HANDLEIDING WERKPLEKLEREN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "HANDLEIDING WERKPLEKLEREN"

Transcriptie

1 HANDLEIDING WERKPLEKLEREN voor alle jaren van de tweedegraads lerarenopleidingen (vt en dt) MENS EN TECHNOLOGIE en TECHNIEK aan de Hogeschool van Amsterdam Onderwijs & Opvoeding studiejaar

2

3 Voorwoord De opleidingen tweedegraads leraar Mens en Technologie en en tweedegraads leraar Techniek van het domein Onderwijs en Opvoeding van de Hogeschool van Amsterdam wijken in een aantal opzichten af van de andere tweedegraads lerarenopleidingen. Zo is de structuur van deze opleidingen anders. Een aantal leerlijnen, zoals bijvoorbeeld de ABV en het Metawerk, worden geïntegreerd aangeboden en komen samen in één enkele leerlijn, de Professionele Ontwikkeling. Beide opleidingen zijn zoveel mogelijk competentie- / beroepskwalificatiegericht georganiseerd. Door middel van assesments en mini-assessment bewijzen studenten hun vorderingen. Dit draagt er toe bij dat ook zogenaamde EVC s (eerder of extern verkregen competenties) van de student optimaal kunnen worden meegenomen in het beoordelingsproces. En dat maakt het tevens mogelijk dat elke student het progamma van zijn opleiding grotendeels naar eigen inzicht kan vormgeven en eventueel zelf zijn / haar eigen snelheid kan kiezen. Ook met betrekking tot de stages zijn er verschillen met de andere lerarenopleidingen. Deze twee opleidingen kennen naast het Werkplekleren (de school stage) ook een verplichte bedrijfsstage. Natuurlijk zijn er, naast genoemde verschillen, ook grote overeenkomsten tussen deze twee opleidingen en de andere lerarenopleidingen van de Hogeschool van Amsterdam. Daarom zijn ook voor deze beide opleidingen de readers en handleidingen, zoals die te vinden zijn op het intranet of de digitale werk- en leeromgeving van het domein Onderwijs en Opvoeding, uitgangspunt voor het verzorgde onderwijs. Addendums zoals deze geven in aanvulling daarop aan in welk opzicht de procedures van beide opleidingen afwijken van die van de andere lerarenopleidingen. Dit addendum richt zich op de verschillen bij het werkplekleren en dient dus te worden geraadpleegd naast de: Handleiding Werkplekleren voor alle jaren van de tweedegraads lerarenopleiding (vt en dt) aan de Hogeschool van Amsterdam Onderwijs & Opvoeding studiejaar Wij wensen de studenten van de opleidingen tweedegraads leraar Mens en Technologie en en tweedegraads leraar Techniek en hun begeleiders een succesvol en plezierig leerwerktraject toe. Jan Lindhout, programmaleider werkplekleren tweedegraads lerarenopleidingen HvA Antoine van Dongen Projectmanager Innovatie Techische Lerarenopleidingen Douwe van der Kooi, opleidingsmanager / portefeuillehouder werkplekleren tweedegraads lerarenopleidingen HvA Amsterdam, augustus 2012 Contactgegevens van het stagebureau van de tweedegraads lerarenopleidingen HvA: Wibautstraat GM Amsterdam Postbus BA Amsterdam stagebureauvobve@hva.nl Handleiding Werkplekleren pag. 1

4 pag. 2 Handleiding Werkplekleren

5 INHOUDSOPGAVE Inleiding De leerlijn werkplekleren: toelichting en verantwoording competentiegericht opleiden de leerlijn werkplekleren werkplekleren op niveau Doel en inhoud van het werkplekleren doelen van het werkplekleren het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) en activiteitenplan (PAP) leertaken en leerwerktaken specifieke activiteiten op opleidingsscholen Organisatie van het werkplekleren werkplekleren in de opleiding een geschikte leerwerkplek vinden start, eind en omvang van de leerwerktrajecten bevestigen en starten van een leerwerktraject Begeleiding en beoordeling de start: solliciteren en introduceren begeleiding verloop van de begeleiding op hoofdlijnen scholen en begeleiders in soorten begeleidingshulpmiddelen voor zelfstandig leren beoordeling tijdlijn werkplekleren Werkplekleren in de propedeuse (jaar 1) doel en inhoud van werkplekleren organisatie van werkplekleren begeleiding en beoordeling in werkplekleren Werkplekleren in de hoofdfase (jaar 2 en 3) doel en inhoud van werkplekleren-2 en organisatie van werkplekleren-2 en begeleiding en beoordeling in werkplekleren-2 en Werkplekleren in de afstudeerfase (jaar 4) doel en inhoud van werkplekleren organisatie van werkplekleren begeleiding en beoordeling in werkplekleren Competenties in de opleiding tot tweedegraads leraar inleiding de competenties competenties en niveaus omschrijving van de competenties, met leerdoelen en gedragsindicatoren fasen van betrokkenheid Achtergrondinformatie De opleiding tot leraar in kort bestek BIJLAGEN bijlage 1: formulier beginsituatie bijlage 2: formulier Persoonlijk ActiviteitenPlan (PAP) bijlage 3: het functioneringsgesprek voor duale studenten bijlage 4: Overeenkomst Werkplekleren Handleiding Werkplekleren pag. 3

6 pag. 4 Handleiding Werkplekleren

7 Inleiding Deze handleiding, geldig voor het studiejaar , geeft een overzicht van de doelen en de organisatie van het werkplekleren in alle jaren van de tweedegraads lerarenopleidingen van de Hogeschool van Amsterdam (HvA), Onderwijs & Opvoeding. Het opleiden van leraren die goed zijn toegerust voor het onderwijs van vandaag en morgen is niet denkbaar zonder een aanzienlijk stuk praktijkervaring. In de tweedegraads lerarenopleidingen van de HvA heeft het praktijkdeel, werkplekleren genaamd, dan ook een prominente plaats. Onder werkplekleren verstaan we het ontwikkelen van competenties in de onderwijspraktijk, gecombineerd met zinvolle ondersteunende taken of werk (al dan niet betaald) binnen de school, en ondersteund vanuit de opleiding. Gedurende de opeenvolgende leerwerktrajecten (d.w.z. het werkplekleren in ieder van de vier jaren van de opleiding) ontdekt de student wat het beroep van docent inhoudt en ontwikkelt hij 1 competenties waarover hij moet beschikken om dit beroep straks op verantwoorde wijze te kunnen uitoefenen. Ter ondersteuning van studenten en hun begeleiders is er de leerlijn werkplekleren. Daarmee bedoelen we een samenhangend pakket hulpmiddelen dat een doorlopende ontwikkeling van de competenties door de student in de schoolpraktijk mogelijk maakt. De leerlijn heeft tot doel de student maximaal te laten profiteren van de leermogelijkheden die zich in de schoolpraktijk voordoen. Twee belangrijke elementen in de leerlijn werkplekleren zijn: het werken met leerdoelen voor het werkplekleren in de vier jaren, en het werken met zgn. leertaken. De leerdoelen zijn opgenomen in de handleiding en vormen ook de basis voor de beoordeling van het werkplekleren. Leertaken worden aangeboden in een een digitaal pakket Leertaken in het werkplekleren, te vinden op het HvA-intranet. Studenten gebruiken dit pakket naast deze handleiding. Deze handleiding begint met enkele algemene hoofdstukken (1 t/m 4), waarin de opzet van de leerlijn werkplekleren, de inhoud, de organisatie en de begeleiding en beoordeling kort besproken worden. Verder is, en dat is nieuw, is aan het eind van hoofdstuk 4 de tijdlijn werkplekleren opgenomen. Dit is een schema waarin de student en zijn begeleider in detail alle te zetten stappen in het leerwerktraject kunnen vinden. Vervolgens worden in aparte hoofdstukken (5 t/m 7) de relevante details per leerjaar behandeld. Daarna volgt in hoofdstuk 8 een uitvoerige beschrijving van de compenties waarvoor in de lerarenopleiding wordt opgeleid. Het laatste hoofdstuk (9) bevat nadere informatie over de opleiding, informatie die vooral bedoeld is voor begeleiders in de scholen. De handleiding eindigt met enkele bijlagen. Het betreft verschillende instrumenten ten behoeve van de student of zijn begeleiders en de tekst van de Overeenkomst Werkplekleren. Deze handleiding staat als Worddocument op het intranet van de HvA Onderwijs en Opvoeding. Daar is ook al het andere materiaal ten behoeve van het werkplekleren te vinden. Deze documenten zijn voor iedereen (zonder inloggen) toegankelijk via deze link: 1 In deze uitgave worden ter wille van de leesbaarheid "hij", "hem" enz. als algemene aanduidingen gebruikt die ook "zij", "haar" enz. kunnen betekenen. Handleiding Werkplekleren pag. 5

8 pag. 6 Handleiding Werkplekleren

9 1 De leerlijn werkplekleren: toelichting en verantwoording 1.1 competentiegericht opleiden De tweedegraads lerarenopleidingen richten zich op de ontwikkeling van de competenties voor het beroep van leraar in het voortgezet onderwijs (vo) en in de sector beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (bve). Een competentie is de bekwaamheid voor een beroep, verworven door studie, oefening en aanleg. Iemand is als leraar bekwaam als hij in staat is om op basis van kennis, vaardigheden en houding in verschillende onderwijssituaties goed te functioneren. Anders gezegd: je weet als leraar wat je doet, waarom je dat doet, hoe je dat doet en je ontwikkelt je vaardigheden verder door te reflecteren op je handelen. Uitgangspunt voor de opleiding zijn de zeven competenties 1 die zijn vastgelegd door de wet Beroepen In het Onderwijs (de wet BIO ). Kort samengevat houden de zeven competenties het volgende in: 1. Interpersoonlijk competent. De leraar zorgt ervoor dat er onder de leerlingen een prettig werkklimaat heerst. Hij geeft op een goede manier leiding, schept een coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. 2. Pedagogisch competent. De leraar begeleidt en ondersteunt zijn leerlingen in hun ontwikkeling tot zelfstandige en verantwoordelijke personen. Hij zorgt voor een veilige leeromgeving in zijn lessen. 3. Vakinhoudelijk en didactisch competent. De leraar zorgt ervoor dat zijn leerlingen zich de kennis van het schoolvak eigen maken en vertrouwd raken met de wijze waarop deze kennis in het dagelijkse leven en in de wereld van hun toekomstige werk wordt gebruikt. 4. Organisatorisch competent. De leraar zorgt voor een goede organisatie van zijn lessen en zorgt ervoor dat zijn werk en dat van zijn collega s op school goed op elkaar zijn afgestemd. 5. Competent in het samenwerken met collega s. De leraar werk samen met zijn collega s op school. Hij draagt bij aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat op zijn school en aan het goed functioneren van de schoolorganisatie. 6. Competent in het samenwerken met de omgeving. De leraar onderhoudt contacten met de ouders of verzorgers van de leerlingen. Hij werkt mee aan een goede samenwerking van zijn school met andere instellingen, stage- en leerbedrijven. 7. Competent in reflectie en ontwikkeling. De leraar zorgt ervoor dat hij zich voortdurend verder ontwikkelt en aan zijn verdere professionalisering werkt. Hij denkt na over zijn beroepsopvattingen en weet wat hij belangrijk vindt in zijn leraarschap en van welke waarden en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat. In hoofdstuk 8 zijn deze competenties uitvoerig beschreven. Het competentiegericht leren krijgt in de lerarenopleidingen van de HvA o.a. vorm doordat de student leert om zelf zijn ontwikkeling te sturen met behulp van een Persoonlijk OntwikkelingsPlan (POP) en doordat de student werkt met een digitaal portfolio waarin hij de ontwikkeling van zijn competenties zichtbaar maakt aan de hand van reflecties, feedback, eigen producten enz. Het beschikken over kennis is voorwaarde voor het kunnen ontwikkelen van competenties. Daarom verwerft de student ruime kennis van het schoolvak (de zgn. kennisbasis van het vak, die landelijk is vastgesteld), alsook pedagogische en onderwijskundige kennis (de eveneens landelijke generieke kennisbasis). 1 Zie ook de website van de Onderwijscoöperatie: Handleiding Werkplekleren pag. 7

10 Het competentiegericht opleiden vindt in de HvA plaats in een model dat rust op vier pijlers: 1. Vak: de inhoud van het schoolvak, maar ook de didactische vaardigheid in het vak. 2. Professionele ontwikkellijn: omvat onderwijskundige en pedagogische onderwerpen, het werken aan de groei tot competent leraar en aan het vermogen tot reflecteren op dat leraarschap. Belangrijk in dit ontwikkelingsproces is het Persoonlijk OntwikkelingsPlan (POP). 3. Werkplekleren (WPL): leren in de onderwijspraktijk, ondersteund vanuit de opleiding. JE ONTWIKKELING TOT HET LERAARSCHAP DIEN JE BIJ TE HOUDEN IN JE DIGITALE PORTFOLIO. DUS PLAATS DAAR VOORAL OOK ALLE PERSOONLIJKE DOCUMENTATIE MET BETREKKING TOT HET WERKPLEKLEREN. In paragraaf 9.1 wordt de inrichting van de lerarenopleiding uitvoeriger besproken, wat vooral bedoeld is als achtergrondinformatie voor de begeleiders en contactpersonen op de scholen. 1.2 de leerlijn werkplekleren Onder werkplekleren verstaan we het ontwikkelen van competenties in de onderwijspraktijk, gecombineerd met zinvolle ondersteunende taken of werk (al dan niet betaald) binnen de school, en ondersteund vanuit de opleiding. Het uitvoeren van werkplekleren in een bepaald jaar van de opleiding wordt een leerwerktraject genoemd. Al werkend en lerend verwerft de student kennis en vaardigheden op vakinhoudelijk, vakdidactisch, onderwijskundig en pedagogisch gebied. Hij ontdekt wat het beroep van docent inhoudt en wat het betekent om samen te werken in een team met collega s en met mensen en instellingen buiten de school. De competentieontwikkeling is gericht op het behalen van de in de wet BIO omschreven startbekwaamheid voor het leraarsberoep en het bereiken van het bachelorniveau (hbo-niveau). Met de leerlijn werkplekleren bedoelen we een samenhangend pakket middelen en voorzieningen dat een doorlopende ontwikkeling van de competenties door de student in de schoolpraktijk mogelijk maakt. De leerlijn heeft tot doel de student maximaal te laten profiteren van de leermogelijkheden die zich in de schoolpraktijk voordoen. Een belangrijk middel daartoe zijn leertaken (een vorm van open, flexibele opdrachten), waarmee de student kan werken in uiteenlopende schoolsituaties, in verschillende jaren van de opleiding en met ruimte voor een persoonlijke invulling. Daarbij beoogt de leerlijn dat de student samenhang ervaart tussen het werkplekleren en de andere onderdelen van de opleiding: hij ziet de toepassingsmogelijkheden van de theorie in zijn praktijksituatie, ervaart steun vanuit de theorie, en ervaart dat er voor in de praktijk opgeroepen leervragen een plek is in de andere onderdelen van de opleiding. Verder is de leerlijn er op gericht dat de student samenhang ervaart binnen zijn eigen competentieontwikkeling: de verschillende competenties zijn verbonden en beïnvloeden elkaar en bovendien hangt de ontwikkeling van de competenties sterk samen met de persoonlijke ervaringen, inzichten en kwaliteiten. Ten slotte vormt de leerlijn een onderwijsaanbod dat de student in toenemende mate in staat stelt zelf verantwoordelijkheid voor zijn eigen leerproces te nemen. De leerlijn werkplekleren bestaat uit de volgende elementen: 1. Deze Handleiding Werkplekleren, waarin ten behoeve van de studenten én hun begeleiders de gehele opzet van het werkplekleren in alle vier jaren van de opleiding is beschreven: doelen, inhoud, organisatie, contractering, begeleiding en beoordeling. 2. Een beschrijving van de competenties voor de opleiding tot tweedegraads leraar. De competentiebeschrijving is in hoofdstuk 8 in deze handleiding te vinden. 3. Een set leerdoelen voor het werkplekleren, op basis van de zeven competenties en uitgesplitst naar leerjaar. De leerdoelen zijn per competentie terug te vinden in de competentiebeschrijvingen in hoofdstuk 8. Verder staan in de hoofdstukken per jaar de leerdoelen voor dat betreffende jaar. 4. Een pakket leertaken (een vorm van open, flexibele opdrachten) en bijbehorend materiaal. Het pakket is te vinden op het intranet van HvA Onderwijs en Opvoeding. Deze leertaken dienen als voorbeeld! Je kunt ze letterlijk zo uitvoeren, maar liever zien we dat je, op basis van de fase van de opleiding waarin je zit, je zelf leertaken aan je begeleider voorstelt èn deze ook uitvoert. Ontwerp je leertaken in overleg met de docenten. Integreer hierbij (zoveel mogelijk) de onderwerpen waarin je op dat moment werkt (in de PO-lijn en de vak- / vakdidactieklijn). Neem pag. 8 Handleiding Werkplekleren

11 hierbij uitdrukkelijk je eigen competentieontwikkeling mee en beargumenteer je keuzes zo goed mogelijk. 5. Een beoordelingsinstrument voor het werkplekleren, gebaseerd op algemene leerdoelen voor het werkplekleren. Er is dus een versie per leerjaar. Deze zijn te vinden op het HvA-intranet Het digitaal portfolio van de student. Dit portfolio is bedoeld voor gebruik bij alle onderdelen van de opleiding, maar wordt zeker bij het werkplekleren intensief benut. 1 Handleiding Werkplekleren pag. 9

12 1.3 werkplekleren op niveau bekwaamheidsniveaus De competenties voor het leraarschap zijn door de wet BIO uitgewerkt tot bekwaamheidseisen op het niveau van startbekwaamheid, het niveau waaraan een beginnende docent moet voldoen. Het startbekwaamheidsniveau geldt als eindniveau voor de opleiding. De lerarenopleiding van de HvA heeft zelf twee lagere competentieniveaus uitgewerkt die bedoeld zijn als tussenstappen in de opleiding, namelijk niveau 1, hoofdfasebekwaam, en niveau 2, afstudeerbekwaam (ook wel LiO 1 - bekwaam genoemd). Het bereikt hebben van de drie niveaus wordt vastgesteld in bekwaamheidproeven, die op drie momenten in de opleiding door iedere student worden afgelegd. De drie niveaus en dus ook de bekwaamheidsproeven zijn gekoppeld aan de drie fasen van de opleiding, de propedeuse (jaar 1), de hoofdfase (jaar 2 en 3) en de afstudeerfase (jaar 4). Samengevat hebben we in de opleiding dus te maken met: niveau 1: hoofdfasebekwaam, wordt getoetst in bekwaamheidsproef 1, eind propedeuse niveau 2: afstudeerbekwaam, wordt getoetst in bekwaamheidsproef 2, eind jaar 3 niveau 3: startbekwaam, wordt getoetst in bekwaamheidsproef 3, eind jaar 4 De criteria die ten grondslag liggen aan het onderscheiden van de drie niveaus zijn: 1. Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid: studenten die competenties beter gaan beheersen tonen meer zelfstandigheid. 2. Complexiteit van de situatie: studenten functioneren in steeds complexere situaties, van gereduceerde situaties (bijvoorbeeld een kleine groep leerlingen) naar authentieke beroepssituaties, waar professionals in werken. 3. Volledigheid van het handelen: studenten die een competentie beter gaan beheersen, laten binnen die competentie een breder scala aan vaardigheden zien. De drie opeenvolgende niveaus hebben betrekking op de competentiegroei van de student en worden daarom juist in het werkplekleren heel goed zichtbaar. Het werkplekleren levert ook steeds belangrijk materiaal voor de drie bekwaamheidsproeven. bachelorniveau In het afstuderen wordt het vereiste algemene eindniveau van de opleiding (bachelorniveau, ofwel hbo-niveau) geborgd. Als maatstaf voor het bachelorniveau van alle hbo-opleidingen in Nederland gelden de zogenaamde Dublin descriptoren. Dit zijn in Europees verband vastgestelde criteria voor het niveau van hoger onderwijs. Kort samengevat luiden de Dublin descriptoren: 1. kennis en inzicht, die nodig zijn voor het beroep 2. toepassen van kennis en inzicht in de uitoefening van het beroep, 3. oordeelsvorming op basis van gegevens en rekening houdend met maatschappelijke aspecten, 4. communicatie om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen 5. leervaardigheden om zich zelfstandig verder te kunnen ontwikkelen De Dublin descriptoren zijn als richtlijn gehanteerd bij de omschrijving van bekwaamheidsniveau 3 en de bijbehorende algemene leerdoelen per competentie. 1 LiO = Leraar in Opleiding: student in de afstudeerfase, de laatste fase van de opleiding. pag. 10 Handleiding Werkplekleren

13 Handleiding Werkplekleren pag. 11

14 2 Doel en inhoud van het werkplekleren Zie voor specifieke informatie per leerjaar ook de hoofdstukken 5, 6 en 7 in deze handleiding. 2.1 doelen van het werkplekleren Het algemene doel van het werkplekleren is: de student ontwikkelt competenties op vakinhoudelijk, didactisch, onderwijskundig en pedagogisch gebied en ervaart wat het betekent om als docent in en buiten de school (samen) te werken. In de opeenvolgende leerwerktrajecten in de jaren 1 t/m 4 zien we voor wat betreft de globale doelen veelal de volgende opbouw: Propedeuse: het leerwerktraject van jaar 1 is vooral oriënterend: gericht op breed kennis maken met de school, met leerlingen, met het werk van de docent en met de eerste beginselen van het lesgeven. Hoofdfase: in de jaren 2 en 3 is de kern van het werkplekleren de ambachtelijke kant van het leraarsvak, te weten het lesgeven en het begeleiden van leerlingen, en daarnaast het steeds meer als collega met docenten omgaan. Daarbij zal nadruk liggen op het ontwerpen en uitvoeren van lessen, met een toenemende variatie in werkvormen, en de daarbij behorende organisatie en klassenmanagement. We zien dan in het algemeen aandacht voor de klas als geheel, aandacht voor individuele leerlingen en het zowel didactisch als pedagogisch inspelen op hun behoeften en verschillen. Ook zien we een groeiend functioneren als aankomend docent in de school. Afstudeerfase: het algemene doel in jaar 4, het LiO-traject, is dat de student leert zelfstandig als docent te functioneren. Hij verzorgt zelf het onderwijs in "eigen" klassen, bouwt een eigen band met de leerlingen op en gaat als volwaardig teamlid meedraaien in de school. Zodoende ervaart de student intensief alle aspecten van het beroep en werkt hij toe naar startbekwaamheid. Voor ieder jaar van de opleiding zijn leerdoelen voor het werkplekleren uitgewerkt. Deze zijn gebaseerd op de competenties en houden rekening met de boven beschreven ontwikkelingslijn. Daarnaast zijn de leerdoelen voor jaar 4 ook gebaseerd op het vereiste hbo-eindniveau. Deze leerdoelen vormen een kader: de student formuleert zelf nader uitgewerkte, persoonlijke leerdoelen en spreekt met de school daarbij passende activiteiten af. De belangrijkste hulpmiddelen daarbij zijn het POP en de leertaken (zie de paragrafen 2.2 en 2.3). De leerdoelen zijn per competentie terug te vinden in de hoofdstukken 5, 6 en 7 over ieder afzonderlijk jaar. Verder staan de leerdoelen voor de drie niveaus in de competentiebeschrijvingen in hoofdstuk 8. Naast het inhoudelijke lijn kan ook gekeken worden naar een ontwikkeling in de persoonlijke betrokkenheid gedurende de opeenvolgende leerwerktrajecten. We zien over het algemeen dat beginnende studenten vooral betrokken zijn op hun rol en positie tegenover leerlingen en collega s en de vragen die daar bijhoren. Vervolgens zien we de betrokkenheid van de student verschuiven naar de lestaak: de inhoud en organisatie van lessen en het gedrag van de klas. Naarmate de vaardigheden op dat gebied groeien, ontstaat er in de aandacht van de student meer ruimte voor de individuele leerlingen, hun behoeften en onderlinge verschillen. Tot slot krijgt de student zich op de context, de school, waarbinnen hij werkt en gaat zich meer en meer betrokken voelen bij de school als geheel. Dit model van betrokkenheidfasen is nader uitgewerkt in paragraaf 8.5. Deze twee kort beschreven ontwikkellijnen, de inhoudelijke en de persoonlijke betrokkenheid, vormen een algemene beeld, waarop in de praktijk natuurlijk allerlei varianten voorkomen. Dat heeft te maken met persoonlijke kwaliteiten en voorkeuren, maar ook met eerdere ervaring en opleiding. Zo zien we bij deeltijdstudenten vaak versnelling van de ontwikkeling en het combineren van meerdere leerwerktrajecten tot één. Dit wordt zo mogelijk vooraf (op basis van EVC s) in het studiecontract van de deeltijdstudent vastgelegd, anders kan dit gedurende de opleiding op basis van in de praktijk getoonde snelle ontwikkeling worden afgesproken. pag. 12 Handleiding Werkplekleren

15 2.2 het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) en activiteitenplan (PAP) De algemene leerdoelen voor het werkplekleren worden door de student concreter uitgewerkt in eigen, persoonlijke leerdoelen. Deze leerdoelen verwerkt hij vanaf jaar 2 in zijn Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP). Per competentie geeft de student hierin aan hoe hij zich denkt te ontwikkelen, waar voor hem prioriteiten liggen en wat voor activiteiten hij daarbij beoogt. Vertrekpunt voor het POP zijn de vorderingen op de competenties in het vorige leerwerktraject en de beoordeling daarvan. Deze zijn in zijn portfolio opgeslagen. Bij studenten in jaar 1 ontbreekt dit natuurlijk nog en formuleren in de loop van het leerwerktraject een aantal leerdoelen. Deeltijdstudenten die leerwerktraject 1 en 2 combineren volgen de werkwijze voor tweedejaars. Het POP wordt besproken en goedgekeurd bij de start van het leerwerktraject, het wordt bij de tussenevaluatie bijgesteld en het dient als referentiepunt bij de eindbeoordeling. Het Persoonlijk Activiteitenplan (PAP) is een hulpmiddel bij de praktische uitwerking van de leerdoelen. De student zal daarin telkens voor een korte periode, bijvoorbeeld één of enkele weken, activiteiten en leerdoelen beschrijven en dit PAP indienen bij de werkbegeleider. Reflectie op de uitvoering van die activiteiten schrijft hij in het volgende PAP. De begeleider van de opleiding kan aan de hand van de PAP's op hoofdlijnen de leeractiviteiten van de student volgen. Ook dienen de PAP s voor de student als dossier van alle activiteiten en zijn reflecties daarop. Het is van belang duidelijke afspraken te maken tussen de drie partijen over hoe het PAP wordt gehanteerd. Op een aantal momenten zal de student opdrachten meekrijgen vanuit andere opleidingsonderdelen die op de school moeten worden uitgevoerd. Deze opdrachten kunnen voortkomen uit de vakdidactiek en uit de modulen van de PO-(Professionele ontwikkel)lijn. Ook deze activiteiten zal de student in het POP en in de PAP s moeten opnemen. 2.3 leertaken en leerwerktaken Onder een leertaak wordt verstaan: een voorbereide activiteit in het werkplekleren, gericht op het leren (de competentieontwikkeling) van de student. Een leertaak kan mede een nuttige opbrengst voor de school hebben, maar het leren van de student staat voorop. Leertaken zijn geen gesloten opdrachten, maar bieden juist ruimte voor een eigen invulling, afhankelijk van de schoolsituatie en de persoonlijke leerdoelen van de student. De leertaken geven de student richting en structuur bij zijn leeractiviteiten. Dit open karakter maakt het noodzakelijk dat ook bij het werken met leertaken de student passende leerdoelen beschrijft en concrete activiteiten en reflecties uitwerkt in zijn PAP's. Het pakket Leertaken in het werkplekleren, te vinden op het intranet 1, bevat een aantal leertaken met ondersteunend materiaal, bijvoorbeeld in de vorm van video s. In de opleidingsjaren 1 t/m 3 worden leertaken aangeboden als keuzemogelijkheid voor de student. Leertaken zullen meestal niet de gehele tijdsduur van het leerwerktraject vullen. Overige activiteiten spreekt de student zelf met de school af. Verder dekt het huidige pakket leertaken vooral de competenties 1 t/m 4, competenties 5 en 6 moeten dus aan bod komen in zelf af te spreken activiteiten. Competentie 7, reflectie en ontwikkeling, komt natuurlijk bij iedere activiteit aan de orde. Behalve de leertaak kennen we ook de leerwerktaak. Hierin gaat het eveneens om het leerproces van de student, maar daarnaast ook om een nuttige opbrengst voor de school. Leren van de student en werken t.b.v. de school zijn even belangrijk. De leerwerktaken passen uiteraard binnen hetzelfde kader van competenties en leerdoelen als de leertaken. Leerwerktaken worden toegepast op opleidingsscholen (zie paragraaf 4.4). Het bedenken van een leerwerktaak start vaak bij een vraag of behoefte van de school. Om die reden zijn leerwerktaken schoolspecifiek en worden ze ontworpen in overleg tussen school, student en opleiding. In overleg wordt ook afgesproken of naast de schooleigen leerwerktaken ook (een deel van) de aangeboden leertaken worden uitgevoerd door studenten. Voor de school ligt het belang van een leerwerktaak in het feit dat de student daarmee een bijdrage levert aan (de ontwikkeling van) de school. Een bijkomend voordeel is dat de school goed moet nadenken over de eisen die gesteld worden aan de taak. Voor de student is het voordeel dat hij een 1 Handleiding Werkplekleren pag. 13

16 reële docenttaak uitvoert, die mede daardoor veel kan bijdragen aan zijn ontwikkeling. Hij moet goed nadenken over het wat en waarom van zijn taak. Door het leerverslag en het eindproduct kan hij goed laten zien waartoe hij in staat is (portfolio). Het initiatief voor de leerwerktaak kan liggen bij de school, die een bepaalde taak graag uitgevoerd ziet. Maar het initiatief kan ook bij de student liggen, die vanuit zijn POP graag een bepaalde taak op zich wil nemen. In beide gevallen is het van belang dat de opdracht van de school en de leerwens van de student op elkaar afgestemd worden. Voorbeelden van leerwerktaken zijn legio: ontwikkelen van leermateriaal maken of nakijken van toetsen begeleiden van leerlingen, bijv. bij projecten of in leerruimte huiswerkbegeleiding, steunlessen opzetten en uitvoeren van (buitenschoolse) activiteiten zoals excursie, sportdag, enz. verzamelen of maken van digitaal lesmateriaal verzamelen van informatie over diagnose en remediëring van leerachterstanden enz. Bij de opzet en uitvoering van de leerwerktaak zorgt de student dat hij voldoet aan de eisen die vanuit de school gesteld worden. Daarnaast zorgt de student dat hij leert van deze taak door zich ook te verdiepen in theoretische achtergrond en dit betrekt bij zijn planning en uitvoering. Hij reflecteert ook hoe deze leerwerktaak bijdraagt aan zijn eigen ontwikkeling en zijn visie. In de voorbereiding en uitvoering worden samengevat de volgende stappen gezet: 1. De student overlegt met de begeleider en/of schoolopleider welke mogelijke leerwertaak of -taken hij zou kunnen uitvoeren. Wat zijn specifieke kenmerken van de school en hoe kan de student hierin een taak vervullen? Welke opdrachten zou de school graag uitgevoerd zien door de student, waar hij van kan leren? En welke taak zou goed kunnen passen bij leerdoelen van de student? 2. Oriëntatie op de leerwerktaak. Omdat de taak uitgevoerd wordt voor de school moeten de eisen die gesteld worden aan de uitvoering en het resultaat helder en concreet omschreven zijn. Is duidelijk wie de opdrachtgever is? De student oriënteert zich ook op zijn leren van deze leerwerktaak. Welke kennis heb ik over de (theoretische) achtergrond bij deze taak en hoe kan ik hier meer over te weten komen? Waarom is deze taak belangrijk voor mijn ontwikkeling, wat wil ik er mee bereiken? Hoe ga ik het aanpakken, waar ga ik vooral aandacht aan besteden? De student overlegt hierover met zijn begeleider. 3. De student maakt een activiteitenplan en voert dit uit. Hij zoekt naar mogelijkheden en verbeteringen, reflecteert op zijn ervaringen en bespreekt kritisch zijn opvattingen en kennis m.b.t. deze taak. 4. Opbrengst: de student zorgt dat hij het resultaat van de leerwerktaak vastlegt in een product, dat de opdrachtgever kan beoordelen. Bijvoorbeeld: materiaal, een verslag of een presentatie. Daarnaast schrijft de student een leerverslag, dat hij bespreekt met zijn begeleider. Beide producten neemt hij op in zijn portfolio. 2.4 specifieke activiteiten op opleidingsscholen Schoolgroep Op veel opleidingsscholen (zie par. 4.3) functioneert een schoolgroep, of is deze in opbouw. Een schoolgroep is het geregeld bijeenkomen van studenten die hun leerwerktraject lopen op één school of een groep samenwerkende scholen. De bijeenkomsten hebben tot doel het leren van de studenten te ondersteunen en te verdiepen. Meestal is de schoolgroep bestemd voor 2e, 3e en 4e jaars studenten en hebben 1e jaars eigen bijeenkomsten. Het programma voor de schoolgroep wordt voorbereid en uitgevoerd door de schoolopleider en de instituutsopleider en zal per school verschillen. INDIEN ER OP JOUW SCHOOL GEEN SCHOOLGROEP ACTIEF IS, MAAR ER WEL MEERDERE STUDENTEN STAGE DOEN, DAN BEN JE ER ZELF VERANTWOORDELIJK VOOR ZO N SCHOOLGROEP TE ORGANISEREN! Bespreek dit met je begeleider en neem je activiteiten in resultaten in deze op in jouw portfolio. De onderwerpen die in de schoolgroep aan de orde komen, houden rechtstreeks verband met de praktijk van de deelnemers. Deze onderwerpen kunnen worden vastgesteld door de opleiders (wat pag. 14 Handleiding Werkplekleren

17 heb je nodig om op deze school te kunnen functioneren?) of worden vastgesteld op basis van vragen van de deelnemers (waaraan heb ik nu behoefte om te leren of te delen met medestudenten?). In de praktijk is het programma vaak een mix van beide. Voorbeelden van thema s en onderwerpen die aan de orde kunnen komen zijn: Kenmerken van de school (bijv.: de school in beeld brengen; didactische aanpak/ontwikkeling in de school; pedagogische aanpak/ontwikkeling in de school). Didaktiek (bijv.: lesvoorbereiding; vakdidactiek; zelfstandig leren; samenwerkend leren; niveauverschillen in de groep). Het leren van leerlingen (bijv.: motivatie en concentratie; leerstijlen, meervoudige intelligentie; leervaardigheden; dyslexie). Omgaan met groepen (bijv.: groepsprocessen; klassenmanagement; sturen van gedrag en grenzen stellen; normen en waarden in de groep; diversiteit in de klas). Begeleiden van leerlingen (bijv.: gesprekken met leerlingen; mentoraat en leerlingenzorg in de school; leer- of gedragsstoornissen; leerlingen en ouders). Pedagogisch klimaat (bijv.:veiligheid in de school; spijbelen; pesten). Relatie met de buitenwereld (bijv.: vervolgonderwijs; beroepswereld; begeleiding en beoordeling van beroepspraktijkvorming). Visie op onderwijs (bijv.: eigen visie en de visie van de school; mijn rol als leraar). Het leren van de student (bijv.: collegiale consultatie of intervisie in de groep; samenwerking met je werkbegeleider; reflectie op competentie-ontwikkeling; POP; portfolio; leerwerktaken; planning & prioriteiten). Onderzoek (bijv. aanpak van onderzoek; onderzoeksvaardigheden). Bij veel onderwerpen zijn de eigen ervaringen van studenten het vertrekpunt, zodat zij elkaar kunnen ondersteunen met feedback en advies. Bovendien vindt er waar mogelijk ook een verdieping plaats doordat een directe koppeling tussen theorie en praktijk wordt gezocht. Ervaringen worden benoemd, uitgewisseld en op hun betekenis voor het werken als leraar onderzocht. Vervolgens wordt gezocht naar een relatie met eerder besproken theorie, of wordt er theorie bijgezocht. Vandaaruit kan een nieuwe aanpak voor een praktijkvraag worden ontworpen, die door studenten in de praktijk kan worden uitgevoerd. Op scholen waar een schoolgroep draait is de deelname gewoonlijk verplicht voor voltijdstudenten, met deeltijders worden afspraken op maat gemaakt. De frequentie is wisselend, van enkele bijeenkomsten in een jaar tot twee- of driewekelijks. ABV op locatie Een groeiend aantal opleidingsscholen biedt de mogelijkheid aan studenten om in combinatie met een leerwerktraject ook één of meer modulen van ABV (de Algemene Beroepsvoorbereiding) op de school te volgen, in plaats van op de opleiding: ABV op locatie. Dit heeft het grote voordeel dat theorie en praktijk in de opleidingsschool direct aan elkaar gekoppeld worden. Wat in ABV wordt geleerd, kan direct toegepast worden in de activiteiten van de student in zijn leerwerktraject. Omgekeerd werkt de praktijkervaring op de school als een goede voedingsbodem voor de theorie van ABV. Deze aanpak blijkt effectief en zeer motiverend te zijn. Er zijn gewoonlijk twee docenten, een docent van de HvA en een schoolopleider van de opleidingsschool. ABV op locatie wordt niet meestal gegeven op één afzonderlijke school, maar op groepen van opleidingsscholen die met elkaar samenwerken. Studenten komen dan voor ABV afwisselend op verschillende scholen bij elkaar. Zo kunnen zij kennismaken met verschillende leerlingenpopulaties, verschillende onderwijsconcepten en met verschillende schooltypen binnen één organisatie. Onderzoek Onderzoek speelt een steeds belangrijker rol op scholen. Hiermee wordt praktijkgericht onderzoek bedoeld, waarbij de eigen onderwijspraktijk wordt onderzocht om tot verbeteringen te komen. Anders gezegd: onderzoek als instrument voor professionalisering en schoolontwikkeling. De academische opleidingsscholen, die voor het ontwikkelen van hun onderzoeksactiviteiten extra subsidie krijgen, spelen een voortrekkersrol. Ook in de opleiding krijgt het ontwikkelen van onderzzoeksvaardigheid meer aandacht. Op (academische) opleidingsscholen worden studenten vaak al actief betrokken bij het onderzoek wat daar plaatsvindt. Handleiding Werkplekleren pag. 15

18 3 Organisatie van het werkplekleren Zie voor specifieke informatie per leerjaar ook de hoofdstukken 5, 6 en 7 in deze handleiding. Meer organisatorische informatie is te vinden in de Informatiebrochure Werkplekleren werkplekleren in de opleiding Naast het werkplekleren zelf (dus op de school) zijn er enkele daaraan gekoppelde studieonderdelen op de opleiding: De voorbereiding werkplekleren in jaar 1 bereidt de student voor op het leerwerktraject op school. De inhoud omvat theorie over het onderwijs in Nederland en vaardigheden zoals presenteren, feedback geven, observeren, groepsinteractie, beginselen van lesvoorbereiding. Supervisie is gekoppeld aan het werkplekleren in jaar 4 (het LiO-traject) en is gericht op het ondersteunen van het leren om zelfstandig te functioneren in de uitoefening van het beroep. De studiepunten voor de supervisie vallen onder het metawerk van jaar 4. In onderstaande tabel is het aantal studiepunten gegeven voor de onderdelen van het werkplekleren in het totale curriculum in het studiejaar jaar 1 jaar 2 jaar 3 jaar 4 voorbereiding werkplekleren-1 (op de opleiding) 3 werkplekleren (op school) 6 werkplekleren (op school) 6 LiOpraktijkonderzoek en eindportfolio 3 werkplekleren (op school) 6 werkplekleren (op school) 6 werkplekleren (op school) totaal stp. 9 totaal stp. 6 totaal stp. 12 totaal stp Het LiO-praktijkonderzoek (omvang: 9 studiepunten) is een praktijkgericht onderzoek ter afsluiting van de opleiding, gewoonlijk uitgevoerd in de school waar het LiO-traject plaatsvindt. De beoordeling is de verantwoordelijkheid van de opleiding. 3.2 een geschikte leerwerkplek vinden Voor het vinden van een leerwerkplek op een school gelden afspraken en regels. Alle studenten worden hierover tijdig en uitvoerig per brief geïnformeerd 1. De regels zijn hieronder samengevat. Voor alle studenten deeltijd en voor de tweede, derde- en vierdejaars studenten voltijd geldt als principe dat zij zelf een leerwerkplek verwerven door sollicitatie. Studenten die niet tijdig een geschikte leerwerkplek kunnen vinden, kunnen zich aanmelden bij het stagebureau voor advies en ondersteuning bij het zoeken en solliciteren. De eerstejaars voltijdstudenten hebben de keus tussen zelf solliciteren en zich laten plaatsen door het stagebureau. Voor plaatsing door het stagebureau moeten studenten zich eerst aanmelden. Het solliciteren door de student kan gebeuren op de ca. 100 aan de opleiding verbonden opleidings- en samenwerkingsscholen (zie ook par. 4.4). Op het intranet staan actuele lijsten van deze scholen. Deze scholen bieden hun plaatsen aan via het online stagesysteem Parsys 2. 1 Zie ook: pag. 16 Handleiding Werkplekleren

19 Studenten solliciteren in Parsys rechtstreeks op dit aanbod. Op de Markten Werkplekleren, die ieder jaar in mei en september in het HvA-gebouw worden gehouden, kunnen studenten contact leggen met de daar aanwezige opleidingsscholen. In slechts twee gevallen kunnen studenten op scholen buiten de groep van opleidings- en samenwerkingsscholen een leerwerktraject lopen. 1. Een door het stagebureau (in overleg met de betreffende opleiding) vast te stellen uitzonderingssituatie, bijvoorbeeld bij een tekort aan leerwerkplekken voor een bepaald vak. De betrokken studenten worden hierover per geval geïnformeerd. 2. Een student heeft een benoeming als onbevoegd docent op een school en deze wordt door de opleiding goedgekeurd als leerwerktraject. Goedkeuring wordt gegeven als er begeleiders zijn aangewezen, zowel op de school als vanuit de HvA, en als de aanstellingsomvang valt binnen de voor voltijdstudenten gelden grenzen. Hiertoe moet de student een aanvraagformulier invullen, laten ondertekenen en inleveren bij het stagebureau. Een student kan solliciteren op een leerwerkplek in de vorm van: Een onbetaalde leerwerkplek ( stageplaats ). Een duale leerwerkplek, d.w.z. met een aanstelling onderwijsassistent (niet als docent). Een vacature voor een (onbevoegd) docent. Echter: niet voor 1 e en 2 e jaars vt-studenten! Wat betreft de omvang van een aanstelling gelden bij de voltijdstudenten beperkingen: De maximale omvang van aanstelling als onderwijsassistent (duaal) is één dag per week. Een aanstelling als onbevoegd docent kan alléén voor 3e en 4e jaars vt-studenten als leerwerktraject gelden, met een maximaal aantal lessen: 8 lessen voor 3e jaars en 12 lessen voor 4 e jaars (in klokuren per week). Voor deeltijdstudenten gelden deze beperkingen niet. 3.3 start, eind en omvang van de leerwerktrajecten De leerwerktrajecten in de voltijdvariant van de opleiding liggen grotendeels vast wat betreft de starten eindmomenten, omvang en beschikbare weekdagen; zie de onderstaande tabel. Semester 1a tot Semester 1b tot Semester 2a tot Semester 2b tot Jaar 1 regulier (niet-duaal) Jaar 1 duaal (betaald) Jaar 2 regulier en duaal (betaald) Jaar 3 regulier en duaal (betaald) Jaar 4 LiO student start op opleidingsschool in semester 1a 1 dag per week voor niet-duaal, 2 dagen voor duaal donderdag en/of één andere dag afhankelijk van de opleiding student kan tot 1 nov. zelf solliciteren; start op school kan evt. in semester 1b; alleen op donderdag plaatsing door stagebureau vo/bve 1 dag/week: donderdag óf een dag afhankelijk van de opleiding aanstelling als onderwijsassistent, na sollicitatie door student (tot 1 nov.) in semester 1b: 1 dag/week als werknemer, alleen donderdag mogelijk in semester 2: 1 dag/week als werknemer én 1 dag/week voor leeractiviteiten, donderdag plus één dag afhankelijk van de opleiding plaatsing via sollicitatie door student duaal traject mogelijk: aanstelling als onderwijsassistent plaatsing via sollicitatie door student duaal traject mogelijk: aanstelling als onderwijsassistent 2 dagen per week, de donderdag én een dag dag afhankelijk van de opleiding plaatsing via sollicitatie door student 5 dagdelen per week op school, beschikbare dagen afhankelijk van de opleiding Handleiding Werkplekleren pag. 17

20 Tijdens toets-, project- of andere niet-lesweken in het rooster van de opleiding loopt het werkplekleren op de school gewoon door. Uitzondering vormen eventuele verplichte excursies van de opleiding; de student informeert de school hierover bij aanvang van het leerwerktraject. Vakanties van de school worden uiteraard wel in acht genomen. Ook in toetsweken blijven de voor de voltijdstudenten voor het werkplekleren vastgelegde dagen vrij. Een probleem kan ontstaan als een student een toets uit een voorgaand jaar moet inhalen die op een voor werkplekleren gereserveerde dag valt. Overleg is dan geboden. Voor de deeltijdvariant gelden de vaste start-en einddata en vaste weekdagen niet. Deeltijdstudenten moeten de vereisten van de opleiding combineren met werk en privé en dat kan alleen door middel van maatwerkafspraken met de school waar het leerwerktraject plaats zal vinden. Vaak zal, zeker in hogere jaren, de deeltijdstudent al een betrekking op een school als (onbevoegd) docent hebben en dit als leerwerktraject aanmelden. Daarbij komt dat bij deeltijdstudenten vaak versnelling plaatsvindt van de opleiding, ook in het werkplekleren, op grond van door werk of opleidingen eerder verworven competenties (EVC s). Dan worden leerwerktrajecten vaak gecombineerd. In het tweede jaar, en bij sommige opleidingen ook al in het eerste, zijn de modulen van de Algemene Beroepsvoorbereiding (ABV) geprogrammeerd. De inhoud van deze modulen haakt sterk in op de schoolpraktijk van de studenten. Bovendien bevatten de ABV-modulen veel opdrachten die alleen in de praktijk kunnen worden uitgevoerd. Dat betekent dat studenten moeten zorgen in het eerste dan wel tweede jaar tijdig hun leerwerktraject te starten, om het volgen van ABV zinvol te doen zijn én om de opdrachten in de school te kunnen uitvoeren. Om hun leerwerktrajecten te plannen hebben deeltijdstudenten behoefte aan een indicatie wat betreft de tijd die een "gemiddelde" student gewoonlijk nodig heeft om het vereiste niveau te bereiken. Deze indicatie, uitgedrukt in op de school te besteden volle werkdagen, is als volgt: jaar dagen jaar dagen jaar dagen jaar dagen Belangrijke opmerkingen hierbij: 1. We benadrukken dat het bovenstaande indicaties zijn ten behoeve van de planning van de student. Het is niet een beoordelingsnorm voor een leerwerktraject! De beoordeling vindt uitsluitend plaats op grond van de door de student getoonde competentie-ontwikkeling, zie hoofdstuk 4 en verder. Een student kan dus nooit claimen een leerwerktraject gehaald te hebben omdat hij het genoemde aantal dagen op school heeft besteed. (Zo wordt ook bij een rijexamen een kandidaat beoordeeld op de rijvaardigheid en niet op het aantal genoten rijlessen.) 2. Dit zijn alleen indicaties voor de tijd die nodig is voor het werkplekleren. De tijd die daarnaast (meestal in jaar 2) nog in de school nodig is om te kunnen werken aan opdrachten vanuit ABV is hierbij niet opgenomen. 3.4 bevestigen en starten van een leerwerktraject Voor ieder leerwerktraject geldt de Overeenkomst Werkplekleren tussen student, opleiding en school. Deze drie partijen geven via Parsys ieder een definitieve bevestiging van het leerwerktraject, waarmee zij zich akkoord verklaren met de Overeenkomst Werkplekleren. De opleiding geeft met deze bevestiging tevens aan dat de student gerechtigd is het betreffende leerwerktraject te lopen. De tekst van de overeenkomst staat in bijlage 4 en staat ook op de openbare werkpleklerenpagina intranet van de HvA. pag. 18 Handleiding Werkplekleren

21 Alle leerwerktrajecten moeten in Parsys zijn vastgelegd. Registratie in Parsys vindt automatisch plaats wanneer de school en de student de normale sollicitatieprocedure in Parsys doorlopen. In geval van een leerwerktraject op een school die niet een opleidings- of samenwerkingsschool is (dus als een van de twee in paragraaf 3.2 genoemde uitzonderingen geldt), meldt de student zelf de leerwerkplek en de schoolgegevens aan in Parsys. Het stagebureau stuurt de student vervolgens per mail een formulier voor nadere gegevens (o.a. de begeleiding vanuit de eigen opleiding), wat de student ingevuld en ondertekend moet inleveren. Na controle wordt de invoer in Parsys goedgekeurd door het stagebureau, waarmee registratie in Parsys een feit is. Bij eerstejaars studenten die niet zelf solliciteren maar door het stagebureau op een school worden geplaatst gebeurt de registratie door het stagebureau. Wanneer een leerwerkplek niet in Parsys is vastgelegd wordt geen begeleider vanuit de HvA toegewezen aan de student. Er vindt dan geen begeleiding en dus ook geen beoordeling plaats. Op bij de resultatenmadministratie van de HvA ingeleverde cijfers voor leerwerktrajecten vindt achteraf controle plaats; cijfers voor niet in Parsys geregistreerde leerwerktrajecten worden niet ingevoerd en de bijbehorende studiepunten worden dus niet toegekend. Studenten dienen er zelf op toe te zien dat registratie in Parsys plaatsvindt. Registratie in Parsys moet in ieder geval uiterlijk vóór de start van semester 2b plaatsvinden. Anders is er geen tijd meer voor de opleidingsbegeleider om het leerwerktraject nog op enigszins verantwoorde wijze te begeleiden en te beoordelen. Vooral deeltijdstudenten, die zelf het startmoment van hun leerwerktraject met de school mogen afspreken, moeten hierop letten. Uitzonderingen zijn mogelijk (bijv. een dt-student heeft een compact 1 e jaarstraject in de maanden mei/juni afgesproken), maar het is dan de verantwoordelijkheid van de student om te zorgen voor goede en tijdige afspraken over begeleiding en beoordeling. Zodra een leerwerktraject op een school bevestigd is in Parsys, kunnen de praktische en inhoudelijke voorbereidingen starten. De student heeft voor de start van een leerwerktraject altijd een POP gereed, of in geval van een eerstejaars student een ingevulde beginsituatie (zie paragraaf 2.2). Wanneer een eerstejaars student een leerwerkplek heeft gekregen via plaatsing door het stagebureau, stuurt hij een kennismakingsbrief en CV naar de contactpersoon van de school (in geval van sollicitatie heeft de student uiteraard al een sollicitatiebrief gestuurd). De student zorgt zélf dat de begeleiding op gang komt. Daartoe neemt hij zo spoedig mogelijk contact op met de begeleider op de school én met de opleidingsbegeleider. Hij zorgt dat beide begeleiders zijn POP of beginsituatieformulier krijgen en spreekt met hen een startgesprek af. Hiermee start de begeleiding van het leerwerktraject, welke in het volgende hoofdstuk is beschreven. Op opleidingsscholen (zie par. 4.4) loopt de kennismaking en start soms volgens een enigszins afwijkende procedure, maar de student zal dit tijdig vernemen van de contactpersoon op die school. De verplichting van registratie van het leerwerktraject geldt echter ook hier. verklaring omtrent het gedrag Veel scholen vragen van studenten een verklaring omtrent het gedrag,kortweg VOG (voorheen "verklaring van goed gedrag" genoemd). In ieder geval voor LiO s zijn scholen daar ook toe verplicht. Ook wanneer een student een dienstverband aangaat met een school, hetzij in een duaal traject, hetzij als onbevoegd docent, is dat een vereiste. Door veel scholen wordt de VOG ook verlangd van studenten die niet in dienst zijn. De student dient de VOG aan te vragen in zijn gemeente. Het aanvraagformulier moet mede ingevuld en ondertekend zijn door de instantie die de VOG verlangt, de school dus. Het is zaak dat scholen zo spoedig mogelijk met studenten afspraken maken. De lerarenopleiding speelt in de aanvraagprocedure geen rol. Het heeft dus geen zin als student en/of school zich voor de aanvraag tot de opleiding wenden. Zie deze website voor meer details hierover: Handleiding Werkplekleren pag. 19

22 pag. 20 Handleiding Werkplekleren

23 4 Begeleiding en beoordeling Zie voor specifieke informatie per leerjaar ook de hoofdstukken 5, 6 en 7 in deze handleiding. 4.1 de start: solliciteren en introduceren De ervaring wijst uit dat een goede start heel veel bijdraagt aan een succesvol leerwerktraject. En die start ligt bij het allereerste contact, de sollicitatie en vervolgens de eerste kennismaking met de school. Vandaar dat we voorafgaand aan de informatie over begeleiden en beoordelen tips geven voor die start, het solliciteren en introduceren. Veel uit deze paragraaf is afkomstig uit het boekje Welkom op school, dat tips van studenten aan scholen, opleiding én medestudenten bevat voor een geslaagd leerwerktraject. Dit boekje wordt uitgedeeld op de Markt Werkplekleren en is als pdf te vinden op het HvA-intranet. Solliciteren: 1. Informeer je goed over de school/scholen waar je gaat solliciteren. Gebruik de informatie van de school die in ParSys staat, maar bestudeer ook de website van de school. Informeer eventueel bij medestudenten die de school kennen, of mensen die er werken. 2. Zorg voor een goede sollicitatiebrief, waarin je vooral je motivatie en je verwachtingen zo duidelijk mogelijk beschrijft. Vergeet ook niet een helder, overzichtelijk CV. 3. Wees in je sollicitatie open over zaken die met je culturele achtergrond te maken hebben (bijv. ik draag een hoofddoek en wil die in school ophouden). Vraag van de school duidelijkheid over hun beleid dienaangaande. Je voorkomt hiermee mogelijk pijnlijke confrontaties op je eerste schooldag! 4. Solliciteren is niet vrijblijvend. Als je bijv. een afspraak voor een sollicitatiegesprek hebt, dan kom je ook, of je zegt tijdig af. Helaas komt het voor dat studenten, als ze eenmaal op een school zijn aangenomen, niets meer van zich laten horen aan scholen waar ook nog een sollicitatie loopt. Dat mag niet gebeuren! Introductie op de school: 5. Verdiep je in de school, vraag informatie, proef de sfeer, praat met zoveel mogelijk mensen binnen de school, ook met leerlingen, conciërges of mediatheekmedewerkers. Loop eens een blokje om, zodat je een beeld krijgt van de buurt waarin de school staat. 6. Stel je vanaf het begin op als docent: ga serieus om met collega-docenten en leerlingen en met je taken. Neem zelf initiatieven en kom afspraken altijd na. 7. Als je je professioneel opstelt mag je ook verwachten als docent behandeld te worden. Je mag dus aanspraak maken op alle nodig informatie en ondersteuning, computergebruik, sleutels enz. 8. Als je zelf niet uit Nederland komt, zorg dat je het Nederlandse schoolsysteem begrijpt en vooral ook de Nederlandse jongeren. Wat beweegt hen? Hoe worden ze opgevoed? Hoe kijken zij tegen docenten aan? 9. Introduceer jezelf duidelijk; bijvoorbeeld Ik heb een Marokkaanse achtergrond, ik draag een hoofddoek, maar ben docent voor jullie allemaal. Laat dat ook zien in je gedrag. 10. Bestudeer zorgvuldig de opdrachten voor je opleiding en de deadlines en informeer ook je begeleider(s) op school daar zo snel mogelijk over. Voorkom stress en begin meteen met het uitvoeren van de taken 11. Bereid al je activiteiten goed voor en zorg dat je boven de stof staat, want pas dan zullen de leerlingen je serieus nemen en accepteren. 12. Vergeet niet dat humor belangrijk is. Handleiding Werkplekleren pag. 21

24 4.2 begeleiding Begeleiding van de student in zijn leerwerktraject is van groot belang voor een optimaal leerproces. Er zijn normaal gesproken minstens drie personen betrokken: de werkbegeleider op de school, de begeleider vanuit de opleiding én de student zelf. Om met deze laatste te beginnen: de kwaliteit van de begeleiding hangt in belangrijke mate af van de student zélf. Van de student mag daarom verwacht worden dat hij: 1. de werkbegeleider op de school goed en tijdig informeert over doel, inhoud en organisatie van zijn leerwerktraject en hem voorziet van de nodige documenten; 2. zich voortdurend actief opstelt: leeractiviteiten voorstelt, vragen stelt, ondersteuning of advies vraagt, zorgt dat afspraken voor begeleidingsgesprekken worden gemaakt enz. 3. de begeleiders, zowel op de school als op de opleiding, inzicht geeft in de voortgang door middel van zijn POP, zijn PAP s, reflecties en andere documenten, ook in zijn portfolio; 4. zich goed houdt aan afspraken wat betreft de begeleiding. De werkbegeleider, een docent van de school, is de belangrijkste begeleider voor de student. Deze zal de student introduceren in de school, heeft dagelijks contact met de student en is in allerlei situaties de "wegwijzer". De student bespreekt met hem zijn POP en vervolgens de PAP's. De werkbegeleider zal kunnen aangeven wat voor activiteiten wel en niet op de school mogelijk zijn en bespreekt met de student geregeld de voortgang. Hij zal gewoonlijk (bij 2 e jaars meestal alle) lessen bijwonen die de student geeft en die met hem nabespreken. De begeleider vanuit de opleiding heeft slechts beperkte mogelijkheden (met name: tijd) om de student op de school te bezoeken. Hij zal veelal via de mail en vooral op hoofdlijnen feedback geven op de leerdoelen en leeractiviteiten van de student. Hij zal dit doen aan de hand van het POP en de PAP's, maar ook op basis van producten die de student in zijn digitaal portfolio plaatst. Verder zal hij gewoonlijk enkele lessen van de student observeren en nabespreken. Ook is hij een vraagbaak, niet alleen voor de student maar zo nodig ook voor de werkbegeleider op de school. 4.3 verloop van de begeleiding op hoofdlijnen Het snel starten van de begeleiding is voor alle partijen erg belangrijk! Het initiatief is daarbij weggelegd voor de student; zie onderstaand schema. Maar ook de opleidingsbegeleider dient zich bij de start zichtbaar te maken voor de werkbegeleider op de school. Deze laatste is immers niet altijd vertrouwd met de gang van zaken in de opleiding en zal mogelijk vragen hebben. Stapsgewijs: 1. De student zorgt vóór de start voor een POP (in jaar 1: het beginsituatieformulier). 2. De student stuurt beide begeleiders zijn POP en spreekt zo snel mogelijk een startgesprek af. 3. De opleidingsbegeleider maakt zich direct na ontvangst van de schoolgegevens kenbaar aan de werkbegeleider. 4. In het startgesprek wordt het POP van de student besproken. Verder worden er afspraken over de begeleiding en de communicatie gemaakt, welke op schrift worden gesteld. 5. De werkbegeleider heeft wekelijks een gesprek met de student over de voortgang. Afhankelijk van de aard van het leerwerktraject doet hij lesbezoeken en nabesprekingen. 6. De opleidingsbegeleider mailt feedback n.a.v. van materiaal van de student. Afhankelijk van de aard van het leerwerktraject doet hij één of enkele lesbezoeken en nabesprekingen. 7. De student zorgt tijdig voor afspraken voor de tussenevaluatie en de eindbeoordeling. Hij bereidt deze tijdig voor (beoordelingsformulier en portfolioproducten). 8. De tussenevaluatie en de eindbeoordeling vinden plaats in een gesprek van de beide begeleiders met de student. Al naar gelang de omstandigheden kunnen afwijkingen van bovenstaand patroon noodzakelijk zijn. Zo zijn sommige opleidingsbegeleiders op veel scholen actief en hebben soms tientallen studenten onder hun hoede. Zo n begeleider zal wellicht niet bij alle start- of evaluatiegesprekken van zijn studenten aanwezig kunnen zijn en zal dan een andere procedure afspreken met student en werkbegeleider.op opleidingsscholen (zie hieronder) geldt soms een andere opzet van de begeleiding en zijn er soms meerdere personen bij betrokken. De student wordt hierover bij de start van zijn leerwerktraject geïnformeerd. pag. 22 Handleiding Werkplekleren

25 4.4 scholen en begeleiders in soorten De lerarenopleiding van de HvA onderhoudt ten behoeve van leerwerktrajecten van haar studenten jaarlijks contact met enkele honderden scholen in vo en mbo. Naar de aard van de samenwerking onderscheiden we opleidingsscholen, samenwerkingsscholen en stagescholen. De HvA streeft ernaar om studenten zo mogelijk te plaatsen op opleidingsscholen of samenwerkingsscholen. De redenen hiervoor zijn dat er op deze scholen vaste begeleiders vanuit de HvA actief zijn en dat deze scholen beter bekend zijn met onze werkwijze. Daardoor is er meer garantie voor de kwaliteit van het werkplekleren in deze scholen. Op het HvA-intranet staan lijsten met opleidings- en samenwerkinsgscholen en hun contactpersonen. Opleidingsscholen Deze scholen werken nauw samen met de HvA en nemen een rol als mede-opleider op zich. Er zijn voor de student ruime mogelijkheden voor een brede competentieontwikkeling en er is goede begeleiding van de student. Werkbegeleiders zijn i.h.a. getraind in het begeleiden van studenten. De school biedt leerwerktaken aan: een combinatie van voor de school nuttige taken en leeractiviteiten van de student. Soms worden die door de school aangeboden als betaald werk; we spreken dan van duaal werkplekleren. Op opleidingsscholen draait verder een schoolgroep of is deze in ontwikkeling. In een schoolgroep komen alle studenten die op de school een leerwerktraject lopen bij elkaar om van en met elkaar te leren. En op een aantal opleidingsscholen wordt ABV op locatie aangeboden (Zie voor uitleg van leerwerktaken, schoolgroep en ABV op locatie par ) Via een landelijke kwaliteitskeuring in 2009 konden samenwerkingsverbanden van scholen en opleidingen erkenning door het Ministerie van OC&W als opleidingsschool verwerven. De HvA lerarenopleiding maakt sindsdien deel uit van negen van deze erkende opleidingsscholen, uit een landelijk totaal van 28 erkende opleidingsscholen. In totaal vallen zo n 60 schoollocaties onder de erkende opleidingsscholen van de HvA. Daarnaast zijn er ca. 20 schoollocaties die als opleidingsschool met de HvA samenwerken maar niet erkend zijn. Van de HvA-studenten doet ca. 50% een leerwerktraject op een opleidingsschool. In nauwe samenwerking met al deze opleidingsscholen, wel of niet erkend, maakt de HvA lerarenopleiding afspraken over werkwijze en kwaliteit, worden begeleiders en schoolopleiders getraind en worden leerwerktaken en schoolgroepprogramma s verder ontwikkeld. Op iedere opleidingsschool is een instituutsopleider (IO) de contactpersoon en studentbegeleider vanuit de HvA. Hij heeft naast een begeleidingstaak ook organiserende en coördinerende taken en werkt nauw samen met de schoolopleider (SO) van de school. De schoolopleider (SO) is op een opleidingsschool een medewerker van de school die samen met de instituutsopleider (IO) van de HvA verantwoordelijk is voor inhoud en organisatie van het opleiden in de school. Samen geven zij vorm en inhoud aan het opleiden in de school. Zij ontwikkelen een programma voor de schoolgroep en voeren dit uit, zorgen dat er leerwerktaken voor de studenten beschikbaar zijn en ondersteunen de werkbegeleiders bij hun begeleidingstaak. Over alle aspecten van het opleiden onderhouden zij ook contact met de schoolleiding. De IO en de SO zijn eindverantwoordelijk voor de begeleing van alle studenten op de school, maar hun begeleiding is meestal 'op afstand': de dagelijkse begeleiding berust bij de werkbegeleiders op de school. De beoordeling van studenten komt in nauwe samenwerking met de school tot stand, onder eindverantwoordelijkheid van de IO. De werkbegeleider (WB) is een docent in de school die de inhoudelijke, dagelijkse begeleiding van de student bij het werkplekleren verzorgt en de eerste aanspreekpersoon voor de student is. Dit betekent dat hij de student wegwijs maakt, activiteiten afspreekt, voortgangsgesprekken voert, lessen of andere activiteiten bijwoont en nabespreekt en een belangrijke inbreng heeft bij de tussen- en eindbeoordeling. Samenwerkingsscholen Dit zijn scholen waarmee de HvA wel een vast contact heeft, maar die een veel minder vergaande rol spelen in het opleiden dan opleidingsscholen. Bij het invullen van de leerwerktrajecten baseren deze scholen zich op activiteiten (leertaken) die de opleiding aanreikt, met een beperkte eigen inbreng van de school. Wel is er sprake van een goede begeleiding van de student, vaak zijn werkbegeleiders getraind of hebben ervaring als begeleider. In sommige gevallen zijn ook op deze scholen mogelijkheden voor duaal werkplekleren. Het aantal samenwerkingsscholen is ca. 30. Handleiding Werkplekleren pag. 23

26 De lokale instituutsbegeleider (LIB) is de begeleider en contactpersoon vanuit de HvA voor een aantal (gemiddeld vier) samenwerkingsscholen in één plaats of regio. Hij heeft op elk van die scholen een coördinerende en begeleidende taak. Samen met de werkbegeleider zorgt hij voor de begeleiding van de 1 e, 2 e en 4 e jaars studenten (voltijd én deeltijd) in de school. De 3 e jaars studenten worden iet begeleid door de LIB, maar door een docent vanuit de eigen vakopleiding van de student, om voldoende aandacht te kunnen geven aan de specifieke vakinhoud en vakdidactiek. Deze docent wordt instituutsbegeleider (IB) genoemd. De LIB zal de student in algemene zin ('op afstand') begeleiden, de dagelijkse begeleiding berust bij de werkbegeleider op de school. Verder is de LIB verantwoordelijk voor de beoordeling. De schoolcoördinator (SC) is een medewerker van de school die is aangewezen om het werkplekleren in de school in algemene zin te organiseren en te coördineren. De SC is dan ook de contactpersoon tussen de HvA en de school en werkt dus samen met de LIB. Voor vragen van algemene aard over de school kan de student eventueel ook bij de SC terecht. Losse scholen Dit zijn scholen waarmee de HvA weinig contact heeft en die een beperkt aantal of niet ieder jaar leerwerkplekken bieden. De HvA kan de kwaliteit van leer(werk)taken en van de begeleiding niet in alle gevallen tevoren inschatten. De instituutsbegeleider (IB) is degene die vanuit de HvA op een losse school begeleider is en ook verantwoordelijk is voor de beoordeling.. De IB is geen vaste begeleider per school, maar wordt per geval aan een student toegewezen. De begeleiding door de IB is beperkt in tijd ('op afstand'), de dagelijkse begeleiding berust bij de werkbegeleider op de school.. begeleiding samengevat in schema: opleidingsschool samenwerkingsschool losse school begeleiding vanuit HvA alle studenten: IO: instituutsopleider (algemene begeleiding) 1 e, 2 e, 4 e jaars vt en dt: LIB: lokale instituutsbegeleider (algemene begeleiding) alle studenten: IB: instituutsbegeleider (algemene begeleiding) jaars vt en dt: IB: instituutsbegeleider (algemene begeleiding) 3 e begeleiding in de school SO: schoolopleider (organisatie en algemene begeleiding) WB: werkbegeleider (dagelijkse begeleiding) SC: schoolcoördinator (organisatie) WB: werkbegeleider (dagelijkse begeleiding) WB: werkbegeleider (dagelijkse begeleiding) 4.5 begeleidingshulpmiddelen voor zelfstandig leren Bij veel studenten is er op enig moment behoefte om zelfstandig steun of informatie te kunnen zoeken bij situaties of vragen waarmee ze te maken krijgen in hun lespraktijk. Dit kan zich voordoen bij studenten die al voor de klas staan en geconfronteerd worden met vragen waarvoor ze snel een oplossing zoeken. Of studenten die, aanvullend op begeleidingsgesprekken, willen weten hoe ze er voor staan wat betreft hun competenties. Er is tegenwoordig een flink aantal digitale hulpmiddelen die op dit type vragen inspelen. We noemen er hier enkele. Het Ruud de Moor Centrum (onderdeel van de Open Universiteit) biedt een scala aan onlinehulpmiddelen voor docenten en studerenden. We noemen: Palet, een verzameling voorbeelden van praktische onderwijssituaties, gekoppeld aan alle competentiegebieden op video met een bespreking en achtergrondinformatie. Er is een palet voor het vo: en voor multicultureel vo: De algemene website is: Competentiematrix: biedt een overzicht van situaties die een leraar in de dagelijkse praktijk tegenkomt. Website: pag. 24 Handleiding Werkplekleren

27 De Onderwijscoöperatie heeft op z n website veel informatie over bekwaamheid van leraren en ook diverse hulpmiddelen (instrumenten), waaronder scans om de eigen competenties te bepalen en een feedbackscan om feedback van leerlingen te vragen en te verwerken. Algemene website van de Onderwijscoöperatie: De pagina waar instrumenten te vinden zijn: Leraar24 is een online platform van, voor en door leraren, bedoeld om hen te ondersteunen bij het uitoefenen van hun beroep. Met Leraar24 kunt u zich op elk moment van de dag efficiënt en kosteloos informeren en verder groeien in uw vak. De website: beoordeling Bij competentiegericht opleiden hoort ook competentiegericht beoordelen. Dat betekent twee dingen. Ten eerste is de student niet alleen zelf verantwoordelijk voor het verwerven van competenties, maar ook voor het aantonen van een behaald niveau van competentie. Hij doet dat door in zijn portfolio zijn leeractiviteiten en de resultaten, producten en reflecties te laten zien. Ten tweede gaat het bij het beoordelen om het inschatten van het door de student bereikte niveau van competentie, niet om het 'afvinken' van een standaardlijst met opdrachten en andere verplichtingen. Om een regelmatig voorkomend misverstand te vermijden: er bestaan geen beoordelingscriteria wat betreft aantallen in de school te besteden dagen of minimaal te geven lessen. Beoordeling vindt nooit plaats op grond van zulke kwantitatieve eisen, maar alleen op grond van door de student getoonde ontwikkeling van zijn competentieniveau. De route om tot een bepaald competentieniveau te komen zal immers per student verschillen. Halverwege ieder leerwerktraject vindt een tussenevaluatie plaats en aan het eind een beoordeling. In beide gevallen vindt een gesprek plaats tussen student, werkbegeleider en opleidingsbegeleider. Op beide momenten wordt gekeken naar de competentieontwikkeling op basis van de voor dat jaar geldende leerdoelen. Hierbij wordt gebruik gemaakt een beoordelingsformulier, wat digitaal wordt ingevuld door de student en door de werkbegeleider. Belangrijk is dat de student daarbij verwijst naar portfolioproducten waarmee hij het oordeel over zichzelf onderbouwt. Per jaar is er een apart formulier. In het formulier voor jaar 1 is de beoordeling per leerdoel gedetailleerd uitgewerkt in zgn. rubrics. De beoordelingsformulieren zijn niet in deze leidraad opgenomen (vanwege de omvang en omdat het digitaal gebruikt moet worden), maar zijn te vinden op het intranet 1 van de opleiding. Bij het formulier zit een uitgebreide uitleg. Als het werkplekleren níet aan de verwachtingen voldoet, dan is de tussenevaluatie het moment waarop dient te worden bijgestuurd. Het mag immers niet zo zijn dat op het einde de student onverwacht te horen krijgt dat het leerwerktraject als onvoldoende wordt beoordeeld. De eindbeoordeling wordt vastgesteld in het eindgesprek en in een cijfer (heel getal) uitgedrukt. Bij de tussenevaluatie hoeft nog geen cijfer te worden vastgesteld. Zowel de werkbegeleider als de student zelf hebben dus via het beoordelingsformulier een belangrijke inbreng in het eindoordeel. De formele eindverantwoordelijkheid voor de beoordeling ligt echter bij de opleidingsbegeleider; op opleidingsscholen wordt deze vaak gedeeld met de schoolopleider. De formele eis om tot een beoordeling te kunnen komen is dat de student zich heeft ingezet zoals verwacht mag worden, initiatief heeft getoond, zich aan afspraken heeft gehouden, ook t.a.v. POP en PAP's, enz. Wanneer er wat dat betreft problemen zijn, zal dit gewoonlijk al eerder gesignaleerd zijn. Een beoordeling zal dan pas plaatsvinden na voldoende verbetering op dit punt. Een tweede algemene eis is dat producten van de student van voldoende niveau zijn wat betreft vormgeving en taalgebruik. De eisen op dit punt komen neer op: duidelijk aangeven van titel of doel van het document, auteur, datum enz. overzichtelijke indeling en lay-out, correcte verwijzingen en paginanummering passende schijfstijl correct wat betreft spelling en grammatica 1 Handleiding Werkplekleren pag. 25

28 Sommige producten van het werkplekleren zoals de student die in zijn portfolio plaats echte werkdocumenten, zoals bijv. lesvoorbereidingen, beknopt genoteerde feedback of een PAP in telegramstijl. Dan zijn bovenstaande vormeisen (deels) niet van toepassing of hoeven ze niet zo strikt toegepast te worden. Bij uitgebreidere documenten (denk aan een onderzoeksverslag of een uitgebreider reflectieverslag) moeten deze eisen wel gesteld worden. Hierbij wordt een algemeen inleverprotocol gehanteerd, wat geld voor alle opleidingen binnen het domein Onderwijs en Opvoeding van de HvA. Dit protocol komt in de bij het metawerk aan de orde. De inhoudelijke eisen zijn: aantonen dat leerdoelen zijn omgezet in leer(werk)taken; de leertaken en/of leerwerktaken zijn uitgevoerd op het vereiste niveau; de student heeft gereflecteerd op dit proces, mede aan de hand van feedback; de student heeft op basis van reflectie nieuwe leerdoelen en leer(werk)taken geformuleerd. In de afzonderlijke hoofdstukken per jaar wordt de beoordeling nader uitgewerkt. 4.7 tijdlijn werkplekleren Een leerwerktraject is wat betreft organisatie een zeer complex geheel. Er moeten veel stappen gezet worden, vanaf de oriëntatie op wat een geschikte school kan zijn, tot en met de eindbeoordeling. De student heeft daarbij meestal het initiatief. Om het overzicht te behouden kan onderstaande tabel, de tijdlijn werkplekleren, behulpzaam zijn. Hierin zijn alle belangrijke stappen die de student moet doorlopen op een rij gezet. Deze zijn in vier fasen onderverdeeld, van het kiezen van een leerwerkplek tot de uitvoering en afronding. Bij iedere stap is indien mogelijk aangegeven bij wie de student hulp of informatie kan vragen en waar informatiebronnen of documenten zijn. fase 1: Kiezen van de leerwerkplek stap actie student uitleg of hulp bron of vindplaats stap 1.1: bekend raken met organisatie, inhoud en eisen van het leerwerktraject stap 1.2: bekend raken met regels voor school zoeken en solliciteren stap 1.3: keuze van een school voorbereiden stap 1.5: bekend raken met competenties/ leerdoelen propedeusestudenten (september): bestuderen Handleiding WPL en Overeenkomst WPL bespreken: in VWPL-1... bij vrijstelling VWPL-1: zelf vragen formuleren... hogere jaars (april-mei voorafgaand jaar): bestuderen Handleiding WPL en Overeenkomst WPL zelf vragen formuleren... propedeusestudenten (september): bestuderen infobrief, bespreking in VWPL-1... bij vrijstelling VWPL-1: infobrief via mentor... hogere jaars (april-mei voorafgaand jaar): bestuderen infobrief zelf vragen formuleren... alleen nieuwe studenten: met Parsys leren omgaan... oriëntatie op geschikte scholen: op Markt Werkplekleren (in september en mei) in Parsys, via websites vragen stellen aan mentor... geschikte school/scholen kiezen propedeusestudenten (november): schrijven beginsituatie competenties in metawerk... hogere jaars (juni-juli voorafgaand jaar): schrijven POP op basis van voorgaand leerwerktraject... docent VWPL-1 mentor mentor docent VWPL-1 mentor mentor mentor; stagebureau mentor mentor begeleiders (IO en WB) Handleiding WPL: intranet (pdf-bestand) of stagebureau (gedrukt) Overeenkomst WPL: in Handleiding WPL infobrief voor prop. studenten (sept.): via VWPL-1 of via mentor infobrief voor hogere jaars (april): per mail brieven ook op intranet handleiding: op intranet informatie over markten: brief per mail in april (hogere jaar) of sept.(prop.stud.) metawerkreader, formulier in Handl. WPL formulier voor POP in metawerkreader pag. 26 Handleiding Werkplekleren

29 stap 1.6: sollicitatie en plaatsing vt-propedeusestudenten die niet zelf door sollicitatie een school zoeken: infobrief (november) lezen... tijdig aanmelden voor plaatsing door stagebureau op een school (begin januari) alle andere studenten: sollicitatietekst schrijven, CV schrijven... solliciteren in Parsys met sollicitatietekst en CV reacties op sollicitaties in Parsys volgen, tijdig bevestigen mentor mentor fase 2: Kennismaken met de leerwerkplek infobrief per mail aanmelden: questback stap actie student uitleg of hulp bron of vindplaats stap 2.1: kennismaken met de HvAbegeleider stap 2.2: kennismaken met de begeleiders op school stap 2.3: regelen van praktische zaken stap 2.4: startgesprek met de begeleiders vt-prop.studenten door stagebureau geplaatst: kennismakingsbijeenkomst in januari... alle andere studenten: zelf zo spoedig mogelijk contact met HvAbegeleider... HvA-begeleider toegang tot je portfolio geven hogere jaars: POP mailen of meenemen naar eerste gesprek Kennismaken met WB en SO indien school niet zelf kennismakingstijdstip heeft vastgesteld: zelf zo spoedig mogelijk initiatief nemen voor afspraak op school... gespreksonderwerpen en eigen vragen voorbereiden exemplaar Handleiding WPL voor WB meenemen hogere jaars: POP meenemen of mailen Bij eerste bezoek aan school zaken afspreken zoals: voorstellen aan collega s en schoolleiding, communicatiegegevens, toegang tot je portfolio, postvak, sleutel, gebruik computer, schoolregels, aanvraag Verklaring Omtrent gedrag (VOG) enz.... Bij aanstelling op de school als onbev. docent of duaal: (leer-)arbeidsovereenkomst regelen... Zelf z.s.m. initiatief nemen voor startgesprek met WB (en evt. SO) en HvA-begeleider. In dat gesprek:... POP bespreken en goedkeuren afspraken maken over begeleiding (rolverdeling WB, SO, IO; lesbezoek; voortgangs- en reflectiegesprekken, beoordeling) afspraken maken over gebruik van PAP afspraken maken over taken en activiteiten voor de eerste weken HvA-begeleider/IO HvA-begeleider/IO SO SO, WB SO, leidinggevende HvA-begeleider/IO, SO, WB fase 3: Oriëntatie op en afspraken over activiteiten en taken rooster kennismakingsbijeenkomst op intranet naam HvA-begeleider in Parsys of via opleidingscoördinator naam en mailadres SO in Parsys POP: zie metawerkreader begeleiding: zie Handleiding WPL PAP: zie Handleiding WPL stap actie student uitleg of hulp bron of vindplaats stap 3.1: info krijgen en afspraken maken over activiteiten en taken in de school informatie verzamelen over leerwerktaken en andere activiteiten in de school; welke zijn mogelijk, gewenst, verplicht?... informatie verzamelen over leertaken, vakdidactiekopdrachten, ABV-prestaties e.d. uit de opleiding; welke zijn mogelijk, gewenst, verplicht?... afspraken maken met WB en IO over uit te voeren activiteiten en taken WB en SO HvA-docent, mentor, IO indien aanwezig: werkof handboek v.d. school handleidingen/readers HvA Handleiding Werkplekleren pag. 27

30 stap 3.2: afspraken maken over te geven lessen stap 3.3: bekend raken met de leerlingen stap 3.4: afspraken maken over schoolgroep (indien aanwezig) stap 3.5: PAP schrijven stap 3.6: info krijgen en afspraken maken over onderzoek vt-propedeusestudenten: (na enige tijd) overleggen welke mogelijkheden er zijn om lessen te geven; afspraken maken... alle andere studenten afspraken maken over welke lessen in welke klassen; omvang lesactiviteiten volgens richtlijnen... vragen naar lesmethode en materiaal... rooster noteren! gesprekjes met leerlingen op de school gesprek met WB over type leerlingen gesprek met een of meer mentoren in de school of afdelingsleider over type leerlingen op deze school informatie verzamelen over:... voor wie is de schoolgroep (jaar; vt/dt) programma van de schoolgroep data en verplichtingen (bv. voorbereiding) noteren na bovenstaande afspraken: PAP schrijven, naar HvA-begeleider mailen, met WB bespreken... 1 e, 2 e en 3 e jaars: info verzamelen over onderzoeksopdrachten vanuit de opleiding... op Ac. opleidingsschool: info verzamelen over onderzoeksprogramma en rol studenten... afspraken maken met WB en SO over uitvoering 4 e jaars: info verzamelen over wensen en mogelijkheden v.d. school wat betreft het LPO... eigen verlegenheidsvraag formuleren keuze maken t.a.v. onderzoeksvraag afspraken maken met school over onderwerp en evt. begeleiding SO WB, evt. IO WB WB mentoren;afd.leider SO WB fase 4: Uitvoering en afronding ABV-docent; mentor SO of onderzoekscoördinator SO of onderzoekscoördinator Handleiding WPL indien aanwezig: werkof handboek v.d. school format PAP in Handleiding WPL readers ABV en metawerk reader LPO stap actie student uitleg of hulp bron of vindplaats stap 4.1: lesactiviteiten uitvoeren stap 4.2: taken in de school stap 4.3: opdrachten vanuit de opleiding stap 4.4: schoolgroep stap 4.5: begeleiding en beoordeling lessen voorbereiden (formulier!), voorbespreken en uitvoeren... lesobservatie afspreken, eigen obs.vragen formuleren; nabespreken... reflectie op lessen; feedback vragen (ook leerl.)... representatieve porfolioproducten maken. o.a.video-opnamen... uitvoeren afgesproken leer(werk)taken uitvoeren afgesproken ondersteunende activiteiten reflectie op taken; feedback vragen... representatieve porfolioproducten maken... vakdidactiektaken... ABV-opdrachten... onderzoeksopdrachten... materiaal voor BP... representatieve/vereiste porfolioproducten maken... schoolgroep voorbereiden en bijwonen zoals afgesproken... wekelijks voortgangsgesprek met WB... op afgesproken momenten voortgangsgesprek of portfoliogesprek met SO en/of IO... tijdig beoord.formulier invullen voor tussenevaluatie duaal: tijdig procedure funct.gesprek starten... tijdig beoord.formulier invullen voor eindbeoordeling.. evaluatie/beoord.gesprek afspreken WB WB en/of IO WB, IO, leerlingen IO, mentor WB, IO, leerlingen IO, mentor VD-docent ABV-docent docent, mentor mentor docent, mentor SO WB SO en/of IO WB, SO WB; SO en/of IO lesplanformulier op intranet obs.formulieren op intranet desbetreffende handleidingen/readers indien aanwezig: werkof handboek v.d. school indien aanwezig: werkof handboek v.d. school Handleiding WPL procedure funct.gesprek en beoord.formulier op intranet pag. 28 Handleiding Werkplekleren

31 5 Werkplekleren in de propedeuse (jaar 1) De inhoud van dit hoofdstuk is een aanvulling op de algemene hoofdstukken 2, 3 en doel en inhoud van werkplekleren-1 Het algemene doel van het werkplekleren in jaar 1 is om vanuit docentperspectief kennis maken met de leerlingen, met het brede takenpakket van de docent en met de school als werkomgeving. Daarbij gaat het erom het leraarschap ook zélf te ervaren en dus kennis te maken met het contact met leerlingen en het voorbereiden en geven van lessen. Voor de eerstejaars voltijdstudent, meestal zelf nog maar kort "van school af, is het belangrijk dat zij als (aankomend) leraar gaan kijken naar het leraarschap en de school, en niet meer als de leerling die zij zelf nog onlangs waren. Deze perspectiefwisseling van leerling naar leraar is voor deze studenten een noodzakelijke eerste stap in de groei naar het leraarschap. Bij deeltijdstudenten is het soms andersom: zij hebben wel een voorstelling van het leraarsberoep, maar hebben de schoolbanken al lang geleden verlaten, waardoor hun beeld niet altijd actueel is. In de onderstaande tabel staan de uitgewerkte leerdoelen voor het werkplekleren in jaar 1. competentie De student kan: 1: interpersoonlijk contact leggen met leerlingen, individueel en in (kleine) groepen; daarbij positieve belangstelling en een onderzoekende houding tonen; dit doen vanuit een docentrol, rekening houdend met verschillende achtergronden en gericht op bevordering van het leerproces. 2: pedagogisch in het contact met leerlingen belangstelling en een onderzoekende houding tonen voor hen en hun leefwereld; met individuele leerlingen en in (kleine) groepen leerlingen hun gedrag aan de orde stellen en bijsturen. 3: vakinhoudelijk en didactisch individuele leerlingen en (kleine) groepen helpen in hun leerproces; zelf elementaire leersituaties (lessen) ontwerpen; verschillende didactische strategieën in de school waarnemen en beschrijven, en deze in verband brengen met leerprocessen van leerlingen. 4: organisatorisch zijn activiteiten goed voorbereiden en ordelijk uitvoeren; leerlingen, individueel en in (kleine) groepen, heldere instructies geven; zijn eigen werkzaamheden goed plannen. 5: werken met collega s 6: werken met de omgeving assisteren bij school- of teamtaken; samenwerken met medestudenten en docenten bij het voorbereiden en uitvoeren van taken; de organisatie van de school en de wijze waarop collega's daarin samenwerken waarnemen en beschrijven. de wijze waarop de school contacten onderhoudt met de buitenwereld waarnemen en beschrijven. 7: reflectie en ontwikkeling reflecteren op de eigen sterke en zwakke kanten; feedback verzamelen van anderen op zijn functioneren; ten aanzien van de praktijksituatie een onderzoekende houding tonen; een aanzet tot een visie op het leraarschap in een diverse samenleving formuleren. Van de studenten verwachten we dus dat ze aan het eind van het eerste jaar een goed beeld van het leraarschap hebben. Dit is voor de studenten mede van belang om zich op hun studiekeuze te kunnen bezinnen; het propedeusejaar is immers mede bedoeld ter oriëntatie en selectie. Een goed onderbouwde keuze (ook als dat een keuze is om niet leraar te worden), is een belangrijk oogmerk van het leerwerktraject en van de propedeuse als geheel. Handleiding Werkplekleren pag. 29

32 Wat betreft de inhoud zal voor deeltijdstudenten de oriëntatie in de school relatief kort zijn en zal de aandacht vooral uitgaan naar het voorbereiden en geven van een aantal lessen. Dit omdat deze studenten gewoonlijk al ruime werkervaring hebben, en ook omdat de beschikbare tijd voor het leerwerktraject meestal beperkt is. Bij de voltijdstudenten in jaar 1 wordt onderscheid gemaakt tussen de varianten duaal en niet-duaal. Duale eerstejaars studenten zijn als onderwijsassistent (niet als docent!) in dienst van de school. Meestal gaat het om een aanstelling van één dag, soms een halve dag. De inhoud van het werk kan bijvoorbeeld zijn: ondersteunende taken voor een sectie of team, hulp bij projecten, begeleiding van leerlingen in open leercentra, in opvang- of huiswerkklassen enz. Naast de werkzaamheden verrichten de duale studenten leeractiviteiten vergelijkbaar met die van niet-duale studenten. De meeste studenten volgen het reguliere niet-duale traject: de student verricht geen betaald werk en wordt in de eerste plaats als lerende gezien. In dit leerwerktraject staat de oriëntatie op de school, op de leerling en op het leraarschap voorop. Het lessen geven in het schoolvak van de student komt in tweede instantie aan bod. Om die reden worden de studenten in groepen (van 4 tot 10 studenten) op scholen geplaatst, die naar vak gemengd zijn samengesteld. Student, school en opleiding hebben ieder een inbreng in de uit te voeren activiteiten. De school zal de eerste weken nog tamelijk gestructureerde, verkennende activiteiten aan de studenten bieden, natuurlijk met ruimte voor wensen en ideeën van de studenten. Ook kan de school studenten aan opdrachten (ondersteunende activiteiten, onderzoek enz.) laten werken. Van de student wordt een toenemende eigen inbreng verwacht van wensen en ideeën voor activiteiten. Hij oefent in het metawerk in het gebruiken van het PAP, in het formuleren van leervragen en in het reflecteren (vlgs. model van Korthagen). Bij de tussenevaluatie formuleert hij per competentie leervragen. Het tweede deel van het traject is de student vooral bezig vanuit deze leervragen. De opleiding biedt een pakket leertaken aan. Daarnaast zal de student enkele op de school uit te voeren opdrachten meekrijgen vanuit de Algemene Beroepsvoorbereiding (ABV) op de opleiding. leertaken Alle studenten kunnen o.a. werken met leertaken A1 en A5 uit de bundel Leertaken in het Werkplekleren). Deze gaan over lesgeven resp. reflectie. Deze leertaken dienen echter vooral als voorbeeld / inspiratie! Je kunt ze letterlijk zo uitvoeren, maar liever hebben we dat je, op basis van de fase van de opleiding waarin je zit, zelf leertaken bedenkt, aan je begeleider voorstelt èn deze ook uitvoert. Ontwerp je leertaken in overleg met de docenten. Integreer hierbij (zoveel mogelijk) de onderwerpen waarin je op dat moment werkt (in de PO-lijn en de vak- / vakdidactieklijn). Neem hierbij uitdrukkelijk je eigen competentieontwikkeling mee en beargumenteer je keuzes zo goed mogelijk. Kijk ook eens naar de volgende leertaken: A6 (lesvaardigheden), C3 (effectief prijzen). Er zijn overigens binnen de leertaakrubrieken B en C veel leertaken die niet alleen in eigen lessen uitgevoerd kunnen worden, maar ook in de vorm van observatie van lessen van docenten. over observeren De praktijk is dat voltijdstudenten vooral in de eerst weken vaak nogal wat tijd besteden aan het observeren van lessen. Beginnen met een algemene observatie van enkele lessen is prima bij wijze van oriëntatie en om de sfeer te leren kennen. Maar daarna moeten observaties steeds een specifiek leerdoel dienen. Dat betekent dat: het observeren gericht is, dus het gaat om specifieke aspecten of leervragen, observaties gestructureerd worden geregistreerd, observaties door nabespreken op hun betekenis onderzocht worden, de observaties en de bespreking worden vastgelegd ten behoeve van het portfolio. De leertaken kunnen daarbij zeer behulpzaam zijn. Zij bieden een begrippenapparaat, een kader én hulpmiddelen om richting aan het observeren te geven. In de beschrijving van iedere leertaak staat aangegeven op welke wijze ook door observaties aan de leertaak gewerkt kan worden. 5.2 organisatie van werkplekleren-1 pag. 30 Handleiding Werkplekleren

33 Deeltijdstudenten zoeken in principe zelf een leerwerkplek binnen de groep van opleidings- en samenwerkingsscholen, of dragen een school waar zij zelf zijn aangesteld als (onbevoegd) docent voor als leerwerkplek. Eventueel kunnen zij het stagebureau verzoeken om plaatsing op een school. Met de school maken deeltijdstudenten zelf afspraken over start, duur, omvang en eind van het leerwerktraject, binnen de in paragraaf 3.3 beschreven kaders. Handleiding Werkplekleren pag. 31

34 Voltijdstudenten kunnen er voor kiezen zelf een leerwerkplek zoeken op één van de opleidings- of samenwerkingsscholen. Dat kan via het online stagesysteem Parsys en op de markt van 21 september De leerwerkplek die een student zelf zoekt kan een duale (betaalde) zijn, dus dan start zijn traject in semester 1b. Deadline voor het solliciteren is 1 december Het streven is om de student werkzaamheden te laten verrichten die ook bijdragen aan zijn leerproces, maar er wordt vanuit gegaan dat de overlap tussen leren en werken niet honderd procent zal zijn. Daarom is de duale student naast zijn werkdag deels ook op de andere voor het werkplekleren gereserveerde dag op school, om specifieke leeractiviteiten uit te voeren. Student, werkbegeleider en opleidingsbegeleider spreken met elkaar af hoeveel tijd voor leeractiviteiten in de school nog nodig is naast de werkdag. Een duale eerstejaars student is dus maximaal twee hele dagen op school. Wanneer de student niet zelf door solliciteren een leerwerkplek wil of kan vinden, gebeurt plaatsing op een school door het stagebureau van de opleiding aan het eind van semester 1 (januari 2013). Daarbij houdt het stagebureau zoveel mogelijk rekening met de afstand woonplaats-school. De student is verplicht zich bij het stagebureau aan te melden voor deze plaatsing. Het is studenten niet toegestaan zelf een school te zoeken. De student is gedurende semester 2 één volle dag per week in de school actief. Het kan zijn dat in overleg met de school wordt afgesproken die tijd te verdelen, incidenteel dan wel structureel, over twee dagdelen. 5.3 begeleiding en beoordeling in werkplekleren-1 Begeleiding Deeltijdstudenten worden op de school begeleid door een werkbegeleider die gewoonlijk een docent van het eigen schoolvak is en in wiens klassen de student lessen geeft. De begeleiding heeft, naast bespreken van gegeven lessen en het leerproces, ook de vorm van het faciliteren van allerlei oriënterende activiteiten in de school. De begeleider van de opleiding zal er op toezien dat alle nodige afspraken worden gemaakt en dat in het algemeen de nodige condities vervuld zijn voor een goed leerwerktraject. Verder zal hij de student feedback geven op zijn leervragen, op PAP s, op lesvoorbereidingen, op portfolioproducten enz. Het bezoeken en nabespreken van een les is wenselijk, maar is door de korte duur van het leerwerktraject lang niet altijd realiseerbaar. Bij duale voltijdstudenten zal de wijze van begeleiden per situatie verschillen. Dat hangt af van de werkzaamheden die de student uitvoert en de leeractiviteiten die hij daarnaast onderneemt. Soms zal de begeleider voor de werkzaamheden niet dezelfde zijn als de begeleider voor de leeractiviteiten. Het is zaak dat met de student en de opleidingsbegeleider hierover duidelijke afspraken worden gemaakt. Ook de wijze van begeleiden door de opleidingsbegeleider wordt per geval afgesproken, zoals het wel of niet bezoeken van lessen die de student geeft. De niet-duale voltijdstudenten worden gewoonlijk als groep begeleidt door één algemeen begeleider binnen de school. Deze heeft normaal gesproken iedere dag dat de studenten op school zijn, contact met hen en is in allerlei situaties de "wegwijzer". De studenten bespreken met hem de PAP's en de bij de tussenevaluatie geformuleerde leervragen. De werkbegeleider zal kunnen aangeven wat voor activiteiten wel en niet op de school mogelijk zijn, zal uitdagende mogelijkheden binnen de school aandragen en bespreekt met de studenten geregeld de voortgang. Naast deze algemene werkbegeleider kunnen de studenten in de loop van het leerwerktraject ook begeleiding van andere collega's in de school nodig hebben, afhankelijk van activiteiten die zij doen. Zo zal iedere student op enig moment in het leerwerktraject zich ook in z'n vak- of leergebied verdiepen en lessen geven. Daarbij is natuurlijk begeleiding van een vakdocent nodig. De opleidingsbegeleider zal op hoofdlijnen feedback geven op de leerdoelen en leeractiviteiten van de student. Hij bezoekt geen lessen van individuele studenten, maar bezoekt normaal gesproken drie maal de groep studenten op de school: bij de start of zo spoedig mogelijk daarna, bij de tussenevaluatie en bij het eindgesprek, zo mogelijk te combineren met de eindpresentatie van de studenten. Zoals aangegeven in paragraaf 4.3 zal soms door omstandigheden van dit patroon moeten worden afgeweken. pag. 32 Handleiding Werkplekleren

35 Tussenevaluatie Bij deeltijdstudenten zal de tussenevaluatie meestal vervallen, gezien de korte duur van het traject. In geval van een gecombineerd leerwerktraject, bijv. 1 en 2, wordt de werkwijze voor jaar 2 gevolgd. Voor de duale voltijdstudenten heeft de tussenevaluatie de vorm van een functioneringsgesprek tussen de student en een medewerker van de school. Het resultaat van het gesprek zal schriftelijk worden vastgelegd en ondertekend door genoemde partijen. Het gesprek kan aanleiding zijn tot het bijstellen van de aanstelling. In bijlage 3 worden de organisatie en de inhoud van het functioneringsgesprek uitgelegd. Bij de niet-duale voltijdstudenten vindt de tussenevaluatie plaats aan de hand van het beoordelingsformulier. Per competentie beschrijft de student zijn ontwikkeling en verwijst zo mogelijk ook al naar porfolioproducten. Bovendien schrijft de student per competentie leervragen die vanaf de tussenevaluatie het richtsnoer voor zijn activiteiten zullen zijn. Het beoordelingsformulier van jaar 1 heeft hiervoor een aparte ruimte. Deze leervragen worden met de student besproken. De tussenevaluatie is verder ook hét moment om groepsgewijs de tussenbalans op te maken voor wat betreft de activiteiten, samenwerking, begeleiding en leermogelijkheden op de school enz. Eindbeoordeling De eindbeoordeling vindt plaats op basis van het beoordelingsformulier. In dat formulier staan de leerdoelen per competentie, zoals die ook in paragaaf 4.1 te vinden zijn. Per leerdoel is bovendien met behulp van zgn. rubrics verduidelijkt welk niveau bereikt is. De rubrics kennen een onderverdeling in de niveaus onvoldoende, voldoende, goed en excellent. Dat laatste niveau is gelijk aan de leerdoelen van het volgende (in dit geval tweede) jaar. Een voorbeeld van rubrics bij een van de leerdoelen voor competentie 3: leerdoelen bij comp. 3: De student kan: individuele leerlingen en (kleine) groepen helpen in hun leerproces; onvoldoende voldoende goed excellent Ziet nauwelijks kans leerlingen te helpen bij hun leren. Helpt leerlingen bij hun leren: legt uit, stelt vragen, beantwoordt vragen. helpt leerlingen bij hun leren en speelt daarbij in op verschillen tussen leerlingen. Voldoet aan het niveau voldoende van jaar 2. (zie aldaar) In het vorig studiejaar is bij wijze van experiment begonnen met het werken met rubrics. In het eerste semester van zullen de rubrics geëvalueerd en bijgesteld worden, zodat een definitieve versie voor de start van semester 2 gereed is. Het zal dan op het HvA-intranet te vinden zijn. In het beoordelingsformulier wordt bij iedere competentie aangegeven hoe de student daaraan gewerkt heeft en met welk resultaat. Om dat laatste te onderbouwen moet de student verwijzen naar portfolioproducten die zijn competentieontwikkeling zichtbaar maken ( bewijzen ). Alle zeven competenties moeten met producten onderbouwd worden. Welke producten er in ieder geval moeten zijn staat in de volgende tabel: Handleiding Werkplekleren pag. 33

36 Formulier beginsituatie WAT (soort product) Alle gemaakt PAP s. Tevens een schematisch overzicht op datum van alle uitgevoerde activiteiten; dit is een puntsgewijze samenvatting van alle in de PAP s beschreven activiteiten Concrete producten, zoals bijv. verslagen van observaties of interviews, gemaakte of nagekeken toetsen, producten van de leertaken (behalve A1 en A5), onderzoeksrapportages, de eigen eindpresentatie, eigen reflecties die bij deze producten horen, feedback -van begeleiders of andere docenten, van medestudenten en van leerlingen- die bij deze producten horen. De (afgesproken) eigen producten van de zelf ontworpen leertaken óf (eventueel) producten van de leertaken A1 en A5, dus: lesvoorbereiding (leertaak A1), evt. zelf gemaakt lesmateriaal, feedback op de les van docent en van leerlingen, eigen reflectie op de les volgens Korthagen (leertaak A5). De ingevulde beoordelingsformulieren van de tussenevaluatie en van de eindbeoordeling. Een analyse over de eigen ontwikkeling in het werkplekleren. WAAR (in het portfolio) Competentieontwikkeling/ Propedeuse Werkplekleren/Propedeuse/ PAP s Werkplekleren/Propedeuse/ Producten Werkplekleren/Propedeuse/ Lessen Werkplekleren/Propedeuse/ Beoordeling WPL Werkplekleren/Propedeuse/ Producten Naast het beoordelingsformulier schrijft de student dus een analyse over de eigen ontwikkeling in het werkplekleren. Het gaat om een zelfkritische terugblik op het gehele leerproces, waarbij ook wordt teruggegrepen op leervragen die de student in zijn PAP s en bij de tussenevaluatie heeft geformuleerd. Op het eerste gezicht lijkt deze analyse misschien hetzelfde te zijn als het invullen van het beoordelingsformulier. Het verschil is: het beoordelingsformulier vormt een momentopname aan het eind van het leerwerktraject, in de analyse gaat het over het leerproces tijdens het hele werkplekleren. Verder hoeft de analyse hoeft niet persé per competentie uitgewerkt te worden. Het gaat er om dat de student, terugkijkend op zijn beginsituatie en zijn leervragen, beschrijft hoe en wat hij geleerd heeft. Ook bevat het een vooruitblik, op hoe de student zichzelf ziet als toekomstig leraar wat hij in het volgende leerwerktraject zou willen aanpakken. Deze analyse heeft enige overlap met de sterkte/zwakte-analyse en de brief aan de assessoren zoals die vereist worden voor Bekwaamheidsproef-1. De analyse gaat echter alleen over het werkplekleren, de sterkte/zwakte-analyse over de hele opleiding. Natuurlijk kan de student wel teksten uit het ene product gebruiken als onderdeel van het andere. Voor voltijdstudenten is deelnemen aan een presentatie op de school een verplichting. Deze vindt plaats als afronding van de activiteiten. Het publiek bestaat behalve uit de medestudenten, uit medewerkers van de school. Het onderwerp bepalen studenten en school in overleg en kan bijv. zijn: overzicht van het geleerde aan de hand van de competenties; een demonstratie van de producten van het leerwerktraject in het eigen portfolio; een overzicht van alle activiteiten, of juist één activiteit uitgediept; rapportage van een onderzoek, enz. pag. 34 Handleiding Werkplekleren

37 Handleiding Werkplekleren pag. 35

38 6 Werkplekleren in de hoofdfase (jaar 2 en 3) De inhoud van dit hoofdstuk is een aanvulling op de algemene hoofdstukken 2, 3 en doel en inhoud van werkplekleren-2 en 3 Het algemene doel van het werkplekleren in de jaren 2 en 3 is kort gezegd: de student krijgt de ambachtelijke kanten van het leraarsvak, het lesgeven en begeleiden van leerlingen, onder de knie en ervaart daarnaast de school steeds meer als een werkplek, waarin hij met docenten als collega's omgaat. Gezien dit brede doel zal de student dus aan alle zeven competenties werken. Daarbij zal gewoonlijk de nadruk liggen op het ontwerpen en uitvoeren van lessen, met een toenemende variatie in werkvormen, en de daarbij behorende organisatie en het klassenmanagement. Vervolgens zien we een verschuiving naar het meer oog krijgen voor individuele leerlingen en het zowel didactisch als pedagogisch inspelen op hun behoeften en verschillen. In termen van betrokkenheidfasen (zie paragraaf 8.5) zien we de ontwikkeling van taakbetrokkenheid naar leerlingbetrokkenheid. Ook zien we een groei naar het functioneren als aankomend docent in de school. In de onderstaande tabel staan de uitgewerkte leerdoelen voor het werkplekleren in jaar 2 en 3. competentie jaar 2 De student kan: 1: interpersoonlijk contact leggen en een relatie opbouwen met leerlingen, individueel en in een groep (klas); over dit contact onderzoeksvragen stellen en beantwoorden; dit contact gebruiken ter ondersteuning van het leerproces en het klassenmanagement; dit doen op basis van een duidelijke rol als docent, rekening houdend met verschillende achtergronden. 2: pedagogisch belangstelling tonen voor de leerlingen en hun achtergronden; kennis van de leerlingen en hun achtergronden opbouwen, mede aan de hand van onderzoeksvragen; door waarderen, stimuleren en gepast corrigeren bijdragen aan een veilig leef- en werkklimaat. 3: vakinhoudelijk en didactisch leersituaties creëren waarin leerlingen kennis en vaardigheden van het vakof leergebied opdoen; deze leersituaties afstemmen op het potentieel van de leerlingen; enige variatie in werkvormen toepassen jaar 3 De student kan: actief sturen in relaties met en tussen leerlingen met verschillende achtergronden door het inzetten van communicatieve, sociale en interculturele vaardigheden; deze sturing gebruiken ten behoeve van een positief leerklimaat, zowel voor leerlingen individueel als voor een groep (klas); over deze relaties onderzoeksvragen stellen en beantwoorden vanuit een theoretisch kader over deze relaties communiceren met leerlingen en met anderen. vanuit belangstelling voor de leerlingen en vanuit kennis van hun (ook culturele) achtergronden een veilig leef- en werkklimaat bevorderen door waarderen, stimuleren en gepast corrigeren; gewenst en ongewenst gedrag met leerlingen bespreken op individueel en op groepsniveau; over zijn bevindingen en werkwijze communiceren met collega s; zijn bevindingen en werkwijze in verband brengen met pedagogische concepten en opvattingen. onderzoeksvragen op pedagogisch terrein stellen en beantwoorden vanuit een theoretisch kader. de leerlingen een goede leeromgeving aanbieden, gericht op het benutten van het potentieel van alle leerlingen; daarbij oog hebben voor de beroepscontext en/of het vervolgonderwijs rekening houden met individuele verschillen en adequate werkvormen, hulpmiddelen en taalgericht vakonderwijs toepassen zijn werkwijze en keuzes vanuit leertheorie onderbouwen. pag. 36 Handleiding Werkplekleren

39 4: organisatorisch leersituaties (lessen) goed voorbereiden en uitvoeren; de leerlingen duidelijk gestructureerde leeractiviteiten aanbieden; zijn eigen werkzaamheden goed plannen en daarin een voorbeeldrol voor de leerlingen hebben. 5: werken met collega s school- of teamtaken uitvoeren; samenwerken met medestudenten en met docenten bij het voorbereiden en uitvoeren van taken; deelnemen aan team- of ander overleg. door goede planning en organisatie van de leeromgeving zorgen voor een taakgericht leerklimaat voor de leerlingen; de eigen werkzaamheden efficiënt organiseren; bijdragen aan de taken en de organisatie van het team en de school. mede op eigen initiatief school- of teamtaken uitvoeren; samenwerken met medestudenten en docenten bij het voorbereiden en uitvoeren van taken; actief bijdragen aan team- of ander overleg; zijn visie verwoorden op schoolorganisatie en samenwerking daarbinnen. 6: werken met de omgeving 7: reflectie en ontwikkeling de wijze waarop de school contacten onderhoudt met de buitenwereld (ouders, maar ook bedrijven of instellingen) waarnemen en beschrijven; kennis nemen van hoe de omgeving (in brede zin) van de school gebruikt wordt in het onderwijs, m.n. voor zijn vak- of leergebied. reflectie op de eigen sterke en zwakke kanten en feedback van anderen benutten voor het verbeteren van zijn functioneren; ten aanzien van zijn praktijksituatie een onderzoekende houding tonen; zijn visie op het leraarschap in een diverse samenleving verder ontwikkelen. deelnemen aan contacten met de buitenwereld, bijv. ouders, zo mogelijk ook bedrijven of instellingen in de beroepscontext; mogelijkheden onderzoeken die de omgeving (in brede zin) van de school biedt voor het leren in zijn vak- of leergebied. de eigen competenties en de sterke en zwakke kanten daarin benoemen; met behulp van reflectie en feedback systematisch werken aan het verbeteren van zijn functioneren; een uitgewerkte en persoonlijke visie op het leraarschap in een diverse samenleving verwoorden; de eigen praktijkervaringen vanuit theoretische kaders (vakdidactisch, intercultureel, ontwikkelingspsychologisch) duiden en analyseren een vraag of probleem in de eigen beroepspraktijk methodisch onderzoeken. Wat betreft de inhoud zal voor deeltijdstudenten zal de nadruk liggen op het voorbereiden en geven van lessen en de omgang met klassen. Binnen de beperkte tijd die veel deeltijdstudenten beschikbaar hebben in het leerwerktraject moet ervoor gewaakt worden dat de competentieontwikkeling breed genoeg is en het participeren in de school in bredere zin voldoende aandacht krijgt. Een goed POP, bij de start vastgesteld met de werkbegeleider en de opleidingsbegeleider, is hiertoe belangrijk. Bij de voltijdstudenten in jaar 2 en 3 is een duaal en een niet-duaal traject mogelijk. In het duale traject is de student één dag per week aangesteld als onderwijsassistent (niet als docent) en verricht ondersteundende taken t.b.v. team of sectie, als assistent in lessen, bij extra ondersteuning van leerlingen, bij projecten, in open leercentra enz. Deze werkzaamheden komen niet in de plaats van het zelf voorbereiden en geven van lessen, maar staan daarnaast. Bij derdejaars duale studenten zullen de werkzaamheden in toenemende mate ook het zelf geven van lessen zijn. Handleiding Werkplekleren pag. 37

40 leertaken In je 2 e en 3 e jaar ontwerp je, op basis van de fase van de opleiding waarin je zit, zelf leertaken. Je doet dit uiteraard wel in overleg met je begeleider èn je voert de leertaken uit. Betrek bij je ontwerp van de leertaken ook de docenten (van de PO-lijn en de vak-/vakdidactieklijn). Integreer hierbij (zoveel mogelijk) de onderwerpen waarin je op dat moment werkt (in de PO-lijn en de vak- / vakdidactieklijn). Neem hierbij uitdrukkelijk je eigen competentieontwikkeling mee en beargumenteer je keuzes zo goed mogelijk. Je kunt ook (maar dat heeft niet de voorkeur) werken met de volgende leertaken uit de bundel Leertaken in het Werkplekleren: A2, A3 en A4, over lesgeven, aansluitend op de theorie in de opleiding A5. over reflectie. Daarnaast wordt met de begeleiders afgesproken welke andere leertaken kunnen worden uitgevoerd. Dat kunnen bijvoorbeeld de volgende leertaken zijn: A6 (lesvaardigheden), B3 (handelingsarsenaal), C3 (effectief prijzen), C6 (docent- en leerlingattributies). Er zijn overigens binnen de leertaakrubrieken B en C veel leertaken die niet alleen binnen zelf te geven lessen uitgevoerd kunnen worden, maar ook in de vorm van observatie van lessen van docenten. 6.2 organisatie van werkplekleren-2 en 3 Alle 2 e en 3 e jaars studenten (vt en dt) zoeken in principe zelf een leerwerkplek binnen de groep van opleidings- en samenwerkingsscholen. Dat kan via de beide markten van mei en september 2012 en via het aanbod van deze scholen in het online stagesysteem Parsys. Voltijdstudenten kunnen bij het solliciteren kiezen voor een niet-duale leerwerkplek of een duale leerwerkplek, dus een combinatie met een aanstelling als onderwijsassistent voor één dag per week. Dit laatste voor zover deze plaatsen worden aangeboden door scholen. De niet-duale tweedejaars student is gedurende semester 1 één volle dag per week in de school actief, de niet-duale derdejaars student gedurende het hele jaar twee dagen per week. Duale tweedejaars studenten starten in semester 1a of semester 1b, dit in overleg met de school. De tweedejaars duale student is naast zijn werkdag deels ook op de andere voor het werkplekleren gereserveerde dag op school, om specifieke leeractiviteiten uit te voeren. Student, werkbegeleider en opleidingsbegeleider spreken met elkaar af hoeveel tijd voor leeractiviteiten in de school nog nodig is naast de werkdag. Een duale tweedejaars student is dus maximaal twee hele dagen op school. Duale derdejaars studenten starten in semester 1a. Deze student is één dag werknemer in dienst van de school. Daarnaast is de duale student op de andere voor het werkplekleren gereserveerde dag op school voor leeractiviteiten. Een duale derdejaars student is dus twee hele dagen op school. Deeltijdstudenten maken met de school zelf afspraken over start, duur, omvang en eind van het leerwerktraject, binnen de in paragraaf 3.3 beschreven kaders. Een combinatie van het leerwerktraject met een aanstelling als onbevoegd docent komt bij deeltijdstudenten veel voor. Als voldaan wordt aan voorwaarden, met name goede begeleiding en het kunnen werken aan alle competenties, gaat de opleiding akkoord met zo n combinatie. Ook voor derdejaars voltijdstudenten is deze combinatie mogelijk. Daarbij geldt een maximum aantal te geven lessen per week van 8 klokuren. Dit is een noodzakelijke voorwaarde om te voorkomen dat het lesgeven te veel tijd vergt en de studie in de knel komt. De praktijk leert dat dit tot ernstige studievertraging en uitval kan leiden. Als een student is aangesteld als (onbevoegd) docent op een stageschool (dus niet een opleidingsof samenwerkingsschool) kunnen zij die school zelf ter goedkeuring voordragen als leerwerkplek. Hierbij meldt de student de school en de leerwerkplek aan in Parsys, waarna een controle op de voorwaarden plaatsvindt door het stagebureau. 6.3 begeleiding en beoordeling in werkplekleren-2 en 3 Begeleiding pag. 38 Handleiding Werkplekleren

41 Studenten worden op de school begeleid door een werkbegeleider die gewoonlijk een docent van het eigen schoolvak is en in wiens klassen de student lessen geeft. De begeleiding heeft, naast bespreken van gegeven lessen en het leerproces, ook de vorm van het faciliteren van allerlei activiteiten in de school. Wanneer de student ook in dienst van de school is als (onbevoegd) docent zal hij automatisch ook onder de systematiek van begeleiden van nieuwe docenten in de school vallen. Dat is waardevol, maar op zichzelf niet voldoende: het is noodzakelijk dat daarnaast de student ook begeleid wordt als studerende door een begeleider van het eigen vak of leergebied. Handleiding Werkplekleren pag. 39

42 Bij duale voltijdstudenten hangt de wijze van begeleiden af van de werkzaamheden die de student uitvoert en de leeractiviteiten die hij daarnaast onderneemt. Soms zal de begeleider voor de werkzaamheden niet dezelfde zijn als de begeleider voor de leeractiviteiten. Het is zaak dat met de student en de opleidingsbegeleider hierover duidelijke afspraken worden gemaakt. De begeleider van de opleiding zal er op toezien dat alle nodige afspraken worden gemaakt en dat in het algemeen de nodige condities vervuld zijn voor een goed leerwerktraject. Verder zal hij de student feedback geven op het POP, op PAP s, op lesvoorbereidingen, op portfolioproducten enz. Het bezoeken en nabespreken van een les is in jaar 2 en 3 een belangrijk element in de begeleiding. Er zijn moeilijk algemene regels voor te geven, omdat studenten zich verschillend ontwikkelen en ook de praktische mogelijkheden een rol spelen. Een richtlijn kan zijn drie lesbezoeken per student in een tweede- of derdejaars leerwerktraject. Op samenwerkingsscholen begeleidt vanuit de opleiding de Lokale InstituutsBegeleider (LIB) de tweedejaars studenten, ongeacht hun vak, terwijl de derdejaars door een docent van de eigen vakopleiding worden begeleidt. Dit met het oog op de vakinhoudelijke en vakdidactische kwaliteit van de begeleiding vanuit de opleiding. Op opleidingsscholen is de begeleidingskwaliteit binnen de school i.h.a. goed gewaarborgd en zal de Instituutsopleider (IO) zowel de tweede- als de derdejaars studenten begeleiden. Een vakdocent van een derdejaars student kan eventueel aanvullend één of meer lessen bezoeken en nabespreken; dit wordt door de betrokkenen zelf afgesproken. Tussenevaluatie De tussenevaluatie vindt plaats met het beoordelingsformulier, zoals beschreven in paragraaf 06. Beoordeling De eindbeoordeling vindt in alle gevallen plaats op basis van het beoordelingsformulier. In dat formulier moet de student verwijzen naar portfolioproducten die zijn competentieontwikkeling zichtbaar maken. Deze producten zullen in ieder geval moeten zijn: het POP en de bijgestelde versie daarvan; een feitelijk overzicht van alle activiteiten; (een selectie van) concrete producten, zoals lesvoorbereidingen, lesmateriaal, toetsen, producten van de leer(werk)taken enz.; 360 o feedback, dus van begeleiders, andere docenten, medestudent, leerlingen eigen reflecties; uitkomsten van de tussenevaluatie: ingevuld beoordelingsformulier, gespeksverslag enz. video-opnamen: één in jaar 2 en één in jaar 3 een reflectie op de eigen ontwikkeling, in de vorm van een sterkte/zwakte-analyse. alles wat verder het bereikte competentieniveau zichtbaar maakt. Twee opmerkingen ter toelichting: o in de loop van jaar 2 begint de student met het opbouwen van een vakdidactisch dossier binnen het portfolio. Producten zoals lesvoorbereidingen, lesmateriaal, toetsen zullen daarin worden ondergebracht. o Het maken van videomateriaal van gegeven lessen én het schrijven van een sterkte/zwakteanalyse zijn in jaar 2 opdrachten vanuit het metawerk en in jaar 3 vereisten voor bekwaamheidsproef-2. Bij de beoordeling van het bereikte niveau zijn de leerdoelen per jaar de richtlijn (paragraaf 6.1). Ook de gedragsindicatoren bij de competentiebeschrijving (paragraaf 8.4) kunnen behulpzaam zijn om het niveau in te schatten. Het is van belang dat wanneer bekwaamheidsproef-2 wordt afgenomen, het leerwerktraject van jaar 3 en het portfoliomateriaal wat daarbij hoort, zijn beoordeeld. De beoordeling en het eindgesprek op school moeten dus tijdig plaatsvinden; in de praktijk zal dit een aantal weken vóór het einde van het schooljaar zijn. De activiteiten van de student op de school lopen echter wél door tot het einde van het schooljaar. Het is de verantwoordelijkheid van de student om tijdig een moment voor de beoordeling en het eindgesprek af te spreken met zijn begeleiders op de school en van de opleiding. pag. 40 Handleiding Werkplekleren

43 7 Werkplekleren in de afstudeerfase (jaar 4) De inhoud van dit hoofdstuk is een aanvulling op de algemene hoofdstukken 2, 3 en doel en inhoud van werkplekleren-4 In de afstudeerfase fungeert de student in de school als Leraar in Opleiding (LiO). Het werkplekleren in deze fase wordt daarom gewoonlijk LiO-traject genoemd. Het algemene doel van het LiO-traject is dat de student leert zelfstandig als docent te functioneren. Hij verzorgt zelf het onderwijs in "eigen" klassen, bouwt een eigen band met de leerlingen op en gaat als volwaardig teamlid meedraaien in de school. Zodoende ervaart de student intensief alle aspecten van het beroep en werkt hij toe naar startbekwaamheid. De student wordt tijdens het LiO-traject nog wel begeleid, maar op een andere wijze dan voorafgaande jaren: de begeleider op de school, die we coach noemen, blijft "op afstand". In de onderstaande tabel staan de uitgewerkte leerdoelen voor het LiO-traject. Zoals aangegeven in paragraaf 1.3 zijn deze leerdoelen niet alleen gebaseerd op de competenties, maar ook op het te bereiken bachelorniveau van de opleiding volgens de Dublin descriptoren. competentie De afgestudeerde kan: 1: interpersoonlijk actief sturen in de relaties met en tussen leerlingen met verschillende achtergronden in uiteenlopende onderwijssituaties, door het creatief inzetten van sociale, communicatieve en interculturele vaardigheden; deze sturing effectief inzetten ten behoeve van een goed leerklimaat en leerproces, over deze relaties communiceren met leerlingen en met anderen; deze relaties in de eigen praktijk onderzoeken en daarvan verslag doen; zijn visie op en werkwijze bij het hanteren van deze relaties verantwoorden, ook vanuit relevante theorie. 2: pedagogisch vanuit belangstelling voor de leerlingen en vanuit kennis van hun achtergronden (zowel op basis van theoretische concepten als van actuele inzichten) een veilig leefen werkklimaat tot stand brengen; over zijn werkwijze hierbij communiceren met leerlingen en met collega's, en gedragsproblemen signaleren, bespreken en eventueel doorverwijzen; zijn visie en werkwijze met betrekking tot pedagogisch handelen relateren aan theoretische concepten, met inachtneming van o.a. de culturele bepaaldheid van pedagogische opvattingen pedagogische aspecten in de eigen praktijk onderzoeken en daarvan verslag doen; zijn visie op en zijn bijdrage aan de pedagogische rol van de school en de maatschappelijke betekenis daarvan verantwoorden, zowel binnen als buiten de school. 3: vakinhoudelijk en didactisch leerlingen een krachtige leeromgeving aanbieden, op basis van een grondige theoretische, praktische en actuele kennis van zijn vak- of leergebied, van een breed didactisch repertoire daarbij actuele kennis van de beroepscontext en/of het vervolgonderwijs inzetten; deze krachtige leeromgeving afstemmen op de onderwijscontext, op het potentieel van leerlingen en op individuele en culturele verschillen; zijn visie en werkwijze daarbij verantwoorden, mede vanuit leertheorie. 4: organisatorisch door een heldere structuur en effectieve organisatie van zijn onderwijs een overzichtelijk, ordelijk en taakgericht leerklimaat creëren; de eigen werkzaamheden planmatig en efficiënt organiseren en prioriteiten stellen; probleemgericht, flexibel en creatief inspelen op wisselende en complexe omstandigheden; actief bijdragen aan taken en organisatie van het team en van de school en deze bijdrage relateren aan (de ontwikkeling van) het pedagogisch-didactisch klimaat van de school. Handleiding Werkplekleren pag. 41

44 5: werken met collega s 6: werken met de omgeving 7: reflectie en ontwikkeling samen met collega's, ook van andere vak- of leergebieden, verantwoordelijkheid nemen voor het voorbereiden, uitvoeren en vernieuwen van het onderwijs; oplossingsgericht bijdragen, mede op eigen initiatief, aan algemene taken in het team of de school en de onderwijskundige en pedagogische ontwikkeling van de school; samenwerken, ook in een divers samengesteld team, met oog voor resultaat, veilig werkklimaat en goede communicatie; zijn visie en werkwijze t.a.v. samenwerken en schoolorganisatie verwoorden en onderbouwen. relaties leggen en onderhouden met externe belanghebbenden (ouders; bedrijven of instellingen in de beroepscontext) en daarbij effectief te communiceren; initiatieven nemen om de omgeving (in brede zin) van de school te benutten als onderdeel van een krachtige leeromgeving voor leerlingen; zich bewust tonen van de maatschappelijke rol van de school en van het verband tussen omgeving en onderwijsconcept; zijn opvattingen en werkwijzen m.b.t. externe relaties verantwoorden. een goed beeld geven van de eigen competenties en de sterke en zwakke kanten daarin, en planmatig werken aan de eigen ontwikkeling; de eigen beroepspraktijk onderzoeken en daarvan verslag doen; zijn persoonlijke visie op leren, op leerlingen en op leraarschap verwoorden en verantwoorden, mede op basis van theoretische concepten, van actuele inzichten en van relevante maatschappelijke ontwikkelingen; zich ontwikkelen vanuit zijn visie; de samenhang verwoorden van die visie met met het beleid van de school en met relevante ontwikkelingen in de (multiculturele) samenleving, in zijn vakgebied en in de beroepscontext en/of het vervolgonderwijs. Binnen de bovenbeschreven algemene doelen is het aan de student en de school om tot afspraken te komen over concrete activiteiten om aan specifieke leerdoelen en competentieontwikkeling te werken. Het toewerken naar de startbekwaamheid betekent dat de student in het LiO-traject zoveel mogelijk zelfstandig werkt, onder begeleiding op afstand, en volwaardig participeert als leraar in de school. Dit uitgangspunt leidt tot de volgende inhoud van het leerwerktraject LiO. voorbereiding, uitvoering en evaluatie van lessen in eigen klassen; uitvoering van daaruit voortvloeiende taken: toetsen, rapportage, individuele hulp aan leerlingen; deelname aan team- of sectieoverleg, overige docentenvergaderingen en eventuele studiedagen; uitvoering van schoolactiviteiten op het gebied van schoolorganisatie en leerlingbegeleiding; bijdrage aan overige schoolactiviteiten (excursies, buitenschoolse activiteiten, projecten); De student draagt de verantwoordelijkheid voor de eigen leeractiviteiten. Van hem wordt dan ook een doorlopende inbreng verwacht van eigen leerdoelen en voorstellen voor leeractiviteiten. Dat gebeurt door middel van zijn POP, waarin ook wordt aangehaakt op de ervaringen en vorderingen in het werkplekleren in het voorafgaande jaar. 7.2 organisatie van werkplekleren-4 De vorm van het LiO-traject 4 wordt vooral bepaald door de minor die de student kiest. Het is i.h.a. beleid in het hoger onderwijs om minoren aan te bieden als full time blok in één semester ( blokminor ). Dit maakt het nl. mogelijk dat studenten ook minoren kiezen buiten de eigen opleiding of studie in het buitenland. Er zijn echter ook vier minoren die de afdeling vo/bve specifiek voor de eigen studenten aanbiedt en die in lint vorm (door het hele jaar heen) worden uitgevoerd. Het betreft drie bij de uitstroomprofielen aansluitende minoren (Werken in havo/vwo, in vmbo en in mbo) en de minor De docent als coach. Bij de keuze van een blokminor zal een voltijdstudent gewoonlijk genoodzaakt zijn om het LiO-traject ook in blokvorm te doen, nl. in het andere semester dan de minor. De keuze voor een eigen afdelingsminor in lintvorm maakt een lint-lio mogelijk. In een lint-lio is de student 5 dagdelen per week op school gedurende het gehele schooljaar. Indicatie aantal te geven lesuren per week: 6-8. In een blok-lio is de student 8 dagdelen per week op school gedurende één semester (ca. 20 weken). Indicatie aantal te geven lesuren per week: ca. 12. pag. 42 Handleiding Werkplekleren

45 Deeltijdstudent hebben meestal een aanstelling als docent die als LiO-traject kan gelden en volgen daarnaast hun minor in een deeltijdaanbod. In april voorafgaand aan het jaar dat vierdejaars studenten worden, ontvangen zij een brief van de lerarenopleiding met uitvoerige informatie over de toelating tot het leerwerktraject LiO. Studenten kunnen worden toegelaten wanneer zij op basis van bekwaamheidsproef-2 in het derde jaar geschikt worden geacht voor de LiO-fase. Tevens moeten de studenten op 1 september 2012 minimaal 166 studiepunten hebben behaald van het programma van de leerjaren 1 t/m 3. Wanneer een student minder dan 166 studiepunten heeft, is de achterstand te groot om deel te kunnen nemen aan het leerwerktraject LiO. Wat betreft de (rechts)positie van de student in de school zijn er drie varianten voor het leerwerktraject in het vierde studiejaar. Wij kennen de LiO als: 1. stagiair, met een stageovereenkomst, de LiO-stagiair; 2. werknemer met een akte van aanstelling als onbevoegd docent; 3. werknemer volgens de LiO-regeling in de cao met een leerarbeidsovereenkomst, het LiO-schap. Deze drie varianten zijn beschreven in de Informatiebrochure Werkplekleren , bestemd voor de scholen, en in de bovengenoemde brief 1 die a.s. vierdejaars studenten hebben ontvangen. Indien de school ervoor kiest om een student als onbevoegd docent aan te stellen in een vacature of in vervanging, dan wel als LiO binnen de CAO-bepalingen (het LiO-schap), gelden dezelfde eisen als die gesteld worden aan een onbetaald leerwerktraject LiO, met aanvullend de wettelijke eis dat vier weken na aanvang van het dienstverband door de student minimaal 180 studiepunten moeten zijn behaald om het dienstverband binnen de LiO-CAO te kunnen voortzetten. Voor vierdejaars voltijdstudenten is de combinatie van een aanstelling als onbevoegd docent met het leerwerktraject vaak een aanlokkelijk perspectief: er is voor veel vakken volop vraag van de kant van de scholen. Daarbij geldt echter wel een maximum van het aantal te geven lessen per week van 12 klokuren. Dit is een noodzakelijke voorwaarde om te voorkomen dat het lesgeven te veel tijd vergt en de studie in de knel komt. De praktijk heeft geleerd dat dit tot ernstige studievertraging en uitval kan leiden. 7.3 begeleiding en beoordeling in werkplekleren-4 Begeleiding De LiO is vaak in dienst van de school en valt in dat geval automatisch onder de systematiek van begeleiden van nieuwe docenten in de school. Dat is op zich waardevol, maar het is noodzakelijk dat daarnaast de LiO ook begeleid wordt als studerende door een begeleider van het eigen vak of leergebied. Deze werkbegeleider op de school, die we coach noemen, blijft "op afstand". De student werkt zelfstandig met zijn klassen, de coach voert incidenteel lesbezoeken en nabesprekingen uit. Wel voert de coach wekelijks een voortgangsbespreking met de LiO. Ook de opleidingsbegeleider werkt op afstand en zal feedback geven op materiaal dat de LiO hem voorlegt. Daarnaast voert hij één of enkele lesbezoeken en nabesprekingen uit. Verder zal hij het startgesprek, de tussenevaluatie en het eindgesprek voeren met de LiO en de werkbegeleider. (Op opleidingsscholen kunnen lesbezoek en gesprekken op een andere dan de hier genoemde wijze verdeeld zijn tussen werkbegeleider, schoolopleider en opleidingsbegeleider.) Tussenevaluatie De tussenevaluatie vindt plaats met het beoordelingsformulier, zoals beschreven in paragraaf Handleiding Werkplekleren pag. 43

46 Beoordeling De beoordeling van het LiO-traject vormt één van de drie elementen van bekwaamheidsproef-3, de afsluitende bekwaamheidsproef van de opleiding. Naast de LiO-beoordeling zijn het LiOpraktijkonderzoek en het eindportfolio (inclusief vakdidactisch dossier) elementen van de bekwaamheidsproef. Het LiO- praktijkonderzoek wordt beoordeeld door de opleiding; dit staat los van de LiO-beoordeling, ook wanneer het tot stand is gekomen naar aanleiding van een vraag of opdracht vanuit de school. Ook het eindportfolio wordt binnen de opleiding van de student beoordeeld. Wel dient materiaal in het portfolio ook ter onderbouwing van de LiO-beoordeling. Er vindt een eindgesprek plaats waarin de beoordeling wordt vastgesteld met behulp van het beoordelingsformulier (zie par. 0). De student zorgt ervoor dat er tijdig een afspraak wordt gemaakt met zijn werkbegeleider en zijn opleidingsbegeleider voor dit eindgesprek. Uiteraard zorgt hij ervoor dat hij tijdig het beoordelingsformulier heeft ingevuld en tijdig zijn portfolio in orde heeft én toegankelijk gemaakt voor de begeleiders. De beoordeling vindt plaats met verwijzing naar portfoliomateriaal. Dit materiaal voldoet aan de eisen van betrouwbaarheid en validiteit. In ieder geval is in het portfolio het volgende bewijsmateriaal aanwezig: Een sterkte/zwakteanalyse (zelfevaluatie): een beschrijving van het niveau en ontwikkeling ten aanzien van de zeven competenties waarin de student aantoont dat niveau 3 op alle competenties bereikt is. Een beschrijving van de eigen beroepsidentiteit/visie op onderwijs en op het leraarschap, met verwijzing naar de wijze waarop de student zich geprofileerd heeft. beschrijvingen van activiteiten en taken, van observaties, situaties of voorvallen die voor de student belangrijke leermomenten vormden, waarop de student reflecteert, met verwijzingen naar (vak-) didactische en pedagogische theorie en zo mogelijk met feedback van collega s. 360º feedback (van werkbegeleider, leerlingen, medestudenten en docenten van de opleiding); de uitslag en feedback van bekwaamheidsproef 2; voorbeelden van vakdidactisch materiaal, zoals lesplanningen, lesmateriaal, toetsen; altijd voorzien van een verantwoording van gemaakte keuzes. Een Persoonlijk OntwikkelingsPlan (POP) waaruit blijkt hoe de student zich na zijn afstuderen als startbekwaam docent verder wil ontwikkelen, en dat als basis kan dienen voor het bekwaamheidsdossier in zijn loopbaan als leraar. pag. 44 Handleiding Werkplekleren

47 8 Competenties in de opleiding tot tweedegraads leraar De tekst in paragraaf 8.1. t/m 8.4 bevat een beschrijving van de competenties voor het leraarschap die de basis is van de gehele lerarenopleiding van de HvA Onderwijs & Opvoeding. 8.1 inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we de competenties van de tweedegraads leraar en de concretisering daarvan in leerdoelen en gedragsindicatoren in de lerarenopleiding van HvA Onderwijs en Opvoeding. Dit stuk geeft daarmee de kaders aan voor het competentiegericht opleiden binnen deze afdeling en is bedoeld voor studenten en voor opleiders, zowel binnen het instituut als binnen de school. Onder competenties verstaan wij de vakoverstijgende, algemene beroepscompetenties van het leraarsvak in het onderwijsveld. Ze drukken de bekwaamheden uit die de docent als professional bezit en die hij steeds verder ontwikkelt. Voor het leraarsberoep worden zeven competenties onderscheiden: in het contact met leerlingen hebben leraren interpersoonlijke, pedagogische, (vak)didactische en organisatorische competenties nodig. Daarnaast zijn leraren ook competent in het samenwerken in een team, het omgaan met de omgeving en in zelfreflectie en ontwikkeling. Later komen we op elke competentie uitgebreid terug. Bij het afstuderen bezitten studenten de bekwaamheden minstens op startbekwaam niveau. Als professionals zullen zij hun competenties tijdens hun loopbaan verder ontwikkelen. De competenties worden ontwikkeld binnen alle vier onderdelen van de opleiding: het vak, de algemene beroepsvoorbereiding (ABV), het metawerk en het werkplekleren. Het competentiegericht onderwijs binnen de tweedegraads lerarenopleiding van de HvA Onderwijs en Opvoeding heeft de volgende kenmerken: 1. Kennisintensief: de kennis die nodig is om als leraar competent te kunnen functioneren wordt aangereikt in de zgn. kennisbasis, zowel van het vak als van de algemene beroepsvoorbereiding. Ook is er aandacht voor het produceren van nieuwe kennis via onderzoek en voor het verzamelen, ontsluiten en verspreiden van kennis. 2. Omgevingsgericht: de opleiding is alert op maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. Studenten worden voorbereid op het werken in een omgeving waarin de verdichting plaatsvindt van problemen rond maatschappelijke cohesie, integratie/segregatie, pedagogische en maatschappelijke zorg, veiligheid en culturele diversiteit. 3. Persoonsgericht: competenties kennen een sterk persoonlijke invulling. Studenten worden uitgedaagd het beste uit zichzelf te halen; zij worden begeleid bij en aangesproken op hun competentieontwikkeling. Kennisintensief De kennisbasis voor het beroep van leraar als bouwsteen van de competentieontwikkeling wordt gelegd binnen het vak en binnen ABV. Met kennisbasis wordt bedoeld alle kennis en bijbehorende vakvaardigheden die noodzakelijk zijn voor een goede uitoefening van het beroep. Het vak biedt de kennisbasis van het schoolvak en besteedt ook aandacht aan vakverbreding. De kennisbasis voor het beroep van natuurkundeleraar bijvoorbeeld bestaat uit de kennis van het vak natuurkunde en de daarbij behorende vakvaardigheden als practicum geven, experimenteren en meten. ABV biedt een kennisbasis op het terrein van kennis van de leerling en kennis van het leren en van leerprocessen, met bijbehorende algemene vaardigheden als orde houden, observeren, gevarieerde werkvormen hanteren en gesprekken voeren met leerlingen. De wijze waarop het vak en ABV deze kennisbasis aanbieden ondersteunt het competentiegericht leren, door aandacht voor zelfstandig, samenwerkend en onderzoekend leren. Door de verschillende lerarenopleidingen is een landelijke, gezamenlijke kennisbasis afgesproken. Hierin wordt het niveau, de diepgang en de breedte vastgelegd van de kennis die iedere student behoort te bezitten. Handleiding Werkplekleren pag. 45

48 Omgevingsgericht Vanaf het eerste jaar van de opleiding werken en leren studenten in de beroepspraktijk en komen zij in aanraking met authentieke beroepssituaties. In het werkplekkleren komt het competentiegericht onderwijs samen: daar worden vanaf jaar 1 competenties verworven en verder opgebouwd. Persoonsgericht In metawerk blikt de student terug op de eigen voortgang en blikt hij vooruit, met behulp van het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Dit POP vormt ook de basis voor het werken aan de competenties tijdens het werkplekleren. Vanaf het begin is er sprake van competentiegericht opleiden en leren. Het competentiegericht onderwijs is altijd activerend: het daagt studenten uit tot actieve kennisconstructie en het opbouwen van bekwaamheden. Competentiegericht onderwijs is ook altijd procesgericht: het besteedt aandacht aan het leerproces van studenten, aan leerstijlen en het opbouwen van de vaardigheden die nodig zijn voor het zelfverantwoordelijk leren. Ten slotte benadrukt het competentiegericht opleiden en leren de congruentie die bestaat tussen het leren van docenten, het leren van studenten en het leren van leerlingen: wat studenten lastig vinden, zullen docenten en leerlingen ook lastig vinden. Waar studenten profijt van hebben, zullen docenten en leerlingen ook profijt van blijken te hebben. 8.2 de competenties We beschouwen competenties als bekwaamheden die aan de persoon van de beroepsbeoefenaar gekoppeld zijn: iedere docent laat in de beroepspraktijk een eigen, unieke interpretatie van de beroepscompetenties zien. Competenties zijn persoonlijke bekwaamheden die je kunt waarnemen: men ziet/hoort/merkt welke competenties een (aankomende of zittende) docent heeft en in welke mate. De competenties als waarneembaar gedrag berusten op vier onderliggende componenten: 1. weten: de kennisbasis 2. kunnen (vaardigheden): de kennisbasis 3. willen: houdingen 4. zijn: persoonlijke kwaliteiten. Zo heeft een competente leraar vakkennis op het gebied van de didactiek, de pedagogiek en het schoolvak. Hij is vaardig op die verschillende terreinen: hij kan bijvoorbeeld leerlingen leren te leren, gesprekken voeren met ouders, contact leggen en onderhouden met vervolgopleidingen binnen het ROC, of leerlingen coachen in een leerwerktraject. Hij/zij vindt het leuk om met jongeren te werken en hen bijvoorbeeld te coachen bij het maken van een digitaal portfolio. Hij/zij vindt het belangrijk een bijdrage te leveren aan de multiculturele samenleving. De bij een competente leraar passende persoonlijke kwaliteiten zijn bijvoorbeeld inlevingsvermogen, geduld en gevoel voor humor. De kennisbasis (zowel het weten als het kunnen) kun je leren. De kennisbasis wordt dan ook getoetst, in tentamens, ontwerpen, prestaties, projecten en presentaties. Houdingen en zijn kun je niet leren, maar moet je ontwikkelen, met behulp van persoonlijke feedback, in bijvoorbeeld metawerk, werkplekleren, intervisie en supervisie. De ontwikkeling van houdingen en persoonlijke kwaliteiten wordt dan ook niet afzonderlijk getoetst, maar wordt, als onderdeel van de competenties, integratief beoordeeld in de verschillende bekwaamheidsproeven. Juist de unieke mix die elke student en (aankomende) docent heeft van al die onderdelen (kennis, vaardigheden, houdingen en kwaliteiten), maakt dat competenties persoonlijke bekwaamheden zijn: ze zijn per persoon anders en dus aan de persoon gekoppeld. Die persoon doet er een professioneel leven over om competenties verder te ontwikkelen. persoonlijk en zelfgestuurd Competenties kunnen niet van de één op de ander worden overgedragen: je kunt informatie krijgen over de competentie van iemand anders, maar je kunt nooit zijn/haar competentie overnemen of imiteren. Je kunt de kunst wel afkijken, maar uiteindelijk maak je er, in combinatie met je eerder verworven competenties en je kennis, vaardigheden, houdingen en persoonlijke kwaliteiten je eigen competenties van. Juist omdat het om een persoonlijk proces gaat, ligt de volgende aanname aan het competentiedenken ten grondslag: mensen ontwikkelen alleen die competenties die ze willen ontwikkelen en ze leren alleen als ze willen leren. pag. 46 Handleiding Werkplekleren

49 Competentieleren is dus een zelfgestuurd proces. De context van het werkplekleren plaatst de aankomende docent in een authentieke werksituatie, die op realistische wijze uitnodigt tot competentieontwikkeling en tot leren. Op de werkplek voltrekken zich leerprocessen die vele malen krachtiger zijn dan die in kunstmatig georganiseerde lessen in opleidingen. (Aankomende) docenten maken de vorderingen in hun competenties zichtbaar in hun portfolio: daar doen zij - onder meer - verslag van de stapsgewijze verbeteringen en vernieuwingen van hun didactische en pedagogische aanpakken. Die verbeteringen en vernieuwingen zijn op zich van belang, maar zij vormen niet de kern van waar het bij competentieontwikkeling om gaat. De kern ligt bij het zich ontwikkelende vermogen dergelijke verbeteringen en vernieuwingen te realiseren, hierover te communiceren, erop te reflecteren en er rekenschap van af te leggen. competenties ontwikkel je niet alleen De ontwikkeling van competenties vindt vooral plaats door handelen in authentieke situaties. Reflectie hierop geeft inzicht in de wijze waarop praktische ervaringen worden verbonden met de eigen interpretatie van de situatie (hoe analyseer ik dit als beginnende / gevorderde / bijna afgestudeerde student?), met de eerder verworven competenties, met praktijkkennis en met theoretische kennis (wat is er vanuit ervaring van anderen en vanuit de wetenschap hierover bekend?). Zo word je in toenemende mate bewust van wat voor leraar je eigenlijk wilt zijn, hoe je met leerlingen en collega s wilt omgaan en wat de rol van het vak hierbinnen is. Je ontwikkelt kortweg je eigen subjectief werkconcept. Maar om dat te bereiken zijn anderen nodig: andere (aankomende) docenten die feedback geven, vragen stellen, hun ervaringen delen, uitdagingen aangaan en hierover rapporteren. Het delen van ervaringen met anderen scherpt het eigen denken en handelen: men wordt zich bewust van eigen sterke en zwakke kanten en ervaart een behoefte zwakke kanten aan te pakken en zich te verheugen over wat sterke kanten blijken te zijn. Delen van ervaringen met anderen maakt de beroepsbeoefenaar meer bewust van eigen handelen en aanpak (Oh, deed ik dat? Deed ik dat zo?), hij/zij leert zich ook meer en meer spiegelen aan ervaringen van anderen en aan min of meer geobjectiveerde kennis. Ten slotte wordt meer en meer de eigen visie ontwikkeld en aangescherpt. onderzoekende houding Onderdeel van het competentiegericht opleiden is het leren uitvoeren van praktijkonderzoek. Vanaf jaar één leren studenten niet alleen via reflectie, intervisie of supervisie naar de eigen praktijk te kijken, maar ook door het doen van praktijkonderzoek. Van oudsher hoort het doen van onderzoek bij universiteiten of gespecialiseerde instituten. Sinds de invoering van de bachelor-master structuur, behoort onderzoek doen ook tot het domein van het hoger beroepsonderwijs. Praktijkonderzoek is echter niet wetenschappelijk onderzoek in het klein. Praktijkonderzoek helpt professionals op een systematische en methodische wijze kennis over de eigen praktijk op te doen. Studenten en docenten zijn dan niet het object van onderzoek, zoals ze al zo lang zijn geweest, maar werpen zich op als subject van onderzoek; zij onderzoeken die vragen die voor hèn en voor hun school belangrijk zijn. Zo worden studenten en docenten kennisproducenten en worden scholen een plek voor het kritisch bevragen van de eigen complexe, contextgebonden, persoonlijke situatie. Praktijkonderzoekers leren de eigen impliciete kennis onder woorden te brengen en dragen met hun onderzoek bij aan het oplossen van problemen en daarmee aan het continue leerproces van individuen en scholen. Ze dragen bij aan een verdiept inzicht in de dagelijkse onderwijspraktijk en aan het stellen van niet allen voor de wetenschap maar ook voor de praktijk relevante onderzoeksvragen. het competentiemodel Het hieronder gepresenteerde competentiemodel gaat uit van een zo klein mogelijk aantal competenties, dat samen het leraarsvak in de hele breedte beschrijft. Elk van deze competenties heeft een algemene vakoverstijgende kant: dat is dat deel van de competenties, dat eigen is aan het beroep van leraar, ongeacht het schoolvak. Elke competentie heeft ook een kant die te maken heeft met het specifieke schoolvak. Handleiding Werkplekleren pag. 47

50 We onderscheiden zeven competenties: beroepscontexten competenties werken met leerlingen werken in en met het team/ de organisatie werken met en in de omgeving werken aan de eigen beroepsidentiteit interpersoonlijke competentie pedagogische competentie vak- en vakdidactische competentie organisatorische competentie competentie 1 zorgen voor een goede sfeer van omgaan met en samenwerken tussen leerlingen competentie 5 competentie 2 zorgen voor een veilige leeromgeving competentie 3 zorgen voor een krachtige leeromgeving competentie 4 zorgen voor een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte sfeer en structuur in de leeromgeving zorgen dat het werk afgestemd is op dat van collega s; bijdragen aan het goed functioneren van de schoolorganisatie competentie 6 een relatie opbouwen met ouders, buurt, bedrijven en instellingen door deze waar mogelijk bij het onderwijs te betrekken competentie 7 door te reflecteren op het handelen en na te denken over beroepsopvattingen jezelf blijven ontwikkelen en professionaliseren 8.3 competenties en niveaus De competenties zijn ontwikkeld door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) 1 in samenwerking met het onderwijsveld. Ze zijn opgenomen in de wet BIO (wet Beroepen In het Onderwijs). De competenties worden dan ook landelijk gehanteerd door de lerarenopleidingen. De competenties zijn in de wet BIO uitgewerkt tot bekwaamheidseisen op twee niveaus, nl. startbekwaamheid (het niveau waaraan een beginnende docent moet voldoen) en op excellent (gevorderd) niveau. Voor opleidingsdoelen heeft de HvA daar twee lagere competentieniveaus aan toegevoegd, namelijk niveau 1, hoofdfasebekwaam, en niveau 2, afstudeerbekwaam (ook wel LiO-bekwaam genoemd). Binnen de opleiding hebben we dus te maken met de niveaus 1, 2 en 3: niveau 1 niveau 2 niveau 3 hoofdfasebekwaam (door de opleiding geformuleerd) afstudeerbekwaam (door de opleiding geformuleerd) startbekwaam (op basis van de wet BIO) Het bereikt hebben van de drie niveaus wordt vastgesteld in bekwaamheidproeven die op drie momenten in de opleiding door iedere student worden afgelegd. De criteria die ten grondslag liggen aan de bepaling van het niveau zijn: 1. De mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid: studenten die een competentie beter gaan beheersen tonen meer zelfstandigheid. 2. De mate van complexiteit van de context: studenten functioneren in steeds complexere situaties, van gereduceerde situaties (bijvoorbeeld een kleine groep leerlingen) naar authentieke beroepssituaties, waar professionals in werken. 3. De mate van volledigheid van de handeling: studenten die een competentie beter gaan beheersen, laten binnen die competentie een breder scala aan vaardigheden zien. 1 Zie ook de website van de SBL voor zeer veel informatie over de competenties: pag. 48 Handleiding Werkplekleren

51 De niveaucriteria in schemavorm: criterium niveau 1 zelfstandigheid en verantwoordelijkheid complexiteit van de context volledigheid van het handelen hoofdfasebekwaam van: begeleiding (docentsturing) van: eenvoudig van: observeren, oriënteren, assisteren en verwoorden niveau 2 afstudeerbekwaam via: met toezicht en onder begeleiding naar zelfstandig (gedeelde sturing) via: complex via: analyseren (mbv theorie), plannen, uitvoeren, (zelf-) evalueren niveau 3 startbekwaam naar: zelfstandig en zelfverantwoordelijk (zelfsturing) naar: professioneel naar: toepassen, evalueren, standpunt bepalen, verantwoorden. Bachelorniveau Als maatstaf voor het bachelorniveau (niveau 3) van de opleidingen zijn de zogenaamde Dublin descriptoren 1 gehanteerd: 1. kennis en inzicht, die nodig zijn voor het beroep 2. toepassen van kennis en inzicht in de uitoefening van het beroep, 3. oordeelsvorming op basis van gegevens en rekening houdend met maatschappelijke aspecten, 4. communicatie om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen 5. leervaardigheden om zich zelfstandig verder te kunnen ontwikkelen Deze Dublin descriptoren zijn gehanteerd bij de omschrijving van de competentieniveaus, de doelen per competentie en de bijbehorende gedragsindicatoren. competentieniveaus in voltijd en in deeltijd De niveaus geven aan aan welk type leerdoelen en leerwerktaken een student geacht wordt te werken in een bepaalde fase van de opleiding. Hoe die leerdoelen en leerwerktaken er voor elke individuele student precies uitzien is afhankelijk van zowel het persoonlijke leerproces van de student als van de school waar de student werkt, c.q. een leerwerktraject loopt. In een regulier studietraject van vier jaar leggen studenten aan het eind van de propedeuse de bekwaamheidsproef-1, (hoofdfasebekwaam, niveau 1) af. Aan het eind van jaar 3 vindt de bekwaamheidsproef-2 (afstudeerbekwaam, niveau 2), vóórdat de studenten aan het LiO-traject beginnen. Met bekwaamheidsproef-3 (startbekwaam, niveau 3) wordt de opleiding afgesloten. Dit is het standaardtraject voor de meeste voltijdstudenten; deze studenten beschikken over het algemeen over weinig leer- werkervaringen die erkend kunnen worden als verworven competenties (EVC s). Studenten, zowel voltijd als deeltijd, die wel over EVC s beschikken kunnen hun studie versnellen en bekwaamheidsproeven op een eerder moment afleggen. Dit zal in de praktijk vooral voor deeltijdstudenten het geval zijn. Bij de start van de opleiding doorloopt elke deeltijdstudent een intakeprocedure, met als resultaat een bindend studiecontract. Deeltijdstudenten nemen heel verschillende EVC s mee: de éne student is bijvoorbeeld op het gebied van lesgeven bekwaam, de andere student bezit al veel kennis en vaardigheden op het gebied van het vak. 8.4 omschrijving van de competenties, met leerdoelen en gedragsindicatoren Hieronder volgt per competentie een korte algemene omschrijving. Elke competentie wordt vervolgens geconcretiseerd in leerdoelen. Die doelen zijn breed geformuleerd en dienen ervoor de student en de begeleiders te helpen niveaus in de competenties te onderscheiden. Door de doelen te formuleren op hoofdfase-, afstudeer-, en op startbekwaam niveau wordt de opbouw en ontwikkeling van elke competentie inzichtelijk gemaakt. Daaronder staan voorbeelden van gedragsindicatoren, die aangeeft hoe competentie zichtbaar wordt in waarneembaar gedrag. Deze voorbeelden zijn niet meer dan dat: ze vormen geen afvinklijstje of checklist. Ze zijn bedoeld voor studenten en begeleiders om zich een beeld te vormen van hoe een competentie er in de praktijk uit kan zien. Steeds staan de gedragsindicatoren onderverdeeld in hoofdfasebekwaam, afstudeerbekwaamheid en startbekwaam. Het is aan de student om te zoeken naar gedragsindicatoren en uitwerkingen daarvan die duidelijk maken op welke unieke wijze déze student inhoud aan het leraarschap geeft. 1 De Dublin Descriptoren vormen een omschrijving van de niveaus van hoger onderwijs die in 2003 in Europees verband is vastgesteld. Handleiding Werkplekleren pag. 49

52 1. De interpersoonlijke competentie omschrijving van de competentie: De leraar vo/bve heeft de verantwoordelijkheid om groepen leerlingen zo te leiden dat er een prettig leef- en werkklimaat heerst. Hij zorgt voor een open communicatie, geeft op een prettige manier leiding aan de leerlingen en zorgt ervoor dat er een vriendelijke en coöperatieve sfeer is in de groep. Van de leraar vo/bve wordt verwacht dat hij zijn interpersoonlijke verantwoordelijkheid erkent, zich bewust is van eigen houding en gedrag én de invloed daarvan op de leerlingen. De leraar geeft op een zodanige wijze vorm aan groepsprocessen en communicatie dat hij een goede samenwerking met en tussen de leerlingen tot stand brengt. De leraar is zich bewust van de eigen houding en gedrag en de invloed daarvan op leerlingen. De leraar die interpersoonlijk competent is, geeft op een goede manier leiding aan leerlingen (individueel en in de groep) en aan het leerproces. Zo n leraar schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Bijvoorbeeld, zo n leraar: leidt en begeleidt stuurt en volgt confronteert en verzoent corrigeert en stimuleert. de doelen van de interpersoonlijke competentie, per fase van de opleiding: hoofdfasebekwaam afstudeerbekwaam startbekwaam De student kan: contact leggen met leerlingen, individueel en in (kleine) groepen; daarbij positieve belangstelling en een onderzoekende houding tonen; dit doen vanuit een docentrol, rekening houdend met verschillende achtergronden en gericht op bevordering van het leerproces. De student kan: actief sturen in relaties met en tussen leerlingen met verschillende achtergronden door het inzetten van communicatieve, sociale en interculturele vaardigheden; deze sturing gebruiken ten behoeve van een positief leerklimaat, zowel voor leerlingen individueel als voor een groep (klas); over deze relaties onderzoeksvragen stellen en beantwoorden vanuit een theoretisch kader over deze relaties communiceren met leerlingen en met anderen. De afgestudeerde kan: actief sturen in de relaties met en tussen leerlingen met verschillende achtergronden in uiteenlopende onderwijssituaties, door het creatief inzetten van sociale, communicatieve en interculturele vaardigheden; deze sturing effectief inzetten ten behoeve van een goed leerklimaat en leerproces, over deze relaties communiceren met leerlingen en met anderen; deze relaties in de eigen praktijk onderzoeken en daarvan verslag doen; zijn visie op en werkwijze bij het hanteren van deze relaties verantwoorden, ook vanuit relevante theorie. gedragsindicatoren, enkele voorbeelden: niveau 1: de student.. observeert docenten in het omgaan met leerlingen is vriendelijk tegen leerlingen benadert leerlingen positief toont een belangstellende en onderzoekende houding betreffende leerlingen; toont belangstelling voor diversiteit in achtergronden; niveau 2: de student.. gedraagt zich vriendelijk en beslist tegen leerlingen complimenteert gewenst gedrag schat gedrag van leerlingen goed in en communiceert hierover met de begeleider weet op grensoverschrijdend leerlinggedrag passend te reageren herkent en signaleert niveau 3: de student stelt regels en bespreekt deze met de leerlingen gaat flexibel om met regels en beschikt over handelingsalternatieven verantwoordt zijn gedrag vanuit theoretische en methodische inzichten toont een visie op klassenmanagement communiceert effectief door het hanteren van verbale en non-verbale technieken pag. 50 Handleiding Werkplekleren

53 gebruikt zijn belangstelling bij het ontwikkelen van een relatie met leerlingen. houdt zich aan afspraken gedraagt zich respectvol houdt zich aan regels van de school. probleemgedrag van individuele leerlingen of van de groep en kan hier adequaat op inspringen staat open voor inbreng van leerlingen toont gespreksvaardigheden voert persoonlijke gesprekjes met leerlingen voor of na de les; houdt rekening met de achtergrond van de leerling. stelt zich professioneel op: kan feedback ontvangen en geven werkt samen en is hulpvaardig toont inzicht in culturele achtergronden en communicatie, ook wat betreft de eigen wijze van communiceren; formuleert onderzoeksvragen over de aangetroffen praktijk en plaatst die in een theoretisch kader toont zich bewust van de eigen (ook cultureel bepaalde) vooroordelen en oordeelt niet alleen vanuit eigen waarden en normen. herkent en benoemt (ook cultureel bepaalde) gedragspatronen van individuele leerlingen en groepen en maakt deze inzichtelijk voor leerlingen kan omgaan met emoties en spanningen binnen een multiculturele setting; verantwoordt hoe hij met zijn groepen en individuele leerlingen omgaat. Hij maakt daarbij gebruik van relevante inzichten uit communicatietheorieën, groepsdynamica en interculturele communicatie;. doet praktijkonderzoek en doet hiervan verslag; zorgt ervoor dat leerlingen respect opbrengen voor hem, voor elkaar, en voor elkaars achtergrond. bespreekt communicatie en omgangsvormen bevordert effectieve communicatie door bijv. te luisteren, samen te vatten en door te vragen zowel op inhouds- als betrekkingsniveau herkent behoefte aan differentiatie en integratie bij leerlingen. stimuleert culturele nieuwsgierigheid bij leerlingen. zet zijn kennis van interculturele communicatie effectief in in gesprekken met leerlingen en collega s laat zien aan de eigen persoonlijke kwaliteiten te werken. 2. De pedagogische competentie omschrijving van de competentie: De leraar vo/bve heeft de verantwoordelijkheid om zijn/haar leerlingen te helpen zelfstandig en zelfverantwoordelijk te worden in relatie tot anderen en in relatie tot hun (Ieer-)taken. Hij streeft naar het welbevinden van zijn leerlingen. Van de leraar vo/bve wordt verwacht dat hij zijn pedagogische verantwoordelijkheid erkent en dat hij op een professionele, planmatige manier een veilige leeromgeving tot stand brengt: voor een hele klas of groep maar ook voor een individuele leerling. De pedagogisch competente leraar creëert een veilige leeromgeving in de klas en op school. Zo n leraar zorgt er bijvoorbeeld voor dat leerlingen weten dat ze erbij horen en welkom zijn weten dat ze gewaardeerd worden op een respectvolle manier met elkaar omgaan uitgedaagd worden om verantwoordelijkheid te nemen voor elkaar initiatieven kunnen nemen en zelfstandig kunnen werken hun affiniteiten en ambities leren ontdekken en op basis hiervan keuzes kunnen maken met betrekking tot hun studie en loopbaan. Handleiding Werkplekleren pag. 51

54 de doelen van de pedagogische competentie, per fase van de opleiding: hoofdfasebekwaam afstudeerbekwaam startbekwaam Onderwijs & Opvoeding De student kan: in het contact met leerlingen belangstelling en een onderzoekende houding tonen voor hen en hun leefwereld; met individuele leerlingen en in (kleine) groepen leerlingen hun gedrag aan de orde stellen en bijsturen. De student kan: vanuit belangstelling voor de leerlingen en vanuit kennis van hun (ook culturele) achtergronden een veilig leef- en werkklimaat bevorderen door waarderen, stimuleren en gepast corrigeren; gewenst en ongewenst gedrag met leerlingen bespreken op individueel en op groepsniveau; over zijn bevindingen en werkwijze communiceren met collega s; zijn bevindingen en werkwijze in verband brengen met pedagogische concepten en opvattingen. onderzoeksvragen op pedagogisch terrein stellen en beantwoorden vanuit een theoretisch kader De afgestudeerde kan: vanuit belangstelling voor de leerlingen en vanuit kennis van hun achtergronden (zowel op basis van theoretische concepten als van actuele inzichten) een veilig leef- en werkklimaat tot stand brengen; over zijn werkwijze hierbij communiceren met leerlingen en met collega's, en gedragsproblemen signaleren, bespreken en eventueel doorverwijzen; zijn visie en werkwijze met betrekking tot pedagogisch handelen relateren aan theoretische concepten, met inachtneming van o.a. de culturele bepaaldheid van pedagogische opvattingen pedagogische aspecten in de eigen praktijk onderzoeken en daarvan verslag doen; zijn visie op en zijn bijdrage aan de pedagogische rol van de school en de maatschappelijke betekenis daarvan verantwoorden, zowel binnen als buiten de school. gedragsindicatoren, enkele voorbeelden: niveau 1: de student.. vraagt leerlingen naar hun interesses en thuiswereld toont deze belangstelling bij het ontwikkelen van een relatie met leerlingen. vormt zich een beeld van hun sociale en culturele achtergrond observeert kenmerken van de leerlingpopulatie op de school houdt in het contact met leerlingen rekening met de regels van de school beschrijft de rol van de school in het leven van de jongeren complimenteert leerlingen stelt leerlingen vragen over hun gedrag niveau 2: de student.. speelt in op de leefwereld van leerlingen en heeft oog voor de culturele bepaaldheid daarvan; spreekt met individuele leerlingen over hun interesses. bevordert een sfeer van respect en belangstelling voor elkaar hanteert werkvormen waarbij leerlingen eigen ervaringen en ideeën kunnen inbrengen stimuleert en geeft positieve feedback erkent en benut verschillen tussen leerlingen werkt binnen het kader van de schoolregels met een eigen pedagogische visie laat die visie tot uiting komen in omgang met individuele en groepen leerlingen niveau 3: de docent.. houdt rekening met verschillen tussen leerlingen in sociaal, emotioneel en cultureel opzicht maakt in zijn pedagogisch handelen een goed gebruik van verschillen tussen leerlingen, rekening houdend met culturele bepaaldheid helpt leerlingen in het beroepsonderwijs bij de ontwikkeling van hun beroepsidentiteit gebruikt op systematische wijze de input van leerlingen in het onderwijsleerproces stimuleert leerlingen kritisch na te denken over hun opvattingen en gedrag, en stimuleert hen om daarover in de (multiculturele) groep te communiceren pag. 52 Handleiding Werkplekleren

55 niveau 1: de student.. onderzoekt sociaaleconomische, culturele, en persoonlijke verschillen tussen leerlingen onderzoekt de wijze waarop docenten op school omgaan met deze verschillen zoekt naar literatuur over (de bevordering van) het pedagogisch klimaat in de klas. verkent en onderzoekt het pedagogische klimaat in de school laat zien hoe dit onderzoek een rol speelt in het ontwikkelen van eigen opvattingen niveau 2: de student.. herkent verschillende benaderingen van het werken aan een positief leerklimaat laat zien zijn kennis van ontwikkelings- en opvoedingstheorieën en de culturele variatie daarin, te kunnen toepassen hanteert op consequente wijze regels en procedures in de klas spreekt aan op ongewenst gedrag spreekt een groep aan op groepsgedrag houdt een klassengesprek over ongewenst en gewenst gedrag niveau 3: de docent.. daagt leerlingen uit mee te denken over hun eigen ontwikkelings- en leerprocessen toont zich bewust van de eigen beroepsopvattingen, waarden en normen, tegenover leerlingen en collega s doet praktijkonderzoek en doet hiervan verslag; kan zijn pedagogische opvattingen en de gekozen aanpak verantwoorden en maakt daarbij gebruik van relevante theoretische en methodische inzichten 3. De vakinhoudelijke en vakdidactische competentie omschrijving van de competentie: De leraar vo/bve heeft de verantwoordelijkheid om zijn/haar leerlingen te helpen zich beroepsgerichte kennis, vakkennis en kennis van leergebieden eigen te maken en vertrouwd te worden met de wijze waarop deze kennis wordt gebruikt in het dagelijkse leven en de wereld van het werken. Op deze wijze helpt de leraar leerlingen de school als zinvol en betekenisvol te ervaren, waarbij hij aansluit bij de belevingswereld van kinderen en put uit een modern (vak)didactisch repertoire. Van de leraar vo/bve wordt verwacht dat hij zijn didactische verantwoordelijkheid erkent en dat hij op een eigentijdse, professionele, planmatige manier een krachtige leeromgeving voor de leerlingen tot stand brengt. De (vak)didactisch competente leraar ontwerpt een krachtige leeromgeving, waarbinnen leerlingen zich basiskennis en vaardigheden van vakken en leergebieden eigen maken en vertrouwd worden met de manier waarop deze kennis en vaardigheden in het dagelijkse leven en in de wereld van het werk gebruikt worden. Zo n leraar: leert leerlingen te leren en te kiezen bevordert hun zelfstandigheid stemt leerinhouden af op de leerlingen houdt rekening met individuele verschillen bepaalt met de leerling diens (individuele) leertraject, met bijvoorbeeld mogelijkheden voor leren in en buiten de school en leren in de context van de beroepsuitoefening daagt leerlingen uit er het beste van te maken helpt hen succeservaringen te bereiken. Handleiding Werkplekleren pag. 53

56 de doelen van de vakinhoudelijke en (vak)didactische competentie: hoofdfasebekwaam afstudeerbekwaam startbekwaam De student kan: individuele leerlingen en (kleine) groepen helpen in hun leerproces; zelf elementaire leersituaties (lessen) ontwerpen; verschillende didactische strategieën in de school waarnemen en beschrijven, en deze in verband brengen met leerprocessen van leerlingen. De student kan: de leerlingen een goede leeromgeving aanbieden, gericht op het benutten van het potentieel van alle leerlingen; daarbij oog hebben voor de beroepscontext en/of het vervolgonderwijs rekening houden met individuele verschillen en adequate werkvormen, hulpmiddelen en taalgericht vakonderwijs toepassen zijn werkwijze en keuzes vanuit leertheorie onderbouwen. De afgestudeerde kan: leerlingen een krachtige leeromgeving aanbieden, op basis van een grondige theoretische, praktische en actuele kennis van zijn vak- of leergebied, van een breed didactisch repertoire daarbij actuele kennis van de beroepscontext en/of het vervolgonderwijs inzetten; deze krachtige leeromgeving afstemmen op de onderwijscontext, op het potentieel van leerlingen en op individuele en culturele verschillen; zijn visie en werkwijze daarbij verantwoorden, mede vanuit leertheorie. gedragsindicatoren, enkele voorbeelden: niveau 1: de student beschrijft verschillende didactische strategieën op de school kan (verschillen in) leerprocessen van leerlingen waarnemen en beschrijven assisteert in lessen van docenten op school toont waardering voor coöperatief gedrag toont interesse in vormen van samenwerkend leren betoont zich coöperatief door steun aan te bieden. assisteert en stimuleert leerlingen bij het gebruik van moderne middelen onderzoekt de mogelijkheden van de school om deze middelen te gebruiken assisteert de docent bij het aanleren van eenvoudige vaardigheden begeleidt leerlingen bij hun huiswerk en reflecteert daarbij op leervaardigheden kijkt toetsen na niveau 2: de student gebruikt didactische strategieën behorende bij een klassikale aanpak idem bij onderzoekend of samenwerkend leren kan didactische strategieën conceptueel en theoretisch te verantwoorden; weet de begeleidende docent op school alternatieve strategieën aan te reiken ontwikkelt en begeleidt projecten voor natuurlijk leren kiest werkvormen die samenwerking stimuleren en de vaardigheden van leerlingen ontwikkelen stuurt in de klas op coöperatief gedrag zet verschillende werkvormen effectief in. maakt doelbewust en effectief gebruik van moderne leermiddelen reikt de school ideeën aan voor het gebruik van moderne middelen in de les ontwerpt gevarieerde leertaken voor het vak/leergebied hanteert de principes van taalgericht vakonderwijs; maakt gebruik van uitdagingen en voordelen van meertaligheid in de klas; leert leerlingen leervaardigheden aan (bv leren voor het proefwerk, niveau 3: de docent.. laat zien de kennisbasis van zijn vak te beheersen en te kunnen toepassen in zijn lessen kan zijn vakinhoudelijke en didactische opvattingen verantwoorden toont inhoudelijke relaties te kunnen leggen van het eigen vakgebied met verwante vakken ondersteunt de leerlingen in het verbanden leggen met verwante vakken kan verantwoorden hoe hij een groep leerlingen aangepakt heeft en maakt daarbij gebruik van actuele theoretische, vakdidactische en methodische inzichten ontwerpt leeractiviteiten die in het perspectief van de loopbaan van de leerling/deelnemer betekenisvol zijn past bestaande middelen zelf aan en breidt ze uit met eigen inbreng (vragen, suggesties, voorbeelden, av- en ictmiddelen) weet vakleerstof te analyseren en er gefundeerde keuzes in te maken, rekening houdend met de specifieke omstandigheden (gehanteerde methode, leerlingen, samenwerken binnen het leergebied) kan schoolboeken analyseren en selecteren ontwerpt vakspecifieke leeromgevingen stimuleert de leerling om zelf zijn leerproces vorm te geven ondersteunt de leerlingen in hun leerproces, door vakspecifieke leervragen en leerproblemen te signaleren, te benoemen en erop te reageren reflecteert systematisch met de leerlingen op het leerresultaat en het bijbehorende pag. 54 Handleiding Werkplekleren

57 samenvatten) bespreekt proefwerken na op reflectieve wijze bevordert zelfstandigheid van leerlingen praat met leerlingen over hun competenties houdt in de didactische aanpak rekening met verschillen tussen leerlingen wat betreft niveau, leeftijd, sekse en culturele achtergrond; kan die verschillen ook positief benutten; kan het niveau van leerlingen inschatten en geeft opbouwende feedback ontwikkelt toetsen en kijkt toetsen na begeleidt en beoordeelt prestaties/leertaken begeleidt en beoordeelt een portfolio herkent uitleg, voorbeelden en lesmateriaal die cultureel gekleurd zijn houdt in uitleg, voorbeelden en lesmateriaal rekening met de verschillende achtergronden van zijn leerlingen leerproces analyseert vakspecifieke concepten en laat leerlingen daarmee werken analyseert (vakspecifieke) leerproblemen en speelt adequaat daarop in met gerichte opdrachten en vragen creëert de randvoorwaarden (organisatie, opdrachten, enz.) die de leerlingen in staat stellen in hun eigen tempo en op eigen wijze te leren kent de sterke en zwakke kanten van individuele leerlingen en weet hoe hij hun leren moet bevorderen ontwerpt verschillende leertrajecten om tegemoet te komen aan verschillen tussen leerlingen ontwikkelt in samenwerking met collega s vakspecifieke beoordelingsinstrumenten kan zijn keuzes voor bepaalde toetsvormen onderbouwen evalueert het leerproces en de leerresultaten van leerlingen Is alert op stereotypering en etnocentrisme in de vaklessen. kan verschillen in achtergronden van leerlingen positief benutten bij het ontwerpen van lessen. zet zich actief in voor het belang van het onderwijs in zijn vakgebied op zijn school draagt (mede) vanuit zijn vakgebied bij aan onderwijsverbetering en schoolontwikkeling 4. De organisatorische competentie omschrijving van de competentie: De leraar vo/bve heeft de verantwoordelijkheid voor alle organisatorische aspecten en aspecten van klassenmanagement die samenhangen met zijn onderwijs. Van de leraar vo/bve wordt verwacht dat hij zijn organisatorische verantwoordelijkheid erkent en dat hij in de klas en in de les een goed leef- en werkklimaat tot stand kan brengen. Het wordt als vanzelfsprekend geacht dat hij dit op een professionele, planmatige manier doet, overzichtelijk, ordelijk en taakgericht tewerk gaat en in alle opzichten voor zichzelf, zijn collega's en vooral voor alle leerlingen helder is. De organisatorisch competente leraar zorgt voor alle organisatorische zaken die met het onderwijs in vak, leergebieden en/of projecten samenhangen. Zo n leraar weet zijn eigen werk te organiseren zorgt ervoor dat leerlingen weten wat ze moeten (of kunnen) doen, hoe en met welk doel ze dat moeten (of kunnen) doen zorgt ervoor dat leerlingen weten waar ze aan toe zijn en welke ruimte ze hebben voor eigen initiatief. Handleiding Werkplekleren pag. 55

58 de doelen van de organisatorische competentie: hoofdfasebekwaam afstudeerbekwaam startbekwaam De student kan: zijn activiteiten goed voorbereiden en ordelijk uitvoeren; leerlingen, individueel en in (kleine) groepen, heldere instructies geven; zijn eigen werkzaamheden goed plannen. De student kan: door goede planning en organisatie van de leeromgeving zorgen voor een taakgericht leerklimaat voor de leerlingen; de eigen werkzaamheden efficiënt organiseren; bijdragen aan de taken en de organisatie van het team en de school. De afgestudeerde kan: door een heldere structuur en effectieve organisatie van zijn onderwijs een overzichtelijk, ordelijk en taakgericht leerklimaat creëren; de eigen werkzaamheden planmatig en efficiënt organiseren en daarin prioriteiten stellen; probleemgericht, flexibel en creatief inspelen op wisselende en complexe omstandigheden; actief bijdragen aan taken en organisatie van het team en van de school en deze bijdrage relateren aan (de ontwikkeling van) het pedagogisch-didactisch klimaat van de school. gedragsindicatoren, enkele voorbeelden: niveau 1: de student helpt leerlingen opdrachten en instructies uit te voeren heeft eigen spullen op orde: opdrachten op tijd en bij de hand komt afspraken na observeert docenten wat betreft planning en organisatie van verschillende werkvormen start en eindigt de eigen les volgens de lesplanning neemt initiatieven om deel te nemen aan activiteiten assisteert bij begeleiden van activiteiten surveilleert niveau 2: de student biedt helder gestructureerde leeractiviteiten aan gebruikt structuur en organisatie in de les ten behoeve van het klassenmanagement vervult een voorbeeldrol wat betreft organisatie (heeft bijv. lesmateriaal in orde) geeft op tijd en op niveau feedback op leerlingwerk: cijfers, geschreven beoordelingen, feedback op portfolio maakt adequate tijdsplanning voor de eigen lessen en houdt zich hier ook aan evalueert tijdsplanning heeft opdrachten op tijd af neemt niet meer taken op zich dan hij/zij aan kan biedt zich aan voor team- of schooltaken neemt initiatieven t.a.v. taken in team of school participeert in de organisatie van schoolactiviteiten, bijv werkweken/sportdagen. niveau 3: de docent... biedt helder gestructureerde organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen aan kiest structuren en organisatie ten behoeve van leerdoelen, leeractiviteiten en werkklimaat verantwoordt bovenstaande keuzes mede vanuit theoretie m.b.t. het pedagogisch-didactisch klimaat; hanteert procedures op een consequente manier kan zijn aanpak van klassenmanagement en de organisatie van zijn onderwijs verantwoorden improviseert in onverwachte situaties op een professionele manier en stelt daarbij duidelijke prioriteiten stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficiënt zowel voor hem zelf als de leerlingen bewaakt de planning samen met de leerlingen neemt initiatieven en doet voorstellen m.b.t. taken en organsatie in team of school stelt zich in het team coöperatief op toont zich bewust van het belang van organisatie en structuur voor het pedagogisch-didiactisch klimaat. pag. 56 Handleiding Werkplekleren

59 5. Samenwerken in een team omschrijving van de competentie: De leraar vo/bve heeft de verantwoordelijkheid voor de afstemming van zijn werk met zijn collega's en is medeverantwoordelijk voor het goed functioneren van de schoolorganisatie. Van de leraar vo/bve wordt verwacht dat hij zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met collega's erkent en dat hij een professionele bijdrage levert aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat van zijn school, aan goede werkverhoudingen en een goede schoolorganisatie. De leraar die competent is op het gebied van het samenwerken in het team draagt bij aan het goed functioneren van het schoolteam en de schoolorganisatie. Zo n leraar draagt bij aan een veilig en open klimaat in het team draagt bij aan het goed functioneren van team of sectie draagt bij aan organisatie van teamactiviteiten. de doelen van de competentie samenwerken in een team : hoofdfasebekwaam afstudeerbekwaam startbekwaam De student kan: assisteren bij school- of teamtaken; samenwerken met medestudenten en docenten bij het voorbereiden en uitvoeren van taken; de wijze waarop collega s in de schoolorganisatie samenwerken waarnemen en beschrijven. De student kan: mede op eigen initiatief school- of teamtaken uitvoeren; samenwerken met medestudenten en docenten bij het voorbereiden en uitvoeren van taken; actief bijdragen aan teamof ander overleg; zijn visie verwoorden op schoolorganisatie en samenwerking daarbinnen. De afgestudeerde kan: samen met collega's, ook van andere vak- of leergebieden, verantwoordelijkheid nemen voor het voorbereiden, uitvoeren en vernieuwen van het onderwijs; oplossingsgericht bijdragen, mede op eigen initiatief, aan algemene taken in het team of de school en de onderwijskundige en pedagogische ontwikkeling van de school; samenwerken, ook in een divers samengesteld team, met oog voor resultaat, veilig werkklimaat en goede communicatie; zijn visie en werkwijze t.a.v. samenwerken en schoolorganisatie verwoorden en onderbouwen. gedragsindicatoren, enkele voorbeelden: niveau 1: de student observeert medestudenten en docenten, reflecteert daarop en bespreekt wat is waargenomen geeft feedback aan en ontvangt feedback van collega s op de school geeft feedback aan en ontvangt feedback van medestudenten assisteert bij de uitvoering van projecten op school neemt deel aan projecten op de opleiding en experimenteert met rollen en taken niveau 2: de student brengt ervaringen in tijdens intervisie en collegiale consultatie ontwikkelt voornemens naar aanleiding van ervaringen van zichzelf en van anderen deelt lesmateriaal met collega s draagt bij aan constructief teamoverleg draagt bij aan ontwikkeling van lesmateriaal neemt deel aan de organisatie van projecten neemt initiatieven draagt bij aan de uitvoering van de onderwijsinnovatie op de school niveau 3: de docent.. vraagt hulp en biedt hulp aan collega s stelt teambelang boven eigenbelang verantwoordt zijn opvattingen en werkwijze aangaande samenwerken met collega s binnen de schoolorganisatie neemt verantwoordelijkheid voor de taak (van anderen) levert een bijdrage aan de ontwikkeling en verbetering van zijn school, bijv. door middel van een praktijkonderzoek Handleiding Werkplekleren pag. 57

60 niveau 1: de student onderzoekt op de school activiteiten wat betreft onderwijsvernieuwing surveilleert kijkt toetsen na onderzoekt de schoolorganisatie en de wijze waarop collega s daarin samenwerken. niveau 2: de student stelt zich op de hoogte van landelijke innovaties neemt initiatieven om het onderwijs te verbeteren door het voorstellen van (vak)didactische vernieuwingen neemt deel aan team- en sectieoverleg en draagt bij aan taken daarin participeert in rapportvergaderingen stelt keuzes m.b.t. schoolorganisatie en samenwerking aan de orde. niveau 3: de docent.. zoekt samenwerking met collega s bij (voorbereiding en uitvoering van) werken in een leergebied werkt volgens de in de organisatie geldende afspraken, procedures en systemen, bijv. leerlingvolgsysteem benoemt de relatie tussen de schoolorganisatie en het gehanteerde onderwijsconcept 6. Samenwerken met de omgeving omschrijving van de competentie: De leraar vo/bve heeft de verantwoordelijkheid voor het contact met de ouders of verzorgers van de leerlingen en voor de afstemming van zijn zorg voor de leerlingen met die van anderen buiten de school. Bovendien is hij medeverantwoordelijk voor het goed functioneren van de samenwerking van zijn school met andere (buurt)instellingen, stage- en leerbedrijven. Van de leraar vo/bve wordt verwacht dat hij zijn verantwoordelijkheid het samenwerken met de omgeving van de school erkent en dat hij goed samenwerkt met mensen en instellingen die betrokken zijn bij de zorg voor de leerlingen en bij de school. De leraar die competent is op het gebied van samenwerken in de omgeving draagt bij aan goede relaties van de school met ouders, vervolgonderwijs, en met instellingen en bedrijven in de fysieke omgeving van de school. Bijvoorbeeld, zo n leraar: draagt bij aan het onderhouden van relaties met externe belanghebbenden, vooral met ouders gebruikt de omgeving als onderdeel van een krachtige leeromgeving. de doelen van de competentie samenwerken met de omgeving : hoofdfasebekwaam afstudeerbekwaam startbekwaam De student kan: de wijze waarop de school contacten onderhoudt met de buitenwereld waarnemen en beschrijven. De student kan: deelnemen aan contacten met de buitenwereld, bijv. ouders, zo mogelijk ook bedrijven of instellingen in de beroepscontext; mogelijkheden onderzoeken die de omgeving (in brede zin) van de school biedt voor het leren in zijn vak- of leergebied. De afgestudeerde kan: relaties leggen en onderhouden met externe belanghebbenden (ouders; bedrijven of instellingen in de beroepscontext) en daarbij effectief te communiceren; initiatieven nemen om de omgeving (in brede zin) van de school te benutten als onderdeel van een krachtige leeromgeving voor leerlingen; zich bewust tonen van de maatschappelijke rol van de school en van het verband tussen omgeving en onderwijsconcept; zijn opvattingen en werkwijzen m.b.t. externe relaties verantwoorden. pag. 58 Handleiding Werkplekleren

61 gedragsindicatoren, enkele voorbeelden: niveau 1: de student onderzoekt hoe de school werkt aan omgevingsonderwijs doet een voorstel voor een eenvoudig project met het eigen vak in de omgeving van de school onderzoekt op welke wijze de school contact onderhoudt met ouders onderzoekt op welke wijze de school rekening houdt met verschillen in ouderparticipatie in verschillende bevolkingsgroepen niveau 2: de student onderzoekt de omgeving van de school op toepassingen van het eigen vak/leergebied ontwikkelt en voert projecten uit met medewerking van instellingen/bedrijven waarin leerlingen het vak/leergebied kunnen toepassen houdt contact met personen/instellingen die fungeren als opdrachtgevers in het kader van het natuurlijk leren observeert bij en voert zo mogelijk gesprekken met ouders is bekend met de (sociaaleconomische, culturele) achtergronden van ouders en speelt daar zo nodig op in. niveau 3: de docent.. voert oudergesprekken, hanteert daarbij relevante gespreksvaardigheden en houdt rekening met verschillen in achtergrond raadpleegt reeds aanwezige informatie, registreert nieuwe informatie en stelt anderen in de gelegenheid hier gebruik van te maken verantwoordt professionele opvattingen aan ouders en andere belanghebbenden en past zonodig in gezamenlijk overleg zijn werk aan benoemt alternatieve wijzen van omgaan met de omgeving, in relatie tot verschillende onderwijsconcepten. 7. Werken aan de eigen beroepsidentiteit; competent in reflectie en ontwikkeling omschrijving van de competentie: De leraar vo/bve is verantwoordelijk voor zijn eigen professionele ontwikkeling. Van de leraar vo/bve wordt verwacht dat hij zijn verantwoordelijkheid voor zijn eigen professionele ontwikkeling erkent en dat hij zowel zijn opvattingen over het leraarschap als ook zijn eigen bekwaamheid onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt. De leraar die competent is in reflectie en ontwikkeling werkt voortdurend aan eigen professionalisering. Bijvoorbeeld, zo n leraar: weet goed wat hij/zij belangrijk vindt in het leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige visie hij/zij uitgaat heeft een goed beeld van eigen competenties en de eigen sterke en zwakke kanten werkt op en planmatige wijze aan de eigen ontwikkeling. Handleiding Werkplekleren pag. 59

62 de doelen van de competentie reflectie en ontwikkeling : hoofdfasebekwaam afstudeerbekwaam startbekwaam De student kan: reflecteren op de eigen sterke en zwakke kanten; feedback verzamelen van anderen op zijn functioneren; ten aanzien van de praktijksituatie een onderzoekende houding tonen; een aanzet tot een visie op het leraarschap in een diverse samenleving formuleren. De student kan: de eigen competenties en de sterke en zwakke kanten daarin benoemen; met behulp van reflectie en feedback systematisch werken aan het verbeteren van zijn functioneren; een uitgewerkte en persoonlijke visie op het leraarschap in een diverse samenleving verwoorden; de eigen praktijkervaringen vanuit theoretische kaders (vakdidactisch, intercultureel, ontwikkelingspsychologisch) duiden en analyseren een vraag of probleem in de eigen beroepspraktijk methodisch onderzoeken. De afgestudeerde kan: een goed beeld geven van de eigen competenties en de sterke en zwakke kanten daarin, en planmatig werken aan de eigen ontwikkeling; de eigen beroepspraktijk onderzoeken en daarvan verslag doen; zijn persoonlijke visie op leren, op leerlingen en op leraarschap verwoorden en verantwoorden, mede op basis van theoretische concepten, van actuele inzichten en van relevante maatschappelijke ontwikkelingen; zich ontwikkelen vanuit zijn visie; de samenhang verwoorden van die visie met met het beleid van de school en met relevante ontwikkelingen in de (multiculturele) samenleving, in zijn vakgebied en in de beroepscontext en/of het vervolgonderwijs. gedragsindicatoren, enkele voorbeelden: niveau 1: de student niveau 2: de student reflecteert op eigen sterke en zwakke kanten beschrijft leerdoelen voor de hoofdfase analyseert situaties vanuit docentperspectief en niet meer vanuit leerlingperspectief is zich bewust van deze perspectiefwisseling handelt vanuit de docentrol in een groep leerlingen onderhoudt contacten met eigen jaargroep en medestagiaires geeft en ontvangt feedback stelt onderzoeksvragen over de praktijk op school en beantwoordt deze in een eenvoudig onderzoek. reflecteert op eigen sterke en zwakke kanten op basis van ervaring en visie reflecteert op persoonlijke kwaliteiten is begaan met leerlingen, maar neemt geen verantwoordelijkheden van leerlingen over kent de grenzen van de eigen invloed verwijst leerlingen met problemen tijdig door zonder zelf de rol van hulpverlener op zich te nemen onderhoudt contacten met studenten van eigen opleiding en medestagiaires leest vakliteratuur bezoekt (regionale) bijeenkomsten over onderwijsproblematiek. neemt actief deel aan collegiale consultatie en intervisie onderzoekt de invloed van de eigen normen, waarden en (voor- )oordelen op het eigen beroepsmatig handelen. onderzoekt de eigen beroepspraktijk methodisch, op basis van een onderzoeksvraag en en een theoretisch kader, en doet daarvan verslag niveau 3: de docent.. werkt planmatig aan zijn ontwikkeling en maakt daarbij gebruik van de kaders die de school biedt (bijv. POP. Teamontwikkelingsplan, IBP) brengt onder woorden wat hij belangrijk vindt in het docentschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat. benut verschillende mogelijkheden om zichzelf te ontwikkelen, zoals het bijhouden van vakliteratuur, het volgen van trainingen en opleidingen, maar ook het deelnemen aan vernieuwingsprojecten en onderzoek en het oppakken van nieuwe taken. staat open voor andere visies en ideeën en probeert die daadwerkelijk uit. stemt zijn ontwikkeling af op het beleid van de school onderzoekt de eigen ontwikkeling vanuit eigen keuzes op het terrein van pedagogisch didactische aanpak en verantwoordt deze keuzes op conceptueel niveau; reflecteert kritisch op de eigen culturele bepaaldheid en de doorwerking in zijn handelen m.b.t. leerlingen en collega s pakt een eigen praktijkvraag of probleem aan met behulp van een praktijkonderzoek. pag. 60 Handleiding Werkplekleren

63 8.5 fasen van betrokkenheid Een manier om een beeld te krijgen in hoeverre iemand vordert in het ontwikkelen van competenties is het zogeheten betrokkenheidmodel. Dit model gaat ervan uit dat iedereen die geconfronteerd wordt met een nieuwe situatie die bepaalde handelingen vereist, een aantal fasen doorloopt om competent te kunnen handelen. In elke fase staat het betrokken zijn op (hoofdzakelijk) één aspect van de situatie centraal. We zullen dit model toelichten voor het leerproces van een toekomstige leraar. fase 1: ik-betrokkenheid. In dit stadium is de student bezig met zichzelf, hoe hij overkomt, met de eigen rol en hoe hij zichzelf zo handig mogelijk kan redden. Hij vraagt zich af: ben ik wel verstaanbaar, kan ik wel orde houden, maken de leerlingen geen grapjes over mijn uiterlijk of kleding, vinden ze me wel aardig, weet ik wel genoeg, wat verwacht de school van me, zien de docenten in de docentenkamer me wel zitten, enz. Kortom: overleven. Hierbij passen ook de principes van het eerste bekwaamheidsniveau: oriënteren, observeren, assisteren, nog weinig zelfstandig opereren. fase 2: taak-betrokkenheid. Pas wanneer er meer zelfvertrouwen is, kan de student meer systematische aandacht hebben voor zijn taken. Hij hoeft zich niet meer zo druk te maken over hoe hij overkomt, er is tijd om zich af te vragen hoe je structuur in je les moet brengen, welke werkvormen je het best kunt gebruiken, hoe je een les zo kunt beginnen dat je onmiddellijk alle leerlingen bij de les hebt, hoe je een toets moet maken enz. Dit alles echter nog zonder veel oog voor de leerlingen die het betreft, de zin van de lesstof voor die leerlingen enz. Nog steeds staat het 'ik' van de student centraal, maar dan gericht op het goed uitvoeren van zijn taak en de ontwikkeling van zijn kennis en vaardigheid. Hierbij passen: plannend, analyserend en zelfstandig actief zijn. fase 3: leerling-betrokkenheid. Wat is goed onderwijs voor deze leerlingen? In deze fase overstijgt de student de pure ambachtelijkheid en gaat nadenken over de zin van onderwijs met het oog op de specifieke leerlingengroep die hij voor zich heeft, de verschillen tussen leerlingen, etc. Het ik van de student staat niet meer centraal, hij richt zich meer op de leerlingen. Hij stelt zich vragen als: Krijgt iedereen wel genoeg aandacht van mij? Welke leerlingen hebben extra begeleiding nodig? Wat is er mis met die leerling? Leren ze wel wat ze moeten leren? enz. In de activiteiten zijn nu duidelijk het analyseren, systematisch plannen, reflecteren en zelfstandig handelen te herkennen, zoals dat past bij het niveau van de LiO-vaardigheid. fase 4: school-betrokkenheid. Wanneer de student voldoende vaardigheid en zekerheid heeft ontwikkeld op vakmatig, didactisch en pedagogisch gebied ontstaat er ruimte om aandacht te geven aan de bredere context van zijn lessen. Hoe wordt onderwijs vormgegeven in deze (school)organisatie en hoe functioneer ik daarin? Hoe ontwikkel ik mij tot professioneel medewerker? De school en de omgeving daarvan, het onderwijs als geheel komen in beeld. Hij kan een bijdrage gaan leveren aan het team, de schoolorganisatie en het ontwikkelen van nieuwe onderwijskundige visies, etc. Hierin komt het startbekwame beheersingsniveau van de competenties in beeld: de bijna-docent toont zich standpuntbepalend, professioneel alternatieven overwegend, zowel individueel als in overleg met anderen handelend. De verschillende fasen zijn niet strikt te scheiden, bovendien verschillen de wijze en het tempo van het doorlopen per individu. Ook zal bij een start in een andere setting (bijv. in een volgend jaar op een nieuwe school) eerst weer een zekere mate van ik-betrokkenheid te zien zijn. Reflectie en intervisie moeten studenten helpen in het doorlopen van deze fasen en stimuleren dat overgangen naar een volgend stadium worden gemaakt. Studenten die in de ik-fase (fase 1 en 2) blijven steken, ontwikkelen zich onvoldoende tot professioneel leerkracht. Uiteindelijk zal een meer ervaren docent actief bijdragen aan de ontwikkeling van de school ( onze school) en van de schoolvisie, en zijn eigen ontwikkeling en rol daaraan toetsen. Waarmee ideaal gesproken een cyclus ontstaat, zoals in de figuur is weergegeven. ik mijn les mijn leerlingen onze visie onze school mijn team mijn school Handleiding Werkplekleren pag. 61

64 pag. 62 Handleiding Werkplekleren

65 9 Achtergrondinformatie De informatie in dit hoofdstuk is vooral bedoeld voor werkbegeleiders en anderen in de school, om meer inzicht te bieden in de opzet van de lerarenopleiding van de HvA Onderwijs & Opvoeding. 9.1 De opleiding tot leraar in kort bestek Voor de volgende vakken biedt de HvA Onderwijs en Opvoeding tweedegraads lerarenopleidingen aan, in voltijd én deeltijd: Aardrijkskunde Biologie Economie Engels Frans Geschiedenis Gezondheidszorg en Welzijn Horeca & Voeding IDEE 1 (alleen vt) Maatschappijleer Mens & Technologie Natuurkunde/Scheikunde Nederlands Wiskunde Techniek in de onderbouw De vierjarige opleiding is verdeeld in een major en een minor. De major is de basisopleiding en omvat 210 studiepunten 2 van het totaal van 240. Binnen de major geeft de HvA het competentiegericht opleiden vorm in een model dat bestaat uit vier pijlers: de onderdelen vak, werkplekleren, algemene beroepsvoorbereiding en metawerk: 1. vak. Het spreekt vanzelf dat een docent in de klas vakinhoudelijk goed beslagen ten ijs moet komen. Wat een docent moet weten en kunnen, hangt sterk af van de situatie: lesgeven in gym 3, in vmbo basisberoepsgerichte leerweg of op mbo niveau 4 maakt een groot verschil. Een goede basiskennis van het schoolvak is voor alle schoolsituaties noodzakelijk, evenals de vaardigheid om zich snel nieuwe (vak)kennis eigen te maken. Bovendien is vakdidactische vaardigheid onmisbaar. Voor ieder vak is er landelijk een minimumpakket aan vakkennis vastgelegd, de kennisbasis vak. 2. werkplekleren (WPL). De beste plek om zich voor te bereiden op het docentschap is de school zelf. Vandaar dat in elk jaar veel ruimte is voor het werkplekleren. Daaronder wordt verstaan: werken en leren in de onderwijspraktijk, ondersteund vanuit de opleiding. De student verwerft vaardigheden op vakinhoudelijk, vakdidactisch, onderwijskundig en pedagogisch gebied en ervaart wat het werk van docent inhoudt. Het uitvoeren van werkplekleren door een student wordt een leerwerktraject genoemd. Een leerwerktraject onderscheidt zich van de traditionele stage doordat een brede competentieontwikkeling in de school aan bod komt en niet alleen maar het oefenen in lesgeven. 3. professionele ontwikkelijn (PO). In dit deel komen algemene onderwijskundige en pedagogische thema s aan de orde. Deze onderdelen zijn zo ingericht dat zij de mogelijkheid tot eigen profilering bieden, via bijvoorbeeld het uitvoeren van opdrachten gericht op een specifiek werkveld. De onderwijskundige en pedagische thema s worden geïntegreerd aangeboden met de ontwikkeling van het reflecteren. De student werkt namelijk aan zijn / haar groei tot leraar en vooral aan zijn vermogen tot reflecteren op dat leraarschap. Een leraar die competent is in reflectie denkt regelmatig na over zijn beroepsopvattingen en zijn professionele bekwaamheid en streeft ernaar in zijn beroepsuitoefening aan te sluiten bij actuele onderwijsontwikkelingen. Hij heeft een goed beeld van zijn eigen competenties, zijn sterke en zwakke kanten en werkt op een planmatige manier aan zijn verdere ontwikkeling. Centraal in dit ontwikkelingsproces staat het Persoonlijk OntwikkelingsPlan (POP). Onderdeel van de major is verder nog het LiO-praktijkonderzoek. Dit is een onderzoek dat wordt uitgevoerd in de onderwijspraktijk (al dan niet vakdidactisch gericht), en waarvoor de school opdrachtgever kan zijn. 1 IDEE = International Degree in English and Education 2 1 studiepunt komt overeen met 28 uur studiebelasting. Handleiding Werkplekleren pag. 63

66 De minor biedt de student de gelegenheid om ter verdieping, verbreding of verrijking van zijn beroepsprofiel een studieonderdeel te kiezen. De minor omvat 30 studiepunten, te behalen in studiejaar 4. Er zijn domeinspecifieke minoren (aangeboden binnen de tweedegraads lerarenopleidingen en gericht op het domein van het onderwijs), vrije minoren (te kiezen binnen de gehele HvA of zelfs daarbuiten) en doorstroomminoren (gericht doorstromen naar een masterstudie). fasering en bekwaamheidsproeven De tweedegraads deeltijdopleiding bestaat uit drie fasen. Deze worden ieder afgesloten met een bekwaamheidsproef waarin wordt vastgesteld of de student voldoende competent is om naar een volgende fase te gaan, dan wel of hij startbekwaam is. In de bekwaamheidsproeven worden competenties beoordeeld. De onderliggende kennis (zoals omschreven in de kennisbasis van het vak en de generieke kennisbasis) wordt op een andere wijze getoetst. De propedeuse vormt de eerste fase, duurt één jaar en is oriënterend en selecterend van aard. Aan de student wordt een Bindend Afwijzend Studieadvies (BAS) toegekend als hij aan het einde van jaar 1 minder dan 40 studiepunten (waarbinnen werkplekleren en metawerk verplicht zijn) heeft behaald óf aan het eind van jaar 2 de propedeuse nog niet heeft afgerond. De eerste bekwaamheidsproef (hoofdfasebekwaam), in de vorm van een portfolio-assessment, sluit deze fase af. De hoofdfase omvat de jaren 2 en 3 van de opleiding. In deze fase wordt de basis voor een competent leraarschap gelegd, zowel op vakgebied als pedagogisch-didactisch, zodat de student in staat is in het laatste jaar min of meer zelfstandig te opereren in het werkplekleren op een school. De tweede bekwaamheidsproef (afstudeerbekwaam) vindt plaats aan het eind van deze fase. Dit is een assessment op basis van het portfolio en video-opnames van het werken in een klas. De afstudeerfase: in het laatste jaar laat de student, dan Leraar in Opleiding (LiO) genaamd, zien dat hij in staat is zelfstandig, met begeleiding op afstand, in een schoolorganisatie te functioneren. Daarnaast voltooit de student zijn profilering door middel van de minor en het afstudeerproduct. De derde en laatste bekwaamheidsproef (startbekwaam) vindt plaats als afsluiting van de opleiding. Dit is een assessment op grond van de beoordelingen van het LiO-traject, van het portfolio en van het afstudeerproduct. profilering van de opleiding Op basis van landelijke afspraken tussen de lerarenopleidingen werkt de tweedegraads lerarenopleiding van de HvA sinds met een geprofileerde uitstroom. Studenten kiezen in de loop van hun tweede jaar tussen: uitstroomprofiel havo/vwo. In dit profiel worden studenten voorbereid op het lesgeven binnen het havo/vwo (onderbouw) en ook vmbo-t (mavo). Het profiel biedt extra verdieping in een schoolvak en de rol van dat vak in vakoverstijgende projecten. uitstroomprofiel beroepsonderwijs. In dit profiel worden studenten voorbereid op het lesgeven in het beroepsonderwijs, vmbo en mbo. Binnen dit profiel hebben studenten de mogelijkheid zich nader te specialiseren voor het vmbo dan wel het mbo. De kennisbasis voor het schoolvak en de generieke kennisbasis zijn vrijwel afgerond in jaar 1 en 2. In jaar 3 en 4 komen de inhoudelijke verschillen per profiel tot uiting, en wel in de volgende in de volgende onderdelen: het gedeelte vak in jaar 3, waarin aandacht wordt besteed aan de rol en positie van het vak, het leergebied waarin het vak is opgenomen, en de didactiek van het vak/leergebied werkplekleren in jaar 3 en 4, wat plaatsvindt op schooltypen passend binnen het profiel. het afstudeeronderzoek zal in het profiel passen. Er worden specifieke profielminoren aangeboden, maar het staat de student vrij om ook een andere minor te kiezen, bijvoorbeeld een vrije minor. Deze profielen passen binnen het landelijke beleid dat door de tweedegraads lerarenopleidingen in Nederland is afgesproken. De achtergrond van het invoeren van profielen is het gegeven dat het veld steeds specifiekere eisen stelt aan nieuwe docenten, afhankelijk van het onderwijstype. Binnen een uniforme vierjarige tweedegraads opleiding was moeilijk te voldoen aan deze uiteenlopende eisen. Voor iedere afgestudeerde blijft ongeacht het gekozen profiel nog steeds de brede bevoegdheid voor het gehele tweedegraads gebied gelden. pag. 64 Handleiding Werkplekleren

67 BIJLAGEN bijlage 1: voorbeeld formulier beginsituatie Haal dit formulier als Word-bestand van het HvA-intranet om het digitaal in te vullen. TIP: sla het op onder een naam die begint met de datum in de volgorde jj-mm-dd en vervolgens het soort formulier en je eigen naam. Voorbeeld: beginsituatie mijnnaam.doc Zo kan je je eigen documenten altijd op datum sorteren én is voor begeleiders aan wie je dit mailt meteen duidelijk wat en van wie het is, en van wanneer. SVP wel eerst even deze uitleg wissen! Toelichting formulier beginsituatie: Beschrijf je beginsituatie bij elk van de competenties, en geef aan hoe je jezelf daarbij inschat op de schaal sterk/goed/matig/zwak, of eventueel: weet niet. Het uitgangspunt voor eerstejaars studenten is de ervaring in het werken met (jonge) mensen buiten het onderwijs; denk aan sport, vereniging, hobby s, baan of eerdere opleiding enz. Probeer daar opgedane ervaringen te vertalen naar een onderwijssituatie. Hogerejaars studenten verwijzen naar de competentieontwikkeling die heeft plaatsgevonden in het werkplekleren van het voorafgaande jaar. naam student. naam school. opleiding. opl.jaar.. datum. 1. Interpersoonlijk competent beschrijving: Op dit gebied vind ik mijzelf: zwak / matig / goed / sterk / weet niet (omcirkelen) 2. Pedagogisch competent beschrijving: 3. Vakinhoudelijk en didactisch competent Op dit gebied vind ik mijzelf: zwak / matig / goed / sterk / weet niet (omcirkelen beschrijving: Op dit gebied vind ik mijzelf: zwak / matig / goed / sterk / weet niet (omcirkelen) 4. Organisatorisch competent beschrijving: 5. Competent in samenwerken in een team Op dit gebied vind ik mijzelf: zwak / matig / goed / sterk / weet niet (omcirkelen) beschrijving: Op dit gebied vind ik mijzelf: zwak / matig / goed / sterk / weet niet (omcirkelen) 6. Competent in samenwerken met de omgeving van de school 7. Competent in reflectie en ontwikkeling beschrijving: Op dit gebied vind ik mijzelf: zwak / matig / goed / sterk / weet niet (omcirkelen) beschrijving: Op dit gebied vind ik mijzelf: zwak / matig / goed / sterk / weet niet (omcirkelen) Handleiding Werkplekleren pag. 65

68 bijlage 2: voorbeeld formulier Persoonlijk ActiviteitenPlan (PAP) Onderwijs & Opvoeding Haal dit formulier als Word-bestand van het HvA-intranet om het digitaal in te vullen. TIP: sla het op onder een naam die begint met de datum in de volgorde jj-mm-dd en vervolgens het soort formulier en je eigen naam. Voorbeeld: PAP mijnnaam.doc Zo kan je je eigen documenten altijd op datum sorteren én is voor begeleiders aan wie je dit mailt meteen duidelijk wat en van wie het is, en van wanneer. SVP wel eerst even deze uitleg wissen! Toelichting formulier PAP: Het PAP volgens de gemaakte afspraken inleveren bij of opsturen naar de werkbegeleider op de school en de HvA-begeleider. naam student. naam school. opleiding. opl.jaar.. datum waarvoor dit PAP geldt. Leerwerkactiviteiten voor de komende week: Met welke leerdoelen of leervragen wil ik komende week op de school aan de slag? Hulpvragen hierbij: Wat wil ik doen Wat vind ik belangrijk? Wat wil ik kunnen? Wat ga ik doen? Wat wil ik weten? Bij welke competentie(s) passen deze leerdoelen? Welke leerwerkactiviteiten ga ik uitvoeren? Hoe en wanneer precies? Hoe ga ik deze activiteiten voorbereiden? Wie of wat heb ik daarbij nodig? Wat voor portfoliomateriaal (producten, feedback, bewijzen) kan ik daarbij verzamelen? Reflectie op de leerwerkactiviteiten van de vorige week: Wat heb ik de afgelopen week als het meest leerzaam ervaren? Beschrijf je ervaring zo objectief en conreet mogelijk Kan ik een relatie leggen met theorie (vanuit vak, vanuit Opgroeien, vanuit VWPL-1)? Kan ik een relatie leggen met de competenties? Welke nieuwe vragen roept deze ervaring op? Wat vind ik belangrijk? Wat zou ik meer willen weten? pag. 66 Handleiding Werkplekleren

69 bijlage 3: het functioneringsgesprek voor duale studenten Deze bijlage is alleen voor 1 e, 2 e of 3 e jaars voltijdstudenten die het duale traject volgen. Doel Bij duale studenten heeft de in alle leerwerktrajecten gebruikelijke tussenevaluatie de vorm van een functioneringsgesprek, dat wordt gehouden tussen een medewerker van de school en de werknemerstudent. Het resultaat van het gesprek zal schriftelijk worden vastgelegd. De werknemer-student bespreekt dit resultaat met zijn opleidingsbegeleider. Indien de uitkomst van het functioneringsgesprek positief is, zal de aanstelling van de werknemerstudent worden verlengd tot het einde van het studiejaar. Indien wenselijk zullen de taken opnieuw worden geformuleerd, dit in overleg met opleidingsbegeleider. Indien de uitkomst negatief is, bestaat de mogelijkheid om het dienstverband te beëindigen. Dit gebeurt indien er geen reëel vooruitzicht bestaat op verbetering van de situatie en na overleg met de opleidingsbegeleider. Procedure De werknemer-student zorgt tijdig voor een afspraak, zodanig dat het functioneringsgesprek uiterlijk halverwege het leerwerktraject plaatsvindt. De werknemer-student informeert de school over doel en inhoud door middel van deze bijlage. De werknemer-student en de school maken vooraf aan elkaar hun gesprekspunten kenbaar. De werknemer-student maakt een schriftelijk verslag van het gesprek dat ter goedkeuring aan de school wordt voorgelegd. Na goedkeuring wordt het verslag door beide partijen ondertekend. De werknemer-student bespreekt het verslag met zijn opleidingsbegeleider. Inhoud 1. Als gesprekspunten vanuit de opleiding dienen aan de orde te komen: de verschillende soorten en de diversiteit van de werkzaamheden en de mate waarin deze passend zijn bij de opleidingsdoelen; de uitvoering van de werkzaamheden: kwaliteit van de uitvoering, de zwaarte en de tijdbelasting van de uitvoering, het resultaat; het welbevinden van de werknemer-student in de werkomgeving: de omgang met de collega s op de school, de omgang met leerlingen; de begeleiding van de werknemer-student vanuit de school en vanuit de opleiding; wensen en voornemens ten aanzien van het vervolg van het traject. 2. De werknemer-student maakt indien gewenst tijdig eigen gesprekspunten kenbaar aan de school. 3. De school maakt indien gewenst tijdig eigen gesprekspunten kenbaar aan de werknemer-student. Verantwoordelijkheden De school is verantwoordelijk voor: deelname aan het gesprek door een functionaris van de school en inbreng van gesprekspunten; controle en ondertekening van het verslag door de functionaris van de school; indien van toepassing: overleg over het bijstellen van de taken van de werknemer-student; Indien van toepassing: overleg over de beëindiging van het dienstverband De werknemer-student is verantwoordelijk voor: het initiatief tot het houden van een functioneringsgesprek en het inbrengen van gesprekspunten; het maken van een schriftelijk verslag en zorgen voor controle en ondertekening daarvan; indien van toepassing: overleg over het bijstellen van de taken van de werknemer-student; Indien van toepassing: overleg over de beëindiging van het dienstverband De opleidingsbegeleider van de werknemer-student is verantwoordelijk voor: bespreking van het ondertekende verslag met de werknemer-student; indien van toepassing: overleg over het bijstellen van de taken van de werknemer-student; Indien van toepassing: overleg over de beëindiging van het dienstverband Handleiding Werkplekleren pag. 67

70 bijlage 4: Overeenkomst Werkplekleren Onderstaande tekst is de overeenkomst tussen student, school en opleiding voor alle leerwerktrajecten van de tweedegraads lerarenopleiding van de Hogeschool van Amsterdam Onderwijs & Opvoeding. Zodra de student, de school en het stagebureau van de opleiding het leerwerktraject hebben bevestigd in het registratiesysteem Parsys, wordt deze overeenkomst geacht van kracht te zijn. OVEREENKOMST WERKPLEKLEREN betreffende leerwerktrajecten in het kader van de tweedegraads lerarenopleiding van de Hogeschool van Amsterdam Partijen, 1. de gezamenlijke tweedegraads lerarenopleidingen binnen het Domein Onderwijs en Opvoeding van de Hogeschool van Amsterdam, hierna te noemen de opleiding; 2. de student, ingeschreven bij de onder 1 bedoelde opleiding, hierna te noemen de student; 3. de school voor voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs waar de student in het kader van zijn opleiding een leerwerktraject (stage) loopt, hierna te noemen de school, verklaren als volgt te zijn overeengekomen. Artikel 1 doel van deze overeenkomst Deze Overeenkomst Werkplekleren heeft tot doel afspraken tussen partijen vast te leggen met betrekking tot een leerwerktraject, als onderdeel van de opleiding van de student, op de school. Deze afspraken beogen het realiseren van optimale voorwaarden voor het leerproces van de student en het vastleggen van verantwoordelijkheden van partijen. Artikel 2 aard en inhoud van het leerwerktraject 1. Het leerwerktraject waarop deze overeenkomst betrekking heeft is een integraal onderdeel van de opleiding van de student tot tweedegraads leraar en heeft tot doel de student in de gelegenheid te stellen competenties te verwerven in de onderwijspraktijk. 2. De in lid 1 bedoelde competenties zijn de zeven algemene competenties voor het beroep van leraar en de uitwerking daarvan in leerdoelen voor ieder leerjaar van de opleiding, zoals vastgelegd in de Handleiding Werkplekleren van de opleiding voor het lopende collegejaar. 3. De student, de begeleider vanuit de opleiding en de begeleider op de school stellen in overleg de door de student uit te voeren werkzaamheden en leeractiviteiten vast. Daarbij zijn de bovengenoemde competenties en algemene leerdoelen uitgangspunt en wordt maximaal rekening gehouden met wensen en mogelijkheden van de school, verplichtingen vanuit de opleiding en de eigen voorkeuren en leerdoelen van de student. Vanaf het tweede jaar van de opleiding legt de student zijn eigen leerdoelen vast in een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP). Dit POP legt hij binnen drie weken na de start van het leerwerktraject ter goedkeuring voor aan de begeleiders van de opleiding en van de school. Artikel 3 begeleiding en beoordeling 1. Vanuit de opleiding wordt de student in het leerwerktraject begeleid door een docent/begeleider. Op de school wordt de student begeleid door een docent, de werkbegeleider. De begeleiding van de student door de werkbegeleider bestaat uit specifieke (o.a. vak- en vakdidactische) begeleiding als studerende. De werkbegeleider, de begeleider vanuit de opleiding en de student maken in overleg nadere afspraken over de begeleiding en leggen deze afspraken schriftelijk vast. 2. De beoordeling van het leerwerktraject komt tot stand op basis van input van de werkbegeleider en eventueel anderen binnen de school, van de student zelf en van de begeleider van de opleiding. Voor de beoordeling worden de procedures en instrumenten gebruikt zoals beschreven in de Handleiding Werkplekleren van de opleiding voor het lopende collegejaar, of eventueel daarvan afwijkende, specifiek tussen de school en de opleiding afgesproken en vastgelegde, procedures en instrumenten. De opleiding is wettelijk eindverantwoordelijk voor de beoordeling. pag. 68 Handleiding Werkplekleren

71 Artikel 4 registratie en organisatie 1. Voor de plaatsing van de student in een leerwerktraject op een school en de registratie daarvan gelden de procedures van de opleiding 1. Partijen geven via het registratiesysteem van de opleiding ieder een definitieve bevestiging van het leerwerktraject, waarmee zij zich akkoord verklaren met deze Overeenkomst Werkplekleren. De opleiding geeft met deze bevestiging tevens aan dat de student gerechtigd is het betreffende leerwerktraject te lopen. 2. Wat betreft start- en einddatum van het leerwerktraject en de voor de inzet van de student beschikbare weekdagen gelden voor voltijdstudenten de standaardregelingen zoals gepubliceerd in de Informatiebrochure Werkplekleren van de opleiding. De school, de opleiding en de student kunnen hiervan afwijkende afspraken maken, mits deze minstens even veel ruimte voor het leerproces bieden als de standaardregelingen. Met deeltijdstudenten worden maatwerkafspraken gemaakt, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden. 3. De student houdt zich aan de regiovakanties van de school. Het leerwerktraject op de school wordt niet onderbroken door de tentamen- of verwerkingsweken op de opleiding, echter wel door eventuele verplichte excursies van de opleiding. Tentamens in het eigen opleidingsjaar van de student worden niet geroosterd op voor het werkplekleren vrijgehouden weekdagen. Voor tentamens buiten het eigen opleidingsjaar die eventueel op een afgesproken stagedag vallen, zoeken student en school in overleg een oplossing. Artikel 5 combinatie leerwerktraject en aanstelling op de school Een leerwerktraject op een school kan gecombineerd zijn met een aanstelling als docent of onderwijsassistent op die school. In die situatie gelden onderstaande bepalingen. 1. Deze overeenkomst regelt alleen zaken die betrekking hebben op het leerproces van de student in het leerwerktraject op de school en de afstemming daarvan op betaalde werkzaamheden op de school. Voor de betaalde werkzaamheden als zodanig sluiten de student/werknemer en de school los van deze overeenkomst een arbeidsovereenkomst. 2. Partijen maken, teneinde voldoende ruimte voor het leerproces van de student te garanderen, afspraken over de inzetbaarheid van de student betreffende de taakomvang: voor voltijdstudenten geldt bij aanstelling als (onbevoegd) docent een maximaal aantal te geven lessen, te weten voor derdejaars max. 8 klokuren/week en voor vierdejaars max. 12 klokuren/week, bij een duale aanstellingen als onderwijsassistent max. 1 dag/week; met deeltijdstudenten worden afspraken op basis van de persoonlijke omstandigheden gemaakt. 3. De door de student/werknemer uit te voeren werkzaamheden omvatten: betaalde werkzaamheden zoals vastgelegd in de in lid 1 bedoelde arbeidsovereenkomst, tevens zo veel mogelijk passend binnen de opleidingskaders van de lerarenopleiding, daarnaast leeractiviteiten die het verwerven van competenties in de volle breedte beogen en die gebaseerd zijn op het Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) van de student. 4. De begeleiding van de student/werknemer door de school bestaat niet alleen uit de begeleiding als (nieuwe) docent in de school, maar ook uit specifieke (o.a. vak- en vakdidactische) begeleiding als studerende. Artikel 6 gedragsregels Elke school heeft eigen regels en kent een eigen cultuur, welke kunnen afwijken van die van de opleiding of van de verwachtingen en de belevingswereld van de student. De opleiding vindt het van belang dat een student op een goede manier met zulke verschillen leert om te gaan, ter voorbereiding op de toekomstige beroepsuitoefening. Daarbij is uitgangspunt het basisbeginsel van de Hogeschool van Amsterdam, dat als volgt is omschreven: De HvA zal haar doelstelling realiseren op een wijze die getuigt van respect voor de uiteenlopende godsdienstige, culturele, levensbeschouwelijke en maatschappelijke overtuigingen en stromingen, voor zover deze in overeenstemming zijn met de Grondwet. De opleiding verwacht dan ook dat studenten niet alleen op het instituut, maar ook tijdens het leerwerktraject handelen én worden behandeld met inachtneming van dit uitgangspunt. 1 Deze worden jaarlijks gepubliceerd in de Informatiebrochure Werkplekleren van de opleiding en in informatiebrieven aan de studenten. Handleiding Werkplekleren pag. 69

72 Artikel 7 geheimhouding De student bewaart zowel tijdens als na het dienstverband geheimhouding betreffende alle informatie die als vertrouwelijk is aangemerkt.voor zover informatie vertrouwelijk is, doch essentieel is voor de beoordeling van de student, wordt door de school inzage verschaft in deze informatie onder conditie van geheimhouding. Voor het overige staat het de opleiding vrij om de door de student opgedane praktijkervaringen en overige informatie die door de school aan de opleiding is verstrekt, te gebruiken in het onderwijs. Artikel 8 aansprakelijkheid Het leerwerktraject vindt plaats onder behoud van de eigen en wettelijke verantwoordelijkheden van partijen. De student zal de in het belang van orde en veiligheid gegeven gedragsregels en voorschriften zoals deze voor het personeel van de school gelden, in acht nemen en overigens elke onveilige handeling vermijden. De school stelt de student op de hoogte van deze regelingen. Als een student tijdens het leerwerktraject schade veroorzaakt aan derden behoort de aansprakelijkheidsverzekering van de school deze schade te dekken. Voor schade bij de school zelf, die veroorzaakt is door de student, is er geen aansprakelijkheid. Als een student schade oploopt tijdens het leerwerktraject kan de student de school aansprakelijk stellen. Artikel 9 duur en beëindiging van de overeenkomst 1 Deze overeenkomst vangt aan op het moment dat partijen in het registratiesysteem van de opleiding akkoord gaan met het onderhavige leerwerktraject en eindigt van rechtswege aan het einde van een schooljaar. 2 In afwijking van het vorige lid eindigt deze overeenkomst tussentijds, zonder dat opzegging vereist is, indien: de student zijn inschrijving als student van de opleiding aan de lerarenopleiding beëindigt en de inschrijving niet onmiddellijk verlengt; de lerarenopleiding van mening is dat het onderwijsprogramma van de student zodanig vertraging oploopt dat een substantiële studieachterstand dreigt te ontstaan; zowel de student als de opleiding van oordeel zijn dat de door de school aan de student opgedragen werkzaamheden zich op geen enkele wijze verhouden tot de vooraf overeengekomen leerdoelen, en de school na sommering daartoe, niet bereid is gebleken hieraan alsnog te voldoen; zowel de school als de opleiding van oordeel zijn dat de student de opgedragen werkzaamheden niet naar behoren vervult en de student na sommering daartoe niet bereid is gebleken hieraan alsnog te voldoen. 3 Indien de overeenkomst tussentijds wordt beëindigd, dient de student wanneer deze blijft ingeschreven aan de opleiding - alsnog aan de eisen te voldoen die bij het leerwerktraject behoren, zoals deze zijn vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregeling (OER). In overleg met de mentor van de opleiding wordt bepaald of, en zo ja voor welke onderdelen van het leerwerktraject de student vrijstelling verkrijgt. Artikel 10 slotbepalingen 1 In alle omstandigheden geldt dat de onderwijs- en examenregeling van de tweedegraads lerarenopleidingen binnen het Domein Onderwijs en Opvoeding van de Hogeschool van Amsterdam van toepassing is, daarin begrepen de beroepsmogelijkheden van de student in geval van een geschil inzake de beoordeling van het werkplekleren. 2 In gevallen waarin deze overeenkomst niet voorziet zijn partijen gehouden om in goed onderling overleg naar een oplossing te zoeken. pag. 70 Handleiding Werkplekleren

Educatieve Hogeschool van Amsterdam, lerarenopleiding vo/bve Beoordelingsformulier voor het werkplekleren (definitieve versie, november 2007)

Educatieve Hogeschool van Amsterdam, lerarenopleiding vo/bve Beoordelingsformulier voor het werkplekleren (definitieve versie, november 2007) Educatieve Hogeschool van Amsterdam, lerarenopleiding vo/bve sformulier voor het werkplekleren (definitieve versie, november 2007) Toelichting bij het beoordelen in het Werkplekleren. De tweedegraads lerarenopleiding

Nadere informatie

Educatieve Hogeschool van Amsterdam, lerarenopleiding vo/bve Beoordelingsformulier voor het werkplekleren (definitieve versie, november 2007)

Educatieve Hogeschool van Amsterdam, lerarenopleiding vo/bve Beoordelingsformulier voor het werkplekleren (definitieve versie, november 2007) Educatieve Hogeschool van Amsterdam, lerarenopleiding vo/bve sformulier voor het werkplekleren (definitieve versie, november 2007) Toelichting bij het beoordelen in het Werkplekleren. De tweedegraads lerarenopleiding

Nadere informatie

Beoordeling werkplekleren jaar 2 DEELTIJD

Beoordeling werkplekleren jaar 2 DEELTIJD Beoordeling werkplekleren jaar 2 DEELTIJD eindbeoordeling WPL-2 Hogeschool van Amsterdam Onderwijs en Opvoeding tweedegraads lerarenopleidingen datum: 2 april 2015 naam student: Peter Lakeman studentnr.

Nadere informatie

Zelfevaluatie. Inleiding:

Zelfevaluatie. Inleiding: Sabine Waal Zelfevaluatie Inleiding: In dit document heb ik uit geschreven wat mijn huidige niveau is en waar ik mij al zoal in ontwikkeld heb ten opzichte van de zeven competenties. Elke competentie heb

Nadere informatie

COMPETENTIE 1: INTERPERSOONLIJK COMPETENT

COMPETENTIE 1: INTERPERSOONLIJK COMPETENT DE SBL competenties COMPETENTIE 1: INTERPERSOONLIJK COMPETENT De leraar primair onderwijs moet ervoor zorgen dat er in zijn groep een prettig leef- en werkklimaat heerst. Dat is de verantwoordelijkheid

Nadere informatie

Hogeschool van Amsterdam Onderwijs en Opvoeding, tweedegraads lerarenopleidingen Beoordelingsformulier voor het werkplekleren (versie september 2011)

Hogeschool van Amsterdam Onderwijs en Opvoeding, tweedegraads lerarenopleidingen Beoordelingsformulier voor het werkplekleren (versie september 2011) Hogeschool van Amsterdam Onderwijs en Opvoeding, tweedegraads lerarenopleidingen sformulier voor het werkplekleren (versie september 2011) Toelichting bij het beoordelen van het Werkplekleren. De tweedegraads

Nadere informatie

Eindbeoordeling van het assessment Startbekwaam (op grond van portfolio, presentatie en criterium gericht interview)

Eindbeoordeling van het assessment Startbekwaam (op grond van portfolio, presentatie en criterium gericht interview) Eindbeoordeling van het assessment Startbekwaam (op grond van portfolio, presentatie en criterium gericht interview) Student: Opleidingsassessor: Studentnummer:. Veldassessor:. Datum: Een startbekwaam

Nadere informatie

SWOT-ANALYSE. 1 Interpersoonlijk competent. 1.1 Eisen. 1.2 Mijn ontwikkelpunten. 1.3 Mijn leerdoelen

SWOT-ANALYSE. 1 Interpersoonlijk competent. 1.1 Eisen. 1.2 Mijn ontwikkelpunten. 1.3 Mijn leerdoelen SWOT-ANALYSE Met een SWOT-analyse breng ik mijn sterke en zwakke punten in kaart. Deze punten heb ik vervolgens in verband gebracht met de competenties van en leraar en heb ik beschreven wat dit betekent

Nadere informatie

Aantekenformulier van het assessment PDG

Aantekenformulier van het assessment PDG Aantekenformulier van het assessment PDG Kandidaat: Assessor: Datum: Een startbekwaam docent voldoet aan de bekwaamheidseisen voor leraren in het tweedegraadsgebied (zie competentie 1 t/m 7 op de volgende

Nadere informatie

De ROWF organiseert al vanaf het begin van de opleidingsschool onderdelen vanuit het generieke programma van de HvA Les op Locatie.

De ROWF organiseert al vanaf het begin van de opleidingsschool onderdelen vanuit het generieke programma van de HvA Les op Locatie. ROWF Les op locatie in de beroepsopdracht van de HvA. De ROWF organiseert al vanaf het begin van de opleidingsschool onderdelen vanuit het generieke programma van de HvA Les op Locatie. Het doel is de

Nadere informatie

Workshop zelfbeoordelingslijst PARTNERS IN PASSEND ONDERWIJS

Workshop zelfbeoordelingslijst PARTNERS IN PASSEND ONDERWIJS Workshop zelfbeoordelingslijst Competentieprofiel Voor leerkrachten die werken met het protocol leesproblemen en dyslexie. 1. Interpersoonlijk competent 2. Pedagogisch competent 3. Vakinhoudelijk en didactisch

Nadere informatie

Bijlage 5: Formulier tussenevaluatie

Bijlage 5: Formulier tussenevaluatie Bijlage 5: Formulier tussenevaluatie Formulier tussenevaluatie Naam student: Studentnummer: Naam school / onderwijsinstelling: Naam werkplekbegeleider: Naam instituutsopleider: Datum: Beoordeling Niet

Nadere informatie

Handleiding Werkplekleren

Handleiding Werkplekleren Handleiding Werkplekleren 2018-2019 Kopopleiding Tweedegraads lerarenopleiding Hogeschool van Amsterdam Onderwijs & Opvoeding Inhoud 1. Introductie... 3 1.1 Doelen van het werkplekleren: de vier bekwaamheden...

Nadere informatie

competentieprofiel groepsleerkracht/ docent algemeen vormend onderwijs Het Driespan

competentieprofiel groepsleerkracht/ docent algemeen vormend onderwijs Het Driespan Samenwerken Omgevingsgericht/samenwerken Reflectie en zelfontwikkeling competentieprofiel groepsleerkracht/ docent algemeen vormend onderwijs Het Driespan Competentieprofiel stichting Het Driespan, (V)SO

Nadere informatie

Competentiemeter docent beroepsonderwijs

Competentiemeter docent beroepsonderwijs Competentiemeter docent beroepsonderwijs De beschrijving van de competenties in deze competentiemeter is gebaseerd op: - de bekwaamheidseisen uit de Algemene Maatregel van Bestuur als uitwerking van de

Nadere informatie

Informatie werkplekleren

Informatie werkplekleren Informatie werkplekleren Pabo Venlo 2014-2015 Inhoudsopgave Inleiding Blz. 3 Stagedagen Blz. 4 Stageweken Blz. 4 Jaaroverzicht 2014-2015 Blz. 5 Opleidingsprogramma Blz. 6 Propedeusefase Hoofdfase Afstudeerfase

Nadere informatie

Competentievenster 2015

Competentievenster 2015 Windesheim zet kennis in werking Competentievenster 2015 TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING WINDESHEIM Inleiding 3 Het competentievenster van de tweedegraads lerarenopleidingen van Hogeschool Windesheim vormt

Nadere informatie

LIO-vacatures Pabo HvA en UPvA schooljaar

LIO-vacatures Pabo HvA en UPvA schooljaar LIO-vacatures Pabo HvA en UPvA schooljaar 2019-2020 Voltijdstudenten van de Pabo HvA en UPvA lopen hun LIO-stage in het vierde studiejaar, deeltijdstudenten van Pabo HvA in het derde jaar. Deze stage vindt

Nadere informatie

Informatie voor aanbieders van werkplekken voor bachelor- en Associate degreestudenten

Informatie voor aanbieders van werkplekken voor bachelor- en Associate degreestudenten Werkplekleren Informatie voor aanbieders van werkplekken voor bachelor- en Associate degreestudenten Doel van deze brochure U bent benaderd door een student van Aeres Hogeschool Wageningen met de vraag

Nadere informatie

Competenties en bekwaamheden van een Daltonleerkracht

Competenties en bekwaamheden van een Daltonleerkracht Naam: School: Daltoncursus voor leerkrachten Competenties en bekwaamheden van een Daltonleerkracht Inleiding: De verantwoordelijkheden van de leerkracht zijn samen te vatten door vier beroepsrollen te

Nadere informatie

Informatiebulletin voor studenten Bijlage 3

Informatiebulletin voor studenten Bijlage 3 Informatiebulletin voor studenten Bijlage 3 Kenniscentrum Talentontwikkeling Informatiebulletin voor studenten Inhoud 1. Inleiding: OS Boss po 2 2. Opleiding, begeleiding en beoordeling 2 3. Rollen en

Nadere informatie

BEKWAAMHEIDSEISEN leraren VO met niveau-indicatoren jaar 3

BEKWAAMHEIDSEISEN leraren VO met niveau-indicatoren jaar 3 BEKWAAMHEIDSEISEN leraren VO met niveau-indicatoren jaar 3 1. INTERPERSOONLIJK COMPETENT De leraar die interpersoonlijk competent is, geeft op een goede manier leiding aan leerlingen (individueel en in

Nadere informatie

Protocol Werkplekleren Student ESoE. Minor Educatie & Communicatie Variant II

Protocol Werkplekleren Student ESoE. Minor Educatie & Communicatie Variant II Protocol Werkplekleren Student ESoE Minor Educatie & Communicatie Variant II Versie juli 2011 1 Protocol Werkplekleren Minor Educatie & Communicatie Variant I Inleiding Om het werkplekleren zo soepel mogelijk

Nadere informatie

Beoordelingsinstrument voor het beoordelen van het portfolio en werkplekleren (rubrics)

Beoordelingsinstrument voor het beoordelen van het portfolio en werkplekleren (rubrics) Beoordelingsinstrument voor het beoordelen van het portfolio en werkplekleren (rubrics) Beschrijving van het beoordelingsinstrument Niveaus Er worden in dit beoordelingsinstrument vier niveaus onderscheiden

Nadere informatie

Bijlage 3 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

Bijlage 3 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG Bijlage 3 SFORMULIER EINDPRODUCT PDG Naam deelnemer: Gabriëlle Copini Beoordelaar: Ella ten Barge ROC/AOC: Friesland College Paraaf beoordelaar: Eindproduct (aankruisen) in beeld/lesgeven op pad/ecursie

Nadere informatie

SAMENWERKINGSGROEP OPLEIDINGSSCHOLEN NOORD-HOLLAND - FLEVOLAND SONF

SAMENWERKINGSGROEP OPLEIDINGSSCHOLEN NOORD-HOLLAND - FLEVOLAND SONF SAMENWERKINGSGROEP OPLEIDINGSSCHOLEN NOORD-HOLLAND - FLEVOLAND SONF Aanstellingsbeleid en honorering van studenten, duale studenten, LiO s, studenten educatieve minoren en zij-instromers Inhoud 1. Inleiding...

Nadere informatie

Beoordelingsrapport Studie en Werk 1B - voltijd

Beoordelingsrapport Studie en Werk 1B - voltijd Beoordelingsrapport Studie en Werk 1B - voltijd 2016-2017 Inleiding: Bij Studie en Werk 1B word je beoordeeld op je leerproces én je functioneren als (aankomend) docent op je leerwerkplek. De beoordeling

Nadere informatie

Samen beoordelen van deeltijdstudenten Bijlage 9

Samen beoordelen van deeltijdstudenten Bijlage 9 Samen beoordelen van deeltijdstudenten Bijlage 9 Kenniscentrum Talentontwikkeling Handleiding Stage Deeltijdopleiding Jaar 1 1 Pabo Hogeschool Rotterdam September 2017 Inleiding In het eerste jaar van

Nadere informatie

Protocol ECD. Masteropleiding Science Education and Communication (SEC)

Protocol ECD. Masteropleiding Science Education and Communication (SEC) Protocol ECD Masteropleiding Science Education and Communication (SEC) Versie juli 2011 1 Protocol ECD Inleiding Om het werkplekleren zo soepel mogelijk te laten verlopen worden in dit protocol de richtlijnen,

Nadere informatie

Portfoliohandleiding Tweedegraads lerarenopleidingen

Portfoliohandleiding Tweedegraads lerarenopleidingen Portfoliohandleiding Tweedegraads lerarenopleidingen 2017-2018 Jacqueline Kösters, Klaas van der Laan augustus 2017 Inhoudsopgave 1 Inleiding...1 2 De inhoud en opbouw van het portfolio...3 2.1 De profielpagina...3

Nadere informatie

Het gekleurde vakje is het vereiste niveau voor het voltooien van de oriënterende stage, het kruisje geeft aan waar ik mezelf zou schalen

Het gekleurde vakje is het vereiste niveau voor het voltooien van de oriënterende stage, het kruisje geeft aan waar ik mezelf zou schalen Daniëlle Ramp, competentie ontwikkeling, oriënterende stage 1. Interpersoonlijk competent Contact maken Stimuleren om op een eigen manier te leren Klimaat voor scheppen 2. Pedagogisch competent Begeleiding

Nadere informatie

1 Interpersoonlijk competent

1 Interpersoonlijk competent 1 Interpersoonlijk competent De leraar primair onderwijs moet ervoor zorgen dat er in zijn groep een prettig leefen werkklimaat heerst. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en

Nadere informatie

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar primair onderwijs het volgende doen:

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar primair onderwijs het volgende doen: 1 Interpersoonlijk competent De leraar primair onderwijs moet ervoor zorgen dat er in zijn groep een prettig leefen werkklimaat heerst. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en

Nadere informatie

Bekwaamheidseisen leraar primair onderwijs

Bekwaamheidseisen leraar primair onderwijs Bekwaamheidseisen leraar primair onderwijs Uit: Besluit van 16 maart 2017 tot wijziging van het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel en het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel BES in verband

Nadere informatie

Bekwaamheidseisen of competenties docenten LC

Bekwaamheidseisen of competenties docenten LC Bekwaamheidseisen of competenties docenten LC Bekwaamheidseisen docenten LC vmbo en havo/vwo. (tekst: Wet op de beroepen in het onderwijs en Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel / 2006). 1. Zeven

Nadere informatie

Beoordelingsformulier Studie en Werk 1B Deeltijd

Beoordelingsformulier Studie en Werk 1B Deeltijd Beoordelingsformulier Studie en Werk 1B Deeltijd Bij Studie en Werk 1B-Deeltij word je beoordeeld op je leerproces én functioneren als (aankomend_ docent op je leerwerkplek. De beoordeling wordt onderbouwd

Nadere informatie

Scoreformulier Pro-U assessments Lijst met beoordelingen op SBL competenties en indicatoren

Scoreformulier Pro-U assessments Lijst met beoordelingen op SBL competenties en indicatoren Scoreformulier Pro-U assessments Lijst met beoordelingen op SBL competenties en indicatoren Let op: momenteel wordt gewerkt aan een instrument dat beoordeelt aan de hand van de nieuwe bekwaamheidseisen

Nadere informatie

Tweejarig plan 2013-2014 en 2014-2015 m.b.t. het opleiden

Tweejarig plan 2013-2014 en 2014-2015 m.b.t. het opleiden ROWF Kwaliteitszorgsysteem, tweejarig plan 2013-2014 en 2014-2015 Aan deze activiteit werken mee: Corrie van Breenen, locatie directeur Praktijkschool Hoorn Mireille Meyer, schoolopleider Oscar Romero

Nadere informatie

Informatie voor aanbieders van werkplekken voor bachelor- en Associate degreestudenten

Informatie voor aanbieders van werkplekken voor bachelor- en Associate degreestudenten Werkplekleren Informatie voor aanbieders van werkplekken voor bachelor- en Associate degreestudenten Doel van deze brochure U bent benaderd door een student van Aeres Hogeschool Wageningen (voorheen Stoas

Nadere informatie

Werkdocument 1 Opleidingsconcept

Werkdocument 1 Opleidingsconcept Samenvatting De basis van de samenwerking binnen Samenscholing.nu is de gezamenlijke visie op de eisen waaraan onderwijskrachten in Rotterdam moeten voldoen. De aard van de opleiding is afgestemd op het

Nadere informatie

HANDLEIDING BEKWAAMHEIDSONDERZOEK ZIJ- INSTROOM STARTBEKWAAM PO

HANDLEIDING BEKWAAMHEIDSONDERZOEK ZIJ- INSTROOM STARTBEKWAAM PO HANDLEIDING BEKWAAMHEIDSONDERZOEK ZIJ- INSTROOM STARTBEKWAAM PO Instructies voor kandidaten Zij-instroom in Beroep / HvA FOO 2019 1 HANDLEIDING BEKWAAMHEIDSONDERZOEK ZIJ- INSTROOM STARTBEKWAAM PO Instructies

Nadere informatie

Bijlage 1 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODCUCT PDG

Bijlage 1 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODCUCT PDG Bijlage 1 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODCUCT PDG Naam deelnemer: Gabriëlle Copini Beoordelaar: Ella ten Barge ROC/AOC: Friesland College Eindproduct (aankruisen) X in beeld/lesgeven op pad/ecursie aan

Nadere informatie

Informatiebrochure Werkplekleren 2015-2016. Tweedegraads lerarenopleidingen van de Hogeschool van Amsterdam Onderwijs en Opvoeding.

Informatiebrochure Werkplekleren 2015-2016. Tweedegraads lerarenopleidingen van de Hogeschool van Amsterdam Onderwijs en Opvoeding. Informatiebrochure Werkplekleren Tweedegraads van de Hogeschool van Amsterdam Onderwijs en Opvoeding 2015-2016 juli 2015 INHOUD 1 Organisatie van het werkplekleren HvA... 1 1.1 Jaaragenda Werkplekleren

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning 83 5.1 Leerdoelen en persoonlijke doelen 84 5.2 Het ontwerpen van het leerproces 87 5.3 Planning in de tijd 89

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning 83 5.1 Leerdoelen en persoonlijke doelen 84 5.2 Het ontwerpen van het leerproces 87 5.3 Planning in de tijd 89 Inhoud Inleiding 9 1 Zelfsturend leren 13 1.1 Zelfsturing 13 1.2 Leren 16 1.3 Leeractiviteiten 19 1.4 Sturingsactiviteiten 22 1.5 Aspecten van zelfsturing 25 1.6 Leerproces vastleggen 30 2 Oriëntatie op

Nadere informatie

INSTITUUT THEO THIJSSEN. Afstudeerfase ITT Totaaloverzicht. DAG/DAV 4/VO 2 Studiejaar

INSTITUUT THEO THIJSSEN. Afstudeerfase ITT Totaaloverzicht. DAG/DAV 4/VO 2 Studiejaar INSTITUUT THEO THIJSSEN Afstudeerfase ITT Totaaloverzicht DAG/DAV 4/VO 2 Studiejaar 2013-2014 1 Inhoud Inleiding... 3 Verantwoording... 4 Verantwoording Afstudeerfase in schema: Matrix competenties/dublin

Nadere informatie

Bekwaamheidseisen of competenties docenten LD

Bekwaamheidseisen of competenties docenten LD Bekwaamheidseisen of competenties docenten LD Bekwaamheidseisen docenten LD vmbo en havo/vwo. (tekst: Wet op de beroepen in het onderwijs en Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel / 2006). 1. Zeven

Nadere informatie

WERKPLEKLEREN HANDLEIDING. Jaar 1, 2, 3 en 4 deeltijd Tweedegraads lerarenopleidingen Hogeschool van Amsterdam Onderwijs & Opvoeding

WERKPLEKLEREN HANDLEIDING. Jaar 1, 2, 3 en 4 deeltijd Tweedegraads lerarenopleidingen Hogeschool van Amsterdam Onderwijs & Opvoeding WERKPLEKLEREN HANDLEIDING Jaar 1, 2, 3 en 4 deeltijd Tweedegraads lerarenopleidingen Hogeschool van Amsterdam Onderwijs & Opvoeding Studiejaar 2017-2018 Inhoud 1. Doel van het werkplekleren... 3 1.1 Algemene

Nadere informatie

Pedagogisch Didactisch Getuigschrift

Pedagogisch Didactisch Getuigschrift HOGESCHOOL ROTTERDAM Pedagogisch didactisch getuigschrift Pedagogisch Didactisch Getuigschrift Handleiding voor de coach Instituut voor Lerarenopleidingen Versie 24.11.16 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3

Nadere informatie

Competenties / bekwaamheden van een daltonleerkracht

Competenties / bekwaamheden van een daltonleerkracht Competenties / bekwaamheden van een daltonleerkracht Tijdens de DON bijeenkomst van 13 november 2013 hebben we in kleine groepen (daltoncoördinatoren en directeuren) een lijst met competenties/bekwaamheden

Nadere informatie

LIO-vacatures Pabo HvA en UPvA schooljaar

LIO-vacatures Pabo HvA en UPvA schooljaar LIO-vacatures Pabo HvA en UPvA schooljaar 2017-2018 Studenten van de Pabo HvA en UPvA lopen in hun vierde studiejaar de LIO-stage op een basisschool in Amsterdam. Deze stage vindt plaats op een opleidingsschool

Nadere informatie

1/8. Voor leerkrachten zijn 7 bekwaamheden geformuleerd:

1/8. Voor leerkrachten zijn 7 bekwaamheden geformuleerd: 1/8 informatie Wet BIO In de Wet BIO staat de kwaliteit van het onderwijspersoneel centraal, want daarmee staat of valt de kwaliteit van het onderwijs. Het doel van de Wet BIO is: een minimumniveau van

Nadere informatie

Bijlage 6. Competenties in de opleiding tot tweedegraads leraar. Inleiding

Bijlage 6. Competenties in de opleiding tot tweedegraads leraar. Inleiding Bijlage 6 Competenties in de opleiding tot tweedegraads leraar De tekst bevat een beschrijving van de competenties voor het leraarschap die de basis is van de gehele lerarenopleiding van de HvA Onderwijs

Nadere informatie

Leraar voorbereidend hoger onderwijs Engels Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - M Leraar VHO Engels - 2010-2011

Leraar voorbereidend hoger onderwijs Engels Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - M Leraar VHO Engels - 2010-2011 Leraar voorbereidend hoger onderwijs Engels Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - M Leraar VHO Engels - 2010-2011 Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - M Leraar VHO Engels

Nadere informatie

Protocol Werkplekleren Student ESoE. Masteropleiding Science Education and Communication (SEC)

Protocol Werkplekleren Student ESoE. Masteropleiding Science Education and Communication (SEC) Protocol Werkplekleren Student ESoE Masteropleiding Science Education and Communication (SEC) Versie juli 2011 1 Protocol Werkplekleren Master SEC Inleiding Om het werkplekleren zo soepel mogelijk te laten

Nadere informatie

Competenties. De beschrijvingen van de 7 competenties :

Competenties. De beschrijvingen van de 7 competenties : Inhoud Inleiding...3 Competenties...4 1. Interpersoonlijk competent...5 2. Pedagogisch competent...5 3. Vakinhoudelijk en didactisch competent...6 4. Organisatorisch competent...6 5. Competent in samenwerking

Nadere informatie

1. Leerwerkplekovereenkomst Master Educational Needs (Master EN) Seminarium voor Orthopedagogiek HU

1. Leerwerkplekovereenkomst Master Educational Needs (Master EN) Seminarium voor Orthopedagogiek HU 1. Leerwerkplekovereenkomst Master Educational Needs (Master EN) Seminarium voor Orthopedagogiek HU school Schooltype: PO, SO, VO, VSO, MBO Adres Telefoon werkplekbegeleider E-mail (Werkplekbegeleider)

Nadere informatie

De ontwikkeling van de Mondriaan methode VISIE OP PROFESSIONALISEREN

De ontwikkeling van de Mondriaan methode VISIE OP PROFESSIONALISEREN M.11i.0419 De ontwikkeling van de Mondriaan methode VISIE OP PROFESSIONALISEREN versie 02 M.11i.0419 Naam notitie/procedure/afspraak Visie op professionaliseren Eigenaar/portefeuillehouder Theo Bekker

Nadere informatie

Profiel schoolopleider en schoolcoördinator 1

Profiel schoolopleider en schoolcoördinator 1 Profiel schoolopleider en schoolcoördinator 1 Dit profiel bevat de taken en competenties voor de schoolopleider en de schoolcoördinator, geordend naar de bekwaamheidsgebieden van de Velon beroepsstandaard.

Nadere informatie

kempelscan K1-fase Eerste semester

kempelscan K1-fase Eerste semester kempelscan K1-fase Eerste semester Kempelscan K1-fase eerste semester 1/6 Didactische competentie Kern 3.1 Didactisch competent Adaptief omgaan met leerlijnen De student bereidt systematisch lessen/leeractiviteiten

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO 2018-2019 Opleidingsdeel voor de bachelor lerarenopleidingen voortgezet onderwijs van Driestar hogeschool (onderdeel van Driestar educatief)

Nadere informatie

GIDS VOOR WERKPLEKLEREN JAAR 3

GIDS VOOR WERKPLEKLEREN JAAR 3 Hogeschool van Amsterdam Onderwijs en Opvoeding GIDS VOOR WERKPLEKLEREN Tweede graads lerarenopleiding PEDAGOGIEK JAAR 3 voltijd en deeltijd Studiejaar 2015-2016 1 INHOUD Voorwoord voor de student 4 1

Nadere informatie

Ons. Onderwijs. Kwaliteit in onderwijs

Ons. Onderwijs. Kwaliteit in onderwijs Ons Onderwijs Kwaliteit in onderwijs Voorwoord Bij Marianum staat de ontwikkeling van de leerling voorop. Wij staan voor aantrekkelijk en afgestemd onderwijs, gemotiveerde leerlingen en goede eindresultaten.

Nadere informatie

EÉNJARIGE KOPOPLEIDING LERAAR PEDAGOGIEK STUDIEHANDLEIDING VOOR STUDENTEN 2016-2017 VOOR HBO- EN WO-BACHELORS (60 STUDIEPUNTEN)

EÉNJARIGE KOPOPLEIDING LERAAR PEDAGOGIEK STUDIEHANDLEIDING VOOR STUDENTEN 2016-2017 VOOR HBO- EN WO-BACHELORS (60 STUDIEPUNTEN) EÉNJARIGE KOPOPLEIDING LERAAR PEDAGOGIEK VOOR HBO- EN WO-BACHELORS (60 STUDIEPUNTEN) STUDIEHANDLEIDING VOOR STUDENTEN 2016-2017 September 2015 Inhoudsopgave Vooraf... 3 Toelating... 4 Uitgangspunten van

Nadere informatie

Leraar voorbereidend hoger onderwijs Management en Organisatie Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - M Leraar VHO Management en

Leraar voorbereidend hoger onderwijs Management en Organisatie Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - M Leraar VHO Management en Leraar voorbereidend hoger onderwijs Management en Organisatie Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - M Leraar VHO Management en Organisatie - 2010-2011 Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum

Nadere informatie

Pluspunt Een professioneel voorbeeld zijn voor leerlingen en in gesprek blijven over de vraag hoe gaan we met elkaar om.

Pluspunt Een professioneel voorbeeld zijn voor leerlingen en in gesprek blijven over de vraag hoe gaan we met elkaar om. Reflectie op de deeltaken; start bekwaam INTERPERSOONLIJK COMPETENT Je zorgt ervoor dat er in de groep een prettig leef- en werkklimaat is. Je geeft op een goede manier leiding, schept een vriendelijke

Nadere informatie

WERKEN IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS? je eerste stap is HeT indicatief intakegesprek

WERKEN IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS? je eerste stap is HeT indicatief intakegesprek WERKEN IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS? je eerste stap is HeT indicatief intakegesprek Je denkt eraan om leraar te worden in het voortgezet onderwijs. Je hebt je georiënteerd, er met anderen over gesproken

Nadere informatie

1. Interpersoonlijk competent

1. Interpersoonlijk competent 1. Interpersoonlijk competent De docent BVE schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer in het contact met deelnemers en tussen deelnemers, en brengt een open communicatie tot stand. De docent BVE geeft

Nadere informatie

Werken met leerwerktaken

Werken met leerwerktaken Werken met leerwerktaken Naar een natuurlijke integratie van theorie en praktijk Kwaliteitsreeks opleidingsscholen Praktijk in zicht STEUNPUNT OPLEIDINGSSCHOLEN PO-R A AD VO-R A AD Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

ASSESSMENT STARTBEKWAAM MINOR 2 HJK of HOK Beoordelingsformulier Criteriumgericht interview en reflectie

ASSESSMENT STARTBEKWAAM MINOR 2 HJK of HOK Beoordelingsformulier Criteriumgericht interview en reflectie ASSESSMENT STARTBEKWAAM MINOR 2 HJK of HOK Beoordelingsformulier Criteriumgericht interview en reflectie Naam student: Klas: Fase: startbekwaam NHL emailadres: 1 e kans / herkansing / algehele herkansing

Nadere informatie

Protocol Werkplekleren Student ESoE. Masteropleiding Science Education and Communication (SEC)

Protocol Werkplekleren Student ESoE. Masteropleiding Science Education and Communication (SEC) Protocol Werkplekleren Student ESoE Masteropleiding Science Education and Communication (SEC) Versie nov. 2009 Protocol Werkplekleren Master SEC Inleiding Om het werkplekleren zo soepel mogelijk te laten

Nadere informatie

September 2015 GIDS VOOR WERKPLEKLEREN

September 2015 GIDS VOOR WERKPLEKLEREN September 2015 GIDS VOOR WERKPLEKLEREN 1-jarige kopopleiding tot tweedegraads leraar Pedagogiek Studiejaar 2015-2016 Inhoudsopgave VOORWOORD... 1 1. De kopopleiding tot leraar Pedagogiek... 3 1.1 Het beroep

Nadere informatie

Stand van zaken ontwikkeling afstudeerrichtingen 2 e graads lerarenopleidingen NHL

Stand van zaken ontwikkeling afstudeerrichtingen 2 e graads lerarenopleidingen NHL 160624 Stand van zaken afstudeerrichtingen 2 e graads lerarenopleidingen NHL Inleiding: Vanaf november 2015 is een projectgroep van NHL- en werkveldcollega s bezig geweest met de kaders voor de afstudeerrichtingen

Nadere informatie

Bijlage BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

Bijlage BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG Bijlage BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG Naam deelnemer: Gabriëlle Copini Beoordelaar: Matt Huntjens ROC/AOC: Friesland College Paraaf beoordelaar: Eindproduct (aankruisen) in beeld/lesgeven op pad/excursie

Nadere informatie

Overzicht curriculum VU

Overzicht curriculum VU Overzicht curriculum VU Opbouw van de opleiding Ter realisatie van de gedefinieerde eindkwalificaties biedt de VU een daarbij passend samenhangend onderwijsprogramma aan. Het onderwijsprogramma bestaat

Nadere informatie

Verantwoording gebruik leerlijnen

Verantwoording gebruik leerlijnen Verantwoording gebruik leerlijnen In de praktijk blijkt dat er onder de deelnemers van Samenscholing.nu die direct met elkaar te maken hebben behoefte bestaat om de ontwikkeling van de beroepsvaardigheden

Nadere informatie

HANDLEIDING WERKPLEKLEREN. Jaar 1, 2, 3 en 4 voltijd van de tweedegraads lerarenopleidingen aan de Hogeschool van Amsterdam Onderwijs & Opvoeding

HANDLEIDING WERKPLEKLEREN. Jaar 1, 2, 3 en 4 voltijd van de tweedegraads lerarenopleidingen aan de Hogeschool van Amsterdam Onderwijs & Opvoeding HANDLEIDING WERKPLEKLEREN Jaar 1, 2, 3 en 4 voltijd van de tweedegraads lerarenopleidingen aan de Hogeschool van Amsterdam Onderwijs & Opvoeding Studiejaar 2017-2018 INHOUDSOPGAVE 1. Doel van het werkplekleren...

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO 2016-2017 Opleidingsdeel voor de bachelor lerarenopleidingen voortgezet onderwijs van Driestar hogeschool (onderdeel van Driestar educatief)

Nadere informatie

Aanstellingsbeleid en honorering van studenten, duale studenten, LiO s, studenten educatieve minoren en zij-instromers

Aanstellingsbeleid en honorering van studenten, duale studenten, LiO s, studenten educatieve minoren en zij-instromers Dampten 14, 1624 NR Hoorn tel.: 0229-20 60 91 fax: 0229 20 60 10 e-mail: info@rowf.nl www.rowf.nl Aanstellingsbeleid en honorering van studenten, duale studenten, LiO s, studenten educatieve minoren en

Nadere informatie

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST TUSSEN ILO EN SCHOOL VOOR VOORTGEZET ONDERWIJS (inzake het praktijkdeel van Bachelor-Minor-studenten met een aanstelling)

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST TUSSEN ILO EN SCHOOL VOOR VOORTGEZET ONDERWIJS (inzake het praktijkdeel van Bachelor-Minor-studenten met een aanstelling) SAMENWERKINGSOVEREENKOMST Partijen, De Interfacultaire Lerarenopleidingen van de Universiteit van Amsterdam rechtsgeldig vertegenwoordigd door mw. drs. L.C.J. Gerritsen, Onderwijscoördinator, hierna te

Nadere informatie

EVALUATIEFORMULIER ACADEMIE VOOR BEELDENDE VORMING Voltijd/Deeltijd/Duaal. Docent Beeldende Kunst en Vormgeving Duaal

EVALUATIEFORMULIER ACADEMIE VOOR BEELDENDE VORMING Voltijd/Deeltijd/Duaal. Docent Beeldende Kunst en Vormgeving Duaal EVALUATIEFORMULIER ACADEMIE VOOR BEELDENDE VORMING Voltijd/Deeltijd/Duaal Gegevens Student: Naam student: Liesbeth Goderie Studentnummer: 2372762 E-mailadres: liesbeth@gastyling.nl Studiejaar+ Klas: Docent

Nadere informatie

Lijst met de zeven SBL-competenties, de bijbehorende bekwaamheidseisen en gedragsindicatoren voor docenten

Lijst met de zeven SBL-competenties, de bijbehorende bekwaamheidseisen en gedragsindicatoren voor docenten Lijst met de zeven SBL-competenties, de bijbehorende bekwaamheidseisen en gedragsindicatoren voor docenten 1. Interpersoonlijk competent Een interpersoonlijk competente leraar/lerares schept een vriendelijke

Nadere informatie

8 uitgangspunten. Leerbedrijf BAVA => BaVa Leerwerktraject => LWT Leerwerkhuis => LWH De Vip groep => VIP. 1 doelgroepomschrijvingen

8 uitgangspunten. Leerbedrijf BAVA => BaVa Leerwerktraject => LWT Leerwerkhuis => LWH De Vip groep => VIP. 1 doelgroepomschrijvingen 8 uitgangspunten De deelnemende scholen willen uitgaan van dezelfde uitgangspunten. Helaas is het nog niet mogelijk om al die punten te verwezenlijken. De verschillende scholen geven aan hoever de zaken

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE... 2 1. ALGEMEEN... 4 1.1 Aard van dit document... 4 1.2 Informatie en communicatie... 4 1.3 Inwerkingtreding en duur... 4 1.

INHOUDSOPGAVE... 2 1. ALGEMEEN... 4 1.1 Aard van dit document... 4 1.2 Informatie en communicatie... 4 1.3 Inwerkingtreding en duur... 4 1. 1 INHOUDSOPGAVE... 2 1. ALGEMEEN... 4 1.1 Aard van dit document... 4 1.2 Informatie en communicatie... 4 1.3 Inwerkingtreding en duur... 4 1.4 Onderwijs- en examenregeling... 4 2. TOELATING TOT DE OPLEIDING...

Nadere informatie

Thermometer leerkrachthandelen

Thermometer leerkrachthandelen Thermometer leerkrachthandelen Leerlijnen en ontwikkelingslijn voor leerkrachten van WSKO 1 Inleiding Leerkracht zijn is een dynamisch en complex vak. Mensen die leerkracht zijn en binnen onze organisatie

Nadere informatie

Leerwerktaak: Wiskundeproefwerk nakijken en bespreken

Leerwerktaak: Wiskundeproefwerk nakijken en bespreken Leerwerktaak: Titel Gekoppeld aan beroepstaak OWE ILS-wi 614 Gekoppeld aan de volgende competenties(s) Niveau Geschikt voor de volgende vakken Ontwerper/ ontwerpgroep/ sectie/ school Relevantie/ kader

Nadere informatie

Praktijk oriëntatie. Maatschappelijke zorg. Niveau 3 + 4

Praktijk oriëntatie. Maatschappelijke zorg. Niveau 3 + 4 Praktijk oriëntatie Maatschappelijke zorg Niveau 3 + 4 Reader voor studenten Schooljaar 2018-2019 Inhoudsopgave Voorblad Inhoudsopgave 2 Inleiding 3 1.Inhoud Praktijk oriëntatie Voor wie is Praktijk oriëntatie?

Nadere informatie

Op weg naar de (academische) opleidingsschool

Op weg naar de (academische) opleidingsschool Discussienota Nationalgeographic.nl Adviescommissie ADEF OidS Mei 2014 1 Inhoudsopgave Inleiding 1. Uitgangspunten Samen Opleiden 2. Ambities van (academische) opleidingsscholen 3. Concept Samen Opleiden

Nadere informatie

Leraar voorbereidend hoger onderwijs Biologie Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - M Leraar VHO Biologie - 2010-2011

Leraar voorbereidend hoger onderwijs Biologie Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - M Leraar VHO Biologie - 2010-2011 Leraar voorbereidend hoger onderwijs Biologie Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - M Leraar VHO Biologie - 2010-2011 Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - M Leraar VHO Biologie

Nadere informatie

Samenwerkingsovereenkomst ILO - School

Samenwerkingsovereenkomst ILO - School Samenwerkingsovereenkomst ILO - School TUSSEN ILO EN SCHOOL VOOR VOORTGEZET ONDERWIJS (inzake het praktijkdeel van (Post)Master-studenten met een stageplek) Partijen, De Interfacultaire Lerarenopleidingen

Nadere informatie

Stageprotocol FLOT. Bacheloropleidingen. Fontys Lerarenopleiding. Versie: februari 10 1/7

Stageprotocol FLOT. Bacheloropleidingen. Fontys Lerarenopleiding. Versie: februari 10 1/7 Stageprotocol FLOT Bacheloropleidingen Fontys Lerarenopleiding Versie: februari 10 1/7 Stageprotocol Bacheloropleidingen Inleiding Om de stage zo soepel mogelijk te laten verlopen voor jou en je begeleiders,

Nadere informatie

Alle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld

Alle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld BEOORDELINGSFORMULIER / Artistieke Praktijk II jaar 4 Blad 1 Toetscode: Datum: Handtekening student: Beoordelaar 1: Handtekening beoordelaar 1: Beoordelaar 2: Handtekening beoordelaar 2: Extern deskundige:

Nadere informatie

Bijlage 7 Opdracht Bekwaamheidsproef 2 (studentenmateriaal)

Bijlage 7 Opdracht Bekwaamheidsproef 2 (studentenmateriaal) Bijlage 7 Opdracht Bekwaamheidsproef 2 (studentenmateriaal) Inleiding Gedurende de studie zijn er een aantal momenten waarin je moet aantonen in hoeverre je de competenties voor het beroep van leraar beheerst.

Nadere informatie

Onderwijs en Opvoeding tweedegraads lerarenopleidingen. Onderwijs en Opvoeding STUDIEWIJZER. Metawerk jaar 3 2012-2013

Onderwijs en Opvoeding tweedegraads lerarenopleidingen. Onderwijs en Opvoeding STUDIEWIJZER. Metawerk jaar 3 2012-2013 Onderwijs en Opvoeding STUDIEWIJZER Metawerk jaar 3 2012-2013 Fase Derde jaar Leerroute Voltijd Deeltijd Schrijvers Stuurgroep Metawerk Datum Augustus 2012 1 2 Onderwijs en Opvoeding Inhoudsopgave Inhoudsopgave...

Nadere informatie

ASSESSMENTS VAN DE BACHELOR LGL en GPW

ASSESSMENTS VAN DE BACHELOR LGL en GPW ASSESSMENTS VAN DE BACHELOR LGL en GPW FHTL, UTRECHT 2017-2018 Inhoudsopgave INLEIDING 3 PROPEDEUSE- ASSESSMENT 4 TOELATINGSEISEN VOOR HET ASSESSMENT: 4 INHOUD VAN HET PORTFOLIO 4 OPMERKINGEN 5 HOOFDFASE-

Nadere informatie

Persoonlijk Ontwikkelingsplan Yosri Zijlstra

Persoonlijk Ontwikkelingsplan Yosri Zijlstra Persoonlijk Ontwikkelingsplan Yosri Zijlstra 1. Artistiek competent De kunstvakdocent kan als kunstenaar met een eigen visie artistiek werk creëren en het artistieke proces inclusief een breed scala aan

Nadere informatie

Informatiebrief voor scholen

Informatiebrief voor scholen Informatiebrief voor scholen Aan: Van : Datum: Onderwerp: Scholen die informatie willen over werkplekleren/begeleiding van deeltijdstudenten van Instituut Archimedes Bureau Ondersteuning Leerlijnen, Instituut

Nadere informatie

Leerarbeidsovereenkomst voor tweedegraads duale studenten van jaar 1 t/m 4 met een aanstelling als onderwijsassistent

Leerarbeidsovereenkomst voor tweedegraads duale studenten van jaar 1 t/m 4 met een aanstelling als onderwijsassistent Leerarbeidsovereenkomst voor tweedegraads duale studenten van jaar 1 t/m 4 met een aanstelling als onderwijsassistent Duale studenten zijn studenten van de voltijdse tweedegraads opleiding die, naast de

Nadere informatie

Brochure Post HBO opleiding coach in het onderwijs

Brochure Post HBO opleiding coach in het onderwijs Brochure 2017-2018 Post HBO opleiding coach in het onderwijs Coaching is een waardevol instrument bij professionalisering van leraren. Hiervoor is een goed opgeleide coach een voorwaarde! biedt u de mogelijkheid

Nadere informatie

Aansluiting op kern- en deeltaken

Aansluiting op kern- en deeltaken GLVF Implementatie In studiejaar 2016-2017 zullen alle studenten leren lesgeven met de GLVF. Enkele aanpassingen in de GLVF formulieren: Aansluiting op kern- en deeltaken; Aantallen GLVF per semester;

Nadere informatie

Voorbereidingsopdrachten voor de bijeenkomsten van de basistraining

Voorbereidingsopdrachten voor de bijeenkomsten van de basistraining Voorbereidingsopdrachten voor de bijeenkomsten van de basistraining Bij de trainingsbijeenkomsten hoort telkens een voorbereidingsopdracht. Het uitvoeren en (op papier) meenemen hiervan is noodzakelijk

Nadere informatie