De interneringswet van 2014

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De interneringswet van 2014"

Transcriptie

1 De interneringswet van 2014 Els Schipaanboord Tom Vander Beken 1 1. Inleiding Zoals in het voorgaande hoofdstuk reeds aan bod is gekomen, kunnen ontoerekeningsvatbare daders geïnterneerd worden. De internering is geen straf maar een beveiligingsmaatregel die dient ter bescherming van de maatschappij en tevens behandeling van de geïnterneerde persoon tot doel heeft. Deze maatregel wordt thans gestoeld op de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde strafbare feiten (WBM) (BS 11 mei 1930) die integraal werd vervangen door de wet van 1 juli 1964 ter bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers (BS 17 juli 1964). Op 9 juli 2014 werd in het Belgisch Staatsblad de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen gepubliceerd. Deze wet, die blijkens artikel 136 uiterlijk in werking zal moeten treden op 1 januari 2016, zal de WBM opheffen en vervangen. In dit hoofdstuk zullen de juridische implicaties van deze nieuwe interneringswet aan bod komen. 2 Na een korte schets van de juridische en historische context inzake de internering, zal een analyse van de wet volgen op punten die een nadere toelichting verdienen. 2. Situering 2.1 Juridische context Een gedraging is pas een misdrijf indien deze gedraging ook met de door de wet vereiste intentie is gesteld. In de meeste gevallen is een gewoon opzet vereist waarbij de dader wetens en willens moet hebben gehandeld opdat de gedraging juridisch verwijtbaar zou zijn. Indien er gebreken zijn op het vlak van de intentie is er geen schuld en dan ook geen misdrijf. 1 A.E. Schipaanboord is doctoraatsstudent aan de vakgroep criminologie, strafrecht en sociaal recht, Universiteit Gent. T. Vander Beken is hoogleraar aan de vakgroep criminologie, strafrecht en sociaal recht, Universiteit Gent. 2 Voorliggende tekst is een herwerkte versie van een uitgebreide juridische analyse van deze wet in Heimans, Vander Beken en Schipaanboord ( ) en Heimans, Vander Beken en Schipaanboord (ingediend). 1

2 Artikel 71 Strafwetboek (Sw.) vermeldt de geestesstoornis als een mogelijke grond voor de uitsluiting van schuld. Bij de inwerkingtreding van de nieuwe interneringswet zal artikel 71 Sw. luiden: Er is geen misdrijf wanneer de beschuldigde of de beklaagde op het tijdstip van de feiten leed aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden heeft tenietgedaan of ernstig heeft aangetast, of wanneer hij gedwongen werd door een macht die hij niet heeft kunnen weerstaan. Zonder de wetgeving op de internering, zou deze bepaling ertoe leiden dat eenieder die een strafbare gedraging heeft gesteld maar op grond van een geestesstoornis op het ogenblik van de feiten geen schuld treft, zou worden vrijgesproken zonder enige andere mogelijkheid tot interventie door de strafrechtsbedeling. De interneringswetgeving zorgt ervoor dat een dergelijke interventie wel mogelijk is door te bepalen dat de rechter kan overgaan tot het opleggen van een interneringsmaatregel indien de betrokkene feiten heeft gepleegd waarop een gevangenisstraf staat, hij of zij op het ogenblik van de beoordeling lijdt aan een geestesstoornis die zijn of haar oordeelsvermogen of de controle over zijn daden tenietdoet of ernstig aantast en er gevaar bestaat dat hij of zij ten gevolge van zijn geestesstoornis, al dan niet in samenhang met andere risicofactoren, opnieuw misdrijven zal plegen Historische context De mislukte wet van 21 april 2007 en blijvende kritiek op het systeem De totstandkoming van de wet van 5 mei 2014 laat zich kenmerken door een woelige aanloop. De voorloper van deze wet, de wet van 21 april 2007, zou aanvankelijk in werking treden op uiterlijk 1 januari Deze datum is driemaal verdaagd en de laatste maal is de inwerkingtreding uitgesteld tot 1 januari Omdat de datum waarop de wet van 5 mei 2014 in werking zal treden en dan de WBM en de wet van 2007 opheft pas gesteld is op 1 januari 2016, was er tussen 1 januari 2015 en 31 december 2015 een juridisch gat waarop 3 Artikel 9 wet 5 mei Artikel 157 wet van 21 april 2007, zoals gewijzigd door artikel 31 wet 31 december 2012 houdende diverse bepalingen betreffende justitie (BS 31 december 2012). 2

3 de ongewenste wet van 2007 voor één jaar in werking zou zijn. Om dit te voorkomen werd in extremis een wettelijke bepaling gestemd die de wet van 2007 voor 2015 heeft opgeheven. 5 Naast de vernietiging van een aantal bepalingen in deze wet door het Grondwettelijk Hof (GwH 6 november 2011, nr. 154/2008) is er ook in de literatuur (Verbruggen & Goethals, 2008) grote scepsis over de consistentie en praktische toepasbaarheid van de wet van Juridisch-technische mankementen in de wet de wet is bv. zeer sterk geënt op het systeem voor opgesloten veroordeelden waardoor de situatie van de niet-aangehouden geïnterneerde nagenoeg ongeregeld bleef - zouden naar verwachting leiden tot toepassingsproblemen van de wet. De slotsom is dan ook dat er overeenstemming bestaat dat de wet van 2007 niet voldoet (Vandemeulebroeke, 2008; Goethals & Robert, 2007; Heimans, 2007; De Clerck & Van Steenbrugge, 2007; Vandenbroucke, 2007, Rothier, 2007; Vandermeersch, 2008; Casselman, 2011; De Pauw & De Hert, 2012; Casselman, 2009; Heimans, 2013). Vanuit de politiek werd via verscheidene voorstellen tot reparatie getracht de wet van 2007 te herschrijven. Er werden op dat vlak evenwel geen successen geboekt. Ondertussen zetten een veertiental veroordelingen door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) sinds 1998 wegens schendingen van artikel 3 (verbod op onmenselijke en vernederende behandelingen), artikel 5, 1 (verbod op arbitraire vrijheidsberoving) en artikel 5, 4 (recht op beoordeling van de vrijheidsberoving door een onpartijdige rechter) Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) verder druk om het Belgisch interneringsbeleid fundamenteel bij te sturen. Hoewel de veroordelingen hoofdzakelijk betrekking hebben op het gebrek aan behandeling voor geïnterneerden in de gevangenis en dus de uitvoering van de wet van 1964 betreffen, is het duidelijk dat zeker ook om die reden een fundamentele herziening van het algemene juridische kader noodzakelijk was. De kwestie werd op de agenda gehouden door geïnterneerden die procedures opstartten waarin met succes aan de gewone rechtbanken (bij spoedprocedure in kort geding) gevraagd werd hun opsluiting in de gevangenis zonder behandeling als onwettelijk te verklaren (Heimans & De Clerck, 2010; Kort Ged. Rb. Luik 27 februari 1990, JLMB 1990, 435; Van Den Berge, 2003). 5 Wet 19 december 2014 houdende diverse bepalingen betreffende justitie, BS 29 december

4 Ook de hoogste rechtscolleges werden steeds kritischer ten aanzien van de wet van 1964 en de uitvoering ervan. Het Grondwettelijk Hof (GwH 17 september 2009, nr. 142/2009) oordeelde dat een redelijk evenwicht moet worden gezocht tussen de belangen van de overheden en die van de betrokkene. Dat evenwicht is er volgens het Hof niet indien een geïnterneerde voor onafzienbare tijd in een gevangenis wordt gelaten zonder adequate behandeling. Het ontbreken van een opnameplicht voor private inrichtingen ziet het Hof niet als een voldoende argument om een opsluiting van geïnterneerden in de gevangenis te rechtvaardigen. Ook het Hof van Cassatie wordt steeds strenger in de beoordeling van de motiveringen bij de tenuitvoerlegging van de internering en schuift duidelijk mee in de richting van de zeer kritische rechtspraak van het EHRM (zie daarover: Hanoulle, 2014). Bovenstaande tekst toont aan dat de handhaving van het huidige beleid onhoudbaar was geworden De wet van 5 mei 2014 Op 21 februari 2013 werd o.m. door Bert Anciaux een wetsvoorstel betreffende de internering van personen ingediend dat, na behandeling in de Senaat en de Kamer, op 5 mei 2014 wet werd. De toenmalige minister van Justitie gaf in de Kamer een overzicht van de voornaamste punten van de wet: - Over de uitvoering van de internering wordt niet langer beslist door de commissies ter bescherming van de maatschappij (CBM) maar door een kamer binnen de strafuitvoeringsrechtbank genaamd kamer ter bescherming van de maatschappij (KBM). Deze kamer bestaat uit een rechter, de interneringsrechter genaamd, die wordt bijgestaan door twee assessoren, de ene gespecialiseerd in sociale integratie en de andere gespecialiseerd in klinische psychologie; - De procedures bij de KBM, die zo nodig bij hoogdringendheid kan beslissen, worden flexibeler en eenvoudiger dan bij de CBM het geval was; - Vrijheid op proef is mogelijk vanaf de eerste zitting van de KBM en er is geen minimumtermijn van voorafgaande residentiële plaatsing in een zorginstelling vereist; - Er wordt voorzien in de afsluiting van samenwerkingsakkoorden met zorginstellingen, waaraan subsidies worden verbonden, die geïnterneerde personen opnemen met afspraken over het aantal bedden en het type pathologieën; 4

5 - Het psychiatrisch deskundigenonderzoek wordt verplicht en zal meer tegenspraak kennen tijdens de procedure. Het zal voortaan worden uitgevoerd door een college van gedragswetenschappers (psychologen/criminologen/maatschappelijk assistenten) dat onder leiding van een psychiater staat; - Het interneringsdossier wordt ook meegedeeld aan de zorginstelling; - Er wordt voorzien in een verbeterde opvolging van het dossier via een betere rapportage aan de KBM; - Indien de geïnterneerde in een psychiatrische annex van de gevangenis verblijft, gebeurt de rapportage aan de KBM door de psychosociale dienst (PSD), indien hij residentieel of ambulant wordt behandeld door een justitie-assistent; - De positie van het slachtoffer wordt verbeterd; - De bepalingen in verband met het woonverbod die in 2012 in de wet van 7 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten (hierna wet op de externe rechtspositie) worden naar analogie ook voor geïnterneerde personen van toepassing verklaard; en - De veroordeelde die tijdens de uitvoering van zijn detentie een pathologie vertoont, zal niet langer worden geïnterneerd. Veroordeelden met psychiatrisch problemen moeten verzorging krijgen zonder wijziging van hun juridisch statuut en zonder internering De wet van 5 mei 2014 betreffende de internering van personen 3.1 Algemene bepalingen en de positie van het slachtoffer (artikel 1-4) Artikel 2 van de wet van 5 mei 2014 definieert de internering van personen met een geestesstoornis als een veiligheidsmaatregel die er enerzijds toe strekt de maatschappij te beschermen en er anderzijds toe dient aan de geïnterneerde persoon de zorg te verstrekken die zijn toestand vereist met het oog op zijn re-integratie in de maatschappij. Voorts bepaalt artikel 2 dat, rekening houdend met het veiligheidsrisico en de gezondheid van de geïnterneerde persoon, de betrokkene de nodige zorg aangeboden zal worden om een menswaardig leven te leiden. Volgens de wet is die zorg gericht op een maximaal haalbare 6 Dit betekent dan ook dat het niet meer mogelijk zal zijn het statuut van veroordeelden om te zetten in dat van geïnterneerde personen en zo een straf van bepaalde duur om te zetten in een maatregel van onbepaalde duur. De huidige praktijk, ex artikel 21 WBM, komt daarmee ten einde (zie onder meer Van Den Berge, 2011). 5

6 vorm van maatschappelijke re-integratie en verloopt zij waar aangewezen en zo mogelijk via een zorgtraject waarin aan de geïnterneerde persoon telkens zorg op maat aangeboden wordt. Met het expliciteren dat de geïnterneerde personen de nodige zorg zal aangeboden worden om een menswaardig leven te leiden, wordt een recht op zorg voor geïnterneerde personen wettelijk verankerd. Hoewel artikel 2 lijkt te suggereren dat de re-integratie in de maatschappij een doel is dat bij elke internering kan of moet worden gesteld, is dat niet de bedoeling. Steeds zullen er immers geïnterneerde personen zijn wiens re-integratie onverzoenbaar is met de bescherming van de maatschappij en die nooit een (sterk) beveiligde setting zullen kunnen verlaten en dus afhankelijk van de invulling die aan het begrip wordt gegeven nooit of moeilijk kunnen re-integreren in de maatschappij (Parl. St. Senaat, , /1, 15). Definities en begrippen die in de wet worden gebruikt zijn te vinden in artikel 3. Zo worden (art. 3, 4 ): a) de psychiatrische afdeling van een gevangenis; b) de door de federale overheid georganiseerde inrichting of afdeling tot bescherming van de maatschappij; c) het door de federale overheid georganiseerd forensisch psychiatrisch centrum; en d) de door de bevoegde overheid erkende inrichting die is georganiseerd door een privé-instelling, door een gemeenschap of een gewest of door een lokale overheid, die in staat is een geïnterneerde persoon de gepaste zorgen te verstrekken en die een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten inzake de toepassing van de interneringswet, opgesomd als inrichtingen waar de internering kan worden uitgevoerd. Blijkens deze opsomming blijft de internering in de psychiatrische annexen van de gevangenis, waar het gebrek aan adequate zorg België zo vaak veroordelingen door het EHRM heeft opgeleverd, mogelijk. 7 De constructie van de samenwerkingsovereenkomst 8 behoeft nadere toelichting. De vooral Vlaamse realiteit, waarbij vele geïnterneerde personen opgenomen worden in een inrichting 7 Voor een pleidooi tot afschaffing van de internering (in de gevangenis) zie bv. De Ruyver & Vander Beken, Met dergelijke samenwerkingsovereenkomst bedoelt de wet een overeenkomst die wordt afgesloten tussen één of meerdere instellingen enerzijds, en de minister van Justitie en de minister bevoegd voor het beleid inzake de zorgverstrekking in deze instellingen anderzijds, waarbij de volgende aspecten worden vastgelegd: het minimum aantal geïnterneerde personen dat de instelling of instellingen onder de vorm van plaatsing wil opnemen, de 6

7 die niet onder de federale overheid ressorteert, maakte dat het van belang is dat de relatie met deze inrichtingen verder gespecifieerd wordt. De wet kiest ervoor om een onderhandeld zorgaanbod uit te werken door samenwerkingsovereenkomsten te sluiten omdat het niet mogelijk en wenselijk werd geacht die inrichtingen met een algemene opnameplicht te belasten. Het is natuurlijk wel zo dat via een dergelijke overeenkomst wel concrete afspraken (en dus ook verplichtingen) met de zorginstellingen worden gemaakt rond opnames en het valt af te wachten in welke mate instellingen zich in een dergelijke kader zullen willen of kunnen engageren. Een uitgebreide definitie van wie als slachtoffer aangemerkt moet worden voor deze wet is terug te vinden in artikel 3, 9. Slachtoffers kunnen, bij de toekenning van een uitvoeringsmodaliteit, vragen om te worden geïnformeerd en/of te worden gehoord. Soms is dat recht absoluut, soms kan dit pas indien de interneringsrechter heeft geoordeeld dat de betrokkenen een direct en legitiem belang hebben. Deze bepaling is bijna identiek aan artikel 2, 6 van de wet op de externe rechtspositie. Omdat het de bedoeling is dat de KBM snel en flexibel zou kunnen optreden worden tenslotte in artikel 3, 10 en 11 respectievelijk de hoogdringendheid en de kabinetsbeslissing (i.e. een voorzittersbeslissing in de beslotenheid van zijn kabinet ) geïntroduceerd. Hierdoor krijgt de voorzitter van de KBM, die bij hoogdringendheid zelf hij geacht word te beoordelen, zeer veel mogelijkheden om snel en zonder enige vorm van tegenspraak beslissingen te nemen. Een dergelijke ruime bevoegdheidsmarge is een unicum in de Belgische strafrechtsbedeling (zie verder). 3.2 De gerechtelijke fase van de internering (artikel 5-18) Het psychiatrisch deskundigenonderzoek Ingevolge artikel 5 kunnen de procureur des Konings, de onderzoeksrechter of de onderzoeksof vonnisgerechten een forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek bevelen wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat een persoon zich bevindt in een in een toestand die een profielen voor dewelke een plaatsing kan gebeuren en de te volgen procedure om tot plaatsing over te gaan. (artikel 3, 5 wet 5 mei 2014) 7

8 internering kan rechtvaardigen. De deskundige dient zich uit te spreken over de navolgende vragen: 9 1. Of de persoon op het ogenblik van de feiten en op het ogenblik van het onderzoek leed aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle van zijn daden heeft tenietgedaan of ernstig heeft aangetast; 2. Of er mogelijk een oorzakelijk verband bestaat tussen de geestesstoornis en de feiten; 3. Of het gevaar bestaat dat betrokkene ten gevolge van de geestesstoornis desgevallend in samenhang met andere risicofactoren, opnieuw misdrijven pleegt; 4. a) dat en hoe de persoon desgevallend kan worden behandeld, begeleid, verzorgd met het oog op zijn re-integratie in de maatschappij; b) dat desgevallend, indien de tenlastelegging betrekking heeft op de in artikel 372 tot 378 van het Strafwetboek bedoelde feiten of de in artikelen 379 tot 387 (seksuele delinquentie) van hetzelfde wetboek bedoelde feiten indien ze gepleegd werden op minderjarigen of met diens deelneming, de noodzaak bestaat om een gespecialiseerde begeleiding of behandeling op te leggen. De eerste vraag strekt ertoe inzicht te verkrijgen in het ogenblik waarop de geestesstoornis zich manifesteerde en wat de kenmerken zijn van de geestesstoornis. Er is voor de toepassing van de term geestesstoornis gekozen om recht te doen aan het evoluerende karakter van de medische, psychiatrische en psychologische disciplines en aan te sluiten bij een internationaal aanvaarde term die zowel mensen met een beperking als zieke mensen omvat. In aanvulling op de WBM is, in lijn met de wet van 2007, toegevoegd dat de geestesstoornis van verdachte zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden heeft teniet gedaan of ernstig heeft aangetast om de leemte van het cognitieve aspect in de WBM op te vullen. De tweede vraag naar oorzakelijkheid tussen de geestesstoornis en de feiten houdt niet in dat de deskundige zich zal moeten uitspreken over de bewezenverklaring. Deze vraag blijft exclusief voorbehouden aan de rechter. Vraag drie betreft het recidivegevaar van de verdachte en impliceert een door de deskundige uit te voeren risicotaxatie. Ten slotte peilt vraag vier naar het behandelingstraject dat naar het oordeel van de deskundige ingezet dient te worden teneinde de re-integratie in de maatschappij van verdachte te bewerkstelligen. Onder sub b is ten aanzien van seksuele delinquentie aan de deskundige de verplichting opgelegd om ook te 9 Voorts bestaat de mogelijkheid voor de magistraat om aanvullende vragen te formuleren waarop de deskundige antwoord dient te geven. 8

9 adviseren over de noodzaak om een verplichte gespecialiseerde begeleiding of behandeling op te leggen, zodat reeds vanaf de eerste KBM-zitting richting aan het traject gegeven kan worden. Het onderzoek wordt blijkens artikel 5, 2 uitgevoerd onder leiding en verantwoordelijkheid van een deskundige psychiater. Mono-rapportage door psychologen, criminologen of andere gedragswetenschappers is uitgesloten. Evenwel is in de mogelijkheid voorzien multidisciplinair onderzoek uit te laten voeren in college of met bijstand van andere gedragswetenschappers indien een meer grondige analyse van de verdachte nodig is met het oog op maatschappelijke problemen waarmee hij zich geconfronteerd ziet. In dergelijke multidisciplinair onderzoeken rust de leiding en verantwoordelijkheid van het onderzoek echter steeds bij voornoemde deskundige psychiater. Deze bepalingen strekken ertoe de kwaliteit van het deskundigenonderzoek te waarborgen. Met het oog hierop wordt eveneens binnen Volksgezondheid een cel uitgebreide kwaliteitsbewaking opgericht die de verslagen zowel inhoudelijk als vormelijk toetst aan nog niet nader bepaalde kwaliteitsnormen (Amendement 75, Parl. St. Senaat, , /3). Nog los van de inhoudelijke discussie over de normen zelf, zal de toepassing van deze bepaling hoe dan ook problematisch zijn. Een voorafgaande voorlegging van een deskundigenverslag aan een administratief orgaan lijkt immers in strijd met de scheiding der machten, de vertrouwelijkheid van het onderzoek en de onafhankelijkheid van de deskundigen. Verder is bepaald dat de deskundige alle nuttige inlichtingen inwint bij de huisarts en andere behandelaars, met inachtneming van het deontologisch kader. Ook hier zal de uitvoering niet evident zijn om verenigbaar te zijn met het beroepsgeheim van de behandelaars. Eerdere deskundigenverslagen kunnen geactualiseerd worden. Er wordt voorzien in een betere verloning. Hierbij wordt echter onderscheid gemaakt tussen psychiaters en andere deskundigen. De overgangsbepaling van artikel 5 maakt dat eerder opgemaakte deskundigenrapportages rechtsgeldig blijven. Jegens de in voorlopige hechtenis verblijvende verdachte kan de inobservatiestelling bevolen worden op psychiatrische afdelingen van strafinrichtingen maar ook in forensische observatiecentra waar de verdachte ter observatie wordt overgebracht (art. 6) voor een termijn 9

10 van maximaal twee maanden. 10 Deze bepaling lijkt bevreemdend aangezien psychiatrische afdelingen in gevangenissen niet gezien kunnen worden als een omgeving waarin kwaliteitsvol, onafhankelijk en tegensprekelijk multidisciplinair deskundigenonderzoek kan plaatsvinden en de forensisch psychiatrische centra zijn opgericht ter behandeling en niet voor observatie (Artikel 8 programmawet II, 27 december 2006). Zolang geen echt observatiecentrum wordt opgericht, riskeert de inobservatiestelling ook onder de nieuwe wetgeving een dode letter te blijven. Bij het einde van de inobservatiestelling wordt de verdachte onder het voortdurende bevel tot aanhouding opnieuw geplaatst in een gevangenis onder voorlopige hechtenis. Wanneer de internering met onmiddellijke opsluiting wordt bevolen, dan wordt de verdachte onmiddellijk op de psychiatrische afdeling van een gevangenis geplaatst. De bijstand door een vertrouwenspersoon of een raadsman aan degene die aan een forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek wordt onderworpen wordt geregeld in artikel 7. De onderzochte kan alle dienstige inlichtingen van de door hem gekozen arts of psycholoog overzenden aan de gerechtelijke deskundige. Hiertoe moet de arts of psycholoog precies kennis kunnen hebben van het doel van het onderzoek, hetgeen impliceert dat hij op de hoogte gebracht moet worden van de precieze strekking van het psychiatrisch onderzoek (zie hoger). Uiteraard zal hij ook de regels inzake het beroepsgeheim in acht moeten nemen. De gerechtelijk deskundigen (psychiaters al dan niet aangevuld met andere deskundigen) moeten zich uitspreken over de aan hen verstrekte inlichtingen alvorens zij hun conclusies formuleren. De inlichtingen voegen zij toe aan het verslag opdat de rechterlijke instanties hiervan kennis kunnen nemen. De tegensprekelijkheid van het deskundigenonderzoek in het kader van de vraag naar de toerekeningsvatbaarheid is wettelijk verankerd in artikel 8. De deskundige stuurt, na afloop van zijn werkzaamheden, zijn bevindingen onder toevoeging van een voorlopig advies, ter lezing aan de raadsman van de onderzochte persoon en het openbaar ministerie. Er wordt een redelijke termijn gesteld van ten minste 15 dagen waarbinnen de raadsman van de verdachte zijn opmerkingen over deze bevindingen moet overmaken aan de deskundige. Deze 10 Onder de wet van 2014 zijn alle artikelen van de wet op de voorlopige hechtenis van toepassing op de verdachten te wiens aanzien de inobservatiestelling is bevolen. 10

11 opmerkingen moeten door de deskundige in het verslag worden opgenomen en hij dient erop te antwoorden Rechterlijke beslissingen tot internering Ingevolge artikel 9 kunnen onderzoeks- en vonnisgerechten de internering van een persoon bevelen indien aan de voorwaarden voldaan is (zie hoger). Tot de internering kan niet worden overgegaan dan na het laten uitvoeren van forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek of de actualisatie van eerder uitgevoerd deskundigenonderzoek. Artikel 10 behandelt de bevoegdheid tot het bevelen van de onmiddellijke opsluiting van een niet meer aangehouden beklaagde of beschuldigde indien te vrezen valt dat deze zich aan de uitvoering van de interneringsmaatregel zou trachten te onttrekken of indien te vrezen valt dat hij een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de fysieke of psychische integriteit van derden of zichzelf zou vormen. Een nadere motiveringsplicht geldt voor deze beslissing waarin de omstandigheden van de zaak vermeld moeten worden die deze vrees wettigen. Tegen deze beslissing bestaat geen beroepsmogelijkheid. De internering van zij die aangehouden zijn of jegens wie een bevel tot onmiddellijke opsluiting is afgegeven, vindt voorlopig plaats in de psychiatrische afdeling van een gevangenis (art. 11). Onderzoeks- of vonnisgerechten kunnen bij afzonderlijk gemotiveerde beschikking overgaan tot de invrijheidstelling, al dan niet onder voorwaarden, van een beklaagde of beschuldigde ten aanzien van wie een bevel tot onmiddellijke opsluiting is afgeleverd (art. 12). Met dit artikel wordt voorzien in een mogelijke invrijheidsstelling in de periode voor de definitieve beslissing over een eventuele internering. Ook tegen deze beslissing is geen beroep mogelijk. Artikel 13 en 14 regelen de procedure van internering voor de onderzoeksgerechten en de rechtsmiddelen die ingesteld kunnen worden. De internering is immers een beslissing die zowel door onderzoeksgerechten, die zich in hoofdzaak met beslissingen over de vervolging bezighouden (zie vorige hoofdstuk), als door rechters ten gronde kan worden genomen. In deze fase is er al een verplichte bijstand van een raadsman voorzien. Dit is een algemeen 11

12 principe van de wet: rechtscolleges kunnen slechts beslissen over de verzoeken tot internering ten aanzien van de betrokkenen die bijgestaan (dus samen met de betrokkene) of vertegenwoordigd (in de plaats van de betrokkene) worden door een raadsman. Ook de KBM en het Hof van Cassatie kunnen slechts beslissen ten aanzien van de geïnterneerde persoon indien deze bijgestaan of vertegenwoordigd wordt door een raadsman (art. 81). Mensen ten aanzien van wie wordt vastgesteld dat zij lijden aan een geestesstoornis worden gekwalificeerd als kwetsbare personen waarvoor de overheid inspanningen moet verrichten om hen op adequate wijze te laten participeren aan (straf)procedures die tegen hen lopen zodat hun recht op een eerlijk proces wordt gegarandeerd. Op basis van de ontwikkelingen binnen de rechtspraak van het EHRM, de procedurele routekaart van de Europese Commissie en het Internationaal Verdrag van Personen met een Handicap, valt te betwijfelen of de loutere bijstand van een raadsman volstaat om deze norm te halen (Meysman, 2014; Verbeke, Vermeulen, Meysman & Vander Beken, in druk). De rechtspleging geschiedt conform de rechtspleging voor gewone onderzoeksgerechten. De debatten verlopen met gesloten deuren en de uitspraak is openbaar. Niet langer bestaat de eenzijdige mogelijkheid voor de verdachte te beslissen over de vraag of de debatten in het openbaar of met gesloten deuren plaatsvinden. De rechtsmiddelen die ingesteld kunnen worden tegen een beslissing tot internering zijn neergelegd in artikel 14. Verzet kan aangetekend worden tegen de beslissing van de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling door bij verstek berechte partijen of hun raadsman. Hoger beroep kan ingesteld worden tegen de beslissing van de raadkamer bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling. Tot slot regelt artikel 15 de behandeling voor het hof van assisen. De jury is bevoegd te beslissen tot internering. Indien blijkt dat de beschuldigde lijdt aan een geestesstoornis of indien de beschuldigde of diens raadsman daarom verzoekt dan worden aan de jury de bijkomende vragen gesteld: 1. Staat het vast dat de beschuldigde een als misdaad of wanbedrijf omschreven feit heeft gepleegd? 2. Staat het vast dat de beschuldigde lijdt aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden teniet doet of ernstig aantast? 12

13 Wanneer het een politiek misdrijf of persdelict betreft, kan de internering enkel bij unanimiteit van het hof en de gezworenen worden opgelegd Kosten, teruggave en bijkomende veiligheidsmaatregelen Bij veroordeling van de beklaagde of beschuldigde tot internering wordt deze veroordeeld in de kosten en, in voorkomend geval, tot teruggave van onrechtmatig verkregen goederen (art. 16). De rechter kan de geïnterneerde persoon, die bepaalde seksuele feiten heeft gepleegd jegens een minderjarige of die feiten heeft gepleegd met diens deelneming, het recht ontzeggen om deel te nemen aan activiteiten ten aanzien van minderjarigen voor de duur van een tot twintig jaar. Elke inbreuk op deze ontzetting wordt gesanctioneerd De burgerrechtelijke rechtsvordering van de slachtoffers De rechter doet tegelijkertijd uitspraak over de strafvordering, over de bij hen op regelmatige wijze ingestelde vorderingen tot schadevergoeding van de slachtoffers en de kosten (art. 18). 3.3 Tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen tot internering (artikel 19-75) Artikel 25 van de wet van 2007 stuitte op veel kritiek. Ingevolge dit artikel kan de invrijheidstelling op proef slechts toegekend worden aan de geïnterneerde persoon die reeds een uitgaansvergunning, penitentiair verlof, beperkte detentie of elektronisch toezicht geniet en dus al een gevangenisopname achter de rug heeft. De mogelijkheden om een geïnterneerde persoon onmiddellijk te laten behandelen in het zorgcircuit worden zo zeer sterk ingeperkt. De wet van 2014 heeft flexibiliteit ingebouwd door de invrijheidstelling op proef vanaf de eerste nuttige zitting van de KBM mogelijk te maken zodat plaatsingen in penitentiaire settings of ziekenhuizen in afwachting van een beslissing kunnen voorkomen worden en verdere overbevolking kan worden tegengegaan (Parl. St. Senaat, , /1, 9-10) Uitvoeringsmodaliteiten van de internering en bijhorende voorwaarden 13

14 Plaatsing en overplaatsing De KBM beslist tot plaatsing en overplaatsing, al dan niet bij hoogdringendheid Uitgaansvergunning en verlof De toekenning van een uitgaansvergunning (art. 20) laat de geïnterneerde toe de inrichting of de gevangenis te verlaten voor een duur die niet langer mag zijn dan zestien uren teneinde affectieve, sociale, morele, juridische, familiale, therapeutische, opleidings- of professionele belangen te behartigen die zijn aanwezigheid buiten de inrichting vereisen of om zijn sociale re-integratie voor te bereiden. Daarnaast kan een uitgaansvergunning worden toegekend om medisch onderzoek te laten uitvoeren of een medische behandeling te ondergaan. De uitgaansvergunning kan periodiek worden toegekend. Het verlof laat de geïnterneerde persoon toe de inrichting of gevangenis gedurende een periode van minimaal een dag en maximaal zeven dagen per maand te verlaten (art. 21). De mogelijkheid bestaat om verlof toe te kennen voor het volgen van een ambulant of residentieel behandelingsprogramma. Dit is een nieuwigheid van de wet van Ingevolge artikel 22 kunnen beide modaliteiten in elke fase van de uitvoering van de internering worden toegekend indien er geen tegenaanwijzingen bestaan waaraan niet tegemoet gekomen kan worden door het opleggen van bijzondere voorwaarden. Deze contraindicaties hebben betrekking op onttrekkingsgevaar van de geïnterneerde aan de uitvoering van de internering, het risico dat hij ernstige strafbare feiten zal plegen tijdens de toegekende modaliteit of het risico dat slachtoffers worden lastiggevallen. In de wet van 2007 was als contra-indicatie opgenomen dat de geestesstoornis waaraan de geïnterneerde lijdt onvoldoende verbeterd is. Deze is komen te vervallen. Het is immers juist de bedoeling om via een uitgaansvergunning of een verlof een verbetering te bewerkstellingen in plaats van er een voorwaarde voor toekenning van te maken (Parl. St. Senaat, , /1, 31). De uitgaansvergunning kan gekoppeld worden aan een begeleiding. Voorts kunnen aan de modaliteiten door de KBM voorwaarden gekoppeld worden inzake de controle en het toezicht, teneinde het bezwaar van de contra-indicatie(s) op te heffen. De geïnterneerde persoon dient in te stemmen met deze voorwaarden. 14

15 Beperkte detentie, elektronisch toezicht en de invrijheidstelling op proef De geïnterneerde persoon aan wie de beperkte detentie is opgelegd kan, blijkens artikel 23, op regelmatige wijze de inrichting of gevangenis verlaten voor een duur van maximaal veertien uren per dag, 11 waarbij hij aan het einde van de dag weer terugkeert. De beperkte detentie dient te worden opgevat als progressief overgangsregime naar een invrijheidsstelling op proef. Onder elektronisch toezicht (art. 24) wordt de modaliteit verstaan waarbij de geïnterneerde personen de hen opgelegde veiligheidsmaatregel buiten de inrichting ondergaat volgens een bepaald uitvoeringsplan door middel van controle door elektronische middelen. Artikel 25 definieert de invrijheidstelling op proef als een modaliteit waarbij de geïnterneerde persoon de hem opgelegde veiligheidsmaatregel ondergaat in een residentieel of ambulant zorgtraject mits hij de voorwaarden naleeft die hem gedurende de proeftijd worden opgelegd. De zorgopvolging moet verzekerd zijn en daarom dient de invrijheidstelling op proef steeds samen te gaan met een zorgtraject. De voorwaarden die verbonden kunnen worden aan de toekenning van bovengenoemde modaliteiten en de contra-indicaties die hierbij in acht dienen te worden genomen, zijn beschreven in de artikelen 26 en 27. Verder is bepaald dat er geen tegenaanwijzingen dienen te bestaan voor het toekennen van een dergelijke modaliteit, waaraan niet tegemoet gekomen kan worden door het opleggen van bijzondere geïndividualiseerde voorwaarden. 12 Voorts dient de geïnterneerde in te stemmen 11 Bijvoorbeeld voor werk, een opleiding of met het oog op het behartigen van therapeutische belangen. 12 Deze tegenaanwijzingen kunnen betrekking hebben op de afwezigheid van vooruitzichten op sociale reclassering van de geïnterneerde, onvoldoende verbetering van diens geestesstoornis tenzij de uitvoeringsmodaliteit juist een dergelijke verbetering tot doel heeft, het risico dat hij ernstige strafbare feiten zou plegen en/of slachtoffers lastig valt, diens houding ten aanzien van de slachtoffers van de feiten die geleid hebben tot zijn internering, de weigering of ongeschiktheid om de voor hem noodzakelijk geachte begeleiding of behandeling te volgen in het geval geïnterneerd is wegens feiten met minderjarigen en de door de veroordeelde geleverde inspanning om de burgerlijke partij te vergoeden, rekening houdend met de vermogenssituatie van de geïnterneerde. 15

16 met de voorwaarden die verbonden worden aan de modaliteit. Maar een interneringstraject is intrinsiek anders dan dat van veroordeelden. Volgens de wet op de externe rechtspositie moet de veroordeelde zelf zorgen voor zijn gehele traject en de nodige voorstellen aandragen. Bij een geïnterneerd persoon mag daar niet vanuit gegaan worden en dient de zorg en het aanbod in belangrijke mate voor hem georganiseerd te worden. Een interneringstraject vereist dus een actief zoeken naar oplossingen voor de geïnterneerde in plaats van het louter passief goed- of afkeuren van wat door de betrokkene zelf wordt aangedragen. Deze modaliteiten kunnen in elke fase van de uitvoering van de internering toegekend worden (art. 27). Deze bepaling is belangrijk en verschilt van de trapsgewijze toekenning van vrijheden bij veroordeelden waar bijvoorbeeld na een verblijf in de gevangenis eerst beperkte detentie of elektronisch toezicht wordt opgelegd, vooraleer een verdergaande vorm van invrijheidstelling te verlenen Vervroegde invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied De vervroegde invrijheidstelling met het oog op de verwijdering van het grondgebied is geregeld in artikel 28. Deze bepaling is overeenkomstig de wet op de externe rechtspositie. In geval van verwijdering van het grondgebied of overlevering komen de geïnterneerde personen dezelfde rechten toe als de veroordeelden Algemene procedure Om de doorstroming van geïnterneerde personen gedurende de uitvoering van de maatregel te vergemakkelijken, werd het noodzakelijk geacht om de procedures te vereenvoudigen en te versoepelen. Zo wordt sterk ingezet om op de eerste zitting al directies van gevangenissen, PSD-leden en de dienst Justitiehuizen te horen en slachtoffers te betrekken zodat eventueel meteen uitvoeringsmodaliteiten kunnen worden opgelegd Eerste zitting De regels omtrent het moment waarop de behandeling van de zaak met het oog op het aanwijzen van een inrichting zal plaatsvinden en de formaliteiten die voorafgaan aan de 16

17 behandeling van de zaak voor de KBM zijn bepaald in artikel 29. Het openbaar ministerie bij het gerecht dat de internering heeft bevolen, maakt de zaak aanhangig bij de KBM binnen de twee maanden na het definitief worden van de beslissing. Het dossier kan vier dagen voor de zitting geraadpleegd worden door de geïnterneerde persoon en diens raadsman. Aan de geïnterneerde persoon kan door de interneringsrechter het recht op inzage ontzegd worden op advies van de psychiater van de inrichting of de behandelend psychiater. Grond hiervoor dient te zijn dat inzage een klaarblijkelijk ernstig nadeel voor de gezondheid van de geïnterneerde personen met zich kan meebrengen. Op verzoek kan de raadsman een afschrift van het dossier krijgen. De thans geldende wetgeving van 1964 voorziet enkel een inzagerecht voor de advocaat van de geïnterneerde. De geïnterneerde persoon, diens raadsman, het openbaar ministerie, hoofdgeneesheer van de inrichting en in geval van detentie - de directeur van de gevangenis worden gehoord (art. 30). De geïnterneerde persoon dient steeds persoonlijk te verschijnen behoudens het geval er medisch-psychiatrische vragen gesteld gaan worden die verband houden met zijn toestand en het bijzonder schadelijk is om deze vragen in zijn aanwezigheid te behandelen. Vertegenwoordiging van de geïnterneerde persoon door diens raadsman geschiedt in deze uitzonderingssituatie. Op verzoek kan het slachtoffer gehoord worden met betrekking tot de bijzondere voorwaarden die in zijn belang moeten worden opgelegd. Bij gemotiveerde beschikking kan de kamer aanvullend forensisch psychiatrisch of psychologisch onderzoek bevelen. Grond hiervoor dient gelegen te zijn in het beter inzicht krijgen in het nemen van de noodzakelijke modaliteiten op het vlak van de behandeling van de geïnterneerde persoon (art. 32). De KBM beslist binnen de veertien dagen (art. 33). Indien de KBM beslist tot plaatsing of overplaatsing dient zij te bepalen naar welke inrichting de geïnterneerde persoon dient te worden overgebracht (art. 34). Steeds is het hierbij mogelijk geïndividualiseerde voorwaarden op te leggen. Het vonnis tot toekenning van de uitvoeringsmodaliteit dient te bepalen dat de geïnterneerde persoon onderworpen is aan de algemene voorwaarden. Deze algemene voorwaarden houden in dat de geïnterneerde geen strafbare feiten pleegt, hij - behalve voor de uitgaansvergunning en de beperkte detentie - een vast adres dient te hebben en hij gevolg dient te geven aan de 17

18 oproepingen van het openbaar ministerie en de justitie-assistent die desgevallend met de begeleiding is belast (art. 36). De mogelijkheid tot het opleggen van geïndividualiseerde voorwaarden bij de toekenning van een uitvoeringsmodaliteit is geregeld in artikel 37. Op deze wijze kan tegemoet gekomen worden aan het vooropgestelde zorgtraject en tevens kunnen voorwaarden in het belang van het slachtoffer worden opgelegd. Bij de toekenning van een of meerdere uitgaansvergunningen bepaalt de KBM de duur, de frequentie alsook het doel of de invulling ervan (art. 38). In geval verlof wordt toegekend, dient de KBM het aantal verlofdagen dat de geïnterneerde mag genieten, te bepalen (art. 39). Ten aanzien van geïnterneerde personen die seksuele feiten gepleegd hebben op minderjarigen of met hun deelneming kunnen voorwaarden opgelegd worden voor het volgen van begeleiding en behandeling bij een dienst die gespecialiseerd is in de begeleiding of behandeling van seksuele delinquenten. Indien de KBM het advies van deskundigen op dat vlak niet opvolgt moet zij haar beslissing in het bijzonder motiveren (art. 40). De toekenning van de beperkte detentie en het elektronisch toezicht is geregeld in artikel 41. De KBM bepaalt de grote lijnen van de programma s, de concrete invulling is overgelaten aan de justitie-assistenten en/of het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht. Bij de invrijheidstelling op proef worden algemene en desgevallend geïndividualiseerde bijzondere voorwaarden opgelegd gedurende een verlengbare termijn van twee jaar (art. 42). De KBM bepaalt een nieuwe datum voor verzoek of advies indien zij de uitvoeringsmodaliteit niet toekent (art. 43). Het vonnis of de beschikking dient ter kennis gebracht te worden van de geïnterneerde persoon en diens raadsman, het openbaar ministerie en de directeur van de inrichting of het justitiehuis evenals het slachtoffer en de betrokken autoriteiten en instanties (art. 44). 18

19 Het vonnis is uitvoerbaar op de dag waarop het definitief is (geen beroep meer mogelijk), tenzij de KBM een andere datum bepaalt (art. 45) De wijziging van de beslissing Artikel 46 regelt de mogelijkheid om de beslissing tot toekenning van een uitvoeringsmodaliteit te wijzigen wanneer zich na de beslissing, maar voor de uitvoering ervan, een situatie voordoet die onverenigbaar is met de modaliteit of met de opgelegde voorwaarden of wanneer er nieuwe, relevante elementen aan het licht komen die van belang zijn voor de keuze van de modaliteit. De betrokken partijen (kunnen) worden gehoord Verder beheer van de internering De toekenningsprocedure inzake de overplaatsing of de toekenning van een andere uitvoeringsmodaliteit wordt opgestart op eigen initiatief van de KBM, al dan niet gevolg gevend aan een initiatief van een door de wet niet nader gedefinieerde belanghebbende, op verzoek van de geïnterneerde persoon of diens raadsman, op vordering van het openbaar ministerie of op advies van de directeur van de inrichting of het Justitiehuis. In geval het initiatief gelegen is bij de directeur van de inrichting of het justitiehuis brengt deze onverwijld een met redenen omkleed advies uit na de geïnterneerde persoon te hebben gehoord (art. 47). Een vereenvoudiging van het administratief beheer van de interneringsdossiers is bepleit en gerealiseerd door vanaf de eerste verschijning een zogenaamd moederdossier aan te leggen (art. 48). Dit dossier dient verscheidene afschriften te bevatten die door het openbaar ministerie moeten worden aangeleverd. 13 Het moederdossier, dat wordt bijgehouden en aangevuld door de griffie, is het enige dossier dat bij elke nieuwe uitvoeringsmodaliteit tot aan de definitieve vrijstelling van de geïnterneerde persoon steeds opnieuw wordt gebruikt. 13 Genoemd worden een afschrift van de vonnissen en arresten van internering, een uittreksel van het strafregister en de uiteenzetting van de feiten, een afschrift van de psychiatrische expertise(s) en eventuele tegenexpertises. Voorts, indien aanwezig, de sociale verslagen opgemaakt tijdens het vooronderzoek alsook de slachtofferfiche. Wetsvoorstel betreffende de internering van personen, Parl St. Senaat ,

20 Het openbaar ministerie stelt binnen een maand na ontvangst van het advies van de directeur of hoofdgeneesheer van de inrichting een met redenen omkleed advies op (art. 49). Uiterlijk twee maanden na de ontvangst van het advies van de directeur vindt de zitting plaats. Indien door het openbaar ministerie geen advies wordt toegezonden binnen de gestelde termijn van een maand, dan dient zij haar advies uit te brengen tijdens de zitting (art. 50). De KBM heeft de mogelijkheid om aan de Dienst Justitiehuizen de opdracht te geven een beknopt voorlichtingsverslag op te stellen of een maatschappelijke enquête uit te voeren. Voorts kan bij gemotiveerde beschikking een aanvullend forensisch psychiatrisch of psychologisch onderzoek worden bevolen (art. 51). Een uitgaansvergunning kan, behalve na de hoger beschreven tegensprekelijke algemene procedure, ook worden toegekend bij eenzijdige kabinetsbeslissing, op verzoek van het openbaar ministerie, de directeur of hoofdgeneesheer, de geïnterneerde persoon en diens raadsman of het slachtoffer (art. 53). De alleenzetelende voorzitter van de KBM beslist dan binnen de vijf werkdagen, zonder oproeping van partijen noch debat. De beschikking wordt aan de betrokken partijen ter kennis gebracht. De partijen kunnen binnen de vijf werkdagen verzet aantekenen dat de beslissing opschort, tenzij de onmiddellijke tenuitvoerlegging werd bevolen. Bij de behandeling van het verzet worden de partijen wel betrokken en is er tegenspraak. Indien geen of geen tijdig verzet wordt aangetekend, wordt de beschikking geacht definitief op tegenspraak te zijn genomen. In geval van hoogdringendheid is het mogelijk dat de voltallige KBM zonder oproeping van de partijen of debat bij gemotiveerde beschikking de plaatsing en overplaatsing van de geïnterneerde persoon, uitgaansvergunning, verlof, beperkte detentie, elektronisch toezicht en invrijheidstelling op proef, beveelt. Deze grote discretionaire bevoegdheid van respectievelijk voorzitter en KBM, waarbij op eenzijdig verzoek en zonder enig debat of tegenspraak ingrijpende beslissingen kunnen worden genomen, is opmerkelijk. De verplichting tot informeren van de KBM indien overbrenging plaatsvindt op basis van medische redenen naar een penitentiair genees- en heelkundig centrum of ziekenhuis is geregeld in artikel

21 Bijzondere procedure inzake de overplaatsing Blijkens artikel 56 kan de minister van Justitie in dringende gevallen en om redenen van veiligheid de voorlopige overplaatsing van een geïnterneerd persoon bevelen. 14 De KBM dient hieromtrent zo spoedig mogelijk een definitieve beslissing te nemen Opvolging en controle De controle van de geïnterneerde persoon aan wie een uitvoeringsmodaliteit is opgelegd is opgedragen aan het openbaar ministerie (art. 57). De politiediensten houden toezicht. Verslag en evaluatie dient plaats te vinden door de directeur van de gevangenis of hoofdgeneesheer van de inrichting en de Dienst Justitiehuizen. Indien aan de toegekende modaliteit voorwaarden betreffende begeleiding of behandeling zijn gekoppeld, dient de opdrachtnemer verslag uit te brengen aangaande de opvolging van de begeleiding of behandeling aan de KBM. Dit verslag handelt over de volgende punten: de daadwerkelijke aanwezigheden van de betrokkene op de voorgestelde raadplegingen, zijn ongewettigde afwezigheden, het eenzijdig stopzetten van de begeleiding of de behandeling door de betrokkene, de moeilijkheden die bij de uitvoering daarvan gerezen zijn en de situaties die een ernstig risico inhouden voor derden. Ingevolge artikel 58 wordt de KBM de mogelijkheid geboden om op relatief eenvoudige wijze kleine, niet substantiële wijzingen aan te brengen in de opgelegde voorwaarden indien de dagelijkse realiteit dit vereist. De geïnterneerde persoon, diens raadsman, het openbaar ministerie, de directeur van het justitiehuis en de directeur of hoofdgeneesheer van een inrichting kunnen hiertoe een schriftelijk verzoek indienen bij de KBM Herroeping en schorsing Herroeping 14 Bijvoorbeeld in geval van een brand of opstand. 21

22 De regeling omtrent de herroeping van de toegekende modaliteiten is gebaseerd op de wet op de externe rechtspositie van veroordeelden. Grond is een problematisch verloop van de toegekende modaliteit waardoor corrigerend kan worden opgetreden. Het is de zwaarst mogelijke corrigerende interventie die genomen kan worden. De KBM moet oordelen of de herroeping noodzakelijk is en in welke mate een schorsing of herziening van de modaliteit aan het probleem tegemoet kan komen (art. 59). 15 Indien de invrijheidstelling op proef of het elektronisch toezicht worden herroepen, wijst de KBM een inrichting aan waar de geïnterneerde persoon onmiddellijk dient te worden geplaatst (art. 60). Bij herroeping van een andere modaliteit wordt de tenuitvoerlegging ervan onmiddellijk stopgezet Schorsing Het openbaar ministerie kan de KBM vatten met oog op schorsing in dezelfde gevallen als bij de herroeping. 16 De KBM dient binnen een maand te beslissen. Bij opheffing kan de modaliteit worden herzien (zie artikel 62 e.v.). Indien geen beslissing wordt genomen, wordt de oorspronkelijk toegekende modaliteit hervat en herleven dezelfde voorwaarden als die oorspronkelijk waren opgelegd. Tot slot kan ter gelegenheid van de beslissing tot schorsing door de KBM een uitgaansvergunning of verlof worden toegekend om zo de kans te bieden een ander reclasseringsplan uit te werken en een tweede kans te bieden. Daarmee hoeft de schorsingsperiode niet per definitie een passieve periode te zijn Herziening De KBM kan de modaliteit herzien indien herroeping of schorsing niet noodzakelijk is in het belang van de geïnterneerde persoon, de samenleving of het slachtoffer. Herziening is mogelijk met verscherping van de opgelegde voorwaarden, het opleggen van bijkomende 15 Gronden voor herroeping zijn een gepleegde misdaad of wanbedrijf gedurende het verloop van de modaliteit, de geïnterneerde die een ernstig gevaar vormt voor de fysieke of psychische integriteit van derden of zichzelf, indien bijzondere voorwaarden niet worden nageleefd, geen gevolg geven aan oproepingen van de kamer, het openbaar ministerie of de justitie-assistent, het niet doorgeven van een adreswijziging, redenen die aanleiding geven dat de geestestoestand van de geïnterneerde in die mate achteruit is gegaan dat de toegekende modaliteit niet langer aangewezen is en het niet naleven van het programma of de concrete invulling van de beperkte detentie of het elektronisch toezicht. 16 Zie voorgaande noot. 22

WET BETREFFENDE DE INTERNERING 5 MEI 2014

WET BETREFFENDE DE INTERNERING 5 MEI 2014 WET BETREFFENDE DE INTERNERING 5 MEI 2014 I. Algemene bepalingen II. Gerechtelijke fase van de internering III. Uitvoeringsfase van de internering IV. Definitieve invrijheidstelling V. Diverse bepalingen

Nadere informatie

Eindelijk een goede nieuwe interneringswet?

Eindelijk een goede nieuwe interneringswet? Eindelijk een goede nieuwe interneringswet? Trefdag 5 mei 2015 De nieuwe interneringswet is een feit Een historische, actuele en toekomstige blik Tom Vander Beken Inhoud 2 I. Een nieuw kader vanaf 1 januari

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE 1 van 18 23/12/2011 10:11 FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE 21 APRIL 2007 Wet betreffende de internering van personen met een geestesstoornis (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en

Nadere informatie

Wet 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis (B.S., 13 juli 2007)

Wet 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis (B.S., 13 juli 2007) Wet 9 april 1930 - Bescherming maatschappij (Art. 31) drag of de wijze van berekening bepaalt; deze bezoldiging bestaat hetzij uit een vast bedrag, hetzij uit een percentage van de inkomsten van de geïnterneerde,

Nadere informatie

De nieuwe interneringswetgeving

De nieuwe interneringswetgeving De nieuwe interneringswetgeving To m Va n d e r B e k e n Postuniversitaire Cyclus Willy Delva 2016-2017 Gent, 16 maart 2017 Inhoud 2 I. Interningswetten II. Bescherming van de maatschappij en zorg III.

Nadere informatie

In een aantal gevallen zal ook verwezen worden naar een artikel van de wet om de opzoekingen te vergemakkelijken.

In een aantal gevallen zal ook verwezen worden naar een artikel van de wet om de opzoekingen te vergemakkelijken. Vooraf. De wet op de internering van 5 mei 2014 is zeer uitgebreid. In het kader van deze brochure is het niet de bedoeling alle facetten van deze wet hier te behandelen doch enkel de voornaamste. U kan

Nadere informatie

Strafuitvoeringsrechtbanken

Strafuitvoeringsrechtbanken Strafuitvoeringsrechtbanken Op 1 februari 2007 traden de strafuitvoeringsrechtbanken in werking. Heel wat beslissingen die vroeger door de minister van justitie genomen werden, zullen nu door een rechter

Nadere informatie

Strafuitvoeringsrechtbanken

Strafuitvoeringsrechtbanken Strafuitvoeringsrechtbanken v.u.: Jos Vander Velpen, Gebroeders De Smetstraat 75, 9000 Gent Gebroeders De Smetstraat 75 9000 Gent foto s: Lieven Nollet tijdstip eerste publicatie: februari 2007 - herwerking:

Nadere informatie

Strafuitvoeringsrechtbanken

Strafuitvoeringsrechtbanken v.u.: Jos Vander Velpen, Gebroeders De Smetstraat 75, 9000 Gent foto s: Lieven Nollet Strafuitvoeringsrechtbanken Gebroeders De Smetstraat 75 9000 Gent tijdstip eerste publicatie: februari 2007 - herwerking:

Nadere informatie

Wet van 5 mei 2014 betreffende de internering

Wet van 5 mei 2014 betreffende de internering Wet van 5 mei 2014 betreffende de internering Nieuwe wetgeving internering Operationeel sinds 1 oktober 2016 Grote pijlers: Recht op zorg (op maat) evenwicht care en risk Drempel (niet voor lichte feiten)

Nadere informatie

Strafuitvoeringsrechtbanken

Strafuitvoeringsrechtbanken Strafuitvoeringsrechtbanken Op 1 februari 2007 traden de strafuitvoeringsrechtbanken in werking. Heel wat beslissingen die vroeger door de minister van justitie genomen werden, zullen nu door een rechter

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN VEN DE VLAAMSE REGERING

MEDEDELING AAN DE LEDEN VEN DE VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN MEDEDELING AAN DE LEDEN VEN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Grondwettelijk Hof rolnummers 6538 en 6539: de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging

Nadere informatie

Voorstelling KBM Brussel Lunchen met Justitie 24/10/ KBM Brussel - 24/10/2017

Voorstelling KBM Brussel Lunchen met Justitie 24/10/ KBM Brussel - 24/10/2017 Voorstelling Lunchen met Justitie 24/10/2017 1-24/10/2017 Inhoud Introductie De nieuwe interneringswet Verschillen tussen de KBM en de CBM Praktijk Vragen 2 Introductie door de Voorzitter 3 De nieuwe interneringswet

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 DECEMBER 2016 P.16.1153.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.1153.N R S B, geïnterneerde, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie te Turnhout. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

[Afdeling Vter. De straf onder elektronisch toezicht]

[Afdeling Vter. De straf onder elektronisch toezicht] Toekomstig recht [Afdeling Vter. De straf onder elektronisch toezicht] Ingevoegd bij W. 2014.02.07, art. 6; Inwerkingtreding: onbepaald Noot: de wetgever voegt een Afdeling Vter in voor Afdeling Vbis en

Nadere informatie

Internering wet en regelgeving

Internering wet en regelgeving Internering wet en regelgeving Permanente Vorming Forensische Gedragswetenschappen - Universiteit Gent 23 oktober 2012 Tom Vander Beken & Walter Van Steenbrugge Inhoud 2 1. Internering? 2. Achtergronden

Nadere informatie

Advies betreffende opmerkingen op de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis

Advies betreffende opmerkingen op de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis FOD VOLKSGEZONDHEID BRUSSEL 14 maart 2013 VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU DIRECTORAAT- GENERAAL ORGANISATIE VAN DE GEZONDHEIDSZORGVOORZIENINGEN NATIONALE RAAD VOOR ZIEKENHUISVOORZIENINGEN

Nadere informatie

Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik

Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Vlaamse Gemeenschap inzake de begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik Gelet op artikel 128, 1, van de Grondwet; Gelet op de bijzondere

Nadere informatie

DE STRAFUITVOERINGSRECHTBANK DE STRAFUITVOERINGSRECHTER DE MINISTER VAN JUSTITIE

DE STRAFUITVOERINGSRECHTBANK DE STRAFUITVOERINGSRECHTER DE MINISTER VAN JUSTITIE DE STRAFUITVOERINGSRECHTBANK DE STRAFUITVOERINGSRECHTER DE MINISTER VAN JUSTITIE V.U. Eric Beaucourt 9000 Gent stand januari 2018-1 I.DE STRAFUITVOERINGSRECHTBANK 1.Algemeen. De Belgische strafuitvoeringsrechtbanken

Nadere informatie

ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN. Raoul DECLERCQ

ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN. Raoul DECLERCQ ALGEMENE PRAKTISCHE RECHTSVERZAMELING ONDERZOEKSGERECHTEN Raoul DECLERCQ Emeritus Advocaat-Generaal in het Hof van Cassatie Emeritus buitengewoon hoogleraar aan de K.U. Leuven 1993 story sdentia E. Story-Scientia

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 JULI 2014 P.14.0969.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0969.N B., veroordeelde tot vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Kris Luyckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regeling inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling

Nadere informatie

Oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken (2004-03-31)

Oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken (2004-03-31) Persbericht van de Ministerraad Oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken (2004-03-31) Op voorstel van mevrouw Laurette Onkelinx, Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, keurde de Ministerraad

Nadere informatie

De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19

De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19 INHOUD INLEIDING... 19 De wet van 20 juli 1990 op de voorlopige hechtenis: begrip, evolutie en toepassingsgebied (D. De Wolf)... 19 Inhoud... 19 Kernbibliografie... 19 Over wetten vóór 1990... 20 Over

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 MAART 2010 P.10.0284.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.0284.F I - II PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL, beide cassatieberoepen tegen 1. M. B., Mr. Carine Couquelet,

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling

Nadere informatie

Geestelijk gezondheidsrecht 1:

Geestelijk gezondheidsrecht 1: Geestelijk gezondheidsrecht 1: COLLOCATIE /INTERNERING Gedwongen opname Van administratieve opsluiting naar vrijheidsberoving onder gerechtelijke controle. Materiële voorwaarden: geestesziekte, toestand,

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van enkele artikelen van het Wetboek van Strafvordering van Aruba (AB 1996 no. 75) inzake de verlening van toevoegingen in strafzaken

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 JUNI 2014 P.14.0929.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0929.N F A H, veroordeelde tot een vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Jürgen Millen, advocaat bij de balie te Tongeren. I.

Nadere informatie

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11 Titel II Straffen 1. Algemeen Artikel 1:11 1. De straffen zijn: a. de hoofdstraffen: 1. gevangenisstraf; 2. hechtenis; 3. taakstraf; 4. geldboete. b. de bijkomende straffen: 1. ontzetting van bepaalde

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 20 DECEMBER 2011 P.11.1912.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1912.N E J E V D B, geïnterneerde, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie te Turnhout. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 319 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 500 Wet van 6 december 2007 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de vervroegde

Nadere informatie

*** Een nieuwe regeling van de externe rechtspositie van veroordeelde gedetineerden en de. de oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken.

*** Een nieuwe regeling van de externe rechtspositie van veroordeelde gedetineerden en de. de oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken. A CTUALIA RABG 2006/13-14 Adoptie door personen van hetzelfde geslacht http://www.strada.be/staatsblad/link.php?blz=31128&jaar=2006&seq=1 In het Belgisch Staatsblad van 20 juni 2006 verscheen de wet van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016-2017 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN

Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN Vlaamse dagbladpers HET WETTELIJK KADER VAN HET DESKUNDIGENONDERZOEK IN STRAFZAKEN Frank Hutsebaut Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC) KULeuven 1. Ter inleiding: enkele algemene noties 2. De bevoegdheid

Nadere informatie

Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de internering? Deel 2: De uitvoeringsfase

Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de internering? Deel 2: De uitvoeringsfase Eindelijk een echte nieuwe en goede wet op de internering? Deel 2: De uitvoeringsfase Henri Heimans Tom Vander Beken Els Schipaanboord 1 Het luik uitvoeringsfase van de nieuwe interneringswet van 5 mei

Nadere informatie

ingevolge artikel 14 van de statuten van de vereniging

ingevolge artikel 14 van de statuten van de vereniging REGLEMENT op de tuchtrechtspraak voor de leden van IIA-Nederland ingevolge artikel 14 van de statuten van de vereniging De raad van tucht Artikel 1 1 De raad van tucht is belast met de behandeling van

Nadere informatie

RECHT vaardig? Voorbereiding of naverwerking Opdracht 4

RECHT vaardig? Voorbereiding of naverwerking Opdracht 4 a) Wie zit waar Lees aandachtig onderstaande tekst. Duid nadien op de foto de plaats aan van de verschillende actoren (rood en onderlijnd in tekst) in een rechtbank. Bij een burgerlijke of een strafrechtelijk

Nadere informatie

Publicatie : Numac :

Publicatie : Numac : pagina 1 van 5 NL einde FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE Publicatie : 2017-01-30 Numac : 2017010289 Rechtbank van eerste aanleg Leuven. - Kabinet van de voorzitter Beschikking tot vaststelling van het

Nadere informatie

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.

WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s. WETSVOORSTEL tot wijziging van de procedure van onmiddellijke verschijning in strafzaken (ingediend door de heer Bart Laeremans c.s.) TOELICHTING De wet van 28 maart 2000 tot invoeging van een procedure

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 551 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een rechterlijke vrijheidsbeperkende

Nadere informatie

Rolnummer 4591. Arrest nr. 142/2009 van 17 september 2009 A R R E S T

Rolnummer 4591. Arrest nr. 142/2009 van 17 september 2009 A R R E S T Rolnummer 4591 Arrest nr. 142/2009 van 17 september 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 25 JUNI 2013 P.13.0535.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.0535.N M R, geïnterneerde, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie te Turnhout. I. RECHTSPLEGING VOOR

Nadere informatie

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging TBS voor Dummies Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging Auteur: Miriam van der Mark, advocaat-generaal en lid van de Kerngroep Forum TBS Algemeen De terbeschikkingstelling

Nadere informatie

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN. DDD Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN Algemene bepalingen Artikel 79a Ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar

Nadere informatie

een als misdrijf omschreven feit proces-verbaal procureur des Konings parket of van het Openbaar Ministerie

een als misdrijf omschreven feit proces-verbaal procureur des Konings parket of van het Openbaar Ministerie uitgave juni 2015 Minderjarigen kunnen volgens de Belgische wet geen misdrijven plegen. Wanneer je als jongere iets ernstigs mispeutert, iets wat illegaal is, pleeg je een als misdrijf omschreven feit

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 6 JANUARI 2015 P.14.1956.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1956.N P R, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Gino Houbrechts, advocaat bij de balie te Tongeren. I.

Nadere informatie

Manifest Internering Een betere behandeling voor geïnterneerden

Manifest Internering Een betere behandeling voor geïnterneerden Manifest Internering Een betere behandeling voor geïnterneerden Liga voor Mensenrechten Manifest Internering 1/10 Inhoudstafel Wat is internering? p. 3 Standpunt 1: Geïnterneerden hebben recht op behandeling

Nadere informatie

JEUGDDELINQUENTIEDECREET OVERZICHTSTABEL ANTWOORDEN Johan Put & Katrijn Veeckmans

JEUGDDELINQUENTIEDECREET OVERZICHTSTABEL ANTWOORDEN Johan Put & Katrijn Veeckmans JEUGDDELINQUENTIEDECREET OVERZICHTSTABEL ANTWOORDEN Johan Put & Katrijn Veeckmans Bijzonderheden Herziening 4 Initiële duur Leeftijd 3 Voorwaarden 2 Rechtspleging ten gronde Voorbereidende rechtspleging

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 DECEMBER 2016 P.16.1103.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.1103.N PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN CASSATIE, verzoeker tot vernietiging van een vonnis, eiser, inzake van M V, beklaagde.

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de collectieve afwikkeling van massavorderingen verder te vergemakkelijken (Wet tot wijziging van de Wet collectieve

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Rolnummer 2151 Arrest nr. 119/2002 van 3 juli 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen GERECHTELIJK WETBOEK - Deel IV : BURGERLIJKE RECHTSPLEGING. HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen Afdeling II. Echtscheiding door onderlinge toestemming. Art.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017-2018 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T Rolnummer 4560 Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 DECEMBER 2014 P.14.1422.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1422.N D J M T, geïnterneerde, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie te Turnhout. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Internering: POSITIENOTA

Internering: POSITIENOTA Internering: POSITIENOTA 19 december 2016 1 Krachtens artikel 14 van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap "waarborgen de Staten die Partij zijn, dat personen met een handicap op

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

Collège des procureurs généraux. College van Procureursgeneraal

Collège des procureurs généraux. College van Procureursgeneraal 1 Collège des procureurs généraux College van Procureursgeneraal Bruxelles, le 4 janvier 2018 Brussel, 4 januari 2018 CIRCULAIRE N 01/2018 DU COLLÈGE DES PROCUREURS GÉNÉRAUX PRÈS LES COURS D APPEL OMZENDBRIEF

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 5 Besluit van 14 december 2011, houdende regels inzake het uit te oefenen toezicht bij voorwaardelijke veroordeling (Uitvoeringsbesluit voorwaardelijke

Nadere informatie

De gedwongen opname Overzicht

De gedwongen opname Overzicht De gedwongen opname Overzicht Wetgeving Procedures Termijnen Randmodaliteiten Cijfers Vragen De gedwongen opname Collocatie Wetgeving Wet van 26/06/1990 (publicatie BS 27/07/1990) Wet betreffende de bescherming

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2014 No. 43 Onderlinge regeling als bedoeld in artikel 38, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden regelende de samenwerking tussen Nederland, Aruba,

Nadere informatie

VERZOEKSCHRIFT TOT VRIJLATING (Artikels 71 e.v. van de Wet van 15 december 1980)

VERZOEKSCHRIFT TOT VRIJLATING (Artikels 71 e.v. van de Wet van 15 december 1980) VERZOEKSCHRIFT TOT VRIJLATING (Artikels 71 e.v. van de Wet van 15 december 1980) Aan Mevrouw/Mijnheer de Voorzitter van de Raadkamer van de Correctionele Rechtbank te Brussel Justitiepaleis Poelaertplein

Nadere informatie

Reglement Tuchtcommissie

Reglement Tuchtcommissie Reglement Tuchtcommissie 1 mei 2016 Artikel 1 De in dit Reglement Tuchtcommissie voorkomende begrippen hebben de betekenis als daaraan toegekend in de Statuten en het Algemeen Reglement en voorts de navolgende:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 975 Voorstel van wet van het lid Van der Staaij tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Rolnummer 1924 Arrest nr. 81/2001 van 13 juni 2001 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent. Het

Nadere informatie

WET van 5 januari 1952, tot regeling van de verantwoordelijkheid van de ministers (G.B no. 3).

WET van 5 januari 1952, tot regeling van de verantwoordelijkheid van de ministers (G.B no. 3). WET van 5 januari 1952, tot regeling van de verantwoordelijkheid van de ministers (G.B. 1952 no. 3). Artikel 1 1 1. De ministers zorgen voor de uitvoering van de Grondwet, de verdragen en andere overeenkomsten

Nadere informatie

Klachtenregeling van Smartonderwijs

Klachtenregeling van Smartonderwijs Klachtenregeling van Smartonderwijs Wanneer kunt u een klacht indienen? U kunt een klacht indienen als u vindt dat Bernadette Sanders, eigenaar Smartonderwijs, niet heeft geleverd wat in het contract is

Nadere informatie

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2], ECLI:NL:RBAMS:2013:3850 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER Parketnummer: 13/737331-13 RK nummer: 13/2646 Datum uitspraak: 28 juni 2013 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 834 Wijziging van enige bepalingen in het Wetboek van Strafvordering inzake het rechtsgeding voor de politierechter en de mededeling van vonnissen

Nadere informatie

Reglement van de Commissie van Beroep

Reglement van de Commissie van Beroep Reglement van de Commissie van Beroep 1 januari 2019 Artikel 1 De in dit Reglement van Beroep voorkomende begrippen hebben de betekenis als daaraan toegekend in de Statuten en het Algemeen Reglement en

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 JUNI 2015 P.15.0622.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0622.N M A H, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 MEI 2012 P.12.0878.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0878.N M G M, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Leslie Roelants, advocaat bij de balie te Antwerpen. I.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal erste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 980 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Penitentiaire beginselenwet (plaatsing in een inrichting voor

Nadere informatie

3 Beroep bij de rechtbank

3 Beroep bij de rechtbank Beroep bij de rechtbank A8/3.1.3 3 Beroep bij de rechtbank 3.1 Algemeen De rechtbank te Den Haag is bevoegd kennis te nemen van beroepen op grond van de artt. 33a en 34a Vw. De rechtbank te Den Haag heeft

Nadere informatie

Goede afspraken maken goede vrienden: het beroepsgeheim van de GGZ bij justitie-patiënten

Goede afspraken maken goede vrienden: het beroepsgeheim van de GGZ bij justitie-patiënten Goede afspraken maken goede vrienden: het beroepsgeheim van de GGZ bij justitie-patiënten 6 e Vlaamse GGZ-congres Macht en kracht. Zorgrelaties in verandering 18 en 19 september 2012, Antwerpen Freya Vander

Nadere informatie

De juridische positie van wetsovertreders met een psychische stoornis. De implementatie van een internationaal en Europees raamwerk in België

De juridische positie van wetsovertreders met een psychische stoornis. De implementatie van een internationaal en Europees raamwerk in België De juridische positie van wetsovertreders met een psychische stoornis De implementatie van een internationaal en Europees raamwerk in België 8 e Vlaams Geestelijke Gezondheids-congres Antwerpen, 20-21

Nadere informatie

De belangrijkste nieuwigheden die deze hervorming met zich meebrengt zijn de volgende :

De belangrijkste nieuwigheden die deze hervorming met zich meebrengt zijn de volgende : I.T. 111 JURIDISCHE STATUUT VAN DE PERSOON Inhoud I.T. 111 JURIDISCHE STATUUT VAN DE PERSOON... 1 Inleiding... 1 Doel van de informatie... 2 Samenstelling... 2 Structuren... 2 Controles... 3 Opmerking

Nadere informatie

U bent gedagvaard. >voor de politierechtbank >voor de correctionele rechtbank. Wegwijs in justitie. In de hoofdrol bij justitie.

U bent gedagvaard. >voor de politierechtbank >voor de correctionele rechtbank. Wegwijs in justitie. In de hoofdrol bij justitie. Wegwijs in justitie In de hoofdrol bij justitie De instellingen Meer informatie Justitie in de praktijk Federale Overheidsdienst Justitie U bent gedagvaard >voor de politierechtbank >voor de correctionele

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2014 no. 20 Onderlinge regeling als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden van 8 januari 2014, regelende de samenwerking

Nadere informatie

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Bron : Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (Belgisch Staatsblad,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 SEPTEMBER 2014 P.14.1408.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1408.F O. S., Mr. Pierre Deutsch, advocaat bij de balie te Nijvel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht

Nadere informatie

Rolnummer Arrest nr. 27/2013 van 28 februari 2013 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 27/2013 van 28 februari 2013 A R R E S T Rolnummer 5401 Arrest nr. 27/2013 van 28 februari 2013 A R R E S T In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 6 van de wet van 19 januari 2012 tot wijziging van de wetgeving met betrekking tot de

Nadere informatie

A 94/4/9. Arrest van 12 februari 1996 in de zaak A 94/ Inzake : OPENBAAR MINISTERIE. tegen

A 94/4/9. Arrest van 12 februari 1996 in de zaak A 94/ Inzake : OPENBAAR MINISTERIE. tegen BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 94/4/9 Arrest van 12 februari 1996 in de zaak A 94/4 --------------------------- Inzake : OPENBAAR MINISTERIE tegen 1. VAN DER HAEGEN Raymond 2. ROUAEN Denise

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 25 FEBRUARI 2009 P.08.1594.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.08.1594.F J. R., Mrs. Benoît Lespire, advocaat bij de balie te Luik, en Raphaël Gevers, advocaat bij de balie te Brussel. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Justitiehuis Dendermonde

Justitiehuis Dendermonde Justitiehuis Dendermonde Dienst Slachtofferonthaal Treinongeval Wetteren op 4 mei 201 Info op 0 november 2016 Wat vooraf ging Als gevolg van het treinongeval werd een gerechtelijk onderzoek geopend bij

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 NOVEMBER 2013 C.12.0291.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0291.F M. M., Mr. Jacqueline Oosterbosch, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister

Nadere informatie

Hof van Cassatie LIBERCAS

Hof van Cassatie LIBERCAS Hof van Cassatie LIBERCAS 8-2017 CASSATIEBEROEP BURGERLIJKE ZAKEN Burgerlijke zaken - Beslissingen vatbaar voor cassatieberoep - Beslissingen uit hun aard niet vatbaar voor cassatieberoep - Raad van State

Nadere informatie

TUCHTREGLEMENT VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE GOLF FEDERATIE

TUCHTREGLEMENT VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE GOLF FEDERATIE TUCHTREGLEMENT VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE GOLF FEDERATIE Het Tuchtreglement is naar aanleiding van gewijzigde Statuten van de Federatie d.d. 20 maart vastgesteld in de Algemene Ledenvergadering van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 FEBRUARI 2015 P.14.1739.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1739.F I. E. V. D., II. A. A. Mr. Patricia Vanlersberghe, advocaat bij het Hof van Cassatie. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF De

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 21 maart 2011 ADVIES 2011-102 over de weigering om toegang te verlenen tot het volledige fiscaal

Nadere informatie

Internering. Analyse dossiers vanuit brugfunctie justitie zorgsector

Internering. Analyse dossiers vanuit brugfunctie justitie zorgsector Internering Analyse dossiers vanuit brugfunctie justitie zorgsector Programma Functie coördinator extern zorgcircuit Registratie: vraag Uitstroom Extern aanbod wachtlijsten Perspectieven en uitdagingen

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277 Rapport Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) te Leeuwarden ten aanzien van de zelfmeldprocedure en elektronische

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie