Hanneke Felten (Movisie), 2015

Transcriptie

1 Naam Inleiding Lesvorm Tijdsinvestering Met andere woorden Het kiezen van passende woorden en manieren van vragen stellen is belangrijk om aan te sluiten bij een cliënt. Het is soms lastig om passende woorden te gebruiken bij thema s waar je het niet dagelijks over hebt. Het is daarom van belang om studenten te laten oefenen met hun woord- en taalgebruik rondom seksuele diversiteit. Gespreksvaardigheden oefenen in tweetallen min Niveau ** Benodigdheden Gesprekskaarten Met andere woorden Voorbereiding Printen de rode en groene gesprekskaarten uit. Neem de situaties op de kaarten door. Lesopzet De studenten bespreken in tweetallen een rode gesprekskaart in de vorm van een rollenspel. Het groene kaartje krijgen ze nog niet. Ze bespreken hoe dat gesprek verliep: wat was lastig of moeilijk? Wat roept een bepaalde reactie op bij de ander? Ze denken samen na over of en hoe het anders kan en noteren die alternatieven. Als ze hiermee klaar zijn, steken ze hun hand op; geef dan de groene gesprekskaart. Laat de tweetallen hun alternatieven vergelijken met het gesprek dat op de groene kaart staat. Bespreek plenair welke alternatieven de studenten vonden. Geef eventueel aanvullingen/goede alternatieven op de groene gesprekskaart. Bespreek of het gesprek werkt op de manier die de studenten hadden bedacht. Wat werkt goed en wat werkt minder goed? Waar lopen zij tegenaan en hoe kunnen zij hier in de toekomst beter mee omgaan?

2 Gesprekskaarten Met andere woorden Algemene voorbeelden (voor alle opleidingen bruikbaar): Bij de receptie: NIET GOED Baliemedewerker: Ah, u heeft een dubbele achternaam. Uw eerste naam is uw meisjesnaam? Cliënt: Ja dat klopt. Baliemedewerker: Oké, de naam van uw man, schrijf ik die met twee keer een e of een keer? Cliënt: Met een keer een e. Umm, ja, nou. uuumm het is de naam van mijn vrouw. Baliemedewerker: Uw vrouw? Cliënt: Ja. Baliemedewerker: O o nou ja, dat kan natuurlijk ook. Ik heb daar geen problemen mee hoor. Mijn buurman is homo. Cliënt: Uh, ja, oké. Bij de receptie: GOED Baliemedewerker: Ah, u heeft een dubbele achternaam. Uw eerste naam is de naam van uw partner? Cliënt: Ja dat klopt. Baliemedewerker: Oké, de naam van uw partner, schrijf ik die met twee keer een e of een keer? Cliënt: Met een keer een e. Tijdens de intake: NIET GOED Hulpverlener: Heeft u een vrouw of een vriendin? Hulpverlener: Wel gehad? Hulpverlener: Mist u dat? Tijdens de intake: GOED Hulpverlener: Heeft u een relatie? Of bent u getrouwd? Man: Ja, getrouwd. Hulpverlener: Hoe lang bent u al getrouwd met uw echtgenoot of echtgenote? Man: Mijn man en ik zijn zo n 12 jaar getrouwd.

3 Voorbeeld voor studenten die opgeleid worden om met ouderen te gaan werken: Met ouderen praten over vroeger: NIET GOED Zorg-professional: Meneer, u bent nu 81 jaar en woont alleen, begrijp ik. Is uw vrouw overleden of bent u nooit getrouwd? Patiënt: Uhh nee, ik heb nooit een vrouw gehad. Zorg-professional: Een echte vrijgezel dus. Ook geen kinderen? Cliënt: Nee. Met ouderen praten over vroeger: GOED Zorg-professional: Meneer, u bent nu 81 jaar en woont alleen, begrijp ik. Is er iemand in uw leven die belangrijk voor u was of nog steeds is? Patiënt: Ja, er is jarenlang wel iemand geweest maar die is overleden vijf jaar geleden. Zorg-professional: En woonde u samen met deze persoon? Patiënt: Ja, hij kwam bij mij wonen toen zijn kinderen de deur uit waren. We waren heel gelukkig. Ik mis hem nog steeds. Zijn kinderen zie ik nog steeds. Ik ben ook opa van zijn kleinkinderen.

4 Voorbeeld voor studenten die opgeleid worden om met jongeren te gaan werken: In gesprek op school: NIET GOED Professional: Ik wil graag een gesprek met jouw vader en moeder. Leerling: Uhhhh, nou mijn moeders Professional: Jouw moeders? Leerling: Ik heb twee moeders en geen vader. Professional: O jee, nou dat is wat. Jeetje zeg hoe vind je dat? Leerling: Weet ik veel. Gewoon. Professional: Maar wie van de twee is dan jouw echte moeder? Leerling: Ik heb gewoon twee moeders. In gesprek over verliefdheid: NIET GOED Professional: Heb je een vriendin? Jongen: Nee. In gesprek op school: NIET GOED Professional: Komen jouw ouders ook naar het 10-minuten gesprek? Leerling: Ja. mijn moeders komen. Schoolmaatschappelijk werker: Oké, jij hebt twee moeders. Leerling: Ja. Professional: Kun je vragen of zij zich nog even aanmelden? Leerling: Ja In gesprek over verliefdheid: WEL GOED Professional: Ben je met iemand aan het daten? Jongen: Ja. Professional: En gaat het goed? Jongen: Ja. hij is super leuk.

5 Voorbeeld voor studenten die opgeleid worden om met jonge kinderen en hun ouders te werken: Aan de telefoon: NIET GOED Medewerker: Gaat u weer werken na uw zwangerschapsverlof? Vrouw: Ik ben niet met zwangerschapsverlof geweest. Mijn vrouw heeft ons kind gebaard. Medewerker: O. Mag ik dan met de moeder spreken? Vrouw: Ons kind heeft twee moeders. Dus u kunt het ook met mij bespreken. Medewerker: Maar ik heb toch echt de moeder nodig. Kunt u mij uw partner even geven? Aan de telefoon: GOED Medewerker: Gaat u weer werken na uw zwangerschapsverlof? Vrouw: Ik ben niet met zwangerschapsverlof geweest. Mijn vrouw heeft ons kind gebaard. Medewerker: Ah oke. Wat gaat uw vrouw doen na haar verlof? Vrouw: Ze gaat over een maand weer aan het werk.