beide voorzieningen samen te voegen ontstaat er een BMI met volledige bewaking. Nb. Lees ook paragraaf

9 4.4 Brandmeldinstallatie en de 2e vluchtroute Deze mogelijkheid kan van toepassing zijn wanr een verblijfsruimte hoger ligt dan 2,1 meter boven het meetniveau. Er wordt dan voldaan door het toepassen van een BMI met volledige bewaking in de gezamenlijke ruimten als vermeld in artikel lid 1 en een 2e vluchtroute als vermeld in artikel Subbrandcompartimentering en de 2e vluchtroute Deze mogelijkheid kan van toepassing zijn wanr een verblijfsruimte hoger ligt dan 2,1 meter boven het meetniveau. Er wordt dan voldaan door het toepassen van subbrandcompartimentering voor elke woonheid als vermeld in artikel lid 5 en een 2e vluchtroute als vermeld in artikel

10 4.6 Subbrandcompartimentering en gekoppelde rookmelders Deze mogelijkheid kan van toepassing zijn wanr een verblijfsruimte hoger ligt dan 2,1 meter boven het meetniveau. Er wordt dan voldaan door het toepassen van subbrandcompartimentering van elke woonheid als vermeld in artikel lid 5 en doorgekoppelde rookmelders in de verblijfsruimten als vermeld in artikel Stroomschema In bijlage 3 is een stroomschema opgenomen. Door dit schema te volgen wordt duidelijk aan welke regelgeving moet worden voldaan en welke aanpassingen aan het bouwwerk noodzakelijk zijn. Subbrandcompartimentering bouwvergunning Om aan de voorschriften van het Gebruiksbesluit te voldoen, heeft de eigenaar dus de keuze dit installatietechnisch of bouwkundig op te lossen. Als voor de bouwkundige oplossing (subbrandcompartimentering) wordt gekozen, moet óók een bouwvergunning hiervoor worden aangevraagd. 8

11 5 5.1 Opmerkingen Definitie kamergewijze verhuur De definitie van kamergewijze verhuur is in de artikelen van het Gebruiksbesluit en in de toelichting zodanig beschreven dat er ruimte is voor interpretatieverschillen. De toelichting op de definities, artikel 1.1, richt zich op het volgende: Kamerverhuur moet: bedrijfsmatig zijn; meer dan 4 bewoners hebben; afzonderlijke huurders hebben; bestaan uit bewoners die geen sociale band met elkaar of met de verhuurder hebben. Kamerverhuur is geen: huisvesting voor seizoensarbeiders; gezinsvervangend tehuis; studentenhuis waarin een aantal personen gezamenlijk een huishouden voert (bijvoorbeeld een dispuutshuis); woning van een hospita met een beperkt aantal inwonende studenten; woongroep; woning die ouders voor hun studerende kind kopen. Wanr is er sprake van één huishouden? De toelichting van het Gebruiksbesluit zegt daarover: Hiermee richt het begrip kamergewijze verhuur zich op de verhuur van kamers in een woning van afzonderlijke huurders die geen sociale band met elkaar of de verhuurder hebben en zodoende zelf geen of weinig invloed op de brandveiligheidssituatie kunnen uitoefenen Basisfilosofie In de tekst van het Gebruiksbesluit en in de toelichting ontbreekt een basisfilosofie achter de artikelen voor kamerverhuur. Niet alle onderdelen van het TNO rapport zijn overgenomen en de uitgangspunten zijn niet beschreven. De rode draad is de borging van de persoonlijke veiligheid die zich af lijkt te spelen tussen enerzijds de normale gezinssituatie en anderzijds een afwijkende situatie van een aantal individuen in één huis, waar een grotere kans op brand en ongevallen bij brand aanwezig is. Gelijkwaardigheid Het toetsen van een gelijkwaardigheid zoals genoemd in artikel 1.4 zal lastig te beoordelen zijn zonder basisfilosofie of achtergronden. Andere adequate wijze van ontvluchting In artikel wordt beschreven dat wanr de woonheid geen tweede vluchtroute heeft of dat het aansluitende terrein niet op een andere adequate wijze kan worden bereikt de verblijfsruimten gekoppelde rookmelders moeten hebben. Wat is een andere adequate wijze? Voor kamergewijze verhuur wordt een tweede vluchtroute die is uitgevoerd door middel van een kooiladder gezien als adequaat. Het is noodzakelijk randvoorwaarden te formuleren waar een kooiladder aan moet voldoen om als adequaat te kunnen worden beoordeeld: Een kooiladder is alleen toegestaan wanr een trap onmogelijk is qua uitvoering. De kooiladder moet leiden naar het aansluitende terrein en vandaar naar de openbare weg zonder dat er deuren worden gepasseerd die met een sleutel en/of ander los voorwerp moeten worden geopend. Over één kooladder mogen niet meer dan 5 zelfredzame personen per bouwlaag vluchten. De kooiladder moet bereikbaar zijn via een gemeenschappelijke ruimte. Het maximaal te overbruggen hoogteverschil wat over de kooiladder gevlucht kan worden is 7,5 meter, loodrecht gemeten vanaf het aansluitende terrein. De breedte van de kooiladder is ten minste 0,6 meter, de optrede maximaal 0,3 meter en de kooi om de ladder heeft een straal van 0,7 meter. 9

12 Daar waar de kooiladder als vluchtroute begint (op het hoogste niveau), is een bordes (opstapplaats) aanwezig met een afmeting van tenminste 0,7 x 0,7 meter. Het bordes wordt omsloten met een hekwerk met een hoogte van tenminste 0,7 meter. In het TNO rapport Brandveiligheid Kamerverhuur wordt gesproken over vluchten via aangrenzende daken, afhankelijk van het aantal personen dat ervan gebruik moet kunnen maken. Dergelijke vluchtroutes over aangrenzende daken kunnen in specifieke gevallen hetzelfde worden beoordeeld Blusmiddelen In artikel wordt gesproken over draagbare blustoestellen. Blustoestellen met een inhoud van 6 kg poeder of 6 liter sproeischuim hebben voldoende blusvermogen om aan de eis te voldoen. Brandmeldinstallatie en gekoppelde rookmelders Zoals in paragraaf 4.3 staat beschreven is het mogelijk om een combinatie van een BMI (volgens NEN 2535) in de gezamenlijke ruimten te hebben en gekoppelde rookmelders (volgens NEN 2555) in de verblijfsruimten. In dit geval is het een gelijkwaardige oplossing voor artikel en/of om één brandmeldinstallatie met volledige bewaking toe te passen. Nadere voorwaarden na gebruiksmelding In artikel (bijlage 1) staat dat burgemeester en wethouders na een gebruiksmelding als bedoeld in artikel , eerste lid, onderdeel b (bijlage 1), nadere voorwaarden op kunnen leggen indien deze noodzakelijk zijn voor het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, brandgevaar en ongevallen bij brand. Artikel , eerste lid, onderdeel b gaat over bouwwerken met meer dan 50 personen. Er is geen kamergewijze verhuur met meer dan 50 personen, dus voor kamergewijze verhuur is het niet mogelijk dat er nadere voorwaarden opgelegd worden na een gebruiksmelding. Gebruiksvergunning vs gebruiksmelding In artikel lid 1c (bijlage 1) staat dat het verboden is om zonder een gebruiksmelding een woonfunctie als kamergewijze verhuur te gebruiken. In artikel lid 1a (bijlage 1) staat, dat het verboden is zonder gebruiksvergunning een bouwwerk in gebruik te hebben voor het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf aan meer dan 10 personen. Het Gebruiksbesluit definieert kamergewijze verhuur als: Een woonfunctie voor het bedrijfsmatig verschaffen van woonverblijf aan meer dan een huishouden en aan meer dan 4 personen. De gebruiksvergunningplicht geldt niet voor kamerverhuur omdat dit niet specifiek nachtverblijf betreft maar woonverblijf. Voor kamergewijze verhuur geldt dus alleen een gebruiksmelding. Wijzigingen door de komst Gebruiksbesluit t.o.v. bouwverordening In de definitie kamerverhuur is de ondergrens van meer dan vier personen opgenomen, voorheen was de ondergrens meer dan vijf personen. In het Gebruiksbesluit worden bouwkundige voorzieningen wel of niet in combinatie met een brandmeldinstallatie voorgeschreven. Voor de komst van het Gebruiksbesluit was een brandmeldinstallatie in veel panden niet vereist, dit zal nu in veel situaties wel het geval zijn. In de bouwverordening werd voor subbrandcompartimenten een WBDBO (weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag) van 20 minuten voorschreven. Vanuit het Gebruiksbesluit wordt hiervoor 30 minuten WBDBO geëist. Op grond van de bouwverordening moesten een verblijfseenheid en een keuken worden uitgevoerd als subbrandcompartiment. In het Gebruiksbesluit worden alleen de woonheden, oftewel de slaapkamers, aangemerkt als subbrandcompartiment. Dus een woonkamer en keuken hoeft niet meer als subbrandcompartiment te worden uitgevoerd. Een blusmiddel is vereist in een gezamenlijke keuken en ten minste één per bouwlaag, in een ruimte waardoor een gezamenlijke vluchtroute voert. Op grond van het Gebruiksbesluit moet voor kamerverhuurpanden een gebruiksmelding worden gedaan. Hierbij moeten ook plattegrondtekeningen met daarop de aanwezige voorzieningen worden ingediend. Let op: De oude melding die in de gemeente Tilburg gebruikelijk was, is niet meer van toepassing. 10

13 1 Bijlage Artikelen uit het Gebruiksbesluit waar in deze notitie naar wordt verwezen. Toelichting artikel 1.1 Kamergewijze verhuur In dit besluit is kamergewijze verhuur gedefinieerd als een woonfunctie voor het bedrijfsmatig verschaffen van woonverblijf aan meer dan een huishouden en aan meer dan vier personen. Hiermee richt het begrip kamergewijze verhuur zich op de verhuur van kamers in een woning aan afzonderlijke huurders die geen sociale band met elkaar of de verhuurder hebben en zodoende zelf geen of weinig invloed op de brandveiligheidssituatie kunnen uitoefenen. Het gaat hier dus niet om een woongroep, gezinsvervangend tehuis of studentenhuis waarin een aantal personen gezamenlijk een huishouden voert of de woning van een hospita met een beperkt aantal inwonende studenten. Ook de woning die ouders voor hun studerende kind kopen valt er in beginsel buiten, zelfs als er in die woning nog enkele andere studenten worden gehuisvest. Deze woonvormen vallen in principe onder de gewone woonfunctie. In de definitie is een ondergrens van meer dan vier personen per woonfunctie opgenomen, omdat aangenomen wordt dat er uit het bedrijfsmatig woonverblijf verschaffen aan maximaal vier personen, die alle vier een eigen woonheid hebben, vergeleken met de reguliere woonfunctie geen extra risico s voor de brandveiligheid voortvloeien. Personen die deel uitmaken van het eigen huishouden van de verhuurder tellen hierin dus niet mee. Onder huishouden wordt in de definitie van kamergewijze verhuur niet noodzakelijkerwijs hetzelfde verstaan als in de fiscale regelgeving. Overigens mag de kamergewijze verhuur niet verward worden met de verhuur van kamers in een logiesfunctie. Het gebruik van dergelijke kamers, bijvoorbeeld in een pension, moet voldoen aan de voorschriften die gelden voor de logiesfunctie. Zo valt huisvesting van seizoenarbeiders onder de logiesfunctie, zij hebben tenslotte elders hun hoofdverblijf. Zie op dit onderdeel ook de toelichting op artikel 1.3, eerste lid. Artikel 1.4 Artikel Artikel Gelijkwaardigheid 1. Aan een in paragraaf 2.1 tot en met 2.9 gesteld voorschrift hoeft niet te worden voldaan indien het gebruik van een bouwwerk anders dan door toepassing van het desbetreffende voorschrift ten minste dezelfde mate van brandveiligheid biedt als is beoogd met het betrokken voorschrift. 2. De eigenaar van een bouwwerk dan wel degene die uit anderen hoofde daartoe het meest aangewezen is, maakt desgevraagd voldoende aannemelijk dat een in het eerste lid bedoelde gelijkwaardige oplossing in stand wordt gehouden. Brandmeldinstallatie 1. Een gebruiksfunctie heeft een brandmeldinstallatie met een omvang van de bewaking en een doormelding zoals aangegeven in bijlage I (in deze memo bijlage 2) bij dit besluit, indien: a. de gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie groter is dan de in bijlage I bij dit besluit aangegeven grenswaarde; b. de hoogste vloer van een verblijfsruimte van de gebruiksfunctie gemeten boven het meetniveau hoger is dan de in bijlage I bij dit besluit aangegeven grenswaarde; c. het aantal bouwlagen van de gebruiksfunctie groter is dan de in bijlage I bij dit besluit aangegeven grenswaarde of d. bijlage I dit aanwijst zonder dat sprake is van een grenswaarde als hierboven bedoeld. 5. Het eerste lid is niet van toepassing op een woonfunctie voor kamergewijze verhuur indien elke woonheid in een afzonderlijk subbrandcompartiment ligt met een volgens NEN 6068: 2004, inclusief wijzigingsblad A2: 2005, bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van het subbrandcompartiment naar een besloten ruimte in het brandcompartiment die niet lager is dan 30 minuten. Rookmelders woonfunctie 1. Indien in een woonfunctie voor kamergewijze verhuur de vloer van een verblijfsruimte hoger ligt dan 2.1 m boven het meetniveau en vanaf de toegang van de woonheid waar die verblijfsruimte toe behoort geen tweede vluchtroute is en het aansluitende terrein niet op een andere adequate wijze kan worden bereikt zonder gebruik te maken van een sleutel, hebben 11

14 alle verblijfsruimten in de woonfunctie doorgekoppelde rookmelders als bedoeld in NEN 2555: Een rookmelder als bedoeld in het eerste lid en een volgens artikel 2.146, zevende lid, van het Bouwbesluit 2003 aangebrachte rookmelder functioneren overeenkomstig dat voorschrift. Artikel Artikel Artikel Artikel Artikel Deuren in vluchtroutes 7. Een deur in een vluchtroute vanaf de toegang van een woonheid naar de toegang van de woonfunctie voor kamergewijze verhuur kan in de vluchtrichting worden geopend: a. door een lichte druk tegen de deur, of b. met behulp van een ontsluitingsmechanisme dat voldoet aan NENEN 179: 1997, inclusief wijzigingsblad A1: 2001 en correctieblad C1: 2002 of aan NENEN 1125: 1997, inclusief wijzigingsblad A1: 2001 en correctieblad C1: Ontruimingsalarminstallatie en ontruimingsplan 1. Een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 2.2.1, eerste lid, heeft een ontruimingsalarminstallatie die voldoet aan NEN 2575: 2004 en aan een door burgemeester en wethouders goedgekeurd programma van eisen als bedoeld in deze norm. 2. Bij een woonfunctie voor kamergewijze verhuur is de in het eerste lid bedoelde ontruimingsalarminstallatie een luid alarminstallatie die in elke verblijfsruimte voldoende hoorbaar is. Deze installatie heeft ten minste een signaalgever in een gezamenlijke keuken en een per bouwlaag in een ruimte waardoor een gezamenlijke vluchtroute voert. 4. Het beheer, de controle en het onderhoud van een ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in het eerste tot en met derde lid voldoet aan NEN 26542: Een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel heeft een ontruimingsplan. Blusmiddelen en draagbare en verrijdbare blustoestellen 1. Voor zover daarin niet reeds voldoende door de aanwezigheid van brandslanghaspels is voorzien, is een gebouw voorzien van voldoende draagbare of verrijdbare blustoestellen om een beginnende brand zo snel mogelijk door in het gebouw aanwezige personen te laten bestrijden. 2. Bij kamergewijze verhuur is aan het eerste lid voldaan met een toestel in een gezamenlijke keuken en ten minste een per bouwlaag, in een ruimte waardoor een gezamenlijke vluchtroute voert. 3. Ten minste eenmaal per ar wordt overeenkomstig NEN 2559: 2001, inclusief wijzigingsblad A2: 2004, op adequate wijze het nodige onderhoud aan een bij of krachtens wettelijk voorschrift aanwezig draagbaar of verrijdbaar blustoestel verricht, en de goede werking van dat blustoestel gecontroleerd. Gebruiksmeldingplicht 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een gebruiksmelding: a. een gelijkwaardige oplossing als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, toe te passen; b. een bouwwerk in gebruik te hebben of te houden indien daarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn; c. een woonfunctie in gebruik te hebben of te houden voor kamergewijze verhuur. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op het in gebruik hebben of houden van een bouwwerk waarvoor een gebruiksvergunning is vereist. 3. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op het in gebruik hebben of houden van: a. een één of meergezinswoning; b. een tunnel die uitsluitend dan wel mede bestemd is voor motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet. 4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing bij het veranderen van een bouwwerk of van het gebruik daarvan indien eerder een gebruiksmelding is gedaan en door het veranderen een afwijking ontstaat van de bij die melding verstrekte gegevens. Voorwaarden na gebruiksmelding 1. Burgemeester en wethouders kunnen na een melding van een gebruik als bedoeld in artikel , eerste lid, onderdeel b, besluiten nadere voorwaarden op te leggen indien deze noodzakelijk zijn voor het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, brandgevaar en ongevallen bij brand. 2. Het is verboden in strijd te handelen met de nadere voorwaarden, bedoeld in het eerste lid. 12

15 2 Bijlage Bijlage 1, behorende bij artikel 2.2.1, eerste lid Grenswaarden Artikel Gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie (m²) groter dan Hoogste vloer van de gebruiksfunctie gemeten boven het meetniveau (m) hoger dan Aantal bouwlagen van de gebruiksfunctie groter dan omvang van de bewaking volgens NEN 2535 doormelding volgens NEN Woonfuctie a. woonfunctie voor zorg 1 zorgclusterwoning voor zorg op afroep, in een woongebouw 2 zorgclusterwoning voor 24uurs zorg, niet in een woongebouw 3 zorgclusterwoning voor 24uurs zorg, in een wwongebouw 4 groepszorgwoning voor zorg op afspraak 5 groepszorgwoning voor zorg op afroep 6 groepszorgwoning voor 24uurs zorg 7 andere woonfunctie voor zorg b. woonfunctie voor kamergewijze verhuur c. andere woonfunctie Gedeeltelijk Volledig Gedeeltelijk Volledig Volledig Volledig Volledig* * Geldt alleen voor gezamenlijke ruimten 13

16 3 Bijlage Gebruikt u uw pand voor het bedrijfsmatig verschaffen van woonverblijf? Gaat het om een logiesfunctie? Dit schema is niet voor u van toepassing Voldoet deze aan artikel lid 1 van het gebruiksbesluit? Gaat het om meer dan 4 personen? Voor uw pand geldt geen specifieke regelgeving voor kamerverhuur U dient een gebruiksmelding te doen! Om te kijken of u voldoet aan de regelgeving volg het schema Is in uw pand een brandmeldinstallatie aanwezig? Is uw pand voorzien van subbrandcompartimentering? ACTIE: zorg dat de brandmeldinstallatie voldoet aan artikel lid 1 van het gebruiksbesluit Is uw pand voorzien van een ontruimingsinstallatie en heeft u een ontruimingsplan? ACTIE: u dient een brandmeldinstallatie aan te brengen of een subbrandcompartimentering toe te passen Voldoet dit aan artikel lid 5 van het gebruiksbesluit? ACTIE: zorg dat de subbrandcompartimentering voldoet aan artikel lid 5 van het gebruiksbesluit Heeft uw gebouw een bedrijfsruimte die hoger ligt dan 2.1 meter boven het meetniveau? Is er vanaf de toegang van de woonheid waar de bedrijfsruimte toe behoort een tweede vluchtroute, of is het aansluitend terrein op een andere adequate manier te bereiken? Hebben alle bedrijfsruimten in de woonfunctie doorgekoppelde rookmelders? ACTIE: u dient een ontruimingsinstallatie aan te brengen en/of een ontruimingsplan te schrijven. Voldoen de ontruimingsalarminstallatie en het ontruimingsplan aan artikel van het gebruiksbesluit? ACTIE: zorg dat ontruimingsalarminstallatie en het ontruimingsplan voldoen aan artikel van het gebruiksbesluit Dit schema is niet voor u van toepassing ACTIE: u dient te zorgen voor een tweede vluchtroute of voor gekoppelde rookmelders in alle verblijfsruimten. ACTIE: u dient er voor te zorgen dat het aansluitende terrein bereikt kan worden zonder gebruik te maken van een sleutel. Wordt het aansluitende terrein bereikt zonder gebruik te maken van een sleutel? Voldoen de doorgekoppelde rookmelders aan artikel van het gebruiksbesluit? ACTIE: zorg dat de doorgekoppelde rookmelders voldoen aan artikel van het gebruiksbesluit. 14

17 ACTIE: plaats een blustoestel in de keuken. ACTIE: zorg dat de vluchtdeuren voldoen aan artikel lid 7 van het gebruiksbesluit. Is er een blustoestel in de gezamenlijke keuken aanwezig? ACTIE: zorg dat de tweede vluchtroute voldoet aan artikel van het gebruiksbesluit. Voldoen de vluchtdeuren aan artikel lid 7 van het gebruiksbesluit? Heeft uw pand een gezamenlijke keuken? Is op elke bouwlaag in een ruimte waardoor een gezamenlijke vluchtroute voert een blustoestel aanwezig? Voldoen de blusmiddelen aan artikel van het gebruiksbesluit? U voldoet nu aan de eisen die gesteld zijn voor kamergewijze verhuur in het gebruiksbesluit! Voldoet de tweede vluchtroute aan artikel van het gebruiksbesluit? Kunnen de deuren in de vluchtroute van de toegang van een woonheid naar de toegang van de woonfunctie in de vluchtrichting worden geopend? ACTIE: plaats een blustoestel op elke bouwlaag in een ruimte waardoor een gezamenlijke vluchtroute voert. ACTIE: zorg dat de blusmiddelen voldoen aan artikel van het gebruiksbesluit. ACTIE: zorg dat de deuren in de vluchtroute in de vluchtrichting zijn te openen.

18 4 Bijlage Voorbeeld van een ontruimingsinstructie 16

19 Colofon Uitgave: gemeente Tilburg oplage februari

20