Inspelen op morgen Belastingpakket 2013 Prinsjesdag 2012

Transcriptie

1 Inspelen op morgen Prinsjesdag 2012 Belastingpakket 2013

2 Inhoudsopgave Belastingpakket Inkomstenbelasting 4 Loonbelasting 7 Vennootschapsbelasting 10 Overdrachtsbelasting & verhuurderheffing 11 2 Heffing & invordering 12 Overige fiscale maatregelen 13 Contactgegevens 14

3 Belastingpakket 2013 Op 18 september 2012 is het Belastingpakket 2013 naar de Tweede Kamer gestuurd. In deze publicatie treft u een overzicht aan van de belangrijkste fiscale maatregelen. 3 Het Belastingpakket 2013 bevat voorstellen gericht op de vereenvoudiging van de belastingheffing, de bestrijding van fraude en constructies en de nog resterende bezuinigingsvoorstellen uit het Lenteakkoord, zoals de hypotheekrenteaftrek en de vergoeding van woon-werkverkeer. Of het Belastingpakket 2013 ongeschonden de eindstreep haalt, is onzeker. Op 12 september 2012 zijn de verkiezingen voor de Tweede Kamer gehouden. Het belastingpakket zal in ieder geval door de Tweede Kamer in nieuwe samenstelling worden behandeld. Of het belastingpakket door het huidige demissionaire kabinet of door een nieuw kabinet zal worden verdedigd, is afhankelijk van het verloop van de kabinetsformatie. Die vele onzekerheden zijn voor PwC reden te meer om u accuraat en adequaat op de hoogte te houden van de parlementaire behandeling van het Belastingpakket Eventuele belangrijke wijzigingen in de voorstellen zullen wij verwerken in deze publicatie. De actuele versie kunt u vinden op De meeste voorstellen hebben als beoogde ingangsdatum 1 januari Als een andere ingangsdatum geldt, wordt dit expliciet aangegeven. Deze publicatie is interactief, zodat u in het document gemakkelijk kunt doorklikken naar het onderwerp van uw keuze. Hiervoor kunt u de inhoudsopgave en de navigatiebalk rechtsboven gebruiken. Rotterdam, 18 september 2012

4 Inkomstenbelasting 4 Beperking hypotheekrenteaftrek De reeds in het Begrotingsakkoord 2013 aangekondigde beperking van de hypotheekrenteaftrek is ondergebracht in een apart wetsvoorstel Wet herziening fiscale behandeling eigen woning. De aanpassingen in dit wetsvoorstel zijn onder te verdelen in drie separate onderdelen. Allereerst geldt dat voor leningen die op of na 1 januari 2013 worden aangegaan de rente alleen nog aftrekbaar is als die lening in maximaal 360 maanden ten minste volgens een annuïtair aflossingsschema volledig wordt afgelost. Voor op of na 1 januari 2013 afgesloten kapitaalverzekeringen eigen woning, beleggingsrechten eigen woning en spaarrekeningen eigen woning ( KEW s ) wordt de vrijstelling in box 1 afgeschaft. Voor bestaande leningen wordt tot slot overgangsrecht ingevoerd op basis waarvan wordt bepaald of een lening wordt aangemerkt als bestaande lening, waarvoor eerbiedigende werking geldt of als nieuwe lening. Indien er sprake is van een bestaande lening blijven de huidige regels onverkort van toepassing. Aanpassing begrip eigenwoningschuld De aftrek van hypotheekrente is alleen mogelijk indien de schuld waarover rente wordt betaald als eigenwoningschuld wordt aangemerkt. Daarvoor moet de lening in de eerste plaats zijn aangegaan ter verwerving, onderhoud of verbetering van een eigen woning. Aan de bestaande voorwaarden wordt de eis toegevoegd dat een lening in maximaal 360 maanden ten minste volgens een annuïtair aflossingsschema volledig wordt afgelost. Ook een sneller (bijvoorbeeld lineair) aflossingsschema voldoet. De aflossingsverplichting moet bij het aangaan van de schuld in de leningsovereenkomst zijn overeengekomen en daadwerkelijk worden nageleefd. Daarnaast zijn flankerende maatregelen ingevoerd om te voorkomen dat belastingplichtigen door tijdelijk een goedkopere eigen woning te betrekken of door tijdelijk te huren onder een gunstiger aflossingsschema kunnen komen te vallen. Bij verhuizingen geldt als regel dat het aflossingsschema van de eigenwoningschuld van de oude woning moet worden voortgezet bij de schuld voor de nieuwe woning. Slechts voor zover de nieuwe schuld de oude overtreft, geldt een nieuwe termijn van 30 jaar. Informatieverplichting Voor bepaalde aanbieders van hypotheken (zoals banken, verzekeraars) geldt thans een renseigneringsverplichting voor gegevens van verstrekte hypotheken. Indien de lening wordt aangeboden door een nietadministratieplichtige zoals een natuurlijke persoon, de eigen BV of een buitenlandse financiële instelling moet aan een extra voorwaarde worden voldaan om als eigenwoningschuld te kunnen worden aangemerkt. De belastingplichtige moet in die gevallen tijdig digitaal de relevante gegevens doorgeven aan de Belastingdienst. Ook latere wijzigingen dienen op deze wijze doorgegeven te worden. Wordt hier niet aan voldaan dan kwalificeert de lening niet als eigenwoningschuld tenzij de informatie in een later jaar alsnog wordt verstrekt. Aflossingsachterstand Indien op een lening(deel) te weinig wordt afgelost waardoor de omvang van de lening hoger ligt dan volgens het annuïtaire aflossingsschema is toegestaan, dan wordt de lening niet langer aangemerkt als eigenwoningschuld en is vanaf dat moment de betaalde rente niet meer aftrekbaar. Het toetsmoment voor de toegestane hoogte van de schuld is het einde van het kalenderjaar. Indien een in een jaar opgelopen aflossingsachterstand echter in het volgende jaar wordt ingehaald, leidt dit niet tot verlies van renteaftrek mits de aflossingsachterstand zich incidenteel voordoet. Ook indien er door onvoldoende betalingscapaciteit of een onbedoelde fout in de betaling of berekening van het aflossingsbedrag sprake is van een aflossingsachterstand, leidt dit onder voorwaarden niet tot verlies van renteaftrek. Afschaffing vrijstelling voor de KEW Voor na 31 december 2012 afgesloten KEW s komt het huidige regime te vervallen. De waarde van deze KEW s wordt in box 3 in aanmerking genomen. Dit is ongeacht of contractueel wordt vastgelegd dat de uitkering wordt aangewend voor aflossing van de eigenwoningschuld. Voor bestaande KEW s geldt eerbiedigende werking

5 Inkomstenbelasting 5 en blijft de bestaande vrijstelling voor de uitkering in box 1 bestaan tenzij in strijd wordt gehandeld met de bestaande voorwaarden. In een tweetal situaties geldt overgangsrecht voor op of na 1 januari 2013 afgesloten KEW s. Het moet dan gaan om een KEW waarvan de uitkering zal worden gebruikt voor de aflossing van een eigenwoningschuld waarvoor op 31 december 2012 reeds een onherroepelijke koop- of koop-aannemingsovereenkomst bestond. Ook mogen op 31 december 2012 bestaande KEW s worden omgezet in een andere in box 1 vrijgestelde KEW mits het verzekerde kapitaal of de contractueel over te maken bedragen niet wordt verhoogd. Bestaande eigenwoningschuld Voor per 31 december 2012 bestaande eigenwoningschulden wijzigt de hypotheekrenteaftrek niet. Op deze hoofdregel gelden twee aanvullingen en een beperking. De eerste aanvulling geldt voor eigenwoningbezitters die hun eigen woning in 2012 hebben verkocht en pas in 2013 een nieuwe woning aanschaffen. Voor deze groep is bepaald dat de hoogte van de eigenwoningschuld net voorafgaand aan het moment van verkoop in 2012 als de bestaande eigenwoningschuld wordt aangemerkt die onder het bereik van het overgangsrecht valt. De tweede aanvulling betreft de situatie waarin belastingplichtigen voor 31 december 2012 een onherroepelijke schriftelijke overeenkomst tot koop dan wel koop-aanneming zijn aangegaan en waarbij de levering dan wel oplevering na 1 januari 2013 plaatsvindt. Deze na 1 januari 2013 ontstane leningen worden voor het overgangsrecht aangemerkt als bestaande lening. De beperking houdt in dat indien een belastingplichtige op 31 december 2012 over twee eigen woningen beschikt (omdat de oude eigen woning nog niet verkocht is), alleen de omvang van de op de overblijvende eigen woning rustende eigenwoningschuld wordt aangemerkt als bestaande eigenwoningschuld. Overigens leidt het aflopen van de rentevastperiode en het oversluiten van bestaande leningen (ongeacht of er sprake is van een verhuizing) niet tot verlies van het predicaat bestaande lening. De rente op deze leningen blijft ook na 1 januari 2013 aftrekbaar. Indien een bestaande lening wordt opgehoogd, geldt voor het opgehoogde gedeelte wel de nieuwe regeling. Verhoging belastingtarief 1e en 2e schijf box 1-inkomen In verband met de inwerkingtreding van de Wet uniformering loonbegrip per 1 januari 2013 en het koopkrachtpakket voor het jaar 2013 wordt het belastingtarief in de eerste en tweede schijf voor inkomen uit werk en woning in de inkomstenbelasting verhoogd. Het tarief van de eerste schijf wordt verhoogd van 1,95% naar 5,85% en het tarief van de tweede schijf van 10,80% naar 10,85%. Uitbetaling premiedeel heffingskortingen niet-premieplichtige inwoners Onder de daarvoor geldende voorwaarden krijgen in het vervolg ook niet-premieplichtige inwoners het premiedeel van de heffingskortingen uitbetaald, evenals niet-premieplichtige niet-inwoners. In hoofdlijnen gelden de volgende voorwaarden voor de uitbetaling. Allereerst moet de (niet-)inwoner een zodanig laag inkomen hebben dat de heffingskortingen niet volledig in aftrek komen op de daarover verschuldigde inkomstenbelasting. Ten tweede moet de (niet-)inwoner een partner hebben die een zodanig hoog inkomen geniet dat het daarover verschuldigde bedrag aan inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen ten minste even hoog is als de niet volledig in aftrek komende heffingskortingen bij de minst verdienende partner. Vereenvoudiging persoonsgebonden aftrek scholingsuitgaven Met een pakket aan maatregelen wordt de aftrek van scholingsuitgaven eenvoudiger en transparanter voor de belastingplichtige en beter uitvoerbaar en controleerbaar voor de Belastingdienst. Allereerst wordt de aftrek van scholingsuitgaven limitatief beperkt tot de uitgaven voor les-, cursus-, college- en examengeld of promotiekosten en door de onderwijsinstelling verplicht gestelde leer- en beschermingsmiddelen. Verder komt de bestaande complexe afwijkende regeling voor belastingplichtigen met recht op studiefinanciering

6 Inkomstenbelasting 6 (de zogenoemde normbedragensystematiek ) te vervallen en krijgen ook zij aftrek van de limitatief opgesomde werkelijk gemaakte kosten. Daarnaast wordt de aftrek vereenvoudigd voor belastingplichtigen voor wie de prestatiebeurs achteraf niet in een gift wordt omgezet, omdat zij niet binnen tien jaar een diploma hebben behaald. Zij krijgen alsnog een aanvullend recht op aftrek. Tot slot wordt de zogenoemde standaardstudieperiode beter uitvoerbaar en controleerbaar door de betreffende periode aaneengesloten te maken. In die aaneengesloten periode van niet meer dan vijf jaar geldt niet het plafond van de aftrek van Tevens vervalt de minimumleeftijd van 18 jaar voor het gebruik van de eenmalig te benutten standaardstudieperiode. Algemeen nut beogende instellingen Met ingang van 1 januari 2012 is (sociale) huisvesting expliciet uitgesloten als algemeen nuttig doel. Instellingen werkzaam op het gebied van volkhuisvesting, zoals woningcorporaties, kwalificeren daarom niet als algemeen nut beogende instelling ( anbi ). De Hoge Raad heeft begin 2012 echter beslist dat toegelaten instellingen op de voet van de Woningwet rechtstreeks zijn gericht op het dienen van het algemene belang van voldoende en goede woongelegenheid in de sociale-huursector en hierdoor kwalificeren als anbi. Het kabinet heeft dit standpunt nu overgenomen en volkshuisvesting met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012 als algemeen nuttig doel aangemerkt. Dit betekent dat verenigingen en stichtingen die als toegelaten instellingen in de zin van de Woningwet in het belang van de volkshuisvesting werkzaam zijn, de anbi-status kunnen aanvragen. Een anbi heeft recht op fiscale voordelen op het gebied van de overdrachtsbelasting en de schenk- en erfbelasting. Eventuele donateurs kunnen daarbij nog giftenaftrek claimen voor de inkomsten- en de vennootschapsbelasting. Daarnaast is in het convenant Ruimte voor geven tussen het demissionair kabinet en Stichting Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie in 2010 overeengekomen dat stichtingen en verenigingen met de anbi-status meer transparant moeten zijn over hun handelen richting de samenleving. In dit kader dienen anbi s vanaf 1 januari 2014 bepaalde gegevens via een website openbaar te maken. Hierbij kan gedacht worden aan naam, adres en contactgegevens van de anbi, bestuurssamenstelling, een verkort jaarverslag maar ook doelstelling en het beleidsplan. In een apart besluit zal worden bekendgemaakt om welke gegevens het gaat. Voor kerkgenootschappen zal overigens op grond van de privacywetgeving een uitzondering worden gemaakt op de openbaarmaking van de namen van de bestuurders. Aanpassing regelgeving in verband met de verhoging van de AOW-leeftijd In verband met de verhoging van de AOW- en pensioenrichtleeftijd is het nodig om de sociale zekerheids- en overige (fiscale) wetten die hiermee samenhangen aan te passen. Hierbij kan gedacht worden aan de uiterste ingangsdata voor pensioenen, levensloop, lijfrenten en vitaliteitssparen, de regels voor variabele pensioenuitkeringen, het tijdstip waarop de fiscale oudedagsreserve afneemt, het uiterste tijdstip waarop aanspraak kan worden gemaakt op zelfstandigen- en startersaftrek, de ouderentoeslag en de ouderenkorting. De wijzigingen zijn van technische aard en houden meestal een verruiming in, waardoor langer, namelijk tot de nieuwe AOW-leeftijd, gebruik kan worden gemaakt van bepaalde fiscale faciliteiten. Dichten fiscale weglek zorgmaatregelen Om een besparing op de collectieve zorguitgaven te bereiken, wordt het basispakket in de zorg versoberd waardoor bepaalde zorgkosten niet langer meer onder de verzekerde zorg vallen. Om te voorkomen dat deze niet verzekerde zorguitgaven vervolgens fiscaal aftrekbaar zijn, en de besparing dus slechts maar deels werkt, worden enkele aanvullende aftrekbeperkingen binnen de aftrek uitgaven voor specifieke zorgkosten opgenomen. Dus indien uitgaven als gevolg van wijzigingen binnen het basispakket aftrekbaar zouden worden als uitgaven voor specifieke zorgkosten, dan worden deze uitgaven van aftrek uitgesloten.

7 Loonbelasting 7 Woon-werkverkeer In het Belastingpakket 2013 zijn de mobiliteitsmaatregelen zoals die in het Lenteakkoord al waren aangekondigd uitgewerkt. Op hoofdlijnen komen de plannen overeen. Op enkele punten bevat het Belastingpakket 2013 een nadere uitwerking van de plannen uit het Lenteakkoord. Uit Lenteakkoord overgenomen maatregelen Overeenkomstig de voorstellen uit het Lenteakkoord zijn de volgende wetswijzigingen in het Belastingpakket 2013 opgenomen: Onbelaste vergoeding voor woon-werkverkeer van 0,19 per kilometer komt te vervallen. Dit geldt ongeacht de wijze waarop wordt gereisd. Woon-werkkilometers worden ook voor ter beschikking gestelde auto s als privé aangemerkt. Woon-werkverkeer telt dus mee voor het bepalen van de 500-km grens. De mogelijkheid om onbelaste vergoedingen te geven voor zakelijke reizen blijft gehandhaafd. Het aangekondigde overgangsrecht voor auto s van de zaak blijft gehandhaafd. Dat houdt in dat voor deze auto s waarvoor vóór 25 mei 2012 een leasecontract is aangegaan, de bijtelling gedurende de looptijd van dat leasecontract maar uiterlijk tot 1 januari 2017 wordt beperkt tot 25% van de zonder dit overgangsrecht verschuldigde bijtelling van 25%, 20% dan wel 14%. Deze verlaagde bijtelling geldt overigens alleen ingeval het aantal overige privékilometers, zijnde de andere privékilometers dan de kilometers die in het kader van het woon-werkverkeer met de auto worden gemaakt, beperkt blijft tot maximaal 500 kilometer op jaarbasis. Dit moet desgevraagd kunnen worden aangetoond, bijvoorbeeld door middel van een kilometerregistratie. Ook het overgangsrecht voor OV-abonnementen die door de werkgever aan de werknemer zijn verstrekt, al dan niet uitsluitend ten behoeve van het woonwerkverkeer van de werknemer, blijft gehandhaafd. Ook hier betreft het OV-kaarten die vóór 25 mei 2012 zijn verstrekt en waarvan de looptijd doorloopt na 1 januari Voor deze kaarten blijven de huidige regels gelden totdat de looptijd van de kaart is verstreken. Deze maatregelen worden in principe per 1 januari 2013 ingevoerd. Nieuwe of verduidelijkingen ten opzichte van Lenteakkoord Nieuw ten opzichte van de voorstellen uit het Lenteakkoord zijn: In het verlengde van het vervallen van de mogelijkheid om 0,19 per kilometer onbelast te betalen voor woon-werkverkeer, is komt de salderingsregeling te vervallen. Er is een nadere invulling gegeven aan het begrip woon-werkverkeer. Uitgangspunt hierbij is de definitie zoals die voor de omzetbelasting al geldt. Het gaat om (heen en/of terug) reizen van de woon- of verblijfplaats naar de in het kader van een overeenkomst tot het verrichten van arbeid overeengekomen vaste werkplaats(en) waar men (één of meerdere dagen) zijn werkzaamheden verricht. Als een dergelijke overeenkomst niet is gesloten, dan geldt dat alle reizen (heen en/of terug) van de woonof verblijfplaats naar een bedrijfsadres als woonwerkverkeer kwalificeren. Vervolgens wordt deze definitie aangevuld met elementen die specifiek voor de loon- en inkomstenbelasting relevant zijn. Dit speelt vooral als er sprake is van verschillende werkplaatsen die regelmatig worden gebruikt of als sprake is van een werkplaats thuis en een bedrijfsadres die beide regelmatig worden gebruikt. In deze gevallen wordt ook als vaste werkplaats aangemerkt de werkplekken die als zodanig moeten worden aangemerkt vanwege de mate van regelmaat waarin naar die werkplaats wordt gereisd en waar in belangrijke mate werkzaamheden worden verricht. Als criterium wordt hier gehanteerd dat de werknemer in belangrijke mate werkzaamheden verricht op beide adressen. Dit is slechts anders als de werknemer slechts kortdurend werkt op één van beide bedrijfsadressen. Het vorenstaande is echter niet alleen van toepassing op de (ambulante) werknemer, maar ook op ondernemers (waaronder ook begrepen de zzp er). In beginsel worden alleen de reizen van de ondernemer tussen zijn woning of verblijfplaats naar zijn eigen bedrijfsadres als woon-werkverkeer aangemerkt. Net als bij de ambulante werknemer geldt echter ook voor de ondernemer dat hiervan pas sprake is indien die werkzaamheden op die specifieke werkplaats langer duren dan een jaar. Per 1 januari 2014 zou de gerichte vrijstelling voor zakelijk reizen komen te vervallen en zou de

8 Loonbelasting 8 forfaitaire ruimte in de werkkostenregeling met 0,5%- punt worden verhoogd. Deze maatregel is nog niet opgenomen in het Belastingpakket 2013, maar wordt bij de maatregelen naar aanleiding van de evaluatie van de werkkostenregeling in de besluitvorming meegenomen. Om te voorkomen dat de in dit wetsvoorstel opgenomen maatregelen met betrekking tot de fiscale behandeling van woon-werkverkeer worden ontweken door bijvoorbeeld nog in 2012 een kostenvergoeding te verstrekken ter zake van woon-werkverkeer dat in 2013 of later plaatsvindt, is in dit wetsvoorstel een bepaling opgenomen op grond waarvan vergoedingen en verstrekkingen die in de periode van 18 september 2012 (16.00 uur) tot en met 31 december 2012 plaatsvinden ter zake of in de vorm van woonwerkverkeer voor zover dat verkeer plaatsvindt na 31 december 2012, geacht worden te zijn genoten in het loontijdvak waarin het woon-werkverkeer plaatsvindt. Daarmee wordt bewerkstelligd dat in het betreffende loontijdvak alsnog belasting verschuldigd wordt ter zake van de hiervoor bedoelde vergoedingen en verstrekkingen. Ook deze maatregelen treden in principe per 1 januari 2013 in werking. Afdrachtvermindering onderwijs De volgende wijzigen worden in de afdrachtvermindering onderwijs op hoofdlijnen ingevoerd teneinde de regeling eenvoudiger te maken en om onbedoeld gebruik tegen te gaan: Expliciet wordt vastgesteld dat deze afdrachtvermindering (enkel) geldt voor deelname aan een volledige opleiding waarbij de intentie bestaat tot het behalen van een erkend diploma. In dat kader dient een programmaverklaring (op straffe van een verzuimboete) te worden opgesteld. De inhoud en omvang van het onderwijsprogramma wordt verbonden aan een urennorm. Opleidingen die niet aan deze urennorm voldaan, worden uitgesloten voor toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs. De omvang van het te volgen opleidingsprogramma wordt bepalend voor de maximale periode van toepassing van de afdrachtvermindering. Met deze maatregel wordt voorkomen dat opleidingstrajecten worden opgerekt om zo de maximale afdrachtvermindering te kunnen claimen. Een nieuwe jaarsystematiek wordt geïntroduceerd op grond waarvan het jaarbedrag van de afdrachtvermindering in één keer in aanmerking wordt genomen in plaats van verdeeld over de tijdvakken in het kalenderjaar. Om werkgevers te stimuleren zich nog meer in te spannen hun duale werknemers een diploma te laten behalen, wordt een aanvullende afdrachtvermindering ingevoerd voor de varianten BBL en werkend-leren op HBO-niveau. Deze aanvullende afdrachtvermindering wordt aan het einde van de opleiding, bij het met goed gevolg afronden van de opleiding (behalen van het beoogde diploma), in aanmerking genomen. Daartoe wordt de gedurende de opleiding in aanmerking te nemen afdrachtvermindering onderwijs voor de varianten BBL en werkend-leren op HBO-niveau verlaagd. De afdrachtvermindering onderwijs voor startkwalificatie vervalt. Het toetsloon voor de varianten BBL en werkendleren op HBO-niveau vervalt. Afdrachtvermindering S&O Om de doeltreffendheid en doelmatigheid van de afdrachtvermindering S&O (speur- en ontwikkelingswerk) te bevorderen vinden de volgende wijzigingen plaats. In 2013 zal de afdrachtvermindering S&O 38% (2012: 42%) bedragen van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking dat betrekking heeft op speur en ontwikkelingswerk, tot een S&O-loon van (2012: ). Over het meerdere S&O-loon blijft het percentage ongewijzigd (14%). Het starterstarief wordt verlaagd tot 50% (nu: 60%) over de eerste van het S&O-loon. Daarnaast wordt het uurloon naar boven afgerond op hele euro s in plaats van op een veelvoud van 5 en ten slotte vervalt de margeregeling.

9 Loonbelasting 9 Tegemoetkoming afstempelen pensioen in eigen beheer Aan de directeur-grootaandeelhouder die op pensioendatum te weinig activa in zijn BV heeft om zijn jaarlijkse pensioen uit te keren, wordt een tegemoetkoming verstrekt. Hij mag zijn pensioen verlagen als de activa minder bedragen dan 75% van de op de fiscale balans opgenomen pensioenverplichting. Dit geldt in verband met mogelijk oneigenlijk gebruik slechts in situaties waarbij dit negatief eigen vermogen is ontstaan door reële beleggings- en/of ondernemingsverliezen. Door een overgangsregeling wordt dit ook toegestaan bij op 1 januari 2013 reeds ingegane pensioenen. Deze overgangsregeling geldt tot eind Tegen de verwachting in biedt het Belastingpakket 2013 helaas geen oplossing voor een ander groot probleem, namelijk de beperking om dividend uit te keren ingeval de waarde van de pensioenverplichting in het economische verkeer hoger is dan fiscale boekwaarde. Het verschil tussen deze twee bedragen moet in de ogen van de Belastingdienst worden aangehouden als pensioenreserve en is daarmee niet beschikbaar voor bijvoorbeeld dividenduitkeringen. Wordt toch dividend uitgekeerd, dan wordt de waarde van de gehele pensioenaanspraak als loon tegen een tarief van maximaal 72% (52% progressief tarief en 20% revisierente) belast. Correctieberichten loonaangifte De regels voor het corrigeren van gegevens in een onjuiste of onvolledige loonaangifte door de inhoudingsplichtige worden herzien. Daarmee wordt met name beoogd de betreffende bepalingen transparanter te maken en te verduidelijken. Werkkostenregeling Het percentage van de forfaitaire vrijstelling wordt met 0,1% verhoogd (naast de verhoging met 0,1% op basis van de Wet Uniformering Loonbegrip).

10 Vennootschapsbelasting 10 Afschaffing thincapregeling De thincapregeling wordt afgeschaft. In het licht van de specifieke renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting, inclusief de in het Lenteakkoord opgenomen nieuwe aftrekbeperking voor deelnemingsrente, past de algemene thincapregeling niet langer. De thincapregeling vervalt met ingang van boekjaren die aanvangen op of na 1 januari Fiscale eenheid en flex-bv De voorwaarden voor het aangaan van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting worden aangepast aan de nieuwe mogelijkheden van de zogenoemde flex-bv. Voor het aangaan van een fiscale eenheid moet de moedermaatschappij ten minste 95% van de economische en juridische eigendom van de aandelen in de dochtermaatschappij bezitten. Aan de wet wordt toegevoegd dat dit bezit ten minste 95% van de statutaire stemrechten moet vertegenwoordigen. De toevoeging voorkomt dat stemrechtloze aandelen, die bij de flex-bv mogelijk zijn, toegang geven tot de fiscale eenheid. Verruiming buitenlandse belastingplicht bestuurdersbeloningen De buitenlandse belastingplicht van in het buitenland gevestigde lichamen die in Nederland gevestigde lichamen besturen, wordt aangepast. Niet alleen de beloningen voor statutaire bestuurswerkzaamheden worden belast, maar ook beloningen voor materiële bestuurswerkzaamheden of managementdiensten. De uitbreiding is van toepassing op boekjaren die aanvangen op of na 1 januari Of Nederland onder belastingverdragen kan heffen, hangt af van de inhoud van het van toepassing zijnde verdrag.

11 Overdrachtsbelasting & verhuurderheffing 11 Verlenging tegemoetkoming overdrachtsbelasting bij doorverkoop De tegemoetkoming in de overdrachtsbelasting bij doorverkoop van vastgoed wordt met ingang van 1 januari 2013 verlengd van 6 maanden tot 36 maanden. Deze maatregel leidt ertoe dat bij een verkrijging van vastgoed binnen 36 maanden na een vorige verkrijging door een ander alleen overdrachtsbelasting is verschuldigd over de meerwaarde. Voorwaarde is dat bij de eerdere verkrijging overdrachtsbelasting is geheven of omzetbelasting in rekening is gebracht die in het geheel niet in aftrek kon worden gebracht. Het doel van deze maatregel is het stimuleren van de vastgoedmarkt. De maatregel ziet niet alleen op woningen, maar op alle soorten vastgoed, zoals kantoren, winkels en logistiek vastgoed. Bovendien geldt de regeling voor zowel de verkrijging van direct vastgoed als onroerendezaaklichamen ( indirect vastgoed ). Op grond van een Besluit van 31 augustus 2012 geldt deze regeling overigens al per 1 september De tegemoetkoming wordt alleen verleend indien de eerdere verkrijging op 1 september 2012 of later plaatsvindt. De regeling heeft een tijdelijk karakter en wordt per 1 januari 2015 afgeschaft. Verhuurderheffing voor woningen in de gereguleerde sector Met ingang van 1 januari 2013 wordt er een nieuwe belasting ingesteld op de verhuur van woningen in de gereguleerde sector: de verhuurderheffing. Deze heffing is van toepassing op binnenlandse en buitenlandse belastingplichtigen. Verhuurders van woningen in de gereguleerde sector moeten een heffing van 0,0014% betalen over de WOZ-waarde van deze woningen. De heffing vindt plaats bij de juridisch eigenaar. Dit percentage wordt met ingang van 2014 verhoogd tot 0,231%. Dit komt neer op een gemiddelde heffing per woning van 2 in 2013 en 356 in Woningen in de vrije sector vallen buiten de heffing. Dat zijn woningen met een huur boven de huurtoeslaggrens (in 2012: 664,66 per maand). Zogenoemde kleine verhuurders vallen buiten deze regeling. Kleine verhuurders zijn verhuurders die maximaal 10 woningen verhuren. Deze regeling kan tevens in samenhang worden gezien met de huurverhoging die mogelijk wordt om scheefwonen tegen te gaan. In zoverre roomt deze nieuwe heffing de meeropbrengst van een dergelijke huurverhoging af. onderworpen. Wel komt een woningcorporatie-anbi in aanmerking voor faciliteiten in de overdrachtsbelasting. Dit betreft op de eerste plaats de vrijstelling voor de overdrachtsbelasting bij een zogenoemde taakoverdracht tussen 2 woningcorporatie-anbi s. Op de tweede plaats kan een woningcorporatie-anbi bij een juridische fusie kiezen tussen de specifieke vrijstelling bij juridische fusie en genoemde vrijstelling bij taakoverdracht. Voor losse aanhorigheid woning ook 2% overdrachtsbelasting Voor de verkrijging van een woning geldt een lager overdrachtsbelastingtarief van 2%. Indien op een later tijdstip een losse aanhorigheid wordt verkregen, zoals een garage, ziet het lagere tarief ook op de verkrijging van deze aanhorigheid. Voorwaarde is dat deze aanhorigheid tot de woning gaat behoren. De regeling biedt bijvoorbeeld uitkomst voor partijen die kort na verkrijging het vastgoed moeten doorverkopen, voor marktpartijen die vastgoed aankopen, renoveren en vervolgens up-to-date verkopen en voor banken die hypothecaire zekerheid uitwinnen. Die partijen hebben dan immers langer de tijd om een koper voor het vastgoed te vinden. Anbi-status voor woningcorporaties Zoals aangekondigd bij een beleidsnota kunnen woningcorporaties met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2012 kwalificeren als algemeen nut beogende instelling ( anbi ). Een woningcorporatie-anbi is gewoon aan de heffing van vennootschapsbelasting

12 Heffing & invordering 12 Verhoging effectiviteit verzuimboeten Om belastingplichtigen die in voorgaande jaren bij herhaling te laat aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting hebben gedaan te stimuleren voortaan wel tijdig belastingaangifte te doen, krijgt de inspecteur de bevoegdheid om bij aanslagbelastingen eerder een verzuimboete op te leggen dan op het moment van opleggen van een (ambtshalve) aanslag. Momenteel moet de verzuimboete nog gelijktijdig met de (ambthalve) aanslag worden opgelegd. De inspecteur kan voortaan bij oplegging van deze boete aankondigen dat de boete wordt gematigd als de belastingplichtige binnen een gestelde termijn alsnog aangifte doet. Belastingrente Per 1 januari 2013 vervangt de nieuwe regeling belastingrente de regeling heffingsrente. Vanaf dat moment hanteert de Belastingdienst in alle gevallen hetzelfde rentepercentage. De regeling heffingsrente blijft nog van kracht voor belastingaanslagen over tijdvakken die eindigen vóór 1 januari Het voorstel is de regeling heffingsrente voor eerdergenoemde belastingaanslagen in stand te laten, maar het heffingsrentepercentage alleen toe te passen voor renteperiodes tot 1 januari Uitstel van betaling voor compliante ondernemers In het Belastingpakket 2013 is een versoepeling en vereenvoudiging van het uitstelbeleid voor compliante ondernemers aangekondigd. In de Leidraad Invordering 2008 zal een tweetal maatregelen worden opgenomen waarmee het nieuwe uitstelbeleid wordt geconcretiseerd. Het gaat enerzijds om de voorwaarden voor het verlenen van kort uitstel (maximaal 4 maanden). Anderzijds is er voor betalingsregelingen met een langere looptijd een tijdelijke versoepeling voor ondernemers met betalingsproblemen als gevolg van de economische crisis. Ondernemers hoeven niet meer aan te tonen dat de betalingsproblemen ontstaan zijn door de crisis. Bodem(voor)recht Bij ernstige belastingachterstanden van zakelijke belastingen van een ondernemer (zoals onder meer de loon- en omzetbelasting) kan de ontvanger zijn bodem(voor)recht uitoefenen op zaken van derden aanwezig in de bedrijfsruimte (= bodem) van de ondernemer om betaling te verkrijgen op openstaande belastingaanslagen. Hoewel de Belastingdienst een preferente schuldeiser is, blijkt in de praktijk dat het bodemvoorrecht van de Belastingdienst door bepaalde constructies of handelingen niet (voldoende) effectief blijkt ten opzichte van bepaalde zekerheidshouders van bodemzaken. Het betreft een pandhouder of een derde-eigenaar (eigendomsvoorbehouder, huurkoper en financial lessor). Zij worden verplicht om de ontvanger te informeren over het voornemen om hun rechten op deze zaken uit te oefenen, dan wel handelingen uit te voeren waardoor de zaken niet meer als bodemzaken kwalificeren. Na ontvangst van de mededeling moet de ontvanger binnen vier weken de benodigde handelingen uitvoeren om zijn verhaalsrecht op de bodemzaken te kunnen uitoefenen. Opgaaf burgerservicenummer derde In bepaalde situaties is het verplicht dat een belastingplichtige het burgerservicenummer (BSN) van een derde aan de Belastingdienst opgeeft. Dat gaat ook gelden voor het doen van aangifte. Elektronische notariële akte De Belastingdienst registreert alle notariële akten onder meer voor de uitvoering van de belastingwetgeving. Momenteel zenden de notarissen de originele akten nog per post naar de Belastingdienst en ontvangen deze na registratie weer terug. Uit oogpunt van kosten en administratieve belasting kan dit proces zowel voor de Belastingdienst als het notariaat efficiënter worden uitgevoerd als de akten elektronisch ter registratie worden aangeboden. Het is de bedoeling dat dit eind 2013 gefaseerd zijn beslag krijgt. De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) zal de elektronische registratie uitvoeren. Alleen de betreffende notaris en de Belastingdienst hebben toegang tot de inhoud van de akten. De registratie van onderhandse akten waarvoor registratie een wettelijk vormvereiste is, blijft wel een taak van de Belastingdienst.

13 Overige fiscale maatregelen Verpakkingenbelasting Assurantiebelasting Douane- en Accijnswet BES 13 De afschaffing van de verpakkingenbelasting is met ingang van 1 januari 2013 definitief. De teruggaaf van verpakkingenbelasting bij zogenoemde indirect export blijft van toepassing op verpakkingen van producten die na 31 december 2012 maar vóór 1 april 2013 worden geëxporteerd. Kolenbelasting In verband met het met ingang van 1 januari 2013 afschaffen van de vrijstelling van kolenbelasting voor kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit, wordt alsnog kolenbelasting geheven voor kolen die hiertoe in 2013 worden gebruikt en die vóór 1 januari 2013 met vrijstelling van kolenbelasting zijn uitgeslagen of ingevoerd. De kolenbelasting wordt in dat geval geheven over de voorraad kolen die op of na 1 januari 2013 voorhanden is. In het Belastingpakket 2013 is een overgangsregeling voor de assurantiebelasting opgenomen. Per 1 januari 2015 wordt het tarief verlaagd (was reeds bekend) en daarvoor wordt nu een overgangsregeling aangekondigd. Verzekeringsmaatschappijen mogen per verzekering kiezen of zij het nieuwe tarief van toepassing willen laten zijn vanaf de eerstvolgende premievervaldatum of vanaf de eerstvolgende prolongatiedatum na 31 december Dit voorkomt hoge administratieve lasten voor de assurantiebranche. Controlemechanisme accijns Per 1 januari 2013 wordt het controlemechanisme van de accijns tevens van toepassing op additieven (behoudens die van additieven op smeermiddelen), waardoor heffing van accijns op deze producten eenvoudiger en eenduidiger wordt. De Douane- en Accijnswet voor de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) wordt aangepast om ondermeer recht te doen aan de nieuwe status van de eilanden als onderdeel van Nederland. BPM Wijziging accijnstarieven De vermindering van de BPM voor gebruikte motorrijtuigen wordt per 1 januari 2013 weer uitgedrukt in een percentage van de som van de catalogusprijs (de geadviseerde verkoopprijs) en de BPM, in plaats van op basis van de in 2010 geïntroduceerde inkoopwaarde in nieuwe staat. Hierdoor zal het bedrag aan te betalen BPM lager zijn. Accijnstarieven van sigaretten en rooktabak worden jaarlijks aangepast op basis van de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs (WAP) over het voorafgaande kalenderjaar. Deze jaarlijkse tariefwijziging wordt in het Belastingpakket 2013 echter gebaseerd op de WAP over de periode van oktober tot en met september en gepubliceerd uiterlijk op 15 januari daaropvolgend.

14 Contactgegevens Mocht u vragen hebben naar aanleiding van deze publicatie, neem dan contact op met uw PwC-belastingadviseur of het Knowledge Center Tax & HRS. Knowledge Center Tax & HRS Telefoon: +31 (0) Mail: knowledge.center.taxhrs@nl.pwc.com 14 Bij PwC in Nederland werken ruim mensen met elkaar samen vanuit 12 vestigingen en drie verschillende invalshoeken: Assurance, Tax & HRS en Advisory. We leveren sectorspecifieke diensten en zoeken verrassende oplossingen, niet alleen voor nationale en internationale ondernemingen, maar ook voor overheden en maatschappelijke organisaties. Deze publicatie is uitsluitend opgesteld als algemene leidraad voor relevante kwesties en dient niet te worden geïnterpreteerd als professioneel advies. U dient niet te handelen op basis van de in deze publicatie vervatte informatie zonder nader professioneel advies te hebben ingewonnen. Er wordt geen enkele expliciete of impliciete verklaring verstrekt of garantie geboden ten aanzien van de juistheid of volledigheid van de in deze publicatie vervatte informatie, en voor zover toegestaan krachtens de wet, aanvaarden de bij deze publicatie betrokken PwC firms, medewerkers en vertegenwoordigers geen enkele aansprakelijkheid, voor de gevolgen van enige handeling dan wel omissie door hetzij uzelf hetzij enige andere persoon op basis van de in deze publicatie vervatte informatie of voor enig besluit waaraan die informatie ten grondslag ligt PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V. (KvK ). Alle rechten voorbehouden. In dit document wordt met PwC bedoeld PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V., die een member firm is van PricewaterhouseCoopers International Limited. PwC is het merk waaronder member firms van PricewaterhouseCoopers International Limited (PwCIL) handelen en diensten verlenen. Samen vormen deze member firms het wereldwijde PwC-netwerk. Elke member firm in het netwerk is een afzonderlijke juridische entiteit en handelt voor eigen rekening en verantwoording en niet als vertegenwoordiger van PwCIL of enige andere member firm. PwCIL verricht zelf geen diensten voor klanten. PwCIL is niet verantwoordelijk of aansprakelijk voor het handelen of nalaten van welke van haar member firms dan ook, kan geen zeggenschap uitoefenen over hun professionele oordeel en kan hen op geen enkele manier binden.