Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties"

Transcriptie

1 Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties Bronvermelding Titel : Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties Druk : 4 e druk, 2009 Auteur : A.W.W. Heezen Uitgever : Noordhoff Uitgevers B.V. ISBN (boek) : Aantal hoofdstukken (boek) : 14 Aantal pagina s (boek) : 576 De inhoud van dit uittreksel is met de grootste zorg samengesteld. Incidentele onjuistheden kunnen niettemin voorkomen. Je dient niet aan te nemen dat de informatie die Students Only B.V. biedt foutloos is, hoewel Students Only B.V. dat wel nastreeft. Dit uittreksel is voor persoonlijk gebruik en is bedoeld als wegwijzer bij het originele boek. Wij raden aan altijd het bijbehorende studieboek te kopen en dit uittreksel als naslagwerk erbij te houden. In dit uittreksel staan diverse verwijzingen naar het studieboek op basis waarvan dit uittreksel is gemaakt. Dit uittreksel is een uitgave van Students Only B.V. Copyright 2012 StudentsOnly B.V. Alle rechten voorbehouden. De uitgever van het studieboek is op generlei wijze betrokken bij het vervaardigen van dit uittreksel. Voor vragen kun je je per wenden tot info@studentsonly.nl.

2 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Betekenis van de bedrijfseconomie 3 Hoofdstuk 2 Ondernemingsvormen 6 Hoofdstuk 3 Ondernemingsplan 8 Hoofdstuk 4 Kosten en kostensoorten 9 Hoofdstuk 5 Kostprijsberekening 13 Hoofdstuk 6 Integralekostprijsmethode en variabelekostencalculatie 17 Hoofdstuk 7 Budgettering en verschillenanalyse 19 Hoofdstuk 8 Beslissingscalculaties 21 Hoofdstuk 9 Vermogensbehoefte 23 Hoofdstuk 10 Vormen van eigen vermogen 25 Hoofdstuk 11 Vormen van vreemd vermogen 29 Hoofdstuk 12 Analyse van de financiële structuur 31 Hoofdstuk 13 Waardering en resultaatbepaling 35 Hoofdstuk 14 Externe verslaggeving 37 2

3 Hoofdstuk 1 Betekenis van de bedrijfseconomie 1.1 Economie en bedrijfseconomie De economie is de wetenschap die het keuzegedrag van de mens bestudeert. Dit noemt men economisch handelen. Als er niet genoeg middelen zijn om in alle behoeften van de mens te voorzien, noemt men dit schaarste. De economische wetenschap bestudeert het handelen van mensen dat zich concentreert op het verminderen van deze schaarste. In de economische wetenschap wordt ervan uitgegaan dat de mens bij dit handelen zich laat sturen door het economisch principe, dit principe kan op twee manieren worden geformuleerd: Men probeert een bepaald doel te realiseren door opoffering van zo min mogelijk middelen; Met de beschikbare middelen probeert men zo veel mogelijk behoeften te bevredigen. Omdat het handelen van de mens vanuit verschillende invalshoeken kan worden bestudeerd, wordt de economische wetenschap onderverdeeld in algemene economie en bedrijfseconomie. De algemene economie bestudeert het economisch handelen van de maatschappij als één geheel. De bedrijfseconomie bestudeert het economisch handelen van individuele personen in bedrijven. De bedrijfseconomie houdt zich ook bezig met de vraag: wat zijn de kosten in verband met de voortbrenging van een product? De bedrijfseconomie kan men opsplitsen in vijf vakgebieden: Financial accounting; Externe verslaggeving (financial accounting in de Engelse literatuur) is het verstrekken van financiële informatie aan externe belangstellenden buiten de eigen onderneming. Managementaccounting; Interne verslaggeving (management accounting in de Engelse literatuur) is het verstrekken van financiële informatie om beslissingen binnen een onderneming te onderbouwen. Bedrijfsadministratie; Onder bedrijfsadministratie verstaat men het vastleggen en verwerken van financiële (en niet-financiële) gegevens. Dit wordt ook wel financiële administratie of boekhouden genoemd. Financiering; De financiering houdt zich bezig met verschillende vormen van eigen en vreemd vermogen en de financiële vergoedingen die de verstrekkers van dit vermogen eisen. Men spreekt van eigen vermogen als het vermogen van de eigenaren van het bedrijf afkomstig is. Ook kunnen niet-eigenaren, zoals banken, vermogen ter beschikking stellen aan een onderneming. Dit wordt vreemd vermogen genoemd. Commerciële economie; Het is van groot belang voor een bedrijf om een inschatting te kunnen maken van de omzet van een onderneming. Hiervoor moet het bedrijf bekend zijn met de inzichten uit de commerciële economie. Hierbij wordt gelet op verschillende factoren die mede van invloed zijn op de te verkopen hoeveelheid producten en/of diensten en de verkoopprijs die kan worden gerealiseerd. 3

4 1.2 Bedrijfshuishouding Een organisatie is een samenwerking tussen personen met een gemeenschappelijk doel. Deze personen worden participanten genoemd. Een bedrijfshuishouding is een financieel-economisch zelfstandige productieorganisatie. Een bedrijfshuishouding is economisch zelfstandig als de hoeveelheid liquide middelen en de ingaande geldstromen op gelijk niveau liggen als of groter zijn dan de uitgaande geldstromen. Onder productie verstaat men het omzetten van productiemiddelen (input) in producten (output), waardoor een bedrijf beter in de behoeften van de consument kan voorzien. De productie kan men verdelen in verschillende richtingen: Uiterlijke vormverandering (door industriële bedrijven); Opslag van goederen (door pakhuizen); Dienstverlening (door advieskantoren); Verplaatsing van goederen (door transportondernemingen); Verhandeling van goederen (door handelsondernemingen). De bedrijfshuishoudingen worden gesplitst in overheidsbedrijven en ondernemingen. Kenmerken van een onderneming kunnen als volgt omschreven worden: De gelduitgaven en de geldontvangsten in verband met het omzettingsproces zijn niet zeker; Er wordt gestreefd naar een zo hoog mogelijke rentabiliteit over het geïnvesteerde vermogen. Overheidsbedrijven voldoen in het algemeen niet aan deze twee kenmerken. In een omzettingsproces worden productiemiddelen omgevormd tot (eind)producten. Dit omzettingsproces bestaat uit goederenstromen (zie hfst. 1; p. 25; Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties; A.A.W. Heezen): bepaalde goederen (productiemiddelen) worden omgezet in andere goederen (eindproducten). Het omzettingsproces kan gezien worden als een opeenvolging van ingaande en uitgaande goederenstromen. Het omzettingsproces is het hart van de activiteiten van de organisatie en wordt ook wel het primaire proces genoemd. Geldstromen die uitsluitend ontstaan door het primaire proces, noemen we primaire geldstromen. De financiering van een onderneming wordt gevormd uit eigen en vreemd vermogen. Het eigen vermogen wordt door verstrekkers ter beschikking gesteld, waarbij deze verstrekkers dividend ontvangen. Het dividend kan men zien als beloning voor het beschikbaar stellen van het vermogen. De beloning voor het beschikbaar stellen van vreemd vermogen noemt men interest. Men verstaat onder secundaire geldstromen, de ontvangst van eigen en/of vreemd vermogen en de betaling van aflossing, interest en dividend. 1.3 Bedrijfstak en bedrijfskolom Bedrijfshuishoudingen die vrijwel hetzelfde productieproces uitvoeren met overeenkomstige eindproducten, vormen samen een bedrijfstak. Een bedrijfskolom bestaat uit elkaar opvolgende bedrijfstakken, of in andere woorden, een keten van bedrijven. Een bedrijfstak kan men dus zien als een schakel in de bedrijfskolom. 4

5 De consument behoort niet tot de bedrijfskolom, omdat deze zich niet met de productie bezighoudt. Het begrip markt komt in twee vormen voor: Abstracte markt; Een abstracte markt is het geheel van de vraag naar en het aanbod van een bepaald handelswaar, waaruit een prijs van een goed tot stand komt (huizenmarkt). Concrete markt; Een concrete markt is de plek waar de aanbieders van en de vragers naar bepaalde handelswaar elkaar ontmoeten en transacties afsluiten (groentemarkt). 1.4 Doelstellingen van organisaties De doelstellingen om sturing te geven aan de activiteiten binnen een organisatie worden bepaald door de leiding van de organisatie. Deze doelstellingen kunnen onnauwkeurig (met of zonder missie), of vrij nauwkeurig zijn beschreven. Om de doelstellingen in de praktijk toe te passen, moeten deze vertaald worden in een strategie. De strategie is een uitwerking van de doelstellingen, die nog concreter wordt als ze vertaald wordt in operationele doelen. Deze operationele doelen dienen als leidraad voor het dagelijks handelen binnen organisaties. Op basis van deze operationele doelen kan het management een ondernemingsplan opstellen. 1.5 Concurrentieverhoudingen Men kan markten indelen op basis van het aantal aanbieders (en vragers naar) een bepaalde dienst of bepaald product. Men spreekt dan van marktvormen, deze zijn: Monopolie; Bij een monopolie is er slechts één aanbieder van een bepaald product of bepaalde dienst (onderneming die over een patent of octrooi beschikt of een organisatie met alleenrecht). Monopolistische concurrentie; Hierbij bieden veel aanbieders ieder een vergelijkbaar, maar net iets afwijkend product aan (bedrijven van waspoeder, frisdranken en kleding). Oligopolie; Bij een oligopolie zijn er enkele (grote) bedrijven die het merendeel van de markt in handen hebben (oliemaatschappijen en banken). Volledige mededinging (volkomen concurrentie). Als er op een markt veel aanbieders en veel vragers zijn, spreekt men van een volledige mededinging (vermogensmarkt en de markten waarop agrarische producten worden verhandeld). 5

6 Hoofdstuk 2 Ondernemingsvormen De keuze van een juridische vorm, de rechtsvorm, heeft gevolgen voor de aansprakelijkheid, de publicatie van financiële gegevens, de zeggenschap, de omvang van de te betalen belastingen en de eigendom van een onderneming. De gekozen rechtsvorm is ook belangrijk voor de relaties van de onderneming en heeft ook invloed op de mogelijkheden om eigen en vreemd vermogen aan te trekken. 2.1 Persoonlijke en onpersoonlijke ondernemingsvormen Een onderneming kan kiezen uit onder andere de volgende ondernemingsvormen, zie hfst. 2; p. 74; Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties; A.A.W. Heezen, voor de eigenschappen van alle ondernemingsvormen: Eenmanszaak; Maatschap; Vennootschap onder firma (vof); Commanditaire vennootschap (cv); Naamloze vennootschap (nv); Besloten vennootschap (bv); Vereniging; Stichting. Bij de eerste vier ondernemingsvormen behoort de onderneming toe aan één of meer natuurlijke personen (mensen). Zij zijn in het algemeen met hun privévermogen aansprakelijk voor de schulden van de onderneming. Deze ondernemingsvormen worden persoonlijke ondernemingsvormen genoemd. De laatste vier ondernemingsvormen zijn rechtspersonen. Een rechtspersoon is een zelfstandig lichaam met eigen rechten en plichten én een persoonlijk vermogen. De rechten en verplichtingen die zijn gemaakt door de onderneming, hebben geen invloed op de aansprakelijkheid van de eigenaren. Ze worden onpersoonlijke ondernemingsvormen genoemd. 2.2 Ondernemingsvormen en belastingen Het soort belasting en de hoogte van het te betalen belastingbedrag hangt af van de gekozen rechtsvorm. Er worden twee soorten belastingen besproken: Vennootschapsbelasting; Ondernemingen met de rechtsvorm van nv, bv en andere rechtspersonen (zoals de stichting en vereniging voor zover deze laatste twee een onderneming drijven) betalen vennootschapsbelasting over de belastbare winst, zie tabel 2-1. Belastbare winst Aantal procent aan vennootschapsbelasting Winst tot en met % Winst van tot % Winst boven de ,5% Tabel 2-1 6

7 Inkomstenbelasting; Voor de inkomstenbelasting worden de inkomens van de personen die belasting moeten betalen, verdeeld in drie groepen, ook wel boxen genoemd (zie tabel 2-2 en 2-3). Om de te betalen inkomstenbelasting vast te stellen (box 1), wordt het belastbare inkomen in schijven verdeeld, zie tabel 2-1 van hfst. 2; p. 71; Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties; A.A.W. Heezen. Box Box 1 Tabel 2-2 Box Box 2 Box 3 Tabel 2-3 Inkomsten Winst uit onderneming Resultaten uit overige werkzaamheden (inkomsten van zelfstandigen die voor de inkomstenbelasting geen ondernemer zijn) Loon en periodieke verstrekkingen Inkomsten Dividendinkomsten uit aanmerkelijk belang Vervreemdingswinst bij verkoop van de aandelen Het tarief in box 2 is 25% Het inkomen uit sparen en beleggen Het tarief in box 3 is 30% 7

8 Hoofdstuk 3 Ondernemingsplan Om de ideeën van een ondernemer op systematische wijze om te zetten in concrete plannen, maakt men gebruik van het ondernemingsplan. Hierbij wordt ook bepaald wat de verwachte financiële opbrengsten zullen zijn. Het ondernemingsplan is voor de ondernemer een belangrijk hulpmiddel bij het uitvoeren van zijn beleid. Het ondernemingsplan zal informatie bevatten over de organisatie, de aard, de omvang, de plaats en de financiële onderbouwing van de dienstverlening of productie. 3.1 Onderdelen van het ondernemingsplan Het ondernemingsplan bestaat in het algemeen uit de volgende onderdelen, zie voor meer uitleg hfst. 3; p. 86 tot en met 108; Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties; A.A.W. Heezen. Marketingplan; Een marketingplan beschrijft onder andere de analyses en maatregelen die nodig zijn om het product en/of dienst in de markt te zetten. Het bestaat onder andere uit de volgende onderdelen: - Brancheonderzoek - Omgevingsanalyse - Marketingmix en bedrijfsformule - Omzetprognose Investeringsbegroting; De productiemiddelen (activa) die de onderneming nodig heeft om de activiteiten uit te kunnen voeren, worden opgenomen in de investeringsbegroting. Personeelsplan; Welke taken er vervuld moeten worden en hoe deze taken worden verdeeld onder de medewerkers, wordt beschreven in het personeelsplan. Financieringsplan; In het financieringsplan geeft men weer hoe groot de vermogensbehoefte is en op welke wijze de ondernemer denkt in die vermogensbehoefte te voorzien. - Balans Liquiditeitsbegroting; Een schatting van de ingaande en uitgaande geldstromen gedurende een toekomstige periode wordt weergegeven in een liquiditeitsbegroting. Resultatenbegroting; De begrote eindbalans. 3.2 Break-evenpunt Onder break-evenpunt verstaat men dat de totale opbrengst gelijk is aan de totale kosten (resultaat = 0). Met andere woorden, er wordt geen winst gemaakt, maar ook geen verlies geleden. 8

9 Hoofdstuk 4 Kosten en kostensoorten 4.1 Gelduitgaven en kosten Kosten zijn aan producten, functies of perioden toegerekende toekomstige gelduitgaven, die te maken hebben met het gebruik van productiemiddelen. Om van kosten te kunnen spreken, moet er aan twee eisen worden voldaan: Het verbruik van de productiemiddelen moet doelmatig zijn; De gelduitgaven moeten verband houden met het gebruik van productiemiddelen (aflossingen van leningen en betaling van btw leiden niet tot kosten). 4.2 Geldontvangsten en opbrengsten Opbrengsten zijn aan producten, perioden of functies toegerekende toekomstige geldontvangsten die te maken hebben met de levering van diensten of met de verkoop van producten. Volgens het realisatieprincipe wordt de opbrengst van een verkoopovereenkomst toegerekend aan de periode waarin de handelswaar wordt verkocht, ook al vindt de betaling later plaats. 4.3 Kosten van een product De kosten van een product of dienst zijn gelijk aan de (gelds)waarde van de productiemiddelen die zijn gebruikt voor het produceren en verkopen van het product of de dienst. De geldswaarde van de gebruikte productiemiddelen hangt af van de prijs per eenheid en de hoeveelheid productiemiddelen (waarde = hoeveelheid x prijs). De hoeveelheid berekent men op basis van recepten of tijdmeting. De prijs kan op verschillende manieren berekend worden: Opbrengstwaarde; De prijs die ontvangen zou worden als het productiemiddel zou worden verkocht (afhankelijk van de kosten). Vervangingswaarde; De prijs die betaald zou moeten worden als de productiemiddelen aangeschaft zouden worden (afhankelijk van de gemaakte kosten); Historische uitgaafprijs; De prijs die betaald is bij de aankoop van het productiemiddel. 9

10 4.4 Kostenindelingen De kosten die binnen een bedrijf voorkomen, kan men indelen naar verschillende invalshoeken. Men kan uitgaan van: De doelmatigheid van de geofferde waarde; - Verspilling De wijze waarop de hoogte van de kosten reageert op een verandering in de dienstverlening of productieomvang; - Variabele kosten - Vaste kosten De relatie tussen het ontstaan van de kosten en een bepaald product; - Directe kosten - Indirecte kosten De verdeling van de kosten naar de functie binnen het bedrijf waarvoor de kosten worden gemaakt; - Productiekosten - Verkoopkosten - Huisvestingskosten De aard van de productiemiddelen. De kosten die voor een bepaalde productie onvermijdelijk zijn, noemt men toegestane kosten (ook wel standaardkosten genoemd). Door deze te vergelijken met de werkelijke kosten is het mogelijk de verschillen tussen beide vast te stellen. Er bestaat ook nog een andere kostenindeling, deze gaat uit van de productiemiddelen waarmee de kosten verband houden. Hierbij onderscheidt men: Kosten van grond; Kosten van diensten van derden; Kostprijsverhogende belastingen; Kosten van grond- en hulpstoffen; Kosten van vermogen; Kosten van arbeid; Kosten van duurzame productiemiddelen; Een duurzaam productiemiddel (dpm) is een productiemiddel dat langer dan één jaar (één productieproces) meegaat. Een duurzaam productiemiddel kan men zien als een voorraad prestaties (voorraad werkeenheden). De kosten in verband met het gebruikmaken van een dpm worden gebruikt om de kostprijs van een product te bepalen. De kosten van het dpm berekent men per werkeenheid en bestaan uit: - Complementaire kosten; Om een dpm te kunnen gebruiken, moeten er naast de kosten van het dpm zelf nog aanvullende kosten worden gemaakt. Dit noemt men de complementaire kosten. In het algemeen geldt dat de complementaire kosten stijgen als het dpm ouder wordt. - Vermogenskosten; Bij de aanschaf van een dpm wordt door het bedrijf een groot bedrag geïnvesteerd. Bij de berekening van de kosten van een werkeenheid moet men rekening houden met de vermogenskosten (die afhankelijk zijn van het geïnvesteerde bedrag). 10

11 - Afschrijvingskosten; De kosten die verband houden met de waardedaling van duurzame productiemiddelen, noemt men afschrijvingskosten. Men berekent deze al vanaf het begin van de levensduur van het dpm. Voor de berekening van de kosten per werkeenheid verdeelt men de totale waardedaling van het dpm over de totale productieomvang tijdens zijn levensduur. 4.5 Afschrijvingsmethoden De waardebepaling van een dpm (duurzaam productiemiddel) is meestal afhankelijk van de leeftijd en/of het gebruik van het dpm. Er zijn verschillende methoden om het bedrag aan jaarlijkse afschrijving te bepalen. Deze methoden kan men onderverdelen in: Afschrijvingsmethoden waarbij we de vermogenskosten apart berekenen, nadat de afschrijvingen zijn vastgesteld. Kenmerken van deze afschrijvingsmethoden zijn: de afschrijvingen hebben een vast percentage van de boekwaarde en er wordt een vast percentage van de aanschafwaarde gebruikt. 1. Afschrijven met een vast percentage van de aanschafwaarde; Bij deze methode schrijft men een vast bedrag per jaar af. Hierbij geldt de volgende formule: Hierin in: A = aanschafwaarde in euro s ( ) R = restwaarde aan einde economische levensduur in euro s ( ) n = economische levensduur in jaren 2. Afschrijven met een vast percentage van de boekwaarde; Deze afschrijvingsmethode heeft als gevolg dat de afschrijvingen aan het begin van de economische levensduur hoger zijn dan aan het einde van de economische levensduur. De formules zijn: Hierin is: A = aanschafwaarde in euro s ( ) R = restwaarde aan einde economische levensduur in euro s ( ) n = economische levensduur in jaren a = de afschrijvingsquote, bijvoorbeeld 0,40. Hierbij geldt: als a = 0,40 a = 40% a = p = 40%. 11

12 Afschrijvingsmethoden waarbij de afschrijving van de vermogenskosten gelijktijdig bepaald wordt. Dit wordt ook wel een annuïteitenmethode met gelijkblijvende annuïteiten (aflossing) genoemd. Dit leidt tot: - Een vast bedrag voor afschrijvingen en vermogenskosten per jaar; - De jaarlijkse gelijkblijvende annuïteit moet precies voldoende zijn om de waardedaling tijdens de economische levensduur en de vermogenskosten te dekken; - Als de levensduur van een dpm toeneemt, neemt de boekwaarde af; - Hierdoor neemt het deel vermogenskosten binnen de annuïteit af als het dpm ouder wordt; - Omdat de annuïteit gelijk blijft, nemen de afschrijvingen toe wanneer de levensduur van het dpm verstrijkt. De formule is: Hierin is: K = aanschafwaarde (als restwaarde 0 is) i = vermogenskosten (7% = 0,07) n = economische levensduur in jaren 12

13 Hoofdstuk 5 Kostprijsberekening 5.1 Variabele en vaste kosten Als de kosten van een organisatie veranderen doordat een bedrijf meer of minder activiteiten uitvoert, spreekt men van variabele kosten. Onder bedrijfsdrukte verstaan we de mate waarin een organisatie(onderdeel) gebruikmaakt van de beschikbare capaciteit. Bij een productieafdeling wordt de bedrijfsdrukte ook wel de productieomvang genoemd en bij de verkoopafdeling de verkoopomvang. De variabele kosten kan men verdelen in: Proportioneel variabele kosten; Men spreekt van proportioneel variabele kosten als de kosten recht evenredig veranderen met de verandering in de bedrijfsdrukte. De variabele kosten per eenheid product zullen gelijk blijven, de productieomvang heeft hier geen invloed op. Degressief stijgende variabele kosten; Bij degressief stijgende variabele kosten veranderen de kosten minder dan evenredig als gevolg van een verandering in de bedrijfsdrukte. De productieomvang heeft hier wel invloed op. Als de productieomvang toeneemt, zullen de kosten per eenheid product afnemen. Progressief stijgende variabele kosten; Bij progressief stijgende variabele kosten veranderen de kosten meer dan evenredig als gevolg van een verandering in de bedrijfsdrukte. De productieomvang heeft ook hier invloed op. Als de productieomvang toeneemt, zullen de kosten per eenheid product toenemen. Trapsgewijs variabele kosten; Het is mogelijk dat de variabele kosten trapsgewijs (met kleine sprongen) veranderen. Dit is niet het gevolg van een verandering in de bedrijfsdrukte/omvang. Trapsgewijs variabele kosten zijn het gevolg van het feit dat bepaalde productiemiddelen maar in beperkte hoeveelheden beschikbaar en/of deelbaar zijn. Vaste kosten zijn kosten die niet veranderen als een bedrijf meer of minder activiteiten uitvoert. Gemengde kosten zijn kosten die voor een deel uit vaste kosten en voor een deel uit variabele kosten bestaan. 5.2 Integrale kostprijs De kostprijs die onafhankelijk is van de periode waarin het product wordt geproduceerd, noemt men de integrale kostprijs. Men kan de kostprijs berekenen door de integrale kosten (de som van variabele en vaste kosten) te delen door de werkelijke productieomvang. Hierin is: V = variabele kosten C = vaste kosten Productieomvang = werkelijke productieomvang De gemiddelde productieomvang gedurende een aantal toekomstige jaren noemt men de normale bezetting (normale productie) van een bedrijf. De afkorting hiervoor is N. 13

14 De standaardkostprijs gebruikt men onder andere om de doelmatigheid van het productieen verkoopproces van een onderneming te bepalen. De standaardkostprijs van een product is gelijk aan de gemiddelde toegestane kosten per product. Dit gemiddelde wordt berekend door de toegestane kosten bij een normale productie te delen door de normale productie: Hierin is: Vn = variabele kosten bij normale productie N = normale productie C = constante vaste kosten Als er sprake is van proportioneel variabele kosten, kan men de variabele kosten per eenheid product ook berekenen door de variabele kosten bij de begrote werkelijke productie (Vb) te delen door de begrote werkelijke productie (B). Alleen bij proportioneel variabele kosten geldt dat de variabele kosten per eenheid niet afhankelijk zijn van de productieomvang. Dan geldt Vn : N = Vb : B. Dit geeft de volgende standaardkostprijsformule: Hierin is: Vb = variabele kosten bij begrote werkelijke productie B = begrote werkelijke productie C = constante vaste kosten N = normale productie 5.3 Directe en indirecte kosten Men spreekt van directe kosten als er een oorzakelijk verband bestaat tussen het ontstaan van het product en de kosten. Als een onderneming maar één product maakt, zijn alle kosten directe kosten. De kosten worden dan alleen voor dat ene product gemaakt, zodat er geen verdelingsprobleem ontstaat. Men spreekt van indirecte kosten als er geen oorzakelijk verband bestaat tussen het ontstaan van het product en de kosten. Om de kostprijs van een product te kunnen bepalen, zullen toch de indirecte kosten aan de producten moeten worden toegerekend. Dit wordt gedaan aan de hand van de volgende vier methoden: Equivalentiecijfermethode Veel bedrijven concentreren zich op de fabricage van een bepaald product waarvan verschillende varianten worden gemaakt (seriemassaproductie). Het probleem doet zich nu 14

15 voor op welke wijze de indirecte kosten over deze producten moeten worden verdeeld, maar de producten lijken zo sterk op elkaar zodat er een verband tussen de indirecte kosten van de verschillende producten kan worden vastgesteld. Dit wordt gedaan aan de hand van de equivalentiecijfermethode, zie hfst. 5; p. 209; Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties; A.A.W. Heezen, voor de toelichting van deze methode. Opslagmethode Bij de opslagmethode worden de indirecte kosten aan de producten toegerekend door (een gedeelte van) de directe kosten met een bepaald opslagpercentage te verhogen. Dit kan alleen als er een verband is tussen de omvang van de indirecte kosten en de omvang van de directe kosten. Het opslagpercentage moet wel regelmatig worden aangepast. De formule voor het opslagpercentage op basis van de verwachte kosten is: Als er slechts één opslagpercentage gebruikt wordt om de indirecte kosten door te berekenen, spreekt men van een primitieve of enkelvoudige opslagmethode, zie hfst. 5; p. 211; Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties; A.A.W. Heezen, voor een voorbeeldberekening. Als men twee of meer opslagpercentages gebruikt, wordt dit de verfijnde of de meervoudige opslagmethode genoemd. De indirecte en directe kosten worden hierbij in verschillende groepen onderverdeeld. Voor een uitwerking van een voorbeeld, zie hfst. 5; p. 212; Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties; A.A.W. Heezen. Kostenplaatsenmethode (productiecentramethode) Een verzameling van indirecte kosten die met de uitoefening van een bepaalde functie in de onderneming samenvalt noemt men een kostenplaats. De kostenplaatsen worden onderscheiden in hulp- en hoofdkostenplaatsen: Hulpkostenplaatsen zijn kostenplaatsen die bezigheden verrichten voor andere kostenplaatsen. Deze kunnen onderverdeeld worden in onzelfstandige en zelfstandige hulpkostenplaatsen. Een onzelfstandige hulpkostenplaats is geen feitelijk aanwijsbare afdeling in het bedrijf (voorbeelden: kostenplaats Sociale lasten en de kostenplaats Energie). Een zelfstandige hulpkostenplaats is een kostenplaats die samenvalt met een feitelijke afdeling in de onderneming (voorbeeld: kostenplaats Administratie). Hoofdkostenplaatsen zijn afdelingen die direct prestaties leveren aan de eindproducten (kostendragers). Om de indirecte kosten over de diverse kostenplaatsen te kunnen verdelen wordt eerst vastgesteld voor welke kostenplaatsen de indirecte kosten gemaakt zijn. Eerstverdeelde kosten zijn kosten die in eerste instantie ten laste van de kostenplaatsen worden gebracht. Men spreekt van doorbelaste kosten nadat alle indirecte kosten aan de kostenplaatsen toegerekend zijn. Dan worden de kosten van een kostenplaats met behulp van verdeelsleutels doorbelast aan andere kostenplaatsen. Een verdeelsleutel is een grootheid die als norm voor de doorbelasting dient. Tot slot worden alle indirecte kosten ten laste gebracht van de eindproducten die door het bedrijf worden geproduceerd. De producten worden kostendragers genoemd. 15

16 De toerekening van de indirecte kosten aan de uiteindelijke kostendragers vindt plaats in drie stappen: 1. Verdeling van alle indirecte kosten over de verschillende kostenplaatsen (eerstverdeelde kosten); 2. Doorberekening van de kosten van de hulpkostenplaatsen aan de andere kostenplaatsen op basis van de prestaties die geleverd worden aan de andere kostenplaatsen; 3. Doorbelasting van de kosten van de hoofdkostenplaatsen aan de eindproducten (kostendragers). Voor de formules en een uitwerking, zie hfst. 5; p. 217 tot en met 220; Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties; A.A.W. Heezen. Activity-based costing (ABC) Activity-based costing gaat nog geraffineerder te werk dan de kostenplaatsmethode. Bij ABC worden de werkzaamheden in de onderneming verdeeld in een groot aantal activiteiten. Deze activiteiten worden als de oorzaak van de indirecte kosten gezien. Alle indirecte kosten die met een activiteit samenhangen, worden samengevoegd (indirect cost pool). Vervolgens wordt per soort activiteit een verdeelsleutel (cost driver) vastgesteld. Door de kosten van iedere cost pool te delen door de bijbehorende cost driver wordt het doorbelastingstarief per eenheid van de verdeelsleutel vastgesteld. Zie hfst. 5; p. 222 tot en met 224; Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties; A.A.W. Heezen. ABC past men toe als men een nauwkeurig inzicht wil hebben in de oorzaken (de activiteiten) achter het ontstaan van de kosten. 16

17 Hoofdstuk 6 Integralekostprijsmethode en variabelekostencalculatie 6.1 Integralekostprijsmethode De integralekostprijsmethode noemt men ook wel de AC-methode (absortion costing). Bij de AC-methode worden alle kosten, inclusief de vaste kosten, aan de producten toegerekend. Resultaatbepaling volgens AC-methode: Omzet Q x P Kostprijs v.d. omzet Q x Kp - Transactieresultaat Q x (P Kp) Bezettingsresultaat (W N) x C/N + Perioderesultaat. Omzet = verkoopomvang (Q) x verkoopprijs excl. btw (P) Integrale standaardkostprijs = verkoopomvang (Q) x integrale kostprijs (Kp) van de omzet - Transactieresultaat = verkoopomvang (Q) x (verkoopprijs (P) integrale kostprijs (Kp)) Bezettingsresultaat = (W-N) x (C/N) + Perioderesultaat = perioderesultaat 6.2 Variabelekostencalculatie De variabelekostencalculatie noemt men ook de DC-methode (direct costing). Bij deze methode worden de vaste kosten in één bedrag ten laste van het resultaat gebracht. Resultaatbepaling volgens DC-methode: Omzet Q x P Variabele kosten v.d. omzet Q x v - Dekkingsbijdrage Q x (P v) Vaste kosten C - Resultaat.. Omzet = verkoopomvang (Q) x verkoopprijs excl. btw (P) Variabele kosten van de omzet = verkoopomvang (Q) x standaard variabele kosten (v) - Dekkingsbijdrage = verkoopomvang (Q) x (verkoopprijs (P) variabele kosten(v)) Vaste kosten = vaste kosten (C) - Perioderesultaat = perioderesultaat 17

18 6.3 Verschillen tussen de integralekostprijsmethode en variabelekostprijscalculatie Een groot verschil tussen de twee methoden is de wijze waarop de vaste kosten in de berekening worden verwerkt. Bij de integralekostprijsmethode worden de vaste kosten toegerekend aan de producten, bij de variabelekostprijscalculatie worden de vaste kosten in één gedrag ten laste gebracht van het resultaat. De AC-methode wordt gebruikt voor de onderbouwing van langetermijnbeslissingen (vaste kosten zijn te beïnvloeden). De DC-methode wordt gebruikt voor aansturing voor bijvoorbeeld afdelingen (vaste kosten zijn vaak niet te beïnvloeden). Er is een verschil in perioderesultaat tussen AC en DC indien de productie niet gelijk is aan de afzet. Dit verschil in resultaat ontstaat door: voorraadmutatie x vaste productiekosten per eenheid. 6.4 Break-evenberekeningen Break-even is de situatie waarin de totale kosten gelijk zijn aan de totale opbrengsten, dit wordt ook wel break-evenpunt genoemd. De onderneming heeft geen winst, maar lijdt ook geen verlies. Bij break-even worden volgende veronderstellingen gemaakt: Homogene massaproductie; Geen voorraadvorming (productie = afzet); Proportioneel variabele kosten; Constante verkoopprijs; Eén product wordt slechts geproduceerd en verkocht. In formulevorm: TO = TK p x q = v x q + C (p x q) (v x q) = C (p v) x q = C BEP(q) = C ( p v ) Hierin is: TO = totale opbrengsten TK = totale kosten De veiligheidsmarge geeft weer hoeveel procent de werkelijke afzet onder de begrote afzet mag liggen voordat de onderneming verlies gaat lijden. De marge wordt berekend met de volgende formule: Veiligheidsmarge = begrote afzet break-even afzet / begrote afzet x 100% 18

19 Hoofdstuk 7 Budgettering en verschillenanalyse In een budget komen de bedragen te staan die gebruikt mogen worden voor de in het budget omschreven activiteiten. Het budget is ook een machtiging om op deze bedragen te gebruiken. Budgettering is een belangrijk hulpmiddel bij het besturen van een onderneming. 7.1 Planning op lange en korte termijn De planning van de activiteiten kan men splitsen in planning op lange en planning op korte termijn. Planning op de lange termijn heeft een globaal karakter en de toekomstige activiteiten worden in grote lijnen beschreven. Planning op de lange termijn noemt men een meerjarenraming. De planning op korte termijn kan men ook zien als een begroting. In een begroting worden de activiteiten die verschillende afdelingen moeten uitvoeren, heel specifiek omschreven. Als de begroting door de directie van de organisatie is goedgekeurd, krijgt de begroting een taakstellend karakter en dan spreekt men van een budget. 7.2 Budgettering van een productieonderneming Het budget wordt voor het begin van een periode gemaakt en heeft betrekking op activiteiten die in de komende perioden worden gedaan. Dit soort budget noemt men het ex ante-budget. Als de periode is afgelopen (de budgetperiode), kunnen de werkelijke activiteiten en de werkelijke resultaten worden bepaald. Dit noemt men het ex post-budget. Aan de hand van het verschil tussen het ex-post budget en de werkelijke productiekosten, kan men de efficiency van het productieproces vaststellen. 7.3 Het budgetteringsproces Er wordt gewerkt met deelbudgetten voor de korte termijn. In een budget staan de kosten die gedurende het komende jaar voor een bepaalde soort activiteit mogen worden gemaakt. Alle deelbudgetten bij elkaar, noemt men het moederbudget of masterbudget. 7.4 Budgettering van kosten Bij de budgettering van de kosten wordt er gekeken naar de wijze waarop de kosten reageren op een verandering van de productieomvang. Hierbij kunnen de vaste en variabele kosten een rol spelen. Als men rekening houdt met deze wijze, maakt men onderscheidt in: Gemengd budget; Proportioneel variabele kosten en vaste kosten. Variabel budget; Proportioneel variabele kosten. Flexibel budget; Degressief stijgend, progressief stijgend of trapsgewijs variabele kosten. Vast budget; Vaste kosten. 19

20 7.5 Vergelijking van het productiebudget en de werkelijke productiekosten Onder de verschillen op variabele productiekosten verstaat men het prijsverschil (verschil in variabele kosten) en het efficiencyverschil (afwijking tussen de hoeveelheden). Deze kan men berekenen met de volgende formules. Prijsverschil = (SP WP) x WH Hierin is: SP = standaardprijs WP = werkelijk betaalde prijs WH = werkelijke hoeveelheid verbruikte productiemiddelen Efficiencyverschil = (SH WH) x SP Hierin is: SH = standaardhoeveelheid WH = werkelijk verbruikte hoeveelheid productiemiddelen SP = standaardprijs Bij de verschillen op vaste productiekosten wordt er gekeken naar het bezettingsresultaat, hierbij geldt de volgende formule: Bezettingsresultaat = (W-N) x (C/N) Hierin is: W = werkelijke productie N = normale productie C = vaste productie 7.6 Verschillenanalyse met betrekking tot de opbrengsten Voor de verschillen met betrekking tot de opbrengsten gebruikt men twee formules, deze zijn: Het verkoopprijsverschil = q w x [(p w k p ) (p b k p )] = q w x (p w p b ) Het verkoopomvangverschil = (q w q b ) x (p b - k p ) Hierin is: Qw = werkelijke verkoopomvang Pw = werkelijke verkoopprijs Kp = standaardfabricagekostprijs Pb = begrote verkoopprijs Qb = begrote omvang De manier waarop de verkochte en gevraagde hoeveelheid reageert op de prijsverandering is afhankelijk van de prijselasticiteit (van de gevraagde hoeveelheid voor dat product). Prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid = (procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid) / (procentuele verandering van de prijs) Als de prijs stijgt, zal de vraag dalen en als de prijs daalt, zal de vraag stijgen. De prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid heeft een negatieve waarde. 7.7 Verschillenanalyse met betrekking tot de verkoopkosten Men onderscheidt de volgende twee verschillen met betrekking tot de verkoopkosten: 1 Verschillen in de variabele verkoopkosten; 2 Verschil in de vaste verkoopkosten. 20

21 Hoofdstuk 8 Beslissingscalculaties Bij langetermijnbeslissingen spelen niet alleen de variabele kosten, maar ook de vaste kosten een rol. Langetermijnbeslissingen beïnvloeden de capaciteit van de onderneming en daarmee ook de hoogte van de vaste kosten. Men gaat hierbij uit van de integrale kosten (absorption costing). Kortetermijnbeslissingen hebben geen invloed op de capaciteit van de organisatie. Kortetermijnbeslissingen zullen de vaste kosten die verbonden zijn aan productiefactoren zoals bedrijfsgebouwen en het personeelsbestand niet beïnvloeden. 8.1 Investeren Investeren is het kopen van vaste of vlottende activa. De investeringsbeslissing is een voorbeeld van een langetermijnbeslissing. Een investering die geen invloed heeft op de productiecapaciteit is een vervangingsinvestering. Door een uitbreidingsinvestering wordt de productiecapaciteit hoger. Er zullen ook investeringen in andere vaste en/of vlottende activa nodig zijn. Dit noemt men een investeringsproject. Een investeringsproject is het totaal van investeringen in vaste en vlottende activa dat nodig is om een bepaalde investeringsbeslissing uit te voeren. Bij het beoordelen van investeringsprojecten gaat men in het algemeen uit van ingaande en uitgaande geldstromen. Om de nettogeldontvangst te berekenen, worden alle ontstane geldontvangsten van de investering verminderd met de gelduitgaven die nodig zijn om deze geldontvangsten voort te brengen. Het investeringsbedrag zelf wordt daar niet bij gerekend. De nettogeldontvangst noemt men ook wel kasoverschot of cashflow. 8.2 Methoden om investeringsvoorstellen te beoordelen Er bestaan verschillende methoden die kunnen helpen bij het kiezen uit investeringsalternatieven. Deze methoden kan men opsplitsen in: De boekhoudkundige methoden; Boekhoudkundig betekent in dit verband dat men geen rekening houdt met tijdvoorkeur. De economische methoden. Bij economische methoden houdt men wel rekening met tijdvoorkeur. Met tijdvoorkeur bedoelt men dat aan een bedrag dat bijvoorbeeld over twee jaar wordt ontvangen, een hogere waarde wordt toegekend dan aan eenzelfde bedrag dat over bijvoorbeeld drie jaar wordt ontvangen. Men kan onderscheid maken in de volgende boekhoudkundige methoden, zie blz. 294: De gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit (GBR) De boekhoudkundige terugverdienperiode (BTP) Men kan onderscheid maken in de volgende economische methoden: De nettocontantewaardemethode (NCW-methode), ook wel de kapitaalwaardemethode genoemd De economische terugverdienperiode (ETP) 21

22 8.3 Vergelijking van de methoden Er worden voor- en nadelen van alle vier de selectiemethoden gegeven: De voordelen van de gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit; - De GBR geeft informatie over de rentabiliteit van de projecten (%). - De GBR is redelijk eenvoudig te berekenen. De nadelen van de gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit; - Het rentibiliteitspercentage geeft niet het absolute winstbedrag van een project weer. - De GBR houdt geen rekening met de tijdruimtelijke verdeling van geldstromen. De voordelen van de boekhoudkundige terugverdienperiode (BTP); - De keuze van projecten met een korte terugverdienperiode leidt tot minder risico voor de onderneming. - De BTP is eenvoudig te berekenen. - De keuze voor projecten met een korte terugverdienperiode is gunstig voor de liquiditeit. De nadelen van de boekhoudkundige terugverdienperiode (BTP); - Er wordt geen rekening gehouden met tijdvoorkeur. - De terugverdienperiode zegt niets over de winstgevendheid van de projecten. De voordelen van de NCW-methode; - De NCW geeft informatie over de waarde die het investeringsproject voor de onderneming levert. - Er wordt rekening gehouden met tijdvoorkeur en met het risico dat aan de verschillende projecten verbonden is. De nadelen van de NCW-methode; - Er wordt geen rekening gehouden met een verschil in looptijd van de projecten. - Er wordt geen rekening gehouden met eventuele verschillen in de hoogte van het investeringsbedrag van de verschillende projecten. - De berekeningen zijn gecompliceerder dan bij de andere methoden. De voor- en nadelen van de economische terugverdienperiode zijn hetzelfde als die van de boekhoudkundige terugverdienperiode (BTP). Er is hier één uitzondering: de ETP houdt wel rekening met tijdvoorkeur (voordeel). 8.4 Keuze van de productiemethode Een productiemethode waarbij veel vaste en weinig variabele kosten optreden, noemt men een kapitaalintensieve productiemethode. Een andere situatie is een productiemethode waarbij weinig vaste en veel variabele kosten optreden. Deze methoden heet de nietkapitaalintensieve productiemethode. Men kan berekenen bij welke productieomvang beide methoden tot dezelfde kosten leiden. Deze productieomvang noemen we het indifferentiepunt (q), zie de uitwerking in hfst. 8; p. 309; Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties; A.A.W. Heezen. 22

23 Hoofdstuk 9 Vermogensbehoefte In dit hoofdstuk besteedt men aandacht aan de aard en omvang van de vermogensbehoefte. Voordat een organisatie geld in de vorm van eigen en/of vreemd vermogen gaat aantrekken, moet zij weten over hoeveel vermogen ze in totaal de beschikking wil hebben om de geplande werkzaamheden en activiteiten uit te voeren. 9.1 Bepaling van de vermogensbehoefte De hoeveelheid geld (vermogen) waarover een organisatie moet beschikken om de activa te kunnen bekostigen, noemt men de vermogensbehoefte. Doordat de waarde van activa over verloop van tijd verandert, zal de vermogensbehoefte die daarmee samenhangt, ook steeds veranderen. Vaste activa zijn activa die via de productie en verkoop van producten niet binnen één jaar in liquide middelen kunnen worden omgezet (gebouwen, machines), zie blz. 327 voor de berekening. Vlottende activa zijn activa die via de productie en verkoop van producten binnen één jaar in liquide middelen kunnen worden omgezet (grondstoffen, energie), zie blz. 329 voor de berekening. 9.2 Diversiteitverschijnsel Het verschijnsel dat de afzonderlijke activa op diverse verschillende momenten hun minimale en maximale vermogensbehoefte bereiken, noemt men het diversiteitverschijnsel. Dit verschijnsel heeft gevolgen voor de totale vermogensbehoefte. Men spreekt van intensieve financiering als de geldontvangsten in verband met afschrijvingen en restwaarden weer direct of zo snel mogelijk in de organisatie worden gebruikt om nieuwe productiemiddelen aan te schaffen. Onder externe financiering verstaat men het aantrekken van eigen of vreemd vermogen van de vermogensmarkt, een voorbeeld hiervan is aandelenvermogen. 9.3 Vermindering vermogensbehoefte door factoring/leasing Door gebruik te maken van intensieve financiering zijn bedrijven in staat de totale vermogensbehoefte te verminderen en de omloopsnelheid van het totaal vermogen te vergroten. De omloopsnelheid van het totaal vermogen geeft de verhouding weer tussen de omzet exclusief btw en het gemiddeld geïnvesteerde totale vermogen, dat gebruikt wordt om deze omzet te realiseren. Hierbij wordt de volgende formule gebruikt: Omloopsnelheid van het totaal vermogen = (omzet in verkoopprijzen excl. btw) / (gemiddeld totaal vermogen). Intensieve financiering leidt ertoe dat met een ongewijzigd vermogen een hogere omzet of eenzelfde omzet met een langer vermogen kan worden verwezenlijkt. Hierdoor neemt de omloopsnelheid van het totaal vermogen toe. Naast intensieve financiering zijn er nog andere manieren om de omvang van de totale vermogensbehoefte te verminderen. Factoring en leasing zijn daar twee voorbeelden van. Bij factoring worden er enkele facetten toegelicht, deze zijn: Financiering; Bewaking/incasso van debiteurenvorderingen; Insolventierisicodekking. Zie blz. 323 voor de toelichting. 23

24 Bij leasing is er sprake van een huurovereenkomst tussen een organisatie of particulier en een leasemaatschappij (lessor). De huurder wordt ook wel lessee genoemd. Leasecontracten kan men onderverdelen in: Financial-leasecontracten; Operational-leasecontracten. 9.4 Vermindering vermogensbehoefte door huur en outsourcing Veel startende ondernemers zullen eerder kiezen voor het huren van een bedrijfspand dan voor het kopen ervan. Op deze manier kunnen ze hun vermogensbehoefte aanzienlijk verkleinen. Ook het uitbesteden van bedrijfsprocessen en activiteiten of het betrekken van halffabricaten van toeleveranciers (outsourcing) leidt tot een lagere vermogensbehoefte. 24

25 Hoofdstuk 10 Vormen van eigen vermogen Eigen vermogen is vermogen dat onafgebroken aan de onderneming beschikbaar is gesteld. Zolang de onderneming niet geliquideerd wordt, hoeft de onderneming het eigen vermogen niet terug te betalen aan de geldverschaffers van dit vermogen (niet verplicht). Eigen vermogen is in het bezit van: De onderneming als deze een rechtspersoon is (bv of nv); De eigenaar of eigenaren van de onderneming als deze geen rechtspersoon is (eenmanszaak, maatschap) Aandelenkapitaal Het maximale bedrag (gemeten in nominale waarde) waarvoor aandelen kunnen worden uitgegeven door de nv of bv zonder dat een statutenwijziging noodzakelijk is noemt men het maatschappelijk kapitaal. De in de statuten vermelde waarde van een aandeel is de nominale waarde van een aandeel. In de realiteit kan het voorkomen dat slechts een gedeelte van het maatschappelijk kapitaal is geplaatst. Dit gedeelte noemt men het geplaatste aandelenkapitaal. Het gedeelte van het geplaatste aandelenkapitaal (in nominale waarde) dat door de aandeelhouders al is gestort, noemt men het gestorte aandelenkapitaal. Er worden verder twee begrippen besproken, deze zijn: Agio; Men spreekt van agio als bij de uitgifte (emissie) van aandelen de uitgiftekoers (emissiekoers) meer bedraagt dan 100%. Als een aandeel van nominaal 1000,- wordt geëmitteerd tegen 140%, bedraagt het agio 400,- per uitgegeven aandeel. Aandeel; Deze term kan twee betekenissen hebben: - Een schriftelijk bewijs van aandeel (aandeelbewijs). - Een gedeelte van het maatschappelijk kapitaal van een nv of bv. De aandelen in een nv kunnen op naam of aan toonder luiden. Niet-volgestorte aandelen moeten op naam staan omdat de nv moet weten welke personen bij mogelijke volstorting moeten worden aangesproken. Een aandeelbewijs is een geschreven bewijs van aandeel in een vennootschap. Als door de nv een aandeelhoudersregister wordt bijgehouden, dan staan de aandeelbewijzen op naam. Wordt door de nv geen aandeelhoudersregister bijgehouden, dan luiden de aandelen aan toonder. Aan toonder betekent dat degene die het aandeelbewijs in bezit heeft en dat aan kan tonen, als aandeelhouder wordt gezien Soorten aandelen Er zijn drie vormen van aandelen: 1 Het klassieke stuk (K-stuk); 2 Aandelen die uitgegeven worden door tussenkomst van het Centrum voor Fondsenadministratie (CF-stuk); 3 Global note. 25

26 10.3 Waarde van een aandeel De steeds veranderende beurswaarde van aandelen toont aan dat de waarde van een aandeel niet vast staat. Er zijn vijf deelgebieden die over de waarde van een aandeel gaan: 1 De nominale waarde; De nominale waarde is de in de statuten vermelde waarde van een aandeel, deze is belangrijk in de volgende gevallen: Bij de balanswaardering; Bij de niet-volgestorte aandelen; Bij de dividenduitkering. 2 De boekwaarde van het eigen vermogen (EV); Boekwaarde EV = nominaal eigen vermogen + reserves = boekwaarde van de activa boekwaarde vreemd vermogen 3 Intrinsieke waarde; De intrinsieke waarde is één van de twee methoden om de theoretische waarde van een aandeel te bepalen. De intrinsieke waarde (van het eigen vermogen) van een onderneming = de marktwaarde van de activa de boekwaarde van het vreemd vermogen. De intrinsieke waarde van één aandeel wordt berekend door de intrinsieke waarde (van het eigen vermogen) van de onderneming te delen door het aantal geplaatste aandelen. 4 De rentabiliteitswaarde; De rentabiliteitswaarde is de tweede methode om de theoretische waarde van een aandeel te bepalen. Men berekent de rentabiliteitswaarde door alle verwachte toekomstige winsten van de onderneming contant te maken. De rentabiliteitswaarde van één aandeel berekent men door de rentabiliteitswaarde van de onderneming te delen door het aantal geplaatste aandelen. 5 De beurswaarde; De werkelijke waarde van aandelen (van de op de beurs genoteerde aandelen) ontstaat op de effectenbeurs. De beurswaarde is de waarde van een aandeel die op de effectenbeurs (onder invloed van de vraag naar en het aanbod van dat aandeel) ontstaat Preferente aandelen De volgende definitie wordt van preferente aandelen gegeven: preferente aandelen zijn aandelen waaraan voor de houder bepaalde voorrechten zijn verbonden. Deze voorrechten kunnen betrekking hebben op: De winstverdeling; Het beheer (de zeggenschap); De verdeling van een eventueel overschot in geval van liquidatie van de onderneming. Aandelen die privileges geven bij de winstverdeling worden winstpreferente aandelen genoemd. Deze kunnen verdeeld worden in: Cumulatief preferente aandelen; Cumulatief preferente, winstdelende aandelen; Preferente aandelen; Preferente, winstdelende aandelen. 26

27 10.5 Dividendbetalingen Er zijn verschillende soorten dividend, deze zijn: Het stockdividend; Dit is een dividenduitkering in de vorm van aandelen. Het interim-dividend; Aandeelhouders krijgen dividend uitgekeerd tijdens een lopend boekboekjaar (vooruitlopend op de definitieve winstuitkering). Het slotdividend. Het verschil tussen stockdividend en interim-dividend. Aandeelhouders kunnen soms kiezen tussen uitkering in aandelen (stockdividend) en uitbetaling in contanten (cashdividend). Men spreekt dan van keuzedividend Emissie van aandelen Een emissie van aandelen is de uitgifte van nieuwe aandelen, waardoor extra eigen vermogen door de nv of bv wordt aangetrokken. De volgende soort emissies worden besproken: Guichet-emissie; Openbare emissie; Overgenomen of gegarandeerde emissie. De wijze van emitteren wordt verdeeld in: Voorkeursemissie; Vrije emissie Emissieprijs Het verband tussen het aantal uit te geven nieuwe aandelen en de emissieprijs wordt bepaald met de formule: Emissieprijs = gewenste opbrengst van de emissie / aantal nieuwe aandelen (m) Verwachte beurswaarde na emissie = rentabiliteitswaarde van de onderneming direct na de emissie / aantal uitstaande aandelen na de emissie (n + m) Hierbij is: n = aantal uitstaande aandelen voor de emissie. Een dividendbewijs wordt ook wel claim genoemd. In theorie kan men de waarde van een claim berekenen. Er geldt de volgende formule: Aantal in te leveren claims per nieuw aandeel = aantal claims in omloop of aantal bestaande aandelen (n) / aantal nieuwe aandelen (m). C = (MNP EP) / (n/m) Hierin is: C = theoretische claimwaarde. MNP = de verwachte marktprijs (verwachte beurswaarde) van een aandeel direct na emissie. EP = emissieprijs. n = aantal uitstaande aandelen voor de emissie. m = aantal uit te geven nieuwe aandelen. 27

Economische woordenlijst (Kostprijsberekening) door Hendrik Claessens

Economische woordenlijst (Kostprijsberekening) door Hendrik Claessens Economische woordenlijst (Kostprijsberekening) door Hendrik Claessens Accountant - (Externe accountant): op grond van de wet zijn er echter ook gegevens (bepaalde financiële overzichten) die bestemd zijn

Nadere informatie

Economische woordenlijst (I) bij de cursus Kostprijsberekening gegeven door Hendrik Claessens, handelsingenieur Lethas CVO academiejaar 2005-2006

Economische woordenlijst (I) bij de cursus Kostprijsberekening gegeven door Hendrik Claessens, handelsingenieur Lethas CVO academiejaar 2005-2006 Economische woordenlijst (I) bij de cursus Kostprijsberekening gegeven door Hendrik Claessens, handelsingenieur Lethas CVO academiejaar 2005-2006 Accountant - (Externe accountant): op grond van de wet

Nadere informatie

ZEEËN VAN KANSEN FINANCIEEL MANAGEMENT

ZEEËN VAN KANSEN FINANCIEEL MANAGEMENT ZEEËN VAN KANSEN FINANCIEEL MANAGEMENT (Innovatieve) projecten Financiële haalbaarheid Welke kennis is essentieel Bedrijfsplan Investeringsselectie Inkoopmarkt Bedrijf Verkoopmarkt Productiemiddelen Gelduitgaven

Nadere informatie

www.jooplengkeek.nl Kostensoorten

www.jooplengkeek.nl Kostensoorten www.jooplengkeek.nl Kostensoorten Grondstoffen Arbeid Overige variabele kosten Duurzame productiemiddelen Grond Diensten van derden Belastingen Financiering 1 Kostensoorten Financiering Financieringskosten

Nadere informatie

Samenvatting M&O De Industrie

Samenvatting M&O De Industrie Samenvatting M&O De Industrie Samenvatting door Y. 1310 woorden 5 juli 2017 8,9 4 keer beoordeeld Vak M&O De industrie Hoofdstuk 1 Kosten= de geldwaarde van alle noodzakelijk opgeofferde productiemiddelen

Nadere informatie

Inhoud De onderneming in perspectief Het ondernemingsplan Ondernemingsvormen Kostenindelingen en kostprijs

Inhoud De onderneming in perspectief Het ondernemingsplan Ondernemingsvormen Kostenindelingen en kostprijs Inhoud Woord vooraf vii 1 De onderneming in perspectief 1 1.1 Inleiding 1 1.2 Participanten 6 1.3 Bedrijfskolom 9 1.4 Markten 11 1.4.1 Volledig vrije mededinging 12 1.4.2 Monopolie 13 1.4.3 Monopolistische

Nadere informatie

Bedrijfseconomische Aspecten Examennummer: 71533 Datum: 14 april 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur

Bedrijfseconomische Aspecten Examennummer: 71533 Datum: 14 april 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur Bedrijfseconomische Aspecten Examennummer: 71533 Datum: 14 april 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur Dit examen bestaat uit 8 pagina s. De opbouw van het examen is als volgt: - 30 meerkeuzevragen (maximaal

Nadere informatie

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 22 EN 23 JUNI 2010

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 22 EN 23 JUNI 2010 FINANCIËLE ADMINISTRATIE LEGRO BV PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 22 EN 23 JUNI 2010 1. Gelijke perioden waardoor de perioden eerlijker met elkaar kunnen worden vergeleken

Nadere informatie

22-1-2014. Cursus Bedrijfseconomie 2 IBK2BEC20. Tentamentraining

22-1-2014. Cursus Bedrijfseconomie 2 IBK2BEC20. Tentamentraining Cursus Bedrijfseconomie 2 IBK2BEC20 1 Tentamentraining 2 1 Kostprijs Normale productie : 40.000 stuks Verwachte werkelijke productie : 44.000 stuks Variabele kosten : 176.000 Constante kosten : 360.000

Nadere informatie

Financieel Management

Financieel Management Financieel Management Vorige week Introductie financieel management Investeringsplan, financieringsplan en exploitatiebegroting Balans Liquiditeitsbegroting (meer in week 6) Berekening inkomen en vermogen

Nadere informatie

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn. SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave COST & MANAGEMENTACCOUNTING DINSDAG 15 DECEMBER 2015 09.00 11.00 UUR Belangrijke informatie Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer

Nadere informatie

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 9

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 9 12.000 18.000 26.000 25.000 UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 9 Opgave 1 a. Wat zijn de grote verschillen tussen financial- en operational leasing? Financial leasing Langlopende overeenkomst Leasetermijn

Nadere informatie

Bedrijfseconomie. B-cluster BBBBEC2A.1

Bedrijfseconomie. B-cluster BBBBEC2A.1 Bedrijfseconomie B-cluster BBBBEC2A.1 Succes met leren Leuk dat je onze bundels hebt gedownload. Met deze bundels hopen we dat het leren een stuk makkelijker wordt. We proberen de beste samenvattingen

Nadere informatie

Management & Organisatie VWO 5 Hoofdstuk 27 t/m 30. 15 juni 2009 proeftoets 100 minuten. In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing.

Management & Organisatie VWO 5 Hoofdstuk 27 t/m 30. 15 juni 2009 proeftoets 100 minuten. In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing. Management & Organisatie VWO 5 Hoofdstuk 27 t/m 30 15 juni 2009 proeftoets 100 minuten Opgave 1 In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing. Firma Balans produceert uitsluitend twee typen weegschalen,

Nadere informatie

Bedrijfseconomische aspecten van de industriële onderneming

Bedrijfseconomische aspecten van de industriële onderneming Bedrijfseconomische aspecten van de industriële onderneming Bedrijfseconomische aspecten van de industriële onderneming P. H. C. Hintzen Brinkman Uitgeverij Amsterdam 2011 Omslagontwerp: Proforma Barcelona

Nadere informatie

Elementaire kennis Bedrijfseconomie Theorieboek

Elementaire kennis Bedrijfseconomie Theorieboek Elementaire kennis Bedrijfseconomie Theorieboek Elementaire kennis Bedrijfseconomie Theorieboek Peter H. C. Hintzen Zetwerk: Fritschy opmaak & redactie, Leiden isbn 978 90 3723 451 0 2016 Uitgeverij Edu

Nadere informatie

Samenvatting M&O Eenmanszaak deel 1 H3 t/m 5

Samenvatting M&O Eenmanszaak deel 1 H3 t/m 5 Samenvatting M&O Eenmanszaak deel 1 H3 t/m 5 Samenvatting door een scholier 1437 woorden 10 juni 2017 7 6 keer beoordeeld Vak M&O Samenvatting M&O Hoofdstuk 3 De firma Vennootschap onder firma: een overeenkomst

Nadere informatie

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 10 JUNI 2009

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 10 JUNI 2009 FINANCIËLE ADMINISTRATIE HAVELAAR BV PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 10 JUNI 2009 1. Directe kosten zijn kosten die rechtstreeks aan producten kunnen worden toegerekend.

Nadere informatie

PDB. Antwoordenboek. berekeningen. Financiële administratie & Kostprijscalculatie

PDB. Antwoordenboek. berekeningen. Financiële administratie & Kostprijscalculatie PDB Financiële administratie & Kostprijscalculatie berekeningen PDB Financiële administratie & Kostprijscalculatie berekeningen drs. H.H. Hamers drs. W.J.M. de Reuver Dit antwoordenboek behoort bij het

Nadere informatie

Financieel Administratief Praktijkdiploma Boekhouden (PDB) Kostprijscalculatie (KP) Bestuur Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens

Financieel Administratief Praktijkdiploma Boekhouden (PDB) Kostprijscalculatie (KP) Bestuur Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens Eamenlijn Diploma Module Niveau MBO 4 Positionering Versie 1.2 Financieel Administratief Praktijkdiploma Boekhouden (PDB) Kostprijscalculatie (KP) Geldig vanaf 01-01-2013 Vastgesteld op 13 juli 2011 Vastgesteld

Nadere informatie

Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties

Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties TENTAMENTRAINER Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties A. Heezen Eerste druk Noordhoff Uitgevers bv Tentamentrainer Bedrijfseconomie voor het besturen van organisaties Drs. A.W.W. Heezen

Nadere informatie

TOELATINGSTOETS M&O. Datum 14-1-2016

TOELATINGSTOETS M&O. Datum 14-1-2016 TOELATINGSTOETS M&O VUL IN: Datum 14-1-2016 Naam en voorletters. Adres. Postcode. Woonplaats. Geboortedatum / / Plaats Land. Telefoonnummer. E-mail. Gekozen opleiding. OPMERKINGEN: Tijdsduur: 90 minuten

Nadere informatie

2 Constante en variabele kosten

2 Constante en variabele kosten 2 Constante en variabele kosten 2.1 Inleiding Bij het starten van een nieuw bedrijf zal de ondernemer zich onder andere de vraag stellen welke capaciteit zijn bedrijf moet hebben. Zal hij een productie/omzet

Nadere informatie

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 16 EN 17 JUNI 2009

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 16 EN 17 JUNI 2009 PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 16 EN 17 JUNI 2009 FINANCIËLE ADMINISTRATIE COPERNICUS BV 1. 710 Inkopen 73.650,- 160 Te verrekenen omzetbelasting 13.993,50 Aan 130

Nadere informatie

Samenvatting door Sabien 1939 woorden 15 juni keer beoordeeld

Samenvatting door Sabien 1939 woorden 15 juni keer beoordeeld Samenvatting door Sabien 1939 woorden 15 juni 2014 6 10 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans Management en Organisatie Hoofdstuk 26 paragraaf 1 'Kostensoorten' Kostensoorten binnen een industriële

Nadere informatie

Examen PC 2 Accounting 1

Examen PC 2 Accounting 1 Examen PC 2 Accounting 1 Instructieblad Examen : Professional Controller 2 leergang 11 Vak : Accounting 1 Datum : 18 december 2014 Tijd : 12.00 13.30 uur Deze aanwijzingen goed lezen voor u met uw examen

Nadere informatie

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 3

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 3 HOOFDSTUK 3 Opgave 1 a. Wat is het belangrijkste verschil tussen ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid en ondernemingen met rechtspersoonlijkheid? Rechtspersonen zonder rechtspersoonlijkheid kunnen

Nadere informatie

Proefschoolexamen Management & Organisatie 5 vwo. Hoofdstuk 17 tot en met 28. Normering. Aantal punten x 9 + 1 = cijfer 63

Proefschoolexamen Management & Organisatie 5 vwo. Hoofdstuk 17 tot en met 28. Normering. Aantal punten x 9 + 1 = cijfer 63 Proefschoolexamen Management & Organisatie 5 vwo Hoofdstuk 17 tot en met 28 Normering Opgave 1 Opgave 1 Opgave 2 Opgave 4 Opgave 5 Opgave 6 Opgave 7 1: 2 punten 1: 2 punten a: 2 punten 1: 3 punten 1: 2

Nadere informatie

Aurington. Administratie en Advies

Aurington. Administratie en Advies Aurington Administratie en Advies Let op de houdbaarheidsdatum! Mei 5 Pincode 6 7 8 Boetes Dit jaar Deze maand De balans Tandorine B.V. Debet Activa Bezittingen Wat heb ik? Credit Passiva Vermogen Hoe

Nadere informatie

Examentermen Vakman-ondernemer / editie Titel: Financieel plan

Examentermen Vakman-ondernemer / editie Titel: Financieel plan Examentermen Vakman-ondernemer / editie 208 Titel: Financieel plan Theorie-examen: Financieel plan Vakman ondernemer: B-K: Start en/of innoveert een onderneming B-K2: Geeft leiding aan een onderneming

Nadere informatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 9 ANTWOORDEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 9 ANTWOORDEN HOOFDSTUK 9 ANTWOORDEN Opgave 1 a. Wat zijn de grote verschillen tussen financial- en operational leasing? Financial leasing Langlopende overeenkomst Leasetermijn gelijk aan de economische levensduur Contract

Nadere informatie

2017 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 13

2017 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 13 Financiering niveau 5 Correctiemodel voorbeeldexamen 2017 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 13 Vraag 1 Toetsterm 6.4 - Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Voor welke

Nadere informatie

Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. PDB kostencalculatie 4 Oefenexamen 2 Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Het aantal te behalen punten is 38. Bij elke vraag staat aangegeven

Nadere informatie

Examen VWO. economische wetenschappen II en recht (oude stijl)

Examen VWO. economische wetenschappen II en recht (oude stijl) economische wetenschappen II en recht (oude stijl) Examen VWO Vragenboekje Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 19 mei 13.30 16.30 uur 20 04 Voor dit examen zijn maximaal 90 punten

Nadere informatie

Opmerkingen vooraf aan het examen: Tenzij anders gemeld, hoeft u geen rekening te houden met btw.

Opmerkingen vooraf aan het examen: Tenzij anders gemeld, hoeft u geen rekening te houden met btw. SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave EXAMEN COST- EN MANAGEMENT ACCOUNTING DINSDAG 3 MAART 2015 11.45 UUR 13:45 UUR Belangrijke informatie Dit examen bestaat uit de volgende documenten: examenopgaven;

Nadere informatie

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 27 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 27 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Financiering niveau 4 Examenopgaven voorbeeldexamen Belangrijke informatie Dit voorbeeldexamen bestaat uit 27 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Dit voorbeeldexamen

Nadere informatie

Hoofdstuk 26 Kosten en resultaten in de industriële onderneming

Hoofdstuk 26 Kosten en resultaten in de industriële onderneming Hoofdstuk 26 Kosten en resultaten in de industriële onderneming De kostensoorten van een industriële onderneming zijn: grondstofkosten, arbeidskosten, overige variabele kosten, kosten van duurzame productiemiddelen,

Nadere informatie

OEFENOPGAVEN LESBRIEF INDUSTRIE

OEFENOPGAVEN LESBRIEF INDUSTRIE OEFENOPGAVEN LESBRIEF INDUSTRIE 6 VWO Opgave 1. De onderneming Haakma BV heeft voor 2005 de volgende voorcalculatie met betrekking tot de toegestane kosten opgesteld. De constante fabricagekosten bestaan

Nadere informatie

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 20 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 20 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Kostencalculatie niveau 5 Examenopgaven Dit voorbeeldexamen bestaat uit 20 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Dit voorbeeldexamen bestaat uit de volgende documenten:

Nadere informatie

Omschrijf wat er verstaan wordt onder proportioneel variabele kosten.

Omschrijf wat er verstaan wordt onder proportioneel variabele kosten. 1 M1 Oefententamen 2 OPGV 1 Halstra V is een onderneming die onderdelen produceert voor de auto industrie. Halstra heeft zich sterk gespecialiseerd op een bepaald type onderdeel en daarom kan worden gesteld

Nadere informatie

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 4 1 / 10

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 4 1 / 10 Financiering niveau 4 Correctiemodel voorbeeldexamen 2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 4 1 / 10 Vraag 1 Toetsterm 1.1 - Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de

Nadere informatie

Bedrijfseconomie samenvatting H1 Les 1

Bedrijfseconomie samenvatting H1 Les 1 Bedrijfseconomie samenvatting H1 Les 1 Onderwerp Integrale kostprijsmethode variabele kostencalculatie BEP Literatuur Bestuderen 6.1 t/m 6.5 BEP bij 1 product Maken opg. 6.8 en 6.11 theorie verkooplenanalyse

Nadere informatie

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën. Beste leerling, Dit document bevat het examenverslag voor leerlingen van het vak management en organisatie vwo, tweede tijdvak (2017). In dit examenverslag proberen we een zo goed mogelijk antwoord te

Nadere informatie

Vraag 1 Toetsterm 2.5 - Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad?

Vraag 1 Toetsterm 2.5 - Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad? Kostencalculatie Correctiemodel Vraag 1 Toetsterm 2.5 - Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad? De technische voorraad a is de economische

Nadere informatie

Annuïteit= Elke maand een vast bedrag terugbetalen. Eerste periode is vooral rente, later wordt het aflossingsdeel steeds groter

Annuïteit= Elke maand een vast bedrag terugbetalen. Eerste periode is vooral rente, later wordt het aflossingsdeel steeds groter Samenvatting door Y. 1479 woorden 5 juli 2017 6,3 4 keer beoordeeld Vak M&O Hoofdstuk 1 Oorspronkelijke geleende bedrag alle aflossingen= schuldrest. Annuïteit= Elke maand een vast bedrag terugbetalen.

Nadere informatie

Numerieke antwoorden. Hoofdstuk 1. V 1.2 a a b c c d e

Numerieke antwoorden. Hoofdstuk 1. V 1.2 a a b c c d e Numerieke antwoorden Hoofdstuk 1 V 1.2 a1 250.000 a2 290.000 b 192.500 c1 124.025 c2 133.400 d 165.975 e 156.600 V 1.3 a Omzet maximaal 11.400 (situatie 10) b Winst maximaal 4.670 (situatie 7) Hoofdstuk

Nadere informatie

Samenvatting M&O periode 1. Hoofdstuk 13 8,4. Paragraaf 1. Samenvatting door G woorden 12 maart keer beoordeeld

Samenvatting M&O periode 1. Hoofdstuk 13 8,4. Paragraaf 1. Samenvatting door G woorden 12 maart keer beoordeeld Samenvatting door G. 1623 woorden 12 maart 2016 8,4 9 keer beoordeeld Vak Methode M&O 200% M&O Samenvatting M&O periode 1 Hoofdstuk 13 Financieel beleid niet-commerciële organisaties (nco) Paragraaf 1

Nadere informatie

Oefenopgaven Hoofdstuk 4

Oefenopgaven Hoofdstuk 4 Oefenopgaven Hoofdstuk 4 Opgave 1 De NV Red Mobile verkoopt smartphones in Nederland en heeft de volgende aandeelhouders: KPN NV heeft 35% van de 10 miljoen gewone aandelen, France Telecom 30% van de aandelen

Nadere informatie

Direct costing en break even analyse

Direct costing en break even analyse 6 hoofdstuk Direct costing en breakevenanalyse 6.1 D 6.2 B 6.3 A 6.4 D 6.5 D 6.6 C 6.7 B 6.8 A 6.9 C 6.10 B 6.11 B 1.440.000 / 4.800 = 300 6.12 A 4.800 700 1.440.000 1.000.000 = 920.000 6.13 C 1.000.000

Nadere informatie

EXAMENPROGRAMMA. Vakopleiding Bedrijfsadministratie & Accountancy (VBA ) Examen Cost & Management Accounting niveau 6 Niveau

EXAMENPROGRAMMA. Vakopleiding Bedrijfsadministratie & Accountancy (VBA ) Examen Cost & Management Accounting niveau 6 Niveau EXAMENPROGRAMMA Diplomalijn(en) Financieel-Administratief Diploma('s) Vakopleiding Bedrijfsadministratie & Accountancy (VBA ) Eamen Cost & Management Accounting niveau 6 Niveau Vergelijkbaar met hbo Versie

Nadere informatie

Hoofdstuk 25, 30 en 31

Hoofdstuk 25, 30 en 31 V5 M&O Samenvatting SE2 Hoofdstuk 25, 30 en 31 1 Hoofdstuk 25 Breakeven analyse Variabele kosten zijn afhankelijk van de productie/afzet. Proportioneel variabele kosten stijgen in dezelfde mate als de

Nadere informatie

Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. PDB KOSTENCALCULATIE 4 OEFENEXAMEN 3 Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Het aantal te behalen punten is 38. Bij elke vraag staat aangegeven

Nadere informatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 6 ANTWOORDEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 6 ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 6 ANTWOORDEN Opgave 1 Jansen heeft een maakt en verkoopt product P11. De verkoopprijs van het product is 60 exclusief btw. De inkoopprijs van het product is 28. De overige variabele kosten

Nadere informatie

Geeft aan hoeveel iemand (maximaal) bereid is om uit te geven aan een bepaald product.

Geeft aan hoeveel iemand (maximaal) bereid is om uit te geven aan een bepaald product. Boekverslag door M. 988 woorden 11 oktober 2015 9.3 4 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 2 Betalingsbereidheid: Geeft aan hoeveel iemand (maximaal) bereid is om uit te geven aan een bepaald product.

Nadere informatie

M&O VWO 2011/2012. www.lyceo.nl

M&O VWO 2011/2012. www.lyceo.nl Hoofdstuk 4: Balans M&O VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Overzicht H4: Balans Management & Organisatie Centraal Examen (CE) 1. Rechtsvormen 2. Prijsberekening 3. Resultaten 4. Balans 5. Liquiditeitsbegroting

Nadere informatie

De kostenplaatsenmethode en Activity Based Costing

De kostenplaatsenmethode en Activity Based Costing 8 hoofdstuk De kostenplaatsenmethode en Activity Based Costing 8.1 A 8.2 C 8.3 D 8.4 C 8.5 B 8.6 D 8.7 C 8.8 B 8.9 D 8.10 A (220.000 / 4.000) 1.400 = 77.000 8.11 C (4.500 + 25 + 110 + 145 + 710) 1.000

Nadere informatie

Cursus Bedrijfseconomie 2

Cursus Bedrijfseconomie 2 Cursus Bedrijfseconomie 2 IBK2BEC20 1 Programma Kostenverbijzondering (Hfdst. 8) Verdeling indirecte kosten Vijf methoden (ABC volgende week) Opgaven deel 8.2 t/m 8.10 2 1 Kostenverbijzondering de primitieve

Nadere informatie

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 12

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 12 Financiering niveau 5 Correctiemodel voorbeeldexamen 2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 12 Vraag 1 Toetsterm 6.4 - Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Voor welke

Nadere informatie

Regels voor activa ; Waarderingsgrondslagen

Regels voor activa ; Waarderingsgrondslagen www.jooplengkeek.nl Regels voor activa ; Waarderingsgrondslagen De waarderingsgrondslag is de wijze waarop de activa (bezit) wordt gewaardeerd in de administratie (boekhouding, balans). Voor welke prijs?

Nadere informatie

Eindexamen m&o vwo 2008-I

Eindexamen m&o vwo 2008-I Beoordelingsmodel Opgave 1 1 maximumscore 2 introductiefase groeifase rijpheidsfase/volwassenfase verzadigingsfase/stabilisatiefase neergangsfase/aftakelingsfase/eindfase Opmerking: Wanneer niet in de

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores. x 100% = 55%

Vraag Antwoord Scores. x 100% = 55% Opgave 1 1 maximumscore 1 1.320.000 900.000 + 1.500.000 x 100% = 55% 2 maximumscore 2 Zonder een voorziening zijn de werkelijke uitgaven ook kosten in een jaar. Met een voorziening worden de kosten verspreid

Nadere informatie

EXAMENPROGRAMMA. Moderne Bedrijfsadministratie (MBA) Vakopleiding Bedrijfsadministratie & Accountancy (VBA ) Examen Kostencalculatie niveau 5 Niveau

EXAMENPROGRAMMA. Moderne Bedrijfsadministratie (MBA) Vakopleiding Bedrijfsadministratie & Accountancy (VBA ) Examen Kostencalculatie niveau 5 Niveau Diplomalijn(en) Financieel-Administratief Diploma('s) Moderne Bedrijfsadministratie (MBA) Vakopleiding Bedrijfsadministratie & Accountancy (VBA ) Eamen Kostencalculatie niveau 5 Niveau 5 (vergelijkbaar

Nadere informatie

Eigen vermogen ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid

Eigen vermogen ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid Eigen vermogen ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid Eenmanszaak: Persoonsvennootschap: Vennootschap Onder Firma: Commanditaire vennootschap (CV) Maatschap: Eigen vermogen: totaal eigen geld dat in

Nadere informatie

Waarom gaan we investeren We verwachten winst te maken! Alleen rekening houden met toekomstige ontvangsten en uitgaven.

Waarom gaan we investeren We verwachten winst te maken! Alleen rekening houden met toekomstige ontvangsten en uitgaven. www.jooplengkeek.nl Investeringsselectie Waarom gaan we investeren We verwachten winst te maken! Alleen rekening houden met toekomstige ontvangsten en uitgaven. belangrijk Calculaties voor beslissingen

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel COST & MANAGEMENTACCOUNTING DINSDAG 8 MAART UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel COST & MANAGEMENTACCOUNTING DINSDAG 8 MAART UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel COST & MANAGEMENTACCOUNTING DINSDAG 8 MAART 2016 12.00-14.00 UUR Indien een kandidaat tot eenzelfde antwoord komt als opgenomen in dit correctiemodel maar waarbij

Nadere informatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 6 UITWERKINGEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 6 UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 6 UITWERKINGEN Opgave 1 Jansen heeft een maakt en verkoopt product P11. De verkoopprijs van het product is 60 exclusief btw. De inkoopprijs van het product is 28. De overige variabele

Nadere informatie

Eindtermen en Toetstermen STIBEX Bedrijfseconomie en Periodeafsluiting

Eindtermen en Toetstermen STIBEX Bedrijfseconomie en Periodeafsluiting Eindtermen en Toetstermen STIBEX Bedrijfseconomie en Periodeafsluiting Voor kandidaten die in beide modules examen doen, geldt dit gehele document (zowel de termen van module A. Boekhouden als module B.

Nadere informatie

1 Kostprijsberekening en bezettingsresultaat

1 Kostprijsberekening en bezettingsresultaat 1 Kostprijsberekening en bezettingsresultaat 1.1 Inleiding In het Basisboek Bedrijfseconomie heb je al veel geleerd over hoe de prijs van een product tot stand komt. De eerste hoofdstukken in dat boek

Nadere informatie

Eindtermen en Toetstermen STIBEX Bedrijfseconomie en Periodeafsluiting

Eindtermen en Toetstermen STIBEX Bedrijfseconomie en Periodeafsluiting Eindtermen en Toetstermen STIBEX Bedrijfseconomie en Periodeafsluiting Voor kandidaten die in beide modules examen doen geldt dit gehele document (zowel de termen van module A. Periodeafsluiting als module

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt Ondernemingsvormen Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt De eenmanszaak = een onderneming met één eigenaar. De vennootschap onder firma (VOF) = een onderneming waarbij enkele mensen

Nadere informatie

Appendix Bedrijfseconomie

Appendix Bedrijfseconomie Appendix Bedrijfseconomie De Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens ( de Associatie ) organiseert twee keer per jaar examens voor het in ons land erkende Praktijkdiploma Boekhouden (PDB). Voor het

Nadere informatie

Het eigen vermogen is permanent dat wil zeggen voor onbepaalde tijd (blijvend)aanwezig in de onderneming.

Het eigen vermogen is permanent dat wil zeggen voor onbepaalde tijd (blijvend)aanwezig in de onderneming. www.jooplengkeek.nl Eigen vermogen bij een bv en een nv Het eigen vermogen is permanent dat wil zeggen voor onbepaalde tijd (blijvend)aanwezig in de onderneming. Het bestaat uit aandelenkapitaal en opgebouwde

Nadere informatie

Vraag 1 Toetsterm Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad?

Vraag 1 Toetsterm Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad? Kostencalculatie Correctiemodel Vraag 1 Toetsterm 2.5 - Beheersingsniveau: K - Aantal punten: 1 Wat is de juiste omschrijving van het begrip technische voorraad? De technische voorraad a is de economische

Nadere informatie

Examen VWO. Economische wetenschappen II en recht (oude stijl)

Examen VWO. Economische wetenschappen II en recht (oude stijl) Economische wetenschappen II en recht (oude stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Donderdag 30 mei 13.30 16.30 uur 20 02 Voor dit examen zijn maximaal 90 punten te behalen;

Nadere informatie

Examen VWO. Economische wetenschappen II en recht (oude stijl)

Examen VWO. Economische wetenschappen II en recht (oude stijl) Economische wetenschappen II en recht (oude stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Vrijdag 20 juni 10.00 13.00 20 03 Voor dit examen zijn maximaal 90 punten te behalen; het

Nadere informatie

Management & Organisatie

Management & Organisatie Management & Organisatie Hoofdstuk 1 Managen = iemand iets laten doen waarvan jij vindt dat het nodig is. Dit gaat d.m.v. communicatie. Een organisatie is een samenwerkingsverband van mensen die bepaalde

Nadere informatie

EXAMENPROGRAMMA. Financieel-Administratief Diploma('s) Diplomalijn(en)

EXAMENPROGRAMMA. Financieel-Administratief Diploma('s) Diplomalijn(en) EXAMENPROGRAMMA Diplomalijn(en) Financieel-Administratief Diploma('s) Praktijkdiploma Boekhouden (PDB ) Eamen Financiering niveau 4 Niveau 4 (vergelijkbaar met mbo 4) Versie 2-0 Geldig vanaf 1-01-16 Vastgesteld

Nadere informatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 4 UITWERKINGEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 4 UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 4 UITWERKINGEN Opgave 1 a. Wat wordt verstaan onder het verbijzonderen van de indirecte kosten? Het verbijzonderen van de indirecte kosten houdt in dat de indirecte kosten aan de producten

Nadere informatie

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 23 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 23 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Kostencalculatie niveau 5 Examenopgaven Dit voorbeeldexamen bestaat uit 23 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen. Dit voorbeeldexamen bestaat uit de volgende documenten:

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Management accounting: plaatsbepaling en ontwikkeling

Hoofdstuk 1 Management accounting: plaatsbepaling en ontwikkeling Hoofdstuk 1 Management accounting: plaatsbepaling en ontwikkeling Meerkeuzevraag 1.8 Eigen vermogen 31 december 220.000 Eigen vermogen 1 januari 250.000 -- Vermogenstoename 30.000 Onttrekkingen 70.000

Nadere informatie

OPGAVEN HOOFDSTUK 4 UITWERKINGEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 4 UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 4 UITWERKINGEN Opgave 1 a. Wat wordt verstaan onder het verbijzonderen van de indirecte kosten? Het verbijzonderen van de indirecte kosten houdt in dat de indirecte kosten aan de producten

Nadere informatie

5 BELASTINGEN 61 ONDERNEMINGSVORMEN. INHOUDSOPGAVE BEDRIJFSECONOMIE voor het mkb. afdeling hoofdstuk paragraaf

5 BELASTINGEN 61 ONDERNEMINGSVORMEN. INHOUDSOPGAVE BEDRIJFSECONOMIE voor het mkb. afdeling hoofdstuk paragraaf INHOUDSOPGAVE BEDRIJFSECONOMIE voor het mkb afdeling hoofdstuk paragraaf 1 ONDERNEMINGSVORMEN 1 2 3 4 NATUURLIJKE PERSONEN EN RECHTSPERSONEN blz. 12 1 Rechtsvorm van de onderneming... 12 2 Inschrijving

Nadere informatie

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 11: Eigen vermogen

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 11: Eigen vermogen Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 11: Eigen vermogen Samenvatting door J. 1798 woorden 26 maart 2014 7,8 2 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans 11.1 Aandelenvermogen Permanent vermogen

Nadere informatie

UITWERKINGEN OPGAVEN OEFENEXAMEN 1 ASSOCIATIE MBA-KC

UITWERKINGEN OPGAVEN OEFENEXAMEN 1 ASSOCIATIE MBA-KC UITWERKINGEN OPGAVEN OEFENEXAMEN 1 ASSOCIATIE MBA-KC Opgave 1 Antwoord A Economische voorraad is: Voorinkopen + aanwezige voorraad voorverkopen Antwoord A = Economische voorraad plus voorverkopen voorinkopen

Nadere informatie

Bedrijfseconomische aspecten Examennummer: 61562 Datum: 30 juni 2012 Tijd: 10:00 uur - 11:30 uur

Bedrijfseconomische aspecten Examennummer: 61562 Datum: 30 juni 2012 Tijd: 10:00 uur - 11:30 uur Bedrijfseconomische aspecten Examennummer: 61562 Datum: 30 juni 2012 Tijd: 10:00 uur - 11:30 uur Dit examen bestaat uit 5 pagina s. De opbouw van het examen is als volgt: - 10 open vragen (maximaal 70

Nadere informatie

Reader Bedrijfseconomische berekeningen

Reader Bedrijfseconomische berekeningen Reader Bedrijfseconomische berekeningen Reader Bedrijfseconomische berekeningen Peter H. C. Hintzen isbn 978 90 5752 290 1 2015 Uitgeverij Edu Actief b.v. Gehele of gedeeltelijke overneming of reproductie

Nadere informatie

M&O VWO 2011/2012. www.lyceo.nl

M&O VWO 2011/2012. www.lyceo.nl Hoofdstuk 2: Prijsberekening i M&O VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Overzicht H2: Prijsberekening Management & Organisatie Centraal Examen (CE) 1. Rechtsvormen 2. Prijsberekening 3. Resultaten 4. Balans 5. Liquiditeitsbegroting

Nadere informatie

Het verschil tussen de verkoopopbrengst van de verkochte goederen en de inkoopwaarde van die goederen

Het verschil tussen de verkoopopbrengst van de verkochte goederen en de inkoopwaarde van die goederen Samenvatting door F. 643 woorden 19 juni 2013 6,4 23 keer beoordeeld Vak M&O 4.2 De verandering van het eigen vermogen: het resultaat Een niet-productieonderneming koopt goederen in en probeert die goederen

Nadere informatie

Samenvatting M&O hoofdstuk

Samenvatting M&O hoofdstuk Samenvatting M&O hoofdstuk 10+ 11 Samenvatting door een scholier 1168 woorden 16 maart 2017 7 3 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans Hoofdstuk 10 vermogensmarkt 10.1 vrager van vermogen Vragers van

Nadere informatie

Lever origineel en kopie van het examenpapier in.

Lever origineel en kopie van het examenpapier in. SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave JAARREKENING WOENSDAG 24 JUNI 2015 12.15 UUR 15:15 UUR Belangrijke informatie Deze examenopgave bestaat uit x pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle

Nadere informatie

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk :Naamloze Vennootschap

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk :Naamloze Vennootschap Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 + 2 :Naamloze Vennootschap Samenvatting door M. 1893 woorden 1 maart 2014 6,1 22 keer beoordeeld Vak M&O De naamloze vennootschap is een vennootschap met

Nadere informatie

Eindexamen m&o vwo 2010 - II

Eindexamen m&o vwo 2010 - II Beoordelingsmodel Opgave 1 1 maximumscore 2 Aantal geplaatste aandelen bij oprichting 1.200.000 4 175.000 = 125.000 1 ( 1.200.000 + 908.000 ) 1.428.000 Emissiekoers bij oprichting = 5,44 125.000 1 2 maximumscore

Nadere informatie

1.1 Inleiding 13 1.2 Overzichten voor bedrijfseconomische berekeningen 13

1.1 Inleiding 13 1.2 Overzichten voor bedrijfseconomische berekeningen 13 Inhoud Voorwoord 11 Hoofdstuk 1 Boekhoudkundige overzichten 13 1.1 Inleiding 13 1.2 Overzichten voor bedrijfseconomische berekeningen 13 Hoofdstuk 2 Berekeningen met betrekking tot de goederenhandel 19

Nadere informatie

Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19

Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19 Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19 Samenvatting door een scholier 1806 woorden 8 april 2003 6,5 29 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Economie, Thema 4, Hoofdstuk 17, 18 en 19.

Nadere informatie

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 11, Eigen vermogen

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 11, Eigen vermogen Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 11, Eigen vermogen Samenvatting door een scholier 1934 woorden 20 februari 2008 7,1 135 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans Hoofdstuk 11. Eigen vermogen.

Nadere informatie

Inleiding. 1.1 Aandeel. Medezeggenschap in de onderneming. Een gedeelte in het overschot bij de liquidatie van de onderneming.

Inleiding. 1.1 Aandeel. Medezeggenschap in de onderneming. Een gedeelte in het overschot bij de liquidatie van de onderneming. Werkstuk door een scholier 1905 woorden 18 juni 2003 5.5 168 keer beoordeeld Vak Economie Het begrip Aandeel 1.0 Inleiding Het meest verhandelde - en waarschijnlijk ook het bekendste - effect is het aandeel.

Nadere informatie

EXAMENPROGRAMMA. Financieel-Administratief Diploma('s) Diplomalijn(en)

EXAMENPROGRAMMA. Financieel-Administratief Diploma('s) Diplomalijn(en) EXAMENPROGRAMMA Diplomalijn(en) Financieel-Administratief Diploma('s) Praktijkdiploma Boekhouden (PDB ) Eamen Financiering niveau 4 Niveau 4 (vergelijkbaar met mbo 4) Versie 4-0 Geldig vanaf 1-01-16 Vastgesteld

Nadere informatie

Betalingsbereidheid: hoeveel een consument bereidt is om voor een product te betalen.

Betalingsbereidheid: hoeveel een consument bereidt is om voor een product te betalen. Samenvatting door A. 1304 woorden 7 februari 2017 7,6 23 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting vraag & aanbod Hoofdstuk 1 Concrete markt: vragers en aanbieders komen op bepaalde tijden

Nadere informatie

Bedrijfseconomische basisbeginselen. College 3, spm 1212

Bedrijfseconomische basisbeginselen. College 3, spm 1212 Bedrijfseconomische basisbeginselen College 3, spm 1212 Overzicht Kostenbegrippen Kostprijscalculatie en verbijzondering Kosten en industriële organisatie Waarom aandacht voor kosten? Belangrijk criterium

Nadere informatie

H1. Ondernemingen in de economie De drie E s

H1. Ondernemingen in de economie De drie E s H1. Ondernemingen in de economie De drie E s Economie houdt zich bezig met de vraagstukken die samenhangen met de mens in zijn streven naar welvaart : hoe kan de voorziening in goederen en diensten zo

Nadere informatie