BRUSSEL RAPPORT PERSONEEL 2012

Transcriptie

1 Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Departement Onderwijs en Vorming Afdeling Beleid Onderwijspersoneel Koning Albert II-laan 5, 2 BRUSSEL RAPPORT PERSONEEL 22 Basisonderwijs en Secundair Onderwijs Dit rapport bevat de kerncijfers over het onderwijspersoneel in in 22. De cijfers tonen aan dat het directie- en lerarenkorps in op enkele vlakken verschilt van de rest van, en. Het korps is jonger en heeft relatief weinig anciënniteit. Slechts een minderheid van hen woont in. De uitstroom ligt relatief hoog en bleef de afgelopen 5 jaar stabiel.

2 Rapport Personeel 22 Inhoud HOOFDSTUK : INLEIDING Toelichting data Overzicht aantal personeelsleden in... 4 HOOFDSTUK 2: DIRECTIES Vastbenoemd tijdelijk Leeftijd Anciënniteit Afwezige directeurs en reden van afwezigheid Verloop... 4 HOOFDSTUK 3: LEERKRACHTEN Vastbenoemd tijdelijk Leeftijd Anciënniteit Woonplaats Uitstroom Korte vervangingen in het basisonderwijs in TBS Ziekteverlof CONCLUSIE Directies Vastbenoemd tijdelijk Leeftijd en anciënniteit Afwezigheid en verloop Leerkrachten Vastbenoemd tijdelijk Leeftijd en anciënniteit Woonplaats Uitstroom Korte vervangingen Verlofstelsels en ziekteverlof Pagina

3 Rapport Personeel 22 Lijst met tabellen Tabel : Overzicht van het aantal vastbenoemde en tijdelijke personeelsleden en interimarissen in (vte) per personeelscategorie... 4 Tabel 2: aantal tijdelijke en vastbenoemde directeurs in,, en (22) 6 Tabel 3: Aantal en percentage directeurs in het kleuteronderwijs volgens leeftijd... 7 Tabel 4: Aantal en percentage directeurs in het lager onderwijs volgens leeftijd... 7 Tabel 5: Aantal en percentage directeurs in het buitengewoon basisonderwijs en buitengewoon secundair onderwijs volgens leeftijd... 7 Tabel 6: Aantal en percentages directeurs in het secundair onderwijs volgens leeftijd... 8 Tabel 7: Aantal en percentage directeurs in het kleuteronderwijs volgens anciënniteit... Tabel 8: Aantal en percentage directeurs in het lager onderwijs volgens anciënniteit... Tabel 9: Aantal en percentage directeurs in het buitengewoon basisonderwijs en buitengewoon secundair onderwijs volgens anciënniteit... Tabel : Aantal en percentage directeurs in het secundair onderwijs volgens anciënniteit... Tabel : Reden van afwezigheid: aantal en percentage directeurs (stamnummers) per soort dienstonderbreking gedurende het schooljaar Tabel 2: Verloop van directeurs ten opzichte van het referentiejaar Tabel 3: Aantal en percentage tijdelijke en vastbenoemde personeelsleden van het onderwijzend personeel... 5 Tabel 4: Aantal en percentage onderwijzend personeel in het kleuteronderwijs volgens leeftijd... 6 Tabel 5: Aantal en percentage onderwijzend personeel in het lager onderwijs volgens leeftijd... 6 Tabel 6: Aantal en percentage onderwijzend personeel in het buitengewoon basisonderwijs en het buitengewoon secundair onderwijs volgens leeftijd... 6 Tabel 7: Aantal en percentage onderwijzend personeel in het secundair onderwijs volgens leeftijd... 6 Tabel 8: Aantal en percentage onderwijzend personeel in het kleuteronderwijs volgens anciënniteit... 8 Tabel 9: Aantal en percentage onderwijzend personeel in het lager onderwijs volgens anciënniteit... 8 Tabel 2: Aantal en percentage onderwijzend personeel in het buitengewoon basisonderwijs en het buitengewoon secundair onderwijs volgens anciënniteit... 9 Tabel 2: Aantal en percentage onderwijzend personeel in het secundair onderwijs volgens anciënniteit 9 Tabel 22: Woonplaats van leerkrachten in brussel, en... 2 Tabel 23: Aantal en percentage leerkrachten dat het onderwijs heeft verlaten in en brussel 22 Tabel 24: Aantal en percentage aangewende Vervangingseenheden in Tabel 25: Soort verlofstelsel per onderwijsniveau en regio Tabel 26: Ziekteverzuim in de Vlaamse centrumsteden Pagina 2

4 Lijst met figuren Rapport Personeel 22 Figuur : Aantal tijdelijke en vastbenoemde personeelsleden in (2-22)... 5 Figuur 2: Percentage tijdelijke en vastbenoemde directeurs in,, en (22)... 6 Figuur 3: Directeurs volgens leeftijd in het kleuteronderwijs... 8 Figuur 4: Directeurs volgens leeftijd in het lager onderwijs... 8 Figuur 5: Directeurs volgens leeftijd in het buitengewoon basisonderwijs en het buitengewoon secundair onderwijs... 9 Figuur 6: Directeurs volgens leeftijd in het secundair onderwijs... 9 Figuur 7: Directeurs in het kleuteronderwijs volgens anciënniteit... Figuur 8: Directeurs in het lager onderwijs volgens anciënniteit... Figuur 9: Directeurs in het buitengewoon basisonderwijs en buitengewoon secundair onderwijs volgens anciënniteit... Figuur : Directeurs in het secundair onderwijs volgens anciënniteit... 2 Figuur : Leerkrachten volgens leeftijd in het kleuteronderwijs... 7 Figuur 2: Leerkrachten volgens leeftijd IN HET lager onderwijs... 7 Figuur 3: Leerkrachten volgens leeftijd in het buitengewoon basisonderwijs en het buitengewoon secundair onderwijs... 7 Figuur 4: Leerkrachten volgens leeftijd in het secundair onderwijs... 8 Figuur 5: Leerkrachten in het kleuteronderwijs volgens anciënniteit... 9 Figuur 6: Leerkrachten in het lager onderwijs volgens anciënniteit... 2 Figuur 7: Leerkrachten in het buitengewoon basisonderwijs en het buitengewoon secundair onderwijs volgens anciënniteit... 2 Figuur 8: : Leerkrachten in het secundair onderwijs volgens anciënniteit... 2 Figuur 9: Woonplaats van de leerkrachten in se scholen Figuur 2: Uitstroom in en brussel (2-22) Pagina 3

5 Rapport Personeel 22 HOOFDSTUK : INLEIDING.. Toelichting data Tenzij anders vermeld, zijn de gegevens die in dit rapport worden gepresenteerd afkomstig uit de databanken van het Ministerie van Onderwijs en Vorming. De gegevens voor een bepaald jaartal hebben steeds betrekking op de situatie op februari van dat jaar. Vaak worden de data opgesplitst tussen,, en. De categorie fungeert hier als restcategorie en bevat dus geen gegevens over,, en. Met bedoelen we steeds de situatie in het s Hoofdstedelijk Gewest..2. Overzicht aantal personeelsleden in Ter inleiding van dit rapport geven we weer hoeveel personeelsleden actief zijn in het se onderwijs. De cijfers worden opgesplitst naar benoemde en tijdelijke personeelsleden. Uit Tabel blijkt dat het totale aantal leerkrachten uitgedrukt in voltijds equivalent (vte) 4848 bedraagt in 2, 4898 in 2, en 4944 in 22. Dat wil zeggen dat het globale personeelsbestand in 2 en 22 telkens met ongeveer procent is gegroeid. Opvallend is verder dat het aantal benoemde personeelsleden ten opzichte van het totale aantal personeelsleden is gegroeid van 74 procent in 2 naar 75,% in 2 tot 78,6% in 22 (zie Figuur ). Voorts zien we geen uitzonderlijke verschuivingen doorheen de tijd. TABEL : OVERZICHT VAN HET AANTAL VASTBENOEMDE EN TIJDELIJKE PERSONEELSLEDEN EN INTERIMARISSEN IN BRUSSEL (VTE) PER PERSONEELSCATEGORIE Niveau Personeelscategorie Vast/Tijdelijk 2 Vast/Tijdelijk 2 Vast/Tijdelijk 22 Kleuter Administratief personeel,8 (v),8 (t),8 (v),9 (t) 3, (v),8 (t) Kleuter Bestuurs- en onderwijzend personeel 676,4 (v) 35,8 (t) 685, (v) 9, (t) 78, (v) 7,6 (t) Kleuter Opvoedend hulppersoneel 2,4 (v),5 (t) 3,7 (v) 2,3 (t) 4,3 (v) 9,6 (t) Kleuter Paramedisch personeel 24,8 (v) 8,6 (t) 26,5(v) 6,6 (t) 26,7 (v) 8, (t) Totaal 862, 856,8 878, Lager Administratief personeel 53,9 (v) 3, (t) 55, (v) 28,4 (t) 6,3 (v) 27,3 (t) Lager Bestuurs- en onderwijzend personeel 97,2 (v) 28, (t) 996,8 (v) 275,7 (t) 27, (v) 257, (t) Lager Meesters-, vak-, en dienstpersoneel 2,8 (v) 2,8 (v),8 (v) Lager Opvoedend hulppersoneel 2,6 (v) 7,9 (t) 27,9 (v) 64,3 (t) 36,6 (v) 57,4 (t) Totaal 43,4 45, 467,4 Pagina 4

6 Rapport Personeel 22 Niveau Personeelscategorie Vast/Tijdelijk 2 Vast/Tijdelijk 2 Vast/Tijdelijk 22 BuBO Administratief personeel 3, (v),5 (t) 2,6 (v),2 (t) 2,9 (v),9 (t) BuBO Bestuurs- en onderwijzend personeel 2,5 (v) 36, (t) 24,8 (v) 35,2 (t) 38,2 (v) 25,2 (t) BuBO Opvoedend hulppersoneel, (v),4 (t),2 (v),6 (t),3 (v),3 (t) BuBO Paramedisch personeel 56,5 (v) 6,7 (t) 55,7 (v) 7,6 (t) 64,5 (v) 7,8 (t) BuBO Psychologisch personeel 6,8 (v) 3,4 (t) 7,7 (v),5 (t) 7,8 (v),6 (t) Totaal 244,7 247, 249,3 BuSO Bestuurs- en onderwijzend personeel 94,6 (v) 75,3 (t) 24,7 (v) 84, (t) 222, (v) 77,5 (t) BuSO Ondersteunend personeel 8, (v) 4,5 (t) 3,5 (v) 5, (t) 3,5 (v) 6, (t) BuSO Opvoedend hulppersoneel 5, (v) 5, (v) BuSO Paramedisch personeel,7 (v) 5,6 (t) 3,4 (v) 4,2 (t) 5,7 (v) 3,4 (t) BuSO Psychologisch personeel 4,9 (v) 2,3 (t) 5,9 (v),9 (t) 6,3 (v),3 (t) BuSo Sociaal personeel,7 (t),7 (t) Totaal 36, 328,4 34,4 SO Bestuurs- en onderwijzend personeel 283,3 (v) 52,3 (t) 34,7 (v) 52,2 (t) 38,5 (v) 42,8 (t) SO Meesters-, vak- en dienstpersoneel 4,6 (v) 4,6 (v) 2,8 (v) SO Ondersteunend personeel 42, (v) 54, (t) 7,5 (v) 57, (t) 8, (v) 47, (t) SO Administratief personeel 3, (v) 4, (v) Opvoedend hulppersoneel 35,5 (v) 35, (v) Totaal 24,2 24,5 28, FIGUUR : AANTAL TIJDELIJKE EN VASTBENOEMDE PERSONEELSLEDEN IN BRUSSEL (2-22) Tijdelijke fte Vaste fte Pagina 5

7 Rapport Personeel 22 HOOFDSTUK 2: DIRECTIES 2.. Vastbenoemd tijdelijk In het gewoon basisonderwijs en het gewoon secundair onderwijs is het aandeel tijdelijk aangestelde directeurs in vergelijkbaar met het percentage in. Enkel in het buitengewoon onderwijs stellen we vast dat het aandeel tijdelijke personeelsleden relatief hoog is in. Zo bedraagt het percentage tijdelijke directeurs in het buitengewoon basisonderwijs in slechts 6% terwijl dit in 29% bedraagt. Aangezien het om zeer lage absolute aantallen gaat, hoeft men hier echter geen al te sterke conclusies aan te verbinden. TABEL 2: AANTAL TIJDELIJKE EN VASTBENOEMDE DIRECTEURS IN VLAANDEREN, BRUSSEL, ANTWERPEN EN GENT (22) Niveau Kleuter Tijdelijk Vast Totaal ,6% 83,4% ,% 75,% ,% 76,% 4 4 Lager BuBO BuSO SO Tijdelijk Vast Totaal Tijdelijk Vast Totaal Tijdelijk Vast Totaal Tijdelijk Vast Totaal ,2% 8,8% 6,2% 83,8% 5,% 84,9% 5,2% 84,8% ,% 78,9% 28,6% 7,4% 28,6% 7,4% 4,3% 85,7% ,7% 79,3% 5,6% 94,4% 7,3% 82,7% ,5% 86,5% 3,6% 86,4% FIGUUR 2: PERCENTAGE TIJDELIJKE EN VASTBENOEMDE DIRECTEURS IN VLAANDEREN, BRUSSEL, ANTWERPEN EN GENT (22) % 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% % % Tijdelijk Vast Tijdelijk Vast Tijdelijk Vast Tijdelijk Vast Tijdelijk Vast Kleuter Lager BuBO BuSO SO Pagina 6

8 Rapport Personeel 22 De situatie in en is tamelijk vergelijkbaar met die van en de rest van. Over het algemeen is het aandeel vastbenoemde directeurs in wel iets hoger in vergelijking met de andere steden en heel Leeftijd Zowel in als in is het aantal directeurs jonger dan 4 jaar beperkt. Veruit de meeste directeurs bevinden zich in de leeftijdscategorie van 45 tot en met 59 jaar. Met uitzondering van het kleuteronderwijs ligt het percentage directeurs jonger dan 4 jaar telkens het hoogst in in vergelijking met,, en heel. In vergelijkend perspectief heeft dus een jong directeurskorps. TABEL 3: AANTAL EN PERCENTAGE DIRECTEURS IN HET KLEUTERONDERWIJS VOLGENS LEEFTIJD ,5% 2,6% 6,3% 6,8% 33,% 2,4% 2,4%,% ,3% 25,% 33,3% 25,% 8,3% ,3% 8,7% 8,7% 26,% 3,4% 2,7% 8,7% 2 25,% 25,% 5 TABEL 4: AANTAL EN PERCENTAGE DIRECTEURS IN HET LAGER ONDERWIJS VOLGENS LEEFTIJD ,2% 2,6% 7,3%,9% 23,% 29,6% 23,% 2,3% ,% 4,3% 7,5% 25,4% 22,2% 5,9%,8% ,6% 2,4% 7,% 4,% 28,8% 2,8% 24,7%,6% ,6% 6,% 9,5% 2,4% 28,6% 2,4% 9,5% TABEL 5: AANTAL EN PERCENTAGE DIRECTEURS IN HET BUITENGEWOON BASISONDERWIJS EN BUITENGEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS VOLGENS LEEFTIJD ,4% 7,2%,6% 7,% 3 3 2,7% ,% 7,% 2,4% 4,3% 2,4% 28,6% ,2% 6,% 6,5% 45,2% 29,% ,5% 4,5% 3,8% 36,4% 22,7% Pagina 7

9 Rapport Personeel 22 TABEL 6: AANTAL EN PERCENTAGES DIRECTEURS IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS VOLGENS LEEFTIJD ,%,7% 4,2%,2% 3,7% 27,3% 36,5% 6,4% ,9% 4,9% 2,4% 9,8% 24,4% 4,5% 2,2% ,% 7,4% 5,8% 25,3% 45,3% 5,3% ,3%,8%,5% 7,5% 9,3% 33,3% 2,3% FIGUUR 3: DIRECTEURS VOLGENS LEEFTIJD IN HET KLEUTERONDERWIJS 6% 5% 4% 3% 2% % % FIGUUR 4: DIRECTEURS VOLGENS LEEFTIJD IN HET LAGER ONDERWIJS 35% 3% 25% 2% 5% % 5% % Pagina 8

10 Rapport Personeel 22 FIGUUR 5: DIRECTEURS VOLGENS LEEFTIJD IN HET BUITENGEWOON BASISONDERWIJS EN HET BUITENGEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS 5 45,% 4 35,% 3 25,% 2 5,% 5,% FIGUUR 6: DIRECTEURS VOLGENS LEEFTIJD IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS 5 45,% 4 35,% 3 25,% 2 5,% 5,% Anciënniteit In het Vlaamse onderwijs hebben de meeste directeurs reeds meer dan 2 jaar anciënniteit en directeurs met minder dan jaar anciënniteit zijn sterk in de minderheid. Opnieuw zien we dat het directiekorps in in vergelijking met, en relatief jong is. Over alle onderwijsniveaus heen heeft 7,3% van het se directiekorps een anciënniteit van maximum jaar. Dat percentage bedraagt 6,4% voor, 4% voor en 3,9% voor. Pagina 9

11 Rapport Personeel 22 TABEL 7: AANTAL EN PERCENTAGE DIRECTEURS IN HET KLEUTERONDERWIJS VOLGENS ANCIËNNITEIT -3j 4j-j j-2j +2j ,% 3,6% 24,7% 7,6% ,7% 25,% 58,3% 5 9 4,% 2 76,% 3 25,% 75,% TABEL 8: AANTAL EN PERCENTAGE DIRECTEURS IN HET LAGER ONDERWIJS VOLGENS ANCIËNNITEIT -3j 4j-j j-2j +2j ,3% 3,7% 2,9% 75,2% ,8% 4,% 33,3% 6,9% ,% 25,% 7,8% ,2% 2,4% 22,4% 74,% TABEL 9: AANTAL EN PERCENTAGE DIRECTEURS IN HET BUITENGEWOON BASISONDERWIJS EN BUITENGEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS VOLGENS ANCIËNNITEIT -3j 4j-j j-2j +2j ,4% 22,5% 75,% 3 9 7,% 7,% 2,4% 64,3% ,5% 9,4% 74,2% 3 2 4,% 4,% 2,% 8 TABEL : AANTAL EN PERCENTAGE DIRECTEURS IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS VOLGENS ANCIËNNITEIT -3j 4j-j j-2j +2j ,% 4,% 8,7% 77,% ,8% 7,3% 82,9% ,2% 2,6% 84,2% ,5% 5,8% 73,7% Pagina

12 Rapport Personeel 22 FIGUUR 7: DIRECTEURS IN HET KLEUTERONDERWIJS VOLGENS ANCIËNNITEIT 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% % % -3j 4j-j j-2j +2j FIGUUR 8: DIRECTEURS IN HET LAGER ONDERWIJS VOLGENS ANCIËNNITEIT 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% % % -3j 4j-j j-2j +2j FIGUUR 9: DIRECTEURS IN HET BUITENGEWOON BASISONDERWIJS EN BUITENGEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS VOLGENS ANCIËNNITEIT 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% % % -3j 4j-j j-2j +2j Pagina

13 Rapport Personeel 22 FIGUUR : DIRECTEURS IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS VOLGENS ANCIËNNITEIT 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% % % -3j 4j-j j-2j +2j 2.4. Afwezige directeurs en reden van afwezigheid Uit tabel blijkt dat de belangrijkste reden voor afwezigheid bij directeurs bestaat uit ziekte. Merk op dat we hier niet weergeven hoe lang de afwezigheden duren. De duur van de afwezigheid kan immers sterk verschillen naargelang de reden van afwezigheid. Er zijn weinig verschillen tussen,, en. Enkel het percentage dat afwezig is wegens VTBS58+ (56+) blijkt in (9,2%) iets hoger te liggen in vergelijking met (6,%), (7,%) en (6,2%). Pagina 2

14 Rapport Personeel 22 TABEL : REDEN VAN AFWEZIGHEID: AANTAL EN PERCENTAGE DIRECTEURS (STAMNUMMERS) PER SOORT DIENSTONDERBREKING GEDURENDE HET SCHOOLJAAR 2-22 Dienstonderbreking Deeltijds werken vanaf 5 of later AVP leeftijd > 5 jaar Bonus Gedeeltelijke loopbaanonderbreking 5+ VVP leeftijd > 5 jaar Niet meer werken vanaf 5 of later TBSPA voorafgaand aan het rustpensioen (volledig) VTBS58+(56+) Deeltijds werken AVP persoonlijke aangelegenheden Deeltijdse loopbaanonderbreking Ouderschapsverlof in het kader van een gedeeltelijke loopbaanonderbreking VVP 2 kinderen niet ouder dan 4 jaar VVP sociale of familiale redenen 4,% 65 5,6% 23,8% 2,% 79 6,% 7,2% 4,5% 5,2% 9,6% 2 5,9%,5% 9 9,3%,5%,5%,5% 22 8,2% 3,% 9 7,% 2,7%,4% 2,7%,5% 6 3,7%,6% 6,2%,6%,6% Ziekteverlof ,5% 4 42,% 43,2% Voltijds afwezig omwille van andere opdracht Syndicaal verlof Verlof ministerieel kabinet Verlof ministerieel kabinet Vlaams ministerie Verlof wegens bijzondere opdracht Verlof wegens opdracht Voltijds afwezig omwille van persoonlijke redenen TBS persoonlijke aangelegenheden Terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden Volledige loopbaanonderbreking 4,% 2,% 84 2,8% 63 2,% 35,2% 5,2% 2 5 2,4% 4 2,% 5 2,4%,5% 7 34,6% 5,9% 3 4,8% 3,% 85 3,6% 5 3,% 7 4,3% 6 37,6% Andere 74 39,7% Totaal Pagina 3

15 Rapport Personeel Verloop Het verloop van de directeurs varieert van jaar tot jaar en het is dan ook moeilijk om trends in de data te vinden. Het verloop in se scholen is niet opvallend hoger of lager ten opzichte van het verloop in. Enkel in het Buitengewoon Basisonderwijs in stroomden na jaar meteen 2 van de 9 directeurs (22%) uit waardoor het percentage relatief hoog ligt. Gezien de zeer lage absolute aantallen kunnen hier echter geen sterke conclusies aan verbonden worden. TABEL 2: VERLOOP VAN DIRECTEURS TEN OPZICHTE VAN HET REFERENTIEJAAR 28 Plaats Niveau In dienst in 28 Weg in 29 Weg in 2 Weg in 2 Weg in 22 Kleuteronderwijs 78 2,2% 3,9% 7,9% 9,% Lager onderwijs 279 4,5% 7,6%,7% 4,2% BuBO 84 7,%,9% 5,2% 7,4% BuSO 3 5,8% 8,7% 2,6% 8,4% SO 92 5,7% 9,6% 3,5% 2,4% Kleuteronderwijs Lager onderwijs 36 3,7% 5,9% 9,6% 3,2% BuBO 9 22,2% 22,2% 22,2% 22,2% BuSO 5 SO 37 5,4% 2,7%,8% 3,5% Kleuteronderwijs 2 5,% 5,% Lager onderwijs 66 2,4% 4,8% 2,% 5,% BuBO 2 5,% 5,% BuSO 9,% 9,% SO 97 2,% 7,2% 4,4% 2,6% Kleuteronderwijs 5 Lager onderwijs 85 2,4% 5,9% 8,2% 2,9% BuBO 8,% 22,2% 27,8% 38,9% BuSO 7 SO 55 3,6% 9,%,9% Pagina 4

16 HOOFDSTUK 3: LEERKRACHTEN Rapport Personeel Vastbenoemd tijdelijk Net als bij het directiekorps zien we bij het onderwijzend personeel in dat er sprake is van een hoger percentage tijdelijke personeelsleden. Daar waar in het totaal in slechts 9% tijdelijk is tewerkgesteld, bedraagt dit percentage in 32%. Dit zou kunnen wijzen op een groter verloop. In en bedraagt het percentage tijdelijke leerkrachten ongeveer 23% wat dichter aanleunt bij het Vlaamse gemiddelde dan bij de se situatie. TABEL 3: AANTAL EN PERCENTAGE TIJDELIJKE EN VASTBENOEMDE PERSONEELSLEDEN VAN HET ONDERWIJZEND PERSONEEL Leerkrachten Kleuter Vast ,6% 76,9% 84,2% 8,9% Tijdelijk ,4% 23,% 5,8% 9,% Lager Vast ,% 7,% 79,7% 82,4% Tijdelijk ,% 29,9% 2,3% 7,6% BuBO Vast ,3% 68,5% 8,5% 83,2% Tijdelijk ,7% 3,5% 8,5% 6,8% BuSO Vast ,3% 66,3% 7,% 68,5% Tijdelijk ,7% 33,7% 29,% 3,5% SO Vast ,6% 63,% 74,% 75,7% Tijdelijk ,4% 37,% 25,9% 24,3% 3.2. Leeftijd Uit onderstaande tabellen blijkt dat de leerkrachtenpopulatie in opvallend jonger is dan in de rest van. Het percentage leerkrachten jonger dan 35 jaar is in in alle onderwijsniveaus hoger dan in, en. Vanaf de leeftijd van 4 jaar is de situatie omgekeerd: in is het percentage leerkrachten in de leeftijdscategorieën ouder dan 4 over het algemeen hoger dan in. Dit suggereert dat jonge leerkrachten aan het begin van hun carrière in aan de slag gaan maar op termijn toch liever kiezen voor een betrekking buiten. In en is het aantal leerkrachten jonger dan 35 jaar niet opvallend hoger in vergelijking met. Pagina 5

17 Rapport Personeel 22 TABEL 4: AANTAL EN PERCENTAGE ONDERWIJZEND PERSONEEL IN HET KLEUTERONDERWIJS VOLGENS LEEFTIJD ,9% 2,5% 3,9% 4,8% 6,7% 8,8% 9,5% 8,5%,3% ,8% 9,6% 25,2% 6,9% 2,% 2,% 4,3% 4,9%,% ,2% 8,5% 2 6,% 4,7%,8% 7,8% 6,%,6% ,3%,5% 6,5% 5,3% 4,5% 6,9%,5% 9,7%,8% TABEL 5: AANTAL EN PERCENTAGE ONDERWIJZEND PERSONEEL IN HET LAGER ONDERWIJS VOLGENS LEEFTIJD ,3%,5% 5,4% 3,9% 2,9% 7,6% 5,4%,6%,4% ,5% 2,2% 22,% 3,9%,2%,5% 7,8% 6,%,8% ,2% 5,% 2,8% 3,9% 9,5% 2,% 2,3%,2%,9% ,8% 2,7% 4,8%,9%,3% 2,3% 5,2% 6,2%,8% TABEL 6: AANTAL EN PERCENTAGE ONDERWIJZEND PERSONEEL IN HET BUITENGEWOON BASISONDERWIJS EN HET BUITENGEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS VOLGENS LEEFTIJD ,5% 4,5% 6,9% 4,4% 3,2% 2,2% 3,%,6%,9% ,% 22,3% 22,% 4,9% 9,5% 9,5% 9,5% 9,5%,8% ,9% 4,9% 5,% 5,4%,5% 3,5% 3,4% 2,%,3% ,% 5,% 7,6% 5,2%,8%,2% 3,%,%,% TABEL 7: AANTAL EN PERCENTAGE ONDERWIJZEND PERSONEEL IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS VOLGENS LEEFTIJD ,4%,3% 5,6% 3,% 2,5% 2,9% 4,8% 6,%,3% ,3% 7,5% 9,%,8%,5% 9,6% 2,2% 3,9%,3% ,%,3% 5,% 3,% 2,3% 2,% 4,7% 8,6%,8% ,%,6% 4,% 2,2%,4% 3,5% 6,2% 8,%,8% Pagina 6

18 Rapport Personeel 22 FIGUUR : LEERKRACHTEN VOLGENS LEEFTIJD IN HET KLEUTERONDERWIJS 3% 25% 2% 5% % 5% % FIGUUR 2: LEERKRACHTEN VOLGENS LEEFTIJD IN HET LAGER ONDERWIJS 25% 2% 5% % 5% % FIGUUR 3: LEERKRACHTEN VOLGENS LEEFTIJD IN HET BUITENGEWOON BASISONDERWIJS EN HET BUITENGEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS 25% 2% 5% % 5% % Pagina 7

19 Rapport Personeel 22 FIGUUR 4: LEERKRACHTEN VOLGENS LEEFTIJD IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS 2% 8% 6% 4% 2% % 8% 6% 4% 2% % Anciënniteit De onderstaande tabellen tonen opnieuw aan dat het onderwijspersoneel in inzake anciënniteit opmerkelijk verschilt met dat van, en. Over alle onderwijsniveaus heen zien we dat het percentage leerkrachten met een anciënniteit van tot 3 jaar en 4- jaar in hoger is dan in, en. Logischerwijze is het percentage leerkrachten met een anciënniteit van tot 2 jaar en +2 jaar relatief laag in. TABEL 8: AANTAL EN PERCENTAGE ONDERWIJZEND PERSONEEL IN HET KLEUTERONDERWIJS VOLGENS ANCIËNNITEIT -3j 4j-j j-2j +2j ,7% 2,3% 3,8% 39,2% ,7% 36,% 29,6% 23,6% ,% 3,9% 33,7% 27,3% ,7% 2,5% 3,9% 36,9% TABEL 9: AANTAL EN PERCENTAGE ONDERWIJZEND PERSONEEL IN HET LAGER ONDERWIJS VOLGENS ANCIËNNITEIT -3j 4j-j j-2j +2j ,5% 2,3% 29,4% 44,8% ,8% 35,% 28,6% 22,5% ,9% 29,8% 28,5% 32,8% ,2% 24,8% 27,5% 4,5% Pagina 8

20 Rapport Personeel 22 TABEL 2: AANTAL EN PERCENTAGE ONDERWIJZEND PERSONEEL IN HET BUITENGEWOON BASISONDERWIJS EN HET BUITENGEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS VOLGENS ANCIËNNITEIT -3j 4j-j j-2j +2j ,7% 28,2% 32,4% 3,8% ,% 39,9% 29,% 8,9% ,2% 28,5% 3,6% 3,6% ,4% 29,5% 3,8% 27,4% TABEL 2: AANTAL EN PERCENTAGE ONDERWIJZEND PERSONEEL IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS VOLGENS ANCIËNNITEIT -3j 4j-j j-2j +2j ,7% 25,9% 3,3% 37,% ,% 36,% 24,7% 26,3% ,% 25,6% 29,2% 37,% ,% 24,8% 28,4% 39,7% FIGUUR 5: LEERKRACHTEN IN HET KLEUTERONDERWIJS VOLGENS ANCIËNNITEIT 45% 4% 35% 3% 25% 2% 5% % 5% % -3j 4j-j j-2j +2j Pagina 9

21 Rapport Personeel 22 FIGUUR 6: LEERKRACHTEN IN HET LAGER ONDERWIJS VOLGENS ANCIËNNITEIT 5% 45% 4% 35% 3% 25% 2% 5% % 5% % -3j 4j-j j-2j +2j FIGUUR 7: LEERKRACHTEN IN HET BUITENGEWOON BASISONDERWIJS EN HET BUITENGEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS VOLGENS ANCIËNNITEIT 45% 4% 35% 3% 25% 2% 5% % 5% % -3j 4j-j j-2j +2j FIGUUR 8: : LEERKRACHTEN IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS VOLGENS ANCIËNNITEIT 45% 4% 35% 3% 25% 2% 5% % 5% % -3j 4j-j j-2j +2j Pagina 2

22 3.4. Woonplaats Rapport Personeel 22 In tabel 22 wordt weergegeven hoeveel leerkrachten uit de eigen regio, de rand, of andere gemeenten komen om in, en aan de slag te gaan. Hieruit blijkt dat in se scholen zeer weinig leerkrachten werken die in het s Hoofdstedelijk Gewest zelf wonen. In totaal komt 9% uit, 26% uit de rand en 66% uit de rest van. Het percentage dat in woont bedroeg in 2 ook om en bij de 9% en lijkt dus stabiel. Voor het buitengewoon basisonderwijs en het buitengewoon secundair onderwijs bedraagt het percentage leerkrachten dat in de regio woont zelfs minder dan 4 procent. In en vooral komen de leerkrachten over het algemeen veel meer uit de eigen regio, respectievelijk 23% en 4%. Ook het percentage leerkrachten dat uit de rand komt ligt in en merkelijk hoger dan in. TABEL 22: WOONPLAATS VAN LEERKRACHTEN IN BRUSSEL, GENT EN ANTWERPEN 2 3 Kleuter Regio 64 6,6% ,5% ,6% Rand ,4% 64 4,6% 62 39,3% Rest ,9% ,9% ,% Lager Regio 4 7,6% ,6% 29 44,% Rand ,9% 28 4,6% 9 39,4% Rest 87 63,5% ,8% 422 6,5% BuBO en Regio 6 3,6% 38 2,6% ,2% BuSO Rand 94 2,3% 63 39,2% ,5% Rest ,% 69 4,2% ,3% Secundair Regio 244,2% 32 2,4% 25 4,9% Rand ,6% ,9% ,6% Rest ,2% ,8% 26 24,5% Totaal Regio 428 8,6% ,6% ,% Rand ,9% ,2% ,6% Rest ,5% ,3% ,4% Figuur 9 geeft een beeld van de woonplaats van de leerkrachten die in lesgeven. Deze kaart toont opnieuw aan dat er relatief weinig leerkrachten in zelf wonen. Leuven en Dilbeek zijn de gemeenten met het hoogste aantal leerkrachten in se scholen. Verder wonen heel wat se leerkrachten in andere gemeenten in Vlaams Brabant (Asse, Halle, Grimbergen, etc.) maar ook in steden daarbuiten zoals Aalst,,, en Mechelen. Tot slot stellen we vast dat de leerkrachten in se scholen vanuit diverse gemeenten over heel komen. Definitie rand: gemeenten rond het s Hoofdstedelijk Gewest, die tot het Vlaams Gewest of het Nederlandse taalgebied behoren: Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel, Wezembeek-Oppem, Asse, Beersel, Dilbeek, Grimbergen, Hoeilaart, Machelen, Meise, Merchtem, Overijse, Sint-Pieters-Leeuw, Tervuren, Vilvoorde, Zaventem. 2 Definitie rand: het arrondissement, exclusief de stad. 3 Definitie rand: het arrondissement, exclusief de stad. Pagina 2

23 Rapport Personeel 22 FIGUUR 9: WOONPLAATS VAN DE LEERKRACHTEN IN BRUSSELSE SCHOLEN 3.5. Uitstroom Tabel 23 toont hoeveel procent van de leerkrachten jonger dan 3 jaar vijf jaar na indiensttreding nog steeds actief zijn in het Vlaamse of se onderwijs. In de tweede kolom wordt weergegeven hoeveel leerkrachten nog steeds in dienst zijn in het s Hoofdstedelijk Gewest. Uitstroom uit het s Hoofdstedelijk Gewest impliceert dus niet noodzakelijk uitstroom uit het beroep. Voor de volledigheid wordt daarom in de laatste kolom ook nog eens aangegeven hoeveel se leerkrachten na vijf jaar helemaal niet meer actief zijn in het onderwijs. In heel blijkt dat ongeveer 6% van de jonge leerkrachten die in 27 zijn gestart in 22 niet langer actief zijn in het onderwijs. De uitstroom in het s Hoofdstedelijk Gewest bedraagt daarentegen 42%. Wanneer we kijken naar het percentage se leerkrachten dat volledig uit het beroep stapt dan zien we dat dit niet zoveel verschilt met dat in de rest van, namelijk 8%. Enkel in het secundair onderwijs stellen we vast dat se leerkrachten meer dan het Vlaams gemiddelde volledig uitstromen. TABEL 23: AANTAL EN PERCENTAGE LEERKRACHTEN DAT HET ONDERWIJS HEEFT VERLATEN IN VLAANDEREN EN BRUSSEL Uitstroom Uitstroom BHG Volledige uitstroom In dienst 27 Nog in dienst 22 Uitstroom In dienst 27 Nog in dienst 22 Uitstroom In dienst 27 Nog in dienst 22 Uitstroom Kleuteronderwijs ,3% ,7% ,4% Lager Onderwijs ,2% ,9% ,7% Secundair Onderwijs ,6% ,7% ,7% Totaal ,% ,% ,% Bron: Stafdienst, Departement Onderwijs & Vorming Nota: Uitstroom BHG impliceert niet noodzakelijk uitstroom uit het beroep Pagina 22

24 Rapport Personeel 22 Figuur 2 geeft de totale uitstroompercentages weer over een langere periode. Daaruit blijkt dat de uitstroom in het s Hoofdstedelijk Gewest daalde van 5% tot 37% in 27 maar sindsdien terug licht stijgt en blijft hangen rond 4%. In blijft het percentage relatief stabiel rond 6%. De volledige uitstroom van se leerkrachten varieert tussen 5% en 2% en wordt de laatste drie jaar gekenmerkt door een lichte daling. FIGUUR 2: UITSTROOM IN VLAANDEREN EN BRUSSEL (2-22) 6% 5% 4% 3% 2% % % Uistroom Uitstroom BHG Volledige uitstroom Bron: Eigen bewerking op basis van cijfers stafdiensten, Departement Onderwijs & Vorming Nota: Uitstroom BHG impliceert niet noodzakelijk uitstroom uit het beroep 3.6. Korte vervangingen in het basisonderwijs in TABEL 24: AANTAL EN PERCENTAGE AANGEWENDE VERVANGINGSEENHEDEN IN BRUSSEL Nummer s Samenwerkingsverband Toegekende VE's Aangewende VE's % Aangewend ,3% ,% ,5% ,% ,8% ,3% ,6% ,% ,4% ,6% ,% ,5% ,2% Totaal ,% Bron: Pagina 23

25 Rapport Personeel 22 Het percentage aangewende vervangingseenheden (VE s) bedroeg in 85,2% voor het schooljaar In varieert dit cijfer van 4% tot 99% met een gemiddelde van 76%. Dit gemiddelde is aanzienlijk hoger dan de 58% in Waarom er meer of minder VE worden aangewend is niet uit deze cijfers af te leiden en hangt af van diverse factoren TBS 58+ Tabel 25 geeft een beeld van de verschillende verlofstelsels die in het onderwijs worden genomen. Van alle stelsels blijkt TBS58+ het populairst, vooral ook in. Desalniettemin wijkt meestal niet sterk af van,, en. TABEL 25: SOORT VERLOFSTELSEL PER ONDERWIJSNIVEAU EN REGIO Niveau Verlofstelsel Aantal Procent Aantal Procent Aantal Procent Aantal Procent Gewoon TBS ,% 45 73,8% 3 7,7% 84 65,6% basis Bonus voltijds 28 3,5% 6 9,8% 2,4% 6 2,5% Bonus halftijds 235,3% 9 4,8% 3 6,3% 5,7% Bonus /4 44 8,2% 3 3,6% 3 54,2% Buiten- TBS ,9% ,5% 2 83,3% gewoon Bonus voltijds 4 6,5% ,% 2 8,3% basis Bonus halftijds 58 24,% ,8% 4,2% Bonus /4 6 6,6% 4,5% 4,2% Gewoon TBS ,7% 59 55,7% 29 52,9% 5 44,% secundair Bonus voltijds 477 5,3% 22 2,8% 62 5,% 47 8,% Bonus halftijds ,4% 2 8,9% 98 23,7% 72 27,6% Bonus / ,6% 5 4,7% 35 8,5% 27,3% Buiten- TBS ,% 5 62,5% ,3% gewoon Bonus voltijds 39 6,8% 2,5% 2,% 2 6,7% secundair Bonus halftijds 67 28,9% 2,5% 5 27,8% 6 5 Bonus /4 9 8,2% 2,5% 2,% 3.8. Ziekteverlof Tabel 26 geeft het ziekteverzuim weer voor de centrumsteden en het s Hoofdstedelijk Gewest opgesplitst naar geslacht. Het percentage geeft weer hoeveel procent van de dagen in een jaar een personeelslid gemiddeld afwezig is wegens ziekte. Vooral in Genk, Hasselt, Leuven, Mechelen en Oostende ligt het ziekteverzuim meestal boven het gemiddelde. scoort in de vier categorieën onder het gemiddelde. Dit zou deels verklaard kunnen worden door het relatief jonge lerarenkorps in. Uit het rapport ziekteverzuim 2 blijkt immers dat het ziekteverzuim stijgt met de leeftijd van de leerkrachten. Pagina 24

26 Rapport Personeel 22 TABEL 26: ZIEKTEVERZUIM IN DE VLAAMSE CENTRUMSTEDEN Basisonderwijs Secundair onderwijs Man Vrouw Man Vrouw Aalst 2,4% 3,93% 4,8% 3,2% 3,79% 3,67% 3,62% 4,9% Brugge 2,9% 3,83% 3,53% 3,87% 3,7% 3,78% 3,4% 3,57% Genk 5,74% 5,5% 6,8% 5,3% 2,88% 4,3% 3,8% 3,95% Hasselt 4,3% 4,74% 4,84% 4,87% Kortrijk 3,24% 3,3% 3,67% 3,9% Leuven 2,% 4,93% 4,49% 4,76% Mechelen 2,6% 5,2% 4,5% 4,9% Oostende 2,64% 4,53% 4,79% 4,6% Roeselare,85% 2,82% 2,67% 3,% Sint-Niklaas 2,55% 3,76% 3,83% 3,86% Turnhout,8% 4,4% 2,9% 4,32% Bron: Agodi Rapport ziekteverzuim Vlaams onderwijspersoneel 2 Pagina 25

27 Rapport Personeel 22 CONCLUSIE 4.. Directies Vastbenoemd tijdelijk In het gewoon basisonderwijs en het gewoon secundair onderwijs is het percentage directeurs met een tijdelijke aanstelling in vergelijkbaar met de situatie in, en. Enkel in het buitengewoon onderwijs loopt dit percentage in op tot 29% terwijl dit in, en lager ligt. Gezien het om kleine effectieve aantallen gaat, moeten we echter opletten met al te sterke conclusies Leeftijd en anciënniteit Zowel in als in is het aantal directeurs dat jonger is dan 4 jaar beperkt. Toch ligt het percentage directeurs jonger dan 45 jaar in hoger dan gemiddeld in. Eenzelfde beeld krijgen we als we kijken naar het aantal jaren anciënniteit. Slechts weinig directeurs hebben een anciënniteit van maximum jaar. In ligt dit percentage echter iets hoger en kunnen we dus concluderen dat het directiekorps iets minder ervaring heeft Afwezigheid en verloop De belangrijkste reden voor afwezigheid bij directeurs is ziekte. wijkt hierin niet af van. Enkel het percentage dat TBS58+ neemt ligt in iets hoger dan in, en. Het personeelsverloop van directeurs in se scholen is niet opvallend hoger of lager ten opzichte van het verloop in. Concluderend kunnen we stellen dat de se directies vooral op het vlak van leeftijd en anciënniteit afwijken van die in, en : het directiekorps is jonger en de gemiddelde anciënniteit ligt lager Leerkrachten Vastbenoemd tijdelijk Bij het onderwijzend personeel in se scholen stellen we vast dat het aantal personeelsleden met een tijdelijke aanstelling ongeveer 3% hoger is dan het Vlaamse gemiddelde en om en bij de % hoger in vergelijking met of. Dit suggereert dat er in een hoger verloop van leerkrachten is Leeftijd en anciënniteit In lijn met de andere resultaten blijkt dat het percentage jonge leerkrachten in hoger is dan in, of. Dit wijst erop dat jonge leerkrachten in het begin van hun carrière in aan de slag gaan maar op termijn liever kiezen voor een betrekking buiten. Gezien de jongere leeftijd is het logisch dat de gemiddelde anciënniteit in lager is dan in de rest van. Pagina 26

28 Woonplaats Rapport Personeel 22 Slechts 9% van de leerkrachten die in werken, wonen ook effectief in. Anderzijds woont 26% in de rand van. De grote meerderheid van de leerkrachten (66%) moet dus een aanzienlijke afstand overbruggen om naar school te komen. In de Antwerpse en se scholen werken meer leerkrachten uit de eigen stad of rand Uitstroom Van alle se leerkrachten jonger dan 3 die in 27 in dienst waren, hebben er in 22 zo n 42% het s onderwijs verlaten. Hoewel dit niet wil zeggen dat zij uit het beroep zijn gestapt (slechts 8% van de se leerkrachten stapten volledig uit het beroep), blijkt hieruit wel dat veel jonge leerkrachten niet langdurig in het se onderwijs wensen te staan. Hiervoor zijn verschillende verklaringen mogelijk zoals de omgevingstaal die niet het Nederlands is, veel anderstalige en kansarme leerlingen, hoge vastgoed- en huurprijzen, en de lange afstand tussen woon- en werkomgeving. De uitstroom daalde van 5% in 22 tot 37% in 27 maar blijft sindsdien stabiel rond de 4% Korte vervangingen Het percentage aangewende vervangingseenheden bedroeg in 76% terwijl dit over heel 85,2% was. Vanwaar deze verschillen komen is op basis van deze cijfers niet te achterhalen Verlofstelsels en ziekteverlof Zowel wat betreft het gebruik van verlofstelsels als ziekteverlof wijkt niet uitzonderlijk af van de rest van. Inzake ziekteverzuim scoort zelfs lichtjes onder het gemiddelde van de Vlaamse centrumsteden. In conclusie kunnen we stellen dat het lerarenkorps in op enkele aspecten opmerkelijk verschilt van de rest van, en. Het lerarenkorps is jonger en heeft relatief weinig anciënniteit. Slechts een kleine minderheid van hen woont in. De uitstroom ligt bovendien hoog en blijft stabiel gedurende de laatste 5 jaar. Pagina 27