Jeugdsanctierecht tegenover jeugdbeschermingsrecht:
|
|
- Helena Desmet
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar Jeugdsanctierecht tegenover jeugdbeschermingsrecht: punten van overeenkomst en punten van verschil Masterproef van de opleiding Master in de rechten Ingediend door Inge Vande Gucht (studentennr.: ) (major: Burgerlijk recht en strafrecht) Promotor: Brice De Ruyver Commissaris:Freya Vander Laenen 1
2 INHOUDSTAFEL Inhoud Voorwoord... 5 INLEIDING... 6 HOOFDSTUK 1: BEGRIP... 9 HOOFDSTUK 2: GESCHIEDENIS Afdeling 1: Evolutie tot Onderafdeling 1.1: Voor de eerste wet op de kinderbescherming Onderafdeling1.2.: wet 15 mei Afdeling 2: Wet van 8 april Onderafdeling 2.1.: Sociale bescherming Inhoudelijk Institutioneel kader Jeugdbeschermingscomités Nationale Raad voor Jeugdbescherming Onderafdeling 2.2.: Gerechtelijke bescherming Institutioneel kader Jeugdrechtbank Andere actoren Inhoudelijk Strafrechtelijke meerderjarigheid Jeugdbeschermingsmaatregelen Burgerrechtelijke bepalingen Onderafdeling 2.3.: Kritiek Afdeling 3: De belangrijkste wijzigingen sinds Onderafdeling 3.1.: De communautarisering van de jeugdbescherming staatshervorming staatshervorming Onderafdeling 3.2.: Buitengerechtelijke Jeugdbijstand Onderafdeling 3.3.: Gerechtelijke Jeugdbijstand Onderafdeling 3.4.: Federale wetgeving Wet 19 januari Wet 2 februari Everberg-wet Wet 15 mei 2006 & Wet 13 juni
3 Afdeling 4: Communautair debat van vandaag HOODSTUK 3 : VERSCHILLENDE CRIMINOLOGISCHE MODELLEN Afdeling 1: Jeugdsanctierecht Afdeling 2: Jeugdbeschermingsrecht Afdeling 3: Herstelrecht Afdeling 4: Combinatiemodel: wetsontwerp Verwilghen-Maes HOOFDSTUK 4: PUNTEN VAN OVEREENKOMST EN PUNTEN VAN VERSCHIL.. 46 Afdeling 1: Strafrechtelijke verantwoordelijkheid van minderjarigen Afdeling 2: Rechtsgrond: een als misdrijf omschreven feit Afdeling 3: Constructief of educatief sanctioneren? Afdeling 4: Rechtswaarborgen voor minderjarigen Onderafdeling 4.1.: Legaliteit Onderafdeling 4.2.: Proportionaliteit Onderafdeling 4.3.: Subsidiariteit Onderafdeling 4.4.: Gelijkheids- en non-disccriminatiebeginsel Afdeling 5: Voorlopige maatregelen Afdeling 6: Hulpverlening: gerechtelijk of buitengerechtelijk? Onderafdeling 6.1.: Inleiding Onderafdeling 6.2.: Fundamentele verschillen Onderafdeling 6.3.: Jeugdbeschermingsrecht Buitengerechtelijke hulpverlening Franstalige gemeenschap Duitstalige gemeenschap Vlaamse gemeenschap Gerechtelijke hulpverlening Franstalig decreet Duitstalig decreet Vlaams decreet Federale regelgeving Onderafdeling 6.4.: Jeugdsanctierecht Onderafdeling 6.5.: Herstelrecht Afdeling 7: Bemiddeling Afdeling 8: Uithandengeving Onderafdeling 8.1.: Begrip Onderafdeling 8.2.:Evolutie Onderafdeling 8.3.: De uithandengeving vandaag Afdeling 9: Positie van het slachtoffer
4 Onderafdeling 9.1.: Jeugdsanctierecht Onderafdeling 9.2.: Jeugdbeschermingsrecht Onderafdeling 9.3.: Herstelrecht Afdeling 10: Collocatie Onderafdeling 10.1.: Begrip Onderafdeling 10.2.: Collocatie van minderjarigen Afdeling 11: Verkeersovertredingen HOOFDSTUK 5: IN DE PRAKTIJK Conclusie Bibliografie Wetgeving Rechtspraak Rechtsleer BOEKEN BIJDRAGEN
5 Voorwoord In eerste bachelor rechten, kreeg ik strafrecht van professor De Ruyver. Dit onderdeel van ons rechtsstelsel sprak mij enorm aan. Hoewel in dat jaar de klemtoon niet lag op het jeugdbeschermingsrecht, was mijn interesse ervoor toch ontstaan. Professor De Ruyver sprak in één van zijn lessen over de tegenstelling tussen de twee stromingen en zei dat, indien iemand zich daarvoor geroepen zou voelen, het een goed onderwerp zou zijn voor een thesis. Hoewel ik op dat moment daar nog niet mee bezig was, laat staan met het kiezen van een onderwerp, ben ik dat nooit vergeten. Doorheen de eerste drie jaar is dit onderwerp altijd door mijn hoofd blijven spoken. Toen we in onze eerste master dan eindelijk een onderwerp en promotor mochten kiezen, was dat voor mij snel beslist. Ik zou Professor De Ruyver dan ook willen bedanken, zowel voor de inspiratie, als voor de steun gedurende deze tocht. Ook de medewerkers van de universiteit, en dan vooral deze in de bibliotheek, wil ik bedanken voor hun geduld en medewerking telkens ik iets niet wist staan, een boek wou kopiëren maar het kopieermachine niet werkte of gewoon een leeszaal niet wist zijn. Niet enkel de steun vanuit de universiteit heeft mij geholpen, ook mijn sociale omgeving was een steunpilaar. Hier wil ik ten eerste mijn ouders bedanken. Zonder hen was ik zover niet geraakt. Zij hebben mij de kans gegeven om te studeren en de vrijheid om het op mijn manier te doen. Ook wanneer ik het even niet zag zitten, bleven zij geloven in mijn capaciteiten. Naast mijn ouders, wil ik ook mijn vriendin bedanken. Mijn examenstress was ook voor haar niet altijd even gemakkelijk om mee om te gaan. In de ik ga het niet kunnen en de het gaat niet goed zijn momenten, is zij mij blijven steunen en bijstaan. Mijn masterproef had er zo mooi niet uitgezien zonder Jozz. Dank u om mij te helpen waar mijn computerkennis mij in de steek liet. Voor de rest verdienen al mijn vrienden nog een woord van dank voor hun steun en geduld met mijn gejammer over die thesis. Mijn oprechte dank aan jullie allemaal. Inge Vande Gucht 5
6 INLEIDING De jeugd van tegenwoordig, is een uitdrukking die we maar al te vaak horen. Oplossingen komen net iets minder ter sprake. Een grote reden hiervoor is de afwezigheid van een eensgezinde maatschappelijke reactie op jeugdcriminaliteit. Sommigen geloven nog in de verbeterbaarheid van de jongeren door opvoeding en behandeling. Andere denken dat sanctioneren en enige vorm van leedtoevoeging, de weg is naar betere jeugdigen. Deze twee denkpatronen veruiterlijken zich in twee hoofdstromingen, namelijk het jeugdsanctierecht en het jeugdbeschermingsrecht. Deze twee visies op het jeugdrecht zijn aanwezig in de Belgische politiek. Dat maakt het moeilijk om in ons rechtsstelsel te spreken van een zuiver jeugdbeschermingsrecht of een jeugdsanctierecht. Misschien is het ook niet nodig om het kind een naam te geven, want beide stromingen zijn niet zo radicaal tegengesteld. Iedereen streeft naar een betere en veiliger maatschappij. Een harmonieuze samenleving, is het doel van elke Belg. De manier waarop we daartoe komen, verschilt enigszins wel. De grondslag van het jeugdbeschermingsrecht en het jeugdsanctierecht is dezelfde: kinderen moeten niet op dezelfde manier berecht worden als volwassene. Het is beter een apart systeem met aparte maatregelen te voorzien voor de minderjarige. Tot hier zijn we het eens. Het eerste punt van discussie betreft de leeftijdsgrens tussen volwassenen en kinderen. Daar waar de aanhangers van het jeugdbeschermingsrecht deze grens liefst zo hoog mogelijk leggen, vindt het jeugdsanctierecht dat kinderen vanaf 12 jaar toch al enig besef moeten hebben over wat goed en slecht is, dus moet het mogelijk zijn deze te straffen. Vandaag de dag is de strafrechtelijke meerderjarigheid vastgesteld op 18 jaar. Dit is duidelijk een regel met een jeugdbeschermend idee erachter. De uitzondering op de strafrechtelijke onverantwoordelijkheid tot de leeftijd van 18 jaar, is de uithandengeving. Kinderen tussen de 16 en de 18 jaar kunnen onder bepaalde voorwaarden, onder het gewone strafrecht vallen. Men zou dit kunnen zien als een toegeving aan de sanctievisie. Het is echter zo dat, in een zuiver jeugdsanctierecht, een instituut als de uithandengeving, geheel overbodig zou zijn. Dit omdat de jeugdrechter zelf straffen kan opleggen. 6
7 Tweede grote discussiepunt: welke reactie op jeugdcriminaliteit is de meest aangewezen. In het huidige jeugdbeschermingsrecht spreekt men, in dit verband, niet van straffen. Er worden maatregelen opgelegd aan de jonge delinquenten. Hoewel dit dus geen straffen sensu stricto zijn, zullen deze maatregelen wel bestraffend aanvoelen voor de minderjarige, want voor hem is een opsluiting in een jeugdinstelling of in de gevangenis hetzelfde. Aangezien er dan geen sprake meer is van straffen, moet men zich de vraag stellen of er nog sprake is van een strafproces. Deze vraag is relevant omdat men, in een strafproces, bepaalde rechten heeft als dader en er bepaalde rechtswaarborgen moeten gehandhaafd worden. Ook hier verschilt de visie van het jeugdbeschermingsrecht van die van het jeugdsanctierecht. In het jeugdbeschermingsrecht is individualisering de manier bij uitstek om jongeren uit een negatief milieu te halen en dit kan enkel door de rechter veel vrijheid te geven. Elke situatie is anders, dus moet de rechter de mogelijkheid hebben om situatie per situatie aangepaste maatregelen te treffen. Dit kan niet indien hij te veel beperkt wordt door de wet. Er wordt soepeler omgesprongen met legaliteit. Ook de andere rechtsbeginselen, zoals proportionaliteit en subsidiariteit, worden niet zo nauw geïnterpreteerd. De keerzijde van deze ingesteldheid is het risico op willekeur en rechtsonzekerheid. In het jeugdsanctierecht vindt men dat dit risico te groot is en men geen afbreuk mag doen aan deze rechtsbeginselen. Rechtswaarborgen zijn het aller belangrijkste. Een aspect van het jeugdrecht waarover dan weer wel meer eensgezindheid bestaat, is de hulpverlening. Hulpverlening moet gescheiden zijn van het gerechtelijk optreden. Hulpverlening aan jongeren in een problematische opvoedingssituatie en zelfs aan jongeren die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, moet gestoeld zijn op vrijwilligheid. Dwang mag hier niet aan te pas komen. Daarom is het aangewezen om deze twee van elkaar te scheiden. Zij moeten zelfs complementair zijn aan elkaar. In sommige gevallen is deze scheiding echter niet zo absoluut en spreekt men van hulpverlening met een stok achter de deur. Dit kan ook niet de bedoeling zijn. Deze scheiding tussen hulpverlening en gerechtelijk optreden, werd beklemtoond door de bevoegdheid over de hulpverlening te geven aan de gemeenschappen en het gerechtelijk aspect grotendeels federaal te houden. De gemeenschappen zijn bevoegd voor de minderjarige in een problematische opvoedingssituatie en staan in voor de buitengerechtelijke jeugdbijstand. Verder zijn ze ook bevoegd voor de gerechtelijke bijstand, in kader van de 7
8 problematische opvoedingssituaties. De federale overheid blijft bevoegd over de als misdrijf omschreven feiten. De positie van het slachtoffer is ook een punt van discussie, hoewel in geen van beide stromingen het slachtoffer op de eerste plaats komt. De belangen van het slachtoffer zijn secundair. Het slachtoffer krijgt, in tegenstelling tot de dader, maar weinig aandacht. Dit is wel al verbeterd ten opzichte van de beginjaren van het jeugdbeschermingsrecht in België. Naast het jeugdbeschermingsrecht en het jeugdsanctierecht, is er eigenlijk nog een derde stroming: het herstelrecht. Ook van deze strekking, vindt men invloeden terug in het huidige jeugdrecht. In het herstelrecht staat het slachtoffer centraal en wil men de schade herstellen. Men vertrekt vanuit het standpunt van het slachtoffer, in tegenstelling tot de andere twee stromingen, die eerder vanuit de dader vertrekken. Bemiddeling en herstelgericht groepsoverleg zijn de twee manieren bij uitstek om schade te herstellen. Daarnaast is er ook de gemeenschapsdienst, omdat men in het herstelrecht van mening is dat ook de maatschappij het slachtoffer is van criminaliteit. Criminaliteit veroorzaakt een onveiligheidsgevoel en een algemene ontevredenheid bij de burgers. Ook dit moet men trachten te herstellen. In België kan men vandaag de dag nog moeilijk spreken van een zuiver jeugdbeschermingsrecht. Zowel elementen van het jeugdsanctierecht, als elementen van het herstelrecht, zijn opgenomen in de wetten. Het grote probleem waarmee we hier te kampen hebben, is de tegenstelling tussen de gemeenschappen. De Franstalige zijde van ons land, zijn aanhangers van het jeugdbeschermingsrecht. Terwijl men in Vlaanderen opteert voor een hervorming in een meer sanctionerende richting. Door dit verschil in visie, wordt er nog weinig verwezenlijkt op vlak van het jeugdrecht. Men trappelt ter plaatse, omdat de communautaire problemen niet opgelost geraken. Dit is een spijtige zaak, want hierdoor blijven veel stukken van de regelgeving, dode letter. Daarenboven komt er nog eens bij dat ze er niet aan uit geraken wie wat moet financieren. Het is duidelijk dat justitie kampt met vele praktische problemen, zoals overbevolkte gevangenissen en de gerechtelijke achterstand. Dit komt omdat er te weinig financiële input in justitie is. Zolang men deze problematiek niet op de politieke agenda zet, vrees ik dat we nog lang in deze negatieve cirkel gaan zitten. Met dit werk, probeer ik een overzicht te geven van de verschillende stromingen. De punten waarin ze overeenkomen en de punten waarover discussie bestaat. Ik koppel terug naar de 8
9 huidige wetgeving en probeer aan te tonen welke elementen jeugdbeschermende, jeugdsanctie of herstelrechtelijk zijn. Het doel van deze masterproef is, inzicht te krijgen in deze omvangrijke materie en de lezer te informeren, zodat die voor zichzelf kan uitmaken welke stroming het meest aanleunt bij zijn visie. Eerst wordt kort de geschiedenis van het jeugdbeschermingsrecht overlopen, om aan te tonen vanwaar ons jeugdbeschermingsrecht vandaag de dag komt. Vervolgens worden de verschillende visies kort besproken om een algemeen beeld te geven, vooraleer ik per onderwerp de stromingen vergelijk, in combinatie met een bespreking van de huidige wetgeving. HOOFDSTUK 1: BEGRIP Jeugdrecht is het geheel van juridische regels die de ontwikkeling en ontplooiing van jongeren wil bevorderen. Jongeren hebben een kader nodig waarbinnen zij kunnen groeien. Een kader die hen ook buiten hun beschermde gezinsmilieu, begeleidt. Dit gaat zowel over burgerrechtelijke als strafrechtelijke bepalingen: het burgerrechtelijk statuut van de jeugd, verbod van kinderarbeid, leerplicht, kindergeld enzovoort. Al deze regels zijn met elkaar verweven en oefenen een invloed uit op elkaar, zoals het verbod op kinderarbeid hand in hand gaat met de leerplicht. Ongeacht de omkadering die men de jeugd geeft, kan men niet vermijden dat deze af en toe een verkeerde pad in slaan. Wanneer het welzijn van de jongeren ernstig bedreigd wordt, is het aan de overheid om in te grijpen. Het jeugdbeschermingsrecht is de tak die deze reactie regelt. Een mogelijke definitie van het jeugdbeschermingsrecht is: het geheel van juridische regels betreffende de overheidsinterventie, door middel van specifieke instellingen of voorzieningen, met het oog op bijstand aan jongeren wier welzijn of ontplooiing onvoldoende wordt gewaarborgd door het gezinsmilieu en de algemeenmaatschappelijke voorzieningen 1. Het jeugdbeschermingsrecht is geen aparte rechtstak, maar een onderdeel van het publiekrecht. Maar dit is niet de enige tak waarmee het jeugdrecht een binding heeft. Ook het strafrecht en het welzijnsrecht komen hierin aan bod. Het burgerlijk recht met zijn bepalingen 1 J.SMETS, Jeugdbeschermingsrecht in A.P.R., Deurne, Kluwer Rechtswetenschappen België, 1996,3. 9
10 over het juridisch statuut van de kinderen en hun ouders, speelt ook een rol in dit verhaal. Verder is er nog het personen- en familierecht dat voornamelijk zijn invloed uitoefent door zijn bepalingen met betrekking tot adoptie en ouderlijk gezag. Het jeugdbeschermingsrecht is een recht sui generis. Door deze diversiteit aan rechtsregels en rechtstakken die hierin verwerkt worden, is een integrale benadering aangewezen. Men moet het probleem in zijn geheel bekijken en er een antwoord op proberen te formuleren die het geheel aanpakt. Naast het feit dat het jeugdbeschermingsrecht vandaag een materie is die onderhevig is aan invloeden van andere rechtstakken, bestaat er een discussie over de kern ervan. Bescherming of sanctionering? Deze begrippen en hun inhoud, worden in de loop van dit werk uitgebreid toegelicht. HOOFDSTUK 2: GESCHIEDENIS Afdeling 1: Evolutie tot 1965 Onderafdeling 1.1: Voor de eerste wet op de kinderbescherming Voor de eerste wet op de kinderbescherming, was er geen apart strafrecht voor kinderen. Kinderen waren principieel strafwaardig. Hoewel er toen nog geen sprake was van strafrechtelijke verantwoordelijkheid van personen, kan het begrip hier toch in gekaderd worden. De keuze om iemand verantwoordelijk te stellen voor zijn daden, hangt nauw samen met het heersend mensbeeld. In het klassieke strafrecht werd de mens gezien als een denkend, menselijk wezen dat de hem omringende werkelijkheid door rationalistische deductie kan kennen. Centraal staan rationaliteit, wilsautonomie en individuele verantwoordelijkheid. De delinquent diende op volledige wijze persoonlijke verantwoordelijkheid af te leggen. Met Ferri 2 kwam er een nieuwe wind door Europa : de 2 PRAKKEN, E. en WOLLESWINKEL, M.W., Krities, liber amicorum et amicarum voor Prof. Mr. E. Prakken, Kluwer, 2004, 378p. 10
11 realiteit van de persoonlijkheid van de dader wordt tegenover de vrije wil geplaatst. In plaats van het begrip schuld, kwam het begrip gevaarlijkheid centraal te staan. In het klassieke strafrecht besefte men reeds dat de minderjarigen, als groep rechtspersonen een probleem vormden. Het rationele mensbeeld kon niet zonder meer worden toegepast op kinderen en abnormalen. Om een onderscheid te kunnen verantwoorden werd er een nieuw begrip ingevoerd, m.n. het oordeel des onderscheids. Dit is het vermogen van een kind om te oordelen over wat goed en wat fout is. Er werd een onderscheid gemaakt tussen 2 verschillende situaties. Indien de minderjarige een misdrijf pleegde en daarbij beschikte over het zogenaamde oordeel des onderscheids, kon die worden gestraft. Zijn leeftijd werd evenwel als strafverminderende verschoningsgrond in aanmerking genomen. Oordeelde de rechter dat het kind handelde zonder te beschikken over het oordeel des onderscheids, werd hij vrijgesproken en, afhankelijk van de omstandigheden, ofwel opnieuw toevertrouwd aan zijn ouders, ofwel in een verbeteringsgesticht geplaatst voor een termijn die door het vonnis werd vastgesteld en die het tijdstip dat de minderjarige de leeftijd van 21 jaar had bereikt, niet mocht overschrijden. Deze vorm van terbeschikkingstelling van de regering steunde op de filosofie dat de overheid moest zorgen voor de kinderen wiens ouders niet de nodige garanties boden voor een goede opvoeding. In de 19 de eeuw werden minderjarigen boven de leeftijd van 16 jaar schuldbekwaam geacht waardoor ze tot een gevangenisstraf of geldboete veroordeeld konden worden. Voor minderjarigen beneden de leeftijd van 16 jaar, moest de schuldbekwaamheid in concreto worden vastgesteld. Dit wil zeggen dat de rechter ook hier het toetsingscriterium van het oordeel des onderscheids hanteerde om te oordelen of een minderjarige al dan niet zoals een volwassene moest bestraft worden. Ook in de Strafwetboeken van 1810 en 1867 werd de leeftijd een factor die in aanmerking werd genomen om strafvermindering toe te kennen. De rechter was zelfs verplicht verzachtende omstandigheden aan te nemen en de drempel van de minimumstraf te verlagen indien de beklaagde een bepaalde jeugdige leeftijd nog niet bereikt had. Ook hier was de jonge leeftijd van de beklaagde een strafverminderende verschoningsgrond. Het is duidelijk dat de strafwetboeken van de 19 de eeuw een product zijn van de klassieke visie, in die zin dat de straf verbonden is aan schuld. Het adagium nullum crimen sine culpa stond centraal. Ook voor kinderen speelde dit een pertinente rol. De rechter moest nagaan of 11
12 de beklaagde wetens en willens de wet het overtreden had. Maar toch betekende een vrijspraak van een minderjarige niet noodzakelijk dat die mocht terugkeren naar zijn ouders. Volgens art. 66 van het strafwetboek van 1810 kon de rechter de minderjarige plaatsen in een verbeteringshuis of een liefdadigheidsinstelling, ondanks de vrijspraak. De plaatsing eindigde door de 20 ste verjaardag van de beklaagde. Deze terbeschikkingstelling van de regering is de voorloper van de huidige beschermingsmaatregelen. De minderjarige werd niet gestraft,maar hij werd onttrokken aan het gezag van zijn ouders, omdat de rechter ervan overtuigd was dat zijn gedrag voorvloeide uit een slechte opvoeding. Er weze opgemerkt dat de rechter dit wel enkel kon doen indien de minderjarige zonder schuldbesef de strafwet overtreden had. Minderjarigen die geen misdrijf hadden gepleegd, maar zich wel in een problematische opvoedingssituatie bevonden, konden in die tijd niet rekenen op deze vorm van bescherming. De duur van de plaatsing moest op voorhand bepaald worden en kon niet op basis van de persoonlijkheid van de minderjarige ingekort of verlengd worden. Zelfs indien de jongere bij het verstrijken van de termijn nog zwaar problematisch gedrag vertoonde, werd hij in vrijheid gesteld. Er was geen ruimte voor individualisering of personalisering. Algemeen kan men besluiten dat voor de wet van 15 mei 1912 er geen sprake was van een apart strafrechtsregime voor kinderen, maar dat het besef dat minderjarigen niet op dezelfde manier konden benaderd worden als volwassen, reeds aanwezig was. De kiemen van een apart recht voor kinderen hebben zich gevormd in de loop van de 19 de eeuw. Onderafdeling1.2.: wet 15 mei Tegen het einde van de 19 de eeuw werd, onder invloed van het positivisme, deze aanpak meer en meer bekritiseerd en gingen er stemmen op om voor de minderjarigen een apart soort strafrecht te ontwikkelen. Een strafrecht dat niet het doel had de minderjarigen te sanctioneren, maar hen te begeleiden d.m.v. individueel aangepaste maatregelen van opvoeding. Deze tendens tot hervorming moet men plaatsen in een veranderend sociaal economisch klimaat. Het stedelijk proletariaat leefde ten gevolge van een snelle industrialisering in 3 Wet van 15 mei 1912 betreffende de kinderbescherming, B.S mei
13 erbarmelijke omstandigheden, waardoor de familiale solidariteit onder druk kwam te staan en de familiebanden losser werden. Hierdoor kwamen ook de eerste sociale wetten tot stand, waaronder de wet op de schoolplicht. Naast het sociaal economisch klimaat, speelden de veranderende strafrechtstheorieën en criminologische opvattingen een grote rol. De rationele mens met vrije wil werd vervangen door de gedetermineerde mens, waarbij delinquentie de resultante was van verschillende factoren. Het sociaal verweer stond dan ook voor de bescherming van de maatschappij en de individualisering van maatregelen voor misdadigers. De oprichting van patronagecomités heeft deze hervorming ook mee gestuurd. De burgerij begon zich meer en meer te bekommeren om het lot van de kinderen van het proletariaat. Het resultaat van deze verschillende factoren was de wet van 15 mei Die had tot doel de minderjarigen die de leeftijd van 16 jaar nog niet hadden bereikt, uit het strafrecht te halen. Zo werd voor het eerst een leeftijd van strafrechtelijke meerderjarigheid ingevoerd. Het was duidelijk dat de visie van het klassieke strafrecht die de mens als rationeel wezen met vrije wil voorop stelde, niet op iedereen kon worden toegepast, zeker niet op kinderen. Deze hadden bijgevolg een afwijkend statuut nodig. Centraal hierbij stond de afschaffing van straffen voor kinderen beneden de 16 jaar. Sancties worden vervangen door bewarings-, opvoedings- en behoedingsmaatregelen van onbepaalde duur. Er werd voorzien in 3 soorten maatregelen: de berisping, de plaatsing en de terbeschikkingstelling van de regering. Alle minderjarigen ten aanzien van wie een maatregel werd genomen, werd tot zijn meerderjarigheid onder een regime van toezicht geplaatst. Er werd een bijzondere rechtbank opgericht om deze maatregelen uit te spreken, m.n. de kinderrechter die binnen de rechtbank van eerste aanleg functioneerde. Daarenboven kwamen er gespecialiseerde magistraten in kinderzaken om een zo goed mogelijke toepassing van de nieuwe wet te garanderen. Verder werd het beginsel van individualisering van de maatregel voor jeugddelinquenten doorgevoerd, zodat de nadruk op de persoonlijkheid van het kind kwam te liggen, in plaats van op de ernst van de feiten. Hoewel de wet vooral gefocust was op delinquentie en predelinquentie, zijnde prostitutie, bedelarij, landloperij en dergelijke, werd er toch voorzien in de bescherming van niet-delinquente jongeren. Deze bescherming bestond slechts in de vorm van de zeer radicale maatregel tegen de ouders, namelijk de ontzetting uit de ouderlijke macht. Deze maatregel was in sommige gevallen verplicht en in andere gevallen facultatief. Vermits ons te ver zou leiden, gaan we hier verder niet op in. Er was toen reeds sprake van de indeling tussen minderjarigen, die een misdrijf pleegden en minderjarigen in een problematische opvoedingssituatie. Er weze opgemerkt dat delinquenten beneden de leeftijd 13
14 van 16 jaar zich niet konden verantwoorden voor de gewone strafrechter, zelfs al hadden zij voldoende oordeel des onderscheids. Er was dus sprake van een onweerlegbaar vermoeden van schuldonbekwaamheid. De toepassing van de wet zorgde voor enige commotie onder de rechtsgeleerden en gaf al snel aanleiding tot 2 stromingen: de klassiek strafrechtelijk geïnspireerde stroming die pleitte voor een restrictieve interpretatie van de vorderingsgronden van de kinderrechter. En de tweede stroming die het beschermende karakter van de wet voorop stelde waarin er dan ook voor een extensieve interpretatie van de bevoegdheden van de kinderrechter werd gepleit. Het is duidelijke dat de beschermende visie de bovenhand haalde. Reeds na de tweede wereldoorlog werden er verscheidene commissies aangesteld door de Minister van Justitie ter bestudering van de noodzakelijke hervormingen inzake kinderbescherming. Uiteindelijk zal het Minister van Justitie Vermeylen zijn, die in 1963 een ontwerp indiende, dat leidde tot de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, ter vervanging van de Kinderbeschermingswet van Afdeling 2: Wet van 8 april Onderafdeling 2.1.: Sociale bescherming Inhoudelijk In de wet van 1965 wordt een onderscheid gemaakt tussen de sociale jeugdbescherming en de gerechtelijke jeugdbescherming. De invoering van de buitengerechtelijke jeugdbescherming is de belangrijkste innovatie van deze wet ten opzichte van de wet van Dit luik valt onder de bevoegdheden van de gemeenschappen en omvat alle maatregelen die kunnen genomen worden teneinde minderjarigen wiens gezondheid, veiligheid of zedelijkheid gevaar loopt, te beschermen. De sociale bescherming kan enkel optreden wanneer er hulp gevraagd of 4 Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, B.S
15 aanvaard wordt door de ouders. De sociale bescherming omvat 3 soorten acties. Ten eerste is er de individueel preventieve actie ten aanzien van een minderjarige, die in gevaar verkeert. Ten tweede omvat het een algemeen preventieve actie. Dit houdt in dat er initiatieven moeten worden genomen om de bescherming van de jeugd te bevorderen, te oriënteren en te coördineren. Als laatste taak had de sociale bescherming de plicht om zijn medewerking te verlenen aan de bevoegde rechterlijke overheden. Er is hier duidelijk sprake van complementariteit en subsidiariteit. De buitengerechtelijke bescherming moet een tussenkomst van de gerechtelijke overheden zoveel mogelijk proberen te vermijden en enkel wanneer het sociale luik faalt of dreigt te falen, is een gerechtelijke tussenkomst een optie. De sociale bescherming vormt een eerste, door de ouders aanvaarde correctie op het gezinsmilieu, terwijl de gerechtelijke jeugdbescherming, die dwangmaatregelen kan treffen, een tweede subsidiaire correctie is. Institutioneel kader Jeugdbeschermingscomités 5 De sociale bescherming omvat concreet de ondersteuning van de patronagecomités die vervangen worden door jeugdbeschermingscomités. Zoals hierboven reeds vermeld, hebben zij vooral een preventieve taak, die tot doel heeft de gerechtelijke hulpverlening zoveel mogelijk te vermijden. Per arrondissement werd zo n comité opgericht om minderjarigen die zich in problematische opvoedingssituaties bevinden en nog geen misdrijf hebben gepleegd, te begeleiden. Voor het eerst was er sprake van vrijwillige hulpverlening. In kader van de individuele preventie kan het jeugdbeschermingscomité een actieplan opstellen. Dit kan enkel uitgevoerd worden met de toestemming van de ouders en vereist voor zijn uitvoering, de samenwerking met private voorzieningen. Het jeugdbeschermingscomité maakt zulk actieplan mogelijk door coördinerende en financiële tussenkomst. Hierbij wordt 5 Titel 1: sociale bescherming, art. 1 wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, B.S
16 gestreefd naar een maatregel die zijn uitwerking binnen het gezin kan krijgen. Plaatsing buiten het gezinsmilieu moet vermeden worden. De algemeen preventieve taak houdt in dat de jeugdbeschermingscomités de bevoegde overheden moeten inlichten over factoren die nefast kunnen inwerken op de lichamelijke gezondheid en zedelijkheid van de jeugd. Het comité moet initiatieven nemen tot betere bescherming van de minderjarigen, zoals preventieprogramma s. Ook dit kan in samenwerking met private initiatieven. Zowel bij de algemene als bij de individuele preventie ligt duidelijk de nadruk op de bevordering van de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de jeugd. Ten slotte wordt van de jeugdbeschermingscomités hun volledige medewerking met de bevoegde rechterlijke overheden verwacht. Zij moeten bijvoorbeeld ingezamelde gegevens over een minderjarige en zijn milieu overdragen aan het parket indien zijn daarom vragen. De taakbeschrijving van de jeugdbeschermingscomités toont nog eens aan dat de sociale en gerechtelijke jeugdbescherming complementair zijn tegenover elkaar: wanneer ouders weigeren mee te werken aan de sociale jeugdbescherming, moet het comité dit ter kennis brengen van het parket alsook dient het comité mee te werken met de rechterlijke overheden. Er weze nogmaals opgemerkt dat het gezin in deze filosofie centraal staat en gezien wordt als het opvoedingsmilieu bij uitstek. Maatregelen die de plaatsing van de minderjarige buiten het gezin als gevolg hebben, zijn uit den boze en zullen slechts in extremis worden opgelegd door het gerechtelijke luik. Nationale Raad voor Jeugdbescherming 6 Naast de jeugdbeschermingscomités bestond het institutioneel kader van de sociale jeugdbescherming ook uit de Nationale Raad voor Jeugdbescherming. Deze had tot taak adviezen te geven, voorstellen te formuleren en suggesties te doen aan de minister van Justitie. Naar aanleiding van de staatshervorming van 1980 werd deze raad afgeschaft. 6 Titel I:Sociale bescherming, art.4 wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, B.S
17 Onderafdeling 2.2.: Gerechtelijke bescherming Institutioneel kader Jeugdrechtbank 7 In de wet van 8 april 1965 wordt de kinderrechter vervangen door een jeugdrechtbank. De bevoegdheden van de jeugdrechtbank zijn uitgebreider dan die van de kinderrechter, omdat de jeugdrechtbank ook in een aantal burgerrechtelijke aangelegenheden bevoegdheid kreeg, zoals deze m.b.t. het ouderlijk gezag en adoptie. De jeugdrechtbank werd een soort familierechtbank. Dit is te begrijpen in het licht van de centraliteit van het gezin. De focus van de wet van 8 april 1965 ligt, zoals reeds vermeld, bij het gezin en de verfijning van het beschermingsmodel van de wet van Het was duidelijk dat er een nauwe samenhang was tussen familiale conflicten en problematische situaties, dus leek het aangewezen deze samen ook aan te pakken. Het ideaal dat werd nagestreefd, was dat de oplossing voor het familiale conflict de tussenkomst van de jeugdbescherming zou kunnen voorkomen. Langs de andere kant, konden sommige instellingen, voornamelijk adoptie, ingezet worden als beschermingstechnieken voor de minderjarige. De jeugdrechtbank profileerde zich als de beschermer van de rechten van het kind, in handen van een specialist, de jeugdmagistraat. Deze zou het best geplaatst zijn om over deze materie te oordelen aangezien werd aangenomen dat hij thuis was in de technische complexiteit van de onderzoeksmogelijkheden en van opvoedende en medisch-psychologische maatregelen die een directe en individualiserende aanpak vereisen. 8 Naast de nieuwe burgerrechtelijke bevoegdheden, kan de jeugdrechter nu ook maatregelen nemen ten opzichte van minderjarigen, die delicten hebben gepleegd en ten opzichte van ouders, die tekort komen in de uitoefening van hun ouderlijk gezag. De notie kind in gevaar staat hier centraal. Het kind is in gevaar hetzij door zijn eigen gedrag, hetzij omwille van het 7 Titel II: Gerechtelijke bescherming, art van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, B.S BOUVERNE-DEBIE, M. en ROOSE, R., jeugdbescherming en bijzondere jeugdbijstand, Gent, Academia Press, 2007, 231p. 17
18 gedrag van zijn ouders. Er is dus één centrale interventiegrond, m.n. het kind in gevaar dat de twee luiken omvat, optreden tegen nalatige ouders en optreden tegen jeugddelinquentie. Deze centrale interventiegrond is nu ook aan één rechtbank toevertrouwd in plaats van het onderscheid te maken tussen de kinderrechter en de burgerlijke rechtbank. Andere actoren Het institutioneel kader van de jeugdrechtbank omvat het parket, de jeugdrechter en de sociale dienst. Op deze actoren wordt er later uitgebreid terug gekomen. Wie het vorderingsrecht bezit, verschilt naargelang het gaat om burgerrechtelijke dan wel strafrechtelijke zaken. Bij burgerrechtelijke zaken kan het verzoek uitgaan van zowel de betrokken partijen als van de parketmagistraat. In strafzaken, i.c. jeugdbeschermingzaken, kan de jeugdrechtbank enkel optreden op vordering van het Openbaar Ministerie. Het is dus in eerste instantie de parketmagistraat die moet oordelen over de gevaarsituatie. Of dit aangewezen is, valt sterk te betwijfelen Inhoudelijk Strafrechtelijke meerderjarigheid Met de wet van 8 april 1965 wordt de strafrechtelijke meerderjarigheid opgetrokken van 16 jaar naar 18 jaar. Dit is voortaan de algemene regel. Maar zoals op elke regel bestaan ook hier uitzonderingen. Eén van de uitzonderingen is de mogelijkheid van de jeugdrechter om minderjarigen die de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt en ernstige feiten hebben gepleegd, door te verwijzen naar de gewone rechtbank. Later wordt er dieper ingegaan op uithandengeving zoals geregeld in de huidige regelgeving. Jeugdbeschermingsmaatregelen 18
19 De mogelijkheid van de jeugdrechtbank om maatregelen op te leggen, werd uitgebreid. Ze was voortaan bevoegd om de ontzetting van het ouderlijk gezag 9 uit te spreken. Naast deze drastische, repressieve maatregel, werden er een aantal preventieve, louter hulpverlenende maatregelen ingevoerd m.n. toezicht op de gezinsbijslag en op andere sociale uitkeringen 10 en opvoedingsbijstand 11. Deze opvoedingsbijstand is één van de belangrijkste innovaties van de wet van 8 april 1965, naast de mogelijkheid van de jeugdrechtbank om de ontzetting uit de ouderlijke gezag uit te spreken. Deze opvoedingsbijstand legaliseert de praetoriaanse praktijk van het parket, die reeds bestond voor de wet van De nieuwe maatregel had tot doel de familiale situatie te verbeteren door het gezin persoonlijk te begeleiden, onder controle van de jeugdrechter, en zo een ontzetting uit de ouderlijke macht te vermijden. Daarenboven kon de jeugdrechtbank maatregelen nemen t.a.v. alle minderjarigen in gevaar en niet meer enkel t.a.v. delinquente en predelinquente jongeren. Dit is het gevolg van de nieuwe centrale gevaarsnotie. Naast kind in gevaar van art. 36, 2 wet 8 april 1965, waren er nog andere situaties die aanleiding konden geven tot een optreden van de jeugdrechtbank, namelijk de ouderlijke klacht 12, bedelarij en landloperij 13, feiten als misdrijf omschreven 14, schoolverzuim 15 en de zedelijke bescherming van de jeugd 16. De maatregelen voor delinquente jongeren en jongeren in gevaar zijn identiek. De wet voorziet een gedifferentieerd pakket van maatregelen 17. Ten eerste zijn er de officieuze maatregelen,waarop seponering volgt. Vervolgens zijn er de gewone maatregelen: berisping, ondertoezichtstelling en plaatsing. En tenslotte hebben we de buitengewone maatregelen: terbeschikkingstelling van de regering, in bewaring geving, verwijzing naar de gewone rechtbank en plaatsing in een huis van arrest. 9 Art. 32 van de wet 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, B.S. 15 april Art. 29 wet 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, B.S. 15 april Art. 30 wet 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, B.S. 15 april Art. 36,1 wet 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, B.S. 15 april Art. 36,3 wet 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, B.S. 15 april Art. 36,4 wet 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, B.S. 15 april Art. 36,5 wet 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, B.S. 15 april Art. 91,11 wet 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, B.S. 15 april Art. 37 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, B.S. 15 april
20 Burgerrechtelijke bepalingen Zoals reeds vermeld, was de jeudgrechtbank vanaf 1965 bevoegd om zich uit te spreken over aangelegenheden i.v.m. adoptie en ouderlijk gezag. Onderafdeling 2.3.: Kritiek Na de wet van 1912 werd er kritiek geuit op het hoge aantal plaatsingen en de veel gevorderde onzetting uit de ouderlijke macht. Om tegemoet te komen aan deze kritieken, had P.Vermeylen als Minister van Justitie, een ontwerp ingediend die later de wet van 1965 zou worden. Dit ontwerp voorzag verscheidene maatregelen die de pijnpunten van de wet van 1912 zouden moeten oplossen. Maar reeds kort na de inwerkingtreding van de wet van 1965, was duidelijk dat de vernieuwingen het hoge aantal plaatsingen en ontzetting helemaal niet opgevangen hadden. Daarenboven vonden de nieuwe maatregelen inzake opvoedingsbijstand slechts moeizaam toepassing. Er kwam ook kritiek op de onduidelijke afbakening tussen de gerechtelijke en de sociale jeugdbescherming en de juridische tekortkomingen van de wet, m.n. de zwakke rechtspositie van de minderjarige en het gebrek aan proceswaarborgen. P.Vermeylen, als bezielier van deze wet, schreef de kritiek en de tekortkomingen van zijn wet toe aan een gebrek aan materiële mogelijkheden om de wet op een degelijke manier te realiseren. Hij stelde dat er geen problemen of hiaten zaten in de wet, maar dat er te weinig middelen voorhanden waren om de doelstellingen te realiseren; de kritiek op mijn wet is de kritiek op haar toepassing 18 Naast deze algemene kritiek, hadden andere auteurs kritische commentaren geschreven bij de wet van 8 april Onder andere G. De Bock vond dat de wet gestalte gaf aan een premievoor-delictdynamiek 19. Hiermee bedoelde zij dat probleemjongeren of jongeren die in een gevaarstoestand verkeerden, dankzij deze wet, aanspraak konden maken op maatschappelijke voorzieningen en tegemoetkomingen, terwijl de normale kinderen hier geen recht op hadden. 18 Eliaerts, C., Inleiding tot het jeugdbeschermingsrecht: een commentaar op de wet van 8 april 1965, Gent, Story-Scientia, 1984, 194p. 19 Decock, G. en Vansteenkiste, Ph., Herstel of sanctie: naar een jeugdsanctierecht, Gent, Mys & Breesch, 1999, 326 p. 20
21 In de jaren zeventig kwam het algemeen concept van de wet van 1965 onder druk te staan en werden er vragen gesteld bij het rechtskarakter van de jeugdbeschermingswet. De wet maakt het mogelijk om dwangmaatregelen en vrijheidsbeperkingen op te leggen, zonder respect voor de fundamentele rechtsbeginselen. Subsidiariteit, legaliteit, tegenspraak en gelijkheid worden geenszins gewaarborgd. Anderzijds leek het bijna onmogelijk om een doorgedreven beschermingsmodel in te voeren dat verregaand kan ingrijpen in het leven van de jongere en zijn ouders, zonder losser om te springen met de grondrechtswaarborgen. Hierover heeft de Raad van State een advies uitgebracht in kader van het ontwerp. Hoewel de Raad van State wees op het gebrek aan rechtswaarborgen en de wel heel ruime vrijheid van de jeugdrechter, besefte hij wel dat er een duidelijke spanning is tussen een strikte toepassing van het legaliteitsbeginsel en de noodzaak om over de nodige vrijheid te beschikken opdat er tot een geschikte en aangepaste interventie kan worden overgegaan: want de rechter onder de dwang van de klassieke regels beletten het grootste kwaad te doen, betekent ook hem beletten het grootste goed te doen. 20 In de loop van de jaren 80, kwam er een pleidooi voor de invoering van een vorm van jeugdsanctierecht. De discussie over de wet van 1965 en de mogelijke invoering van een jeugdrecht of jeugdsanctierecht, werd doorkruist door de staatshervorming van 1980 waarbij de jeugdbeschermingsmaterie werd opgedeeld in deels federale bevoegdheden en deels gemeenschapsbevoegdheden. Afdeling 3: De belangrijkste wijzigingen sinds 1965 Onderafdeling 3.1.: De communautarisering van de jeugdbescherming staatshervorming 1980 De vierde grote grondswetswijziging gebeurde in De eerste stap naar de federalisering van België is gezet. Met deze staatshervorming krijgen de Gemeenschappen de bevoegdheden m.b.t. persoonsgebonden aangelegenheden. De inhoud van deze bevoegdheden werd bepaald 20 Advies R.v.St., Parl.St.Kamer , nr. 885/1, (39-43)42; advies R.v.St., Parl.St. Kamer , nr. 637/1,42 21
22 door de Bijzondere Wet Hervorming Instellingen van 8 augustus Die bepaalde dat de Gemeenschappen bevoegd zijn voor het regelen van een gedeelte van de jeugdbescherming, met uitzondering van de aangelegenheden, die ressorteren onder het burgerlijk recht, het strafrecht of het gerechtelijk recht 22. Deze beschrijving in zeer algemene termen gaf aanleiding tot uiteenlopende interpretaties en bijgevolg tot een intens bevoegdheidsconflict. Enerzijds waren er de aanhangers van een minimalistische interpretatie van de wet, die van mening waren dat enkel de sociale jeugdbescherming en de erkenning en subsidiëring van de voorzieningen onder de bevoegdheid van de Gemeenschappen viel. Anderzijds had men de voorstanders van een maximalistische interpretatie, die vonden dat ook de gerechtelijke jeugdbescherming door de Gemeenschappen moest geregeld worden aangezien de gerechtelijke maatregelen beschouwd moesten worden als een modaliteit van hulpverlening. De Raad van State brengt in 1984 een advies 23 uit over een voorontwerp van decreet van de Vlaamse Gemeenschapsminister, waarin een strikte interpretatie vooropgesteld wordt. De Raad was van mening, dat de maatregelen die aan minderjarigen of aan hun ouders opgelegd worden, niet onder de persoonsgebonden materies vallen, aangezien zij een dwangelement bevatten. De Vlaamse regering was het hiermee niet eens en richtte in 1985 een Commissie van Advies voor persoonsgebonden aangelegenheden op die van oordeel was dat dwang geen doorslaggevend criterium vormt om te besluiten of iets al dan niet tot de persoonsgebonden aangelegenheden behoort. Dus besloten zij dat de Gemeenschappen wel degelijk bevoegd waren voor de gerechtelijke jeugdbescherming, in zoverre dat de gerechtelijke maatregelen konden beschouwd worden als modaliteit van hulpverlening. Op 27 juni 1985 komt er een decreet van de Vlaamse Gemeenschap inzake bijzondere jeugdbijstand 24. Dit decreet werd aangevochten door de Minsterraad voor het Arbitragehof (thans het Grondwettelijk Hof). Het Hof verwierp dit beroep 25. Uit de beoordeling van het Arbitragehof kan men concluderen dat de maximalistische visie de bovenhand heeft gehaald. Dit omdat men de nadruk heeft gelegd op het essentieel hulpverlenend karakter van de 21 B.S. 15 augustus Art. 5 van de Bijzondere Wet Hervorming Instellingen van 8 augustus 1980, B.S. 15 augustus Raad van State, Afdeling Wetgeving, 20 juni 1984, L L L B.S. 5 juli Arbitragehof nr. 66/88, 30 juni 1988, B.S. 21 juli
23 jeugdbescherming en omdat men stelt dat de jeugdbeschermingswet een sui generis - karakter heeft. staatshervorming 1988 De staatshervorming van 1988, samen met de aanpassing van de Bijzondere Wet Hervorming Instellingen, verfijnde de bevoegdheidsbepaling inzake jeugdbescherming 26. De inhoud van het begrip persoonsgebonden aangelegenheden werd uitgebreider omschreven, zodat de bevoegdheidsoverdracht inzake jeugdbescherming naar de Gemeenschappen duidelijker was en er minder aanleiding tot conflict ontstond. Desalniettemin werd er nog gediscussieerd over de bevoegdheidsverdeling. De meerderheid pleitte voor een ruime bevoegdheidsoverdracht naar de gemeenschappen en een restrictieve interpretatie van de bevoegdheid van de federale overheid. Hierdoor werd het hulpverlenend karakter van de jeugdbescherming benadrukt. De impact van de staatshervorming laat zich vooral voelen in de driedeling van de jeugdbescherming. Langs de ene kant is de federale overheid bevoegd voor jeugdbescherming en de gerechtelijke bijzondere jeugdbijstand en langs de andere kant zijn de gemeenschappen bevoegd voor de buitengerechtelijke bijzondere jeugdbijstand. In het volgende deel wordt er dieper ingegaan op het onderscheid tussen de verschillende soorten jeugdbijstand. Onderafdeling 3.2.: Buitengerechtelijke Jeugdbijstand Hier wordt enkel ingegaan op de regelgeving van de Vlaamse Gemeenschap, die we terug vinden in het Decreet van 27 juni 1985, laatst gewijzigd door het Decreet 7 maart Dit decreet is in werking sinds 2 maart De hervorming werd reeds in 1998 ingeleid door een opgerichte Commissie ad hoc voor Bijzondere jeugdzorg, opgericht door het Vlaamse Parlement. Als resultaat van deze hervorming is het concept integrale jeugdhulp ontstaan. De bedoeling van integrale jeugdhulp is de hulp voor minderjarigen vlotter en efficiënter te laten verlopen, door een samenwerking te organiseren die over de grenzen van de 26 B.S. 13 augustus Decreet van 7 maart 2008 betreffende de bijzondere jeugdbijstand, B.S. 15 april B. Vl. Reg. van 24 oktober 2008 tot uitvoering van het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand en het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003,B.S.2 maart
24 verschillende welzijnssectoren heen gaat. Door een intersectoraal georganiseerde jeugdhulp uit te bouwen, probeert men meer samenhang in het jeugdhulpaanbod te creëren en een meer vraaggestuurde hulpverlening mogelijk te maken. De opdracht van het Decreet inzake Bijzondere Jeugdbijstand is nog steeds dezelfde als die van het decreet van Ten eerste moet de Gemeenschap een algemeen preventief beleid voeren om problematische opvoedingssituaties te voorkomen en te vermijden 29. Ten tweede moet het individuele hulp en bijstand organiseren voor jongeren in problematische opvoedingssituaties 30. Daarvoor kan de Gemeeschap beroep doen op 3 verschillende instanties waar we later nog op terug komen: het comité voor bijzondere jeugdzorg, de sociale dienst voor bijzondere jeugdbijstand en de bemiddelingscommissie bijzondere jeugdbijstand. Centraal bij de buitengerechtelijke bijzondere jeugdbijstand is vrijwilligheid. Het hele systeem berust op een vrijwillige medewerking van de betrokken partijen, die maximaal betrokken worden bij de hulp- en bijstandsverlening 31. Dit is het grootste verschil met de gerechtelijke bijzondere jeugdbijstand, waarbij het dwangelement centraal staat. In hoofdstuk 4, afdeling 6 wordt er dieper ingegaan op de details van het decreet, alsook het decreet van de Franstalige en de Duitstalige gemeenschap. Onderafdeling 3.3.: Gerechtelijke Jeugdbijstand De gerechtelijke bijzondere jeugdbijstand wordt voor de Vlaamse Gemeenschap door hetzelfde decreet geregeld, het Decreet van 7 maart Art. 37 van het bovenvermelde decreet bepaalt de voorwaarden waaronder de jeugdrechtbank kennis nemen kan van een problematische opvoedingssituatie. Deze voorwaarden zijn cumulatief. Ten eerste is de jeugdrechtbank bevoegd om kennis te nemen van een POS wanneer het Openbaar Ministerie een afdwingbare pedagogische maatregel, noodzakelijk acht nadat de bemiddelingscommissie de zaak ernaar had doorverwezen in kader van artikel Ten tweede kan de jeugdrechtbank een pedagogische maatregel opleggen, wanneer het Openbaar Ministerie aantoont dat zo n afdwingbare pedagogische maatregel dringend 29 Art. 3,3 decreet 7 maart Art. 3,1 decreet 7 maart Art. 10 decreet 7 maart Decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand, B.S. 15 april
25 noodzakelijk is, en er voldoende aanwijzingen zijn dat de minderjarige onmiddellijk moet beschermd worden tegen een vorm van lichamelijke of geestelijk geweld, letsel of misbruik, lichamelijke of geestelijke verwaarlozing of nalatige behandeling, mishandeling of exploitatie, met inbegrip van seksueel misbruik, en het verlenen van hulp en bijstand op vrijwillige basis niet meteen mogelijk is. Enkel indien alle voorwaarden vervuld zijn, mag de jeugdrechtbank optreden en zulke maatregel nemen. Er weze opgemerkt, dat het enkel het Openbaar Ministerie is die beslist of er een maatregel zal gevorderd worden. Er rust geen verplichting op het parket om een vordering in te stellen nadat de bemiddelingscommissie een zaak doorverwezen heeft. In de gerechtelijke zuil van de bijzondere jeugdbijstand is er ook een sociale dienst voor gerechtelijke jeugdbijstand. Die vervult opdrachten van sociale aard, die hem door de magistraten worden opgelegd, alsook de navorsingsopdrachten met het oog op het nemen van een afdwingbare pedagogische maatregel met toepassing van de jeugdbijstandsregeling 33. Het Besluit van de Vlaamse Regering 34 verfijnt deze opdrachten. Art. 117 van het Besluit vermeld ook de opmaak van een hulpverleningsprogramma, een begeleidingsplan en de bewaking van de uitvoering van de opgelegde pedagogische maatregelen. Welke maatregelen de jeugdrechtbank kan opleggen, vindt men terug in art. 38 van het decreet van 7 maart Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen maatregelen ten aanzien van minderjarige en maatregelen ten aanzien van ouders, zoals wel het geval was in de jeugdbeschermingswet van Er zijn 13 maatregelen voorzien: - Een pedagogische richtlijn verstrekken; - De minderjarige onder toezicht stelen van de sociale dienst voor gerechtelijke jeugdbijstand; - Gezinsbegeleiding bevelen; - Een opvoedend project opleggen; - Bezoeken van een semi-residentiële voorziening; - De minderjarige zelfstandig laten wonen; - De minderjarige onder permanent toezicht op een kamer laten wonen; - De minderjarige onder begeleiding stellen van een onthaal- en oriëntatiecentrum; - De minderjarige onder begeleiding stellen van een observatiecentrum; 33 Art. 45 decreet7 maart Besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2008 tot uitvoering van het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand en het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003, B.S. 2 maart
Gerechtelijke Jeugdbijstand in hoogdringende gevallen. Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen.
Advies Gerechtelijke Jeugdbijstand in hoogdringende gevallen Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen. Voorstel van decreet houdende wijziging van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand,
Nadere informatieInhoud. Hoofdstuk 1. De institutionalisering van het ingrijpen in opvoeding in de. Hoofdstuk 2. Sociale opvoeding in het regime van de Wet op de
5 Inhoud Inleiding 11 Hoofdstuk 1. De institutionalisering van het ingrijpen in opvoeding in de jonge natie-staat België 15 Van 1830 tot aan de vooravond van de Wet op de Kinderbescherming van vijftien
Nadere informatieHERSTELBEMIDDELING (slachtoffer- dader bemiddeling)
HERSTELBEMIDDELING (slachtoffer- dader bemiddeling) DIENST Gent - Oudenaarde EEDVERBONDKAAI 285 9000 GENT DIENST Dendermonde OLV KERKPLEIN 30 9200 Dendermonde OOST-VLAANDEREN Voor wie? Slachtoffer/ daders
Nadere informatieDe sociale plattegrond
De sociale plattegrond Sector: Agentschap Jongerenwelzijn Spreker: Tom Elen (Agentschap Jongerenwelzijn) H1 - Opdracht Agentschap Jongerenwelzijn (beleidsdomein = WVG) Afdeling Preventie- en Verwijzersbeleid
Nadere informatieEen statuut voor pleegouders. april 2017
Een statuut voor pleegouders april 2017 Een statuut volgens Europa Europese aanbeveling (87)6 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa on foster families 1) de lidstaten dienen een systeem van
Nadere informatieDe verhouding van jeugddelinquentie met jeugdhulp. Jan Bosmans Sectorcoördinator Jeugdhulp, Gezinsondersteuning, Kinderopvang Vlaams Welzijnsverbond
De verhouding van jeugddelinquentie met jeugdhulp Jan Bosmans Sectorcoördinator Jeugdhulp, Gezinsondersteuning, Kinderopvang Vlaams Welzijnsverbond 1 Reactie op (vermoedelijk) delict scheiden van hulp
Nadere informatieHET MOEILIJKE SAMENGAAN VAN
HET MOEILIJKE SAMENGAAN VAN BESCHERMEN EN SANCTIONEREN Eef Goedseels Justitie 2020 3/3/2016 Opbouw Theorie Praktijk Afsluitende reflectie Historische aanloop Beschermingsrecht (cfr. sociaal verweer) Kritieken
Nadere informatieJEUGDDELINQUENTIEDECREET OVERZICHTSTABEL ANTWOORDEN Johan Put & Katrijn Veeckmans
JEUGDDELINQUENTIEDECREET OVERZICHTSTABEL ANTWOORDEN Johan Put & Katrijn Veeckmans Bijzonderheden Herziening 4 Initiële duur Leeftijd 3 Voorwaarden 2 Rechtspleging ten gronde Voorbereidende rechtspleging
Nadere informatieBeknopte inhoudstafel
REVEVR_VB_13001_2013.book Page V Monday, August 5, 2013 9:32 AM Beknopte inhoudstafel Een gedetailleerde inhoudsopgave vindt u bij het begin van elk deel p. Algemene inleiding (Herman Nys)...1 I. Wat is
Nadere informatieeen als misdrijf omschreven feit proces-verbaal procureur des Konings parket of van het Openbaar Ministerie
uitgave juni 2015 Minderjarigen kunnen volgens de Belgische wet geen misdrijven plegen. Wanneer je als jongere iets ernstigs mispeutert, iets wat illegaal is, pleeg je een als misdrijf omschreven feit
Nadere informatieSubsidiëring van de bezoekruimtes. Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen.
Advies Subsidiëring van de bezoekruimtes Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen. Stuk 2002-2003/2 Subsidiëring van de bezoekruimtes 1. SITUERING Tijdens de laatste begrotingsbesprekingen
Nadere informatieVERGELIJKENDE STUDIE TUSSEN DE JEUGDBESCHERMINGSWET VAN 1965 EN DE HERVORMINGSWETTEN BETREFFENDE DE JEUGDBESCHERMING VAN 2006.
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2012-2013 VERGELIJKENDE STUDIE TUSSEN DE JEUGDBESCHERMINGSWET VAN 1965 EN DE HERVORMINGSWETTEN BETREFFENDE DE JEUGDBESCHERMING VAN 2006. Van een
Nadere informatieRECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT 7 NOVEMBER 2017
RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT 7 NOVEMBER 2017 In de zaak van het openbaar ministerie tegen: S. V. G., zonder gekend beroep, geboren te Gent op ( ), wonende te ( ) beklaagd van: A. Hetzij door daden,
Nadere informatieNaar een versterkte positie van het jeugdparket?
Studiedagen VLAAMS JEUGDDELINQUENTIERECHT Naar een versterkte positie van het jeugdparket? Dirk DE WAELE advocaat-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen Filosofie van het nieuwe decreet Snel, constructief,
Nadere informatieAfstemming Decreet Bijzondere Jeugdbijstand Decreet Rechtspositie
Afstemming Decreet Bijzondere Jeugdbijstand Decreet Rechtspositie 1. Situering In het algemeen kan worden gesteld dat de reglementering in de sector van de bijzondere jeugdbijstand perfect is afgestemd
Nadere informatieINHOUD. Voorwoord... v. Hoofdstuk I. De toetsing van sancties door de rechter: algemeen kader Beatrix Vanlerberghe... 1
INHOUD Voorwoord............................................................ v Hoofdstuk I. De toetsing van sancties door de rechter: algemeen kader Beatrix Vanlerberghe............................................
Nadere informatieUNICEF België vraagt...
1 Lijfstraffen voor zijn verboden in 55 landen, waaronder een groot deel uit de Raad vernederende of degraderende behandelingen tegen op alle niveaus (familie, school, CD&V wilt reeds een lange tijd het
Nadere informatieJEUGDBESCHERMING IN EVOLUTIE. Inleiding: 1965 = geboorte of doorstart? Evolutie in chronologie Evolutie in thema s Conclusie
JEUGDBESCHERMING IN EVOLUTIE 1965-2015 Prof. Johan Put, gewoon hoogleraar KU Leuven Instituut voor Sociaal Recht & Leuvens Instituut voor Criminologie 1 JEUGDBESCHERMING IN EVOLUTIE Inleiding: 1965 = geboorte
Nadere informatieVLAAMSERAAD ONTWERP VAN DECREET. tot wijziging van het decreet van 27 juni 1985 inzake bijzondere jeugdbijstand
Stuk 241 (1988-1989) - Nr. 2 ARCHIEF VlJWvSE RAAD B~~UG~~E~~RGEN VLAAMSERAAD ZITTING 1989-1990 5 FEBRUARI 1990 ONTWERP VAN DECREET tot wijziging van het decreet van 27 juni 1985 inzake bijzondere jeugdbijstand
Nadere informatieToelichting bij het ontwerp van decreet betreffende het jeugddelinquentierecht
Toelichting bij het ontwerp van decreet betreffende het jeugddelinquentierecht Herstel en sanctie als constructieve reacties op delicten gepleegd door minderjarigen 29 mei 2018 Inspiratiedag Werkzame Forensische
Nadere informatieFederale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie
Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie 13 mei 2019 ADVIES 2019-1 Over de openbaarmaking van vergunningen (FBC/2019/1advies SCIENSANO) 2 1. Een overzicht Bij e-mail van 5 april
Nadere informatieHoe verhoudt de GAS-regelgeving zich ten aanzien van het jeugdbeschermingsrecht en jeugdsanctierecht?
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2015-2016 Hoe verhoudt de GAS-regelgeving zich ten aanzien van het jeugdbeschermingsrecht en jeugdsanctierecht? Welke rechtswaarborgen genieten
Nadere informatieDE NIEUWE FAMILIE- EN JEUGDRECHTBANK. Geert Decock 27 maart 2015
DE NIEUWE FAMILIE- EN JEUGDRECHTBANK Geert Decock 27 maart 2015 1. Inleiding 2. De kamers van de familie- en jeugdrechtbank 3. Territoriale bevoegdheid 4. Het familiedossier en het protectioneel dossier
Nadere informatieDe VLAAMSE RAAD heeft aangenomen en Wij, EXECUTIEVE, bekrachtigen hetgeen volgt:
De VLAAMSE RAAD heeft aangenomen en Wij, EXECUTIEVE, bekrachtigen hetgeen volgt: HOOFDSTUK I Inleidende bepaling Artikel I Dit decreet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 59bis van de Grondwet.
Nadere informatieA R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.
Rolnummer 5578 Arrest nr. 181/2013 van 19 december 2013 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Grondwettelijk
Nadere informatieVR DOC.0238/2BIS
VR 2019 2202 DOC.0238/2BIS Besluit van de Vlaamse Regering tot inrichting van de gemeenschapsinstellingen en tot uitvoering van diverse bepalingen van het decreet betreffende het jeugddelinquentierecht
Nadere informatieRAAD VAN STATE afdeling Wetgeving
VR 2019 1502 DOC.0182/3 RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 65.066/3 van 21 januari 2019 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende de subsidiëring van initiatieven die voorzien
Nadere informatieHOOFDSTUK 3. JEUGDSANCTIERECHT
HOOFDSTUK 3. JEUGDSANCTIERECHT Wat zal er veranderen aan de Vlaamse bevoegdheid? Vóór de zesde staatshervorming Artikel 5, 1,II, 6 van de BWHI bepaalt: De persoonsgebonden aangelegenheden bedoeld in artikel
Nadere informatieSuggesties voor een volgende editie, zijn welkom bij de auteur op Alle constructieve opmerkingen worden in dank aanvaard.
Voorwoord Dit leerboek vormt een goede basis voor het opleidingsonderdeel strafrecht binnen een professionele bacheloropleiding. We denken hierbij in het bijzonder aan de afstudeerrichting Rechtspraktijk
Nadere informatieWet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten
Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Bron : Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (Belgisch Staatsblad,
Nadere informatieBeknopte Inhoudstafel
Beknopte Inhoudstafel Een gedetailleerde inhoudsopgave vindt U bij het begin van elk deel p. Algemene inleiding (Herman Nys)... 1 I. Wat is het recht?... 3 A. Oorsprong en noodzaak van het recht... 3 B.
Nadere informatieINHOUD VOORWOORD BIJ DE DERDE EDITIE
INHOUD VOORWOORD BIJ DE DERDE EDITIE................................. v AFKORTINGEN.................................................... xix DEEL I STROMINGEN IN HET JEUGDRECHT................................
Nadere informatieArt. 12 EU-richtlijn 2012
Art. 12 EU-richtlijn 2012 Doelgroep: minderjarige verdachten/daders Trefdag 24 november 2016 www.alba.be Aandacht voor het slachtoffer? -30 jaar geleden 1 e experimenten bemiddeling Oikoten -lichte feiten/voorwaardelijk
Nadere informatieSamenvatting Maatschappijleer Rechtsregels
Samenvatting Maatschappijleer Rechtsregels Samenvatting door J. 867 woorden 25 mei 2013 6,8 2 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer dit is een gedragsregel die nageleefd moet worden, deze is afdwingbaar
Nadere informatieEUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE
CRI(97)36 Version néerlandaise Dutch version EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE TWEEDE ALGEMENE BELEIDSAANBEVELING VAN DE ECRI: SPECIALE ORGANEN OP NATIONAAL NIVEAU GERICHT OP DE BESTRIJDING
Nadere informatiePERS MAP. Jongerenwelzijn
PERS MAP Jongerenwelzijn INHOUD PERSMAP Jongerenwelzijn begeleidt jongeren in een problematische opvoedingssituatie (POS) en jongeren die een als misdrijf omschreven feit (MOF) hebben gepleegd. WAT IS
Nadere informatieADVIES Intersectoraal Raadgevend Comité Jeugdhulp advies : voorontwerp decreet jeugddelinquentie- recht
ADVIES Intersectoraal Raadgevend Comité Jeugdhulp advies 2017-04: voorontwerp decreet jeugddelinquentie- recht Datum: 30 oktober 2017 Het raadgevend comité (RC) wenst, ondanks dat er geen vraag tot advisering
Nadere informatieMOETEN BRUSSELSE CLUBS KIEZEN: VLAAMS OF FRANS? Staatsrecht toegepast op de sport!
MOETEN BRUSSELSE CLUBS KIEZEN: VLAAMS OF FRANS? Staatsrecht toegepast op de sport! Het debat: Recent werd de hervorming van de Koninklijke Belgische Voetbalbond, hierna afgekort KBVB, doorgevoerd waarbij
Nadere informatieHof van Cassatie van België
26 SEPTEMBER 2006 P.05.1663.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.05.1663.N 1. V D F S, beklaagde, met als raadsman Mr. Lieven Diependaele, advocaat bij de balie te Oudenaarde, 2. GARAGE CARROSSERIE
Nadere informatieOmgaan met verontrusting
Samen werken rond kindermishandeling: een praktische benadering Destoop Tine Vertrouwenscentrum Antwerpen Omgaan met verontrusting Protocol van Moed (proefproject 1/1/2012-31/12/2013) Start nieuwe jeugdhulplandschap
Nadere informatiewww.kinderrechtswinkel.be juni 2008 Voor kinderen die meer willen weten over de rechtbank, wetten en de rechter Voor kinderen die meer willen weten over de rechtbank, wetten en de rechter Hebben kinderen
Nadere informatieHet bestaan van een hiërarchie binnen de jeugdbeschermingsmaatregelen?
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2014-2015 Het bestaan van een hiërarchie binnen de jeugdbeschermingsmaatregelen? Masterproef van de opleiding 'Master in de Rechten' Ingediend
Nadere informatieOpgave 3 De burger als rechter
Opgave 3 De burger als rechter Bij deze opgave horen tekst 5 en de tabellen 2 en 3 uit het bronnenboekje. Inleiding Hoe behoren volgens het Nederlandse publiek veroordeelde plegers van misdrijven gestraft
Nadere informatieDe raad zendt hiervan binnen achtenveertig uren een afschrift aan de bestendige deputatie van de provincieraad.
DE NIEUWE GEMEENTEWET ( Laatste aanpassing : Wet van 25 april 2007 - B.S. 11 mei 2007 ) Titel II - Bevoegdheden Hoofdstuk I - Bevoegdheden van de gemeenteraad Art. 117. [ ] (Art. 117 gewijzigd bij W. 27.5.1989
Nadere informatieINHOUD. Woord vooraf 11. Inleiding 15. Hoofdstuk 1: Orthopedagogische werkvelden in beweging: nieuwe uitdagingen vragen aangepaste antwoorden
Woord vooraf 11 Inleiding 15 Hoofdstuk 1: Orthopedagogische werkvelden in beweging: nieuwe uitdagingen vragen aangepaste antwoorden 19 1. Inleiding 19 2. De organisatie van de zorg onder vuur 21 3. Het
Nadere informatieKatrien Herbots. Sofie Van Rumst. Coördinator Kenniscentrum Kinderrechten Vrijwillig Wetenschappelijk medewerker ISR & LINC, KU Leuven
Katrien Herbots Coördinator Kenniscentrum Kinderrechten Vrijwillig Wetenschappelijk medewerker ISR & LINC, KU Leuven Sofie Van Rumst Advocaat Beleidsadviseur Kinderrechtencommissariaat Enkel langs het
Nadere informatieMEMORIE VAN TOELICHTING
Ontwerp van decreet tot wijziging van de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers en van het Gerechtelijk Wetboek, wat betreft het opleggen van sancties aan
Nadere informatieConceptnota. Contouren en plan van aanpak voor een Vlaams beleid inzake een gedifferentieerde aanpak van jeugddelinquentie
DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Conceptnota Betreft: Contouren en plan van aanpak voor een Vlaams beleid inzake een gedifferentieerde aanpak van jeugddelinquentie 1. Situering
Nadere informatieDe belangrijkste bron van het burgerlijk recht is het burgerlijk wetboek,
Recht is alomtegenwoordig. Of het nu gaat om een verbod iets te doen (door het rood licht rijden), een verplichting iets te doen (deelnemen aan verkiezingen), een werkwijze die men dient na te leven (procesrecht)
Nadere informatieSamenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik
Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik Gelet op artikel 128, 1, van de Grondwet; Gelet op de bijzondere
Nadere informatieGEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES
GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES WIJZIGING WETGEVING EN UITBREIDING TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN (wet van 17 juni 2004 tot wijziging van de nieuwe gemeentewet en wet van 7 mei 2004 tot wijziging van
Nadere informatieIntegrale Jeugdhulpverlening: een nieuw plan in de maak
Integrale Jeugdhulpverlening: een nieuw plan in de maak Document opgesteld door: vzw de Keeting vzw Recht-Op Kroonstraat 64/66 Lange Lobroekstraat 34 2800 Mechelen 2060 Antwerpen email: info@dekeeting.be
Nadere informatieInleiding tot Recht. Uit Praktisch Burgerlijk Recht
Inleiding tot Recht Uit Praktisch Burgerlijk Recht 1. Wat is recht? Een exacte definitie is niet te geven. Elke klassieke definitie bevat vier elementen: Gedragsregels, normen Doel = maatschappelijk leven
Nadere informatieFaculteit Rechtsgeleerdheid. Academiejaar Jeugdsanctierecht. door. Anke Schoeters. (studentennr.: )
Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2012-2013 Jeugdsanctierecht door Anke Schoeters (studentennr.: 00803091) Masterproef van de opleiding Master in de Rechten Promotor: Prof. Brice De Ruyver Commissaris:
Nadere informatieOp weg naar een nieuw decreet jeugdrecht
Op weg naar een nieuw decreet jeugdrecht Welkom Programma Duiding traject jeugdrecht en rol agentschap Jongerenwelzijn Stefaan Van Mulders Voorstelling resultaten omgevingsanalyse- Consortium VUB-RUG-KUL-KEKI
Nadere informatieAls opvoeden een probleem is
Als opvoeden een probleem is Inhoud 3 > Als opvoeden een probleem is 3 > De Raad voor de Kinderbescherming 5 > Maakt u zich zorgen over een kind? 6 > De rol van de Raad 10 > Maatregelen van Kinderbescherming
Nadere informatieSteven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013
Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Rechtsmachtrecht Misdrijven op Belgisch grondgebied gepleegd Misdrijven buiten het grondgebied van het Rijk gepleegd Territorialiteitsbeginsel
Nadere informatieBijlage 6: Artikels. Artikel 1: Meer strafzaken voor rookverbod
Bijlage 6: Artikels Artikel 1: Meer strafzaken voor rookverbod Bespreking artikel (Bron: Vandenreyt, C. (3 april 2015). Meer strafzaken voor rookverbod. Het belang van Limburg, p. 17.) Dit artikel werd
Nadere informatieCommissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 7 mei 2018 ADVIES 2018-41 met betrekking tot de toegang tot informatie die in een databank aanwezig
Nadere informatieINHOUD. WOORD VOORAF... v. VOORWOORD... vii. AFKORTINGEN... xi. LIJST VAN RELEVANTE WETGEVING... xiii DEEL I. EVOLUTIE... 1
INHOUD WOORD VOORAF.................................................... v VOORWOORD...................................................... vii AFKORTINGEN.....................................................
Nadere informatieAfsprakenkader omtrent de deelname aan extramurale activiteiten door jongeren in gemeenschapsinstellingen
Afsprakenkader omtrent de deelname aan activiteiten door jongeren in gemeenschapsinstellingen Verantwoording Het arrest Ingevolge het arrest van Grondwettelijk Hof nr. 49 van 13 maart 2008 m.b.t. het derde
Nadere informatieBeroepsgeheim Ontwerp tot wijziging van artikel 458bis van het Strafwetboek
Beroepsgeheim Ontwerp tot wijziging van artikel 458bis van het Strafwetboek Doc: a135005 Tijdschrift: 135 Datum: 17/09/2011 Origine: NR Thema's: Beroepsgeheim Kwetsbare personen Mishandeling van een kind,
Nadere informatieMEMORIE VAN TOELICHTING
VOORONTWERP VAN DECREET HOUDENDE DE INSTEMMING MET HET SAMENWERKINGSAKKOORD VAN TOT WIJZIGING VAN HET SAMENWERKINGSAKKOORD VAN 12 SEPTEMBER 2005 TUSSEN DE FEDERALE STAAT, DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, DE FRANSE
Nadere informatieCommissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten
Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 14 december 2009 ADVIES 2009-78 Advies uit eigen beweging over de gevolgen voor de openbaarheid
Nadere informatieDe uitvoering van het jeugdstrafrecht
Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet De uitvoering van het jeugdstrafrecht 1 De uitvoering van het jeugdstrafrecht 2 Inleiding Deze
Nadere informatieDe familie- en jeugdrechtbank
De familie- en jeugdrechtbank De familie- en jeugdrechtbank (*) is sinds 1 september 2014 operationeel in het hele land en is voortaan bevoegd voor zowat alle geschillen die betrekking hebben op het familieleven,
Nadere informatieGAS in Vlaanderen. Sinds 1999 bestaat het systeem om administratief te sanctioneren Nieuwe Gemeentewet + gemeentelijke reglementen Minderjarigen +16
GAS = nieuw? GAS in Vlaanderen Sinds 1999 bestaat het systeem om administratief te sanctioneren Nieuwe Gemeentewet + gemeentelijke reglementen Minderjarigen +16 Waarom? Ongepast gedrag blijft ongestraft:
Nadere informatiePublicatie : Numac :
pagina 1 van 5 NL einde FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE Publicatie : 2017-01-30 Numac : 2017010289 Rechtbank van eerste aanleg Leuven. - Kabinet van de voorzitter Beschikking tot vaststelling van het
Nadere informatieInhoudstafel - Memorie van toelichting
- Memorie van toelichting Hoofdstuk 1 Voorafgaande bepaling 31 Hoofdstuk 2 Het Strafwetboek 31 Inleiding 31 1. Algemeen 31 2. De bouwstenen voor een optimale strafwetgeving ( accuraat, coherent, eenvoudig
Nadere informatieToelichting bij het voorontwerp van decreet betreffende het jeugddelinquentierecht
Toelichting bij het voorontwerp van decreet betreffende het jeugddelinquentierecht Herstel en sanctie als constructieve reacties op delicten gepleegd door minderjarigen Studiedag GI HCA VAC Hasselt Maandag
Nadere informatieNOTA STUDIEDIENST (mevrouw Y. Güner) (27/07/2016)
NOTA STUDIEDIENST (mevrouw Y. Güner) 2016-1 (27/07/2016) Potpourri IV - Wetsontwerp van 15 juli 2016 tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende
Nadere informatieRolnummer 1879. Arrest nr. 61/2001 van 8 mei 2001 A R R E S T
Rolnummer 1879 Arrest nr. 61/2001 van 8 mei 2001 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 37 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de
Nadere informatieHof van Cassatie van België
11 JUNI 2013 P.13.0780.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest **101 **7819 Nr. P.13.0780.N B L, persoon tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, eiser, met als raadsman mr. Freddy Mols,
Nadere informatieJEUGDHULPVERLENING. JEUGDBESCHERMING. GEESTELIJKE GE-
4. JEUGDHULPVERLENING. JEUGDBESCHERMING. GEESTELIJKE GE- ZONDHEmSZORG. Soms rijst bij hulpverleners binnen de sector van de jeugdhulpverlening een vermoeden dat een kind slachtoffer is (geweest) van ritueel
Nadere informatieHerstelgerichte en constructieve maatregelen bij minderjarige delinquenten
Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar: 2011 2012 Herstelgerichte en constructieve maatregelen bij minderjarige delinquenten Masterproef van de opleiding Master in de rechten ingediend door Ellen Van
Nadere informatieStrafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen
Strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen FORUM ADVOCATEN BVBA Nassaustraat 37-41 2000 Antwerpen T 03 369 95 65 F 03 369 95 66 E info@forumadvocaten.be W www.forumadvocaten.be Inleiding
Nadere informatieDecreet van 17 oktober 2003 (BS 10 november 2003) betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen 1
1 Decreet van 17 oktober 2003 (BS 10 november 2003) betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen 1 Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Nadere informatieHof van Cassatie van België
5 FEBRUARI 2019 P.18.0793.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.0793.N B A, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Sven De Baere, advocaat bij de balie Brussel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Nadere informatieEen oplossing voor de Splitsing van het Gerechtelijk Arrondissement Brussel 4 oktober 2011
Een oplossing voor de Splitsing van het Gerechtelijk Arrondissement Brussel 4 oktober 2011 1. Hebben de Franstaligen uit Halle-Vilvoorde het automatisch recht op een Franstalige rechter? Uitgangspunt De
Nadere informatieOnderwijsdecreet. Hoofdstuk II. Basisonderwijs
Onderwijsdecreet Onze overheid heeft middels onderwijsdecreet XXIII verregaande wijzigingen aan de regelgeving voor het huisonderwijs doorgevoerd. Deze wijzigingen zullen ingaan op 1/9/2013. Voortaan zijn
Nadere informatieHet Vlaamse Jeugddelinquentiedecreet. Prof. Johan Put Rechtsfaculteit KU Leuven Instituut voor Sociaal Recht & Leuven Instituut voor Criminologie
Het Vlaamse Jeugddelinquentiedecreet Prof. Johan Put Rechtsfaculteit KU Leuven Instituut voor Sociaal Recht & Leuven Instituut voor Criminologie Opbouw 1 2 3 Totstandkoming Vogelvlucht Essentie 2 Opbouw
Nadere informatieBijzonder procesdoel 3: ontdekken van mensenrechten
Bijzonder procesdoel 3: ontdekken van mensenrechten Eerste leerjaar B 3.1. Mijn rechten Beroepsvoorbereidend leerjaar 3.1. Mijn rechten Wie ben ik? * De leerlingen ontdekken wie ze zelf zijn - de mogelijkheden
Nadere informatieUw rechten en plichten als 18-jarige
Uw rechten en plichten als 18-jarige Hoofdstuk 5 Een 18 de verjaardag is vaak een mijlpaal waarop men zelfstandiger en onafhankelijker wordt, maar het is ook het moment van wettelijke meerderjarigheid.
Nadere informatieDe familierechtbank: rechtspraak op maat van de burger
De familierechtbank Inleiding De familierechtbank is sinds 1 september 2014 operationeel in het hele land en is voortaan bevoegd voor zowat alle geschillen die betrekking hebben op het familieleven, op
Nadere informatieInhoud 1. JEUGDRECHT. 11. Discussiepunten... 29. Intersentia
1. JEUGDRECHT DEEL I. DE HISTORISCH MAATSCHAPPELIJKE SITUERING VAN DE JEUGD- BESCHERMING............................................................ 3 1. Inleiding..................................................................
Nadere informatieProjectsourcing volgens de nieuwe regels. Brochure voor de klanten van de projectsourcingbureaus
20130215 Projectsourcing volgens de nieuwe regels Brochure voor de klanten van de projectsourcingbureaus Werknemers van andere werkgevers diensten laten uitvoeren binnen uw onderneming, is inmiddels een
Nadere informatieAls opvoeden een probleem is
Als opvoeden een probleem is Inhoud 3 > Als opvoeden een probleem is 3 > De Raad voor de Kinderbescherming 4 > Maakt u zich zorgen over een kind? 5 > Opvoedingsproblemen 6 > De rol van de Raad 10 > Maatregelen
Nadere informatieVR DOC.0759/2TER
VR 2017 1407 DOC.0759/2TER Voorontwerp van decreet betreffende het jeugddelinquentierecht DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging,
Nadere informatieDEEL 7. DE STRAFRECHTELIJKE SANCTIES 335
XXVI DEEL 7. DE STRAFRECHTELIJKE SANCTIES 335 HOOFDSTUK 1. INLEIDING 335 HOOFDSTUK 2. DE STRAFFEN 336 Afdeling 1. Begrip en kenmerken 336 1. Het begrip straf 336 2. Kenmerken 337 Afdeling 2. Indeling van
Nadere informatieMONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD
MONITEUR BELGE 26.04.2019 BELGISCH STAATSBLAD 40831 VLAAMSE OVERHEID [C 2019/11711] 15 FEBRUARI 2019. Decreet betreffende het jeugddelinquentierecht (1) Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING,
Nadere informatieDE VLAAMSE AANPAK INZAKE JEUGDDELINQUENTIE: GESLAAGD?
DE VLAAMSE AANPAK INZAKE JEUGDDELINQUENTIE: GESLAAGD? EEN STUDIE VAN HET VOORONTWERP VAN DECREET INZAKE JEUGDDELINQUENTIERECHT Aantal woorden: 54.083 Laura Van Gorp Studentennummer: 01103212 Promotor:
Nadere informatieOntwerp van ministeriële Omzendbrief betreffende de bepalingen die in werking treden op 2 april 2007
Mevrouw Laurette ONKELINX Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie Handelsstraat 76-80 1040 Brussel Brussel, 23 februari 2007 Betreft: Ontwerp van ministeriële Omzendbrief betreffende de bepalingen
Nadere informatieFederale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie
Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie 2 juli 2012 BESLISSING nr. 2012-2 over de weigering om toegang te geven tot documenten in verband met de PIP-implantaten op de Belgische
Nadere informatieWALTER VAN STEENBRUGGE SCHULD EN BOETE. Graag zonder blinddoek
WALTER VAN STEENBRUGGE SCHULD EN BOETE Graag zonder blinddoek D/2018/45/11 ISBN 978 94 014 4782 9 NUR 740 Vormgeving cover: Studio Lannoo Vormgeving binnenwerk: Studio Lannoo Zetwerk binnenwerk: Studio
Nadere informatieHet nieuwe jeugdsanctierecht? Een juridische analyse over de hervormingen aangebracht aan de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming
Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2008-2009 Het nieuwe jeugdsanctierecht? Een juridische analyse over de hervormingen aangebracht aan de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming
Nadere informatieHof van Cassatie van België
22 MEI 2012 P.11.1808.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1808.N I 1. F P M E P, beklaagde, 2. B L J M F, beklaagde, eisers, vertegenwoordigd door mr. Caroline De Baets, advocaat bij het Hof
Nadere informatieVanaf het moment dat informatie over een bepaalde persoon systematisch wordt bijgehouden, spreekt men van een dossier.
Dossier CKG s Vanaf het moment dat informatie over een bepaalde persoon systematisch wordt bijgehouden, spreekt men van een dossier. Bij de registratie van gegevens moet rekening worden gehouden met de
Nadere informatie2. Soorten en verband
Bij dit alles moet de rechter de rechten van verdediging eerbiedigen. Dit betekent dat hij, wanneer hij de rechtsgrond wenst te wijzigen en aan te passen, de debatten dient te heropenen om partijen toe
Nadere informatieDecreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen
Decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen (B.S. 10.11.2003) HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Nadere informatieBIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat
EUROPESE COMMISSIE Straatsburg, 11.3.2014 COM(2014) 158 final ANNEXES 1 to 2 BIJLAGEN bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Een nieuw EU-kader voor het versterken van
Nadere informatie