Het relevante wettelijke kader is opgenomen in de bijlage bij deze brief. De openbare versie van het besluit treft u aan in bijlage 2.

Transcriptie

1 AANGETEKEND MBVO Bijlage 2 Openbare versie Dutch Portugal Investments B.V. t.a.v. de directie Rentenierstraat DK LICHTENVOORDE Datum Ons kenmerk JZ Pagina 1 van 14 Telefoon @afm.nl Betreft Oplegging last onder dwangsom aan Dutch Portugal Investments B.V. Geachte directie, Inzake bovengenoemd onderwerp bericht de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) u als volgt. 1. Inleiding De AFM heeft besloten om aan Dutch Portugal Investments B.V. (DPI) op grond van artikel 8.8 Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) juncto artikel 6:193b, eerste, tweede en derde lid Burgerlijk Wetboek (BW) juncto artikel 6:193d, eerste lid, BW een last onder dwangsom op te leggen. De last strekt ertoe dat DPI, binnen tien werkdagen na de datum van dagtekening van deze beschikking, de essentiële informatie zoals verwoord in de last onder dwangsom (zie paragraaf 4) aan zowel haar obligatiehouders als de AFM verschaft. De dwangsom bedraagt (zegge: vierduizend Euro) voor iedere kalenderdag of gedeelte daarvan na de genoemde begunstigingstermijn dat DPI niet voldoet aan voornoemde last, tot een maximum van (zegge: tachtigduizend Euro). Het onderhavige besluit is als volgt opgebouwd. Allereerst geeft de AFM in paragraaf 2 de feiten weer die tot het besluit aanleiding geven. In paragraaf 3 wordt een beoordeling van de feiten gegeven. In paragraaf 4 is het besluit beschreven. Tot slot volgt in paragraaf 5 de rechtsgangverwijzing. Het relevante wettelijke kader is opgenomen in de bijlage bij deze brief. De openbare versie van het besluit treft u aan in bijlage Feiten Stichting Autoriteit Financiële Markten Kamer van Koophandel Amsterdam, nr Kenmerk van deze brief: JZ = Bezoekadres Vijzelgracht 50 Postbus GS Amsterdam Telefoon Fax

2 Pagina 2 van 14 In de media zijn in april 2009 berichten verschenen dat [vennootschap A] de maandelijkse rentebetaling per maand niet meer uitbetaalde aan de beleggers. De bestuurders en aandeelhouders van [vennootschap A] zijn tevens middellijk bestuurder en aandeelhouder van DPI. Het is de AFM uit onderzoek naar [vennootschap A] bekend dat [vennootschap A] gelden heeft geleend aan DPI en dat DPI is gestopt met betaling van de rente. Voorgaande is voor de AFM aanleiding geweest te onderzoeken in hoeverre DPI de bepalingen uit het BW naleeft. De toezichthouders van de AFM (de toezichthouders) hebben op 21 juli 2009 een brief, met kenmerk INT , aangetekend met handtekening retour en per aan DPI verzonden. In de brief hebben de toezichthouders verzocht de volgende stukken aan de AFM te zenden: 1. alle jaarrekeningen sinds de oprichting van de vennootschap; 2. de afschriften van de bankrekeningen van de afgelopen twee jaar; 3. de volledige participantenadministratie; 4. de originele overeenkomsten en service level agreements met partijen waarmee DPI samenwerkt bij haar investeringen; 5. de documenten die de verrichte investeringen aantonen; 6. de periodieke managementinformatie over de laatste twee jaar; 7. alle (achterliggende) documenten met betrekking tot door DPI ingeleende gelden, inclusief een overzicht van de huidige opstaande verplichtingen; 8. alle (achterliggende) documenten met betrekking tot door DPI uitgeleende gelden, inclusief een overzicht van de huidige uitstaande bedragen; 9. de naam van de accountant of boekhouder die de jaarrekeningen samenstelt en/of goedkeurt; 10. de saldibalans over de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008; 11. de saldibalans over de periode 1 januari 2009 tot en met 30 juni 2009; 12. de grootboekrekeningen van de afgelopen twee jaar; meer in het bijzonder een uitdraai van de grootboekrekeningen met betrekking tot de volgende posten: a. de individuele inleg van de participanten; b. de ingeleende gelden; c. de uitgeleende gelden; d. de door DPI verrichte investeringen; e. de geboekte opbrengst van de investeringen f. de individuele uitkeringen (rente en terugbetaling) aan beleggers; 13. het businessplan of investeringsplan dat DPI heeft ontwikkeld om te komen tot de investering waarvoor de gelden zijn aangetrokken door middel van het uitgeven van effecten; 14. de uitingen aan potentiële beleggers, waarin de voorgenomen investering is beschreven door DPI, bijvoorbeeld onder de naam 'offering memorandum' of prospectus'. 15. alle uitingen die DPI heeft gedaan aan beleggers, die effecten van DPI hebben aangeschaft. Deze brief is blijkens de handtekening retour kaart op 22 juli 2009 door in ontvangst genomen.

3 Pagina 3 van 14 Aangezien de AFM op 6 augustus 2009 nog geen reactie van DPI had ontvangen heeft de AFM per die datum een rappel informatieverzoek aangetekend met handtekening retour en per gewone post aan DPI verstuurd. Tevens is het rappel informatieverzoek per aan DPI verzonden. Op 21 augustus 2009 heeft de AFM een pakket van DPI ontvangen zonder begeleidend schrijven met daarin kopieën van obligatieovereenkomsten en kopieën van bankafschriften over de periode 8 september 2008 tot 3 juli Op 26 augustus 2009 heeft de AFM per aangetekende brief, met kenmerk INT , de bevindingen en het oordeel van de AFM inzake de naleving van de Whc door DPI aan DPI medegedeeld. In de brief is DPI verzocht op deze bevindingen te reageren en aan de AFM informatie te verstrekken. Aangezien de AFM op deze brief en het conceptrapport geen reactie van DPI heeft ontvangen, is op 8 september 2009 een rappelbrief, met kenmerk INT , per aangetekende post en per aan DPI verstuurd. Op deze brief heeft de heer [X] gereageerd. In een verstuurd op 8 september 2009 schrijft hij ondermeer: Uiteraard willen wij de door u gevraagde informatie doen toekomen, hiervoor heb ik ook het administratiekantoor in die onze belangen behartigen opdracht gegeven. Ik heb vandaag nogmaals aan hen verzocht in hoeverre hun de gegevens beschikbaar hebben om deze aan u te doen toekomen. Tot op heden heeft de AFM geen nadere reactie van DPI ontvangen op de brief en de conceptrapportage van 26 augustus De AFM heeft informatie verkregen uit een onderzoek op grond van de Whc naar een andere entiteit waarbij de bestuurders van DPI zijn betrokken, te weten [vennootschap B]. De twee bestuurders van DPI hebben samen (middellijk) 50% van de aandelen [vennootschap B]. Op 15 mei 2009 hebben de toezichthouders van de AFM een bezoek gebracht aan het kantoor van [vennootschap B]. In dit gesprek hebben de bestuurders van [vennootschap B] (tevens bestuurders van DPI) informatie aan de AFM verstrekt. Tijdens dit bezoek is door de bestuurders een uitdraai van de Kolommenbalans 2008 van DPI aan de toezichthouders verstrekt. Per brief van 23 oktober 2009, met kenmerk JZ , heeft de AFM haar voornemen tot oplegging van een last onder dwangsom aan DPI bekend gemaakt. Bijgevoegd aan het voornemen is het definitieve onderzoeksrapport, met kenmerk Op de uitnodiging om een mondelinge dan wel schriftelijke zienswijze te geven is DPI niet ingegaan. Per van 2 november 2009 heeft DPI een aantal gegevens aan de AFM verstrekt: - Een balansoverzicht over december 2008 aangaande [Portugese vennootschap] in het Portugees en Engels, - een overzicht van de waarde van de twee projecten Santa Cruz en Atalaia in het Engels, - een overzicht van de gedeelde kosten van de twee projecten Santa Cruz en Atalaia, van [Portugese vennootschap] over 2008 in het Portugees en Engels, - een verlies en winstrekening en cashflow overzicht over december 2008 aangaande [Portugese vennootschap] in het Portugees en Engels,

4 Pagina 4 van 14 - een onvolledig 1 overzicht van posten genaamd Chart of Accounts before cost of goods and production variation van [Portugese vennootschap] over het jaar 2008 in het Engels, - een algemeen balansoverzicht over de maand december 2008 van [Portugese vennootschap], in het Portugees, - een Excel overzicht van de grootte en prijs van de kavels en woningen in het Nederlands; de kavels zijn genummerd van 1 tot en met 29, - een drietal overzichten van kosten van percelen genummerd van Lot 1 tot en met Lot 38 aangaande het project Santa Cruz, in het Portugees en Engels, - een begroting opstart bouw Atalaia in het Nederlands, - vier uittreksels van het kadaster van Portugal aangaande een aantal percelen op naam van [Portugese vennootschap] in het Portugees, - een aantal voorlopige koopovereenkomsten ( Promissory purchase and sale contract ) op naam van Dutch Portugal Investments BV i.o., - een Plan van Aanpak Dutch Portugal Investments - [Portugese vennootschap], gericht aan de obligatiehouder in de vorm van een brief. De brief is niet gedateerd en niet ondertekend door de heer [X], - een taxatierapport aangaande het project Santa Cruz, - kopieën van obligatieovereenkomsten aangegaan met DPI. Deze stukken zijn eveneens door DPI op 4 november door middel van een digitale gegevensdrager aan de AFM verstrekt. Op 3 november 2009 heeft de AFM telefonisch contact gehad met de heer [X], aangaande het voornemen tot opleggen van de last onder dwangsom aan DPI en de verstrekte gegevens van 2 november Daarnaast is er gesproken over de opgelegde last van 30 oktober 2009 aan [vennootschap A]. Afgesproken is dat DPI in de gelegenheid wordt gesteld om, indien gewenst, uiterlijk woensdag 4 november schriftelijk een aanvullende zienswijze aangaande het voornemen van 23 oktober 2009 te geven. Tot op heden heeft de AFM geen aanvullende zienswijze van DPI ontvangen hieromtrent. 3. Beoordeling feiten Overtreding Whc De AFM is van oordeel dat DPI artikel 8.8 Whc juncto de artikelen 6:193b, eerste, tweede en derde lid BW juncto 6:193d, eerste lid, BW overtreedt. DPI verricht een handelspraktijk die kwalificeert als in het bijzonder oneerlijk, namelijk de misleidende handelspraktijk als bedoeld in artikel 6:193b, derde lid, onder a, BW. De AFM overweegt hieromtrent als volgt. De misleidende handelspraktijk van DPI bestaat naar het oordeel van de AFM uit de misleidende omissie als bedoeld in artikel 6:193d, eerste lid, BW. Hieronder wordt verstaan het weglaten van essentiële informatie welke de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen. 1 Kennelijk is dit overzicht onvolledig; er ontbreekt in ieder geval een optelling van de posten.

5 Pagina 5 van 14 Bestuurders van DPI zijn [X] en [Y]. [X] en [Y] zijn beide voor 50% aandeelhouder van DPI via hun persoonlijke holdings [ Holding X] en [Holding Y]. [X] en [Y] zijn ook in dienst bij [vennootschap B] als directeuren. Zij hebben ieder 25% van de aandelen [vennootschap B]. Ook zijn [X] en [Y] via hun persoonlijke holding beiden voor 50% aandeelhouder in [vennootschap A]. De uitgifte van obligaties door DPI is geschied voor het investeren in twee vastgoedprojecten in Portugal genaamd Santa Cruz en Atalaia. In haar brochure heeft DPI aangegeven een deel van de projecten te financieren met vreemd vermogen door middel van het uitgeven van obligaties. In de brochure staat eveneens dat [Portugese vennootschap], een Portugese onderneming die naar eigen zeggen 100% dochteronderneming is van DPI, verantwoordelijk is voor de bouwprojecten Santa Cruz en Atalaia. Deze Portugese onderneming schaft de bouwgrond aan en realiseert vervolgens de woningbouw en verkoop van de woningen. Uit onderzoek van de AFM is het volgende gebleken: Vastgesteld is dat DPI in haar Kolommenbalans 2008 een bedrag van ruim 1,7 miljoen aan obligaties heeft geboekt. Op grond van de door DPI overgelegde overeenkomsten is door de AFM vastgesteld dat een bedrag van 2,9 miljoen door de obligatiehouders aan DPI is uitgeleend. DPI heeft een bedrag van ,90 aan debetzijde geboekt aangaande een post genaamd Kostenrekeningen. DPI heeft een bedrag van ruim 1,8 miljoen aan debetzijde geboekt aangaande een post genaamd Project Portugal. Voorts heeft de AFM geconstateerd dat er aan in ieder geval drie obligatiehouders een pandrecht is verleend ter zekerheid van de terugbetaling van de door hen verstrekte geldlening, terwijl uit de aanbieding niet blijkt dat een pandrecht verkregen kan worden, dan wel is verstrekt. De AFM heeft DPI verzocht om toezending van alle jaarrekeningen sinds oprichting van de vennootschap op 6 november 2007, de saldibalansen over de periode 1 januari 2008 tot en met 30 juni 2009 en verschillende grootboekrekeningen. DPI heeft geen van deze stukken aan de AFM verstrekt. De AFM heeft niet kunnen vaststellen in de geleverde kolommenbalans 2008 dat [Portugese vennootschap] een 100% dochteronderneming is van DPI, zoals door DPI in haar brochure beweerd wordt. DPI heeft blijkens de afschriften van de op haar naam staande bankrekening met nummer in de periode 8 september 2008 tot 3 juli 2009 een bedrag van ,- aan [vennootschap B] en een bedrag van ,- aan [vennootschap A] uitgeleend. Bovengenoemde informatie kwalificeert naar het oordeel van de AFM als essentiële informatie, als bedoeld in artikel 6:193d, tweede lid, BW, omdat deze informatie een gemiddelde obligatiehouder inzicht geeft in de wijze waarop DPI uitvoering heeft gegeven aan de overeenkomst met de obligatiehouders en in het bijzonder in de (actuele) financiële en juridische positie en resultaten van DPI. De AFM heeft niet kunnen vaststellen dat DPI actuele informatie aan de obligatiehouders heeft verstrekt over haar financiële positie, in het bijzonder ten aanzien van haar bezittingen, schulden en gemaakte kosten. Bovendien heeft DPI een aanzienlijk bedrag uitgeleend aan gelieerde ondernemingen, namelijk [vennootschap A] en [vennootschap B].

6 Pagina 6 van 14 Voorts zijn er juridische feiten die van belang zijn voor de obligatiehouders, zoals het gegeven dat er verschillen bestaan tussen de gesloten overeenkomsten en dat er in ieder geval aan drie obligatiehouders een pandrecht is verleend ter zekerheid van de terugbetaling van de door hen verstrekte geldlening, terwijl uit de aanbieding niet blijkt dat een pandrecht verkregen kan worden, dan wel is verstrekt. De AFM kwalificeert deze gegevens als essentiële informatie en stelt vast dat DPI deze gegevens niet duidelijk, begrijpelijk en ondubbelzinnig bekend heeft gemaakt aan haar obligatiehouders. Zienswijze DPI DPI heeft per van 2 november 2009 een aantal stukken naar aanleiding van het voornemen tot oplegging van een last onder dwangsom aan de AFM verstrekt. Tevens zijn deze stukken per digitale gegevensdrager op 4 november 2009 door de AFM van DPI ontvangen. Verwezen wordt naar de feitencomplex in paragraaf 2 voor een opsomming van de door DPI geleverde stukken. Met betrekking tot deze stukken merkt de AFM het volgende op: - De ontvangen stukken hebben allen betrekking op de Portugese onderneming [Portugese vennootschap] en niet op DPI zelf. Tot op heden is uit stukken, dan wel uit de administratie van DPI, niet gebleken dat [Portugese vennootschap] een 100% dochteronderneming is van DPI. De juridische verhouding tussen DPI en [Portugese vennootschap] is derhalve voor de AFM tot op heden onbekend. - Onbekend is of de stukken door een boekhouder zijn opgesteld. De stukken zijn in ieder geval niet door een accountant gecontroleerd. - Onbekend is ook waarop een aantal gegevens gebaseerd zijn, zoals de waarde van de twee projecten Santa Cruz en Atalaia, die kennelijk volgens [Portugese vennootschap] een totale waarde van ruim 2 miljoen heeft, of de waarde van de kavels van naar eigen zeggen ruim 1,3 miljoen. DPI heeft geen onderbouwing van deze bedragen aan de AFM verstrekt. - De stukken hebben allen betrekking op de periode december 2008 dan wel het boekjaar Aan DPI is gevraagd om administratie aan te leveren tot en met 31 juli De aangeleverde koopcontracten staan op naam van Dutch Portugal Investments BV i.o. en niet op naam van DPI zelf. Bovendien zijn deze contracten niet ondertekend en zijn van voorlopig karakter. Deze overeenkomsten betreffen derhalve geen koopovereenkomsten waarmee eigendom van grond wordt verkregen. Niet is gebleken dat enig grond in juridisch eigendom is van DPI zelf. - Een aantal stukken zijn enkel in het Portugees en niet vertaald naar het Engels of Nederlands. Gelet op het bovenstaande is de AFM van mening dat de door DPI verstrekte gegevens, naar aanleiding van het voornemen tot opleggen van een last onder dwangsom van 23 oktober 2009, geen afdoende onderbouwing vormt voor het inzicht in de onderdelen 8 en 9, onder A, van de last zoals verwoord in het voornemen en bijgevoegde onderzoeksrapport. Onverminderd deze overgelegde gegevens dient DPI alsnog de gevraagde essentiële informatie te verstrekken aan haar obligatiehouders, en onderbouwing van de onderdelen 8 en 9 te verstrekken aan de AFM, teneinde de overtreding van artikel 8.8 Whc juncto artikel 6:193b, eerste lid, en artikel 6:193d, eerste lid, BW alsnog te staken. 4. Last onder dwangsom

7 Pagina 7 van 14 De AFM heeft besloten aan DPI ex artikel 3.4, vierde lid onder b, juncto onderdeel d van de bijlage bij de Whc een last onder dwangsom op te leggen vanwege overtreding van artikel 8.8 Whc juncto artikel 6:193b, eerste, tweede en derde lid, juncto artikel 6:139d, eerste lid, BW. De last onder dwangsom strekt tot het niet langer in strijd handelen door DPI met het bepaalde in artikel 6:193b, eerste, tweede en derde lid, juncto artikel 6:139d, eerste lid, BW. De last strekt ertoe dat DPI binnen tien werkdagen na dagtekening van de last onder dwangsom aan het volgende dient te voldoen: A. DPI bovenbeschreven overtreding dient te staken door de volgende essentiële informatie over de (actuele) financiële en juridische positie van DPI aan de obligatiehouders 2 te verstrekken: 1. Op de kolommenbalans 2008 heeft DPI een bedrag van 1,8 miljoen aan `Project Portugal geboekt. 2. Op de kolommenbalans 2008 heeft DPI een bedrag van 1,7 miljoen aan obligaties geboekt. 3. Op de kolommenbalans 2008 heeft DPI een bedrag van ,90 aan kosten geboekt. 4. Op de kolommenbalans 2008 heeft DPI een bedrag van ,00 aan aandelenkapitaal geboekt. 5. Op de kolommenbalans 2008 heeft DPI een bedrag van ,90 aan Resultaat verlies geboekt, wat resulteert in een negatief eigen vermogen van , Drie obligatiehouders hebben een pandrecht verkregen tot zekerheid van de terugbetaling van de door hen verstrekte lening. Het pandrecht in gelijke rang is gevestigd op het enige aandeel in het kapitaal van Projectos à Vista LDA. DPI is aandeelhouder van dit aandeel. 7. DPI heeft in de periode 8 september 2008 tot 3 juli 2009 een bedrag van ,00 aan [vennootschap B] en een bedrag van ,00 aan [vennootschap A] uitgeleend. En door inzicht te geven in het volgende: 8. Een overzicht van de bezittingen en schulden van DPI op 31 juli Een overzicht van alle door DPI gemaakte kosten per 31 juli B. DPI de bovenopgesomde gegevens duidelijk, begrijpelijk en ondubbelzinnig schriftelijk aan haar beleggers bekend maakt en tevens deze informatie op haar website publiceert. C D. DPI aan de AFM aantoont dat DPI de overtreding ongedaan heeft gemaakt. De dwangsom bedraagt (zegge: vierduizend euro) voor iedere kalenderdag of gedeelte daarvan na de genoemde begunstigingstermijn dat DPI niet voldoet aan voornoemde last, met een maximum van (zegge: tachtigduizend euro). 2 Voor zover het een consument betreft in de zin van artikel 6:193a onder a BW. 3 Het onder C genoemde punt zal bij publicatie van de last niet worden gepubliceerd aangezien de Whc geen grondslag biedt voor het publiceren van informatielasten.

8 Pagina 8 van 14 De AFM heeft bij de beoordeling van de hoogte van de dwangsom en het maximum te verbeuren bedrag rekening gehouden met de zwaarte van de overtreding en de beoogde werking van de oplegging van de last onder dwangsom. De dwangsom is na het verstrijken van de bedoelde termijn onmiddellijk opeisbaar door de AFM. Het maken van bezwaar schorst de werking van de beschikking niet. De AFM zal de eventuele kosten van aanmaning tot betaling van de verbeurde dwangsommen en van de eventuele wettelijke rente voor rekening van DPI doen komen. Publicatie op grond van artikel 3.4, vijfde lid, juncto artikel 2.23, eerste en tweede lid, Whc De parlementaire geschiedenis bij de Whc geeft aan dat de Whc de volgende doelen dient: meer vertrouwen van consumenten, geïnformeerde en efficiënte keuzes van consumenten, minder concurrentievervalsing en een betere werking van de markt. Naar het oordeel van de AFM dient openbaarmaking van het besluit tot het opleggen van onderhavige last onder dwangsom deze doelstellingen. De AFM maakt ingevolge artikel 3.4, vijfde lid, juncto artikel 2.23, eerste en tweede lid, Whc het besluit tot oplegging van de last onder dwangsom wegens overtreding van artikel 8.8 Whc juncto artikel 6:193b, eerste, tweede en derde lid, juncto artikel 6:193d, eerste lid, BW openbaar twee weken nadat deze op de in artikel 3:41 Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, tenzij de overtreder de beschikking zelf heeft openbaar gemaakt, heeft doen openbaar maken of openbaarmaking met de overtreder is overeengekomen. Twee weken na de bekendmaking van de last onder dwangsom, op de in artikel 3:41 Awb voorgeschreven wijze, zal de openbaarmaking plaatsvinden door: a. publicatie van het besluit tot oplegging van de last op de website van de AFM; en b. publicatie van de kern van het besluit door middel van een persbericht en/of een advertentie in één of meerdere landelijke dagbladen. De basis van de tekst die in het te publiceren persbericht en/of advertentie zal worden opgenomen, is de volgende: AFM legt last onder dwangsom op aan Dutch Portugal Investments B.V. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft op [datum] een last onder dwangsom opgelegd aan Dutch Portugal Investments B.V. (DPI) te Lichtenvoorde. Om te voldoen aan de last moet DPI haar obligatiehouders, voor zover het consumenten betreft in de zin van het Burgerlijk Wetboek, de volgende essentiële informatie verstrekken en deze informatie publiceren op haar website: Inzicht in: de financiële positie van DPI; de uitgeleende gelden aan de aan DPI gelieerde ondernemingen; het gegeven dat drie obligatiehouders een pandrecht hebben verkregen ter zekerheid van de terugbetaling van de door hen verstrekte leningen, terwijl uit de aanbieding niet blijkt dat een pandrecht verkregen kan worden, dan wel is verstrekt;

9 Pagina 9 van 14 een balansoverzicht van de bezittingen en schulden van DPI op 31 juli 2009 en een overzicht van alle gemaakte kosten per 31 juli De last onder dwangsom kan oplopen van tot een maximum van ,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat DPI niet aan de opgelegde last voldoet. De AFM acht deze informatie voor de obligatiehouders van belang zodat zij een besluit kunnen nemen over het uitoefenen van hun contractuele rechten als obligatiehouders. Door het niet verstrekken van deze informatie verricht DPI een handelspraktijk die oneerlijk is, als bedoeld in artikel 6:193b en 6:193d van het Burgerlijk Wetboek. Met deze informatie kunnen de obligatiehouders zich een oordeel vormen over de financiële en juridische positie van DPI en daarmee over de oorzaken van het liquiditeitstekort en het staken van de rentebetalingen. Het besluit van de AFM kan door belanghebbende(n) ter toetsing aan de rechter worden voorgelegd. Het volledige besluit kunt u hiernaast downloaden in Pdf-formaat. Bij vragen of klachten kunt u contact opnemen met het Meldpunt Financiële Markten van de AFM: (0,05 euro per minuut). De AFM bevordert eerlijke en transparante financiële markten. Wij zijn de onafhankelijke gedragstoezichthouder op de markten van sparen, lenen, beleggen en verzekeren. De AFM bevordert zorgvuldige financiële dienstverlening aan consumenten en ziet toe op een eerlijke en efficiënte werking van kapitaalmarkten. Ons streven is het vertrouwen van consumenten en bedrijven in de financiële markten te versterken, ook internationaal. Op deze manier draagt de AFM bij aan de welvaart en de economische reputatie van Nederland. Let op: de AFM kan, al naargelang de omstandigheden op het moment van publicatie, bovengenoemde publicatietekst wijzigen of aanvullen. De volledige tekst van het besluit wordt gepubliceerd met uitzondering van vertrouwelijke informatie. 5. Rechtsgangverwijzing Iedere belanghebbende kan tegen deze beschikking bezwaar aantekenen door binnen zes weken na bekendmaking daarvan een bezwaarschrift in te dienen bij de AFM, t.a.v. Juridische Zaken, Postbus 11723, 1001 GS, Amsterdam. Hoogachtend, Autoriteit Financiële Markten

10 Pagina 10 van 14 Was getekend, te Amsterdam

11 Pagina 11 van 14 Bijlage 1 Wettelijk kader Op 15 oktober 2008 is de Wet oneerlijke handelspraktijken (Wet Ohp) 8 in werking getreden. De Wet Ohp heeft als doelstelling om oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten te verbieden. De oneerlijke handelspraktijken vallen uiteen in misleidende en agressieve handelspraktijken. Met de inwerkingtreding van de wet zijn boek 3 en 6 van het Burgerlijk Wetboek uitgebreid met een aantal bepalingen inzake oneerlijke handelspraktijken (te weten artikel 3:305d BW en de artikelen 6:193a t/m 6:193 j BW). De Wet Ohp is een invulling van de kaderwet Whc. Voor zover deze handelspraktijken kunnen worden aangemerkt als een financiële dienst of activiteit in de zin van de Wft (artikel 1:1 Wft) wordt de AFM als toezichthouder aangewezen. Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) In artikel 1.1 van de Whc is voor zover relevant het volgende bepaald: In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: ( ) e. financiële dienst of activiteit: 1. een financiële dienst als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en het aanbieden van effecten aan het publiek of het doen toelaten van effecten tot de handel op een in Nederland gelegen of functionerende gereglementeerde markt, bedoeld in artikel 5:2 van de Wet op het financieel toezicht; 2. het in de uitoefening van een bedrijf buiten besloten kring aantrekken, ter beschikking verkrijgen of ter beschikking hebben van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen als bedoeld in artikel 3:5, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, dan wel het als tussenpersoon werkzaamheden verrichten in de zin van artikel 4:3, eerste lid, van laatstgenoemde wet; ( ) f. inbreuk: elk handelen of nalaten dat in strijd is met een van de wettelijke bepalingen, bedoeld in de bijlage bij deze wet, en dat schade toebrengt of kan toebrengen aan de collectieve belangen van consumenten; g. intracommunautaire inbreuk: een intracommunautaire inbreuk als bedoeld in artikel 3, onderdeel b, van verordening 2006/2004; ( ) j. overtreder: degene die een overtreding pleegt of medepleegt; k. overtreding: een inbreuk of intracommunautaire inbreuk;

12 Pagina 12 van 14 In artikel 2.23 van de Whc is het volgende bepaald: 1. De Consumentenautoriteit kan een beschikking openbaar maken omtrent het opleggen van een last onder dwangsom of bestuurlijke boete, met inbegrip van een beschikking dat geen last onder dwangsom of bestuurlijke boete wordt opgelegd of een toezegging door de overtreder dat een overtreding zal worden gestaakt. 2. De Consumentenautoriteit maakt een voornemen tot openbaarmaking van een beschikking als bedoeld in het eerste lid te voren bekend aan de overtreder; indien het een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom dan wel een bestuurlijke boete betreft geschiedt dit gelijktijdig met het in de gelegenheid stellen van de overtreder daarover zijn zienswijze naar voren te brengen. 3. De Consumentenautoriteit maakt een beschikking als bedoeld in het eerste lid niet eigener beweging openbaar gedurende twee weken nadat het besluit op de in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, tenzij de overtreder de beschikking zelf heeft openbaar gemaakt, heeft doen openbaar maken of openbaarmaking met de overtreder is overeengekomen. In artikel 3.2 van de Whc is voor zover relevant het volgende bepaald: 1. De bij besluit van de Stichting Autoriteit Financiële Markten aangewezen personen zijn belast met het toezicht op de naleving van: a. de wettelijke bepalingen, bedoeld in de onderdelen a en c van de bijlage bij deze wet, voor welke zij als bevoegde autoriteit is aangewezen, en b. de wettelijke bepalingen, bedoeld in onderdeel d van de bijlage bij deze wet. Van dat besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant. ( ) In artikel 3.4, vierde en vijfde lid, van de Whc is het volgende bepaald: 4. De Stichting Autoriteit Financiële Markten kan, indien zij van oordeel is dat een inbreuk op een van de wettelijke bepalingen, bedoeld in onderdeel d van de bijlage bij deze wet heeft plaatsgevonden: a. een bestuurlijke boete opleggen; b. een last onder dwangsom opleggen. 5. Met betrekking tot de toepassing van het derde en vierde lid zijn de artikelen 2.7, tweede lid, 2.8, 2.9, tweede lid, 2.10 tot en met 2.24 en 4.3, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

13 Pagina 13 van 14 In artikel 8.8 van de Whc is het volgende bepaald: Een handelaar neemt de bepalingen van afdeling 3A van Titel 3 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in acht. Relevante bepalingen van afdeling 3A van Titel 3 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek In artikel 6:193a, eerste lid, BW is voor zover relevant - het volgende bepaald: ( ) a. consument: natuurlijke persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. ( ) d. handelspraktijk: iedere handeling, omissie, gedraging, voorstelling van zaken of commerciële communicatie, met inbegrip van reclame en marketing, van een handelaar, die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product aan consumenten; e. besluit over een overeenkomst: een door een consument genomen besluit over de vraag of, en, zo ja, hoe en op welke voorwaarden hij een product koopt, geheel of gedeeltelijk betaalt, behoudt of van de hand doet, of een contractueel recht uitoefent in verband met het product,ongeacht of de consument overgaat tot handelen; ( ) In artikel 6:193b BW is het volgende bepaald: 1. Een handelaar handelt onrechtmatig jegens een consument indien hij een handelspraktijk verricht die oneerlijk is. 2. Een handelspraktijk is oneerlijk indien een handelaar handelt: a. in strijd met de vereisten van professionele toewijding, en b. het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar is beperkt of kan worden beperkt, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen. 3. Een handelspraktijk is in het bijzonder oneerlijk indien een handelaar: a. een misleidende handelspraktijk verricht als bedoeld in de artikelen 193c tot en met 193g, of b. een agressieve handelspraktijk verricht als bedoeld in de artikelen 193h en 193i.

14 Pagina 14 van De gangbare en rechtmatige reclamepraktijk waarbij overdreven uitspraken worden gedaan of uitspraken die niet letterlijk dienen te worden genomen, maken een reclame op zich niet oneerlijk. In artikel 6:193d BW is het volgende bepaald: 1. Een handelspraktijk is bovendien misleidend indien er sprake is van een misleidende omissie. 2. Een misleidende omissie is iedere handelspraktijk waarbij essentiële informatie welke de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, wordt weggelaten, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen. 3. Van een misleidende omissie is eveneens sprake indien essentiële informatie als bedoeld in lid 2 verborgen wordt gehouden of op onduidelijke, onbegrijpelijke, dubbelzinnige wijze dan wel laat verstrekt wordt, of het commerciële oogmerk, indien dit niet reeds duidelijk uit de context blijkt, niet laat blijken, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen. 4. Bij de beoordeling of essentiële informatie is weggelaten of verborgen is gehouden worden de feitelijke context, de beperkingen van het communicatiemedium alsook de maatregelen die zijn genomen om de informatie langs andere wegen ter beschikking van de consument te stellen, in aanmerking genomen.