Van De Geschillencommissie ex artikel 43 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst.

Transcriptie

1 DE KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER GENEESKUNST IS DE ORGANISATIE VAN EN VOOR ARTSEN IN NEDERLAND uitspraak Van De Geschillencommissie ex artikel 43 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst. Uitspraak Uitspraak als bedoeld in artikel 12 van het reglement van orde van de geschillencommissie in het geschil tussen A, aios anesthesiologie, wonende te.., bijgestaan door mr. D. Jongsma en B, opleider anesthesiologie in C. Geschillencommissie Verloop van de procedure Mr. Jongsma heeft namens de aios op 11 december 2015 een proforma verzoekschrift ingediend bij de geschillencommissie betreffende een geschil tussen de aios en zijn opleider. Mr. Jongsma heeft namens de aios op 15 januari 2016 een aanvullend verzoekschrift ingediend. Op 27 januari 2016 heeft de opleider de geschillencommissie schriftelijk laten weten dat er zijns inziens geen sprake was van een geschil omdat hij de opleiding van de aios nog niet had beëindigd. Op 11 februari 2016 heeft de opleider de geschillencommissie de stand van zaken rondom de opleiding van de aios schriftelijk weergegeven. De geschillencommissie heeft hierop de behandeling van het geschil aangehouden omdat er nog een gesprek tussen partijen zou plaatsvinden. Mr. Jongsma heeft op 22 april 2016 de geschillencommissie verzocht de behandeling van het geschil aan te houden omdat de bemiddeling nog niet was afgerond. Mr. Jongsma heeft op 17 mei 2016 een aanvullend verzoekschrift ingediend. De opleider heeft op 19 juni 2016 een verweerschrift ingediend. Mr. Jongsma heeft op 24 juni 2016 aanvullende stukken ingediend. Op 5 juli 2016 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is gemaakt. Geschil Het geschil had in eerste instantie betrekking op het mondelinge besluit van de opleider van 1 oktober 2015, waarbij hij de aios had meegedeeld dat hij het C-formulier niet kon ondertekenen en dat na volledige afronding van de re-integratie hij de opleiding van de aios zou beëindigen. Het gewijzigde verzoek van de aios heeft betrekking op het besluit van de opleider van 17 maart 2016, schriftelijk bevestigd op 18 maart 2016, waarbij hij de opleiding van de aios heeft beëindigd. De aios is het daar niet mee eens. TELEFOON (030) geschillencommissie@ fed.knmg.nl Regelgeving Voor de beoordeling van het geschil zijn van toepassing: De Regeling specialismen en profielen geneeskunst, in werking getreden op 1 januari 2013;

2 Het Kaderbesluit CCMS, zoals gewijzigd en in werking getreden op 1 juli 2014; Het besluit anesthesiologie, in werking getreden op 1 januari 2011; Het Reglement van Orde geschillencommissie, in werking getreden op 1 januari Feiten De aios is in december 2008 met de opleiding anesthesiologie in D. gestart. De opleiding werd na een jaar beëindigd. De aios maakte een geschil aanhangig bij de geschillencommissie en werd in de gelegenheid gesteld zijn opleiding elders voort te zetten. De aios is op 1 oktober 2010 gestart met een beoordelingsstage van 6 maanden in het C. Op 14 december 2010 heeft een voortgangsgesprek plaatsgevonden. Hiervan is een verslag gemaakt. Er bestond geen reden voor het aanwijzen van een andere supervisor, extra begeleiding, extra studie of voor twijfel aan het voortzetten van de opleiding. Een volgend gesprek zou twee maanden later plaatsvinden. Op 2 maart 2010 heeft een tweede gesprek plaatsgevonden. Als aandachtspunten werden genoemd het aanbrengen van structuur en het onderscheiden van hoofd- en bijzaken. Er bestond een achterstand in kennis. De aios moest zijn basale kennis bijhouden dan wel opfrissen. Van 1 april 2011 tot 1 april 2012 heeft de aios het tweede opleidingsjaar gevolgd in E te.. Er hebben dat jaar vier voortgangsgesprekken plaatsgevonden. De aios heeft dit jaar positief afgerond. Als verbeterpunten werden genoemd het verkrijgen en onderhouden van kennis en het oefenen en feedback vragen over gestructureerd denken en handelen. Op 1 april 2012 is de aios gestart met het derde opleidingsjaar in het C. Op 27 december 2012 heeft een beoordeling plaatsgevonden van de stage ICB. Deze was voldoende. Als aandachtspunt werd het pro actiever vergaren van kennis genoemd. Op 31 januari 2013 heeft een beoordeling plaatsgevonden van de stage THIC. De beoordeling was voldoende. De aios moest meer tijd nemen voor hemodynamieke pathosfysiologie, infectie en antibiotica. Hij gaf vaak de indruk van onzekerheid. Op 5 april 2013 heeft een beoordeling plaatsgevonden van de stage NCIC ICV. De beoordeling was voldoende. Aandachtspunten waren het verwerven van kennis en het oefenen op presenteren en afronden van een verhaal. De aios heeft zich in de periode van 16 april 2013 tot juli 2013 ziek gemeld in verband met een burn-out. Op 25 april 2013 heeft een beoordelingsgesprek plaatsgevonden en is het A/B formulier ingevuld. De aios werd geschikt bevonden om de opleiding voort te zetten. In juli 2013 is de aios gestart met het vierde jaar van de opleiding. In januari 2014 gaf de opleider de aios te kennen dat enkele stafleden opmerkingen hadden over het functioneren van de aios tijdens oudste assistent diensten. Op 5 maart 2014 heeft de aios een gesprek met de opleider gehad. Van dit gesprek is een verslag gemaakt. De aios zou een actievere rol moeten innemen bij het verkrijgen van feedback. De aios zou op zoek gaan naar een mentor. Dit is gebeurd. 2

3 Op 14 maart 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de aios, opleider en staflid. De aios had de stages THIC-, ICB- en NCIC met een voldoende volbracht. Er werd overeengekomen dat de aios niet terug zou gaan naar ICV. Op 4 april 2014 vond een AB4 gesprek plaats tussen de aios en de opleider. De opleider tekende het AB formulier niet omdat hij enkele documenten toegevoegd wilde zien aan het EPASS portfolio van de aios. Na inleveren van deze documenten tekende de opleider het formulier alsnog niet. Op 25 juni 2014 heeft een voortgangsgesprek plaatsgevonden. Het doel was het vierde jaar binnen de komende drie maanden halen. De aios zou intensiever worden begeleid. In juli 2014 heeft in het kader van extra begeleiding meerdere keren een KBS plaatsgevonden. Hierbij werden sterke punten en aandachtspunten genoemd. Op 22 augustus 2014 heeft een voortgangsgesprek plaatsgevonden. Het functioneren van de aios werd in de oudste diensten als onvoldoende ervaren. Er was een tekort aan structuur, kennis en praktische uitvoering daarvan, het juist stellen van prioriteiten en onvoldoende zelfinzicht in wat de aios wel of niet kon. Het werd duidelijk dat de opleidingsdoelen door de aios niet zouden worden gehaald. In september 2014 heeft een 360 graden beoordeling plaatsgevonden. Het medisch handelen was nog niet op niveau, al was er wel verbetering waarneembaar. De aios moest werken aan zelfvertrouwen. De aios moest duidelijk zijn in zijn communicatie. Bij drukte had de aios moeite met het onderscheiden van hoofd- en bijzaken. De aios was soms onzeker. Er bestond twijfel over de opleidbaarheid van de aios. Op 18 september 2014 heeft de opleider het A/B formulier ingevuld. De aios werd geschikt en in staat geacht de opleiding voort te zetten. Hierbij werd opgemerkt dat de opleidingsdoelen van het vierde jaar niet waren gehaald. Vanuit de opleidingsgroep werd ernstige twijfel geuit over de geschiktheid van de aios om anesthesioloog te worden. Een begeleidingstraject waarbij de opleidingsdoelen middels KBS aangetoond zouden worden was niet gelukt. Dit traject werkte volgens de aios averechts, veroorzaakte aanvullende stress bij hem en kostte te veel energie. De aios gaf hierbij aan dat het herstel van een eerdere burn-out nog onvoldoende was en dat hij de opleiding te vroeg had hervat. Hij was gestart met een coachingstraject. Er werd afgesproken dat eind oktober 2014 een vervolgafspraak zou plaatsvinden. De zelfreflectie van de aios zou worden getoetst en de aios moest een IOP opstellen. Op basis hiervan zou een geschiktheidsoordeel volgen, dan wel zou worden gestart met een geïntensiveerd begeleidingstraject. De aios zou zijn resterende vakantiedagen opmaken en coaching en psychologische begeleiding continueren. Op 29 september 2014 heeft de opleider de afspraken, welke zijn gemaakt op 18 september 2014, via een bericht bevestigd. Op 18 november 2014 heeft de aios zich volledig ziekgemeld. Volgens de bedrijfsarts was de aios niet belastbaar voor werk. De aios heeft in het vierde opleidingsjaar meerdere gesprekken met zijn mentor gehad. In januari 2015 ging de aios na overleg met de bedrijfsarts, enkele uren per week aan het werk. 3

4 In februari 2015 heeft de aios de opleider gevraagd meer inhoud aan zijn uren te verbinden. Eind maart 2015 heeft de opleider de aios vervangend werk op de researchafdeling als therapeutische bezigheid aangeboden. Op 28 april 2015 was het advies van de bedrijfsarts te starten met reintegratie en hij moest daarover een gesprek met zijn opleider plannen. Op 2 juni 2015 liet de opleider de aios weten dat er mogelijkheden waren om de werkhervatting verder uit te breiden. Hij nodigde de aios uit voor een gesprek hierover. Op 14 juli 2015 adviseerde de bedrijfsarts de werktijd en werkzaamheden verder uit te breiden. Op 26 augustus 2015 gaf de bedrijfsarts aan dat een volledig herstel belastbaarheid voor eigen functieniveau eind 2015 was te verwachten mits de huidige hersteltendens zich zou blijven voortzetten. In juli/augustus 2015 wilde de aios weer patiëntencontact. Op 1 oktober 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden, waarbij de opleider, adviseur personeelszaken en de aios aanwezig waren. Van dit gesprek is een verslag gemaakt. De opleider heeft tijdens dit gesprek aangegeven dat de aios zijn opleidingsdoelen voor het vierde jaar van zijn opleiding niet had behaald. Hij achtte een herstart van de opleiding niet mogelijk. Hij zou de opleiding beëindigen als de re-integratie volledig zou zijn afgerond. Er is ook nog gesproken over de mogelijkheid van de aios om de opleiding zelf te stoppen en op een later moment een herstart te overwegen. Op 29 oktober 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden gevonden, waarbij de aios, opleider en toehoorders aanwezig waren. De aios heeft op 30 oktober 2015 het geschil naar aanleiding van het gesprek van 1 oktober 2015, waarbij de opleider had aangegeven de opleiding van de aios te beëindigen zodra de re-integratie volledig zou zijn afgerond, aan de centrale opleidingscommissie voorgelegd en verzocht een bemiddelingspoging te starten. De aios heeft op 3 november 2015 een gesprek gehad met de opleider F te.. over de mogelijkheid van een overplaatsing of herbeoordeling in F. Dit zou mogelijk zijn indien de opleider daaraan zou meewerken na bemiddeling door de COC of indien de geschillencommissie daartoe een uitspraak zou doen. Op 3 november 2015 heeft de opleider de aios bevestigd dat een eventuele herintegratie in de patiëntenzorg niet mogelijk was binnen de ICV. De opleider vroeg de aios aan te geven waar de aios aan het werk was en hoeveel uur. Op 5 november 2015 heeft de opleider de aios een reminder gestuurd naar aanleiding van zijn mail van 3 november Op 6 november 2015 heeft de aios de opleider laten weten een afspraak te hebben gemaakt om betreffende mail te bespreken. Op 18 november 2015 heeft de aios een gesprek gehad met de voorzitter van de centrale opleidingscommissie. Van dit gesprek is een verslag gemaakt. De centrale opleidingscommissie oordeelde dat het geschil niet bemiddelbaar was. De opleider had aangeven dat een GBT en het voltooien van de opleiding binnen de resttijd die de aios maximaal nog te geven was, onvoldoende was om de eindtermen te behalen. De voorzitter centrale opleidingscommissie was ook niet in staat de belastbaarheid van de aios in te schatten. 4

5 De aios is op 25 november 2015 gestart met werkzaamheden in een huisartsenpraktijk. Op 10 december 2015 heeft de opleider een gesprek gehad met de voorzitter van de centrale opleidingscommissie. Op 13 december 2015 oordeelde de voorzitter van de centrale opleidingscommissie dat het geschil niet bemiddelbaar was. Op 11 januari 2016 heeft de bedrijfsarts laten weten dat de belastbaarheid van de aios verder toenam en dat er medisch gezien volledig herstel belastbaarheid voor eigen functieniveau mogelijk was. De leidinggevende werd geadviseerd om samen met de aios een plan van aanpak op te stellen. De aios heeft op 20 januari 2016 een gesprek gehad met de manager bedrijfsvoering en personeelsconsulent en hierin aangegeven volledig hersteld te zijn. De opleider schoof later aan en deelde mee dat er nog steeds twijfel bestond over de geschiktheid van de aios voor de opleiding. De aios werd tijdens het gesprek verzocht een plan van aanpak in te dienen om duidelijk te krijgen wat zijn mening was over de wijze van hervatting van de opleiding. Op 26 januari 2016 is de aios via een bericht verzocht om overeenkomstig het A/B formulier van 18 september 2014 een zelfreflectie en IOP op te stellen voordat er een geschiktheidsbeoordeling zou plaatsvinden. De opleider wilde van de aios een plan van aanpak ontvangen waarin per competentie concreet de punten werden benoemd die de aios moest verbeteren om het einddoel van het vierde opleidingsjaar te behalen. Op 27 januari 2016 liet de opleider de geschillencommissie weten dat er zijn inziens geen sprake is van een geschil omdat het beoordelingsgesprek nog niet had plaatsgevonden vanwege de arbeidsongeschiktheid van de aios. Op 11 februari 2016 heeft de opleider de geschillencommissie verzocht het verzoekschrift van de aios van 15 januari 2016 niet-ontvankelijk te verklaren. Op 11 februari 2011 heeft een gesprek plaatsgevonden, waarbij de aios, opleider, vertrouwenspersoon en notulist aanwezig waren. Van dit gesprek is een verslag gemaakt. De opleider heeft aangegeven dat voor hem het A/B gesprek van 18 september 2014 het uitgangspunt was. Tijdens dit gesprek was vastgesteld dat een aantal zaken niet goed ging, maar kon er nog geen beoordeling plaatsvinden. De aios zou informatie aanleveren. Afgesproken werd dat de aios een POP en zelfreflectie volgens de STAR-methode zou indienen. De stukken moesten uiterlijk op 10 maart 2016 zijn aangeleverd en er zou een vervolggesprek plaatsvinden op 17 maart De aios heeft op 1 maart 2016 een sterkte-zwakte analyse opgesteld. De aios heeft op 8 maart 2016 een persoonlijk ontwikkelingsplan opgesteld. Op 17 maart 2016 heeft een geschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden. Van het gesprek is een verslag gemaakt. De aios had een zelfreflectie en persoonlijk opleidingsplan ingeleverd. Hierin had de aios volgens de opleider onvoldoende blijk gegeven van inzicht in zijn tekortkomingen in kennis en functioneren. Een GBT werd niet zinvol geacht. De opleider beëindigde de opleiding. 5

6 Op 17 mei 2016 heeft een medewerker van het UWV schriftelijk aan de aios bevestigd dat de werkgever van de aios onvoldoende heeft meegewerkt aan de re-integratie van de aios. Standpunt aios De aios is het niet eens met de beëindiging van zijn opleiding. Hij stelt zich op het standpunt dat het tweede en derde jaar van zijn opleiding goed zijn verlopen. Op advies van de opleider heeft de aios een mentor gezocht en samen met deze mentor heeft hij naar verbeterpunten gezocht. Hoewel de aios de opleider en opleidersgroep daarom vroeg, werden deze verbeterpunten echter niet concreet. De aios werd volgens hem in die periode ook niet goed begeleid. Hij had meerdere keren met zijn opleider besproken dat hij de spanning progressief ervaarde en dat hij enkele tekenen herkende van zijn eerdere burnout. De opleider leek begrip te hebben voor de signalen van overbelasting, maar hij kon pas een paar maanden later minder gaan werken. Tegelijkertijd voerde de opleider de druk op door het KBS plan. Hij heeft dit als drukmiddel ervaren, waardoor hij dichtsloeg en zijn zelfvertrouwen een dieptepunt bereikte. De aios stelt zich voorts op het standpunt dat de opleider voor het eerst op 18 september 2014 zijn ongenoegen over het functioneren van de aios heeft uitgesproken. Volgens het eindbeoordelingsformulier werd hij nog wel geschikt voor de opleiding bevonden en was op dat moment een verbetertraject of geïntensiveerd begeleidingstraject nog wel een optie. Ten tijde van het gesprek van 18 september 2014 had hij al een burn-out. Hij heeft zich in november 2014 ziek gemeld en is in januari 2015 begonnen met re-integreren. Hij wilde in juli/augustus 2015 re-integreren in de functie van aios. Volgens de bedrijfsarts was dat ook mogelijk, maar de opleider weigerde dat. Op 1 oktober 2015 trok de opleider zijn steun voor een geïntensiveerd begeleidingstraject in, terwijl de omstandigheden sinds 18 september 2014 niet waren gewijzigd. Daarnaast deelde de opleider hem mee dat hij de opleiding zou beëindigen zodra hij volledig hersteld zou zijn. Op 29 oktober 2015 zag de opleider ook af van zijn steun voor een externe beoordeling van de geschiktheid zijn opleiding voort te zetten en gaf hij niet langer toestemming voor reintegratie in de opleiding. De opleider F is bereid hem te herbeoordelen indien de opleider daaraan zou meewerken of de geschillencommissie daartoe zou besluiten. De aios verzoekt hem alsnog die gelegenheid te bieden. Standpunt opleider De opleider stelt zich op het standpunt dat na een periode van intensieve begeleiding tijdens het 4 e jaarsgesprek op 18 september 2014 is geconcludeerd dat de aios de opleidingsdoelen van het vierde jaar niet had gehaald. Tijdens dat gesprek zijn alle competenties met de aios besproken. Zijn tekortkomingen liggen op de competenties medisch handelen, samenwerking, kennis en wetenschap, organisatie en professionaliteit. Hij besloot op dat moment nog niet tot beëindiging van de opleiding, maar sprak met de aios af dat hij rust zou nemen en dat hij in die periode een zelfreflectie (sterkte-zwakte analyse) en een plan van aanpak (persoonlijk ontwikkelplan) zou opstellen. Aan de hand hiervan zou worden beoordeeld of de opleiding alsnog beëindigd moest worden of dat er nog een mogelijkheid kon worden geboden voor een geïntensiveerd begeleidingstraject. In oktober 2014 zou een vervolgafspraak plaatsvinden. De aios is deze afspraak niet nagekomen. De aios heeft zich in november ziek gemeld, geruime tijd na het beoordelingsgesprek. De aios heeft de gevraagde stukken uiteindelijk begin maart 2016 ingeleverd, maar deze stukken hebben de opleider niet het vertrouwen gegeven om voor de tweede keer een GBT in te 6

7 gaan. De aios heeft niet gestructureerd en met de focus op de tekortkomingen laten zien dat hij zich er van bewust is op welke punten en op welke wijze hij tot een verbetering in zijn functioneren kan komen. Hij heeft daarom de opleiding beëindigd. Wat de re-integratie van de aios betreft, stelt de opleider zich op het standpunt dat deze in eerste instantie uitsluitend in niet-patiëntgebonden taken op de research afdeling anesthesiologie zou plaatvinden. De aios hield zich niet aan deze afspraak, door meer malen wel patiëntgebonden taken op zich te nemen. Dit heeft tot gevaarlijke situaties geleid en leidde er ook toe dat toen de aios weer patiëntgebonden taken kon doen, er binnen de afdeling anesthesiologie geen draagvlak meer voor kon worden gevonden. De afdeling ICV wilde de aios op basis van ervaringen eerder in de opleiding ook niet laten re-integreren. Het accent van de re-integratie heeft dan ook niet gelegen op hervatting van de opleiding. Indien hij op basis van de door de aios ingeleverde stukken ruimte had gezien voor een GBT dan had dat kunnen plaatsvinden in F. Hij heeft de aios niet toegezegd dat er een GBT zou plaatsvinden. Dit was afhankelijk van de door de aios ingeleverde stukken. Bevoegdheid geschillencommissie Voordat een geschil aan de geschillencommissie kan worden voorgelegd, moet eerst bemiddeling hebben plaatsgevonden. Ingevolgde artikel 3 van het Reglement van orde van de geschillencommissie moet een verzoek tot bemiddeling binnen vier weken na het besluit van de opleider aan de centrale opleidingscommissie worden voorgelegd. De centrale opleidingscommissie heeft zes weken de tijd om te bemiddelen in het geschil. De centrale opleidingscommissie kan gebruik maken van een mediator. Indien het geschil onbemiddelbaar is gebleken kan de aios binnen twee weken het geschil aan de geschillencommissie voorleggen. De opleider heeft op 17 maart 2016 besloten tot beëindiging van de opleiding en heeft dit op 18 maart 2016 schriftelijk bevestigd. De aios heeft het geschil vervolgens binnen vier weken aan de centrale opleidingscommissie voorgelegd. De centrale opleidingscommissie heeft de aios op 29 april 2016 schriftelijk bevestigd het geschil niet bemiddelbaar te achten. De aios had al op 11 december 2015 een proforma verzoekschrift bij de geschillencommissie ingediend. Nadat de geschillencommissie de aios daartoe in de gelegenheid had gesteld heeft de aios tijdig een aanvullend verzoekschrift bij de geschillencommissie ingediend. De geschillencommissie is bevoegd het geschil in behandeling te nemen. Overwegingen Artikel B.12 Kaderbesluit bepaalt dat de opleiding is voorzien van momenten waarop toetsing en beoordeling plaatsvindt. Artikel B.13 Kaderbesluit bepaalt dat de aios in een voortgangsgesprek wordt beoordeeld op de voortgang in zijn ontwikkeling en in de jaarlijkse beoordeling of hij geschikt en in staat is de opleiding voort te zetten. Artikel B.14 Kaderbesluit bepaalt dat tijdens de opleiding gesprekken plaatsvinden tussen de opleider en de aios over de voortgang in de ontwikkeling van de aios. In het eerste jaar van de opleiding vinden ten minste vier voortgangsgesprekken plaats, ten minste één per kwartaal. In het tweede en derde jaar vinden ten minste twee voortgangsgesprekken plaats, ten minste één per half jaar. In de opleidingsjaren daarna tot het einde van de opleiding vindt ten minste één voortgangsgesprek per opleidingsjaar plaats, waarbij geldt dat 7

8 een voortgangsgesprek ten minste drie maanden voor het eind van elk opleidingsjaar wordt gehouden. Een voortgangsgesprek kan aanleiding geven het individueel opleidingsplan bij te stellen en kan leiden tot een geïntensiveerd begeleidingstraject. Van het voortgangsgesprek wordt een schriftelijk verslag gemaakt dat zowel door de opleider als door de aios wordt ondertekend. Artikel B.15 Kaderbesluit bepaalt dat aan het eind van elk opleidingsjaar, dat wil zeggen in ieder geval binnen een maand nadat de aios twaalf maanden opleiding heeft gevolgd, een geschiktheidsbeoordeling plaatsvindt. Dit geldt niet voor het laatste opleidingsjaar. Artikel B.22 Kaderbesluit bepaalt dat tot een geïntensiveerd begeleidingstraject kan worden besloten naar aanleiding van een voortgangsgesprek, een jaarlijkse geschiktheidsbeoordeling of een eind beoordeling. Voor een geïntensiveerd begeleidingstraject wordt het individuele opleidingsplan bijgesteld. Het plan vermeldt de doelen van en de voorwaarden waaronder een geïntensiveerd begeleidingstraject plaatsvindt, de termijn en de wijze waarop ontwikkeling van de aios zal worden beoordeeld. Een geïntensiveerd begeleidingstraject duurt minimaal drie en maximaal zes maanden. Tijdens het traject vindt ten minste één voortgangsgesprek plaats. Het traject wordt afgesloten met een geschiktheidsbeoordeling. De opleider brengt de RGS op de hoogte van het geïntensiveerd begeleidingstraject en wijst de aios op de geschillenprocedure. De aios is na een beoordelingsstage van 6 maanden in het C gestart met het tweede opleidingsjaar in een perifere kliniek. In het tweede opleidingsjaar hebben overeenkomstig de regelgeving voldoende voortgangsgesprekken plaatsgevonden. De aios rondde dit jaar positief af. Er werden wel aandachtspunten genoemd. In het derde opleidingsjaar liep de aios stages op verschillende afdelingen in het C. De stages werden positief beoordeeld, zij het dat er wel aandachtspunten werden genoemd. Het vergaren van kennis was een aandachtspunt in het tweede en derde jaar. Aan het eind van het derde jaar heeft de aios zich ziek gemeld in verband met een burn-out. In juli 2013 startte de aios met het vierde jaar van de opleiding. In het vierde jaar hebben voldoende voortgangsgesprekken plaats gevonden. De aios stelt zich op het standpunt dat de opleider voor het eerst op 18 september 2014 zijn ongenoegen kenbaar heeft gemaakt over het functioneren van de aios. De geschillencommissie deelt dit standpunt niet. Het tweede en derde opleidingsjaar heeft de aios met enkele aandachtspunten doorlopen. In januari 2014 had een aantal stafleden kritiek op het functioneren van de aios. Dit heeft de opleider met de aios besproken. De aios werd in maart 2014 naar aanleiding van zijn functioneren geadviseerd op zoek te gaan naar een mentor. Dit heeft de aios gedaan. Hij heeft meerdere gesprekken met zijn mentor gehad en samen zijn zij op zoek gegaan naar verbeterpunten. Volgens de aios konden de opleider en opleidingsgroep de verbeterpunten niet concreet maken. In april 2014 heeft een beoordelingsgesprek plaatsgevonden. Het A/B formulier heeft de opleider volgens de aios niet willen tekenen. Het formulier bevindt zich ook niet bij de stukken. De geschillencommissie leidt hieruit af dat dit niet zonder reden zal zijn gebeurd. 8

9 In het kader van extra begeleiding is de aios tijdens Kritische Beroeps Situaties (KBS) beoordeeld. Tijdens een voortgangsgesprek in augustus 2014 werd blijkens het verslag hiervan, al duidelijk dat de aios zijn opleidingsdoelen niet zou halen. In september 2014 heeft de opleider geconstateerd dat dat de aios zijn opleidingsdoelen niet had gehaald. Het moet de aios derhalve vanaf januari 2014 bekend zijn geweest dat zijn opleiding niet vlekkeloos verliep. De aios heeft voorts aangevoerd dat hij achteraf gezien in het vierde jaar last had van een burn-out en dat hij dit ook heeft besproken met de opleider, maar dat hier onvoldoende aandacht aan was besteed. De geschillencommissie kan zich voorstellen dat de aios zijn werkzaamheden na zijn eerste burn-out te snel heeft hervat en dat dit gevolgen heeft gehad voor zijn functioneren. De aios had dit echter duidelijker moeten bespreken met zijn opleider. Hij heeft weliswaar aangegeven dat de druk voor hem hoger werd, maar heeft zelf de ernst hiervan kennelijk onvoldoende aangegeven. De aios heeft zich in ieder geval niet ziek gemeld, dat deed hij pas twee maanden na het gesprek van 18 september De geschillencommissie is van oordeel dat de opleider voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de aios in het vierde opleidingsjaar op zijn tekortkomingen heeft gewezen en de aios voldoende in de gelegenheid is gesteld zijn functioneren te verbeteren. Hij heeft tijdens het gesprek met de aios op 18 september 2014 de tekortkomingen van de aios op verschillende competentiegebieden besproken en vastgelegd. De opleider constateerde dat de opleidingsdoelen niet waren gehaald, maar beëindigde de opleiding niet direct. Hij stelde de aios in de gelegenheid om een sterkte-zwakte analyse en een POP op te stellen. Op basis daarvan zou de opleider beslissen of de opleiding al dan niet voortgezet kon worden of dat er aanleiding was voor een GBT. Deze afspraak heeft de opleider op 29 september 2014 via een mailbericht schriftelijk bevestigd. Eind oktober 2014 zou een vervolg gesprek plaatsvinden. Dit gesprek heeft niet plaats gevonden. De aios leverde de gevraagde stukken niet in en meldde zich ziek. Wat de geschiktheidsbeoordeling van 18 september 2014 betreft, stelt de geschillencommissie vast dat weliswaar wordt vermeld dat de aios geschikt en in staat is de opleiding voort te zetten, maar dat er feitelijk nog geen geschiktheidsbeoordeling heeft plaatsgevonden. Deze zou immers eind oktober 2014 plaatsvinden op basis van de zelfreflectie van de aios en zijn IOP. Een toezegging voor een GBT is door de opleider evenmin gedaan. Op 1 oktober 2015 heeft de opleider aangegeven de opleiding te beëindigen wanneer de re-integratie volledig zou zijn afgerond. Een toezegging voor een GBT heeft de opleider niet gedaan. De opleider heeft wel contact opgenomen met de opleider F en de mogelijkheden voor een GBT verkend. In februari 2016 heeft de opleider de aios, nadat hij weer volledig arbeidsgeschikt was, opnieuw in de gelegenheid gesteld zijn afspraken over het opstellen van een sterkte-zwakte analyse en een POP na te komen. 9

10 De aios heeft dit uiteindelijk gedaan. De opleider constateerde echter naar aanleiding van de overlegde stukken dat de aios niet gestructureerd en met de focus op zijn tekortkomingen zich er van bewust was op welke punten en op welke wijze hij tot een verbetering in zijn functioneren kon komen. De geschillencommissie is van oordeel dat de aios voldoende gelegenheid heeft gekregen aan te tonen hoe hij zijn functioneren zou moeten verbeteren in het kader van een mogelijk GBT. De opleider heeft aannemelijk gemaakt dat de aios daarin niet is geslaagd en heeft op goede gronden de opleiding kunnen beëindigen. De aios heeft nog aangevoerd dat het integratietraject niet juist is verlopen. De geschillencommissie kan daar echter geen uitspraak over doen. Uitspraak De Geschillencommissie oordeelt dat de opleider op 17 maart 2016 heeft kunnen besluiten de opleiding van de aios te kunnen beëindigen en wijst het verzoek van de aios af. Aldus uitgebracht door: Mr. G.G.A.J. M. van Poppel (voorzitter), dr. J.S. Pöll, anesthesioloog en mw. drs, C.Nolte, aios anesthesiologie, in tegenwoordigheid van mevr. mr. J.E.D. de Planque, secretaris. Namens de Geschillencommissie Utrecht, Mr.G.G.A.J.M. van Poppel Voorzitter mevr. mr. J.E.D. de Planque Secretaris 10