SCHRIFTELIJKE VRAGEN D66

Transcriptie

1 SCHRIFTELIJKE VRAGEN D66 Datum: 14 september 2010 Aan de voorzitter van de raad Aan de leden van de gemeenteraad/ beantwoording college: 12 oktober 2010 Onderwerp: Oprichten Sedumkwekerij te Brakel / Zuilichem Op 4 juni 2010 heeft u vergunning verleend voor het oprichten van een Sedumkwekerij op een perceel aan de Molenkampsweg 41 te Brakel. Het betreft een perceel in het gebied waarover met de Samenwerkingsovereenkomst voor de Glastuinbouw is besloten dat het zal worden herbegrensd en daarmee zijn glastuinbouwbestemming zal verliezen. De verleende bouwvergunning roept bij de fractie van D66 vragen op met betrekking tot de procedure, de communicatie en de inhoud. Wij leggen deze vragen aan het college van burgemeester en wethouders voor met het verzoek deze te beantwoorden. 1. Waarom heeft u de andere betrokkenen bij deze ontwikkeling, met name de eigenaren van de percelen die via erfdienstbaarheden aan (de activiteiten op) dit perceel zijn gerelateerd, niet rechtstreeks / persoonlijk geïnformeerd? Artikel 41 Woningwet bepaalt dat van een aanvraag om bouwvergunning binnen twee weken na ontvangst daarvan door burgemeester en wethouders kennis wordt gegeven in een van gemeentewege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. De aanvraag bouwvergunning voor de Sedumkwekerij is ontvangen op 30 september 2009 en gepubliceerd in weekblad de Toren van 8 oktober Daarmee hebben wij voldaan aan de wettelijke publicatieplicht. 2. Waarom heeft u een bouwvergunning verleend voor deze Sedumkwekerij, die een bruto kasoppervlak heeft van minder dan 0,4 ha en waarin op extensieve wijze (niet verwarmd) wordt gekweekt? De Sedumkwekerij past in de bestemming Agrarisch gebied, intensiveringszone glastuinbouw van het bestemmingsplan Buitengebied, integrale herziening. Het bestemmingsplan stelt geen eisen voor wat betreft de omvang van het kasoppervlak. 3. Wat is uw mening over het bedrijfseconomische perspectief van een Sedumkwekerij met deze oppervlakte? Artikel 6 agrarisch gebied van de planvoorschriften bepaalt dat nieuwvestiging van agrarische bedrijven alleen mogelijk is als er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf. Aan de hand van bedrijfsgegevens heeft een toets naar de volwaardigheid van de Sedumkwekerij plaatsgevonden en het bedrijf voldoet aan dit criterium. 4. Wanneer u van mening bent dat u om juridisch procedurele redenen een bouwvergunning niet heeft kunnen weigeren voor deze Sedumkwekerij. a. Hoe voorkomt u dan dat u voor andere locaties binnen in de extensiveringgebieden, vergelijkbare vergunningen moet verlenen? Op basis van de geldende bestemmingsplannen kunnen vergelijkbare vergunningen niet worden geweigerd. Als een bouwaanvraag voldoet aan de het

2 bestemmingsplan moet de bouwvergunning verleend worden. Dit vloeit voort uit het dwingende karakter van de Woningwet (artikel 44). b. Welke consequenties heeft het niet voorkomen van dit soort bedrijven voor de ambities van de gemeente Zaltbommel om enkele voor glastuinbouw bestemde gebieden in de toekomst te ontstemmen? De consequentie daarvan is dat er ontwikkelingen in de extensiveringsgebieden plaatsvinden die in strijd zijn met het beleid dat in de samenwerkingsovereenkomst glastuinbouw is vastgelegd. Bouwplannen die passen in de geldende bestemmingsplannen kunnen op grond daarvan echter niet worden tegengehouden. c. De fractie van D66 vindt al geruime tijd een Voorbereidingsbesluit voor alle extensiveringgebieden noodzakelijk, om te voorkomen dat diverse bedrijven die strijdig zijn met de gewenste toekomstige bestemming van deze gebieden zich kunnen vestigen. Bent u het nog steeds niet eens met deze zienswijze van D66? Er zal zo spoedig mogelijk moeten worden gestart met het opstellen van een nieuwe planologische regeling voor alle glastuinbouwgebieden. Uitgangspunt daarbij is dat het beleid zoals dat in de samenwerkingsovereenkomst glastuinbouw is verwoord wordt vertaald in het op te stellen bestemmingsplan, namelijk: geen nieuwvestiging van glastuinbouw in de extensiveringsgebieden, eenmalige/gelimiteerde uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven en concentratie van glastuinbouw in de intensiveringsgebieden. Het nemen van een voorbereidingsbesluit is een exclusieve bevoegdheid van de raad. 5. De toegang tot het perceel van Staatsbosbeheer via het onderhavige perceel is niet opgenomen in de door aanvrager gepresenteerde schets. Hoe past dit recht van overpad in de aan u gepresenteerde bedrijfsplannen voor deze locatie? Het recht van overpad is niet relevant in het kader van de beoordeling van de bouwaanvraag. Het betreft een privaatrechtelijke aangelegenheid, die buiten het toetsingskader van artikel 44 Woningwet valt. 6. Acht u een uitrit naar de openbare weg en een aansluiting ten behoeve van gas, water, elektriciteit en riolering vanaf dit perceel technisch, juridisch en anderszins mogelijk? Civieltechnisch gezien is de aanleg van de leidingen voor gas, water, elektriciteit en riolering geen probleem. Voor de aanleg van de uitrit zal het hoogteverschil van het perceel naar de Molenkampsweg moeten worden opgelost. Het verlenen van een uitritvergunning is mogelijk. Voor werkzaamheden die invloed hebben op de aangrenzende watergang zal waarschijnlijk toestemming van de beheerder moeten worden verkregen. Aangezien dat de bevoegdheid van een ander bestuursorgaan betreft, staat dit los van de gemeentelijke vergunningprocedures. De eigenaar van het naastgelegen perceel is niet voornemens om recht van overpad en/of toestemming voor de aanleg van nutsvoorzieningen te verlenen, ten behoeve van een toekomstig gebruik dat met de door u verleende vergunning mogelijk wordt gemaakt. Wanneer een toegang en aansluiting van nutsvoorzieningen naar dit perceel niet mogelijk zijn, heeft u een vergunning verleend voor een ontwikkeling die niet mogelijk is op deze locatie. Het betreft hier een privaatrechtelijke aangelegenheid tussen de eigenaren van de betreffende percelen, die buiten het toetsingskader van de gemeentelijke vergunningsprocedures staat. 7. Was in eerste aanleg een toetsing op de benodigde erfdienstbaarheden niet relevant om de

3 geschetste situatie te voorkomen? Zoals hiervoor al is vermeld betreft een erfdienstbaarheid een privaatrechtelijke aangelegenheid die geen toetsingscriterium is bij de beoordeling van een bouwaanvraag. 8. Acht u een bedrijfswoning voor dit -qua oppervlakte marginale- tuinbouwbedrijf nodig? Zo ja, waarom? Welke voorwaarden zult u stellen aan een bouwaanvraag voor een bedrijfswoning? Onder een dienstwoning wordt volgens artikel 1, tweede lid, van de planvoorschriften verstaan: een woning in bij of bij een gebouw of op een terrein, slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daarin, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is. Mocht er een bouwaanvraag voor een bedrijfswoning worden ingediend, dan zal de noodzaak hiervan voor het bedrijf moeten worden onderzocht. 9. Op welke wijze heeft u geborgd dat dit tuinbouwbedrijf vanwege bedrijfseconomische redenen in de toekomst activiteiten gaat ontplooien die niet passend zijn binnen de huidige en de beoogde toekomstige bestemming 1? Indien in de toekomst activiteiten worden ontplooid die niet passen binnen het geldende planologische regime dan zal daartegen handhavend moeten worden opgetreden. Frits van der Schans (D66) Burgemeester en wethouders 1 Achtergrond bij deze vraag is het gegeven dat de aanvrager zelf geen tuinder is en nu al niet-tuinbouw activiteiten (hoveniersbedrijf) ontplooid op een nabijgelegen locatie welke tevens bestemd is voor glastuinbouw.

4

5

6