Tariefaanpassingen onroerende-zaakbelastingen en leges voor het jaar 2013.

Transcriptie

1 Raadsvoorstel Ag. nr.: Datum: Onderwerp Tariefaanpassingen onroerende-zaakbelastingen en leges voor het jaar Status Besluitvormend Voorstel Door vaststelling van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2013 en de Verordening tot eerste wijziging van de Legesverordening 2013, waarvan de concepten ter inzage liggen, in te stemmen met de in dit voorstel genoemde (tarief)aanpassingen. Inleiding In uw vergadering van 6 november 2012 heeft u de voorstellen betreffende de belastingen en rechten voor het jaar 2013 behandeld. Hierbij is ten aanzien van een aantal belastingen/rechten aangegeven dat in een later stadium een nader voorstel zal volgen. Het betreft hier de onroerende-zaakbelastingen en leges rijbewijzen/reisdocumenten. In het navolgende worden in deze nadere voorstellen gedaan. Bij de leges gaat het dan om tarieven die van rijkswege vastgesteld of gemaximeerd zijn dan wel waarin een rijkscomponent is opgenomen. Verder worden enige wijzigingen van de legesbepalingen voor omgevingsvergunningen voorgesteld. Beoogd effect Met het voorstel wordt bereikt dat de opbrengst onroerende-zaakbelastingen in 2013 in overeenstemming is met de begroting. Daarnaast kunnen bepaalde tarieven aangepast worden in verband met gewijzigde rijksregelgeving met betrekking tot rijbewijzen en reisdocumenten. Met de aanpassingen van de legesbepalingen voor omgevingsvergunningen wordt beter aangesloten op de uitvoeringspraktijk. Argumenten In het navolgende wordt per heffing een voorstel gedaan. 1. Onroerende-zaakbelastingen 1.1. Tarieven 1

2 Raadsvoorstel Ag. nr.: Sinds 2009 wordt het tarief uitgedrukt in een bepaald percentage van de waarde. Uitgegaan wordt van een verhoging van de opbrengst met 7,74%. Vanwege de jaarlijkse herwaardering begint op 1 januari 2013 weer een nieuw WOZ-tijdvak met als waardepeildatum 1 januari De herwaardering is thans afgerond. De gemiddelde waardeontwikkeling is voor de woningen -4% en voor de niet-woningen -5%. De tarieven voor 2013 zijn derhalve berekend op basis van de genoemde waardeontwikkelingen, met inachtneming van een toename van de opbrengst met 7,74%. De voorgestelde tarieven worden dan als volgt: a. eigenaren woningen 0,1059% (2012 0,0944%) b. gebruikers niet-woningen 0,1426% (2012 0,1257%) c. eigenaren niet-woningen 0,1783% (2012 0,1572%) 1.2. Efficiencyvrijstelling Met ingang van 2007 is in de verordening een efficiencyvrijstelling opgenomen. Dit komt erop neer dat geen aanslag wordt opgelegd als de waarde van een onroerende zaak minder is dan Het uitgangspunt hierbij was dat in dergelijke gevallen de baten niet opwegen tegen de kosten van de aanslagoplegging. Inmiddels is deze gedachtegang achterhaald, mede door een voortschrijdende automatisering en optimalisering van processen. Daarnaast leidt genoemde vrijstelling ertoe dat bepaalde onroerende zaken buiten de heffing blijven terwijl het hier om aanzienlijke aantallen gaat die bij dezelfde belanghebbende in eigendom/gebruik zijn. In deze kan met name gedacht worden aan trafo s met een waarde onder de Een en ander leidt tot de conclusie dat handhaving van de genoemde vrijstelling niet wenselijk in. Voorgesteld wordt de betreffende bepaling met ingang van 2013 te schrappen. 2. Leges 2.1. Rijbewijzen en (reis)documenten De hierna genoemde wijzigingen houden verband met een aanpassing van het rijksaandeel in de tarieven per 1 januari De wijzigingen zijn nu aangekondigd maar nog niet definitief. In de legesverordening is een bepaling opgenomen op grond waarvan u ons college de bevoegdheid heeft gegeven om de verordening te wijzigen. Als de voorgenomen wijzigingen niet doorgaan dan wel op een later tijdstip dan 1 januari 2013 in werking treden, zal ons college de legesverordening dienovereenkomstig wijzigen. In de door u vast te stellen verordening wordt er dus op voorhand van uitgegaan dat de tariefwijzigingen per 1 januari 2013 van kracht worden Tarieven rijbewijzen Onlangs is het tarief voor een regulier rijbewijs voor 2013 vastgesteld op 52,00. Van rijkswege is in 2011 aangegeven dat men het tarief van een rijbewijs wil maximeren. Het is nog niet duidelijk wanneer het wettelijk maximum ingaat omdat de wetgeving nog niet aangepast is. Wel is zeker dat dit per 1 januari 2013 niet het geval zal zijn. Inmiddels is aangekondigd dat het rijksaandeel per 1 januari 2013 verhoogd zal worden van 9,50 naar 9,70. Omdat de legestarieven voor rijbewijzen 2

3 Raadsvoorstel Ag. nr.: naar beneden worden afgerond (op een veelvoud van 0,50) is het niet nodig het eerdergenoemde tarief van 52,00 aan te passen. Verder is men voornemens de rijksleges voor een spoedaanvraag te verhogen van 33,50 naar 34,10. In verband hiermee kan het bedrag in de legesverordening gewijzigd worden in 34, Tarieven (reis)documenten Nederlandse identiteitskaart Het maximumtarief voor een identiteitskaart zal per 1 januari 2013 verhoogd worden naar 41,90. Vanwege de gehanteerde afronding wordt het legestarief dan 41,50 ( ,00). Voor personen tot 14 jaar geldt een maximumtarief van 31,85. Vanwege de forse stijging van het tarief in 2012 (van 9,00 in 2011 tot 23,00 in 2012) is vorig jaar voorgesteld het tarief stapsgewijs te verhogen naar genoemd maximum. De rijksleges stijgen met ± 10% (van 13,90 naar 15,35). Als voor de gemeentelijke component van 9,00 eveneens 10% wordt gehanteerd, resulteert een tarief voor personen tot 14 jaar van 25, Reisdocumenten De tarieven van reisdocumenten zijn van rijkswege gemaximeerd. Inmiddels zijn de maximumbedragen voor 2013 bekend gemaakt. De tarieven kunnen hiermee in overeenstemming gebracht worden. Een paspoort wordt 1,50 duurder. Vanaf komend jaar kan 50,00 berekend (was 48,50). Als er een spoedprocedure moet worden gevolgd, wordt het tarief verhoogd met 46,50 (2012: 45.50) Leges aanvraag omgevingsvergunning Afronding tarieven, gerelateerd aan bouwkosten ( tarieventabel) De drie hoogste drempelbedragen zijn met 0,50 verhoogd. Abusievelijk is bij het berekenen van de tarieven voor 2013 te vroeg afgerond op hele euro s. Hierdoor ontstaan verschillen in de tarieven bepaald volgens de tarieventabel en de automatische berekening in het registratieprogramma voor aanvragen en vergunningen. Handmatige controle en correctie is ongewenst. Door de bedragen miniem te verhogen verdwijnen de verschillen Vermindering tarief bij toetsing aan beleidsregels ( tarieventabel) Indien het college beleidsregels heeft vastgesteld en deze als zodanig zijn bekendgemaakt, kan voor de motivering van een besluit verwezen worden naar deze beleidsregels. Ook voor de beantwoording of wordt afgeweken van het bestemmingsplan kan simpelweg getoetst worden aan de in de beleidsregels opgenomen voorwaarden. Een individuele beoordeling is dan niet noodzakelijk. Omdat dit minder werk betekent kan het tarief met 50% verminderd worden. Beleidsregels die betrekken hebben op afwijken van het bestemmingsplan gaan bijvoorbeeld over erkers, aan- en uitbouwen of mantelzorg. 3

4 Raadsvoorstel Ag. nr.: Wijziging categorie-indeling initiatieven bij wijziging gebruik van gronden ( t/m tarieventabel) Gebleken is dat de categorie-indeling voor initiatieven die betrekking hebben op het wijzigen van het gebruik van gronden aangepast moet worden. In het oorspronkelijke voorstel is geen onderscheid gemaakt tussen percelen gelegen binnen de bebouwde kom en percelen buiten de bebouwde kom. De beoordeling van initiatieven is wel afhankelijk van de perceelsoppervlakte, immers bij toenemende omvang van een initiatief is sprake van meer belangen, belemmeringen en aspecten die een rol spelen bij de beoordeling. Nu wordt een andere indeling voorgesteld waarbij grosso modo initiatieven buiten de bebouwde kom een categorie lager zijn ingedeeld. Onder bebouwde kom wordt in dit geval verstaan de bebouwde kom als bedoeld in artikel 1.3 van de bouwverordening zoals die laatstelijk in 2005 door uw raad is vastgesteld Vermindering tarief bij intrekking aanvraag en bij weigering vergunning ( tot en met tarieventabel) Gebleken is dat er een aantal situaties is die leiden tot onevenredig hoge verschuldigde leges. Wanneer vooroverleg wordt gevoerd over een initiatief is van te voren duidelijk bij de initiatiefnemer wat de kosten zijn. Anders is dit wanneer zonder vooroverleg een aanvraag omgevingsvergunning ingediend wordt, bijvoorbeeld voor het bouwen van drie woningen. Wanneer de omgevingsvergunning geweigerd wordt omdat realisatie op de aangevraagde locatie ongewenst en in strijd met een goede ruimtelijke ordening is, is toch een tarief verschuldigd van ,00. De werkzaamheden die verricht worden voor het opstellen van een ontwerpbesluit tot weigeren en een definitief weigeringsbesluit zijn aanzienlijk minder dan de werkzaamheden die verricht worden voor het opstellen van een ontwerpbesluit tot verlenen en een definitieve omgevingsvergunning. Dan moet namelijk de goede ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende adviesrapporten worden beoordeeld. Daarom wordt een verminderingsregeling voorgesteld die voorziet in een tweetal situaties die niet leiden tot een omgevingsvergunning: het tijdig intrekken van een aanvraag die betrekking heeft op een grote buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan. Tijdig is in dit verband binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag; het weigeren van een omgevingsvergunning voor een grote buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan waarbij het ter inzage gelegde ontwerpbesluit reeds strekte tot het weigeren van de omgevingsvergunning. In beiden gevallen wordt voorgesteld om dan het tarief dat van toepassing is voor kleine initiatieven van toepassing te verklaren, te weten 4.103,00. Het is gewenst dat deze nieuwe verminderingsregeling terugwerkende kracht krijgt tot 1 januari 2012, in verband met een aantal concrete initiatieven. 4

5 Raadsvoorstel Ag. nr.: Kanttekeningen De herwaardering van de WOZ-waarden voor de woningen en de niet-woningen heeft geen effect op de uitkering uit het Gemeentefondsl. Uitvoering en planning en communicatie Na vaststelling worden de verordeningen opgenomen in de uitgave Bekendmaking besluiten van het gemeentebestuur van Boxtel. Hiervan wordt vervolgens melding gemaakt in Brabants Centrum. Daarnaast worden de verordeningen op de website van de gemeente geplaatst. Communicatie Zie kopje uitvoering en planning. Financiën Inbreng adviesorganen --- Duurzaamheid --- Werkgelegenheid --- Boxtel, Burgemeester en wethouders van Boxtel, de secretaris, de burgemeester, drs. J.K. Fraanje J. van Brummen Bijlagen 1. 5

6 Raadsvoorstel Ag. nr.: Ter inzage 1. concept Verordening onroerende-zaakbelastingen 2013; 2. concept Verordening tot eerste wijziging van de Legesverordening 2013; 3. Verordening onroerende-zaakbelastingen 2012, vastgesteld op 20 december 2011; 4. Legesverordening 2013, vastgesteld op 6 november Contactpersoon Afdelingshoofd Concern en Dienstverlening H. van Berkel, hbe@boxtel.nl,

7 Ag. nr.: Aanhef De raad van de gemeente Boxtel; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van ; gehoord de commissie Bestuurlijke Zaken; gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet; Besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2013 Artikel 1. Belastingplicht 1. Onder de naam "onroerende- zaakbelastingen" worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting. 2. Bij de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld. 3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. 1

8 Artikel 2. Belastingobject 1. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken. 2. Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 3. Maatstaf van heffing 1. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar, bedoeld in artikel Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken. Artikel 4. Vrijstellingen 1. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voorzover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond; c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen; e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van 2

9 natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden; f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken; g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken; j. onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs; k. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen; l. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; m. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning. 2. De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. 3. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 5. Belastingtarieven 1. Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor: a. de gebruikersbelasting 0,1426%; b. de eigenarenbelasting 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,1059%; 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,1783%. 3

10 2. Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden afgerond op gehele euro s. Artikel 6. Wijze van heffing De belastingen worden bij wege van aanslag geheven. Artikel 7. Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald: a. in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan 5.000,00, uiterlijk één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet; b. in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan 5.000,00, in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede twee maanden later. 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, voor zover de aanslagen worden opgelegd in het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan 5.000,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, voor zover de aanslagen niet worden opgelegd in het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan 5.000,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 8. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen. 4

11 Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel 1. De "Verordening onroerende-zaakbelastingen 2012" van 20 december 2011, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening onroerende-zaakbelastingen 2013". Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering ; De gemeenteraad van Boxtel, de griffier, Mw. Ir. V.M.E. van den Broek de voorzitter, J. van Brummen 5

12 Aanhef De raad van de gemeente Boxtel; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van; gehoord de commissie Bestuurlijke Zaken; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet; Besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening tot eerste wijziging van de Legesverordening 2013 Artikel I. Wijzigingen tarieventabel A. Het bepaalde in titel 1, hoofdstuk 3, van de bij de Legesverordening 2013 behorende tarieventabel wordt vervangen door: Hoofdstuk 3 Burgerzaken Voor het voltrekken van een huwelijk of de registratie van een partnerschap bedraagt het tarief op: dinsdag om 9.00 uur en 9.30 uur, conform artikel 4 van de Wet rechten burgerlijke stand, in de burgerlijke stand kamer van het gemeentehuis in Boxtel kosteloos maandag, woensdag en donderdag van 9.00 uur tot uur, op dinsdag van uur tot uur en op vrijdag van 9.00 uur tot uur in de trouwzaal van het gemeentehuis in Boxtel 406, vrijdag van uur tot uur in de trouwzaal van het gemeentehuis in Boxtel 510, zaterdag van 9.00 uur tot uur in de trouwzaal van het gemeentehuis in Boxtel 579, maandag, dinsdag, woensdag en donderdag van uur tot uur in de trouwzaal van het gemeentehuis in Boxtel 522, vrijdag van uur tot uur in de trouwzaal van het gemeentehuis in Boxtel 627,00 6

13 zaterdag van uur tot uur in de trouwzaal van het gemeentehuis in Boxtel 697, Het overeenkomstig onderdeel berekende bedrag wordt als volgt verhoogd: voor ieder kwartier, of een gedeelte daarvan, dat het voltrekken van een huwelijk of de registratie van een partnerschap langer duurt dan één uur (dat is de totaal gereserveerde tijd voor aankomst, ceremonie en vertrek) 29, indien de voltrekking van het huwelijk of de registratie van het partnerschap plaatsvindt in: het oude raadhuis in Liempde of het Protestants Kerkje in Boxtel 58, Kasteel Stapelen in Boxtel, per uur of een gedeelte daarvan 275, indien de voltrekking van het huwelijk of de registratie van het partnerschap plaatsvindt op een andere locatie dan hiervoor genoemd indien op verzoek van degenen wiens huwelijk voltrokken wordt of wiens partnerschap wordt geregistreerd een eenmalige benoeming moet plaatsvinden van een buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand (babs) 174, zonder beëdiging bij de rechtbank 116, met beëdiging bij de rechtbank 174, indien door de gemeente getuigen worden geleverd, per getuige 29, indien de datum en/of het tijdstip van de huwelijksvoltrekking of de registratie van het partnerschap geannuleerd dan wel verzet wordt tot 3 maanden vóór de bij onderdeel genoemde datum 58, of meer maanden vóór de bij onderdeel genoemde datum 29, Het tarief bedraagt voor het verstrekken van een trouwboekje of een duplicaat-trouwboekje 36, Het tarief bedraagt ter zake van het doen van nasporingen in de registers van de burgerlijke stand en het mondeling mededelen van het resultaat hiervan, voor ieder daaraan besteed kwartier of een gedeelte daarvan 17, Het tarief bedraagt voor het luiden van het geboorteklokje te Liempde 14,00 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag 7

14 tot het afgeven, vernieuwen of omwisselen van een: rijbewijs, categorie AM rijbewijs, andere categorie dan genoemd in onderdeel De tarieven genoemd in onderdeel worden bij een spoedlevering vermeerderd met (betreft uitsluitend rijkskosten) Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: tot het verstrekken van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen (wettelijk maximum van toepassing) tot het verstrekken van een nationaal paspoort, een groter aantal bladzijden bevattend dan een nationaal paspoort bedoeld in , zgn. zakenpaspoort (wettelijk maximum van toepassing) tot het verstrekken van een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld, zgn. faciliteitenpaspoort (wettelijk maximum van toepassing) vervallen tot het aanbrengen van een wijziging in een reisdocument als bedoeld in , en , per wijziging vervallen vervallen tot het verstrekken van een reisdocument of een rijbewijs, indien aan de aanvrager reeds eerder een dergelijk document werd verstrekt, welk document bij de aanvraag niet compleet kan worden overgelegd, de ter zake verschuldigde leges, wegens administratiekosten verhoogd met tot het verstrekken van een reisdocument als bedoeld in , , en indien op verzoek van de aanvrager een zogenaamde spoedprocedure wordt gevolgd, de ter zake verschuldigde leges, verhoogd met (wettelijke maximum) 35,50 52,00 33,50 50,00 50,00 50,00 9,00 27,00 46,50 8

15 vervallen Het tarief bedraagt voor het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Paspoortwet: voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt (wettelijk maximum van toepassing) in andere gevallen dan bedoeld in onderdeel (wettelijk maximum van toepassing) 25,00 41, Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van: een verklaring omtrent het gedrag van personen, per stuk (wettelijk maximum van toepassing) 30, een bewijs van in leven zijn 10, een legalisatie van een handtekening of foto 10, een uittreksel uit het persoonsregister of de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens 10, een bewijs van nederlanderschap 10, overige verklaringen betreffende een persoon 10, Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een bericht als bedoeld in artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens (wettelijk maximum van toepassing): bij verstrekking op papier, indien het afschrift bestaat uit: ten hoogste 100 pagina's, per pagina met een maximum per bericht van 0,23 5, meer dan 100 pagina's 22, bij verstrekking anders dan op papier 5, dat bestaat uit een afschrift van een, vanwege de aard van de vastlegging, moeilijk toegankelijke registratie 22,50 9

16 Indien voor hetzelfde bericht op grond van de onderdelen tot en met meerdere vergoedingen kunnen worden gevraagd, wordt slechts de hoogste gevraagd Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een verzet als bedoeld in artikel 40 van de Wet bescherming persoonsgegevens 5, Terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een stuk als bedoeld in artikel 2 van de Wet rechten burgerlijke stand geldt het tarief zoals dat is opgenomen in het Legesbesluit akten burgerlijke stand. B. Het bepaalde in titel 2, hoofdstuk 3, onderdeel 1 van de bij de Legesverordening 2013 behorende tarieventabel wordt vervangen door: Bouwactiviteiten Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief bij een bedrag aan bouwkosten van: 5.000,00 of minder 45,0 van die bouwkosten met een minimum van: meer dan 5.000,00 doch niet meer dan ,00 vermeerderd met 39,5 van het bedrag waarmede die bouwkosten 5.000,00 te boven gaan; meer dan ,00 doch niet meer dan ,00 vermeerderd met 32,1 van het bedrag waarmede die bouwkosten ,00 te boven gaan; meer dan ,00 doch niet meer dan ,00 vermeerderd met 30,0 van het bedrag waarmede die bouwkosten ,00 te boven gaan; meer dan ,00 doch niet meer dan ,00 vermeerderd met 22,4 van het bedrag waarmede die bouwkosten ,00 te boven gaan; meer dan ,00 vermeerderd met 17,4 van het bedrag waarmede die bouwkosten ,00 te boven gaan; C. Het bepaalde in titel 2, hoofdstuk 3, onderdeel 3.2. van de bij de Legesverordening 2013 behorende tarieventabel wordt vervangen door: 183,00 225, , , , ,50 10

17 Indien bij de toepassing van de artikelen , en niet tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a. van de Wabo is het tarief gelijk aan het minimumtarief als genoemd in de voornoemde onderdelen Indien bij de toepassing van de artikelen , , en de aanvraag betrekking heeft op een initiatief waarvoor beleidsregels als bedoeld in Titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn en voor de motivering van de beslissing op de aanvraag kan worden volstaan met een verwijzing naar die beleidsregel, vindt vermindering plaats van het volgens artikel , , , bepaalde tarief met: 50% D. Het bepaalde in titel 2, hoofdstuk 3, onderdeel tot en met van de bij de Legesverordening 2013 behorende tarieventabel wordt vervangen door: indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking) : indien de aanvraag betrekking heeft op een klein initiatief. Onder klein initiatief wordt verstaan het uitbreiden en verbouwen van woningen het uitbreiden van gebouwen, niet zijnde woningen, met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2; het verbouwen van gebouwen, niet zijnde woningen, voor zover niet genoemd in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht; het bouwen, uitbreiden en verbouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor zover niet genoemd in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. het wijzigen van het gebruik als bedoeld in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1500 m2; het realiseren van mantelzorg door het verbouwen van de woning, het bouwen of verbouwen van een bijgebouw; het toevoegen van een woning door splitsing van een bestaande woning; het wijzigen van het gebruik van gronden buiten de bebouwde kom met een perceelsoppervlakte van niet meer dan 5000 m2. Onder bebouwde kom wordt verstaan de bebouwde kom als bedoeld in artikel 1.3 van de bouwverordening ,00 11

18 Indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking): per eenheid, met een minimum van en een maximum van indien de aanvraag betrekking heeft op een groot initiatief. Onder groot initiatief wordt verstaan het bouwen van maximaal 3 woningen; het bouwen van een nieuw hoofdgebouw, niet zijnde een woning, met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2; het uitbreiden van gebouwen, niet zijnde woningen, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2 doch niet meer dan 1500 m2; het verbouwen van gebouwen, niet zijnde woningen, voor zover niet genoemd in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht; het bouwen, uitbreiden en verbouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor zover niet genoemd in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht; het wijzigen van het gebruik van gronden binnen de bebouwde kom met een perceelsoppervlakte van niet meer dan 1500 m2; het wijzigen van het gebruik van gronden buiten de bebouwde kom met een perceelsoppervlakte van meer dan m2 maar niet meer dan m2. Onder eenheid wordt verstaan een woning bij het bouwen van woningen. In andere gevallen geldt iedere 500 m2 gebruiksoppervlakte, 500 m2 perceelsoppervlakte binnen de bebouwde kom of 5000 m2 perceelsoppervlakte buiten de bebouwde kom als eenheid. De gebruiksoppervlakte of perceelsoppervlakte wordt hiertoe naar boven afgerond in veelvouden van 500 m2 resp m2. Onder bebouwde kom wordt verstaan de bebouwde kom als bedoeld in artikel 1.3 van de bouwverordening indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking): per eenheid, met een minimum van en een maximum van indien de aanvraag betrekking heeft op een projectinitiatief. Onder projectinitiatief wordt verstaan het bouwen van 4 maar niet meer dan 20 woningen; het bouwen van een nieuw hoofdgebouw, niet zijnde een woning, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 500 m2 maar niet meer dan 5000 m2; 6.154, , , , , ,00 12

19 het uitbreiden van gebouwen, niet zijnde woningen, met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1500 m2 maar niet meer dan 5000 m2; het bouwen, uitbreiden en verbouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, in de vorm van een civieltechnisch werk (kunstwerk), zoals een brug, tunnel, viaduct en daarmee vergelijkbare bouwwerken; het wijzigen van het gebruik van gronden binnen de bebouwde kom met een perceelsoppervlakte van meer dan 1500 m2 maar niet meer dan 5000 m2; het wijzigen van het gebruik van gronden buiten de bebouwde kom met een perceelsoppervlakte van meer dan m2. Onder eenheid wordt verstaan een woning bij het bouwen van woningen. In andere gevallen geldt iedere 500 m2 gebruiksoppervlakte, 500 m2 perceelsoppervlakte binnen de bebouwde kom of 5000 m2 perceelsoppervlakte buiten de bebouwde kom als eenheid. De gebruiksoppervlakte of perceelsoppervlakte wordt hiertoe naar boven afgerond in veelvouden van 500 m2 resp m2. Onder bebouwde kom wordt verstaan de bebouwde kom als bedoeld in artikel 1.3 van de bouwverordening. E. Het bepaalde in titel 2, hoofdstuk 3, onderdeel tot en met van de bij de Legesverordening 2013 behorende tarieventabel wordt vervangen door: Indien een aanvraag om een omgevingsvergunning waarbij artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast wordt ingetrokken binnen een termijn van 8 weken na het in behandeling nemen ervan, vindt vermindering plaats tot het volgens artikel bepaalde tarief Indien een aanvraag om een omgevingsvergunning waarbij artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast, wordt ingetrokken op een later tijdstip dan binnen een termijn van 8 weken na het in behandeling nemen ervan maar op een tijdstip voordat het ontwerp van het te nemen besluit als bedoeld in artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht, ter inzage is gelegd, vindt vermindering plaats van het volgens artikel , , bepaalde tarief met: met dien verstande dat minimaal verschuldigd is het volgens artikel bepaalde tarief. 25% 13

20 Indien de omgevingsvergunning waarbij artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast, wordt geweigerd, waarbij tevens het ontwerp van het te nemen besluit als bedoeld in artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht ter inzage is gelegd waarvan de strekking luidde de omgevingsvergunning te weigeren, vindt vermindering plaats tot het volgens artikel bepaalde tarief. Artikel II. Inwerkingtreding 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 2. De datum van ingang van dit besluit is voor wat betreft het bepaalde in artikel I, A tot en met D, 1 januari De datum van ingang van dit besluit is voor wat betreft het bepaalde in artikel I, E, 1 januari Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering ; De gemeenteraad van Boxtel, de griffier, Mw. Ir. V.M.E. van den Broek de voorzitter, J. van Brummen 14