DEFINITIEVE VASTSTELLING STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING MET OOG OP HET VERSTERKEN VAN DE WOONKWALITEIT IN EEKLO

Transcriptie

1 uittreksel uit het register van de gemeenteraadszittingen Gemeenteraad 27 februari 2012 DEFINITIEVE VASTSTELLING STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING MET OOG OP HET VERSTERKEN VAN DE WOONKWALITEIT IN EEKLO aanwezig Koen Loete - burgemeester-voorzitter; Freddy Depuydt, Dirk Van de Velde, Ann Van den Driessche, Rita De Coninck en Erik Matthijs - schepenen; Danny Smessaert - schepen / voorzitter OCMW, zonder stemrecht; Jaak De Muynck, Josiane De Decker, Janvier Buysse, Paul Wille, Christophe De Waele, Nicole De Munter, Wilfried Van Durme, Luc Vandevelde, Marianne De Baedts, Lutgarde De Jaeger, Odette Van Hamme, Freddy De Weerdt, Rosita Meiresonne, Filip Lecompte, Caroline D Aubioul, Paul Van Hijfte-Ysebaert, Lindsay Bauwens, Wilfried Van Kerrebroeck en Patricia Segers gemeenteraadsleden; Meike Van Grembergen - stadssecretaris; Danny Smessaert - schepen / voorzitter OCMW, zonder stemrecht; De Gemeenteraad, Gelet op de nieuwe gemeentewet; Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel ; Gelet op het feit dat de huidige stedenbouwkundige verordening dateert van 23/05/2005 en er zich voor een aantal problemen en knelpunten oplossingen opdringen inzake de bewoonbaarheid van woningen; Overwegende dat er in het kader van het stedelijk woonbeleid dient voorkomen te worden dat kleine woningen in het centrum in nog kleinere woongelegenheden worden opgesplitst, wat op sociaal vlak problemen met zich meebrengt; Overwegende dat er zich in het verleden meermaals problemen stelden met de woonkwaliteit van de bestaande kamerwoningen, welke veelal zonder de vereiste stedenbouwkundige vergunning werden opgesplitst; Gelet op het feit dat de kamerwoningen momenteel buiten het toepassingsgebied van deze gemeentelijke stedenbouwkundige verordening vallen omdat voor de kamerwoningen in het politiereglement de artikelen onder afdeling 4 verhuring van studentenkamers en gelijkgestelde inrichtingen waren goedgekeurd; Overwegende dat deze aangepaste stedenbouwkundige verordening een belangrijk instrument kan zijn om enerzijds de opsplitsing van kleine woningen tegen te gaan en anderzijds de problematiek rond de kamerwoningen aan te pakken; Gelet op de aangepaste stedenbouwkundige verordening met oog op het versterken van de woonkwaliteit, goedgekeurd door het schepencollege in zitting van ; Gelet op het gunstig advies ter zake van de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar dd. 04/01/2012; Gelet op het gunstig advies ter zake van de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening dd. 22/11/2011; Op voorstel van het College van Burgemeester en Schepenen; BESLUIT met 16 ja-stemmen, 1 neen-stem en 7 onthoudingen: 1

2 DEEL 1: ALGEMENE BEPALINGEN HOOFDSTUK 1: DEFINITIES Artikel 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: Aanvraag: Dossier dat door een particuliere persoon of een rechtspersoon ingediend wordt met het oog op het bekomen van een stedenbouwkundige - of verkavelingsvergunning voor het uitvoeren van de onder artikel 4 bedoelde werken. Woongelegenheid: Lokaal of geheel van aansluitende lokalen hoofdzakelijk bestemd voor de huisvesting van een persoon of een groep van samenlevende personen al dan niet in gezinsverband. Er kunnen 1 of meerdere woongelegenheden in één gebouw aanwezig zijn. Netto vloeroppervlakte: De vloeroppervlakte van de leefruimte, keuken en slaapkamer(s) gemeten tussen de begrenzende bouwdelen (inclusief oppervlakten ingenomen door leidingen, radiatoren en andere verwarmingselementen, kasten, alsook de door plinten en halfhoge inwendige scheidingsmuurtjes ingenomen oppervlakten). Studio: Woongelegenheid waarin alle leeffuncties in één ruimte geïntegreerd zijn en hetzelfde vloerniveau hebben, behoudens het sanitair dat voorzien wordt in een aangrenzende, afgesloten aparte ruimte. Kamer: Een woongelegenheid waarin één of meer van de volgende voorzieningen ontbreken: - wc; - bad of stortbad; - kookgelegenheid; en waarvan de bewoners voor deze voorzieningen afhankelijk zijn van de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de kamer deel uitmaakt. Kamerwoning: elk gebouw of een deel van een gebouw dat bestaat uit één of meer te huur gestelde of verhuurde kamers aan niet-studenten, met inbegrip van de gemeenschappelijke ruimten. Gemeenschappelijke ruimte: deel van een kamerwoning aangewend als zitkamer en/of keuken met inbegrip van de interne circulatieruimte en de eventuele sanitaire voorzieningen. HOOFDSTUK 2: TOEPASSINGSGEBIED Artikel 2 1. Deze verordening is van toepassing op het volledige grondgebied van Eeklo. 2. Met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening worden op het volledige grondgebied van Eeklo geen nieuwe kamerwoningen meer vergund. 3. Vallen niet onder de toepassing van deze verordening: stedenbouwkundige aanvragen voor werken, handelingen of wijzigingen van: erkende serviceflats scholen hotel- of pensionkamers tehuizen voor bejaarden, verpleeginrichtingen, ziekenhuizen, kloosters en opvangcentra initiatieven voor bed & breakfast 2

3 HOOFDSTUK 3: KWALITEITS- EN OPPERVLAKTENORMEN VOOR WOONGELEGENHEDEN ANDERE DAN KAMERS Artikel 3 Elke woongelegenheid dient ingericht te worden op een manier die kwalitatieve bewoning mogelijk maakt. Ze moet minstens beschikken over: behoudens voor studio s, afzonderlijke slaapkamer(s) met een minimum aan natuurlijke verlichting en verluchting via vensters, koepels of dakvlakvensters met een oppervlakte van minstens 1/12 de van de vloeroppervlakte en minstens 1 opendraaiend venster of 1 opendraaiende koepel; leefruimte en keuken, al dan niet in één ruimte geïntegreerd en met alle noodzakelijke voorzieningen voor comfort, veiligheidsvoorzieningen en met een minimum aan natuurlijke verlichting en verluchting via vensters, koepels of dakvlakvensters met een oppervlakte van minstens 1/12 de van de vloeroppervlakte en minstens 1 opendraaiend venster of 1 opendraaiende koepel; afzonderlijke sanitaire voorziening, minimaal bestaande uit lavabo en bad of douche (voorzien van stromend koud en warm water en een reukafsnijder); toilet met waterspoeling en een reukafsnijder (al dan niet geïntegreerd in de sanitaire voorziening) dat bereikbaar is van in de woning en dat, behoudens voor studio s, niet rechtstreeks uitmondt in de leefruimte en/of keuken; een afvalberging van minimum 1m 2 geïntegreerd in of palend aan iedere woongelegenheid of per verdieping een gezamenlijke afvalberging met minimum 1m 2 per woongelegenheid op die verdieping; plaats voor fietsenstalling, al dan niet gemeenschappelijk met de andere woongelegenheden, al dan niet gemeenschappelijk met de afvalberging en met plaats voor minstens één fiets per woongelegenheid. De fietsstalling heeft minimaal een oppervlakte van 1m² per woongelegenheid; iedere woongelegenheid moet over een vanuit de woongelegenheid rechtstreeks toegankelijke buitenruimte (gelijkvloers een tuin met een minimum oppervlakte van 20m² of op verdiep een terras met een minimum oppervlakte van 2m²) beschikken; bergingen kunnen ondergronds worden voorzien. Andere woon- en leefruimten kunnen niet volledig ondergronds worden voorzien. De vergunningverlenende overheid kan desgevallend gemotiveerde aanvragen tot afwijkingen met betrekking tot het afzonderen van de diverse ruimtes ten opzichte van elkaar, toestaan op voorwaarde dat de woonkwaliteit gegarandeerd blijft. Voor studio s moeten de sanitaire voorzieningen (badkamer, douche, wc) in een apart aangrenzend afgesloten lokaal, dat vanuit de leefruimte rechtstreeks toegankelijk is, worden voorzien. De vrije hoogte tussen vloer en plafond van de leefruimte en keuken, mag bij nieuwbouw niet lager zijn dan 2,40 m en mag bij verbouwing niet lager zijn dan 2,20 m, behoudens voor die delen van de lokalen die de onder artikel 4 opgelegde minimum oppervlaktenormen overschrijden. De vrije hoogte tussen vloer en plafond van de overige lokalen, mag niet lager zijn dan 2,20 m, behoudens voor die delen van de lokalen die de onder artikel 4 opgelegde minimum oppervlaktenormen overschrijden. Artikel 4 1. Bij een aanvraag voor - het opsplitsen van een bestaande woning, met verhoging van het aantal woongelegenheden - het samenvoegen van twee of meer woningen, met verhoging van het aantal woongelegenheden - het herbouwen na slopen van een bestaande woning - het nieuw bouwen van woningen - het omvormen van gebouwen tot (een) woning(en) Onder het in artikel 2 bepaalde toepassingsgebied, gelden volgende oppervlaktenormen voor de inrichting van nieuwe woongelegenheden: Iedere nieuwe meergezinswoning moet minstens over één woonentiteit beschikken met een minimum totale netto vloeroppervlakte van 67,5m² (leefruimte, keuken en slaapkamer(s)). 3

4 Voor woongelegenheden met 1 slaapkamer en studio s: de leefruimte, keuken, slaapkamer moeten samen een netto vloeroppervlakte hebben van minstens 32m² Voor woongelegenheden met 2 slaapkamers: de leefruimte, keuken, slaapkamers moeten samen een netto vloeroppervlakte hebben van minstens 42,5m² Voor woongelegenheden met 3 slaapkamers: de leefruimte, keuken, slaapkamers moeten samen een netto vloeroppervlakte hebben van minstens 55m² Voor woongelegenheden met 4 of meer slaapkamers: de leefruimte, keuken, slaapkamers moeten samen een netto vloeroppervlakte hebben van minstens 67,5m² 2. Op het plan dat deel uitmaakt van de aanvraag dient de netto vloeroppervlakte van elke leefruimte, keuken, slaapkamer, afval- en fietsenberging en buitenruimte vermeld te worden. De oppervlakte van die delen van de ruimtes lager dan de onder artikel 3 opgelegde minimum vrije hoogtes worden hierin niet meegerekend. Dossiers waarvoor geen architect noodzakelijk is moeten eveneens een dwarsdoorsnede bevatten. HOOFDSTUK 4: KWALITEITS- EN OPPERVLAKTENORMEN VOOR KAMERS Normen inzake woonkwaliteit en uitrusting Artikel 5 Elke kamer moet voldoen aan de kwaliteits- en veiligheidsnormen opgelegd door het kamerdecreet van 4 februari 1997 en zijn wijzigingen én aan zijn uitvoeringsbesluiten. Bijkomende bepalingen inzake de woonkwaliteit van kamerwoningen en kamers: 1 Elke kamer mag maximum door één persoon bewoond worden en moet minstens een woonoppervlakte hebben van 12m², te verhogen met telkens 3m² indien een bad/stortbad of keuken in de kamer aanwezig is. 2 Bij hellende plafonds wordt voor de berekening van de woonoppervlakte enkel de netto vloeroppervlakte met een vrije hoogte van meer dan 1,80m meegerekend. 3 In iedere kamer dient een minimum aan natuurlijke verlichting en verluchting via vensters, koepels of dakvlakvensters met een oppervlakte van minstens 1/12 de van de vloeroppervlakte en minstens 1 opendraaiend venster of 1 opendraaiende koepel. 4 Elke kamer moet te allen tijde beschikken over elektriciteit. In elke kamer moet minstens één lichtpunt en twee geaarde stopcontacten voorhanden zijn. Per elektrisch kooktoestel of elektrisch verwarmingstoestel dient een bijkomend geaard stopcontact met voldoende vermogen voorzien zijn. Bij het uitvallen van de elektriciteit in de kamer moet de bewoner altijd toegang hebben tot de zekeringkast die de kamer bedient. 5 Voor elektriciteit, water en, indien van toepassing, gas dient er per woongelegenheid een aparte meter voorzien te worden zodat per woongelegenheid het verbruik kan geregistreerd worden. Ofwel wordt gewerkt met afzonderlijke hoofdmeters ofwel wordt na de hoofdmeter gewerkt met tussenmeters (doorgangsmeters). 6 In elke kamerwoning waarin één of meerdere kamers zijn die niet over een bad of stortbad beschikken, moet er tenminste één gemeenschappelijk bad of stortbad met warm water voorhanden zijn per groep of een deel van een groep van zes personen én met een minimum van één gemeenschappelijk bad of stortbad per verdieping. Indien er een individueel stortbad is in de kamer dient dit geplaatst te zijn in een afsluitbare ruimte of in een afzonderlijke sanitaire ruimte. 4

5 7 Elke kamerwoning beschikt tenminste over één afzonderlijk gemeenschappelijk toilet met waterspoeling en reukafsnijder per groep of een deel van een groep van zes personen én met een minimum van één toilet per verdieping. De toiletruimte moet op een gemakkelijk gelegen plaats in het gebouw ingericht worden, goed verlucht en hygiënisch onderhoudbaar zijn. De deur van de toiletruimte moet aan de binnenzijde afsluitbaar zijn. Het toilet mag niet rechtstreeks uitgeven op een gemeenschappelijke keuken of een gemeenschappelijk woonlokaal. Indien er een individueel toilet is in de kamer dient dit geplaatst te zijn in een afsluitbare ruimte of in een afzonderlijke sanitaire ruimte. 8 De wastafels, baden, stortbaden en toiletten moeten met een afvoerbuis en reukafsnijder voorzien zijn en verbonden zijn met het openbaar rioleringsnet. De ruimten waarin ze gelegen zijn, moeten van voldoende verluchting voorzien zijn via ramen of verluchtingskokers. 9 Elke kamerwoning, waarvan niet elke individuele kamer uitgerust is met een kookgelegenheid, moet beschikken over een afgescheiden gemeenschappelijke kookruimte met eventueel aansluitende leefruimte waar men kan eten. De oppervlakte van deze kookruimte moet tenminste 1,5m² maal het aantal toegelaten bewoners zonder individuele kookmogelijkheid bedragen, met een minimum van 6m². Dit gemeenschappelijk lokaal of deel ervan bestemd om te koken moet beschikken over voldoende kooktoestellen op gas of elektriciteit en voorzien zijn van een goed werkende, aangesloten afzuigkap. Tevens dient dit lokaal te beschikken over tenminste 1 gootsteen en 1 koelkast per 6 bewoners. De gootsteen moet voorzien zijn van koud water en van een afvoer met reukafsnijder aangesloten op het openbaar rioleringsnet. De kookgelegenheid mag niet ingericht zijn in gangen of open ruimten die deel uitmaken van evacuatiewegen. 10 De uitbater moet op de deur van elke vergunde kamer een binnennummering (laten) aanbrengen. 11 Elke kamerwoning dient te beschikken over een fietsenstalling al dan niet gemeenschappelijk met de afvalberging en met plaats voor minstens één fiets per woongelegenheid. De fietsstalling heeft minimaal een oppervlakte van 1m² per woongelegenheid; 12 Elke kamerwoning dient voorzien te zijn van een afvalberging van minimum 1m 2 geïntegreerd in of palend aan iedere woongelegenheid of per verdieping een gezamenlijke afvalberging met minimum 1m 2 per woongelegenheid op die verdieping; 13 De kamerwoning beschikt bij de hoofdtoegang (bereikbaar van op de openbare weg) over een deurbel per kamer met aanduiding van de naam van de bewoner en het nummer van de kamer en eveneens per kamer over een brievenbus uitgevoerd volgens de voorschriften van BPost. Beheer en gebruik Artikel 6 1 De gemeenschappelijke delen van de kamerwoning moeten behoorlijk onderhouden en schoongemaakt worden. De uitbater is verantwoordelijk voor het behoorlijk onderhoud. 2 Enkel de bewoners mogen de kamers als huisvesting gebruiken. 3 De gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen zijn enkel bestemd voor de bewoners van de kamers en hun eventuele gasten. 4 Iedere bewoner moet in het bezit zijn van een sleutel van zijn/haar kamer en van de hoofdtoegang. De uitbater zelf dient over een duplicaat te beschikken. 5

6 5 De uitbater van een kamerwoning is ertoe gehouden aan de burgemeester elk vermoeden van ziekte waarvan de aangifte opgelegd wordt door de reglementeringen inzake besmettelijke ziekten, kenbaar te maken. Bovendien moet hij de burgemeester onverwijld in kennis stellen van elke situatie die strijdig is met de openbare orde, openbare veiligheid, openbare gezondheid en openbare rust. DEEL 2: BRANDVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN Artikel 7 De kamerwoning en de kamers moeten voldoen aan de bepalingen vervat in het K.B. van 19/12/1997 betreffende de basisnormen op lage, middelhoge en hoge gebouwen. De terminologie vervat in het K.B. van 19/12/1997 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen, is van toepassing voor dit reglement. De specifieke normen inzake brandveiligheid zijn opgenomen in het politiereglement. DEEL 3: SLOTBEPALINGEN Artikel 8 1 Voor de bestaande kamerwoningen wordt een overgangsmaatregel voorzien van vijf jaar na het in voege gaan van deze verordening. Dit betekent dat binnen die periode de nodige schikkingen dienen getroffen te worden zowel voor wat betreft het aantal toegelaten bewoners als voor de verplicht gestelde voorzieningen en vergunningen voor de uitbating. Na deze overgangsperiode van vijf jaar mag elke kamer maximum door één persoon bewoond worden volgens de normen bepaald in dit reglement. 2 Onverminderd de bepalingen van dit reglement zijn de voorschriften van de betreffende wetten, decreten, reglementen en besluiten van toepassing. 3 De tekst van dit reglement wordt bij de uitbatingvergunning gevoegd. De verhuurder moet op zijn beurt de tekst ter kennisgeving van de bewoners uithangen. Artikel 9 1 De burgemeester of zijn afgevaardigde, de politie en de brandweerdienst, houden toezicht en controle op de naleving van dit reglement. 2 Wanneer de uitbater van een kamerwoning immers niet beschikt over een uitbatingvergunning zoals bepaald in artikels 6, 7 en 8 van deze verordening, kan deze inbreuk bestraft worden met de sluiting van het gebouw. Artikel 10 Dit reglement, ter vervanging van de verordening van , wordt van toepassing op de eerste dag van de maand volgend op de publicatie van dit reglement in het Belgisch Staatsblad. Alle aanvragen ingediend na de publicatie in het Belgisch Staatsblad vallen onder toepassing van deze verordening. Artikel 11 Deze verordening wordt conform de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening voor goedkeuring overgemaakt aan de deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen. Namens de gemeenteraad, De stadssecretaris, get. Meike VAN GREMBERGEN De burgemeester-voorzitter, get. Koen LOETE Voor eensluidend uittreksel : Voor de burgemeester, De stadssecretaris, (art. 126 nieuwe gemeentewet) 6