Eigendom in het familiebedrijf en investeringsbehoefte bedrijf

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Eigendom in het familiebedrijf en investeringsbehoefte bedrijf"

Transcriptie

1 Eigendom in het familiebedrijf en investeringsbehoefte bedrijf Een kwantitatief onderzoek In opdracht van Bank Insinger de Beaufort N.V. Uitgevoerd door Nyenrode Business Universiteit Center for Entrepreneurship

2 Eigendom in het familiebedrijf en investeringsbehoefte bedrijf Een kwantitatief onderzoek Onderzoek Prof.dr. R.H. Flören Mr. J.R. Geerlings Nyenrode Business Universiteit Center for Entrepreneurship Straatweg BG Breukelen Tel Fax Copyright Nyenrode Center for Entrepreneurship en Bank Insinger de Beaufort N.V. Tenzij schriftelijk anders overeengekomen mag dit rapport noch geheel noch gedeeltelijk worden gepubliceerd en aanvaarden het Nyenrode Center for Entrepreneurship en Bank Insinger de Beaufort N.V. geen aansprakelijkheid voor directe en indirecte schade voortkomend uit de onderzoeksresultaten.

3 Inhoud Inhoud... 2 Hoofdstuk 1 Inleiding Onderzoeksvragen Methodologie... 5 Hoofdstuk 2 Onderzoeksresultaten Bedrijfskenmerken De directeur Het familiebedrijf Opvolging en overdracht Hoofdstuk 3 Financiering van groei en investeringen en het familiebedrijf Financiering van groei en investeringen Financieringsbronnen Financieringsplannen De bedrijfsfamilie Hoofdstuk 4 Eigendom, betrokkenheid en vermogen Het familievermogen Betrokkenheid van aandeelhouders

4 Hoofdstuk 5 Implicaties voor de praktijk Betrokkenheid, eigendomsplanning en ondernemerschap De vier factoren van betrokkenheid Trots Symbolische waarde Waarden en normen (familiewaarden) Onderlinge binding Conclusie Literatuur Tabellen

5 Hoofdstuk 1 Inleiding Het wereldwijde onderzoek naar familiebedrijven begint steeds serieuze vormen aan te nemen. Werd tot het begin van de jaren tachtig nog laatdunkend geschreven over het familiebedrijf, sindsdien wordt de kracht van deze unieke groep bedrijven steeds meer onderkend. Ook in Nederland krijgt het familiebedrijf steeds meer aandacht. Niet alleen in perspublicaties, maar ook in de vorm van wetenschappelijk onderzoek. Ondanks dat er nog veel informatie ontbreekt, behoort Nederland tot de beste onderzochte landen wat betreft het familiebedrijf. Nyenrode Business Universiteit heeft hier haar steentje aan bijgedragen. Als eerste Nederlandse universiteit heeft zij een structureel onderzoeksprogramma specifiek gericht op het familiebedrijf. Vanaf 1992 wordt het unieke karakter van het familiebedrijf en de bijbehorende bedrijfsfamilies in kaart gebracht. Nyenrode is hierbij grote dank verschuldigd aan de financiers van haar onderzoeken. Deze langdurig betrokken bedrijven maken het mogelijk om grondig onderzoek te doen. Sinds 2002 is de hoofdsponsor van al deze activiteiten Insinger de Beaufort, zelf al eeuwenlang partner van bedrijfsfamilies. Dit rapport is het derde in een reeks van onderzoeken die ingaan op thema s die relatief nieuw zijn voor het vakgebied familiebedrijven. 1.1 Onderzoeksvragen In het eerste Nyenrode/Insinger de Beaufort onderzoek is kwalitatief onderzoek gedaan naar eigendomsplanningsstrategieën van bedrijfsfamilies. Door de overlap tussen de systemen van familie, bedrijf en eigendom is de eigendomsplanningsstrategie van de bedrijfsfamilie van groot belang voor de financieringsbehoefte van het bedrijf. Mochten familieleden en aandeelhouders (veelal aandeelhoudende familieleden) bijvoorbeeld besluiten om veel dividend aan het bedrijf te onttrekken dan kan dit liquiditeitstekorten opleveren bij mogelijke investeringsbeslissingen. Ook kan de wens van de familie om de eigendom volledig in eigen handen te houden of geen externe financiering toe te staan, leiden tot een lagere omzetgroei. Nadat ook het tweede Nyenrode/Insinger de Beaufort onderzoek van kwalitatieve aard was, is direct gesteld dat het derde onderzoek een grootschalig kwantitatief onderzoek moest zijn. Het onderzoeksveld heeft namelijk nog steeds grote behoefte aan statistische, wetenschappelijke onderbouwing van denkbeelden over het familiebedrijf. Zeker op het gebied van eigendom en investeringsbehoefte van het bedrijf is gedegen onderzoek schaars. 4

6 Meer kennis is dan ook gewenst. Ten eerste kan gesteld worden dat een groot aantal bedrijfsfamilies weinig of geen aandacht besteedt aan de planning van eigendom. Dit kan problemen veroorzaken bij de overdracht van eigendom, maar ook bij de financiering van de groei. Als bedrijfsfamilies de eigendom volledig in eigen handen willen houden is het bedrijf bij investeringsbeslissingen afhankelijk van de bedrijfsresultaten, eventuele externe financiering en de bereidheid van de familie om eventueel meer familiekapitaal in het bedrijf te stoppen. Mochten deze middelen niet (voldoende) voorhanden zijn dan ontstaat een financieringsgat en remt de eigendomswens van de familie de groei van het bedrijf. Ten tweede kan de bedrijfsfamilie de ontwikkeling van het familiebedrijf beïnvloeden door een uitbreiding van het aandeelhoudersschap binnen de familie. Een vergroting van het aantal aandeelhouders kan bijvoorbeeld de behoefte aan dividenduitkeringen verhogen en mogelijke tegenstellingen tussen bedrijfsbelangen en familiale en eigendomsbelangen vergroten. Ten derde kan de wens van de bedrijfsfamilie om het vermogen te spreiden van invloed zijn op de ontwikkeling van het familiebedrijf. Daarom is de centrale probleemstelling van het derde onderzoek als volgt gesteld: Hoe beïnvloedt de eigendomsplanningsstrategie van bedrijfsfamilies de ontwikkeling en groei van het familiebedrijf? Ten einde de centrale probleemstelling van dit onderzoek te beantwoorden, heeft het onderzoek zich gericht op de volgende onderzoeksvragen: Hebben bedrijfsfamilies een eigendomsplanningsstrategie? Wat is deze eigendomsplanningsstrategie van bedrijfsfamilies? Wat zijn de persoonlijke en bedrijfsdoelen met betrekking tot de toekomst van het bedrijf? Hoe verhoudt de vermogensvraag van het bedrijf zich tot het familievermogen? Ontstaat hierdoor een financieringsgat? Kan en/of wil de familie het eventuele financieringsgat invullen? Zijn bedrijfsfamilies bereid om gebruik te maken van externe financiers en/of het aantrekken van extern kapitaal? 1.2 Methodologie Tot de doelgroep van dit onderzoek behoren alle directeuren van Nederlandse ondernemingen met tenminste tien werknemers. Hiertoe behoren derhalve zowel de directeuren van familiebedrijven als die van 5

7 niet-familiebedrijven. Voor deze aanpak is gekozen omdat in Nederland nog steeds geen specifieke adresgegevens beschikbaar zijn waarbij familiebedrijven worden onderscheiden van niet-familiebedrijven. Dit wordt niet als een probleem gezien, daar deze aanpak de mogelijkheid biedt om eventuele relevante verschillen tussen familiebedrijven en niet-familiebedrijven te toetsen. Zowel op basis van een literatuuronderzoek als eigen ervaringen opgedaan bij familiebedrijven is een schriftelijke vragenlijst ontwikkeld, die met behulp van de begeleidingscommissie is aangepast. Vervolgens is uit het adressenbestand REACH een aselecte steekproef getrokken met als doel adressen te selecteren. Bij de selectie van de adressen van mogelijke respondenten zijn de categorieën gezondheidszorg, onderwijs en overheid uitgesloten. Ook naamloze vennootschappen, stichtingen en coöperaties waren vooraf uitgesloten. De structuur van deze bedrijven heeft namelijk een grote invloed op de financiering van het bedrijf en de groep eigenaren is te verspreid of diffuus om een relevante beantwoording van de onderzoeksvraag mogelijk te maken. Voorts is bij de selectie gekozen voor een oververtegenwoordiging van de bedrijven met meer dan 100 werknemers, zodat de kans op representatieve uitkomsten voor deze belangrijke groep bedrijven kon worden vergroot. Uiteindelijk zijn in april vragenlijsten verstuurd naar directeuren van Nederlandse bedrijven met 10 tot 100 werknemers en vragenlijsten van Nederlandse bedrijven met minimaal 100 werknemers. Alle vragenlijsten zijn in april 2005 in een Nyenrode envelop verstuurd naar de directeur van het bedrijf. In de begeleidende brief werd het onderzoeksdoel uitgelegd, maar werd nadrukkelijk niet vermeld dat het om onderzoek naar familiebedrijven ging, dit om de non-response bij directeuren van niet-familiebedrijven te verkleinen. Naast de brief en de vragenlijst, was tevens een retourenveloppe en een antwoordkaart voor het verkrijgen van een samenvatting bijgevoegd. Zo als vaker met adressenbestanden bleken na toezending lang niet alle adressen bruikbaar. Van de verzonden vragenlijsten bleken er 98 een onbekend adres te hebben of was het bedrijf verhuisd, 10 bedrijven waren failliet gegaan, 60 bleken dochterbedrijven van een beursgenoteerd bedrijf en 10 waren actief in de gezondheidszorg. Ook uitgesloten zijn 19 naamloze vennootschappen, 31 stichtingen en 25 coöperaties. Uiteindelijk bleven er derhalve relevante adressen over. De respons was met 182 ingevulde vragenlijsten zeer verheugend te noemen. Vervolgens is in juni 2005 nog een tweede ronde vragenlijsten verstuurd om de mogelijke respondenten aan te sporen de vragenlijst 6

8 alsnog in te vullen. Deze tweede ronde is verstuurd naar alle relevante adressen minus die van directeuren waarvan wij wisten dat zij de vragenlijst al hadden geretourneerd. Uiteraard was de vragenlijst anoniem, maar toch was het mogelijk om redelijk goed in te schatten welke directeuren de vragenlijst al hadden ingestuurd. De respondenten hadden namelijk de mogelijkheid om middels een separaat kaartje in te vullen of zij een samenvatting van de resultaten wilden ontvangen. Dit hadden 150 respondenten gedaan. In totaal zijn in juni 2005 dan ook vragenlijsten verstuurd, waarvan er nog eens 51 vragenlijsten ingevuld zijn geretourneerd. Voorts bleek dat er toch nog 26 adressen niet bruikbaar waren door verkeerde adressering of faillissement. In totaal zijn derhalve 233 ingevulde vragenlijsten teruggekomen op basis van bruikbare adressen. Dit levert een effectieve respons van 13,5 procent, hetgeen hoog te noemen is voor dergelijk onderzoek. De geretourneerde vragenlijsten zijn in augustus 2005 statistisch verwerkt en geanalyseerd. Op basis van de analyse is dit onderzoeksrapport geschreven. Ten slotte is het van belang om te vermelden dat ook bij dit onderzoek onderstaande definitie van het familiebedrijf is gekozen. Deze definitie is goed bruikbaar omdat het de wederzijdse beïnvloeding van bedrijfsbelangen, familiebelangen en eigendomsbelangen onderkent. Definitie familiebedrijf 1 Een bedrijf is een familiebedrijf als het aan minstens twee van de volgende drie criteria voldoet: meer dan 50% van de eigendom is in handen van één familie; één familie heeft beslissende invloed op de bedrijfsstrategie of op opvolgingsbeslissingen; een meerderheid of ten minste twee leden van de ondernemingsleiding zijn afkomstig uit één familie. Echter indien het bedrijf minder dan tien jaar geleden is opgericht, dient in het bedrijf ten minste één familielid van de directeur werkzaam te zijn of eigendom te hebben. 1 Flören (2002). 7

9 Hoofdstuk 2 Onderzoeksresultaten Bij het presenteren van de resultaten van een groot kwantitatief onderzoek bestaat het gevaar dat de hoeveelheid data overweldigend is. Om dit te voorkomen, worden in dit rapport alle onderzoeksgegevens in aparte tabellen gepresenteerd. Tevens worden de belangrijkste en opmerkelijkste resultaten nader besproken. De presentatie van de resultaten is in drie hoofdstukken verdeeld. In Hoofdstuk 2 staan de algemene onderzoeksresultaten. In Hoofdstuk 3 komen de resultaten over investeringen, groei en de financiering ervan aan de orde. Ten slotte wordt in Hoofdstuk 4 ingegaan op de betrokkenheid van eigenaren en de wijze waarop zij hun vermogen hebben gespreid. Allereerst wordt in paragraaf 2.1 een beschrijving gegeven van de algemene onderzoeksgegevens, zoals de karakteristieken van de bedrijven en de persoonlijke karakteristieken van de directeuren die aan het onderzoek hebben meegewerkt. Vervolgens komen in paragraaf 2.2 enkele familiale aspecten van de bedrijven aan de orde. Hier wordt tevens ingegaan op opvolging in leiding en overdracht van eigendom bij Nederlandse familiebedrijven. 2.1 Bedrijfskenmerken De resultaten van het onderzoek zijn gebaseerd op de uitkomsten van de schriftelijke vragenlijst. In totaal zijn 223 door directeuren van Nederlandse bedrijven ingevulde vragenlijsten statistisch verwerkt. In Tabel 1 staat een overzicht van de bedrijfskarakteristieken op basis van deze statistische analyse. Veel van de bedrijven hebben een relatief lange historie. Gemiddeld zijn de bedrijven in 1962 opgericht, waarbij het oudste aan het onderzoek deelnemende bedrijf al in 1814 is opgericht. Het is niet verbazingwekkend dat er een significant verschil bestaat in het jaar van oprichting tussen de kleinere bedrijven (tussen 10 en 100 werknemers) en de grotere bedrijven (minimaal 100 werknemers). Hier betekent een significant verschil dat op basis van het onderzoek met 99,9 % zekerheid kan stellen dat er op dit aspect een verschil is tussen grote en kleinere bedrijven. In het vervolg van dit rapport zullen vaker significante verschillen worden aangegeven. U kunt hierbij dezelfde uitleg gebruiken. In de tabellen worden de significante verschillen ook aangegeven. Indien er geen verschillen zijn aangegeven in de tabel betekent dit dat er geen statistische onderbouwing is om verschillen tussen twee groepen (bedrijven) te duiden. 8

10 Niet verbazingwekkend is verder dat de omzet van de grotere bedrijven hoger ligt dan die van de kleinere bedrijven. Zo n 70 % van de kleinere bedrijven heeft een maximale omzet van 5 miljoen euro. Van de grotere bedrijven heeft ruim de helft minimaal een omzet van 50 miljoen euro. De fase waarin de bedrijven zich bevinden is hoofdzakelijk de volwassen fase, waarin de grootste groei eruit is, maar nog geen krimp is ontstaan. Een kwart van alle bedrijven bevindt zich in de expansie-fase. Gezien de keuze van de doelgroep met minimaal 10 werknemers is het niet verrassend dat bijna geen startende bedrijven bij het onderzoek betrokken zijn. Bijna de helft van alle bedrijven is arbeidsintensief, met een even groot aantal bedrijven dat als deels kapitaal- en deels arbeidsintensief gekenmerkt kan worden. Overeenkomstig het algemene beeld van het Nederlandse bedrijfsleven is minder dan 10 % van alle bedrijven kapitaalintensief. Gezien het aantal deelnemende bedrijven en hun samenstelling geven de resultaten een representatief beeld van het Nederlandse bedrijfsleven met minimaal 10 werknemers. 2.2 De directeur Bijna alle directeuren van bedrijven met minimaal 10 werknemers zijn mannelijk, getrouwd en hebben kinderen. In Tabel 2 worden de karakteristieken van deze directeuren gepresenteerd. De gemiddelde leeftijd van de directeuren is 50 jaar, terwijl de oudste directeur 78 jaar is. Ruim 31 % van de directeuren is ouder dan 55 jaar, hetgeen nog eens 6 procent hoger ligt dan tijdens het laatste Nyenrode onderzoek op dit terrein in Des te duidelijker blijkt uit deze resultaten dat de nadruk op opvolging en bedrijfsoverdracht in de komende jaren voor veel Nederlandse bedrijven relevant is of steeds relevanter gaat worden. Voor het einde van dit decennium zullen er derhalve veel opvolgingen moeten plaatsvinden in het Nederlandse bedrijfsleven. Alhoewel er geen verschillen bestaan tussen familiebedrijven en nietfamiliebedrijven op bedrijfsmatig gebied, zijn er toch aanzienlijke verschillen betreffende de directeur. Gemiddeld zijn de directeuren van familiebedrijven vanaf 1988 aan de leiding over het bedrijf, terwijl de gemiddelde directeur in het niet-familiebedrijven vanaf 1996 de leiding 2 Flören (2001). 9

11 heeft. 3 Dit resultaat bevestigt bevindingen van eerder onderzoek van Nyenrode waarbij de duur van het aanblijven van de directeur bij familiebedrijven en niet-familiebedrijven is onderzocht. Hierbij kan nog worden opgemerkt dat directeuren van AEX-bedrijven gemiddeld 3,5 jaar de leiding hebben over hun bedrijf Het familiebedrijf Een ruime meerderheid van alle bedrijven is een familiebedrijf. Het percentage van 75 % bij de kleinere bedrijven is opvallend hoog. Een verklaring voor dit hoge percentage ligt in het feit dat bij de onderzoeksopzet bewust is gekozen voor bedrijven met een beperkte aandeelhoudersgroep en waarbij ook dochterbedrijven van buitenlandse ondernemingen waren uitgesloten. Voor de beantwoording van de onderzoeksvraag is dit een goede keuze, alleen wordt hierdoor het percentage familiebedrijven in Nederland wel overschat. Desalniettemin bevestigt ook dit onderzoek weer de belangrijke rol die familiebedrijven spelen voor de Nederlandse economie. Zoals valt te verwachten, werken bij de meeste familiebedrijven meerdere familieleden mee in het bedrijf, gemiddeld 2,5 familieleden (zie ook Tabel 3). Echter bij 7 % van de familiebedrijven is helemaal geen familielid werkzaam, maar heeft één familie wel een meerderheid van de aandelen in handen. Het merendeel van de familiebedrijven is al voorbij de eerste generatie. Eén op de vijf familiebedrijven is al in de derde of latere generatie beland. Een teken van de kracht en continuïteit van het familiebedrijf. Onderzoekers uit de Verenigde Staten 5 gaan er vanuit dat opvolging en andere barrières dermate ingrijpend zijn voor familiebedrijven dat de meeste bedrijven de tweede generatie niet overleven. Hier blijkt echter dat bij 23 % van de grotere familiebedrijven in Nederland de derde of zelfs latere generatie leiding geeft aan het bedrijf. Er zijn derhalve relatief veel oudere familiebedrijven onder de grote familiebedrijven in Nederland. Er bestaan grote significante verschillen tussen grote en kleine familiebedrijven betreffende het gebruik van directeuren die geen lid van de familie zijn. 6 Bij ruim driekwart van de kleinere familiebedrijven zijn er alleen familieleden directeur, terwijl juist bij de grotere familiebedrijven ruim driekwart wel een externe directeur heeft. De inbreng van de familie-directeuren beperkt zich bij zowel de grote als kleinere familiebedrijven tot een of twee. 3 Familiebedrijf (M = , SD = 10.32); niet-familiebedrijf (M = , SD = 8.37), t(214) = 5.13, p < Flören (2004). 5 Beckhard & Dyer (1983). 6 Chi-kwadraat (1, N = 148) = 39.87, p <

12 De eigendom is bij 82 % van de kleinere familiebedrijven helemaal in handen van de bedrijfsfamilie, hetgeen ook geldt voor twee derde van de grotere familiebedrijven. Het aantal familieleden met eigendom in het familiebedrijf bedraagt gemiddeld drie familieleden, waarbij bij een familiebedrijf zelfs 100 familieaandeelhouders zijn. Er bestaat een significant verschil tussen de grotere en kleinere familiebedrijven betreffende het percentage van de eigendom dat in handen is van in het bedrijf werkende familieleden. 7 Bij 75 % van de kleinere familiebedrijven is 100 % in handen van aldaar werkzame familieleden, terwijl bij 20 % de grotere familiebedrijven zelfs een minderheid van de eigendom is van de aldaar werkzame familieleden. Bij een meerderheid van alle familiebedrijven blijkt het lastig voor niet-familieleden om eigendom in het bedrijf te verkrijgen. Bij bijna driekwart van de familiebedrijven blijkt dit niet mogelijk te zijn. Belangrijk om op te merken is dat er geen significante verschillen tussen familiebedrijven en niet-familiebedrijven zijn op basis van het jaar van oprichting, aantal werknemers of omzet. Hierdoor kunnen de verschillen tussen familiebedrijven en niet-familiebedrijven op het gebied van de onderzoeksvraag dan ook niet worden verklaard. 2.4 Opvolging en overdracht Bedrijfsoverdracht is en blijft een belangrijk onderwerp voor familiebedrijven. Veel bedrijfsfamilies worstelen met de opvolging in leiding en overdracht van eigendom. Ook al was bedrijfsoverdracht niet het belangrijkste onderdeel van dit onderzoek, toch is er bewust gekozen om een aantal vragen te besteden aan dit lastige en emotioneel beladen onderwerp. Een van de belangrijkste opties bij bedrijfsoverdracht is opvolging door een of meer van de kinderen. Een essentiële voorwaarde is uiteraard het hebben van kinderen. Uit Tabel 2 blijkt dat een overgrote meerderheid van de directeuren van familiebedrijven kinderen heeft. Van de alternatieven voor opvolging verwacht 51 % te worden opgevolgd door een of meer van de kinderen, 1 % door een ander familielid, 11 % door een van de werknemers en 25 % door een ander niet-familielid. De rest verwacht niet te worden opgevolgd. Uit Tabel 4 blijkt dat velen ook een voorkeur hebben voor een opvolging door een familielid. Slechts een kwart van alle directeuren van een familiebedrijf is het hiermee oneens. Deze voorkeur kost de 7 Kleinere familiebedrijven (M = 86.98, SD = 26.04); grotere familiebedrijven (M = 71.05, SD = 34.02), t(140) = 3.15, p <

13 directeuren wel geld. Zo n 60 % is het eens met de stelling dat het financieel gezien aantrekkelijker is om het bedrijf aan externen te verkopen dan over te dragen aan een familielid. Wederom wordt duidelijk dat bij bedrijfsoverdracht emotionele overwegingen belangrijker zijn voor het familiebedrijf dan financiële overwegingen. Lang niet altijd alle kinderen komen uiteindelijk in aanme rking voor opvolging. De positie van de kinderen die niet opvolgen kan onderwerp van discussie zijn. De directeuren zijn verdeeld in hun mening of één of meer kinderen die in het bedrijf gaan werken bepaalde voordelen mogen krijgen ten opzichte van de andere kinderen. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan mogelijkheden om de financiering te verlichten. Ruim een derde is het hiermee eens, maar ook ruim een derde is het oneens met deze stelling. Echter 60 % vindt dat alle kinderen een even groot gedeelte van het totale vermogen moeten krijgen. Dus zelfs al vinden ondernemers dat enkele van hun kinderen bij de bedrijfsoverdracht geholpen mogen worden, uiteindelijk vindt een ruime meerderheid dat het totale vermogen eerlijk moet worden verdeeld. Daartoe is het vanzelfsprekend van belang dat vroegtijdig aandacht wordt besteed aan een eigendomsplanningsstrategie. 8 De eerste en tweede onderzoeksvragen van dit onderzoek richten zich op deze eigendomsplanningsstrategie, namelijk: Hebben bedrijfsfamilies een eigendomsplanningsstrategie? Wat is deze eigendomsplanningsstrategie van bedrijfsfamilies? Opvallend is dat er een groot verschil is tussen kleinere en grotere familiebedrijven op het gebied van eigendomsplanningsstrategie. Een eerste significant verschil betreft het aanwezig zijn van een plan voor de aandelenoverdracht naar de volgende generatie. 9 Terwijl slechts een kwart van de kleinere familiebedrijven dit heeft, heeft bijna de helft van de grotere familiebedrijven een plan voor aandelenoverdracht. Hoe de verschillende bedrijfsfamilies deze eigendomsplanningsstrategie invullen, varieert sterk. Zo is bijvoorbeeld ruim een derde van de directeuren het eens met de stelling dat het zijn wens is om de eigendom volledig in handen van de familie te houden, terwijl eveneens een derde het hiermee oneens is. Een zelfde variërende verdeling geldt voor de eventuele compensatie van kinderen die geen aandelen in het bedrijf krijgen. Een tweede significant verschil tussen kleinere en grotere familiebedrijven over de eigendomsplanningsstrategie gaat over het 8 Flören (2003, eerste Insinger onderzoek). 9 Kleinere familiebedrijven (M = 2.68, SD = 1.33); grotere familiebedrijven (M = 3.27, SD = 1.08), t(145) = -2.84, p <

14 vererven van de eigendom in de rechte lijn. 10 Een derde van de directeuren van de kleinere familiebedrijven vindt dat het bezit in het bedrijf alleen in de recht lijn mag vererven, terwijl ruim de helft van de directeuren van de grotere bedrijven het hiermee eens is. Voorts is er een duidelijk significant verschil tussen deze twee groepen bedrijven betreffende het feit of niet in het bedrijf werkende kinderen ook aandelen van het bedrijf zullen krijgen. 11 Slechts 11 procent van de directeuren van familiebedrijven met minder dan 100 werknemers is het hiermee eens, terwijl ruim 40 % van de directeuren van de grotere familiebedrijven vindt dat ook niet in het bedrijf werkende kinderen eigendom in het bedrijf moeten verkrijgen. Het lijkt wel of het familiaal karakter bij familiebedrijven met minimaal 100 werknemers een veel duidelijkere invulling heeft gekregen. De directie van grote familiebedrijven streeft meer naar een rechtvaardige verdeling van de eigendom onder de kinderen en heeft vaker een plan hiertoe opgesteld. Tevens stellen de grotere familiebedrijven meer prijs op vererving van het bezit in het bedrijf in de rechte lijn. 10 Kleinere familiebedrijven (M = 2.79, SD = 1.36); grotere familiebedrijven (M = 3.46, SD = 1.30), t(147) = -2.98, p < Kleinere familiebedrijven (M = 2.36, SD = 1.08); grotere familiebedrijven (M = 3.19, SD = 1.16), t(145) = -4.42, p <

15 Hoofdstuk 3 Financiering van groei en investeringen en het familiebedrijf Uit eerder onderzoek is al bekend dat familiebedrijven minder snel groeien dan niet-familiebedrijven. 12 In tijden van recessie blijken familiebedrijven echter weer minder snel te krimpen. Familiebedrijven zijn derhalve stabieler qua omzet dan niet-familiebedrijven. Toch ontkomen ook familiebedrijven niet aan (diepte)investeringen. Hiervoor is geld nodig, dat bijvoorbeeld extern kan worden gefinancierd of kan worden opgebracht door de bedrijfsfamilie. Over de daadwerkelijke invulling hiervan zijn slechts beperkte onderzoeksgegevens bekend. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de financiering van groei en investeringen in het familiebedrijf. In paragraaf 3.1 wordt de financiering van groei en investeringen behandeld. In paragraaf 3.2 komen de wensen van de bedrijfsfamilie bij financieringsbeslissingen aan de orde. Hierbij wordt antwoord gegeven op de volgende onderzoeksvragen: Wat zijn de persoonlijke en bedrijfsdoelen met betrekking tot de toekomst van het bedrijf? Zijn bedrijfsfamilies bereid om gebruik te maken van externe financiers en/of het aantrekken van extern kapitaal? 3.1 Financiering van groei en investeringen Veel van de directeuren van de Nederlandse bedrijven zijn optimistisch over de financiële verwachtingen voor de komende drie jaren (zie Tabel 5). In bijna tweederde van alle bedrijven worden de verwachtingen als gunstig gewaardeerd. Daarbij is het voor bijna 40 % van alle bedrijven essentieel om binnen drie jaar grote investeringen te doen. Alhoewel dit hoogstwaarschijnlijk zal leiden tot omzetgroei, blijkt groei niet de belangrijkste doelstelling te zijn van de Nederlandse directeuren. Voor bijna alle directeuren geldt dat continuïteit van het bedrijf op lange termijn een belangrijke doelstelling is. Verder stelt ongeveer driekwart dat groei een belangrijke doelstelling is. Op het gebied van zelfstandigheid als doelstelling is er een sterk significant verschil tussen familiebedrijven en niet-familiebedrijven. 13 Terwijl 65 % van de directeuren van familiebedrijven de wens uitspreekt om zelfstandig te blijven, is zelfstandigheid slechts voor 44 % van de nietfamiliebedrijven een belangrijke doelstelling. 12 Flören (FBG) en anderen. 13 Familiebedrijven (M = 3.81, SD = 0.91); niet-familiebedrijven (M = 3.23, SD = 1.17), t(220) = -4.02, p <

16 3.1.1 Financieringsbronnen Zeker gezien de wens tot zelfstandigheid van vele familiebedrijven is het interessant om te zien hoe de bedrijven momenteel gefinancierd zijn (zie Tabel 6). Zoals te verwachten valt zijn er vele verschillen in financiering tussen grote en kleinere bedrijven en tussen familiebedrijven en niet-familiebedrijven. Voor alle bedrijven geldt dat winsten uit het bedrijf de meest gebruikte financieringsbron is. Vervolgens zijn bankleningen voor alle de tweede belangrijkste bron van financiering, waarbij bedrijven met minimaal 100 werknemers vaker hiervan gebruik maken dan de kleinere bedrijven. 14 Het is niet verwonderlijk dat familiebedrijven die bij voorkeur geen gebruik maken van externe financiering een lager percentage (26 %) van hun balanstotaal met vreemd vermogen financieren dan familiebedrijven die geen bezwaar maken tegen externe financiering (36 %). 15 Zoals verwacht worden eigen middelen, leningen van familie en hypotheken en persoonlijke leningen significant veel vaker gebruikt als financieringsbron van familiebedrijven dan van niet-familiebedrijven. Ruim de helft van de directeuren van de kleinere familiebedrijven heeft eigen middelen in het bedrijf zitten, terwijl dit bij niet-familiebedrijven voor ruim een derde geldt. 16 Overigens komt de inbreng van eigen middelen vaker voor bij bedrijven met 10 tot 100 werknemers, dan bij de grotere bedrijven. 17 Hypotheken en persoonlijke leningen zijn voor ruim 40 % van de familiebedrijven een financieringsbron, terwijl dit slechts door eenzesde van de niet-familiebedrijven wordt gebruikt. 18 Ten slotte worden leningen en giften van familieleden significant vaker gebruikt door familiebedrijven dan door niet-familiebedrijven. 19 Al met al kan worden geconcludeerd dat ondernemers in familiebedrijven en hun bedrijfsfamilies momenteel al veel meer betrokken zijn bij de financiering van het bedrijf dan dit bij nietfamiliebedrijven het geval is. Uiteraard was dit te verwachten, maar het impliceert wel dat als in de toekomst meer investeringen nodig zijn, dat familiale invloed een rol zal spelen en de middelen van familieleden al gedeeltelijk verbruikt zijn. Veel minder wordt gebruikt gemaakt van privé investeerders en participatiemaatschappijen als financieringsbron. Participatie- 14 Chi-kwadraat (1, N = 223) = 6.42, p < Familiebedrijven die bij voorkeur geen gebruik maken van externe financiering (M = 25.63, SD = 26.60); familiebedrijven die geen bezwaar hebben tegen externe financiering (M = 36.02, SD = 24.94), t(116) = -2.12, p < Chi-kwadraat (1, N = 222) = 9.00, p < Chi-kwadraat (1, N = 223) = 12.49, p < Chi-kwadraat (1, N = 222) = 17.88, p < Chi-kwadraat (1, N = 222) = 6.20, p <

17 maatschappijen worden wel significant vaker gebruikt als financieringsbron door grotere bedrijven 20 en door nietfamiliebedrijven Financieringsplannen Gebaseerd op de financieringsbronnen is het nu interessant om te bezien wat de financieringsplannen van de Nederlandse bedrijven zijn. Daartoe is het zinvol om allereerst de huidige financiering met vreemd vermogen te bezien (zie Tabel 7). Bijna een kwart van alle bedrijven maakt helemaal geen gebruik van vreemd vermogen, terwijl bij meer dan de helft van alle bedrijven het balanstotaal voor minder dan 25 % met vreemd vermogen is gefinancierd. Bij alle grote bedrijven valt op dat bijna eenderde meer dan helft van het balanstotaal met vreemd vermogen financiert. Uit dit onderzoek blijkt dat familiebedrijven met een laag percentage vreemd vermogen op het balanstotaal financieel veel beter presteren dan familiebedrijven met een hoger percentage vreemd vermogen op het balanstotaal. Van de familiebedrijven met maximaal 24 % van het balanstotaal gefinancierd door vreemd vermogen heeft 71 % alle van de laatste vijf jaren winst gemaakt 22 en bevindt 73 % zich in de volwassen markt en slechts 5 % in een krimpende markt. 23 Terwijl bij familiebedrijven die minimaal 25 % van het balanstotaal financieren met vreemd vermogen slecht 39 % alle van de laatste vijf jaren winst heeft gemaakt en slechts 52 % zich in een volwassen markt bevindt en maar liefst 14 % in een krimpende markt. Voorts oordelen de familiebedrijven met maximaal 24 % van het balanstotaal gefinancierd door vreemd vermogen veel positiever over hun financiële prestaties ten opzichte van belangrijke concurrenten in de eigen branche 24 en over hun winstgevendheid over de afgelopen vijf jaar 25 dan familiebedrijven die minimaal 25 % van het balanstotaal financieren met vreemd vermogen. Gezien het relatief lage gebruik van vreemd vermogen is het niet verbazingwekkend dat de helft van de familiebedrijven en 70 % van de niet-familiebedrijven aangeeft dat zij in staat zijn om investeringen uit eigen middelen te bekostigen (zie Tabel 5). Ruim driekwart is ook bereid om de investeringen uit eigen middelen te bekostigen. Sterker 20 Chi-kwadraat (1, N = 223) = 4.23, p < Chi-kwadraat (1, N = 222) = 5.36, p < Chi-kwadraat (3, N = 130) = 17.89, p < Chi-kwadraat (3, N = 129) = 8.18, p < Familiebedrijven met maximaal 24 % van balanstotaal gefinancierd door vreemd vermogen (M = 3.77, SD = 0.65); familiebedrijven die minimaal 25 % van balanstotaal financieren met vreemd vermogen (M = 3.26, SD = 0.78), t(128) = 3.27, p < Familiebedrijven met maximaal 24 % van balanstotaal gefinancierd door vreemd vermogen (M = 5.17, SD = 1.00); familiebedrijven die minimaal 25 % van balanstotaal financieren met vreemd vermogen (M = 4.78, SD = 1.16), t(128) = 2.03, p <

18 nog, meer dan de helft van de bedrijven maakt liever geen gebruik van externe financiering voor haar investeringen. Opvallend hierbij is dat de grote familiebedrijven afwijken van de overige bedrijven. Waar 60 % van de grotere familiebedrijven bereid is om in de komende twee jaar bankleningen aan te gaan om investeringen te kunnen veroorloven, bestaat die bereidheid bij slechts een derde van zowel de kleinere familiebedrijven en de overige bedrijven. 26 Ook zijn enkele bedrijven bereid om participatiemaatschappijen te gebruiken ten einde zich investeringen te kunnen veroorloven. Er bestaan opvallende verschillen tussen de familiebedrijven die voor investeringen alleen gebruik maken van eigen bedrijfswinsten versus de familiebedrijven die ook andere financieringsbronnen gebruiken. Familiebedrijven die alleen gebruik maken van eigen bedrijfswinsten scoren qua financiële prestaties veel beter dan de andere familiebedrijven. Zo heeft ruim driekwart van de familiebedrijven die voor investeringen alleen gebruik maken van eigen bedrijfswinsten de afgelopen vijf jaren telkens winst gemaakt, terwijl dit voor minder dan de helft van de overige familiebedrijven geldt. 27 Ook beoordeelt de eerste groep familiebedrijven haar financiële prestaties ten opzichte van belangrijke concurrenten in de branche significant beter dan de overige familiebedrijven. 28 Tenslotte hebben de familiebedrijven die voor investeringen alleen gebruik maken van eigen bedrijfswinsten slechts 15 % van het balanstotaal gefinancierd met vreemd vermogen, terwijl dit percentage voor de overige familiebedrijven 41 % bedraagt. 29 In Tabel 7 is ook aangegeven aan welke vorm van financiering een bedrijf de voorkeur geeft indien het kapitaal nodig heeft voor haar groei. Hier ontstaan opvallende, duidelijke significante verschillen tussen de verschillende groepen bedrijven. Externe bankleningen zijn in het algemeen redelijk populair, maar daar waar familiebedrijven een grotere voorkeur hebben voor een herinvestering van privé-vermogens, gaat de voorkeur bij niet-familiebedrijven uit naar het aantrekken van overige extern kapitaal. 30 Bij bijna de helft van de grotere nietfamiliebedrijven is er een voorkeur voor het aantrekken van overig extern kapitaal. Bij de grotere bedrijven is er naast de externe banklening duidelijk een voorkeur voor het aantrekken van overig 26 Chi-kwadraat (2, N = 218) = 11.88, p < Chi-kwadraat (3, N = 121) = 10.71, p < Familiebedrijven die voor investeringen alleen gebruik maken van eigen bedrijfswinsten (M = 3.87, SD = 0.71); familiebedrijven die andere bronnen dan alleen bedrijfswinsten gebruiken voor investeringen (M = 3.46, SD = 0.78), t(119) = 3.00, p < Familiebedrijven die voor investeringen alleen gebruik maken van eigen bedrijfswinsten (M = 15.13, SD = 23.81); familiebedrijven die andere bronnen dan alleen bedrijfswinsten gebruiken voor investeringen (M = 41.30, SD = 23.59), t(105) = -5.63, p < Chi-kwadraat (2, N = 216) = 22.12, p <

19 extern kapitaal ten opzichte van een herinvestering van privévermogen. 31 Indien de bank niet bereid is om de groei (volledig) te financieren, komen deze verschillen nog duidelijker naar voren. Een meerderheid van de familiebedrijven geeft een voorkeur aan een herinvestering van privé-vermogen, terwijl de niet-familiebedrijven een voorkeur hebben voor het aantrekken van extern vermogen. 32 Deze voorkeur is het duidelijkst bij de grotere niet-familiebedrijven, waarbij 82 % een voorkeur heeft voor extern kapitaal boven privé-vermogen. 33 Deze resultaten sluiten goed aan bij de eerdere bevindingen waar werd aangegeven dat voor veel familiebedrijven de zelfstandigheid een veel belangrijkere doelstelling is dan bij niet-familiebedrijven. Overigens is 12 % van de grotere familiebedrijven in de komende twee jaar wel bereid om een gedeelte van het bedrijf te verkopen om investeringen te kunnen veroorloven. 3.2 De bedrijfsfamilie Eigendom in een familiebedrijf betekent nogal wat. De familiewaarden spelen veelal door in het bedrijf. Een hoge mate van loyaliteit, betrokkenheid en flexibiliteit maakt familiebedrijven tot de meest succesvolle ondernemersvorm in de Westerse economie. De bedrijfsfamilie heeft echter ook andere belangen dan de groei van het bedrijf. Succes wordt eerder geformuleerd aan de hand van continuïteit, rentmeesterschap en onafhankelijkheid. Dit onderzoek richt zich juist op de spanningsveld tussen de behoefte van de bedrijfsfamilie en de behoefte van het familiebedrijf. Geld dat de familie consumeert kan ten koste gaan van diepte-investeringen. Te veel geld dat opgepot of vast zit in het bedrijf kan ten koste gaan van de harmonie in de familie. Een moeilijk spanningsveld waar veel bedrijfsfamilies gezien de resultaten zeer goed mee om blijken te kunnen gaan. Hoe doen zij dit? Wat zijn de denkbeelden van bedrijfsfamilies betreffende investeringen en groei. In deze paragraaf en Hoofdstuk 4 wordt daar nader op ingegaan. In eerste instantie is het interessant om te bekijken of bedrijfsfamilies wel afhankelijk zijn van de inkomsten uit het familiebedrijf. Uit Tabel 8 blijkt dat slechts een kwart van de directeuren het oneens is met de stelling dat de eigenaren voor hun inkomsten volledig afhankelijk zijn van het bedrijf. Meer dan de helft van de directeuren is het eens met 31 Chi-kwadraat (2, N = 218) = 17.35, p < Chi-kwadraat (1, N = 206) = 12.92, p < Chi-kwadraat (1, N = 209) = 9.82, p <

20 de stelling. De inkomsten uit het familiebedrijf blijken dus wel degelijk belangrijk voor de bedrijfsfamilie. Dit belang wordt versterkt doordat wederom meer dan de helft van de directeuren stelt dat de lange termijn groei van het familievermogen een belangrijke doelstelling is. De inkomsten uit het bedrijf moeten dus het familievermogen in stand houden en zelfs verhogen. Opvallend is dat er geen verschillen zijn op dit gebied tussen kleinere en grotere familiebedrijven. Ook de meerderheid van de bedrijfsfamilies met familiebedrijven met minimaal 100 werknemers zijn voor hun inkomsten volledig afhankelijk van het bedrijf en zien groei van het familievermogen als een belangrijke doelstelling van het bedrijf. Hoe bedrijfsfamilies dit vermogen al dan niet veilig stellen komt in Hoofdstuk 4 aan de orde. Als er zoveel afhangt van het succes en de continuïteit van het familiebedrijf bestaat de mogelijkheid dat de familie zich behoudend opstelt ten opzichte van het bedrijf. Toch is de overgrote meerderheid zeer positief over de betrokkenheid van de familie. Veel directeuren zijn het oneens met stellingen die aangeven dat de familie de groei van het bedrijf remt of de ondernemerschap in het bedrijf belemmert. Zelfs betreffende de groei van het bedrijf is een groot aantal bedrijfsfamilies bereid om het familie-eigendom gedeeltelijk op te geven. Echter bijna eenvijfde van de directeuren vindt volledig familieeigendom belangrijker dan groei. Hierbij dient opgemerkt te worden dat al eerder uit de onderzoeksresultaten is gebleken dat bedrijfsfamilies sterk hechten aan zelfstandigheid. Dit sluit echter niet uit dat tijdelijk afstand wordt gedaan van een gedeelte van de eigendom. Ter financiering van de groei zijn uiteraard verschillende bronnen te vinden. De directeuren van Nederlandse familiebedrijven zijn verdeeld over het feit of het verstandig is om de groei volledig uit het eigen vermogen te betalen. Ongeveer eenderde van de directeuren is het hier mee eens. Minder dan de helft van de directeuren vindt het verstandig om de groei met bankleningen te financieren. Ook al zijn significant meer directeuren van kleinere familiebedrijven huiverig voor bankleningen ter financiering van de groei dan die bij grote familiebedrijven. 34 Een goede methode om tijdelijk een gedeelte van het familie-eigendom af te staan ter financiering van de groei is het gebruik van een participatiemaatschappij. Veel directeuren van familiebedrijven zijn terughoudend voor deze optie. Velen waarschijnlijk door onbekendheid 34 Kleinere familiebedrijven (M = 3.01, SD = 1.04); grotere familiebedrijven (M = 3.34, SD = 0.90), t(147) = -1.98, p <

21 met deze methode. Duidelijk blijkt uit de onderzoeksresultaten dat een meerderheid van aandeelhouders van familiebedrijven ook niet veel voelt voor de gedeeltelijke verkoop van het bedrijf ten einde investeringen mogelijk te maken. Echter uit het onderzoek komt ook duidelijk een kracht van het familiebedrijf naar boven. Aandeelhouders van familiebedrijven zijn namelijk zeer zeker bereid om enkele jaren van dividend af te zien ten einde investeringen mogelijk te maken. Slechts 3 % van de directeuren van grotere familiebedrijven ziet die bereidheid niet bij zijn aandeelhouders. Het zijn juist deze krachten die de flexibiliteit en daadkracht van familiebedrijven mogelijk maken. 20

22 Hoofdstuk 4 Eigendom, betrokkenheid en vermogen Kenmerkend voor een familiebedrijf is de verbondenheid tussen bedrijf, eigendom en familie. Vaak maken mensen deel uit van meer dan een van deze systemen. Hierdoor kunnen ze geconfronteerd worden met tegengestelde belangen. Ten einde conflicten te voorkomen, is uit eerder Insinger/Nyenrode onderzoek gebleken dat het belangrijk is om te werken aan de betrokkenheid van aandeelhouders bij het familiebedrijf. 35 Ook vermogensspreiding kan rust creëren. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de aandeelhouders in het familiebedrijf, hun betrokkenheid bij het bedrijf en hun eventuele vermogensspreiding. Allereerst behandelt paragraaf 4.1 de relatie tussen het familievermogen en het bedrijf. In paragraaf 4.2 wordt aandacht besteed op de betrokkenheid van eigenaren bij het familiebedrijf. 4.1 Het familievermogen Uit de Tabellen 9 en 10 blijkt dat bij veel familiebedrijven het overgrote gedeelte van het familievermogen in het bedrijf zit. Ongeveer tweederde van de directeuren van familiebedrijven vindt dit. Bij maar liefst 57 % van de grote familiebedrijven zit minimaal 75 % van het vermogen in het bedrijf. Hetgeen significant hoger is dan de 35 % bij kleinere familiebedrijven. 36 Het is hierbij zeer opvallend dat meer dan 75 % van alle directeuren vindt dat het verstandig is om een deel van het familievermogen buiten het bedrijf veilig te stellen. Gesteld kan worden dat ook al willen veel directeuren een belangrijk deel van het familievermogen buiten het bedrijf houden, dat slechts weinigen hierin slagen. Een meerderheid van de directeuren van kleinere familiebedrijven stelt dat zijn pensioen in grote mate afhankelijk is van het familiebedrijf. Dit is zelfs significant hoger dan bij de grote familiebedrijven. 37 Bedrijfspanden staan ook hoofdzakelijk op de balans van het bedrijf in plaats van in privé. Familiebedrijven waar het pensioen in een aparte pensioen-bv wordt opgebouwd, presteren financieel beter dan familiebedrijven waar de pensioenopbouw deel uitmaakt van de balans van het bedrijf. Zo is bijvoorbeeld de omzet in de afgelopen vijf jaren gegroeid bij 82 % van 35 Floren (2003). 36 Kleinere familiebedrijven (M = 54.95, SD = 32.59); grotere familiebedrijven (M = 68.70, SD = 27.99), t(123) = -2.41, p < Kleinere familiebedrijven (M = 3.47, SD = 1.29); grotere familiebedrijven (M = 3.00, SD = 1.19), t(148) = 2.26, p <

23 de familiebedrijven waar het pensioen in een aparte pensioen-bv wordt opgebouwd, terwijl dit het geval is bij slechts 64 % van de familiebedrijven waar de pensioenopbouw deel uitmaakt van de balans van het bedrijf. 38 Voorts is het opvallend dat een veel lager percentage van het balanstotaal wordt gefinancierd met vreemd vermogen (21 %) bij familiebedrijven waar het pensioen in een aparte pensioen-bv wordt opgebouwd, dan bij familiebedrijven waar de pensioenopbouw deel uitmaakt van de balans van het bedrijf (34 %). 39 Dit is des te meer opvallend omdat juist bij de laatste groep bedrijven de pensioenopbouw deel uitmaakt van het eigen vermogen en het percentage financiering door vreemd vermogen omlaag zou kunnen brengen. Een belangrijk onderzoeksresultaat is dat bedrijfsfamilies die aangeven dat zij in staat zijn geweest om een vrij beschikbaar vermogen buiten het bedrijf op te bouwen veel betere financiële bedrijfsprestaties tonen dan die bedrijfsfamilies die geen vrij beschikbaar vermogen buiten het bedrijf hebben kunnen opbouwen. Zo heeft 71 % van de familiebedrijven waar de bedrijfsfamilie in staat is geweest om een vrij beschikbaar vermogen buiten het bedrijf op te bouwen alle afgelopen vijf jaren winst gemaakt, terwijl dit slechts bij 27 % van de overige familiebedrijven het geval is. 40 Voorts oordelen de familiebedrijven waar de bedrijfsfamilie in staat is geweest om een vrij beschikbaar vermogen buiten het bedrijf op te bouwen veel positiever over de financiële prestaties van het bedrijf ten opzichte van de belangrijke concurrenten in de eigen branche dan de familiebedrijven waar de bedrijfsfamilies geen vrij beschikbaar vermogen buiten het bedrijf hebben kunnen opbouwen. 41 Tenslotte hebben de familiebedrijven waar de bedrijfsfamilie in staat is geweest om een vrij beschikbaar vermogen buiten het bedrijf op te bouwen een veel lager percentage van hun balanstotaal (25 %) gefinancierd met vreemd vermogen vergeleken met de andere familiebedrijven (39 %). 42 Geconcludeerd kan worden dat het onttrekken van vermogen aan het bedrijf zeker niet negatief hoeft uit vallen voor de financiële prestaties 38 Familiebedrijven waar het pensioen in een aparte pensioen-bv wordt opgebouwd (M = 5.55, SD = 1.62); familiebedrijven waar de pensioenopbouw deel uitmaakt van de balans van het bedrijf (M = 4.78, SD = 1.78), t(86) = 2.10, p < Familiebedrijven waar het pensioen in een aparte pensioen-bv wordt opgebouwd (M = 20.90, SD = 21.01); familiebedrijven waar de pensioenopbouw deel uitmaakt van de balans van het bedrijf (M = 33.95, SD = 25.87), t(75) = -2.40, p < Chi-kwadraat (3, N = 135) = 26.87, p < Familiebedrijven waar de bedrijfsfamilie in staat is geweest om een vrij beschikbaar vermogen buiten het bedrijf op te bouwen (M = 3.85, SD = 0.64); familiebedrijven waar de bedrijfsfamilies geen vrij beschikbaar vermogen buiten het bedrijf hebben kunnen opbouwen (M = 3.14, SD = 0.82), t(133) = 5.56, p < Familiebedrijven waar de bedrijfsfamilie in staat is geweest om een vrij beschikbaar vermogen buiten het bedrijf op te bouwen (M = 24.67, SD = 24.85); familiebedrijven waar de bedrijfsfamilies geen vrij beschikbaar vermogen buiten het bedrijf hebben kunnen opbouwen (M = 38.68, SD = 24.80), t(119) = -2.97, p <

24 van het bedrijf. Het is zelfs mogelijk dat deze familiebedrijven succesvoller kunnen zijn omdat de bedrijfsfamilie niet volledig meer afhankelijk is van de resultaten van het bedrijf. Zij kunnen hierdoor gemakkelijker gebruik maken van de krachten van het familiebedrijf. Te denken valt aan het langetermijn perspectief, het geduldige kapitaal en de mogelijkheid om tijdelijk van dividend af te zien. Het pensioen van in het bedrijf werkzame eigenaren wordt bij 40 % van de familiebedrijven opgebouwd bij een verzekeringsmaatschappij, terwijl ruim eenderde van deze eigenaren het pensioen in het bedrijf opbouwt. De rest van de eigenaren gebruikt een combinatie van deze methoden. Opvallend is het verschil tussen in het bedrijf werkzame eigenaren van grote en kleinere familiebedrijven. Bij bijna driekwart van de in het bedrijf werkzame eigenaren die de pensioenopbouw binnen het bedrijf laat plaatsvinden, maakt het pensioen deel uit van de balans van het bedrijf. Terwijl bij 67 % van de in het bedrijf werkzame eigenaren van familiebedrijven met minimaal 100 werknemers de pensioenopbouw in een aparte pensioen-bv plaatsvindt. 43 Het zijn hoofdzakelijk de directeuren in de familiebedrijven met 10 tot maximaal 100 werknemers die nog veel aandacht moeten besteden aan het regelen van hun vermogensplanning. Terwijl 39 % van hen stelt dat er nog veel moet gebeuren voordat de vermogensplanning goed is geregeld, vindt slechts 19 % van de directeuren van grotere familiebedrijven dat zij nog veel moeten doen. 44 Tevens bestaat er een significant verschil over de mate waarin de vermogensplanning met de echtgeno(o)t(e) wordt besproken. Terwijl bijna de helft van de directeuren van de kleinere familiebedrijven de vermogensplanning regelmatig met de partner bespreekt, doet slechts 21 % van de directeuren van de grotere familiebedrijven dit. 45 Een verklaring hiervoor kan zijn dat directeuren van de grotere familiebedrijven veel beter in staat zijn geweest om een vrij beschikbaar vermogen buiten het bedrijf op te bouwen. Bijna 80 % van deze directeuren is hiertoe in staat geweest in vergelijking met 59 % van de directeuren van kleinere familiebedrijven. 46 De bestemming van dit vrij beschikbare vermogen varieert. Velen hebben onroerend goed en een effectenportefeuille. Directeuren van kleinere familiebedrijven hebben vaker spaargeld 47 of gebruiken hun vrij beschikbare vermogen 43 Chi-kwadraat (1, N = 88) = 11.87, p < Kleinere familiebedrijven (M = 3.03, SD = 1.13); grotere familiebedrijven (M = 2.51, SD = 0.99), t(148) = 2.91, p < Kleinere familiebedrijven (M = 3.30, SD = 1.16); grotere familiebedrijven (M = 2.69, SD = 0.97), t(146) = 3.33, p < Chi-kwadraat (2, N = 148) = 7.23, p < Chi-kwadraat (1, N = 94) = 4.53, p <

UBO-REGISTER: RUIM EIGENAREN VAN FAMILIEBEDRIJVEN DREIGEN HUN PRIVACY TE VERLIEZEN

UBO-REGISTER: RUIM EIGENAREN VAN FAMILIEBEDRIJVEN DREIGEN HUN PRIVACY TE VERLIEZEN UBO-REGISTER: RUIM 270.000 EIGENAREN VAN FAMILIEBEDRIJVEN DREIGEN HUN PRIVACY TE VERLIEZEN Door: prof. dr. Roberto Flören en dr. Marta Berent-Braun (Nyenrode Business Universiteit) en mr. Laura Bles-Temme

Nadere informatie

Nationale-Nederlanden

Nationale-Nederlanden Nationale-Nederlanden DGA Onderzoek Risicobeheersing en mogelijkheden voor pensioenopbouw Juli 2011 Judith de Roij van Zuijdewijn 27555 Inhoudsopgave 1 Inleiding 2 Managementsamenvatting 3 Resultaten Pensioen

Nadere informatie

Familiebedrijven in Nederland

Familiebedrijven in Nederland Familiebedrijven in Nederland In opdracht van Walgemoed Accountants & Adviseurs Uitgevoerd door Nijenrode University, The Netherlands Business School Management Research Centre Familiebedrijven in Nederland

Nadere informatie

Roberto H. Flören. Berk Accountants en Belastingadviseurs Hoogleraar Familiebedrijven en Bedrijfsoverdracht. 2 december 2010

Roberto H. Flören. Berk Accountants en Belastingadviseurs Hoogleraar Familiebedrijven en Bedrijfsoverdracht. 2 december 2010 Groeiende familiebedrijven: balanceren tussen familie, bedrijf en emotie Prof.dr. Roberto H. Flören Berk Accountants en Belastingadviseurs Hoogleraar Familiebedrijven en Bedrijfsoverdracht 2 december 2010

Nadere informatie

Bedrijfsoverdracht in Vlaanderen

Bedrijfsoverdracht in Vlaanderen Bedrijfsoverdracht in Vlaanderen Onderzoek over de planning van de bedrijfsoverdracht uitgevoerd met de steun van Agentschap Ondernemen: Executive summary Prof. dr. Tensie Steijvers drs. Ine Umans Universiteit

Nadere informatie

Erfgoedstrategie en het familiebedrijf

Erfgoedstrategie en het familiebedrijf Erfgoedstrategie en het familiebedrijf Een onderzoek onder directeuren van familiebedrijven naar hun voornemens én de praktijk bij de overdracht en het behoud van het (familie)vermogen In opdracht van

Nadere informatie

In opdracht van: Majka van Doorn Consultant

In opdracht van: Majka van Doorn Consultant Rapport Marktlink Marktmonitor 2016 3 oktober 2016 In opdracht van: Majka van Doorn Consultant 033 330 3321 06 23 77 85 14 Management summary Management summary Driekwart ondernemers denkt na over verkoop

Nadere informatie

Ondernemers staan open voor bedrijfsverkoop, maar moeten mentaal nog een drempel over

Ondernemers staan open voor bedrijfsverkoop, maar moeten mentaal nog een drempel over Ondernemers staan open voor bedrijfsverkoop, maar moeten mentaal nog een drempel over Rapport Marktmonitor 2015 18 September 2015 Colofon In opdracht van: Majka van Doorn Research Consultant 033 330 33

Nadere informatie

Uitkomsten onderzoek bedrijfsoverdracht familiebedrijven. 20 juni 2012

Uitkomsten onderzoek bedrijfsoverdracht familiebedrijven. 20 juni 2012 Uitkomsten onderzoek bedrijfsoverdracht familiebedrijven 20 juni 2012 Samenvatting De waardering van het familiebedrijf vormt een belangrijk obstakel bij de overdracht van de onderneming. Vooral de waardering

Nadere informatie

Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd

Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd Clientervaringsonderzoek Wmo & Jeugd Inhoudsopgave Samenvatting 3 1. Inleiding 4 1.1 Doelgroep 4 1.2 Methode 4 1.3 Respons 4 2. Resultaten Wmo 5 2.1 Contact en toegankelijkheid van hulp of ondersteuning

Nadere informatie

De rechtsvorm is de juridische ofwel wettelijke vorm van de organisatie. Voorbeelden van rechtsvormen zijn:

De rechtsvorm is de juridische ofwel wettelijke vorm van de organisatie. Voorbeelden van rechtsvormen zijn: Samenvatting door Isabelle 1418 woorden 2 december 2015 8,2 19 keer beoordeeld Vak M&O M&O Hoofdstuk 10 Rechtsvormen 10.1 Organisaties De rechtsvorm is de juridische ofwel wettelijke vorm van de organisatie.

Nadere informatie

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel

Nadere informatie

ENERGIE ENQUÊTE VOORJAAR 2012

ENERGIE ENQUÊTE VOORJAAR 2012 ENERGIE ENQUÊTE VOORJAAR 2012 2 INHOUD Management samenvatting... 3 Respondenten... 3 Conclusies... 4 1. Inleiding... 6 2. Uitkomsten per vraag... 6 2.1 Energie en energiebesparing binnen de organisatie...

Nadere informatie

Bestuurlijke toekomst gemeente Nuenen c.a.: de opvattingen van de inwoners

Bestuurlijke toekomst gemeente Nuenen c.a.: de opvattingen van de inwoners Bestuurlijke toekomst gemeente Nuenen c.a.: de opvattingen van de inwoners Onderzoek uitgevoerd in opdracht van Provincie Noord-Brabant Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda T 076 515 13 88 info@dimensus.nl

Nadere informatie

Familiebedrijven en Maatschappelijk Betrokken Ondernemen

Familiebedrijven en Maatschappelijk Betrokken Ondernemen Familiebedrijven en Maatschappelijk Betrokken Ondernemen Door: Dr. Lonneke Roza (Onderzoeker Maatschappelijk Betrokken Ondernemen) Deze paper is deels gebaseerd en soms vrij vertaald vanuit het werk van

Nadere informatie

Stefan Jansen RA Baker Tilly Berk adviesgroep familiebedrijven. copyright R.Flören/S.Jansen

Stefan Jansen RA Baker Tilly Berk adviesgroep familiebedrijven. copyright R.Flören/S.Jansen Stefan Jansen RA Baker Tilly Berk adviesgroep familiebedrijven copyright R.Flören/S.Jansen Doen familiebedrijven het beter? Havendebat Zeeland, Terneuzen 27 juni 2014 Familiebedrijf: bundeling van krachten

Nadere informatie

INTERNATIONAAL MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMEN: ONDERZOEK

INTERNATIONAAL MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMEN: ONDERZOEK INTERNATIONAAL MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMEN: ONDERZOEK INHOUD 1. Uitgangspunten 2. Doelgroep - achtergrondkenmerken 3. IMVO - algemeen 4. IMVO voor het eigen bedrijf/ bedrijf waar het voor werkt

Nadere informatie

Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Moerdijk

Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Moerdijk Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2015 Definitieve rapportage 4 augustus 2016 DATUM 4 augustus 2016 TITEL Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2015 ONDERTITEL

Nadere informatie

Ondernemen in het familiebedrijf: balanceren tussen familie, bedrijf en emotie

Ondernemen in het familiebedrijf: balanceren tussen familie, bedrijf en emotie Ondernemen in het familiebedrijf: balanceren tussen familie, bedrijf en emotie Prof. dr. Roberto H. Flören Baker Tilly Berk Leerstoel Familiebedrijven en Bedrijfsoverdracht 13 oktober 2015 Leadership Entrepreneurship

Nadere informatie

Opvolging in eigendom bij familiebedrijven: eerder een kans dan een recht

Opvolging in eigendom bij familiebedrijven: eerder een kans dan een recht Opvolging in eigendom bij familiebedrijven: eerder een kans dan een recht Een onderzoek naar eigendomsplanningsstrategieën van families in familiebedrijven. In opdracht van Bank Insinger de Beaufort N.V.

Nadere informatie

Panelonderzoek Sluiting & Overdracht

Panelonderzoek Sluiting & Overdracht Panelonderzoek Sluiting & Overdracht Geacht panellid, In oktober 2014 heeft u via het online KvK Ondernemerspanel deelgenomen aan een onderzoek over Sluiting & Overdracht. Nogmaals hartelijk dank voor

Nadere informatie

Ondernemen in het familiebedrijf: balanceren tussen familie, bedrijf en emotie

Ondernemen in het familiebedrijf: balanceren tussen familie, bedrijf en emotie Ondernemen in het familiebedrijf: balanceren tussen familie, bedrijf en emotie dr. Marta Berent-Braun Assistant Professor Leerstoel Familiebedrijven en Bedrijfsoverdracht 4 november 2015 Leadership Entrepreneurship

Nadere informatie

Rijksmonumentale kerken en het Restauratiefonds

Rijksmonumentale kerken en het Restauratiefonds Rijksmonumentale kerken en het Restauratiefonds 1. Onderzoeksopzet Datum: 23 november 2009 Opdrachtgever: Nationaal Restauratiefonds Doelgroep: Eigenaren van rijksmonumentale kerkgebouwen (3.880 panden)

Nadere informatie

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015 Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015 Willemstad, Mei 2016 Inhoudsopgave Inleiding... 2 Methodologie... 3 Resultaten conjunctuurenquête... 3 Concluderende opmerkingen... 17 1 CBS Curaçao mei 2016 Inleiding

Nadere informatie

Rijksmonumentale kerken en het Restauratiefonds

Rijksmonumentale kerken en het Restauratiefonds Rijksmonumentale kerken en het Restauratiefonds Onderzoeksresultaten Rijksmonumentale kerken en het Restauratiefonds 2 1. Onderzoeksopzet Datum: 4 december 2009 Opdrachtgever: Nationaal Restauratiefonds

Nadere informatie

Internationalisatie van familiebedrijven

Internationalisatie van familiebedrijven Internationalisatie van familiebedrijven Een onderzoek onder directeuren van grotere (familie)bedrijven over internationalisatiestrategieën en mogelijke barrières bij internationalisatie. In opdracht van

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

Floriade Almere 2022 juli 2018

Floriade Almere 2022 juli 2018 Floriade Almere 2022 juli 2018 INLEIDING AANLEIDING ONDERZOEK In Almere vindt in 2022 de Floriade plaats. Deze zevende editie van de wereldtuinbouwtentoonstelling staat in het teken van Growing Green Cities,

Nadere informatie

Familiebedrijven in Zeeland Een onderzoek naar de emotionele component bij bedrijfsoverdracht van familiebedrijven in Zeeland

Familiebedrijven in Zeeland Een onderzoek naar de emotionele component bij bedrijfsoverdracht van familiebedrijven in Zeeland ONDERZOEKSRAPPORT Familiebedrijven in Zeeland Een onderzoek naar de emotionele component bij bedrijfsoverdracht van familiebedrijven in Zeeland Door: Prof. dr. Roberto H. Flören Dr. Marta M. Berent-Braun

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014 Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 214 Willemstad, Maart 214 Inleiding In juni 214 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) de bedrijven benaderd met vragenlijsten op Curaçao. Doel van deze

Nadere informatie

De Tabakswet. Rapport. Onderzoek naar hinder en schadelijkheid van passief roken, houding t.a.v. en steun voor rookverboden Cyrille Koolhaas

De Tabakswet. Rapport. Onderzoek naar hinder en schadelijkheid van passief roken, houding t.a.v. en steun voor rookverboden Cyrille Koolhaas Grote Bickersstraat 74 13 KS Amsterdam Postbus 247 00 AE Amsterdam t 0 522 54 44 f 0 522 53 33 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Rapport De Tabakswet Onderzoek naar hinder en schadelijkheid van passief

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA 's-gravenhage

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA 's-gravenhage > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA 's-gravenhage Directoraat-generaal Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag

Nadere informatie

ING, partner van familiale ondernemers

ING, partner van familiale ondernemers ING, partner van familiale ondernemers Familiebedrijven, de motor van de economie Leidt u een familiebedrijf? Familiebedrijven professionaliseren In België vertegenwoordigen familiebedrijven maar liefst

Nadere informatie

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016 Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen Rapportage derde meting juni 2016 Introductie Waarom dit onderzoek? Zijn Nederlanders de afgelopen maanden anders gaan denken over de opvang van vluchtelingen

Nadere informatie

Bedrijfsoverdracht, geen afbouwen maar opbouwen

Bedrijfsoverdracht, geen afbouwen maar opbouwen Bedrijfsoverdracht, geen afbouwen maar opbouwen Bedrijfsoverdracht of -aankoop Een eigen bedrijf is vaak een levenswerk. Maar er komt een moment dat u de touwtjes uit handen zult geven. Moeilijk? Soms.

Nadere informatie

Werkstress hoger management

Werkstress hoger management Werkstress hoger management GfK Oktober 2017 1 Inhoudsopgave 1 2 3 4 Management summary Slide 3-4 Onderzoeksresultaten Slide 5-17 Onderzoeksverantwoording Slide 18-20 Contact Slide 21-22 2 Management Summary

Nadere informatie

Hoofdstuk 12, paragraaf 1: Organisaties. Hoofdstuk 12, paragraaf 2: Eenmanszaak.

Hoofdstuk 12, paragraaf 1: Organisaties. Hoofdstuk 12, paragraaf 2: Eenmanszaak. Samenvatting M&O Hoofdstuk 12 Samenvatting door X. 2142 woorden 27 september 2015 9,3 2 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans Hoofdstuk 12, paragraaf 1: Organisaties. Een organisatie heeft te maken

Nadere informatie

Wat motiveert u in uw werk?

Wat motiveert u in uw werk? Wat motiveert u in uw werk? Begin dit jaar heeft u kunnen deelnemen aan een online onderzoek naar de motivatie en werktevredenheid van actuarieel geschoolden. In dit artikel worden de resultaten aan u

Nadere informatie

Onderzoek Toegevoegde waarde OHSAS 18001-certificatie Samenvatting en conclusies

Onderzoek Toegevoegde waarde OHSAS 18001-certificatie Samenvatting en conclusies Onderzoek Toegevoegde waarde OHSAS 18001-certificatie Samenvatting en conclusies 26 juni 2013 > Samenvatting 2 > Conclusies 5 1 Samenvatting en conclusies Deze samenvatting en conclusies komen uit het

Nadere informatie

Resultaten Bedrijven Census 2014: hoe is de administratie van bedrijven op Curacao geregeld?

Resultaten Bedrijven Census 2014: hoe is de administratie van bedrijven op Curacao geregeld? Resultaten Bedrijven Census 2014: hoe is de administratie van bedrijven op Curacao geregeld? Dainadira Eustatius-Martis Inleiding Het Centraal Bureau voor Statistiek van Curaçao (CBS) heeft in de tweede

Nadere informatie

Verkoop van uw bedrijf

Verkoop van uw bedrijf Verkoop van uw bedrijf Langzamerhand begint het te kriebelen. Wellicht wilt uw bedrijf verkopen, of zou een fusie toch een betere optie zijn? Die overwegingen zijn er omdat u wat ouder wordt, of gewoon

Nadere informatie

Ondernemerschap in Zuidoost-Brabant in perspectief

Ondernemerschap in Zuidoost-Brabant in perspectief M201208 Ondernemerschap in in perspectief Ondernemerschap in vergeleken met en de rest van Ro Braaksma Nicolette Tiggeloove Zoetermeer, februari 2012 Ondernemerschap in in perspectief In zijn er meer nieuwe

Nadere informatie

Waarom mensen zich niet verdiepen in partnerpensioen

Waarom mensen zich niet verdiepen in partnerpensioen Onderzoek Waarom mensen zich niet verdiepen in partnerpensioen Onderzoek in opdracht van Pensioenkijker.nl Projectleider Kennisgroep : Vivianne Collee : Content Unit Financiën Datum : 09-11-010 Copyright:

Nadere informatie

Onderzoek naar de mening van burgers over de berekening van kinderalimentatie

Onderzoek naar de mening van burgers over de berekening van kinderalimentatie Onderzoek naar de mening van burgers over de berekening van kinderalimentatie September 2011 Bregje Dijksterhuis (HvA) & Nina Vels (LBIO) Inhoud 1 Inleiding... 2 1.1 Doel... 2 1.2 Onderzoeksvragen... 2

Nadere informatie

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017 Gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 26 juni 2017 DATUM 26 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076) 515

Nadere informatie

Van baan naar eigen baas

Van baan naar eigen baas M200912 Van baan naar eigen baas drs. A. Bruins Zoetermeer, juli 2009 Van baan naar eigen baas Ruim driekwart van de ondernemers die in de eerste helft van 2008 een bedrijf zijn gestart, werkte voordat

Nadere informatie

M200616. De winstpotentie van personeelsbeleid in het MKB

M200616. De winstpotentie van personeelsbeleid in het MKB M200616 De winstpotentie van personeelsbeleid in het MKB dr. J.M.P. de Kok drs. J.M.J. Telussa Zoetermeer, december 2006 Prestatieverhogend HRM-systeem MKB-bedrijven met een zogeheten 'prestatieverhogend

Nadere informatie

Enquête: 10 vragen voor de BV

Enquête: 10 vragen voor de BV Enquête: 10 vragen voor de BV Het Ministerie van Economische Zaken heeft, in samenwerking met Jong Management en het Platform Zelfstandige Ondernemers, een enquête gehouden onder een aantal leden van deze

Nadere informatie

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015 Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015 Gemeente Deventer Team Kennis en Verkenning Jaap Barink Juni 2015 Inhoud Samenvatting... 4 Inleiding... 6 1. Indienen melding...

Nadere informatie

INBRENG VAN HET PATIËNTENPERSPECTIEF BIJ HET OPSTELLEN VAN WETENSCHAPSAGENDA S - ERVARINGEN VAN [AANDOENING]PATIENTEN

INBRENG VAN HET PATIËNTENPERSPECTIEF BIJ HET OPSTELLEN VAN WETENSCHAPSAGENDA S - ERVARINGEN VAN [AANDOENING]PATIENTEN INBRENG VAN HET PATIËNTENPERSPECTIEF BIJ HET OPSTELLEN VAN WETENSCHAPSAGENDA S - ERVARINGEN VAN [AANDOENING]PATIENTEN RAPPORT VAN ACHTERBANRAADPLEGING [NAAM PATIËNTENORGANISATIE] Versie 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

6,6. Samenvatting door Wietske 791 woorden 27 maart keer beoordeeld. 6.1 Eenmanszaak. Minimale voorwaarde van continuïteit

6,6. Samenvatting door Wietske 791 woorden 27 maart keer beoordeeld. 6.1 Eenmanszaak. Minimale voorwaarde van continuïteit Samenvatting door Wietske 791 woorden 27 maart 2016 6,6 11 keer beoordeeld Vak Methode M&O 200% M&O 6.1 Eenmanszaak Één eigenaar (neemt alle besluiten en alle winst is voor hem/haar) Zonder werknemers

Nadere informatie

Katholiek anno 2005. Religiositeit, identiteit en houding ten aanzien van de KRO. Rapport nr. 544 december 2005. drs. Joris Kregting dr.

Katholiek anno 2005. Religiositeit, identiteit en houding ten aanzien van de KRO. Rapport nr. 544 december 2005. drs. Joris Kregting dr. Katholiek anno 5 Religiositeit, identiteit en houding ten aanzien van de KRO Rapport nr. 544 december 5 drs. Joris Kregting dr. Ton Bernts KASKI onderzoek en advies over religie en samenleving Toernooiveld

Nadere informatie

Samenvatting onderzoek: Diversificatiestrategieën van accountantskantoren

Samenvatting onderzoek: Diversificatiestrategieën van accountantskantoren UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2010 2011 Samenvatting onderzoek: Diversificatiestrategieën van accountantskantoren Frederik Verplancke onder leiding van Prof. dr. Gerrit

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

VROUWELIJKE PARTNERS IN DE TOP ADVOCATUUR

VROUWELIJKE PARTNERS IN DE TOP ADVOCATUUR VROUWELIJKE PARTNERS IN DE TOP ADVOCATUUR FEITEN EN CIJFERS Onderzoeksgegevens Onder wie: partners van de 30 grootste advocatenkantoren in Nederland Gezocht: 3 vrouwelijke en 3 mannelijke partners per

Nadere informatie

Vragenlijst Beoordelen van wetenschappelijke manuscripten

Vragenlijst Beoordelen van wetenschappelijke manuscripten Vragenlijst Beoordelen van wetenschappelijke manuscripten Welkom bij het onderzoek naar eigenschappen van wetenschappelijke manuscripten. In dit onderzoek willen we daarom nader onderzoeken welke onderdelen

Nadere informatie

ONDERZOEK LANGDURIG ZIEKTEVERZUIM Onder werkgevers klein MKB (2 tot 20 werknemers)

ONDERZOEK LANGDURIG ZIEKTEVERZUIM Onder werkgevers klein MKB (2 tot 20 werknemers) ONDERZOEK LANGDURIG ZIEKTEVERZUIM Onder werkgevers klein MKB (2 tot 20 werknemers) September 2014 GfK 2014 Kennis langdurig ziekteverzuim september 2014 1 Inhoudsopgave 1. Management Summary 2. Onderzoeksresultaten

Nadere informatie

Dienstverlening Amsterdam-Noord

Dienstverlening Amsterdam-Noord Dienstverlening Amsterdam-Noord tweede meting bewonerspanel Projectnummer: 9151 In opdracht van stadsdeel Amsterdam-Noord Rogier van der Groep Esther Jakobs Oudezijds Voorburgwal 300 Postbus 658 1012 GL

Nadere informatie

Ontslaggolf op komst. Resultaten december 2008

Ontslaggolf op komst. Resultaten december 2008 Resultaten december 2008 Ontslaggolf op komst Foto Carel Richel De Nederlandse autodealers maken zich op voor een uitzonderlijk zwaar jaar. De verkopen nieuw blijven achter, de occasionmarkt is ingestort

Nadere informatie

Raadsstuk. Onderwerp: Dividendbeleid voor deelnemingen Reg.nummer: 2013/109710

Raadsstuk. Onderwerp: Dividendbeleid voor deelnemingen Reg.nummer: 2013/109710 Raadsstuk Onderwerp: Dividendbeleid voor deelnemingen Reg.nummer: 2013/109710 1. Inleiding Haarlem heeft aandelen in enkele vennootschappen, zogenoemde deelnemingen. Met het deelnemen in het kapitaal van

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquete 2014

Resultaten Conjunctuurenquete 2014 Willemstad, april 15 Inhoud Inleiding... 2 Methodologie... 2 Resultaten conjunctuurenquête... 3 Investeringsbelemmeringen en bevorderingen...3 Concurrentiepositie...5 Vertrouwen in de economie...5 Vertrouwen

Nadere informatie

Familiebedrijven presteren beter dan andere ondernemingen. Van onschatbare waarde(n) - Nieuw onderzoek 2017

Familiebedrijven presteren beter dan andere ondernemingen. Van onschatbare waarde(n) - Nieuw onderzoek 2017 Familiebedrijven presteren beter dan andere ondernemingen. waarde(n) - Nieuw onderzoek 2017 Nieuw onderzoek naar WAARDEOVERDRACHT bij familiebedrijven Erasmus centre for family Business, BDO en Rabobank.

Nadere informatie

Cijfers en feiten van het familiebedrijf. 10 jaar onderzoek onder familiebedrijven

Cijfers en feiten van het familiebedrijf. 10 jaar onderzoek onder familiebedrijven Cijfers en feiten van het familiebedrijf 10 jaar onderzoek onder familiebedrijven Voor eventuele fouten of onvolkomenheden in deze publicatie kunnen auteur en uitgever niet aansprakelijk worden gesteld.

Nadere informatie

Wat zijn de drijfveren van de Nederlandse ondernemer? Een onderzoek naar de vooren nadelen van ondernemen

Wat zijn de drijfveren van de Nederlandse ondernemer? Een onderzoek naar de vooren nadelen van ondernemen Wat zijn de drijfveren van de Nederlandse ondernemer? Een onderzoek naar de vooren nadelen van ondernemen Onderzoek van GfK november 2015 Inleiding Het aantal ondernemers blijft groeien. In 2015 heeft

Nadere informatie

Op de vraag of men de artikelen zelf in het Engels schrijft, gaf één wetenschapper het volgende aan:

Op de vraag of men de artikelen zelf in het Engels schrijft, gaf één wetenschapper het volgende aan: NEDERLANDS, TENZIJ Onderzoek Vakgroep Marktkunde en Marktonderzoek RUG In dit onderzoek zijn de volgende vragen geformuleerd: Welke factoren zijn op dit moment van invloed op de beslissing of Nederlandse

Nadere informatie

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017 Gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 20 juni 2017 DATUM 20 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076) 515

Nadere informatie

een onderzoek naar arbeidssatisfactie in Nederland

een onderzoek naar arbeidssatisfactie in Nederland een onderzoek naar arbeidssatisfactie in Nederland 1 februari 2009 Ausems en Kerkvliet, arbeidsmedisch adviseurs Hof van Twente www.aenk.nl Onderzoeksrapport JobMeter 2009 Inleiding Ausems en Kerkvliet,

Nadere informatie

Praktische opdracht Management & Organisatie Rechtsvormen

Praktische opdracht Management & Organisatie Rechtsvormen Praktische opdracht Management & Organisatie Rechtsvormen Praktische-opdracht door een scholier 1848 woorden 19 december 2007 7,5 9 keer beoordeeld Vak M&O De opdracht: 1 ondernemingsvormen - Zoek via

Nadere informatie

Zuid aan Zet Gebiedsgericht werken in Colmschate-Zuid oktober 2012

Zuid aan Zet Gebiedsgericht werken in Colmschate-Zuid oktober 2012 Zuid aan Zet Gebiedsgericht werken in Colmschate-Zuid oktober 2012 Zuid aan Zet Gebiedsgericht werken in Colmschate-Zuid oktober 2012 Colofon Uitgave : Kennis en Verkenning Naam : R.J Bos Telefoonnummer

Nadere informatie

Familiebedrijfskunde is. inmiddels een volwassen. discipline en bevordert de. integratie van disciplines. uit verschillende terreinen

Familiebedrijfskunde is. inmiddels een volwassen. discipline en bevordert de. integratie van disciplines. uit verschillende terreinen Familiebedrijfskunde is inmiddels een volwassen discipline en bevordert de integratie van disciplines uit verschillende terreinen Financiële planning is een cruciale succes factor voor de continuïteit

Nadere informatie

Jongeren & hun financiële verwachtingen

Jongeren & hun financiële verwachtingen Nibud, februari Jongeren & hun financiële verwachtingen Anna van der Schors Daisy van der Burg Nibud in samenwerking met het 1V Jongerenpanel van EenVandaag Inhoudsopgave 1 Onderzoeksopzet Het Nibud doet

Nadere informatie

Enquête rond het familiebedrijf in België

Enquête rond het familiebedrijf in België www.pwc.be Enquête rond het familiebedrijf in België December 2010 Kernbevindingen 1. 1 op 2 respondenten ziet overheidsbeleid en regulering als één van de voornaamste externe uitdagingen voor hun onderneming.

Nadere informatie

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016 ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek 2014 mei 2016 1 Arbeidsmarktplatform

Nadere informatie

Nieuwe tijden, nieuwe collectieve pensioenen

Nieuwe tijden, nieuwe collectieve pensioenen Nieuwe tijden, nieuwe collectieve pensioenen Werkgevers en werknemers aan het woord Onderzoek verricht in opdracht van Nationale-Nederlanden door Motivaction. Wat vinden werkgevers en werknemers van pensioenen.

Nadere informatie

Interactief bestuur. Omnibus 2017

Interactief bestuur. Omnibus 2017 Interactief bestuur Omnibus 2017 Afdeling Onderzoek & Statistiek Januari 2018 Samenvatting In het najaar van 2017 is door de afdeling Onderzoek & Statistiek van de gemeente s-hertogenbosch weer het tweejaarlijks

Nadere informatie

EXTERNAL INVESTORS IN PRIVATE FAMILY FIRMS AN EXPLORATORY STUDY OF FAMILY FIRM HETEROGENEITY JEROEN NECKEBROUCK, SOPHIE MANIGART & MIGUEL MEULEMAN

EXTERNAL INVESTORS IN PRIVATE FAMILY FIRMS AN EXPLORATORY STUDY OF FAMILY FIRM HETEROGENEITY JEROEN NECKEBROUCK, SOPHIE MANIGART & MIGUEL MEULEMAN EXTERNAL INVESTORS IN PRIVATE FAMILY FIRMS AN EXPLORATORY STUDY OF FAMILY FIRM HETEROGENEITY JEROEN NECKEBROUCK, SOPHIE MANIGART & MIGUEL MEULEMAN Overzicht Controle in het familiebedrijf Governance en

Nadere informatie

ONDERZOEK. Heterogene en homogene klassen 3 H/V

ONDERZOEK. Heterogene en homogene klassen 3 H/V ONDERZOEK Heterogene en homogene klassen 3 H/V In opdracht van: Montessori Lyceum Amsterdam Joram Levison Jeroen Röttgering Lisanne Steemers Wendelin van Overmeir Esther Lap Inhoudsopgave Inhoudsopgave

Nadere informatie

Limburgse fruitteelt in de toekomst

Limburgse fruitteelt in de toekomst Limburgse fruitteelt in de toekomst Is er in 2025 nog sprake van een vitale fruitsector in Limburg? Vijf óver twaalf Het is vijf óver twaalf voor de Zuid-Limburgse fruitteelt en dat lijkt nog niet tot

Nadere informatie

Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties

Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties in de architectenbranche QUICKSCAN mei 2013 Inhoud Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties 3 Resultaten 6 Bureau-intermediair I Persoonlijk urenbudget 6 Keuzebepalingen

Nadere informatie

Rapportage resultaten enquête project derdengelden

Rapportage resultaten enquête project derdengelden Rapportage resultaten enquête project derdengelden Inleiding De verplichting om een stichting derdengelden ter beschikking te hebben is sinds de introductie in 1998 een terugkerend onderwerp van discussie

Nadere informatie

Ondernemen in het familiebedrijf: balanceren tussen familie, bedrijf en emotie

Ondernemen in het familiebedrijf: balanceren tussen familie, bedrijf en emotie Ondernemen in het familiebedrijf: balanceren tussen familie, bedrijf en emotie Prof. dr. Roberto H. Flören Baker Tilly Berk Leerstoel Familiebedrijven en Bedrijfsoverdracht 5 november 2014 Leadership Entrepreneurship

Nadere informatie

Gemeente Nederweert. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 30 juni 2017

Gemeente Nederweert. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 30 juni 2017 Gemeente Nederweert Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 30 juni 2017 DATUM 30 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Chris M. Jager Inleiding In juni en juli 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) bijna 360 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om

Nadere informatie

Financieringsmonitor Groei

Financieringsmonitor Groei M200908 Financieringsmonitor Groei Gevestigde bedrijven en snelle groeiers vergeleken Lia Smit Joris Meijaard Zoetermeer, 20 mei 2009 Financieringsmonitor groei Terugval financieringsbehoefte snelle groeiers

Nadere informatie

Uw mening over pensioen

Uw mening over pensioen Uw mening over pensioen Onderzoek naar de risicohouding van pensioenopbouwers en pensioenontvangers van Philips Pensioenfonds mei / juni 2013 Philips Pensioenfonds Inhoud Aanleiding onderzoek Opzet onderzoek

Nadere informatie

ONDERZOEKSRAPPORT CONTENT MARKETING EEN ONDERZOEK NAAR DE BEHOEFTE VAN HET MKB IN REGIO TWENTE AAN HET TOEPASSEN VAN CONTENT MARKETING

ONDERZOEKSRAPPORT CONTENT MARKETING EEN ONDERZOEK NAAR DE BEHOEFTE VAN HET MKB IN REGIO TWENTE AAN HET TOEPASSEN VAN CONTENT MARKETING ONDERZOEKSRAPPORT CONTENT MARKETING EEN ONDERZOEK NAAR DE BEHOEFTE VAN HET MKB IN REGIO TWENTE AAN HET TOEPASSEN VAN CONTENT MARKETING VOORWOORD Content marketing is uitgegroeid tot één van de meest populaire

Nadere informatie

Burgerpanel Leidse Regio - peiling februari 2017

Burgerpanel Leidse Regio - peiling februari 2017 Burgerpanel Leidse Regio - peiling februari 2017 Regionaal panel ten behoeve van de Toekomstvisie Leidse regio 2027 Wat is de beste vorm om bestuurlijk samen te werken om de Leidse regio toekomstbestendig

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die

Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die Hoofdstuk 2: Kritisch reflecteren 2.1. Kritisch reflecteren: definitie Definitie: Kritisch reflecteren verwijst naar een geheel van activiteiten die worden uitgevoerd om uit het gevonden bronnenmateriaal

Nadere informatie

Bijlage. Behoeftepeilingen Haven- en Transportdagen Maasbracht en Nijmegen

Bijlage. Behoeftepeilingen Haven- en Transportdagen Maasbracht en Nijmegen Bijlage Behoeftepeilingen Haven- en Transportdagen Maasbracht en Nijmegen Behorend bij het rapport VMBO-opleiding Rijn- en binnenvaart in Nijmegen ; Onderzoek naar de behoefte aan een VMBO-opleiding Rijn-

Nadere informatie

Internetpeiling ombuigingen

Internetpeiling ombuigingen Internetpeiling ombuigingen In opdracht van: Gemeente Sittard-Geleen januari 2012 Flycatcher Internet Research, 2004 Dit materiaal is auteursrechtelijk beschermd en kopiëren zonder schriftelijke toestemming

Nadere informatie

E-learning ontwikkelingen onderzocht

E-learning ontwikkelingen onderzocht E-learning ontwikkelingen onderzocht Uitslagen van online enquete op e-learning.nl Wilfred Rubens E-learning land is volop in beweging. De redactie van e-learning.nl vroeg zich af hoe haar bezoekers die

Nadere informatie

Hiv op de werkvloer 2011

Hiv op de werkvloer 2011 Grote Bickersstraat 74 1013 KS Amsterdam Postbus 247 1000 AE Amsterdam t 020 522 54 44 f 020 522 53 33 e info@tns-nipo.com www.tns-nipo.com Political & Social Samenvatting Hiv op de werkvloer 20 Natascha

Nadere informatie

KOSTENEFFECTIVITEIT RE-INTEGRATIETRAJECTEN

KOSTENEFFECTIVITEIT RE-INTEGRATIETRAJECTEN Gepubliceerd in: Maandblad Reïntegratie nr. 9, 2007, p. 6-10 KOSTENEFFECTIVITEIT RE-INTEGRATIETRAJECTEN Drs. Maikel Groenewoud 2007 Regioplan Beleidsonderzoek Nieuwezijds Voorburgwal 35 1012 RD Amsterdam

Nadere informatie

Wat vinden ouders ervan?

Wat vinden ouders ervan? Wat vinden ouders ervan? Een samenvatting van het onderzoek naar de ervaringen van ouders/wettelijk vertegenwoordigers met betrekking tot de geboden zorg bij Nieuw Woelwijck. Jorien Luijkx, MSc. Annet

Nadere informatie

Onderzoek Bedrijvenpanel: Gevolgen economische crisis

Onderzoek Bedrijvenpanel: Gevolgen economische crisis Versie definitief Datum 29 april 2010 1 (8) Onderzoek Bedrijvenpanel: Gevolgen economische crisis Auteur Tineke Brouwers Het derde onderzoek Op 30 maart 2010 kregen alle leden van het Bedrijvenpanel van

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Inleiding Positie van chronisch zieke werknemers Welke drempels ervaren chronisch zieke werknemers?... 6

Inleiding Positie van chronisch zieke werknemers Welke drempels ervaren chronisch zieke werknemers?... 6 1 Inleiding... 3 1. Kennis over de ontwikkeling rondom chronisch zieke medewerkers... 4 1.1 Zijn werkgevers bekend met de groei van het aantal chronisch zieken?... 4 1.2 Zijn werkgevers op de hoogte van

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

Moerdük. ge meente. o 80% ervaart de geboden ondersteuning als nuttig RAADSINFORMAT EBRIEF

Moerdük. ge meente. o 80% ervaart de geboden ondersteuning als nuttig RAADSINFORMAT EBRIEF ge meente Moerdük RAADSINFORMAT EBRIEF Van Col van en wethouders Aan de leden van de qemeenteraad Onderuverp Nummer griffie Zaaknummer Documentnummer 7 g ð69 v2q 3q3 Cliëntervaringsonderzoek Wet maatschappelijke

Nadere informatie

M Nieuwe werkgevers in 2004: De stap naar het aannemen van personeel. Guido Brummelkamp Wim Verhoeven Sjaak Vollebregt

M Nieuwe werkgevers in 2004: De stap naar het aannemen van personeel. Guido Brummelkamp Wim Verhoeven Sjaak Vollebregt M200919 Nieuwe werkgevers in 2004: De stap naar het aannemen van personeel Guido Brummelkamp Wim Verhoeven Sjaak Vollebregt Zoetermeer, december 2009 Nieuwe werkgevers Boodschap Nederland kent over de

Nadere informatie