Bedrijventerrein Oegstgeest; quick scan ecologie

Transcriptie

1 Bedrijventerrein Oegstgeest; quick scan ecologie Effecten op beschermde soorten en gebieden "Klik en type bijschrift" 2 november Versie 1.0

2 Autorisatieblad Bedrijventerrein Oegstgeest; quick scan ecologie Effecten op beschermde soorten en gebieden Naam Akkoord Datum Opgesteld door Kroese, N Gecontroleerd door Schie, FM van Vrijgegeven door Liebergen-van Pinxteren, YLM van Op dit autorisatieblad ontbreken de handtekeningen wegens de digitale verwerking van ons vrijgaveproces. Dit rapport is aantoonbaar vrijgegeven. Versie historie Versie Naam Datum Korte toelichting

3 Inhoudsopgave Inleiding Doel Leeswijzer 3 2 Methode Beschermde gebieden Beschermde soorten Nieuwe Wet Natuurbescherming 6 3 Locatie en activiteiten Locatie Activiteiten 8 4 Beschermde gebieden Aanwezigheid beschermde gebieden Effecten op beschermde gebieden 10 5 Beschermde soorten Planten Vogels Grondgebonden zoogdieren Vleermuizen Reptielen Amfibieën Vissen Ongewervelden Samenvatting 19 6 Conclusies Beschermde gebieden Beschermde soorten 20 Colofon 22 Bijlage I Wettelijk kader en beleidskader 23 Flora- en faunawet 23 Rode Lijst 25 Natuurbeschermingswet 25 NNN 25 Bijlage II ontwerptekeningen 26 2/26

4 Inleiding Ten behoeve van uitbreiding van de productiecapaciteit is Airbus voornemens om op het bedrijventerrein Oegstgeest een nieuwe bedrijfshal te bouwen. Ten behoeve van deze ontwikkeling wordt de uitgebreide procedure voor de omgevingsvergunning gevolgd. Hiervoor is het noodzakelijk om in een ruimtelijke onderbouwing o.a. inzicht te geven in de mogelijke effecten op beschermde soorten en gebieden. In de onderliggende quick scan ecologie worden de voorgenomen werkzaamheden (bouw bedrijfshal en ingebruikname van de bedrijfshal) getoetst aan de vigerende natuurwetgeving. 1.1 Doel Doel van dit document is inzicht te bieden in de natuurwaarden die in het gebied aanwezig zijn en het toetsen van de voorgenomen ingreep aan het wettelijk kader ten aanzien van natuur. Aan de hand van een bureaustudie en een oriënterend veldbezoek worden mogelijke effecten op beschermde soorten en gebieden besproken. Tevens wordt ingegaan op eventuele vervolgstappen: is er aanvullend veldonderzoek nodig en is het nodig om een ontheffing of vergunning aan te vragen. Indien nodig wordt aangegeven welke maatregelen kunnen worden genomen om overtreding van verbodsbepalingen te voorkomen of te verzachten (mitigerende maatregelen). De quick scan geeft antwoord op de volgende vragen: Bevinden zich in de omgeving van de geplande werkzaamheden beschermde gebieden? Wat is het effect van het project op de beschermde gebieden? Is er een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet nodig? Is er toestemming nodig voor werken in NNN gebied? Komen ter plaatse en in de omgeving van de geplande werkzaamheden beschermde soorten voor? Wat is het effect van het project op de beschermde soorten? Is er aanvullend onderzoek nodig? Is er een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig? De vigerende natuurwetgeving betreft de Flora- en faunawet voor beschermde soorten, en de Natuurbeschermingswet voor beschermde gebieden. In de voorliggende quick scan heeft toetsing daarom aan de hand van deze wetgeving plaatsgevonden. Per 1 januari 2017 gaat zoals nu bekend de nieuwe Wet Natuurbescherming in werking. Deze wet vervangt de huidige Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet en Boswet. Ten aanzien van gebiedsbescherming verandert er weinig in de Wet Natuurbescherming. Wel komt de aanwijzing en bescherming van Beschermde Natuurmonumenten te vervallen. Ten aanzien van beschermde soorten vervalt voor een deel van de huidige beschermde soorten de beschermingsstatus in de Wet Natuurbescherming. Er zijn in de nieuwe Wet ook nieuwe soorten als beschermde soort opgenomen. Het betreft vooral planten- en insectensoorten. In de voorliggende quick scan worden deze soorten ook meegenomen. 1.2 Leeswijzer Hoofdstuk 2 beschrijft de methode die bij de quick scan is gehanteerd. Er wordt kort ingegaan op de regelgeving en het beleid waaraan in deze quick scan wordt getoetst. Een nadere uitwerking van de regelgeving en beleid is opgenomen in bijlage 1. 3/26

5 Hoofdstuk 3 beschrijft de ligging van het plangebied en de aard en planning van de werkzaamheden. Hoofdstuk 4 beschrijft de ligging van beschermde natuurgebieden ten opzichte van het plangebied en de mogelijke effecten die het project op deze gebieden kan hebben. Ook is hier aangegeven welke vervolgstappen moeten worden genomen om te werken binnen de kaders van regelgeving en beleid. Hoofdstuk 5 beschrijft de aanwezigheid van beschermde flora en fauna binnen en nabij het plangebied aan de hand van de bureaustudie en het veldonderzoek. Tevens bevat het per soortgroep de mogelijke effecten van de werkzaamheden en de benodigde vervolgstappen (zoals maatregelen, nader onderzoek of aanvraag ontheffing). Het hoofdstuk eindigt met een overzicht van de soorten waar binnen het plangebied rekening mee moet worden gehouden. Hoofdstuk 6 geeft een samenvatting van de conclusies die uit het onderzoek worden getrokken en biedt een overzicht van de vervolgstappen die moeten worden genomen om te werken binnen de kaders van regelgeving en beleid. 4/26

6 2 Methode Voor de quick scan ecologie zijn de volgende werkzaamheden verricht: Beschrijving locatie en voorgenomen activiteiten (hoofdstuk 3); Beschrijving nabijgelegen beschermde gebieden en effectbepaling van de voorgenomen ingreep op deze gebieden (hoofdstuk 4); Bureaustudie, oriënterend veldbezoek, effectbepaling en vaststellen vervolgstappen ten aanzien van beschermde soorten. Deze stappen zijn per soortgroep doorlopen (hoofdstuk 5); Opstellen conclusies (hoofdstuk 6). Hieronder wordt de gehanteerde methode voor de beschermde gebieden en beschermde soorten besproken: 2.1 Beschermde gebieden 2.2 Beschermde soorten Er is gekeken of er ruimtebeslag plaatsvindt op beschermde gebieden. Dit zijn Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (verder: NNN), voorheen Ecologische Hoofd Structuur (EHS). Voor de effectbepaling is naast ruimtebeslag op beschermd gebied, ook gekeken naar mogelijke indirecte effecten. Dit betreft de externe werking van het project. Dit is van toepassing op Natura 2000-gebieden. Hierbij wordt bijvoorbeeld gekeken naar een eventuele (tijdelijke) toename van geluid waardoor effecten op naastgelegen beschermd gebied optreden. Op basis van de effectbepaling is aangegeven welke vervolgstappen nodig zijn. Hierbij kan worden gedacht aan nader onderzoek, het aanvragen van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet of het doorlopen van de nee-tenzij procedure voor NNN- gebied. Bureaustudie Er is een inventarisatie gedaan naar bestaande verspreidingsgegevens van strenger beschermde soorten (tabel 2 of 3 van de Flora- en faunawet). Voor algemeen beschermde soorten (tabel 1 van de Flora- en faunawet) geldt een vrijstellingsregeling als bij ingrepen sprake is van bestendig beheer en onderhoud, bestendig gebruik, of ruimtelijke ontwikkelingen. Deze soorten zijn derhalve niet meegenomen in de bureaustudie. Voor de bureaustudie zijn de verspreidingsgegevens uit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) geraadpleegd. Hierbij zijn gegevens van de afgelopen 5 jaar rond het plangebied geraadpleegd. Veldonderzoek Het plangebied is op 26 oktober 2016 bezocht door een ervaren veldecoloog. Hierbij is middels visuele inspectie gekeken naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde planten en (sporen van) beschermde dieren op en rond het plangebied. De inspectie vond plaats zonder gebruik van hulpmiddelen (zoals boomcamera, batdetector, vallen en schepnet). Tijdens de inspectie heeft tevens een beoordeling van potentiële geschiktheid als groeiplaats, verblijfplaats en/of foerageergebied plaatsgevonden (biotoopbeoordeling). 5/26

7 Effectbepaling beschermde soorten Op basis van de gegevens uit de bureaustudie en het veldonderzoek heeft een beoordeling plaatsgevonden van de effecten van de voorgenomen ingreep op de beschermde natuurwaarden in (de omgeving van) het onderzoeksgebied. Vervolgstappen Op basis van de effectbepaling zijn de vervolgstappen vastgesteld. Hierbij is per soortgroep aangegeven of er een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet nodig is. Indien nodig wordt aangegeven of er aanvullend veldonderzoek moet worden uitgevoerd. Indien nodig wordt aangegeven welke maatregelen kunnen worden genomen om overtreding van verbodsbepalingen te voorkomen of te verzachten (mitigerende maatregelen) Nieuwe Wet Natuurbescherming Per 1 januari 2017 gaat zoals nu bekend de nieuwe Wet Natuurbescherming in werking. Deze wet vervangt de huidige Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet en Boswet. Ten aanzien van gebiedsbescherming verandert er weinig in de Wet Natuurbescherming. Wel komt de aanwijzing en bescherming van Beschermde Natuurmonumenten te vervallen. Ten aanzien van beschermde soorten vervalt voor een deel van de huidige beschermde soorten de beschermingsstatus in de Wet Natuurbescherming. Er zijn in de nieuwe Wet ook nieuwe soorten als beschermde soort opgenomen. Het betreft vooral planten- en insectensoorten. Tijdens het veldonderzoek is gelet op aanwezigheid van deze soorten en geschikt biotoop voor deze soorten. 6/26

8 3 Locatie en activiteiten 3.1 Locatie De werkzaamheden vinden plaats aan de Rhijnhofweg 9 te Oegstgeest (zie figuur 1). Het werkterrein bestaat grotendeels uit betonplaten met daartussen ruigtevegetatie (blauwe vlak met uitloop binnen het blauwe kader) Het roodomkaderde terrein is beoordeeld en bestaat verder uit houtige beplanting, ruigte, elzenopschot. De houtige beplanting langs de Rhijnhofweg bestaat voornamelijk uit de boomsoorten zwarte els en populier (Populus spec.). Figuur 1: Ligging plangebied (rood omlijnd). Foto 1: Impressie centrale deel projectgebied 7/26

9 Foto 2: Zicht op het plangebied vanaf de toegangspoort aan de zuidoostzijde 3.2 Activiteiten Op het terrein wordt een bedrijfshal geplaatst. De hal wordt geplaatst aan de oostzijde van het terrein (zie figuur 2). Het westelijke gedeelte blijft behouden in de huidige staat. De bomen langs de Rhijnhofweg en ten zuiden van het plangebied (scheiding met nr 8) blijven behouden. Overige begroeiing kan verwijderd of gekapt worden. Figuur 2: ontwerptekening bouw bedrijfshal (zie ook bijlage II). 8/26

10 Figuur 3: ontwerptekening bouw bedrijfshal met indicatie vorm en hoogte (zie ook bijlage II). 9/26

11 4 Beschermde gebieden In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aanwezigheid van beschermde natuurgebieden in en nabij het plangebied. Vervolgens wordt ingegaan op mogelijke effecten van de voorgenomen ingreep op deze gebieden. 4.1 Aanwezigheid beschermde gebieden Het plangebied maakt geen deel uit van Natura Het dichtstbijzijnde Natura gebied ligt op circa 3,3 kilometer ten westen van het plangebied. Het betreft het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide (zie figuur 4). Binnen 3 kilometer van het plangebied zijn geen Beschermde Natuurmonumenten aanwezig. Verder ligt het plangebied ook niet binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op circa 1,1 kilometer ten oosten van het plangebied (zie figuur 4). 4.2 Effecten op beschermde gebieden Figuur 4: Ligging van het plangebied (rood) ten opzichte van het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide (groen en zwart gearceerd) en het NNN van de provincie Zuid- Holland (groen). Natura 2000 De afstand van het plangebied tot het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide is ruim 3,3 kilometer. Er treedt geen ruimtebeslag op. Gezien de ruime afstand, de tussengelegen wegen en bebouwing en de aard van de werkzaamheden worden negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied uitgesloten. Beschermde Natuurmonumenten Binnen 3 kilometer van het plangebied komen geen gebieden voor die behoren tot een Beschermde Natuurmonument. Gezien de afstand en de aard van de werkzaamheden worden negatieve effecten op dit gebied als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden uitgesloten. 10/26

12 Natuurnetwerk Nederland (NNN) Het plangebied ligt op ruim 1,1 kilometer afstand van een NNN-gebied. Er vindt geen ruimtebeslag op dit gebied plaats. Negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken waarden van het NNN-gebied worden niet verwacht. Vervolgstappen Met betrekking tot beschermde gebieden zijn geen vervolgstappen benodigd. 11/26

13 5 Beschermde soorten 5.1 Planten In dit hoofdstuk wordt per soortgroep aangegeven welke beschermde soorten er op basis van de bureaustudie en het oriënterend veldbezoek in en nabij het plangebied worden verwacht. Vervolgens wordt per soortgroep ingegaan op mogelijke effecten die door de werkzaamheden op kunnen treden. Tot slot wordt per soortgroep aangegeven welke vervolgstappen er nodig zijn (zoals maatregelen, nader onderzoek of aanvraag ontheffing). Het hoofdstuk eindigt met een overzicht van de soorten waar binnen het plangebied rekening mee moet worden gehouden. Resultaten bureaustudie In de onderstaande tabel zijn strenger beschermde soorten (tabel 2 of 3 van de Floraen faunawet) weergegeven waarvan waarnemingen in de omgeving van het plangebied bekend zijn Tabel 1: Strenger beschermde plantensoorten (tabel 2/3 van de Flora- en faunawet) die in de omgeving van het plangebied voorkomen (bron: NDFF). Tabel Soort FF-Wet 2 tongvaren Resultaten veldbezoek Het terrein bestaat grotendeels uit betonplaten en deels uit houtige beplanting. De houtige beplanting is rondom het plangebied aanwezig en bestaat voornamelijk uit de boomsoorten zwarte els en populier (Populus spec.). Naast deze biotopen zijn ook ruigtebegroeiing en elzenopschot aanwezig. De ondergrond van betonplaten kan als voedselarm tot matig voedselrijk worden getypeerd. Rondom het werkterrein zijn bosschages aanwezig met een voedselrijke ondergrond. Uit de bureaustudie komt de aanwezigheid van het tongvaren (tabel 2 van de Flora- en faunawet) naar voren. Het gehele plangebied is onderzocht op aanwezigheid van deze soort, maar is niet aangetroffen binnen het projectgebied. Tongvaren is een overblijvende soort en kan dus op basis van het veldbezoek worden uitgesloten. Op basis van de aanwezige biotopen worden geen streng beschermde soorten planten (tabel 3 van de Flora- en faunawet) in het plangebied verwacht. Tijdens het veldbezoek zijn geen soorten aangetroffen die zijn opgenomen in de nieuwe Wet Natuurbescherming. Op basis van biotoop en verspreiding worden deze ook niet binnen het plangebied verwacht. Effectbespreking Door de werkzaamheden ten behoeve van het bouwen van de bedrijfshal zullen geen groeiplaatsen van licht beschermde soorten planten (tabel 2 van de Flora- en faunawet) verdwijnen. Binnen het projectgebied is wel geschikt biotoop aanwezig voor beschermde soorten, zoals tongvaren, maar de aanwezigheid is in het veldbezoek uitgesloten. Streng beschermde soorten planten (tabel 3 van de Flora- en faunawet) 12/26

14 worden in het plangebied niet verwacht. Negatieve effecten op deze soortgroep worden dan ook niet verwacht. Dit geldt ook voor de soorten die onder de nieuwe Wet Natuurbescherming er nieuw bij zijn gekomen (zie paragraaf 2.2.2). 5.2 Vogels Vervolgstappen Er is geen nader onderzoek noodzakelijk naar de aanwezigheid van licht beschermde soorten planten (tabel 2 van de Flora- en faunawet). Resultaten bureaustudie In de onderstaande tabel zijn de vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten weergegeven waarvan waarnemingen in de omgeving van het onderzoekgebied bekend zijn. Tabel 2: Vogels met jaarrond beschermde nesten waarvan binnen of nabij het plangebied nesten of territoria zijn waargenomen (bron: NDFF). Soort boomvalk buizerd sperwer Resultaten veldbezoek Vogels met jaarrond beschermde nesten Tijdens het veldbezoek zijn geen bomen aangetroffen met holten of horsten die door vogels met jaarrond beschermde nesten kunnen worden gebruikt als nestplaats (bijvoorbeeld oude kraaiennesten). Overige broedvogels In en rond het plangebied zijn bomen en struiken aanwezig die geschikt zijn als broedbiotoop voor algemene broedvogels, zoals heggenmus, winterkoning, merel of tjiftjaf. De betonplaten vormen mogelijk geschikt broedbiotoop voor soorten als scholekster of kleine plevier. Ook kan er door de werkzaamheden geschikt broedbiotoop ontstaan. Effectbespreking In het plangebied zijn geen holten of horsten aangetroffen die door vogels met jaarrond beschermde nesten kunnen worden gebruikt als nestplaats. Er gaan door de werkzaamheden geen jaarrond beschermde nesten verloren. Wel kan er tijdens de uitvoering van de werkzaamheden verstoring optreden van algemene broedende vogels indien er tijdens de broedperiode opgaande begroeiing wordt verwijderd of indien er dicht tegen opgaande begroeiing werkzaamheden met hoge geluidproductie plaatsvinden (zoals heiwerkzaamheden). Indien door deze verstoring broedsels verloren gaan is dat in strijd met de Flora- en faunawet. Vervolgstappen Maatregelen tijdens de uitvoering Rekening houden met het broedseizoen van vogels: Om effecten op algemene broedende vogels te voorkomen dienen werkzaamheden 13/26

15 5.3 Grondgebonden zoogdieren waarbij bomen en struiken worden verwijderd of waarbij veel geluid wordt geproduceerd (zoals heiwerkzaamheden), buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd. Indien werken buiten het broedseizoen niet mogelijk is, moet door een ter zake kundige worden gecontroleerd of er binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden broedende vogels aanwezig zijn. Indien effecten op broedende vogels niet kunnen worden uitgesloten mag er niet gewerkt worden. Ook onder de nieuwe Wet Natuurbescherming is het verboden om nesten van broedende vogels te vernietigen. Verstoring is onder de nieuwe wet verboden, tenzij de verstoring niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. Resultaten bureaustudie In de onderstaande tabel zijn de strenger beschermde soorten (tabel 2 of 3 van de Flora- en faunawet) weergegeven waarvan waarnemingen in de omgeving van het plangebied bekend zijn. Tabel 3: Strenger beschermde soorten grondgebonden zoogdieren die in de omgeving van het plangebied voorkomen (bron: NDFF). Tabel Soort FF-Wet 2 of 3 geen Resultaten veldbezoek Binnen het plangebied zijn hazenkeutels waargenomen (tabel 1 van de Flora- en faunawet). In het plangebied zijn mogelijk vaste verblijfplaatsen van hazen aanwezig in de vorm van hazenlegers. Het plangebied is daarnaast ook geschikt voor andere algemeen beschermde soorten grondgebonden zoogdieren zoals egel en mol. Uit de bureaustudie zijn geen tabel 2 of 3 beschermde soorten in (de directe omgeving van) het plangebied naar voren gekomen. Geschikt biotoop is ook niet aanwezig. Streng beschermde soorten grondgebonden zoogdieren (tabel 3 van de Flora- en faunawet) worden op basis van biotoop en verspreiding niet in het plangebied verwacht. In het plangebied zijn hazen en mogelijk andere algemeen beschermde grondgebonden zoogdieren (tabel 1 van de Flora- en faunawet) waargenomen of te verwachten. Het plangebied is niet geschikt voor licht en/of streng beschermde soorten (tabel 2/3 van de Flora- en faunawet). Effectbespreking Het plangebied is niet geschikt voor licht en/of streng beschermde soorten (tabel 2/3 van de Flora- en faunawet). Het plangebied is wel geschikt voor algemeen beschermde soorten grondgebonden zoogdieren (tabel 1 van de Flora- en faunawet). In de omgeving is echter voldoende biotoop aanwezig waar deze dieren naar kunnen uitwijken. Er verdwijnt geen essentieel leefgebied. Mogelijk worden wel vaste verblijfplaatsen van algemeen beschermde soorten grondgebonden zoogdieren (tabel 1 van de Flora- en faunawet) aangetast. Voor algemeen beschermde soorten (tabel 1 van de Flora- en faunawet) geldt een vrijstelling bij ruimtelijke werkzaamheden. Wel dient rekening te worden gehouden met de zorgplicht (zie onder maatregelen). 14/26

16 Vervolgstappen Maatregelen tijdens de uitvoering Verwijderen vegetatie richting overblijvend groen: Om effecten op algemeen beschermde soorten grondgebonden zoogdieren zoveel mogelijk te beperken dienen de werkzaamheden waarbij vegetatie wordt verwijderd vanaf één kant te worden uitgevoerd richting overblijvend groen, zodat aanwezige dieren in de gelegenheid zijn om te ontkomen. Dit valt onder de zorgplicht (artikel 2 van de Flora- en faunawet). 5.4 Vleermuizen Wet Natuurbescherming Met ingang van de Wet Natuurbescherming is een aantal huidige tabel 1 soorten zoals egel en hermelijn opgenomen op de lijst overige soorten. Provincies en het ministerie van EZ kunnen middels een Verordening deze soorten voorzien van een vrijstelling. Indien er geen vrijstelling is opgenomen, is voor deze soorten per 1 januari 2017 een vergunning nodig voor aantasting van verblijfplaatsen. Waarschijnlijk vallen de werkzaamheden binnen het plangebied onder bevoegd gezag van de provincie Zuid-Holland. De provincie Zuid-Holland heeft in haar conceptverordening geen vrijstelling opgenomen voor o.a. de egel. De egel kan in het plangebied voorkomen. Indien deze conceptverordening niet meer wijzigt, is aanvullend onderzoek naar de egel noodzakelijk. Indien deze soort in het plangebied wordt aangetroffen is een vergunning in het kader van de nieuwe Wet Natuurbescherming nodig. Resultaten bureaustudie In de onderstaande tabel zijn de strenger beschermde soorten (allen tabel 3 van de Flora- en faunawet) weergegeven waarvan waarnemingen in de omgeving van het plangebied bekend zijn. Tabel 4: Vleermuissoorten die in de omgeving van het plangebied voorkomen (bron: NDFF). Tabel Soort FF-Wet 3 Gewone dwergvleermuis Resultaten veldbezoek Vliegroutes en foerageergebied De opgaande beplanting rondom het plangebied is zowel geschikt als foerageergebied als vliegroute voor vleermuizen. In de directe omgeving is echter voldoende alternatief foerageergebied en een alternatieve vliegroute aanwezig, namelijk direct aan de overkant van de Rhijnhofweg. Ook de watergang ten oosten van het plangebied, de Oude Rijn, kan mogelijk als vliegroute dienen voor bijvoorbeeld water- of meervleemuis. Verblijfplaatsen In het plangebied zijn enkele grotere populieren met holtes aanwezig. De holtes hebben een vrije aanvliegroute en kunnen mogelijk geschikt zijn voor vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen, zoals paar- of zomerverblijven. Omdat onbekend is hoe groot de holtes zijn en of de holtes doorlopend zijn, kunnen ook winterverblijfplaatsen niet worden uitgesloten. 15/26

17 Effectbespreking De populieren met holtes (gele stippen op figuur 1) staan buiten het werkterrein. Ook vinden er geen werkzaamheden plaats in de watergang. Er worden daarom geen verblijfplaatsen van vleermuizen aangetast, ook leiden de werkzaamheden niet tot het verlies van essentiële vliegroutes of foerageergebieden. Bij gebruik van kunstlicht tijdens de aanlegfase kan echter wel verstoring optreden op vliegroutes, foerageergebied of mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen in de omgeving. Deze effecten zijn echter met de juiste maatregelen goed te voorkomen (zie onder vervolgstappen). 5.5 Reptielen Vervolgstappen Maatregelen tijdens de uitvoering Werken met gerichte verlichting: Om verstoring van verblijfplaatsen en van foeragerende en passerende vleermuizen te voorkomen dient bij het gebruik van kunstlicht aanstraling van boomkronen en oppervlaktewater in de omgeving te worden voorkomen. In het bijzonder de bomen direct langs de Rhijnhofweg en de Oude Rijn. Dit kan worden bewerkstelligd door het toepassen van gerichte verlichting. Resultaten bureaustudie Er zijn geen waarnemingen beschermde soorten reptielen in (de omgeving van) het plangebied bekend. Resultaten veldbezoek Tijdens het veldbezoek zijn geen reptielen waargenomen. Op basis van biotoop en verspreiding worden deze ook niet in het plangebied verwacht. Effectbespreking Beschermde soorten reptielen worden niet in het plangebied verwacht. Negatieve effecten op deze soortgroep treden naar verwachting ook niet op. 5.6 Amfibieën Vervolgstappen Voor deze soortgroep zijn geen vervolgstappen benodigd. Resultaten bureaustudie Er zijn geen waarnemingen beschermde soorten amfibieën in (de omgeving van) het plangebied bekend. Resultaten veldbezoek In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig dat kan dienen als voortplantingswater voor beschermde amfibieën gezien de afstand tot bekende populaties. Ten tijde van het veldbezoek was er wel een plas met regenwater aanwezig. Deze plas was ondiep en bevatte geen ondergedoken waterplanten. Mogelijk wordt het plangebied wel gebruikt als landbiotoop door algemeen beschermde soorten amfibieën (tabel 1 van de Flora- en faunawet), zoals gewone pad of kleine watersalamander. Mogelijk wordt het plangebied ook gebruikt als overwinteringsbiotoop. 16/26

18 Licht en/of streng beschermde soorten amfibieën (tabel 2/3 van de Flora- en faunawet) worden op basis van biotoop en verspreiding niet in het plangebied verwacht. Effectbespreking Mogelijk wordt het plangebied gebruikt als landbiotoop door algemeen beschermde soorten amfibieën (tabel 1 van de Flora- en faunawet). Voor deze soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke projecten. Wel dient rekening te worden gehouden met de zorgplicht (zie onder vervolgstappen). Vervolgstappen Maatregelen tijdens de uitvoering Verwijderen vegetatie richting overblijvend groen: Om effecten op amfibieën te voorkomen dienen de werkzaamheden waarbij vegetatie wordt verwijderd vanaf één kant te worden uitgevoerd richting overblijvend groen, zodat aanwezige dieren in de gelegenheid zijn om te ontkomen. Dit valt onder de zorgplicht (artikel 2 van de Flora- en faunawet). 5.7 Vissen Wet Natuurbescherming Met ingang van de Wet Natuurbescherming is een aantal huidige tabel 1 soorten zoals gewone pad opgenomen op de lijst overige soorten. Provincies en het ministerie van EZ kunnen middels een Verordening deze soorten voorzien van een vrijstelling. Indien er geen vrijstelling is opgenomen, is voor deze soorten per 1 januari 2017 een vergunning nodig voor aantasting van verblijfplaatsen. Waarschijnlijk vallen de werkzaamheden aan de infrastructuur onder bevoegd gezag van de provincie Zuid-Holland. In de conceptverordening van de provincie Zuid-Holland wordt de gewone pad algemeen vrijgesteld van vergunningplicht. Resultaten bureaustudie Er zijn geen waarnemingen beschermde soorten vissen in (de omgeving van) het plangebied bekend. Resultaten veldbezoek In het plangebied is enkel oppervlaktewater aanwezig in de vorm van een plas regenwater. Er hoeft daarom geen rekening te worden gehouden met beschermde vissen. Vervolgstappen Er zijn voor beschermde vissoorten geen vervolgstappen benodigd. 5.8 Ongewervelden Resultaten bureaustudie Er zijn geen waarnemingen beschermde soorten ongewervelden in (de omgeving van) het plangebied bekend. Resultaten veldbezoek Binnen het plangebied is geen biotoop aanwezig dat van belang kan zijn voor beschermde ongewervelden. 17/26

19 Vervolgstappen Er zijn voor beschermde ongewervelden geen vervolgstappen benodigd. 18/26

20 5.9 Samenvatting In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de beschermde soorten in het kader van de Flora- en faunawet waarmee binnen het plangebied rekening moet worden gehouden. Dit is gebaseerd op bestaande verspreidingsgegevens en het veldbezoek. Tabel 5: Beschermde soorten uit de Flora- en faunawet die binnen het plangebied worden verwacht op basis van bestaande verspreidingsgegevens en het veldbezoek. Soorten die tijdens het veldbezoek zijn waargenomen zijn vet gedrukt. Soortgroep Soort Tabel 1 algemene soorten Vogels broedvogels algemeen Tabel 2 Licht beschermde soorten Tabel 3 Streng beschermde soorten Vogels X Grondgebonden zoogdieren diverse algemene soorten, waaronder haas en egel X Vleermuizen Amfibieën Gewone dwergvleermuis; verblijfplaatsen, vliegroute/ foerageergebied * Landbiotoop algemene soorten, waaronder gewone pad X X * Het gaat uitsluitend om foeragerende en passerende dieren. Er zijn geen beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen binnen het plangebied. Uit de volgende soortgroepen zijn binnen het plangebied geen beschermde soorten aangetroffen of te verwachten: Vaatplanten Reptielen Vissen Ongewervelden Wet Natuurbescherming De bovengenoemde soorten zijn ook beschermd onder de nieuwe Wet Natuurbescherming. 19/26

21 6 Conclusies In onderstaande paragrafen worden de conclusies en aanbevelingen uit de quick scan besproken. 6.1 Beschermde gebieden 6.2 Beschermde soorten Als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden treden geen negatieve effecten op beschermde gebieden op. Het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide. Ook treden vanwege de afstand van meer dan 3 kilometer geen effecten op een Beschermd Natuurmonument op. Gezien de aard van de werkzaamheden kunnen negatieve effecten op deze gebieden worden uitgesloten. Er is geen sprake van ruimtebeslag op gebieden van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Gezien de afstand (ca. 1,1 kilometer) en de aard van de werkzaamheden is er geen sprake van negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van NNN gebied. Aan de hand van het onderzoek worden diverse beschermde soorten binnen het plangebied verwacht. Het betreft algemeen tot streng beschermde soorten uit de soortgroepen vogels, grondgebonden zoogdieren, vleermuizen en amfibieën. Er worden geen vaste verblijfplaatsen van strenger beschermde soorten aangetast. Wel kunnen deze soorten mogelijk hinder ondervinden van de uitvoer van de werkzaamheden. Voor alle soortgroepen geldt echter dat effecten voldoende kunnen worden gemitigeerd om de functionele leefomgeving van de verblijfplaatsen in de omgeving veilig te stellen. Indien de onderstaande maatregelen worden getroffen is geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet benodigd. Nieuwe Wet Natuurbescherming Met ingang van de Wet Natuurbescherming is een aantal huidige tabel 1 soorten zoals egel en gewone pad opgenomen op de lijst overige soorten. Provincies en het ministerie van EZ kunnen middels een Verordening deze soorten voorzien van een vrijstelling. Indien er geen vrijstelling is opgenomen, is voor deze soorten per 1 januari 2017 een vergunning nodig voor aantasting van verblijfplaatsen. Waarschijnlijk valt de bouw van een bedrijfshal onder bevoegd gezag van de provincie Zuid-Holland. In de conceptverordening van de provincie Zuid-Holland is opgenomen dat de egel niet wordt vrijgesteld door de provincie. Er is, indien deze conceptverordening niet wordt aangepast, nader onderzoek naar de egel noodzakelijk. Indien deze wordt aangetroffen is in dat geval voor aantasting van de verblijfplaats van de egel een vergunning in het kader van de nieuwe Wet Natuurbescherming nodig. Maatregelen Om effecten op beschermde soorten zoveel mogelijk te voorkomen zijn de volgende maatregelen noodzakelijk: 20/26

22 Maatregelen tijdens de uitvoering Rekening houden met broedseizoen : Om effecten op broedende vogels te voorkomen dienen werkzaamheden waarbij bomen en struiken worden verwijderd of waarbij veel geluid wordt geproduceerd (zoals heiwerkzaamheden), buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd. Indien werken buiten het broedseizoen niet mogelijk is, moet door een ter zake kundige worden gecontroleerd of er binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden broedende vogels aanwezig zijn. Indien effecten op broedende vogels niet kunnen worden uitgesloten mag er niet gewerkt worden. Verwijderen vegetatie richting overblijvend groen: Om effecten op aanwezige dieren zoveel mogelijk te beperken dienen de werkzaamheden waarbij vegetatie wordt verwijderd vanaf één kant te worden uitgevoerd richting overblijvend groen, zodat aanwezige dieren in de gelegenheid zijn om te ontkomen. Dit valt onder de zorgplicht (artikel 2 van de Flora- en faunawet). Werken met gerichte verlichting: Om verstoring van verblijfplaatsen en van foeragerende en passerende vleermuizen te voorkomen dient bij het gebruik van kunstlicht aanstraling van gebouwen, boomkronen en oppervlaktewater in de omgeving te worden voorkomen. Dit kan worden bewerkstelligd door het toepassen van gerichte verlichting. 21/26

23 Colofon Opdrachtgever Advin Uitgave Movares Nederland B.V. Divisie Ruimte, Mobiliteit en Infra Afdeling Planontwikkeling en Bouwprocessen: Omgeving en Conditionering Postbus GW Utrecht Telefoon Ondertekenaar dhr. N. Kroese Projectnummer RM Kenmerk B85-FSC-KA /26

24 Bijlage I Wettelijk kader en beleidskader De toets is gericht op de aanwezigheid van beschermde soorten en beschermde gebieden. De soortbescherming is in de wet geregeld middels de Flora- en faunawet. De gebiedsbescherming is geregeld middels de Natuurbeschermingswet (Natura 2000 gebieden en beschermde natuurmonumenten) en ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur middels het beleid uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Flora- en faunawet Soortbescherming in Nederland is geregeld in de Flora- en faunawet. Deze wet is op 1 april 2002 in werking getreden en voorziet in de bescherming van een groot aantal in Nederland voorkomende planten en dieren. Voor de beschermde soorten geldt een aantal verbodsbepalingen zoals weergegeven in onderstaand kader. Artikel 8: Het is verboden beschermde planten te plukken, te verzamelen, af te snijden, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op een andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9: Het is verboden beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10: Het is verboden beschermde dieren opzettelijk te verontrusten. Artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12: Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. Artikel 13: Het is verboden beschermde planten en dieren te vervoeren of onder zich te hebben. Zorgplicht Naast de verbodsbepalingen voor de in de wet genoemde beschermde soorten geldt voor alle in het wild voorkomende planten en dieren in Nederland de zorgplicht (artikel 2). Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Ontheffing Bij de Flora- en faunawet kan onder voorwaarden van het verbod op schadelijke handelingen worden afgeweken met een ontheffing of vrijstelling. De beschermde soorten zijn na het inwerking treden van de AMvB artikel 75 in 2005, verdeeld in drie categorieën (tabellen) waarvoor verschillende toetsingscriteria gelden voor het verkrijgen van een ontheffing. 23/26

25 Tabel 1 (algemene soorten) Het betreft beschermde soorten waarvan de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. Hiervoor geldt een vrijstellingsregeling als bij ingrepen sprake is van bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen. Tabel 2 (overige / licht beschermde soorten) Het betreft beschermde soorten waarvoor een vrijstelling geldt wanneer gewerkt wordt volgens een door de minister van EZ goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen gedragscode is, zal ontheffing aangevraagd moeten worden. Voorwaarde is dat er geen afbreuk gedaan mag worden aan de gunstige staat van instandhouding van de soort (populatieniveau). Dit is de zogenaamde lichte toets. Tabel 3 (streng beschermde soorten) Het betreft streng beschermde soorten. Dit betreft soorten die zijn opgenomen in bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn. Daarnaast betreft het soorten die door Nederland aan deze lijst zijn toegevoegd middels een AMvB van artikel 75. Voor deze soorten wordt alleen ontheffing verleend als er aan een aantal voorwaarden wordt voldaan: Er is geen andere bevredigende oplossing, waarbij gezocht moet worden naar alternatieven voor de locatie of voor de ingreep; Er is sprake van een in of bij wet genoemd belang; Er wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van de instandhouding van de soort; Er wordt zorgvuldig gehandeld ten aanzien van de soort. Deze criteria worden ook wel omschreven als de uitgebreide toets. Vogels Vogels maken geen onderdeel uit van de tabellen. Alle vogels zijn in dezelfde mate beschermd. Broedende vogels met nesten, eieren of niet vliegvlugge jongen zijn, in navolging van de Europese Vogelrichtlijn, strikt beschermd; voor verstoring van broedgevallen wordt in principe geen ontheffing gegeven. Als de werkzaamheden buiten het broedseizoen (circa 15 maart 15 augustus) plaatsvinden zal in het algemeen niet snel een ontheffing nodig zijn. Uitzondering zijn vogels met jaarrond beschermde nesten. Voor het verstoren, beschadigen of vernietigen van jaarrond beschermde vogelnesten is altijd een ontheffing benodigd, ook als de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden. Bij een ontheffingaanvraag, zal de uitgebreide toets zoals beschreven onder soorten van tabel 3 worden toegepast. Het in of bij wet genoemd belang moet in de Vogelrichtlijn zijn opgenomen. In augustus 2009 is door de Minister van (destijds) LNV nieuw beleid voor het beoordelingskader van Flora- en faunawetontheffingsaanvragen aangekondigd. Met dit nieuwe beleid is een nieuwe vogellijst afgegeven. In deze vogellijst is onderscheid gemaakt tussen soorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn (vogels van categorie 1 t/m 4) en soorten waarvoor de nesten niet jaarrond zijn beschermd, maar waarvoor wel inventarisatie gewenst is (vogels van categorie 5). Indien vogels uit de laatste groep in het plangebied aanwezig zijn moet een omgevingscheck gedaan worden om te kijken of in de directe omgeving voldoende alternatieven aanwezig zijn. Wanneer in de omgeving onvoldoende broedbiotoop aanwezig is, zijn ook de nesten van soorten uit categorie 5 jaarrond beschermd (min LNV, augustus 2009). 24/26

26 Rode Lijst Natuurbeschermingswet NNN Een Rode Lijst bevat een overzicht van soorten die uit Nederland zijn verdwenen of dreigen te verdwijnen. Dit wordt bepaald op basis van zeldzaamheid en/of negatieve trend. De lijsten worden periodiek vastgesteld door de minister van EZ. Rode lijsten hebben geen juridische status. Als een soort op de lijst komt, is deze niet automatisch beschermd. Daarvoor moet de soort worden aangewezen onder de Flora- en faunawet. De Rode lijsten helpen daarbij. Deze lijsten worden ook gebruikt om te toetsen of de beleidsdoelen over biodiversiteit worden gehaald ( Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet in werking getreden. Hiermee zijn de verplichtingen uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, voor zover die zien op gebiedsbescherming, geïmplementeerd in het Nederlands recht. Directe toetsing aan de Vogel- en Habitatrichtlijn is daarmee niet meer aan de orde. Onder de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 worden de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden aangewezen en beschermd. Deze worden gezamenlijk Natura 2000-gebieden genoemd. Daarnaast worden Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands aangewezen en beschermd. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de minister van EZ. Voor alle Natura 2000 gebieden worden beheerplannen opgesteld. Deze beheerplannen maken duidelijk welke activiteiten wel en niet mogelijk zijn in en om die gebieden. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De SVIR vervangt verschillende rijksbeleidsstukken zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. De juridische borging van de nationale ruimtelijke belangen die in de SVIR worden aangewezen vindt plaats via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De rijkslijn zoals verwoord in het SVIR en Barro is dat er bij NNN geen sprake is van externe werking. Provincies wijzen in hun structuurvisie de gebieden aan die onder de NNN vallen. In of in de nabijheid van NNN-gebied geldt het 'nee, tenzij'-principe: nieuwe plannen of projecten zijn niet toegestaan als ze de wezenlijke (potentiële)waarden en kenmerken van het NNN-gebied significant aantasten, tenzij er sprake is van redenen van groot openbaar belang en er geen reële alternatieven zijn. De schade dient in dat geval door mitigerende maatregelen zoveel mogelijk beperkt te worden. De restschade dient te worden gecompenseerd. De planologische bescherming van de NNN vindt plaats in op basis van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen bestemmingsplannen. 25/26

27 Bijlage II ontwerptekeningen 2016, Movares Nederland B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Movares Nederland B.V. 26/26