Wat de kleintjes gaarne zingen

Transcriptie

1 Wat de kleintjes gaarne zingen Philip Kruseman bron. J. Phil. Kruseman, Den Haag 1927 Zie voor verantwoording: dbnl

2 4 Heb je het nog niet vernomen? Niet te vlug Duitche volksmelodie. Heb je het nog niet ver - no - men? Zie daar zit hij d'ooi - e - vaar is weer - ge - ko- men Met zijn bon - te op het dak ve - der - pak. Klep-per-de, klep-per-de, klep-per maar, klep-per maar, klep-per-de, klep-per-de, klepper-de, klep. Ja, je bent nu aangekomen, na dien langen winternacht, En je hebt, daar zijn we blij om, ons de lente meegebracht. Klepperde, klepperde, klepper maar, klepper maar, Klepperde, klepperde, klepperde, klep.

3 5

4 6

5 7 Er was een oud vrouwtje, dat woonde in een schoen. Niet te vlug Engelsche volksmelodie. Er was een oud vrouwtje dat woond'in een schoen. Zij had zooveel kind'ren zij wist niet wat te doen. Zij gaf hun toen brood met bo-ter er op En zond hen naar bed toe al in ga - lop.

6 8 Hop, hop, paardje! Niet te vlug Hop, hop, hop, hop, paardje Met je vlassen staartje Met je koperen voetjes Paardje rij wat zoetjes. Paardje, wou je wat har-der loo pen, 'k Zou j'een mandje haver koopen. 't Paardje dat liep op een draf Toen ik 't een mandje ha-ver gaf.

7 9 Een muisje speelde dicht bij poes. Niet te vlug Bekende volksmelodie. Een muis - je speelde dicht bij poes. Zijn moeder zag het daar, - Ach. Doch, hoe de wij - ze moeder riep, Het muisje deed zijn zin. - Hap. riep zij, kindlief kom toch hier, Je bent in groot ge - vaar. - zei de poes, mi - auw, mi - auw, En slok - te 't muis-je in. -

8 10 Moriaantje, zwart als roet. Schalks Volksmelodie. Een mo-ri- aan - tje, zwart als roet. Dat gingeens wan-dlen zonder hoed. En de zonscheen op zijn bolletje. Daarom droeg hij een para-sol-le-tje.

9 11

10 12

11 13 Handje plak een plakje toe. Eenvoudig en streng in de maat Handje plak, een plakje toe. Ga naarde markten koopeenkoe. Koop er meel met vol le zakken. Om er ko-ek-jes van te bak - ken. Ei-e - ren, bo - ter melk en zout, Koek-jes als du- ka - ka - ten-goud.

12 14 A B C de poes liep in de sneeuw. Eenvoudig Melodie uit Thüringen. A B C De poes liep in de sneeuw. En A B C Wat denkt ge dat poes dee? Zij toen zij weer naar huis wou gaan Toen had ze wit - te sok - jes aan. O liep naar huis toe op een draf En lik - te gauw haar poot-jes af Zij jé - mi - né, o jé - mi - né, o jé- mi - né, o jé! hield niet van de sneeuw, o nee. Zij hield niet van de sneeuw.

13 15 Koekoek, koekoek! Vroolijk Duitsche volksmelodie. Koekoek, Koekoek klinkt keer op keer, Komt laat ons zin -gen, Dansen en sprin - gen, Len - te, len - te wordt het nu weer! Koekoek, koekoek, steeds klinkt zijn lied, Kom mee naar buiten. Hoort hem daar fluiten Lente, lente, hij fopt ons niet! Koekoek, koekoek, jij weet het wel! Blaadjes die komen Weer aan de boomen, Lente, lente, kom nu maar snel!

14 16 De Vos. Niet te vlug Duitsche volksmelodie. Wie kwamer in den donkren nacht Zonder dat wij Ons vos - je echter bleef toch daar Hoort niet tot de 't za - gen. In ons kip - pen - hok heel zacht, ban - gen. En voor hij 't zel - ve werd ge - waar On-ze hoentjes pla-gen? Vos-je, vos-je, stou-te baas, Werd de vos ge - van-gen. Vos-je, vos-je, 't is te laat, Vos-je, vos-je, ben je dwaas, Wil je 't wel eens la - ten. Wee de straf volgt op het kwaad. Want je bent ge - van - gen.

15 17 Zie dat duifje eens vliegen. Opgewekt Duitsche volksmelodie. Zie dat duif - je eens vlie - gen, Zie het vliegt heen en weer. Met een briefje in z'n sna-vel Kijk daar legt hij het neer. 2 Aardig ventje ik breng je Dezen brief met een groet, Wil me even nu zeggen Wat ik antwoorden moet 3 Lieve vogel ik dank je, Doe mijn groeten weerom. Zeg maar gauw aan mijn vriendje Dat ik dadelijk kom!

16 18 H'm, h'm, zoo, zoo! Luchtig Engelsche volksmelodie. Ons Jan - tje had een vink ge - kocht, h'm, h'm, zoo. zoo; Hij had een kooi - tje op - ge - zocht, h'm, h'm, zoo, zoo, H'm, h'm, zoo, zoo! zoo; Hij had een kooi - tje op - ge - zocht, h'm, h'm, zoo, zoo, H'm, h'm, zoo, zoo! 2 Voorzichtig nam hij 't beestje toen, H'm, h'm, zoo, zoo; En wou het in een kootje doen, H'm, h'm, zoo, zoo, h'm, h'm, zoo, zoo! 3 Maar 't vinkje was een slimme guit. H'm, h'm, zoo, zoo;

17 En vloog toen vlug het kooitje uit H'm, h'm, zoo, zoo, h'm, h'm, zoo, zoo!

18 19 Bè, bè, Schaapje! Niet te vlug Engelsche volksmelodie. Bè, bè, schaap-je, heb je mooi-e wol? Ja-wel, ja - wel drie zakken vol! Een is voor 't baas-je, d'and're voorde vrouw. En als je er heel blij meebent is een dan voor jou. 2 Bè, bè, schaapje, als het zomer wordt Hindert het je niet veel, zijn je haren kort Maar in den winter blaast de koude wind En denk ik, dat je 't dan niet meer zoo prettig vindt! 3 Bè, bè, schaapje, zeg eens is dat waar? Wel neen Jantje, dal denk je maar Kaal in den zomer, maar als winter komt Dan heb ik weer een nieuwe vacht van mooi wit bont.

19 20 Humptie, Dumptie. Niet te vlug Engelsche volksmelodie Hump-tie Dump-tie zat op het hek. Hump-tie Dump-tie viel op zijn nek. Er is geen éé - ne tim - mer-man Die Hump-tie Dump-tie ma - ken kan.

20 21

21 22

22 23 Alles blij maakt de Mei! Opgewekt Duitsche volksmelodie. Al-les blij maakt de Mei En het hart zoo frisch en blij. Groot en klein roept hoe fijn Is de zon-ne- schijn! Ie-der is ver-heugd en blij Met de bloempjes in de wei Al-les lacht, Wat een pracht Heeft de Mei ge - bracht!

23 24 Het liedje van de acht popjes. Opgewekt Engelsche volksmelodie. Een pop - je ging eens wand' - len Al in den zon - ne - schijn, - Twee pop - jes bak-ten wa - fel-sjes. Die smaakten o zoo fijn. - schijn, - Twee pop - jes bak-ten wa - fel-sjes. Die smaakten o zoo fijn. - 2 Drie popjes sprongen touwtje Tot dat zij waren moe, Vier popjes speelden schooltje Totdat de school ging toe. 3 Vijf popjes gingen zwemmen Want dat was zoo gezond. Zes popjes gingen dansen En sprongen in het rond. 4 Zeven popjes hielden waschdag En hadden o zoo'n pret. Acht popjes waren stout geweest En moesten toen naar bed.

24 25 Twee emmertjes water halen. Vroolijk Bekende volksmelodie. Twee em-mer-tjes waterha-len, Twee emmertjes pompen. Meis-je op je klom-pen, Meis-je met je hou-ten been Rij maardoor m'n poortje heen! Van je ras, ras, ras rij de koning door de plas. Van je voort, voort, voort rij de korting door de poort, Van je ras, ras, ras rij de koning door de plas. Van je één, twee, drie!

25 26 Fiedel die diedel, de kat speelt de fiedel! Niet te vlug walatempo Engelsche volksmelodie. Fiedel die diedel. De kat speelt de fiedel. Het koetje dat luister-de o-ver het hek. Het hondje dat lacht en danst op de maat. En 't koetje denkt: wat doet dart hondje gek. 2 Fiedel die diedel, De kat speelt de fiedel, Het hondje dat slaat op de trommel erbij. Het maantje kwam kijken wie of dat deed. En zei ga toch slapen gauw allebei! 3 Fiedel die diedel, De kat speelt de fiedel. Maar eind lijk werd hij van het spelen zoo moe: Hij zei tot het hondje: - Ga je nu mee?

26 En toen gingen beiden naar bedje toe.

27 27

28 28

29 29 In Artis. Engelsche volksmelodie. Niet te vlug en strak in de mant Ik zageen groote o-lifant Toen ik in Artis was - En vader gaf hem koekjes toen. Dat kwam hem goed van pas.- 2 Ik gaf er hem toen zelf ook een. 'k Was wel een beetje bang Toen 'k zag zijn groote lange snuit Van wel drie meter lang. 3

30 Toen mocht ik rijden op z'n rug Den heelen tuin in 't rond Met nog veel andre kindren Wat ik heel prettig vond. 4 Toen 'k 's avonds in mijn bedje lag Toen viel ik gauw in slaap, En droomde van den olifant En van een grooten aap.

31 30 Alle vogels zijn er al. Vroolijk Duitsche volksmelodie. Al-le vogels zijn er al. Nachtegalen, vinken, Hoort hen zingen welk ge-tier. Hoort hun luid ge - tie - re - lier, le-derlaat op zijn ma-nier 't Vroolijk liedje klinken.

32 31 Slaap, kinkje, slaap! Volksmelodie. Wiegend Slaap, kind-je, slaap. Daar buiten loopt een schaap. Een schaap met wit - te voet - jes, Geeft zijn melk zoo zoet - jes. Schaap-je met je wit-te wol. El-ken dag een glaas-je vol.