Deel IB1 Eprex I.E./ml 1/11
|
|
- Petra Vos
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Deel IB1 Eprex I.E./ml 1/11 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL 1.1 Merknaam van het geneesmiddel Eprex 1.2 Generieke naam Epoëtine alfa 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Een voorgevulde spuit met 0,5 ml oplossing voor injectie bevat I.E. epoëtine alfa wat overeenkomt met 42,0 microgram. Een voorgevulde spuit met 0,6 ml oplossing voor injectie bevat I.E. epoëtine alfa wat overeenkomt met 50,4 microgram. Een voorgevulde spuit met 0,7 ml oplossing voor injectie bevat I.E. epoëtine alfa wat overeenkomt met 58,8 microgram. Een voorgevulde spuit met 0,8 ml oplossing voor injectie bevat I.E. epoëtine alfa wat overeenkomt met 67,2 microgram. Een voorgevulde spuit met 0,9 ml oplossing voor injectie bevat I.E. epoëtine alfa wat overeenkomt met 75,6 microgram. Een voorgevulde spuit met 1,0 ml oplossing voor injectie bevat I.E. epoëtine alfa wat overeenkomt met 84,0 microgram. 3. FARMACEUTISCHE VORM Oplossing voor injectie. 4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1 Therapeutische indicaties - Behandeling van anemie ten gevolge van chronische nierinsufficiëntie bij pediatrische en volwassen hemodialysepatiënten en bij volwassen patiënten die peritoneale dialyse ondergaan. - Behandeling van ernstige anemie van renale oorsprong, vergezeld van klinische symptomen, bij volwassen patiënten met nierinsufficiëntie die nog geen dialyse ondergaan. - Behandeling van anemie en vermindering van transfusiebehoefte bij volwassen patiënten die chemotherapie krijgen voor solide tumoren, kwaadaardige lymfomen of multipel myeloom, en met risico op transfusie vastgesteld op basis van de algemene toestand van de patiënt (bijv. cardiovasculaire toestand of vooraf bestaande anemie bij het begin van de chemotherapie). - Eprex kan worden gebruikt om de opbrengst van autoloog bloed te verhogen bij patiënten in een predonatieprogramma. Het gebruik ervan in deze indicatie dient te worden afgewogen tegen het gemelde risico op trombo-embolieën. De behandeling dient enkel te worden gegeven aan patiënten met matige anemie (Hb g/dl [6,2-8,1 mmol/l], geen ijzer-deficiëntie) als procedures om bloed te sparen niet beschikbaar of onvoldoende zijn als de geplande majeure electieve heelkundige ingreep een groot volume aan bloed vraagt (4 of meer eenheden bloed bij vrouwen of 5 of meer eenheden bij mannen).
2 Deel IB1 Eprex I.E./ml 2/11 - Eprex kan worden gebruikt om blootstelling aan allogene bloedtransfusies te beperken bij volwassen, niet ijzer-deficiënte patiënten voorafgaand aan een majeure electieve orthopedische heelkundige ingreep, waarbij verwacht wordt dat er een groot risico aanwezig is voor transfusiecomplicaties. Het gebruik dient te worden beperkt tot patiënten met matige anemie (bijv. Hb g/dl) die geen autoloog-bloeddonatieprogramma ter beschikking hebben en bij wie een matig bloedverlies wordt verwacht (900 tot 1800 ml). Bij electieve heelkundige ingrepen dienen altijd de goede praktijken voor bloedmanagement te worden gevolgd. 4.2 Dosering en wijze van toediening Aanwijzingen voor de toediening Zoals bij alle parenterale geneesmiddelen dient de injectie-oplossing vóór toediening visueel op aanwezige deeltjes en verkleuring te worden onderzocht. a. subcutane injectie: een maximaal volume van 1 ml per injectieplaats mag over het algemeen niet worden overschreden. In het geval dat een groter volume moet worden geïnjecteerd, dienen meer injectieplaatsen te worden gebruikt. De injecties worden toegediend in de ledematen of in de buik. b. intraveneuze injectie: deze injectie dient gedurende tenminste 1 à 5 minuten te worden toegediend afhankelijk van de totale dosis. Bij patiënten die hemodialyse ondergaan wordt epoëtine alfa na de dialyse via de fistelnaald gegeven. Dit wordt gevolgd door 10 ml isotone zoutoplossing om de lijn te spoelen en om een adequate injectie van het product in de circulatie te verzekeren. Een langzamere injectie verdient de voorkeur bij patiënten die met griepachtige symptomen reageren op de behandeling. Niet toedienen als intraveneus infuus of gemengd met andere geneesmiddelen. Patiënten met chronische nierinsufficiëntie Men streeft naar een hemoglobineconcentratie variërend van 10 tot 12 g/dl (6,2-7,5 mmol/l), behalve bij de pediatrische patiënten bij wie de hemoglobineconcentratie dient te variëren tussen 9,5 en 11 g/dl (5,9-6,8 mmol/l). Bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie en een klinisch vastgestelde ischemische hartaandoening of congestief hartfalen, mag de onderhoudsconcentratie van het hemoglobine de bovenste limiet van de beoogde hemoglobineconcentratie niet overschrijden. Het is noodzakelijk voor en tijdens de behandeling de ijzerparameters te evalueren en indien nodig een ijzersupplement toe te dienen. Bovendien dienen voor aanvang van de behandeling met epoëtine alfa andere oorzaken van anemie zoals vitamine B 12 - of foliumzuurdeficiëntie te worden uitgesloten. Indien een respons op de behandeling met epoëtine alfa uitblijft, dient de oorzaak te worden onderzocht. Mogelijke oorzaken zijn: ijzer-, foliumzuur- of vitamine B 12 -deficiëntie, aluminiumintoxicatie, infecties, inflammatoire of traumatische toestand, occult bloedverlies, hemolyse, beenmergfibrose van welke etiologie ook. Volwassen hemodialysepatiënten Subcutane toediening heeft de voorkeur boven intraveneuze toediening. De behandeling verloopt in twee fasen. - De correctiefase 50 I.E./kg, driemaal per week, subcutaan of intraveneus. Wanneer een dosisaanpassing nodig is, kan deze worden uitgevoerd per periode van ten minste vier weken. Per periode bedraagt de verhoging of verlaging van de dosering 25 I.E./kg, driemaal per week. - De onderhoudsbehandeling De aanbevolen totale dosis per week ligt tussen 75 en 300 I.E./kg.
3 Deel IB1 Eprex I.E./ml 3/11 Bij de subcutane behandeling is de gemiddelde dosis 20 tot 30% lager dan bij de intraveneuze behandeling. Echter, indien de subcutane behandeling een slechte respons geeft die niet verklaarbaar is door de conditie van de patiënt, dient tijdelijk te worden overgeschakeld naar de intraveneuze toedieningsweg. Zo kan men controleren of de slechte respons niet wordt veroorzaakt door onvoldoende absorptie van het geneesmiddel. De beschikbare klinische gegevens suggereren dat bij patiënten met een zeer laag initieel hemoglobinegehalte (< 6 g/dl of < 3,75 mmol/l), een hogere onderhoudsdosis noodzakelijk is dan bij patiënten bij wie de initiële anemie minder ernstig is (> 8 g/dl of > 5 mmol/l). Pediatrische hemodialysepatiënten De behandeling verloopt in twee fasen. - De correctiefase 50 I.E./kg, driemaal per week intraveneus toegediend. Wanneer een dosisaanpassing nodig is, moet deze worden uitgevoerd per periode van ten minste vier weken. Per periode bedraagt de verhoging of verlaging van de dosering 25 I.E./kg, driemaal per week, tot het beoogde doel is bereikt. - De onderhoudsbehandeling Meestal hebben kinderen met een lichaamsgewicht onder de 30 kg een hogere onderhoudsdosis nodig dan kinderen met een hoger lichaamsgewicht of volwassenen. Als voorbeeld worden hieronder de onderhoudsdoses opgegeven die tijdens klinische studies werden waargenomen na zes maanden behandeling. dosis I.E./kg 3x per week gewicht (kg) gemiddelde onderhoudsdosering gebruikelijke onderhoudsdosering < > De beschikbare klinische gegevens suggereren dat patiënten met een zeer laag initieel hemoglobinegehalte (< 6,8 g/dl of < 4,25 mmol/l) een hogere onderhoudsdosis nodig hebben dan patiënten bij wie het initiële hemoglobinegehalte hoger is (> 6,8 g/dl of > 4,25 mmol/l). Volwassen patiënten met nierinsufficiëntie die nog niet worden gedialyseerd Subcutane toediening heeft de voorkeur boven intraveneuze toediening. De behandeling verloopt in twee fasen: - De correctiefase De aanvangsdosis bedraagt 50 I.E./kg, driemaal per week, indien nodig gevolgd door dosisverhogingen met 25 I.E./kg (driemaal per week) tot het beoogde doel is bereikt (de aanpassingen dienen te gebeuren per periode van ten minste vier weken). - De onderhoudsbehandeling Dosisaanpassingen kunnen worden doorgevoerd zodat de hemoglobinewaarde tussen 10 en 12 g/dl (6,2-7,5 mmol/l) blijft (onderhoudsdosis tussen 17 en 33 I.E./kg driemaal per week). De maximale dosis mag 200 I.E./kg, driemaal per week, niet overschrijden. Volwassen patiënten die worden behandeld met peritoneale dialyse De behandeling verloopt in twee fasen: - De correctiefase De aanvangsdosis bedraagt 50 I.E./kg, subcutaan tweemaal per week.
4 Deel IB1 Eprex I.E./ml 4/11 - De onderhoudsbehandeling Dosisaanpassingen kunnen worden doorgevoerd zodat de gewenste hemoglobinewaarde behouden blijft: Hb tussen 10 en12 g/dl (6,2-7,5 mmol/l) (onderhoudsdosis tussen 25 en 50 I.E./kg tweemaal per week, verdeeld over twee gelijke subcutane injecties). Volwassen kankerpatiënten die chemotherapie krijgen Toediening dient subcutaan plaats te vinden. Epoëtine alfa dient te worden toegediend aan patiënten met anemie (bijv. Hb 10,5 g/dl [6,5 mmol/l]). De hemoglobineconcentratie waar naar gestreefd wordt, is circa 12 g/dl (7,5 mmol/l). De initiële dosis is 150 I.E./kg subcutaan driemaal per week. Als het hemoglobinegehalte na vier weken behandeling met ten minste 1 g/dl (0,62 mmol/l) is gestegen of als de reticulocytentelling is gestegen met ten minste cellen/µl boven de uitgangswaarde, dan dient de dosis te worden gehandhaafd op 150 I.E./kg. Als de stijging van het hemoglobinegehalte minder is dan 1 g/dl (0,62 mmol/l) en als de reticulocytentelling minder is gestegen dan cellen/µl boven de uitgangswaarde, dan dient de dosis te worden verhoogd naar 300 I.E./kg. Als na nogmaals vier weken behandeling, met 300 I.E./kg, het hemoglobinegehalte is gestegen met ten minste 1 g/dl (0,62 mmol/l) of als de reticulocytentelling is gestegen met ten minste cellen/µl, dan dient de dosis te worden gehandhaafd op 300 I.E./kg. Echter, als het hemoglobinegehalte is gestegen met minder dan 1 g/dl (0,62 mmol/l) en als de reticulocytentelling is gestegen met minder dan cellen/µl boven de uitgangswaarde, dan is respons onwaarschijnlijk en moet de behandeling worden gestopt.
5 Deel IB1 Eprex I.E./ml 5/11 De aanbevolen dosering wordt beschreven in onderstaand diagram: retic.-stijging >40.000/µl of Hb-stijging >1 g/dl beoogd-hb (circa 12 g/dl) 150 I.E./kg 3x/week 4 weken retic.-stijging >40.000/µl of Hb-stijging >1 g/dl retic.-stijging <40.000/µl en Hb-stijging <1g/dl 300 I.E./kg 3x/week 4 weken retic.-stijging <40.000/µl en Hb-stijging <1 g/dl behandeling stoppen Dosisaanpassing Een hemoglobinestijging van meer dan 2 g/dl (1,25 mmol/l) per maand of een hemoglobinegehalte van groter dan 14 g/dl (> 8,7 mmol/l) dient te worden vermeden. Als het hemoglobinegehalte stijgt met meer dan 2 g/dl (1,25 mmol/l) per maand, dient de dosering van epoëtine alfa te worden verminderd met circa 25-50%, afhankelijk van de snelheid waarmee het hemoglobinegehalte toeneemt. Als het hemoglobinegehalte groter wordt dan 14 g/dl (8,7 mmol/l) stop dan de behandeling tot het hemoglobinegehalte daalt onder 12 g/dl (7,5 mmol/l) en hervat dan de behandeling met epoëtine alfa met een dosis die 25% lager is dan de voorgaande. De behandeling met epoëtine alfa dient te worden voortgezet tot een maand na het beëindigen van de chemotherapie. Volwassen patiënten in een autoloog predonatieprogramma vóór een heelkundige ingreep Toediening dient intraveneus plaats te vinden. Tijdens het bloeddonatieprogramma dient epoëtine alfa te worden toegediend na het beëindigen van deze procedure. Matig anemische patiënten (hematocriet 33-39%) van wie een predonatie van ten minste 4 eenheden bloed vereist is, dienen behandeld te worden met epoëtine alfa met een dosis van 600 I.E./kg tweemaal per week gedurende 3 weken vóór de chirurgische ingreep. Op deze wijze was het mogelijk ten minste 4 eenheden bloed af te nemen bij 81% van de patiënten die met epoëtine alfa werden behandeld. Voor met placebo behandelde patiënten was dit 37%. Behandeling met epoëtine alfa verminderde het risico op blootstelling aan homoloog bloed met 50% vergeleken met patiënten die geen epoëtine alfa kregen toegediend. Alle patiënten die met epoëtine alfa behandeld worden, dienen voldoende ijzersuppletie te krijgen (bijv. 200 mg oraal elementair ijzer per dag) gedurende de behandeling met epoëtine alfa. IJzersuppletie moet zo spoedig mogelijk worden gestart, zelfs enkele weken voor het begin van de autologe bloeddonatie, met als doel hoge ijzervoorraden op te bouwen voordat de behandeling met epoëtine alfa wordt gestart. Volwassen patiënten bij wie een electieve orthopedische heelkundige ingreep is gepland Toediening dient subcutaan plaats te vinden. De aanbevolen dosering bedraagt 600 I.E. epoëtine alfa per kg per week gedurende de 3 weken die aan de ingreep voorafgaan (dag -21, -14 en -7) en op de dag van de ingreep. Als de preoperatieve voorbereidingsperiode om medische redenen moet worden ingekort tot minder dan 3 weken, moet men dagelijks 300 I.E./kg toedienen gedurende de 10 dagen vóór de ingreep, op de dag van de ingreep en tijdens de 4 dagen erna. Als uit bloedonderzoek in de preoperatieve periode blijkt dat het
6 Deel IB1 Eprex I.E./ml 6/11 hemoglobinegehalte 15 g/dl of meer bedraagt, moet de toediening van epoëtine alfa worden stopgezet en mogen geen bijkomende doses meer worden gegeven. Er dient te worden nagegaan of bij het begin van de behandeling de patiënten niet ijzer-deficiënt zijn. Alle patiënten die met epoëtine alfa behandeld worden, dienen voldoende ijzersuppletie te krijgen (bijv. 200 mg oraal elementair ijzer per dag) gedurende de behandeling met epoëtine alfa. De ijzersuppletie moet, indien mogelijk, vóór aanvang van de behandeling met epoëtine alfa worden gestart om een adequate ijzervoorraad op te bouwen. 4.3 Contra-indicaties Hypertensie die niet onder controle is. Alle contra-indicaties die verband houden met autologe bloeddonatieprogramma s moeten in acht genomen worden bij patiënten die hiervoor ook epoëtine alfa krijgen toegediend. Overgevoeligheid voor het product of een van zijn bestanddelen. Het gebruik van epoëtine alfa bij patiënten bij wie vooraf geen voorraad autoloog bloed werd verzameld en bij wie een majeure, electieve, orthopedische heelkundige ingreep is gepland, is gecontra-indiceerd bij een ernstige aandoening van de kransslagaders, de perifere arteriën, de arteria carotis of de bloedvaten van de hersenen. De behandeling is ook gecontra-indiceerd bij patiënten die recentelijk een myocardinfarct of cerebrovasculair accident hebben doorgemaakt. Patiënten die om welke reden dan ook geen adequate antitrombotische profylaxe kunnen krijgen. 4.4 Bijzondere waarschuwingen en bijzondere voorzorgen bij gebruik Bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie dient de snelheid waarmee het hemoglobinegehalte mag toenemen, rond 1 g/dl per maand (0,62 mmol/l per maand) te bedragen en niet hoger te zijn dan 2 g/dl per maand (1,25 mmol/l per maand) om de risico's op een toename in hypertensie te beperken. Bij alle patiënten die met epoëtine alfa worden behandeld, dient de bloeddruk nauwkeurig te worden gevolgd en indien nodig behandeld. Een behandeling met epoëtine alfa moet met de nodige voorzichtigheid worden toegepast bij onbehandelde, onvoldoende behandelde of moeilijk te behandelen hypertensie. Het instellen of verhogen van een antihypertensieve behandeling kan nodig zijn. Indien de bloeddruk niet kan worden gestabiliseerd, dient de behandeling met epoëtine alfa te worden stopgezet. Bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie en bij kankerpatiënten die met epoëtine alfa worden behandeld, moeten de hemoglobineconcentraties regelmatig worden bepaald tot een stabiele concentratie wordt bereikt. Daarna dient periodiek te worden gecontroleerd. Een behandeling met epoëtine alfa dient eveneens met de nodige voorzichtigheid te worden toegepast bij epilepsie en chronische leverinsufficiëntie. In uitzonderlijke gevallen werd hyperkaliëmie waargenomen. Bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie kan het corrigeren van de anemie leiden tot een toename van de eetlust en de inname van kalium en proteïnen. Om de juiste gehalten van ureum, creatinine en kalium te onderhouden, zal het dialysevoorschrift mogelijk tijdelijk dienen te worden aangepast. Bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie moeten de elektrolyten in het serum worden gevolgd. Indien een verhoogde ( of stijgende) serumspiegel van het kalium optreedt, dient een onderbreking van de behandeling met epoëtine alfa in overweging te worden genomen tot de kaliumspiegel zich heeft genormaliseerd. Tijdens de behandeling met epoëtine alfa kan er een matige, dosisafhankelijke stijging van het aantal trombocyten optreden. Deze verhoging neemt af tijdens de verdere behandeling. Het wordt aanbevolen regelmatig trombocytentellingen te volgen tijdens de eerste 8 weken van de behandeling. Bij behandeling met epoëtine alfa is tijdens de hemodialyse vaak een verhoging van de heparinedosis vereist als gevolg van een stijging van het hematocriet. Occlusie van het dialysesysteem is mogelijk als de heparinisatie niet optimaal is. Volgens de huidige inzichten versnelt de behandeling van de anemie met epoëtine alfa bij volwassenen met nierinsufficiëntie die nog geen dialyse ondergaan, de achteruitgang van de nierfunctie niet.
7 Deel IB1 Eprex I.E./ml 7/11 Alle andere oorzaken van anemie (ijzerdeficiëntie, hemolyse, bloedverlies, vitamine B 12 -deficiëntie of een tekort aan foliumzuur) moeten worden overwogen en behandeld voordat de behandeling met epoëtine alfa wordt gestart. In de meeste gevallen gaat een stijging van het hematocriet gepaard met een daling van de ferritinewaarden in het serum. Om een optimale respons op epoëtine alfa te verzekeren, dient een adequate ijzervoorraad aanwezig te zijn: ijzersuppletie, bijv. oraal mg/dag ( mg/dag voor pediatrische patiënten) aanbevolen voor patiënten met chronische nierinsufficiëntie met een ferritineserumwaarde lager dan 100 ng/ml. orale ijzersubstitutie van mg/dag is aanbevolen voor alle kankerpatiënten met een transferrineverzadiging lager dan 20%. Al deze aanvullende factoren van anemie moeten ook zorgvuldig overwogen alvorens te beslissen de dosis epoëtine alfa bij patiënten met kanker te verdubbelen. Bij kankerpatiënten die chemotherapie krijgen moet het interval van 2-3 weken in acht worden genomen tussen de toediening van erytropoëtine en de verschijning van erytropoëtine-geïnduceerde rode bloedcellen bij het evalueren of een behandeling met epoëtine alfa is aangewezen (patiënten met transfusierisico). Bij kankerpatiënten die chemotherapie krijgen, moet, indien de toename van hemoglobine meer dan 2 g/dl per maand is of de hemoglobinespiegel hoger wordt dan 14 g/dl, de dosisaanpassing die uitvoerig is beschreven in rubriek 4.2 nauwkeurig gevolgd worden om potentiële risicofactoren voor trombose te minimaliseren (zie rubriek 4.2 Dosisaanpassing). Alle speciale waarschuwingen en voorzorgen behorend tot programma's van autologe-bloeddonatie - vooral routinematige volumevervanging - dienen in acht te worden genomen. Bij patiënten voor wie een majeure electieve orthopedische heelkundige ingreep is voorzien, moet de oorzaak van de anemie worden vastgesteld en behandeld, indien mogelijk vóór de behandeling met epoëtine alfa wordt gestart. Bij deze patiënten kan trombose een mogelijk risico zijn en dient dit risico zorgvuldig te worden afgewogen tegen het voordeel dat de behandeling hen biedt. Patiënten bij wie een majeure electieve orthopedische heelkundige ingreep is voorzien, moeten een adequate antitrombotische profylaxe krijgen omdat er bij heelkundepatiënten trombose en vasculaire problemen mogelijk zijn, vooral als er sprake is van een onderliggende cardiovasculaire ziekte. Bovendien moeten bijzondere voorzorgen worden getroffen bij patiënten die aanleg vertonen een diepe veneuze trombose te ontwikkelen. Het kan bovendien niet worden uitgesloten dat de behandeling met epoëtine alfa bij patiënten met een initieel hemoglobinegehalte van groter dan 13 g/dl gepaard kan gaan met een verhoogd risico op postoperatieve trombose/vasculaire problemen. Daarom dient het niet te worden gebruikt bij patienten met een initieel hemoglobinegehalte groter dan 13 g/dl. Bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie en een klinisch vastgestelde ischemische hartaandoening of congestief hartfalen, mag de onderhoudsconcentratie van het hemoglobine de bovenste limiet van de beoogde hemoglobineconcentratie niet overschrijden. (Zie ook rubriek 4.2 Dosering en wijze van toediening.) Groeifactor potentieel Epoëtine alfa is een groeifactor die vooral de aanmaak van rode bloedcellen stimuleert. Echter, het kan niet uitgesloten worden dat epoëtine alfa als een groeifactor voor elk tumortype kan optreden, met name voor myeloïde maligniteiten. 4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie Er zijn geen gegevens die aantonen dat epoëtine alfa invloed heeft op het metabolisme van andere geneesmiddelen. Een potentiële interactie kan zich echter voordoen met ciclosporine, omdat dit gebonden is aan rode bloedcellen. Indien epoëtine alfa gelijktijdig met ciclosporine wordt gebruikt, dienen de bloedspiegels van ciclosporine te worden gevolgd en moet de dosis van ciclosporine worden aangepast wanneer het hematocriet stijgt. Er zijn geen gegevens die aantonen dat er een interactie is tussen epoëtine alfa en G-CSF of GM-CSF met betrekking tot hematologische differentiatie of proliferatie bij in vitro biopsie van tumoren. 4.6 Gebruik bij zwangerschap en het geven van borstvoeding
8 Deel IB1 Eprex I.E./ml 8/11 In dierexperimentele studies veroorzaakte epoëtine alfa een verlaagd foetaal gewicht, een vertraagde ossificatie en een verhoogde foetale mortaliteit als een wekelijkse dosis werd toegediend die ongeveer 20x de aanbevolen humane wekelijkse dosis is. Deze veranderingen worden secundair geacht aan de verminderde gewichtstoename van het moederdier. Er werden tot op heden geen adequate en goed gecontroleerde studies tijdens de zwangerschap bij de mens uitgevoerd. Dit heeft als gevolg dat: - bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie epoëtine alfa tijdens de zwangerschap slechts mag worden toegediend als de potentiële voordelen opwegen tegen het mogelijke risico voor de foetus. - bij zwangere patiënten of patiënten die borstvoeding geven en die aan een autoloog predonatieprogramma vóór een heelkundige ingreep deelnemen, het gebruik van epoëtine alfa niet wordt aangeraden. 4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen Geen 4.8 Bijwerkingen Algemeen Bij behandeling met epoëtine alfa werd aspecifieke huiduitslag beschreven. Vooral in het begin van de behandeling kunnen zich griepachtige symptomen voordoen, zoals hoofdpijn, gewrichtspijn, gevoel van zwakte, duizeligheid en vermoeidheid. Zeer zeldzaam zijn gevallen van trombocytose waargenomen (zie ook rubriek 4.4 Speciale waarschuwingen en bijzondere voorzorgen bij gebruik). Volwassen en pediatrische hemodialysepatiënten, volwassen patiënten die worden behandeld met peritoneale dialyse en volwassen patiënten met nierinsufficiëntie die nog niet worden gedialyseerd. De meest beschreven bijwerking tijdens een behandeling met epoëtine alfa is een dosisafhankelijke verhoging van de bloeddruk of een toename van bestaande hypertensie. Deze bloeddrukstijging kan met geneesmiddelen worden behandeld. Controle van de bloeddruk wordt derhalve aanbevolen en vooral bij het begin van de behandeling. Incidenteel zijn bij patiënten met normale of lage bloeddruk de volgende reacties opgetreden: een hypertensieve crisis met encefalopathisch-achtige symptomen (bijv. hoofdpijn en verwardheid) en gegeneraliseerde tonisch-clonische aanvallen; een arts dient dan onmiddellijk geraadpleegd te worden en een intensieve medische behandeling is noodzakelijk. Bijzondere aandacht dient te worden geschonken aan patiënten met plotseling optredende, migraine-achtige hoofdpijn als mogelijk sein voor bovengenoemde symptomen. Shunt-trombose kan zich voordoen, vooral bij patiënten die een neiging hebben tot hypotensie of bij wie de arterioveneuze fistulae complicaties vertonen (bijv. stenose, aneurysmata etc.). Een regelmatige shunt-revisie en trombose-profylaxe, bijvoorbeeld door het toedienen van acetylsalicylzuur, wordt bij deze patiënten aanbevolen. Volwassen anemische kankerpatiënten die chemotherapie krijgen. Hypertensie kan optreden bij patiënten die met epoëtine alfa worden behandeld. Daarom dienen het hemoglobinegehalte en de bloeddruk nauwlettend te worden gevolgd. Volwassen patiënten in een autoloog predonatieprogramma vóór een heelkundige ingreep Onafhankelijk van de behandeling met epoëtine alfa kunnen trombotische en vasculaire bijwerkingen optreden bij patiënten die een heelkundige ingreep ondergaan met onderliggende cardiovasculaire ziekten na herhaalde flebotomie. Daarom dient er routinematige volumevervanging bij deze patiënten te worden uitgevoerd. Patiënten bij wie een majeure electieve orthopedische heelkundige ingreep is gepland Bij patiënten bij wie een majeure, electieve, orthopedische heelkundige ingreep was gepland en bij wie het initiële hemoglobinegehalte 10 tot 13 g/dl bedroeg, bleek de incidentie van trombotische/vasculaire accidenten (meestal diepe veneuze trombose) in de globale patiëntenpopulatie van de klinische studies vergelijkbaar te zijn in de groepen die met verschillende doses epoëtine alfa werden behandeld en in de
9 Deel IB1 Eprex I.E./ml 9/11 placebogroep. De klinische ervaring is echter nog beperkt. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat een behandeling met epoëtine alfa bij patiënten met een initieel hemoglobinegehalte van groter dan 13 g/dl gepaard gaat met een verhoogd risico op postoperatieve trombotische/vasculaire accidenten. 4.9 Overdosering De therapeutische breedte van epoëtine alfa is zeer groot. Bij overdosering van epoëtine alfa kunnen effecten optreden die in het verlengde liggen van de farmacologische eigenschappen van het hormoon. Bij overmatig hoge hemoglobineconcentraties kan een flebotomie worden uitgevoerd. Indien nodig moet een additionele ondersteunende behandeling worden gegeven. 5. FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN ATC-classificatie: B03XA Farmacodynamische eigenschappen Erytropoëtine is een glycoproteïne dat, als een mitosestimulerende factor en een differentiatiestimulerend hormoon, de vorming van erytrocyten stimuleert uit precursoren in het beenmerg. Het moleculair gewicht van erytropoëtine bedraagt à dalton. Het proteïnegedeelte van de molecule draagt voor 58% bij aan dit gewicht en bestaat uit 165 aminozuren. De vier koolhydraatketens zijn met drie N-glycoside- en één O-glycosidebinding aan het proteïne gebonden. Epoëtine alfa verkregen via recombinante DNA-technologie, is geglycosileerd en wat betreft aminozuur- en koolhydraatsamenstelling identiek aan het humane erytropoëtine geïsoleerd uit urine van anemische patiënten. Epoëtine alfa heeft de hoogst mogelijke zuiverheidsgraad die met de huidige beschikbare technieken kan worden bereikt. Zo kunnen, in concentraties aan actief bestanddeel die worden toegediend tijdens de humane behandeling, geen residuen van de cellijn worden aangetoond die tijdens de productie wordt gebruikt. De biologische werkzaamheid van epoëtine alfa werd bij verschillende proefdiermodellen in vivo aangetoond (normale en anemische ratten, polycythemische muizen). Na toediening van epoëtine alfa namen het aantal erytrocyten, de Hb-waarden en de reticulocyten-aantallen toe en steeg ook de snelheid waarmee 59 Fe werd geïncorporeerd. In vitro werd een stijging van de opname van 3 H-thymidine in de erytroïde kernhoudende cellen in de milt aangetoond (miltcelculturen van muizen) na incubatie met epoëtine alfa. Met behulp van celculturen van humane beenmergcellen kon worden aangetoond dat epoëtine alfa specifiek de erytropoëse stimuleert en geen invloed heeft op de leukopoëse. Er werd geen cytotoxische werking van epoëtine alfa op de beenmergcellen aangetoond. Bij slechts enkele patiënten met chronische nierinsufficiëntie is vorming van antilichamen tegen erytropoëtine beschreven. In drie placebo-gecontroleerde studies werden 721 kankerpatiënten die platinavrije chemotherapie kregen opgenomen, waarvan 389 patiënten met hematologische maligniteiten (221 multipel myeloom, 144 non-hodgkin s lymfomen, en 24 andere hematologische maligniteiten) en 332 met solide tumoren (172 borst, 64 gynaecologisch, 23 long, 22 prostaat, 21 gastrointestinaal, en 30 andere typen tumoren). In twee open studies, werden 2697 kankerpatiënten die platinavrije chemotherapie kregen opgenomen, waarvan 1895 met solide tumoren (683 borst, 260 long, 174 gynaecologisch, 300 gastrointestinaal, en 478 andere typen tumoren) en 802 met hematologische maligniteiten. In een prospectieve, gerandomiseerde, dubbelblind, placebogecontroleerde studie uitgevoerd bij 375 anemische patiënten met verschillende niet-myeloïde maligniteiten die platinavrije chemotherapie kregen, werd een significante afname gevonden van anemiegerelateerde complicaties (bijv. vermoeidheid, afgenomen energie, en vermindering van de activiteit), die met de volgende instrumenten en schalen zijn bepaald: Functional Assessment of Cancer Therapy-Anemie (FACT-An), algemene schaal, FACT-An vermoeidheidsschaal, en Cancer Linear Analogue Scale (CLAS). Twee andere kleinere, gerandomiseerde, placebogecontroleerde studies toonden geen significante verbetering van de kwaliteit van leven-parameters op respectievelijk de EORTC-QLQ-C30 schaal of CLAS.
10 Deel IB1 Eprex I.E./ml 10/ Farmacokinetische eigenschappen I.V. toediening Na herhaalde intraveneuze toediening van epoëtine alfa bedraagt de halfwaardetijd bij gezonde vrijwilligers ongeveer 4 uur; een iets langere halfwaardetijd van ongeveer 5 uur werd gemeten bij patiënten met chronische nierinsufficiëntie. Een halfwaardetijd van ongeveer 6 uur werd gemeld bij kinderen. S.C. toediening Na subcutane toediening zijn de serumwaarden van epoëtine alfa veel lager dan na i.v. toediening; zij nemen langzaam toe en bereiken 12 à 18 uur na toediening een piekwaarde. De piekwaarde is steeds lager dan de piekwaarde na i.v. toediening (ongeveer 1/20 van de waarde). Er is geen accumulatie: de concentraties blijven gelijk, of ze nu worden gemeten 24 uur na de eerste of 24 uur na de laatste injectie. Bij subcutane toediening is de halfwaardetijd moeilijk te evalueren maar wordt geschat op ongeveer 24 uur. De biologische beschikbaarheid van epoëtine alfa na subcutane toediening is veel lager dan na intraveneuze toediening: ongeveer 20%. 5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek Chronische toxiciteit In enkele preklinische studies bij honden en ratten, maar niet bij apen, werd de behandeling met epoëtine alfa geassocieerd met subklinische beenmergfibrose. (Beenmergfibrose is een bekende complicatie bij humane chronische nierinsufficiëntie en zou in verband kunnen worden gebracht met secundaire hyperparathyreoïdie of onbekende factoren. In een studie waar hemodialysepatiënten gedurende drie jaar met epoëtine alfa werden behandeld, was de incidentie van beenmergfibrose niet verhoogd in vergelijking met een vergelijkbare controlegroep van dialysepatiënten die niet met epoëtine werden behandeld). Carcinogeniciteit Er is geen onderzoek naar carcinogeniciteit uitgevoerd. Mutageniciteit Tijdens de mutageniciteitstest (Ames) en de micronucleustest werden geen veranderingen waargenomen met epoëtine alfa. Invloed op voortplantingsstelsel Zie rubriek: 4.6 Gebruik bij zwangerschap en het geven van borstvoeding. 6. FARMACEUTISCHE GEGEVENS 6.1 Lijst van hulpstoffen natriumdiwaterstoffosfaat.dihydraat dinatriumwaterstoffosfaat.dihydraat natriumchloride polysorbaat 80 glycine water voor injectie 6.2 Gevallen van onverenigbaarheid Niet toedienen als intraveneus infuus of samen met andere oplossingen van geneesmiddelen.
11 Deel IB1 Eprex I.E./ml 11/ Houdbaarheid 18 maanden. 6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij opslag Bewaren bij een temperatuur tussen 2 en 8 C. Niet invriezen of schudden en beschermen tegen licht. 6.5 Aard en inhoud van de verpakking Type I glazen spuiten. Verpakking met zes voorgevulde spuiten met I.E./0,5 ml epoëtine alfa. Verpakking met zes voorgevulde spuiten met I.E./0,6 ml epoëtine alfa. Verpakking met zes voorgevulde spuiten met I.E./0,7 ml epoëtine alfa. Verpakking met zes voorgevulde spuiten met I.E./0,8 ml epoëtine alfa. Verpakking met zes voorgevulde spuiten met I.E./0,9 ml epoëtine alfa. Verpakking met zes voorgevulde spuiten met I.E./1,0 ml epoëtine alfa. 6.6 Instructies voor gebruik en verwerking en aanwijzingen voor het afvoeren van niet gebruikt product en afgeleide afvalstoffen (indien van toepassing) 7 Naam en permanent adres of officiële vestigingsplaats van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen Janssen-Cilag B.V. Postbus LT Tilburg 8. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Eprex oplossing voor injectie 5000 I.E./0,5 ml RVG Eprex oplossing voor injectie 6000 I.E./0,6 ml RVG Eprex oplossing voor injectie 7000 I.E./0,7 ml RVG Eprex oplossing voor injectie 8000 I.E./0,8 ml RVG Eprex oplossing voor injectie 9000 I.E./0,9 ml RVG Eprex oplossing voor injectie I.E./1,0 ml RVG DATUM VAN EERSTE VERGUNNING/VERNIEUWING VAN DE VERGUNNING 10. DATUM VAN (GEDEELTELIJKE) HERZIENING VAN DE TEKST
Deel IB1 Eprex IE 1/7
Deel IB1 Eprex 40.000 IE 1/7 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EPREX 40.000 IE/1,0 ml 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Eprex met 40.000 IE epoëtine alfa is een steriele, fosfaatgebufferde oplossing
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Binocrit 1000 IE/0,5 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke
Nadere informatieEpoëtine alfa 40.000 IE/ml (336,0 microgram per ml), geproduceerd door recombinant-dna technologie in ovariumcellen van de Chinese hamster.
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EPREX 1.000 IE/0,5 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit EPREX 2.000 IE/0,5 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde
Nadere informatieEpoëtine alfa IE/ml (16,8 microgram per ml), geproduceerd door recombinant-dna technologie in ovariumcellen van de Chinese hamster.
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EPREX 1.000 IE/0,5 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit EPREX 2.000 IE/0,5 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EPREX 1000 IE/0,5 ml, oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit EPREX 2000 IE/0,5 ml, oplossing voor injectie in een voorgevulde
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Dynepo 1.000 IE/0,5 ml, oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING De
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EPREX 1000 IE/0,5 ml, oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit EPREX 2000 IE/0,5 ml, oplossing voor injectie in een voorgevulde
Nadere informatieEpoëtine alfa IE/ml (336,0 microgram per ml), geproduceerd door recombinant-dna technologie in ovariumcellen van de Chinese hamster.
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EPREX 1.000 IE/0,5 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit EPREX 2.000 IE/0,5 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde
Nadere informatieBIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. EPREX 1000 40.000 IE, OPLOSSING VOOR INJECTIE in VOORGEVULDE SPUITEN (epoëtine alfa)
BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER EPREX 1000 40.000 IE, OPLOSSING VOOR INJECTIE in VOORGEVULDE SPUITEN (epoëtine alfa) Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Abseamed 1.000 IE/0,5 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke
Nadere informatieEprex oplossing voor injectie
J-C 2006 Ned. Informatie voor de patiënt Het is belangrijk dat u eerst deze gebruiksaanwijzing leest, ook als u Eprex al vaker heeft gebruikt. Er kan nieuwe belangrijke informatie in staan. Uw arts of
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Abseamed 1.000 IE/0,5 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke
Nadere informatieEprex oplossing voor injectie 40.000 IE/1,0 ml
J-C 2006 Ned. Informatie voor de patiënt Het is belangrijk dat u eerst deze gebruiksaanwijzing leest, ook als u Eprex al vaker heeft gebruikt. Er kan nieuwe belangrijke informatie in staan. Uw arts of
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Aranesp 10 microgram oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke voorgevulde
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Binocrit 1.000 IE/0,5 ml oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit Binocrit 2.000 IE/1 ml oplossing voor injectie in
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Retacrit 1 000 IE/0,3 ml oplossing voor injectie in voorgevulde spuit 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 1 voorgevulde
Nadere informatie1 voorgevulde spuit met 0,6 ml oplossing voor injectie bevat internationale eenheden (IE)
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Retacrit 1.000 IE/0,3 ml oplossing voor injectie in voorgevulde spuit Retacrit 2.000 IE/0,6 ml oplossing voor injectie in voorgevulde spuit Retacrit 3.000 IE/0,9 ml oplossing
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Biopoin 1.000 IE/0,5 ml, oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Eén
Nadere informatieBIJSLUITER. MELOXIDYL 0,5 mg/ml suspensie voor oraal gebruik voor katten
BIJSLUITER MELOXIDYL 0,5 mg/ml suspensie voor oraal gebruik voor katten 1. NAAM EN HET ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN VAN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR DE VRIJGIFTE,
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Retacrit 1.000 IE/0,3 ml oplossing voor injectie in voorgevulde spuit Retacrit 2.000 IE/0,6 ml oplossing voor injectie in voorgevulde spuit
Nadere informatie16024 GHRH SPC SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL GHRH Ferring 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Een ampul poeder voor injectievloeistof bevat 66,7 µg somatorelineacetaat,
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Eporatio 1000 IE/0,5 ml, oplossing voor injectie in voorgevulde spuit 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Eén voorgevulde
Nadere informatiePRIMENE 10 % Deel IB1 1/5
Deel IB1 1/5 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING g/l L-Isoleucine 6,70 L-Leucine 10,0 L-Valine 7,60 L-Lysine 11,0 L-Methionine 2,40 L-Fenylalanine 4,20 L-Treonine
Nadere informatieEpoëtine thèta (recombinant humaan erytropoëtine) wordt geproduceerd in ovariumcellen van Chinese hamsters (CHO-K1) door recombinant DNA-techniek.
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Eporatio 20.000 IE/1 ml, oplossing voor injectie in voorgevulde spuit 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Eén voorgevulde spuit bevat 20.000 internationale eenheden
Nadere informatieSoluvit N, poeder voor oplossing voor intraveneuze infusie
Title IB1 Product RVG 09077 Compiled by Approved by B. Van den Daele Date 18/04/2005 2(7) SmPC Verhuis_SPC NL Soluvit_ Replaces Rv HO142.1B1.doc 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Soluvit N, poeder voor oplossing
Nadere informatieAddiphos Samenvatting van Product Kenmerken
Samenvatting van Product Kenmerken 1 NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Addiphos 2 KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Een ml Addiphos bevat: Monokaliumfosfaat Dinatriumfosfaat 2H20 Kaliumhydroxide 170,1
Nadere informatieThiamini hydrochloridum 100 mg/ml, oplossing voor injectie thiaminehydrochloride
1.3.1 : Bijsluiter Bladzijde : 1 BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER Thiamini hydrochloridum 100 mg/ml, thiaminehydrochloride Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken
Nadere informatieVITAMINE C TEVA 250 MG VITAMINE C TEVA 100 MG. VITAMINE C TEVA 500 MG tabletten
1.3.1 : Productinformatie Bladzijde : 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Vitamine C Teva 50 mg, Vitamine C Teva 100 mg, Vitamine C Teva 250 mg, Vitamine C Teva 500 mg, 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Indigokarmijn Serb 40 mg/5 ml, oplossing voor injectie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Indigotine (indigokarmijn)...40 mg
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Silapo 1 000 IE/0,3 ml oplossing voor injectie in voorgevulde spuit 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 1 voorgevulde
Nadere informatieHealthypharm B.V., Etten-Leur, The Netherlands XT Luis 4% g/g, oplossing voor cutaan gebruik RVG Dimeticon
1.3.1.1 Summary of product characteristics 1.3.1.1-1 SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL XT Luis 4% g/g oplossing voor cutaan gebruik 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Nadere informatieSamenvatting van de Productkenmerken
Samenvatting van de Productkenmerken 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL XT Luis 4% g/g oplossing voor cutaan gebruik 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Dimeticon 4% g/g Voor een volledige lijst van
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Water voor injecties B. Braun, oplosmiddel voor parenteraal gebruik 100% m/v
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Water voor injecties B. Braun, oplosmiddel voor parenteraal gebruik 100% m/v 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 100 ml oplossing
Nadere informatieDEEL IB SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT. NYSTATINE LABAZ, suspensie voor oraal gebruik
DEEL IB SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT NYSTATINE LABAZ, suspensie voor oraal gebruik 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Nystatine Labaz, suspensie voor oraal gebruik 100.000 E/ml 2. KWALITATIEVE
Nadere informatieWater voor injecties Fresenius Kabi, oplosmiddel voor parenteraal gebruik.
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Water voor injecties Fresenius Kabi, oplosmiddel voor parenteraal gebruik. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Water voor injecties 100 g Per 100 ml oplosmiddel
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL NeoRecormon 500 IE Oplossing voor injectie in voorgevulde spuit 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Eén voorgevulde
Nadere informatieSamenvatting van de productkenmerken Aranesp (SureClick)
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Aranesp 20, 40, 60, 80, 100, 150, 300 en 500 microgram oplossing voor injectie in een voorgevulde pen (SureClick). Aranesp 10 microgram oplossing voor injectie in een voorgevulde
Nadere informatieTHIAMINE HCL TEVA 25 MG THIAMINE HCL TEVA 50 MG THIAMINE HCL TEVA 100 MG tabletten
1.3.1 : Productinformatie Blz. : 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Thiamine HCl Teva 25 mg,. Thiamine HCl Teva 50 mg, Thiamine HCl Teva 100 mg, 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Thiamine HCl
Nadere informatieBIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER
BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER EPREX 20.000 IE/0,5 ml, OPLOSSING VOOR INJECTIE in een VOORGEVULDE SPUIT EPREX 30.000 IE/0,75 ml, OPLOSSING VOOR INJECTIE in een VOORGEVULDE SPUIT EPREX 40.000
Nadere informatieGerenvooieerde versie CALCIPOTRIOL 50 MICROGRAM/G ZALF PCH zalf
1.3.1 : Productinformatie Bladzijde : 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Calcipotriol 50 microgram/g PCH,. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Zalf: calcipotriol 50 microgram per gram. Hulpstoffen:
Nadere informatieKruidvat Paracetamol 120, 240, 500 en 1000 mg, zetpillen bevatten als werkzaam bestanddeel per zetpil 120, 240, 500 resp. 1000 mg paracetamol.
1.3.1.1 SmPC Page 1 of 5 1.3.1.1 SUMMARY OF PRODUCT CHARACTERISTICS Samenvatting van de productkenmerken 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Kruidvat Paracetamol 120 mg, zetpillen. Kruidvat Paracetamol 240 mg,
Nadere informatieBijlage III. Wijzigingen die zijn aangebracht aan relevante delen van de samenvatting van de productkenmerken en de bijsluiter
Bijlage III Wijzigingen die zijn aangebracht aan relevante delen van de samenvatting van de productkenmerken en de bijsluiter Opmerking: Deze wijzigingen aan de relevante delen van de Samenvatting van
Nadere informatieLAXEERSTROOP TEVA 667 mg/ml, stroop. MODULE I : ALGEMENE GEGEVENS Datum : 9 februari : Productinformatie Bladzijde : 1
1.3.1 : Productinformatie Bladzijde : 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Laxeerstroop Teva. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Laxeerstroop Teva is een waterige oplossing van 667 mg lactulose per
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Geneesmiddel niet langer geregistreerd
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Dynepo 1.000 IE/0,5 ml, oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING De voorgevulde
Nadere informatie2. WANNEER MAG U DIT MIDDEL NIET GEBRUIKEN OF MOET U ER EXTRA VOORZICHTIG MEE ZIJN?
BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER EPREX 1000 40.000 IE, OPLOSSING VOOR INJECTIE in VOORGEVULDE SPUITEN (epoëtine alfa) Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken want
Nadere informatie2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING. Actief bestanddeel: Gezuiverd capsulair Vi polyoside van Salmonella typhi (stam Ty2): 25 microgram
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL TYPHIM Vi, 25 microgram/dosis, oplossing voor injectie Polyoside buiktyfusvaccin 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Eén dosis
Nadere informatieBETAMINE 474,5 mg dragees
BETAMINE 474,5 mg dragees BETAMINE NAAM VAN HET GENEESMIDDEL BETAMINE 474,5 mg omhulde tabletten (KELA PHARMA) ATC5 Rangschikking Klasse Omschrijving KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke omhulde
Nadere informatieLACTULOSE KELA 500ML FLES
LACTULOSE KELA 500ML FLES LACTULOSE KELA NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Lactulose Kela vloeistof voor oraal gebruik (KELA PHARMA) ATC5 Rangschikking Klasse Omschrijving MAAGDARMKANAAL EN STOFWISSELING LAXANTIA
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Aranesp 10 microgram oplossing voor injectie in voorgevulde spuit. Aranesp 15 microgram oplossing voor injectie in voorgevulde
Nadere informatieHulpstoffen met bekend effect: 0,5 g vloeibare maltitol (E965) en 1,8 g isomaltitol (E953).
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Strepsils Aardbei Suikervrij bij beginnende keelpijn, zuigtabletten 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Amylmetacresol 0,6 mg en 2,4-dichloorbenzylalcohol 1,2 mg
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL GAVISCON anijs, suspensie GAVISCON pepermunt, suspensie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Natriumalginaat 500 mg/10 ml Natriumbicarbonaat
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Biopoin 1.000 IE/0,5 ml, oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit Biopoin 2.000 IE/0,5 ml, oplossing voor injectie
Nadere informatieStrepsils Original bij beginnende keelpijn, zuigtabletten. Strepsils Citroen & Honing bij beginnende keelpijn, zuigtabletten
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Strepsils Original bij beginnende keelpijn, zuigtabletten Strepsils Citroen & Honing bij beginnende keelpijn, zuigtabletten Strepsils Sinaasappel & Vitamine C bij beginnende
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Addaven bevat: 1 ml 1 injectieflacon (10 ml)
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Addaven concentraat voor oplossing voor infusie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Addaven bevat: 1 ml 1 injectieflacon (10
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL BIFITERAL siroop 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 100 ml Bifiteral siroop bevatten 66,7 g lactulose galactose lactose epilactose
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Ferrum-Homaccord; Druppels voor oraal gebruik, oplossing 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 100 g oplossing bevat:
Nadere informatieBIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. EPREX 1000 10.000 IE, OPLOSSING VOOR INJECTIE in VOORGEVULDE SPUITEN en FLACONS (epoëtine alfa)
BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER EPREX 1000 10.000 IE, OPLOSSING VOOR INJECTIE in VOORGEVULDE SPUITEN en FLACONS (epoëtine alfa) Lees de hele bijsluiter zorgvuldig door voordat u start met
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Nux vomica-homaccord; Druppels voor oraal gebruik, oplossing. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 100 g oplossing
Nadere informatieThymoseptine is een traditioneel geneesmiddel op basis van planten; het gebruik bij deze specifieke indicatie is uitsluitend gebaseerd op traditie.
Thymoseptine 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Thymoseptine siroop 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 5 ml siroop bevat 750 mg vloeibaar extract (1:1) van Thymus vulgaris L., herba (tijm). Oplosmiddel
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL EPREX 1000 IE/0,5 ml, oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit EPREX 2000 IE/0,5 ml, oplossing voor injectie in een voorgevulde
Nadere informatie2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING. Vi-polysaccharide van Salmonella typhi (Ty2 stam)
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Typherix, oplossing voor injectie in een voorgevulde spuit Tyfus polysaccharidevaccin 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke dosis vaccin à 0,5 ml bevat: Vi-polysaccharide
Nadere informatieVersion 3.1, 06/2015 SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
Version 3.1, 06/2015 SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL PYRIDOXINE LABAZ 250 mg tabletten 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Pyridoxine hydrochloride (vitamine
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Glucose 5% B. Braun, oplossing voor infusie Glucose 20% B. Braun, oplossing voor infusie Glucose 30% B. Braun, oplossing voor infusie Glucose
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN l. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Minims Tetracaïnehydrochloride 5 mg/ml, oogdruppels, oplossing. Minims Tetracaïnehydrochloride 10 mg/ml, oogdruppels, oplossing. 2. KWALITATIEVE
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Gaviscon Extra Sterk liquid sticks pepermunt, suspensie voor oraal gebruik
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Gaviscon Extra Sterk liquid sticks pepermunt, suspensie voor oraal gebruik 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke dosis van
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Transipeg 5,9 g, poeder voor drank. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Dit product bevat per sachet van 6,9 gram.
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Xylometazoline EG bevat 1 mg xylometazolinehydrochloride per ml.
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Xylometazoline EG 100 mg/100 ml neusspray, oplossing 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Xylometazoline EG bevat 1 mg xylometazolinehydrochloride
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. PROTAGENS MONO 2 %, oogdruppels, oplossing, voor éénmalig gebruik
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL PROTAGENS MONO 2 %, oogdruppels, oplossing, voor éénmalig gebruik 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 1 ml oplossing bevat 20
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 / 6 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Pulmocap Hedera, stroop 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 1 ml siroop (overeenkomend met 1,1 g) bevat 5,4 mg extract
Nadere informatieSummary of Product Characteristics
1.3.1.1 Summary of Product Characteristics 1.3.1.1-1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Loratadine Mdq 10 mg, tabletten 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke tablet bevat 10 mg loratadine. Voor
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. NORGALAX, 0,12 g / 10 g, gel voor rectaal gebruik. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL NORGALAX, 0,12 g / 10 g, gel voor rectaal gebruik. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Actief bestanddeel: Natriumdocusaat 0,12
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Pulmocap Thymus, stroop 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 1 ml stroop (overeenkomend met 1,1 g) bevat 110 mg (0,11 ml) vloeibaar
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL NeoRecormon Multidose 50.000 IE lyofilisaat en oplosmiddel voor oplossing voor injectie (5000 IE/ml) 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE
Nadere informatieVergroting van het circulerend volume bij dehydratie
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Glucose 3,75% en natriumchloride 0,225%, infusievloeistof 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Bevat per 1000 ml: Glucose monohydraat, 41,25 g overeenkomend met Glucose
Nadere informatie1 sachet à 5 gram bevat 3,25 gram psylliumvezels (fijngemalen en gegranuleerde vezels van de Plantago ovata).
Sandoz B.V. Page 1/5 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 1 sachet à 5 gram bevat 3,25 gram psylliumvezels (fijngemalen en gegranuleerde vezels van de Plantago ovata).
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Vertigoheel; Tabletten 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 1 tablet (301,5 mg) bevat: Cocculus indicus D4 210 mg Conium
Nadere informatieETOS AMYLMETACRESOL PLUS DICHLOORBENZYLALCOHOL HONING & CITROEN zuigtabletten
1.3.1 : Productinformatie Bladzijde: 1 SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke zuigtablet bevat: Amylmetacresol 0,60 mg 2,
Nadere informatieFOLIUMZUUR TEVA 0,5 MG tabletten. MODULE I : ALGEMENE GEGEVENS Datum : 22 februari : productinformatie Bladzijde : 1
1.3.1 : productinformatie Bladzijde : 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Foliumzuur TEVA 0,5 mg, 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Foliumzuur TEVA 0,5 mg bevat 0,5 mg foliumzuur per tablet. Hulpstof
Nadere informatieSummary of Product Characteristics
Modul 1 1.3.1 SPC Page 1 of 5 Summary of Product Characteristics 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 100 ml stroop bevat 0.7 gram droogextract (DER 5-7,5 : 1) van
Nadere informatieBIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER
BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER EPREX 2000 IE/ml, 4000 IE/ml, 10.000 IE/ml en 40.000 IE/ml OPLOSSING VOOR INJECTIE in VOORGEVULDE SPUITEN (epoëtine alfa) Lees goed de hele bijsluiter voordat u
Nadere informatieBloedtransfusie bij nierdialyse in Suriname. Drs.I. Heerenveen, internist-nefroloog Drs.F. Chhangur, medisch coordinator NNC
Bloedtransfusie bij nierdialyse in Suriname Drs.I. Heerenveen, internist-nefroloog Drs.F. Chhangur, medisch coordinator NNC - Kernvragen: Hoe wordt anemie gedefineerd bij dialysepatienten Wanneer behandeling
Nadere informatiePYRIDOXINI HYDROCHLORIDUM oplossing voor injectie. MODULE I : ALGEMENE GEGEVENS Datum : 18 januari : Bijsluiter Bladzijde : 1
1.3.1 : Bijsluiter Bladzijde : 1 BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR GEBRUIKERS Pyridoxini hydrochloridum, 50 mg/ml pyridoxinehydrochloride Lees goed de hele bijsluiter voordat u dit geneesmiddel gaat gebruiken
Nadere informatieBijlage III. Wijzigingen in de relevante rubrieken van de Samenvatting van de Productkenmerken en de Bijsluiter
Bijlage III Wijzigingen in de relevante rubrieken van de Samenvatting van de Productkenmerken en de Bijsluiter Opmerking: De relevante rubrieken van de Samenvatting van de productkenmerken en de bijsluiter
Nadere informatieDe verpakking bevat een oplossing die klaar is voor gebruik. De oplossing in de voorgevulde spuit is klaar voor injectie.
HYALGAN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Hyalgan 20 mg/2 ml oplossing voor injectie. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Natrium hyaluronaat (Hyalectin) 20 mg/ 2 ml. 3. FARMACEUTISCHE VORM Oplossing
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Kruidvat Amylmetacresol Plus Dichloorbenzylalcohol honing & citroen zuigtabletten
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Kruidvat Amylmetacresol Plus Dichloorbenzylalcohol honing & citroen zuigtabletten 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke zuigtablet
Nadere informatieOPTICROM OPTICROM (MELISANA) XIV B 3 e. Naam van het geneesmiddel: OPTICROM 2 % oogdruppels, oplossing Natrium cromoglicaat
OPTICROM OPTICROM (MELISANA) XIV B 3 e Naam van het geneesmiddel: OPTICROM 2 % oogdruppels, oplossing Natrium cromoglicaat Kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling: Natrium cromoglicaat 20 mg per ml.
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Water voor Injecties B. Braun, oplosmiddel voor parenteraal gebruik
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Water voor Injecties B. Braun, oplosmiddel voor parenteraal gebruik 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 1000 ml oplosmiddel
Nadere informatieBIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL NeoRecormon Multidose 50.000 IE lyofilisaat en oplosmiddel voor oplossing voor injectie (5000 IE/ml) 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE
Nadere informatieMEDIAVEN FORTE 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 3. FARMACEUTISCHE VORM 4. KLINISCHE GEGEVENS
MEDIAVEN FORTE 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL MEDIAVEN 10 mg, tabletten MEDIAVEN FORTE 30 mg, filmomhulde tabletten (Naftazon) 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING - Actief bestanddeel: MEDIAVEN
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Glucose 5% B. Braun, oplossing voor infusie Glucose 10% B. Braun, oplossing voor infusie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 1000 ml bevat: Glucose monohydraat voor
Nadere informatieHulpstoffen met bekend effect: 8,8 mg propyleenglycol, 1,1 g glucose en 1,4 g sucrose.
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Strepsils Gember en Pruim bij beginnende keelpijn, zuigtabletten 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Amylmetacresol 0,6 mg en 2,4-dichloorbenzylalcohol 1,2 mg Hulpstoffen
Nadere informatieDit geneesmiddel is een traditioneel kruidengeneesmiddel. De toepassing is uitsluitend gebaseerd op het langdurige gebruik.
SEDISTRESS 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Sedistress 200 omhulde tabletten 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke omhulde tablet bevat 200 mg droogextract van de bovengrondse delen van passiebloem
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Lactulose 680 mg/ml drank 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke ml drank bevat 0,68 g lactulose. Voor de volledige lijst
Nadere informatiePYRIDOXINI HYDROCHLORIDUM oplossing voor injectie. MODULE I : ALGEMENE GEGEVENS Datum : 18 januari : Productinformatie Bladzijde : 1
1.3.1 : Productinformatie Bladzijde : 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Pyridoxini hydrochloridum, 50 mg/ml. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Pyridoxini hydrochloridum bevat 50 mg pyridoxinehydrochloride
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN (Ref )
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN (Ref. 14.03.2014) 1 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Antistax Forte filmomhulde tabletten 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Een filmomhulde tablet bevat 360
Nadere informatieSAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Sedistress 100 harde capsules. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Iedere capsule bevat 100 mg zuiver droog extract van de bovengrondse delen van Passiflora incarnata
Nadere informatieBaxter S.A. Water voor Injecties (Viaflo) Samenvatting van de productkenmerken 1/6 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Samenvatting van de productkenmerken 1/6 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Water voor Injecties Viaflo, oplosmiddel voor parenteraal gebruik. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke zak bevat 100
Nadere informatieURO-VAXOM SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT
- 1 - SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT 1. BENAMING Uro-Vaxom 6 mg, harde capsules. 2. SAMENSTELLING 1 capsule bevat 60 mg x-om-89 lyofilisaat overeenkomend met 6 mg E. coli extract. Voor een
Nadere informatie