MF 3680 B. Aanvulling op de gebruikershandleiding

Transcriptie

1 MF 3680 B Aanvulling op de gebruikershandleiding S

2 VOORWOORD Uw terminal kan 2 telefoonlijnen tegelijk gebruiken. U kunt bijvoorbeeld de ene lijn voor het verzenden en de andere lijn voor het ontvangen van faxen gebruiken. In dit boekje leggen wij u uit hoe u de 2 lijnen van de terminal moet aansluiten en hoe u de lijnen het beste gebruikt. In de gebruikershandleiding vindt u de beschrijving van de basisfuncties van de terminal. DETAILS VAN HET DISPLAY Fine Sfine Photo 1. Resolutie waarin de fax wordt verzonden: (Std (Standaard), Fijn, SFijn (Superfijn), Foto) 2. Pictogram van de lijn : Brandt: er vindt communicatie plaats. Knipperend: de communicatie wordt tot stand gebracht. 3. Pictogram : geselecteerde kleurmodus. 4. Indicatielampje dubbelzijdig afdrukken : Brandt: dubbelzijdig afdrukken geactiveerd. Uit: dubbelzijdig afdrukken gedeactiveerd. 5. Indicatielampje Toner : Brandt: toner op. Knippert: toner bijna op. 6. Indicatielampje vastgelopen papier. 7. Pictogram ontvangst pictogram fax : Brandt: ontvangst mogelijk. Knipperend: niet-afgedrukt(e) document(en). Uit: ontvangst mogelijk.

3 OVERZICHT HOOFDSTUK 1 - INSTALLATIE ALGEMEEN AANSLUITINGEN TELEFOONLIJNEN AANSLUITEN NETWERKLIJNEN CONFIGUREREN NETWERKTYPE GEBRUIKSMODI VAN LIJNEN HET NUMMER VAN LIJN 2 (L2) VASTLEGGEN HOOFDSTUK 2 - GEBRUIK DE VERZENDLIJN IN DE HANDMATIGE MODUS KIEZEN VOORVOEGSEL VOOR HET PROGRAMMEREN VAN HET VOORVOEGSEL VOOR HET WIJZIGEN VAN DE MINIMALE LENGTE HANDMATIGE OPROEP ZONDER OPNEMEN COMMUNICATIEBEHEER COMMUNICATIE BEËINDIGEN COMMUNICATIERAPPORTEN EN -LOGBOEKEN

4 HOOFDSTUK 1: INSTALLATIE 1. ALGEMEEN Uw terminal heeft 2 communicatielijnen, namelijk L1 en L2. 2. AANSLUITINGEN L2 L1 1 2 A B TELEFOONLIJNEN AANSLUITEN 1-2 Wij raden u aan om directe lijnen te gebruiken die speciaal voor de terminal zijn gereserveerd. Op deze manier kan de terminal permanent zijn inschakeld en kunt u berichten ontvangen zonder dat u actie hoeft te ondernemen. De terminal heeft 2 genormaliseerde telefoonaansluitingen en kan op het telefoonnet worden aangesloten. De aansluitingen bevinden zich aan de linkerachterkant van de terminal. De installateur of het telecombedrijf geeft u informatie over het aanluiten van de terminal op het telefoonnet. Sluit het uiteinde A van de telefoonkabel 1 aan op het contactpunt L1, en het andere uiteinde van de telefoonkabel aan op de telefoonaansluiting voor de eerste communicatielijn. Sluit het uiteinde B van de telefoonkabel 2 aan op het contactpunt L2, en het andere uiteinde van de telefoonkabel aan op de telefoonaansluiting voor de tweede communicatielijn.

5 Opmerking: voor andere aansluitingen (raadpleeg de gebruikershandleiding die bij de terminal is geleverd). 3. NETWERKLIJNEN CONFIGUREREN U kunt voor elke telefoonlijn verschillende kenmerken instellingen voor het type netwerk: openbaar of privé. NETWERKTYPE De telefoonlijnen waarop uw terminal is aangesloten, kunnen worden aangesloten op het openbare netwerkof op een privé-netwerk (achter een doorverbindingcentrale in de onderneming). Als u lijn 1 (L1) van uw terminal wilt instellen op het privé-netwerk, drukt u op de toetsen Als u lijn 1 (L1) van uw terminal wilt instellen op het openbare netwerk, drukt u op de toetsen Als u lijn 2 (L2) van uw terminal wilt instellen op het privé-netwerk, drukt u op de toetsen Als u lijn 1 (L2) van uw terminal wilt instellen op het openbare netwerk, drukt u op de toetsen GEBRUIKSMODI VAN DE LIJNEN Tijdens de verzending kunnen de 2 lijnen van uw terminal in 4 modi worden gebruikt: 1. Automatische modus: de lijn wordt gekozen naar gelang de mogelijkheden. 2. Handmatige modus: de operator kiest de lijn zelf. 3. Modus verzending lijn 1 (L1) : alle verzendingen vinden plaats via lijn 1 (lijn 2 is gereserveerd voor ontvangst). 4. Modus verzending lijn 2 (L2) : alle verzendingen vinden plaats via lijn 2 (lijn 1 is gereserveerd voor ontvangst). 1-3

6 Als u de keuzemodus van uw terminal wilt instellen op het automatisch, drukt u op de toetsen Als u de keuzemodus van uw terminal wilt instellen op het handmatig, drukt u op de toetsen Als u de keuzemodus van uw terminal systematisch wilt instellen op lijn 1 (L1), drukt u op de toetsen Als u de keuzemodus van uw terminal systematisch wilt instellen op lijn 2 (L2), drukt u op de toetsen HET NUMMER VAN LIJN 2 VASTLEGGEN (L2) Op de terminal wordt het faxnummer dat u in het operatormenu aan lijn 1 toegekend. 2 2 kiest, impliciet U kunt het faxnummer voor lijn 2 (L2) van uw machine vastleggen. Dit nummer zien de ontvangers en staat eventueel in de koptekst van de documenten die u hen stuurt. Als u het nummer van lijn 2 (L2) van de terminal wilt vastleggen, drukt u op de toetsen en voert u vervolgens het nummer in. Opmerking: als u het nummer van lijn 2 niet definieert, wordt standaard de waarde van lijn 1 (L1) overgenomen. 1-4

7 HOOFDSTUK 2: GEBRUIK 1. DE LIJN IN DE HANDMATIGE VERZENDMODUS KIEZEN In de handmatige verzendmodus moet u systematisch de lijn kiezen die u wilt gebruiken (L1 of L2). U kunt hiertoe een keuze maken uit de verschillende verzendmodi. Kies met:>> LIJN L1 - hiermee selecteert u de lijn die u voor de verzending wilt gebruiken. Druk op de toetsen en om tussen LIJN L1 en LIJN L2 te schakelen, en omgekeerd. U kunt een extra te gebruiken lijn selecteren voor de in de volgende lijst: Verzending naar één of meerdere ontvangers Ontvangstbevestiging vragen Verzending naar een postbus Ontvangstbevestiging postbus Opnieuw verzenden Opmerkingen: 1. U kunt de te gebruiken lijn alleen in de lijst kiezen las de terminal op de handmatige verzendmodus is ingesteld. In alle andere gevallen is dit niet mogelijk. 2. De standaardverzendlijn is lijn 1 (L1). 2. VOORVOEGSEL Voor elke automatische oproep kan de terminal een voorvoegsel toevoegen aan de gebelde nummers, als deze nummers een minimale lengte hebben. Deze functie komt van pas wanneer uw terminal achter een doorverbindingcentrale in de onderneming is geïnstalleerd: - interne nummers waarvoor geen voorvoegsel nodig is, zijn korte nummers (deze bestaan uit 4 tot 6 cijfers). - externe nummers waarvoor het voorvoegsel verplicht is, zijn lange nummers (10 nummers in Nederland). U kuntde terminal zo programmeren dat automatisch het voorvoegsel 0 aan alle gebelde nummers die een minimale lengte hebben, wordt toegevoegd. 2-1

8 HET VOORVOEGSEL PROGRAMMEREN Druk op de toetsen Voer het voorvoegsel voor lijn L1 in. Opmerking: het voorvoegsel kan uit maximaal 5 tekens bestaan. Druk op de toets of de toets om het voorvoegsel vast te leggen. Op dezelfde manier kunt u het voorvoegsel voor lijn L2 van de terminal vastleggen. Druk op de toetsen Voer het voorvoegsel voor lijn L2 in. Druk op de toets of de toets om het voorvoegsel vast te leggen. DE MINIMUMLENGTE WIJZIGEN Druk op de toetsen U kunt de standaardwaarde 10 wijzigen in een waarde tussen 1 en 30. De minimumwaarde geldt voor zowel lijn L1 als lijn L2. 3. HANDMATIGE OPROEP ZONDER OPNEMEN Wanneer u op de toets (luidspreker) drukt, kunt u wanneer de lijn niet bezet is de lijn handmatig overnemen (L1 of L2). Druk op de toets. Kies de gewenste lijn (L1 of L2) met behulp van de toetsen en. Druk om uw keus te bevestigen nogmaals op de toets. Opmerking: als er verbinding is met lijn L2, kan alleen lijn L1 handmatig worden geselecteerd. In dit geval wordt de gewenste bewerking uitgevoerd zonder dat het hieronder beschreven menu verschijnt. 2-2

9 4. COMMUNICATIEBEHEER Als alleen communicatie op lijn 1 (L1) of lijn 2 (L2) plaatsvindt, ziet u: L1:lopend gesprek Als communicatie op beide lijnen plaatsvindt, ziet u afwisselend op het display: L1:lopend gesprek en L2:lopend gesprek COMMUNICATIE BEËINDIGEN Als alleen communicatie op lijn 1 (L1) of lijn 2 (L2) plaatsvindt: Druk op de toets. Bevestig de beëindiging van de communicatie door opnieuw te drukken op. Dit scherm blijft maximaal 5 seconden aanwezig. Als communicatie op lijn 1 (L1) en lijn 2 (L2) plaatsvindt: Druk op de toets. Kies de gewenste lijn (L1 of L2) met behulp van de toetsen en. Druk ter bevestiging nogmaals op te toets. Dit scherm blijft maximaal 5 seconden aanwezig. 2-3

10 6. COMMUNICATIERAPPORTEN EN -LOGBOEKEN In de verzend- en ontvangstrapporten wordt de gebruikte communicatielijn systematisch aangegeven met Lijn 1 of Lijn 2. In de communicatielogboeken ziet u in het onderdeel Notitie systematisch het gebruikte lijnnummer: L1 voor lijn 1 en L2 voor lijn 2. Voorbeeld van het logboek: ** LOGBOEKEN** Naam: JANSEN BV Nummer: Datum: 10/10/05 15 : 30 Datum/tijd Geadresseerde Modus Pagina s Duur Resultaat Notitie : NORM " Correct L : FOTO " Correct L :25 16/ EINDE " Correct L Datum en tijd waarop het document is verzonden of ontvangen. 2 Telefoonnummer van de ontvanger. 3 Verzendmodus (Normaal, Fijn, Superfijn of Foto). 4 Aantal verzonden of ontvangen pagina s. 5 Duur van de communicatie. 6 Correct resultaat als de verzending of de ontvangst goed is uitgevoerd of een informatiecode voor een specifieke communictie (bevestiging, handmatige communicatie, enz.). 7 Hier wordt de oorzaak van de mislukte communicatie vermeld (bijvoorbeeld: Ontvanger neemt niet op ) en de gebruikte communicatielijn (L1 of L2). 2-4

11 GEEN CONTRACTUEEL DOCUMENT * A* e Société anonyme à directoire et conseil de surveillance au capital de R.C.S PARIS 27, rue Leblanc PARIS CEDEX 15 - FRANCE