Inwerkingtreding. Omschrijving aanvraag

Transcriptie

1 Afdeling Vergunningverlening BESLUIT Pythagoraslaan 101 Postbus TH Utrecht Tel Fax Datum 6 november 2009 Team Natuur en Landschap Nummer 2009INT Referentie De heer ing. P. Drost Uw brief van 4 augustus 2009 Doorkiesnummer Uw nummer P1047 Faxnummer Bijlagen 2 adres Peter.drost@provincie-utrecht.nl Onderwerp Vergunning art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 Botshol natuurontwikkeling 2 e fase Beslissing van Gedeputeerde Staten van Utrecht op de aanvraag vergunning artikel 19d, van de Natuurbeschermingswet 1998, ontvangen op 7 augustus 2009, van de heer H.A. Vonk Noordegraaf namens de Vereniging Natuurmonumenten te s-graveland. I BESLUIT Wij hebben besloten aan de Vereniging Natuurmonumenten een vergunning artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 te verlenen voor de uitvoering van de 2 e fase van het project herstelplan Botshol ( ) onder de in bijlage 1 genoemde voorschriften. II Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op het moment van bekendmaking door uitreiking of verzending aan de aanvrager. Tevens wordt het besluit bekend gemaakt via een kennisgeving in een regionaal blad. III Omschrijving aanvraag De vergunning artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 is vereist omdat de Botshol is aangemeld als habitatrichtlijngebied, kenmerk NLB/GS/GA De vergunningaanvraag bestaat uit de volgende gegevens en bescheiden: Aanbiedingsbrief aan GS van Utrecht, d.d. 6 augustus 2098, aanvraag vergunning Natuurbeschermingswet 1998, ontvangen op 7 augustus 2009; Bijlage 1: aanvraagformulier model provincie Utrecht met kaart bestaande situatie en kaart nieuwe situatie; Werkomschrijving voor het uitvoeren van Fase 3 van Herstelplan Botshol d.d. 21 augustus 2009, ontvangen 14 september 2009; Kaart Botshol, graven van nieuwe petgaten, schaal 1:1000, d.d , ontvangen 15 september 2009; antwoorden op vragen ontvangen van de heer E. Reinstra afdeling Vastgoed & Projecten van Natuurmonumenten per mail op 27 oktober Het provinciehuis is per openbaar vervoer vanaf Utrecht CS te bereiken via GVU-lijn 11 (richting De Uithof). Heeft u klachten? Provinciale klachtencommissie,

2 De Vereniging Natuurmonumenten heeft vergunning aangevraagd voor de uitvoering van de tweede fase van het herstelplan Botshol ( ). In het herstelplan Botshol is betreffende fase aangeduid als fase (zie kaart 3 bij deze vergunning). Doel van het project is het ontwikkelen van circa 1,77 ha moeras, zwak gebufferd water en circa 0,57 ha Veenmosrietland. Hiertoe zullen de volgende activiteiten worden uitgevoerd: Kappen circa 1,46 ha bos en afvoeren van hout, takken en stobben. Uitbaggeren van circa 1,77 ha verlandde petgaten en sloten tot een diepte van circa 0,6 tot 0,7 m. Het onderliggende oude veen (van voor de vervening) blijft gehandhaafd. Deze maatvoering sluit aan bij het realiseren van voldoende waterdiepte voor kranswierontwikkeling. De breedte van de petgaten is bepaald door het legakkerpatroon. Dat resulteert in een breedte van 20 á (bij uitzondering) 50 m. Afplaggen van circa 0,57 ha van de verzuurde en verdroogde kragge, tot een diepte van het zomerpeil van NAP -2,45 m. De diepte van het plaggen varieert van 0,1 tot 0,3 m met een flauw talud aflopend tot aan de aangrenzende sloot of petgat. Om opdrijven van de kragge te voorkomen is de maximale breedte van de plagstroken 5 m. Aanleg van vier tijdelijke dammen om verspreiding van vertroebeling te voorkomen. Vertroebeling zal tijdelijk optreden tijdens uitvoer van de maatregelen. Na afronding van de werkzaamheden zullen deze dammen A tot en met D weer worden verwijderd. De bagger zal worden verwerkt in een bestaand gronddepot. De ophoging van het gronddepot is bij aanleg circa 0,5 m. Naar verwachting zal binnen 2 jaar die hoogte met 40% zijn gereduceerd als gevolg van zetting en veenoxydatie. Zeker als de bovenlaag tussentijds wordt gefreesd. Tot 2023 worden de herstelmaatregelen, die in 6 fases worden uitgevoerd, gemonitoord. Met name de waterkwaliteit, de doelsoorten voor soortenrijk water en jonge riet- en hooilanden zullen worden gevolgd. Volgens het Handboek Doelen en Monitoring van Natuurmonumenten (2002) en in samenwerking met DWR zal een monitoringplan worden opgesteld. De grond zal worden uitgebaggerd. Hierbij zal de vrijkomende grond worden vermengd met proceswater dat door een buis zal worden gespoten naar een reeds bestaand depot dat gelegen is buiten de grenzen van het habitatrichtlijngebied. In overleg met Waternet is gekozen voor een gesloten systeem van het proceswater. Dit betekent dat het verpompte water met bagger na bezinken van de bagger weer in het werk terugkomt om weer opnieuw gebruikt te worden voor het maken van een verpompbare massa. Wanneer de nieuwe petgaten zijn gerealiseerd zal het water uit deze petgaten één keer doorgespoeld worden. Hiertoe zal het proceswater uit de nieuwe petgaten naar het depot worden gespoten en hier verdampen. Er wordt geen water geloosd vanuit het depot in de aanliggende polder. De nieuwe petgaten zullen worden gevuld door water vanuit het gebied in te laten bij dam A. Na indrogen zal het baggerdepot weer worden omgevormd tot grasland, waarbij het maaiveld niet meer dan 30 cm zal worden verhoogd ten opzichte van de oorspronkelijke maaiveldhoogte. Een eventueel teveel aan grond dient te worden afgevoerd. Hout, takhout en eventuele boomstobben zullen worden versnipperd en afgevoerd naar het gronddepot/ baggerdepot buiten het habitatrichtlijngbied. IV Procedure. De vergunningaanvraag is ontvangen op 7 augustus 2009 bij de provincie Utrecht. De aanvraag is afgehandeld overeenkomstig het bepaalde in afdeling van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van artikel 42 lid 1 van de Natuurbeschermingswet 1998 dient binnen dertien weken na de datum van ontvangst van een volledige aanvraag te worden beslist. De provincie Utrecht heeft de aanvraag met bijbehorende stukken toegezonden aan burgemeester en wethouders van de gemeente Abcoude en het Team Gebiedsbescherming van de Directie Natuur van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Van hen hebben wij geen reacties ontvangen. Op 15 september 2009 en op 27 oktober 2009 hebben wij van de Vereniging Natuurmonumenten op ons verzoek aanvullende informatie ontvangen. 2009INT

3 V Wettelijk kader Natuurbeschermingswet 1998 De beoordeling van de aanvraag aan de Natuurbeschermingswet 1998 is gebaseerd op artikel 10a, 19d tot en met 19 h, 39, 41 tot en met 43 en het besluit vergunning natuurbeschermingswet Het terrein bekend onder de naam Botshol gelegen in de gemeente Abcoude is aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, vierde lid, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.. Natura 2000 Artikel 19d, lid 1, Natuurbeschermingswet 1998 bepaalt dat het verboden is zonder vergunning, of in strijd met aan die vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, projecten te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een op grond van artikel 10a, eerste lid, van de wet aangewezen gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval, projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. VI Beschermd natuurgebied Botshol Het habitatrichtlijn - gebied Botshol beslaat een oppervlakte van 215 ha. Het is gelegen binnen de Polder Botshol of Noorderpolder, aan de noordwestzijde van de Vinkeveense Plassen, in het noordwesten van de provincie Utrecht, nog geen 5 kilometer onder Amsterdam. De begrenzing van het gebied zoals aangegeven in het ontwerp-aanwijzingsbesluit - is te zien in onderstaande figuur 1. Figuur 1: Topografie en begrenzing Natura 2000 gebied (schaal 1:25.000) 2009INT

4 1. Instandhoudingsdoelen Met de aanwijzing van Botshol als onderdeel van het Europese netwerk Natura 2000, heeft de Nederlandse overheid zich verplicht om voor bepaalde leefgebieden in het gebied een gunstige staat van instandhouding te bereiken en te behouden. De staat van instandhouding wordt als gunstig beschouwd wanneer habitats als leefgebied voor planten- en diersoorten, zowel wat betreft oppervlakte als kwaliteit, op lange termijn kunnen blijven voortbestaan en daarmee kunnen zorgen voor het behoud van levensvatbare populaties van de belangrijke soorten op lange termijn. Het behouden of bereiken van een gunstige staat van instandhouding betekent kortweg dat er kritisch gekeken wordt welke maatregelen nodig zijn om er voor te zorgen dat de bijzondere habitats en soorten waarvoor het gebied is aangewezen ook op langere termijn kunnen blijven voorkomen. Het Ministerie van LNV heeft daartoe voor alle Natura 2000-gebieden de volgende algemene doelen geformuleerd: Behoud van de bijdrage van het Natura2000-gebied aan de biologische diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie. Behoud van de bijdrage van het Natura2000-gebied aan de ecologische samenhang van het Natura2000-netwerk zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie. Behoud en waar nodig herstel van de ruimtelijke samenhang met de omgeving ten behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland voorkomende natuurlijke habitattypen en soorten. Behoud en waar nodig herstel van de natuurlijke kenmerken en van de samenhang van de ecologische structuur en functies van het gehele gebied voor alle habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd. Behoud of herstel van gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd. Naast deze algemene doelen heeft het Ministerie van LNV voor elk Natura gebied specifieke doelen geformuleerd. Dit zijn de instandhoudingsdoelen die in het ontwerp- aanwijzingsbesluit zijn vastgelegd. Tabel 1 bevat een overzicht van de instandhoudingsdoelen die voor het gebied Botshol als Natura gebied zijn bepaald in het ontwerp - aanwijzingsbesluit. Voor 3 van de 6 habitattypen geldt alleen een behoudsdoelstelling. Dat betekent dat er niet gestreefd hoeft te worden naar verbetering en/of vergroting van deze habitats. Wel is voor behoud ook een inspanning nodig. Voor de andere 3 habitattypen geldt de doelstelling uitbreiding oppervlakte en / of verbetering kwaliteit. Er zijn verder vier soorten waarvoor het gebied is aangewezen, voor welke de doelstelling geldt van behoud van omvang en kwaliteit van het leefgebied. Dat betekent dat er niet gestreefd hoeft te worden naar verbetering en/of vergroting van deze habitats. Wel is voor behoud ook een inspanning nodig. De instandhoudingsdoelstellingen hebben mede betrekking op één of meer complementaire doelen die voor bepaalde habitattypen en (vogel)soorten zijn gesteld. De rechtsgrondslag voor complementaire doelen is artikel 10a, derde lid, van de Natuurbeschermingswet Het betreft in het geval van Botshol twee vogelsoorten (het gebied is echter niet als Vogelrichtlijngebied aangewezen). Dit zijn vogelsoorten die landelijk in zeer ongunstige staat van instandhouding verkeren. De reden dat voor complementaire doelen is gekozen, is dat daarmee binnen het netwerk van Natura 2000 een bijdrage wordt geleverd aan de realisatie van de landelijke doelen voor de betreffende habitattypen en soorten. Voor een nadere uitleg wordt verwezen naar het Natura 2000 doelendocument (paragraaf 3.3). Voor 1 soort is het doel gericht op het behoud van omvang en kwaliteit van het leefgebied en voor 1 soort op uitbreiding van omvang en verbetering van kwaliteit van het leefgebied, met als doel een vergroting van de populatie in het gebied. 2009INT

5 Tabel 1: Overzicht instandshoudingsdoelstellingen uit het ontwerp-aanwijzingsbesluit Habitattype code Habitattype Instandhoudingsdoelstellingen Oppervlak Kwaliteit (uitbreiding/ (verbetering/ behoud) behoud) Staat van instandhouding (landelijk) Bijdrage gebied aan landelijke SvI H3140 Kranswierwateren = = H3150 Meren met Krabbescheer en Fonteinkruiden = = - + H6410 Blauwgraslanden = > H6430A Ruigten en zomen = = + + (Moerasspirea) H7140B Overgangs- en > > - + trilvenen (Veenmosrietlanden) H7210 Galigaanmoerassen > = - + Soort- Soort Instandhoudingsdoelstellingen code Staat van Relatieve Omvang leefgebied Kwaliteit leefgebied Omvang populatie instandhouding (landelijk) bijdrage gebied landelijk H1134 Bittervoorn = = = - - H1149 Kleine = = = + - Modderkruiper H1163 Rivierdonderpad = = = - - H1318 Meervleermuis = = = - - A197 Zwarte Stern > > > A292 Snor = = = Legenda: - - SvI Zeer ongunstig - SvI Ongunstig + SvI Gunstig + SvI Zeer gunstig = Behoud > Uitbreiding/verbetering + Gemiddelde bijdrage landelijk (2-15% in het gebied) - Geringe bijdrage landelijk (< 2% in het gebied) Kernopgave en Sence of Urgencies Ten behoeve van de formulering van de doelen op landelijk en op gebiedsniveau zijn per landschapstype, in dit geval het laagveenlandschap, kernopgaven geformuleerd. Aan elk natuurgebied zijn één of meer kernopgaven toebedeeld. Vanwege het belang van met name de waterkwaliteit is ook voor Botshol een kernopgave aangegeven. Aan sommige kernopgaven is een sense of urgency toegekend, als binnen 10 jaar mogelijk een onherstelbare situatie ontstaat. Dat betekent dat de inschatting is gemaakt dat een kernopgave en de daaronder liggende verplichting om minimaal de huidige waarden in stand te houden, dan niet meer realiseerbaar is. De maatregelen met betrekking tot deze opgaven dienen voor 2016 te zijn uitgevoerd. Ook bestaan er kernopgaven waar een wateropgave aan toegekend is. Dit is voor Botshol het geval. Dit betekent dat in Botshol optimale watercondities voor Natura 2000 van groot belang zijn. In gebieden met een wateropgave worden de beheermaatregelen op langere termijn ingevuld. In tabel 2 staan de kernopgaven voor Botshol. 2009INT

6 Tabel 2: Kernopgaven (bron: doelendocument) Code Kernopgaven Sense of urgency/ wateropgave 4.08 Evenwichtig systeem Nastreven van een meer evenwichtig systeem; waterkwaliteit, waterkwantiteit en voor kwanswierwateren H3140 en meren met krabbenscheer en fonteinkruiden H3150, zwarte stern A197, en vissen zoals bittervoorn H1134 en kleine modderkruiper wateropgave 4.09 Compleetheid in ruimte en tijd H1149. Alle successiestadia laagveenverlanding in ruimte en tijd Vertegenwoordigd; overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden) H7140 B, blauwgraslanden H6410 en galigaanmoerassen H7210, in samenstelling met gemeenschappen van open water. wateropgave De wateropgaven zijn opgelegd omdat de beide kernopgaven afhankelijk zijn van de watercondities in het gebied. Een evenwichtig abiotisch systeem, met de juiste hoeveelheid water, op het juiste moment en met name van de juiste kwaliteit is in Botshol nodig voor de instandhoudingsdoelen. In vooral de afgelopen decennia zijn veranderingen opgetreden in het hydrologisch systeem en de waterkwaliteit. Wel zijn al zeer goede resultaten behaald in het herstel van kranswierwateren door het defosfateren van water dat het gebied wordt ingelaten. Over het behoud en herstel van de andere habitats bestaan in het algemeen nog veel onzekerheden. Het proces van verlanding en successie en de compleetheid van het ecosysteem is een belangrijke factor in het duurzaam voorkomen van de verschillende habitats. VII Motiveringen De voorgenomen activiteiten passen goed binnen de doelstellingen voor het gebied zoals hierboven beschreven. Aangezien De Botshol een kwetsbaar gebied is zijn de wijze en periode van uitvoering van de werkzaamheden van belang om schade aan de vegetatie en verstoring van de fauna te voorkomen. Omdat de vegetatie op de veenondergrond zeer gevoelig is voor betreding en wieldruk dienen machines te worden aan- en afgevoerd over het water. Alleen de te gebruiken moeraskranen zullen over land worden aangevoerd. Dit type kraan heeft een relatief lage gronddruk en het transport vindt slechts een aantal maal plaats. In principe alleen bij de start en bij de afronding van het project. Het vrijkomende hout, takken en boomstobben dienen eveneens over het water te worden afgevoerd of nadat het hout is versnipperd door een buis verpompt te worden naar het depot. De petgaten zullen worden uitgebaggerd met een baggerboot. Veen en grond worden vermengd met proceswater en worden door een buis gespoten naar het tijdelijke depot. Na afronding van het baggeren wordt ook het proceswater naar het depot gespoten en kan hier verdampen. Op deze wijze wordt het oppervlaktewater binnen de Botshol en de omgeving van De Botshol niet belast met voedselrijk water. De hydrologische situatie verbetert als gevolg van de werkzaamheden. De aanvoerlengte van het water wordt vergroot en de doorstroming wordt bevorderd. Het reeds bestaande tijdelijke baggerdepot dient binnen 3 jaar na afronding van de werkzaamheden weer als grasland te worden ingericht, waarbij het oorspronkelijke slotenpatroon wordt hersteld. De hoogte van het maaiveld van deze graslandpercelen mag na afronding van het project niet meer dan 0,30 m boven het niveau van de omliggende percelen liggen. Eventueel overtollig materiaal dient vanuit het depot te worden afgevoerd binnen de vereiste wettelijke kaders. Binnen één jaar na vergunningverlening dient een monitoringplan te worden opgesteld en ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten te worden voorgelegd Conclusie De uitvoering van het herstelplan Botshol levert een belangrijke bijdrage aan de natuurkwaliteiten van De Botshol. Het uitvoeren van de tweede fase van het herstelplan Botshol zal niet leiden tot significant negatieve effecten voor de flora en fauna in De Botshol. Wij zijn van oordeel dat de voorschriften in bijlage1 voldoende zijn om mogelijke (tijdelijke) negatieve effecten te voorkomen. VIII Zienswijzen Er zijn geen zienswijzen ingediend. 2009INT

7 IX Bezwaar Belanghebbenden kunnen tegen dit besluit bezwaar maken bij Gedeputeerde Staten van Utrecht binnen zes weken na de datum van verzending. Hoofdstuk 6 (algemene bepalingen over bezwaar) en de afdelingen 7.1 en 7.2 (bijzondere bepalingen over bezwaar) van de Awb zijn van toepassing. Het adres is: Gedeputeerde Staten van Utrecht, t.a.v. de secretaris van de Awb-adviescommissie, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. Het bezwaarschrift moet voorzien zijn van een handtekening, naam en adres, datum, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht en waarom u het met dat besluit niet eens bent. Als bezwaar is gemaakt kan ook om een voorlopige voorziening worden gevraagd, als er tijdelijke maatregelen nodig zijn waarmee niet tot de beslissing op het bezwaar kan worden gewacht. Dit verzoek moet worden gedaan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te s-gravenhage. Daarbij is een griffierecht verschuldigd. Titel 8.3 van de Awb is van toepassing. Wij verzoeken u om op de linkerbovenhoek van de envelop het woord bezwaarschrift te vermelden. X Verzending Dit besluit wordt verzonden aan: De aanvrager van de vergunning Vereniging Natuurmonumenten, Beheerteam Vechtplassen t.a.v. de heer H.A. Vonk Noordegraaf, Kleizuwe 17a, 3633 AE Vreeland. Een afschrift wordt gezonden aan: College van burgemeester en wethouders van Abcoude Raadhuisplein 3, 1391 CV Abcoude; Waternet, Postbus 94370, 1090 GJ Amsterdam; Ministerie van LNV, Directie Regionale Zaken, Vestiging West, t.a.v. de heer P.A.C. Kelderman Postbus 19143, 3501 DC Utrecht. Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen, Mevrouw ir. A.M. van Oosterwyck, Teamleider team Natuur en Landschap, afdeling Vergunningverlening 2009INT

8 Bijlage 1 Voorschriften verbonden aan het besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht d.d. 6 november 2009, Afdeling Vergunningverlening, nr. 2009INT Bij deze vergunning behoren de volgende tekeningen Natuurbeschermingswet 1998, Vergunning 2 e fase herstelplan Botshol: a. Kaart 1 Locaties graven en plaggen, schaal 1:1000, d.d ; b. kaart 2 Gewenste Natuurdoeltypen; c. Kaart 3 Maatregelen; d. Dwarsprofielen. 2. Het terrein dient te worden ingericht overeenkomstig de onder voorschrift 1 a en b genoemde tekeningen. 3. Van het begin van de werkzaamheden moet een week tevoren schriftelijk worden kennis gegeven aan Gedeputeerde Staten van Utrecht, Pythagoraslaan 101, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht, door gebruik te maken van het formulier van bijlage Binnen één week na gereedkomen van de werkzaamheden moet hiervan schriftelijk kennis gegeven worden aan Gedeputeerde Staten van Utrecht, Pythagoraslaan 101, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. 5. De vergunning moet gedurende de uitvoering van de werkzaamheden op het terrein aanwezig zijn en op eerste vordering aan politie en aan de met toezicht belaste medewerkers worden getoond. 6. De houder van deze vergunning is verplicht de daartoe bevoegde en door de provincie Utrecht aangewezen toezichthoudende ambtenaren toegang te verschaffen tot zijn bedrijf, medewerking te verlenen en hulpmiddelen te verstrekken bij controle op de in deze bijlage gestelde voorwaarden en desgevraagd op eerste vordering inzage te geven in de met betrekking tot deze vergunning behorende bescheiden. 7. De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd in de periode oktober tot en met maart. 8. Machines, met uitzondering van maximaal twee moeraskranen, dienen te worden aan- en afgevoerd over het water. 9. Hout, takken en overige materialen dienen te worden afgevoerd over het water of verpompt te worden door een buis naar het baggerdepot. 10. Petgaten dienen te worden uitgebaggerd met een baggerboot, waarbij het veen en de grond door een buis naar het tijdelijke depot worden gespoten. 11. Proceswater wordt vanuit het depot teruggepompt naar de nieuwe petgaten om te worden hergebruikt. Na afronding van het baggeren dient het water uit de nieuwe petgaten te worden geloosd op het depot, waarna dit kan indrogen. 12. De plagstroken langs de petgaten dienen te worden afgeplagd tot een diepte van 0,1 tot 0,3 m flauw aflopend naar de aangrenzende sloot of het petgat. 13. Het tijdelijke baggerdepot dient binnen 3 jaar na afronding van de werkzaamheden weer als grasland te worden ingericht, waarbij het oorspronkelijke slotenpatroon wordt hersteld. De hoogte van het maaiveld van deze graslandpercelen mag niet meer dan 0,30 m boven het niveau van de omliggende percelen liggen. 14. De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd binnen 3 jaar nadat alle vereiste vergunningen zijn verkregen. 15. Binnen één jaar na vergunningverlening dient een monitoringplan te worden opgesteld en ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten te worden voorgelegd. De resultaten van de monitoring worden aan de provincie Utrecht toegezonden. 2009INT

9 BIJLAGE 2 Meldingsformulier start werkzaamheden vergunning art. 16 Natuurbeschermingswet Nummer vergunning: 2009INT Datum vergunning: 6 november 2009 Vergunninghouder: Vereniging Natuurmonumenten, Beheerteam Vechtplassen. Contactpersoon : tel De vergunninghouder zorgt er voor dat dit formulier tenminste één week voordat met de werkzaamheden wordt begonnen, ingevuld en ondertekend wordt opgestuurd of gefaxt naar onderstaande adressen. Gegevens van het werk: Startdatum werk: Mogelijke einddatum werk Bijzonderheden: Plaats en datum Naam en handtekening Opsturen of faxen naar beide provincies: Provincie Utrecht Afdeling Handhaving Postbus TH Utrecht Fax Tel Peter.de.V@provincie-utrecht.nl 2009INT