Thermisch Binnenklimaat als Gebouwprestatie
|
|
- Daniël Moens
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Thermisch Binnenklimaat als Gebouwprestatie Kees (ir. A.C.) van der Linden Matthijs (M.) Kerssemakers Technische Universiteit Delft 1 Atze (ir. A.C.) Boerstra Arjen (ir. A.K.) Raue Boerstra Binnenmilieu Advies 2 Inleiding Een van de belangrijke eigenschappen van een gebouw is het thermisch binnenklimaat. Het binnenklimaat moet de activiteiten van de te huisvesten functie zo goed mogelijk ondersteunen. Voor 1970 werd vrijwel uitsluitend gewerkt met lijstjes van aanbevolen binnentemperaturen. Door verschillende onderzoekers werd echter gewerkt aan thermo-fysiologische mensmodellen om meer vat te krijgen op de thermisch randvoorwaarden die de mens in zijn (werk)omgeving worden geboden. Hoewel er meerdere, ook volledig dynamische modellen, ontstonden werd met name het model van Fanger [1], gezien de praktische bruikbaarheid, gekozen voor gebruik in de bouwpraktijk. Het betreft een statisch model, dat voor situaties die als zodanig zijn te beschouwen, zoals kantoorarbeid, goed bruikbaar is. Door de Rijksgebouwendienst zijn eind jaren '70 uitgangspunten voor "binnenklimaatcondities in kantoorruimten van nieuwe gebouwen" opgesteld [2]. Daarbij baseert deze dienst zich op de inzichten van Fanger. In 1991 is door de Rgd een verder ontwikkelde beoordelingsmethode voor het thermisch binnenklimaat gepubliceerd, waarbij de mate van overschrijding van de behaaglijkheidsgrenzen mede in de beschouwing wordt betrokken en waarin rekening wordt gehouden met veranderingen in kledinggedrag en luchtbeweging (extra ventilatie in de zomer). De methode wordt ook beschreven in ISSO researchrapport 5 "Ontwerp binnencondities en thermische behaaglijkheid in gebouwen" [3]. Deze beoordelingsmethode wordt in Nederland nog steeds algemeen gehanteerd, ook buiten de Rgd. De meest recente beschrijving is te vinden in de publicatie "Bouwfysische kwaliteit Rijkshuisvesting [4]. Met de Rgd-aanpak is een genuanceerde beoordeling van gebouwen mogelijk. In de praktijk blijkt echter dat deze aanpak vaak nadere verduidelijking behoeft bij communicatie tussen de verschillende bij een gebouw(ontwerp) betrokken partijen. Ook is het moeilijk om in een bestaande situatie het werkelijk optredende binnenklimaat aan de richtwaarden te toetsen. Tenslotte blijkt uit recent onderzoek dat gebruikers van gebouwen met te openen ramen een andere comforttemperatuur aanwijzen dan op basis van Fangers PMV wordt berekend [5]. Een en ander is in juni 1998 in een workshop in Delft besproken met betrokkenen uit de bouwpraktijk en de onderzoekswereld. Het rapport van de workshop en de als voorbereiding hierop uitgevoerde literatuurstudie en gehouden interviews [6] vormt de basis voor een nieuw project. Dit door NOVEM en Rijksgebouwendienst ondersteunde en door TU-Delft in samenwerking met BBA en ISSO uit te voeren project is op 1 september 2000 gestart. In het project zullen de criteria opnieuw worden bekeken en zullen nieuwe ontwerp- en beoordelingsinstrumenten voor de praktijk worden ontwikkeld [7]. 1 Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen, sectie gebouwen en Bouwtechniek, kees@aacee.nl web site: 2 BBA Boerstra Binnenmilieu Advies, Rotterdam, bba@binnenmilieu.nl Thermisch Binnenklimaat als Gebouwprestatie, 24 november
2 Achtergronden / situatie in Nederland Eind jaren 60, begin jaren 70 ontstonden de eerste praktisch bruikbare toepassingen van (hybride) computermodellen waarmee ruimten in een gebouw als geheel konden worden gemodelleerd en waarmee het temperatuurverloop in een gebouw kon worden voorspeld. Daarmee ontstond ook de behoefte aan meer genuanceerde ontwerprichtlijnen en beoordelingscriteria. Tot die tijd werden installaties in gebouwen, zowel voor de winter als de zomer, ontworpen op basis van een gewenste binnentemperatuur op grond van een gegeven ( ontwerp ) buitentemperatuur. Met name voor het beoordelen van een ontwerp voor de zomersituatie boden de nieuwe hulpmiddelen grote mogelijkheden. In eerste instantie werd gewerkt met criteria zoals: "de binnentemperatuur in de zomer mag bij een dynamische berekening niet meer dan 3 C boven de op een bepaald moment heersende buitentemperatuur komen". Met de publicatie van Thermal Comfort [1] kwam een manier beschikbaar om een criterium te formuleren waarin de mate van tevredenheid van gebruikers als maatstaf kon worden genomen bij het beoordelen van het thermisch binnenklimaat. Algemeen aanvaard werd het later ook in ISO 7730 [8] vastgelegde uitgangspunt dat bij een goed thermisch binnenklimaat de algemene thermische behaaglijkheid zich bevindt tussen de grenzen 0,5<PMV<0,5. Zie voor de gebruikte schaal figuur 1. In dit artikel worden de begrippen PMV = "Predicted Mean Vote" en PPD = "Predicted Percentage of Dissatisfied" bekend verondersteld, zie literatuur [1],[8] ontoelaatbaar heet 4 -- zeer heet 3 -- heet 2 -- warm 1 -- enigszins warm 0 -- neutraal enigszins koel koel koud zeer koud ontoelaatbaar koud Figuur 1: Schaal voor het toekennen van een getalswaarde aan een thermische sensatie Fanger stelt dat de mens die het thermisch (binnen)klimaat een score < -2 of > +2 geeft, als "dissatisfied" kan worden beschouwd, zie ook figuur 1. Vanwege individuele fysiologische verschillen beoordeelt de ene mens een klimaat echter anders dan een andere. Dit leidt er toe dat bij een bepaalde (berekende) PMV de individuele waardering van het klimaat een grote spreiding laat zien (tabel 1). Tabel 1: percentage van de mensen dat stemt zoals aangegeven situatie stem 0-1 of of +2-3 of +3 PPD berekend (%) (%) (%) (%) (%) PMV = PMV = PMV = PMV = PMV = Thermisch Binnenklimaat als Gebouwprestatie, 24 november
3 Uit deze tabel blijkt onmiddellijk dat het dus niet zonder meer lukt om geen "ontevredenen" te hebben. Ook bij PMV = 0 vindt nog 5% van de mensen het (te) warm of (te) koud, 40% vindt het enigszins warm of koel en maar 55% stemt ook daadwerkelijk 0 (neutraal). Dit is echter een theoretische situatie. Doordat mensen zich verschillend kleden en doordat men een jasje (of trui) kan aantrekken of uittrekken, kan men zelf wat bijsturen. Vandaar dat er nog niets aan de hand is als de PMV naar -0,5 of +0,5 gaat. Deze bandbreedte vertegenwoordigt overigens een temperatuurverschil van 2 à 3 C. Niettemin is er alle reden om de gebruikers van gebouwen mogelijkheden voor individuele beïnvloeding van het binnenklimaat te geven. TO-uren Gezien deze mogelijkheid tot "bijsturen" en gezien het feit dat het vaak onevenredig kostbare voorzieningen met zich meebrengt om in alle situaties aan het gewenste binnenklimaat te voldoen, is door de toenmalige Rijks Geneeskundige Dienst in samenwerking met de Rijksgebouwendienst bepaald (als uitgangspunt voor de rijkshuisvesting) dat de genoemde grenzen van een "goed" binnenklimaat maximaal gedurende 10% van de arbeidstijd mogen worden overschreden. Als ontwerpuitgangspunt blijft PMV = 0 gelden. Nadrukkelijk wordt nog gesteld dat deze richtlijn uitsluitend de algemene thermische behaaglijkheid betreft. In de praktijk kan ook sprake zijn van plaatselijke onbehaaglijkheid door (koude)straling, te grote temperatuurgradiënten, lage oppervlaktetemperaturen van de vloer en tocht. Ook daarvoor zijn richtwaarden voor het ontwerp gegeven. Wanneer het binnenklimaat binnen de voor deze plaatselijke onbehaaglijkheid gestelde grenzen blijft, mag worden aangenomen dat de algemene thermische behaaglijkheid een goed ontwerpuitgangspunt vormt. Voor de zomersituatie zijn deze algemene uitgangspunten door de Rijksgebouwendienst ten behoeve van ontwerpactiviteiten voor een kantoorsituatie "vertaald" naar de volgende toegelaten temperatuur overschrijdingen, waarbij het buitenklimaat van het jaar 1964 als referentie geldt [2]: 25 C mag maximaal 100 uur per jaar worden overschreden 28 C mag maximaal uur per jaar worden overschreden De genoemde 100 uur is 10% van de arbeidstijd gedurende de zomermaanden. De genoemde 25 C is de op een heel getal afgeronde waarde van de temperatuur die bij gemiddelde kantooromstandigheden hoort bij PMV = 0. Volgens de aangehouden uitgangspunten is deze waarde in feite 25,5 C. De grens van 28 C komt ongeveer overeen met PMV = 1. Weeguren In de tweede helft van de jaren '80 ontstond bij de Rijksgebouwendienst het inzicht dat als voor alle typen gebouw gebruik wordt gemaakt van dezelfde TO-criteria, het feitelijk aangeboden klimaat in, wat thermische massa betreft, "lichte" gebouwen, aanmerkelijk slechter zou zijn dan in "zware" gebouwen. Dit valt eenvoudig in te zien. Bij een geringe thermische massa is de gemiddelde temperatuur in een vertrek gedurende de "overschrijdingsuren" beslist hoger dan in een zwaar gebouw. Zonder verdere bewijsvoering kan worden aangenomen dat in die situatie ook de thermische belasting van de mensen in het vertrek dan hoger is. Om het verschil in beoordeling van "lichte" en "zware" gebouwen te verminderen is door de Rijksgebouwendienst een criterium, gebaseerd op "gewogen overschrijdingsuren" ontwikkeld. Voor het in rekening brengen van de mate van overschrijding is het Predicted Percentage of Dissatisfied (PPD) van Fanger als maatstaf genomen. Voor de periode gedurende welke de overschrijdingen van PMV = +0,5 (PPD = 10%) plaatsvindt, wordt een weging rechtevenredig met de toename van de PPD toegepast, ofwel 1 uur met 20% ontevredenen wordt twee keer zo zwaar meegeteld als een uur met 10% ontevredenen. De wijze waarop de acceptatie van het binnenklimaat door de gebruikers van het gebouw samenhangt met het product PPD * tijd, is niet nader onderzocht. Thermisch Binnenklimaat als Gebouwprestatie, 24 november
4 Verwacht mag echter worden dat de aldus gewogen uren beter aansluiten bij de mate van acceptatie van het binnenklimaat door gebouwgebruikers dan ongewogen uren. Daarnaast is de wijze waarop de richtwaarde voor het aantal toe te laten gewogen overschrijdingsuren is bepaald, zodanig dat de gewenste differentiatie in de eis voor verschillende gebouwtypen bereikt wordt, binnen het eerder aangenomen algemene uitgangspunt. De weegfactor heeft bij PMV = 0,5 (PPD = 10) de waarde 1. Dat betekent dat bij PMV = 1,0 (PPD = 26) de weegfactor de waarde 2,6 krijgt, enz. (zie tabel 2). Tabel 2: Factor voor het wegen van overschrijdingsuren PMV PPD weegfactor 0,5 10 1,0 0,7 15 1,5 1,0 26 2,6 1,5 51 5,1 2,0 77 7,7 N.B. Uiteraard kan hetzelfde worden gedaan voor onderschrijdingen van PMV = -0,5 (winter). Ook voor waarden boven PMV = 2,0 wordt de weegfactor op dezelfde manier berekend. Hoewel het model van Fanger slechts geldt voor het gebied -2,0 < PMV < 2,0 wordt dit niet als bezwaar gezien. Uren waarin het binnenklimaat boven de PMV = 2,0 komt dienen eigenlijk niet voor te komen. In een gebouw dat aan de eisen voldoet zullen deze uren ook niet of nauwelijks voorkomen en waar dat wel het geval is worden ze in ieder geval zeer streng meegerekend. Op basis van een aantal computersimulaties is vastgesteld dat voor een gemiddeld gebouw de gemiddelde PMV bij een 100-urige overschrijding van de grenswaarde (PMV = 0,5), ca. PMV = 0,7 bedraagt. Bij deze waarde hoort een PPD = 15 en een weegfactor met de waarde 1,5. De richtwaarde voor het aantal gewogen overschrijdingsuren (nu GTO genoemd), dat een goed binnenklimaat representeert, is daarom op 150 gesteld. Om te controleren of dit een goed uitgangspunt is, is een groot aantal computersimulaties uitgevoerd voor verschillende typen gebouw en installatie [9]. In het betreffende onderzoek van de Rgd is aangetoond dat er een goede aansluiting is tussen het oude Rgd-TO-criterium en het nieuwe GTO-criterium. Tabel 3, afkomstig uit het onderliggende rapport, vat de resultaten van de vergelijking samen. Tabel 3: Waarden voor het jaarlijks aantal uren dat de vaste temperatuur" van 25 C wordt overschreden bij een aantal GTO-uren van 150 (gewogen overschrijdingsuren van PMV = 0,5). Gebouwmassa *) Geen mechanische Mechanische koeling koeling Extreem licht 70 à 85 max 95 Middellicht 80 à 95 max. 115 Zwaar 90 à 110 max *) Extreem licht: houten vloeren/plafonds, lichte wanden (swm < 5 kg/m 2 ) Middellicht: betonvloeren/verlaagd plafond, lichte wanden (swm ca. 50 kg/m 2 ) Zwaar: zware betonvloeren/verl. plafond. zware wanden (swm ca. 100 kg/m 2 ) swm: specifieke werkzame massa: massa van een bepaalde meewerkende diepte" van de vertrekomwandingen, gedeeld door de oppervlakte van deze omwandingen. Thermisch Binnenklimaat als Gebouwprestatie, 24 november
5 In de tabel is voor een aantal verschillende situaties aangegeven hoeveel uur, gedurende de zomerperiode, de vaste luchttemperatuur van 25ºC wordt overschreden, als het aantal gewogen overschrijdingsuren GTO = 150 bedraagt. Uit de tabel blijkt een aantal zaken: - voor lichtere gebouwen is de GTO-eis beduidend strenger - voor zware gebouwen zonder koeling, de oorspronkelijke referentie, komen oude en nieuwe eisen goed overeen (100 uur versus uur) - voor zwaardere gebouwen met koeling is de GTO-eis (terecht) minder streng. Het laatste vindt zijn oorzaak in het feit dat door de koeling, de mate van overschrijden sterk wordt beperkt, zodat er meer uren toelaatbaar zijn. Zowel de gewogen als ongewogen overschrijdingsuren zijn gebaseerd op hetzelfde uitgangspunt voor een goed binnenklimaat: 90% van de tijd -0,5 < PMV < 0,5. De aansluiting tussen de oude en de nieuwe Rgd-criteria is goed. Uitgaan van de GTO-richtwaarde geeft de gewenste nuancering voor het verschil in de mate van overschrijden van de grenzen bij verschillende gebouw-/installatietypen. De discussie die over de GTO-methode (nog steeds) bestaat geeft echter aan dat de communiceerbaarheid niet optimaal is. Niettemin wordt het GTO-criterium in de praktijk, naast andere criteria, door adviseurs en ontwerpers algemeen gebruikt. De weeguren vormen ook de beoordelingsmaatstaf voor het binnenklimaat in de voor de vroege ontwerpfase bedoelde publicatie 300 van ISSO en SBR "Energie-efficiënte kantoorgebouwen; binnenklimaat en energiegebruik" [10]. Weeguren en adaptatiegedrag van de mens aan binnenklimaatomstandigheden Met de weegurenmethode is ook de mogelijkheid beschikbaar gekomen om de aanpassingen die gebouwgebruikers in kleding en luchtsnelheid (ramen openen) zullen doen als reactie op hogere binnentemperaturen, in de beschouwing te betrekken. In de studie van de Rijksgebouwendienst is aangenomen dat boven bepaalde binnentemperatuur grenzen de kledingweerstand teruggaat van 0,7 naar 0,5 clo. Ook wordt bij hogere binnentemperaturen voor gebouwen met te openen ramen een hogere luchtsnelheid ingevoerd. Een en ander betekent, ter vergelijking, dat de temperatuurgrens waarboven de uren geteld worden bij gemiddelde kantooromstandigheden verschuift van 25,5 ºC naar ruim 27 ºC. Verschillen voortkomend uit gebouw- en installatietype worden bij het invoeren van de gegevens voor het uitvoeren van de simulatieberekeningen uiteraard automatisch meegenomen. Op deze wijze is het mogelijk voor alle gebouwen een uniforme richtwaarde van 150 weeguren aan te houden. Omdat mensen in geheel gesloten gebouwen en centrale temperatuurregeling kritischer zijn op het thermisch binnenklimaat (o.a. doordat ze het zelf niet kunnen beïnvloeden) is het wel verstandig om bij geheel gesloten gebouwen strenger te zijn bij het toetsen aan de richtwaarde en eerder te streven naar weeguren, terwijl bij gebouwen met te openen ramen en mogelijkheden voor individueel beïnvloeden van de temperatuur, afhankelijk van de overige kwaliteiten van de huisvesting soms ook best waarden hoger dan 150 toelaatbaar zijn. Thermisch Binnenklimaat als Gebouwprestatie, 24 november
6 internationale ontwikkelingen; adaptieve modellen De binnenklimaatcriteria zoals hiervoor besproken zijn gebaseerd op statische behaaglijkheidsmodellen. Daarbij kunnen de volgende kanttekeningen worden gemaakt [6]: - De kledingweerstand moet worden opgegeven. Afgezien van de onzekerheid die in de waarde bestaat, zelfs gegeven het kleding-ensemble, is dit een van de variabelen die een persoon over het algemeen juist zal gebruiken om zijn tevredenheid met het klimaat te optimaliseren, in plaats van dat dit een vastgestelde bepalende factor is. - Het metabolisme dat hoort bij een bepaalde activiteit, kan een grote spreiding vertonen en systematische onderzoeksresultaten op dit gebied zijn schaars. - De modellen zijn gekalibreerd aan de hand van steady-state situaties. Het effect van dynamisch gedrag van de thermische condities valt dus buiten de scope van deze modellen. - Het statische model gaat uit van het idee, dat alleen thermo-fysiologische aspecten de thermische sensatie bepalen. Er bestaat echter inmiddels een aanzienlijke hoeveelheid onderzoeksgegevens die aantonen dat ook niet-thermische factoren een belangrijke rol spelen. Met name de mate waarin een persoon zelf invloed kan uitoefenen op de omgeving, maar ook het verwachtingspatroon ten aanzien van het thermische binnenklimaat, zijn belangrijke factoren. De eerste twee punten kunnen in principe worden opgevangen door bij gebruik van de statische modellen de invoergrootheden kledingweerstand en metabolisme te variëren. Bij de Rgd-weegurenaanpak wordt dit al gedaan. Wel is het nodig opnieuw te bepalen van welk metabolisme en kledingweerstand moet worden uitgegaan in verschillende werksituaties en bij verschillende binnen- en buitentemperaturen. Het derde punt is naar verwachting maar van beperkt belang, omdat de beschouwde situatie (kantoorarbeid) min of meer stationair is. Het vierde punt is het belangrijkst. De recente onderzoeken dragen nieuwe inzichten aan over de waardering van gebouwgebruikers voor het aangeboden binnenklimaat. Voor gebouwen met centraal geregelde binnentemperatuur en zonder te openen ramen worden, wanneer rekening wordt gehouden met aanpassing van de kledingweerstand bij verschillende buitentemperaturen, met het statische model van Fanger overigens dezelfde comforttemperaturen gevonden als met het adaptief model van Brager en De Dear, zie figuur 2. Dit model is opgesteld op, basis van verzamelde gegevens van veldonderzoek [5]. figuur 2: Comforttemperatuur in relatie tot gemiddelde buitentemperatuur bij gesloten gebouwen met een centraal geregelde klimaatinstallatie Thermisch Binnenklimaat als Gebouwprestatie, 24 november
7 Voor gebouwen met te openen ramen en met mogelijkheden voor persoonlijke beïnvloeding van het binnenklimaat constateren Brager en De Dear dat de gebouwgebruikers een van de neutrale thermische situatie zoals berekend met het PMV model afwijkende comforttemperatuur aangegeven [5]. Bij lage buitentemperaturen ligt de comforttemperatuur lager dan met het PMV-model wordt berekend en bij hogere buitentemperaturen hoger (figuur 3). figuur 3: Comforttemperatuur in relatie tot gemiddelde buitentemperatuur bij natuurlijk geventileerde gebouwen met mogelijkheden voor individuele beïnvloeding van het binnenklimaat. Het blijkt dat de comforttemperatuur in de praktijk voor natuurlijk geventileerde gebouwen veel sterker meebeweegt met de buitentemperatuur dan verklaard kan worden met het statische PMV-model. Daarin rekening houden met aanpassing van kledingweerstand en vergroten van de luchtsnelheid in het vertrek bij hogere temperaturen, verklaart slechts de helft van het waargenomen verschil. De Dear en Brager maken in hun artikel aannemelijk, dat de andere helft met name te maken heeft met de psychologische aanpassing aan een binnenklimaat dat het buitenklimaat veel sterker volgt dan in een geklimatiseerd gebouw. Dit leidt tot de conclusie dat de recente thermische geschiedenis die een persoon heeft ondergaan een belangrijke rol speelt, samen met de verwachting die een gebruiker heeft ten aanzien van zijn/haar gebouwde omgeving. De mean outdoor temperature zoals gebruikt door Brager en De Dear is overigens een gemiddelde over een langere periode (week, maand). Dat betekent dat voor de Nederlandse zomersituatie, waarin de gemiddelde dagtemperatuur over een periode van meerdere dagen nooit de ºC overschrijdt, er ook nooit met een grotere afwijking ten opzichte van waarden gevonden met het PMV-model dan 1 ºC behoeft te worden gerekend. Gewenste ontwikkelingen Zoals onder andere uit bovenstaande figuren blijkt is het zaak om de functionele eisen voor behaaglijkheid (temperaturen) in gebouwen opnieuw te bezien. Het is duidelijk dat daarbij verschil moet worden gemaakt tussen gebouwen met centrale luchtbehandeling en gesloten gevels, en natuurlijk geventileerde gebouwen met relatief veel beïnvloedingsmogelijkheden van het binnenklimaat door de gebruiker [6]. Daarnaast is het zaak prestatie-indicatoren te ontwikkelen die kunnen dienen voor de communicatie tussen verschillende actoren (opdrachtgever, ontwerper, adviseur). Daarvoor moet zo'n indicator aansluiten bij bekende begrippen, zoals de temperatuur. Ook kan worden gewerkt met referentie-(typen van) gebouwen. Daarnaast moet een prestatie-eis in termen van een dergelijke indicator ook kwantitatief houvast bieden om technische/fysieke oplossingen te ontwikkelen en te toetsen. Thermisch Binnenklimaat als Gebouwprestatie, 24 november
8 Werkwijze / resultaten nieuwe criteria Bij het opstellen van nieuwe criteria zal een zo goed mogelijke aansluiting bij de huidige praktijk worden gezocht. In principe kunnen adviseurs met criteria in de vorm van de huidige goed uit de voeten. De nieuwe kennis omtrent door gebruikers gewenste comforttemperaturen (Brager en De Dear) zal in de criteria worden opgenomen. Dit betreft met name het in veldonderzoek aangetoonde verband tussen comforttemperatuur en buitentemperatuur. Voor een deel biedt de huidige weegurenmethode hiervoor al voldoende mogelijkheden. Dit betreft de adaptatiemogelijkheden die mensen gebruiken om zich aan te passen aan hogere temperaturen door lichtere kleding te dragen en (in gebouwen met te openen ramen) de luchtsnelheid in het vertrek te vergroten. Deze aanpassing wordt ook al van oudsher in de simulatieberekeningen als invoervariabele meegenomen. Wel moet nader worden vastgelegd wat de juiste uitgangspunten zijn voor deze berekeningen. De door Brager en De Dear vastgestelde afwijking van de door gebouwgebruikers aangegeven comforttemperatuur en de berekende neutrale temperatuur (PMV = 0) als gevolg van psychologische adaptatie, moet apart worden behandeld. Een mogelijkheid lijkt om de grens waarboven de overschrijdingsuren worden geteld te verschuiven in afhankelijkheid van de gemiddelde buitentemperatuur van de voorafgaande periode. Wat betreft de criteria zal ook afstemming worden gezocht met de in ontwikkeling zijnde nieuwe versie van ASHRAE 55: "Thermal Environmental Conditions for Human Occupancy". Door het uitvoeren van een aantal simulatieberekeningen kan de aansluiting van een nieuw geformuleerd criterium bij de huidige aanpak worden geëvalueerd. Een echte validatie kan evenwel alleen worden verkregen door veldonderzoek. Onderdeel van het project vormt dan ook het opstellen van een plan voor een langer lopend veldonderzoek. Communiceerbaarheid In veel gevallen is het op dit moment zo, dat een adviseur de (in abstracte termen) geformuleerde functionele eisen van de opdrachtgever/klant, vertaalt in kwantitatieve prestatie-eisen en vervolgens één of meer oplossingen voorstelt, die aan deze kwantitatieve eisen voldoen. De klant kan vervolgens mede op basis van andere randvoorwaarden en prestaties een keuze maken. Hoewel formeel wel rekenschap wordt afgelegd aan de klant, in termen van kwantitatieve prestaties, speelt de communicatie zich eigenlijk af op het vlak van de (niet gekwantificeerde) functionele eisen. Voor de vertaling naar technische oplossingen moet de klant geheel vertrouwen op de adviseur. Daarbij zal voorlopig nog worden teruggegrepen op de bij de Rijksgebouwendienst ontwikkelde criteria, met daarbij in het achterhoofd dat voor gebouwen met gesloten gevels deze uitgangspunten nog zo gek niet zijn en dat ze voor natuurlijk geventileerde gebouwen wat aan de strenge kant zijn. Om een betere communicatie over het thermisch binnenklimaat mogelijk te maken moet echter worden gezocht naar een vertaling van de weeguren, of een andere indicator als die in de loop van het project bepaald mocht zijn, naar een indicator die meer intuïtief kan worden begrepen. Richtingen waarin de gedachten gaan betreffen het werken met referenties (voorbeelden van binnenklimaten), en/of beter aansluitende kwantitatieve begrippen, ook kan worden gedacht aan een soort rapportcijfers. Thermisch Binnenklimaat als Gebouwprestatie, 24 november
9 Werkwijze / resultaten ontwerp- en beoordelingshulpmiddelen Vroege ontwerpfase Voor de vroege ontwerpfase kan worden gedacht aan instrumenten vergelijkbaar met de bestaande ISSO/SBR publicatie 300: Energie efficiënte kantoorgebouwen; binnenklimaat en energiegebruik [10]. De gegevens zullen moeten worden aangepast aan de nieuwe binnenklimaat indicator, waarbij uiteraard onderscheid wordt gemaakt tussen gebouwen met en zonder invloed van de gebruikers op het binnenklimaat. Daarnaast is ook een actualisering nodig t.a.v. gebruikte isolatiewaarden en nieuwe klimaatsystemen (o.a. klimaatplafonds). Verder ligt het voor de hand dit soort gegevens niet meer (alleen) in een boek maar (ook) op CD of op het internet aan te bieden. Ook kan worden gedacht aan een (al dan niet eenvoudig) computerprogramma in plaats van tabellen en/of figuren met gegevens. Bij het project hoort wel het verkennen van de mogelijkheden en het opstellen van een projectplan, maar niet de realisatie van de instrumenten. Met name bij instrumenten voor deze fase moet aandacht worden besteed aan de communiceerbaarheid van de resultaten. Definitief ontwerp / bestek Voor de fase van definitief ontwerp en bestek kan gebruik worden gemaakt van de bestaande voor bepaling met behulp van de nieuwe indicator geschikt gemaakte simulatieprogramma s (o.a. VABI VA114, Suncode, enz.). Tot het project behoort ook het aangeven van welke berekeningen met de programma s moeten kunnen worden gemaakt en de wijze waarop de uitkomsten moeten worden gepresenteerd (communiceerbaarheid). Daarnaast zullen getalswaarden voor de invoervariabelen worden aangegeven waarvan bij de berekeningen gebruik moet worden gemaakt om aan te sluiten bij de nieuwe indicator en criteria. Bestaande gebouwen Een goed bruikbare methode is metingen doen in een gebouw en daarnaast een computersimulatie uitvoeren. Als het computermodel wordt gevoed met de meetgegevens van buitenklimaat (eventueel van het KNMI) en gegevens over het feitelijke gedrag van de gebruikers in het gebouw, kan het model worden gefit en kunnen met dit model via berekeningen met een standaardjaar uitspraken worden gedaan over de mate waarin het gebouw aan de, op binnenklimaatgegevens van een heel jaar gebaseerde criteria voldoet. Hiervoor zal een protocol worden beschreven. Omdat de hierboven beschreven werkwijze zeer arbeidsintensief is, daardoor kostbaar en in de praktijk vaak niet haalbaar, zal daarnaast een andere, meer globale methode worden ontwikkeld. Gedacht wordt aan een instrument waarmee gebouwen rechtstreeks kunnen worden beoordeeld op basis van binnen- én buitentemperatuurmetingen van beperkte duur (één à twee dagen tot een week). Hiervoor zal voor een aantal prototypen van gebouwen via simulatieberekeningen een relatie worden gelegd tussen de kwaliteit van het binnenklimaat over een korte periode en het binnenklimaat over een geheel jaar. Als deze relatie wordt bepaald voor een aantal prototypen van buitenklimaat over één of twee weken, moet het mogelijk zijn om een bij het actuele gemeten buitenklimaat redelijk passend prototype buitenklimaat te kiezen en op basis daarvan het resultaat van de binnenklimaat metingen als het ware op te schalen naar het resultaat dat zou zijn gevonden als gedurende een heel (standaard) jaar zou zijn gemeten. Als dit een reële weg blijkt zal zo n methode worden ontwikkeld en beschreven. Als een en ander niet mogelijk blijkt zullen ook andere mogelijkheden op hun haalbaarheid worden onderzocht. Thermisch Binnenklimaat als Gebouwprestatie, 24 november
10 Afsluiting De bedoeling is dat het project aan het eind van 2001 is afgerond. De resultaten zullen worden vastgelegd in een ISSO-publicatie. De nieuwe criteria en instrumenten zullen daarmee in de praktijk kunnen worden ingezet. Er zal worden gezorgd voor een goede aansluiting met de huidige praktijk. Om tot de noodzakelijke validering van een en ander te komen zullen voorstellen voor een veldonderzoek worden gedaan waarin resultaten van praktijkevaluaties van op basis van de nieuwe instrumenten ontwikkelde of beoordeelde gebouwen worden verzameld. Op basis van dit veldonderzoek kan de methode na verloop van tijd zonodig worden bijgesteld. Literatuur 1. "Thermal Comfort", P.O. Fanger, McGraw Hill, New York, "Binnenklimaatcondities in kantoorruimten van nieuwe gebouwen", Rijksgebouwendienst, Hoofdafdeling Bouw, Afdeling Warmte- en Luchttechniek, 's Gravenhage, januari "Ontwerp binnencondities en thermische behaaglijkheid in gebouwen", Stichting ISSO, researchrapport 5, Rotterdam, "Bouwfysische kwaliteit Rijkshuisvesting"; wettelijke eisen en Rgd-richtlijnen, Rijksgebouwendienst, 's Gravenhage, september 1999 (te downloaden via 5. "Developing an adaptive model of thermal comfort and preference", R.J. de Dear en G.S. Brager, ASHRAE Transactions, Technical paper for the Winter Meeting "Evaluatie van prestatie-indicatoren voor thermische behaaglijkheid in gebouwen", ir. M.S. de Wit en ir. A.C. van der Linden, TU-Delft/CiTG/GBT en ir. A.K. Raue, Boerstra Binnenmilieu Advies, uitgegeven als ISSO-rapport PG-110, Rotterdam november "Thermal comfort and building performance under summer conditions: developing an improved criterion", A.C. van der Linden, TUD/CiTG/GBT, A.K. Raue en A.C. Boerstra, Boerstra Binnenmilieu Advies, International Building Physics Conference, Eindhoven, september "Gematigde thermische binnenomstandigheden. Bepaling van de PMV- en de PPD-waarde en specificatie van de voorwaarden voor thermische behaaglijkheid" (ISO 7730:1994), Uitgegeven door het Nederlands Normalisatie Instituut, Delft, (nieuwste versie) NEN-EN-ISO 7730, mei "Beoordeling van het thermisch binnenklimaat", G.F.M. Brouwers en A.C. van der Linden, Klimaatbeheersing v18 n7 pp , "Energie-efficiënte kantoorgebouwen, binnenklimaat en energiegebruik", Stichting ISSO / Stichting Bouwresearch, publicatie 300, Rotterdam, Samenvatting Binnen Nederland worden voor het beoordelen van het thermisch binnenklimaat in gebouwen voornamelijk de richtlijnen (1979 en 1991) van de Rijksgebouwendienst gebruikt. Met name de in 1991 opgestelde criteria in de vorm van "gewogen overschrijdingsuren" leveren nog wel eens stof voor discussie op. In dit artikel worden deze richtlijnen en de achtergronden daarvan nog eens toegelicht. Maar ook wordt melding gemaakt van een op 1 september 2000 met ondersteuning van NOVEM en Rijksgebouwendienst gestart project waarin een vernieuwing van deze richtlijnen wordt nagestreefd. Enerzijds betreft dit het verbeteren van de communiceerbaarheid, nodig gezien de regelmatig voorkomende discussie over de achtergronden, anderzijds betreft dit het verwerken van nieuwe inzichten (Brager en De Dear) over de gewenste comforttemperatuur. Met name gaat het daarbij om de door hen aangetoonde afhankelijkheid van de buitentemperatuur over een voorafgaande periode. De nieuwe criteria en beoordelingsinstrumenten zullen in een ISSO-publicatie worden vastgelegd. Thermisch Binnenklimaat als Gebouwprestatie, 24 november
Nieuwe wegen in comfort van kantoorgebouwen. Door: ir. E.N. t Hooft
Nieuwe wegen in comfort van kantoorgebouwen Door: ir. E.N. t Hooft 1 INHOUD PRESENTATIE Inleiding Binnenmilieu Thermisch comfort Beoordelingsmethoden Consequenties ATG-methode Conclusie 2 FASEN IN BOUWPROCES
Nadere informatiePRAKTIJKONDERZOEK THERMISCH COMFORT
PRAKTIJKONDERZOEK THERMISCH COMFORT VERGELIJKING VAN DE ATG-METHODE MET DE GTO-METHODE IN DE PRAKTIJK ir. M. van Beek, TU Delft faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen, momenteel werkzaam bij Peutz
Nadere informatieBinnenklimaat in de zorg wie z n zorg?! Roberto Traversari TNO Centrum Zorg en Bouw
Binnenklimaat in de zorg wie z n zorg?! Roberto Traversari TNO Centrum Zorg en Bouw Heeft u het warm? Wellicht wel na het beantwoorden van de volgende vragen voor uw situatie Wat is volgens U het binnenklimaat?
Nadere informatieJBo/ /NRe Rotterdam, 29 januari 2003
Notitie 20021236-4: Het ClimaRad ventilatieconcept en het thermische binnenklimaat in de zomerperiode. JBo/20021236-4/NRe Rotterdam, 29 januari 2003 1. Inleiding. In opdracht van Brugman Radiatoren is
Nadere informatieAdaptieve Temperatuurgrenswaarden
Adaptieve Temperatuurgrenswaarden Praktijkonderzoek naar de nieuwe Nederlandse richtlijn voor de beoordeling van het thermische binnenklimaat in kantoorgebouwen Marco van Beek Augustus 2006 Adaptieve Temperatuurgrenswaarden
Nadere informatieAdaptief thermisch comfort verklaard met Fanger-model
Adaptief thermisch comfort verklaard met Fanger-model Over thermisch comfort is de Predicted Mean Vote (PMV; Predicted Percentage of Dissatisfied (PPD)) een alom bekende en veel gebruikte prestatie-indicator
Nadere informatieAdaptieve Temperatuurgrenswaarden (ATG)
Adaptieve Temperatuurgrenswaarden (ATG) Deel 1: Theoretische achtergronden van de nieuwe richtlijn voor de beoordeling van het thermisch binnenklimaat S.R. Kurvers, 1,2, A.C. van der Linden 1, A.C. Boerstra
Nadere informatieDe rekenresultaten laten zien
Nieuwe beoordelingsmethode thermische binnenklimaat Thermische behaaglijkheid in kantoren Sinds kort is er in Nederland, naast de TO en GTOmethode, een nieuwe methode beschikbaar om het thermische binnenklimaat
Nadere informatieTHERMISCH COMFORT VAN TUFSTENEN LEEFRUIMTES IN CAPPADOCIË
THERMISCH COMFORT VAN TUFSTENEN LEEFRUIMTES IN CAPPADOCIË Petra Briggen en Lisje Schellen, Technische Universiteit Eindhoven, unit Building Physics and Systems Binnen dit onderzoek is het thermisch comfort
Nadere informatieNieuwe Nederlandse comfortnormen nader bekeken
Nieuwe Nederlandse comfortnormen nader bekeken Normen en richtlijnen voor thermisch comfort, waaronder ISO 7730, worden voortdurend bijgewerkt en aangepast. Dit artikel geeft een beknopt overzicht van
Nadere informatieDe invloed van een dynamisch binnenklimaat op thermisch comfort en productiviteit
De invloed van een dynamisch binnenklimaat op thermisch comfort en productiviteit ir. Lisje Schellen L.Schellen@tue.nl NVvA 27-11-2009 Inhoud Inleiding Experiment Methoden Resultaten Discussie Conclusie
Nadere informatieAdaptief thermisch comfort in de praktijk
Veldonderzoek naar de ATG-richtlijn, deel 1: theorie en praktijk vergeleken Adaptief thermisch comfort in de praktijk In eerdere nummers van TVVL Magazine (1, 2, 3, 4) zijn de achtergronden van de Adaptieve
Nadere informatieBesluit MT Dienst Huisvesting
Nummer : Bijlage 26 bij besluitnr. 108 Datum : 9-08-2007 Afzender : Y. de Weerd - Vastgoed Advisering Kenmerk : DH_VA_002 In deze beleidsnotitie wordt het beleid van de Dienst Huisvesting met betrekking
Nadere informatieTekst: Cees van de Sande
Het lijkt zo vanzelfsprekend als we zeggen dat klaslokalen zijn gemaakt om optimaal te kunnen leren. Helaas is dat niet altijd het geval. Het klimaat in klaslokalen kan zelfs een negatief effect op de
Nadere informatie2. EISEN BINNENKLIMAAT
2. EISEN BINNENKLIMAAT 2.1 Kwaliteit Als veel van het binnenklimaat afhangt, zoals bij de productie van micro-elektronische componenten, teelt van klimaatgevoelige gewassen, conservering van onvervangbare
Nadere informatieDe waardering van het thermische binnenklimaat in de praktijk
De waardering van het thermische binnenklimaat in de praktijk Dennis Faas BSc. 3 4 De waardering van het thermische binnenklimaat in de praktijk De waardering van het thermische binnenklimaat in de praktijk
Nadere informatieOPLEIDING DUURZAAM GEBOUW : PASSIEF EN (ZEER) LAGE ENERGIE
OPLEIDING DUURZAAM GEBOUW : PASSIEF EN (ZEER) LAGE ENERGIE Dag 1.4 Comfortcriteria LENTE 2013 Stéphan Truong Beheerder van de opleiding voor rekening van Leefmilieu Brussel TRAINING.IBGEBIM@ecorce.be 2
Nadere informatieThermische prestatie contracten
10 november 2005 Thermische prestatie contracten Conform ISSO-publicatie 74 Bert Elkhuizen Chrit Cox TNO Bouw en Ondergrond te Delft Contactgegevens: 015 276 33 10 Bert.Elkhuizen@tno.nl Inhoudsopgave 1.
Nadere informatiePersoonlijke beïnvloeding van het binnenklimaat: effect op comfort, gezondheid & productiviteit
Bouwfysica Kennisdag NVBV 14 juni 2017 Persoonlijke beïnvloeding van het binnenklimaat: effect op comfort, gezondheid & productiviteit dr.ir. Atze Boerstra HOE HET BEGON IN AUTO S BIJNA NOOIT BINNENKLIMAATKLACHTEN,
Nadere informatieThermische comfortonderzoek nabij de balie in Flux Technische Universiteit Eindhoven van Aarle, M.A.P.; Diepens, J.F.L.
Thermische comfortonderzoek nabij de balie in Flux Technische Universiteit Eindhoven van Aarle, M.A.P.; Diepens, J.F.L. Gepubliceerd: 17/04/2015 Document Version Uitgevers PDF, ook bekend als Version of
Nadere informatieWanneer is het te warm om te werken?
Bewaakt permanent het binnenklimaat van gebouwen Evalueert van op afstand de werking van de installaties Optimaliseert samen met u het energieverbruik Wanneer is het te warm om te werken? METIZ T. +32
Nadere informatiePersoonlijke controle van installaties op de werkplek
Conferentie Gebouwautomatisering 2016 Persoonlijke controle van installaties op de werkplek dr.ir. Atze Boerstra TU Eindhoven & BBA Binnenmilieu HOE HET BEGON 2 Persoonlijke controle van installaties op
Nadere informatieRgd. Thermohygrisch comfort
Rgd 2 Thermohygrisch comfort Het thermohygrisch comfort in de huisvesting moet zodanig zijn dat de gezondheid van gebruikers en bezoekers niet nadelig beïnvloed wordt en een optimale uitvoering van het
Nadere informatieNatuurlijke ventilatie van leslokalen
Natuurlijke ventilatie van leslokalen Seminar Actiflow - CFD in de bouw 20 mei 2011 ir. Henk Versteeg Inhoud presentatie Introductie LBP SIGHT Binnenmilieu basisscholen Ventilatie basisschool De Schakel
Nadere informatieNIVEAU 3: ANALYSE. INLEIDING Expertise
SOBANE methode: Thermische omgevingsfactoren NIVEAU 3: ANALYSE INLEIDING Expertise PREVENTION Doelstellingen Het risico van thermische belasting of ongemak evalueren onder de omstandigheden die tijdens
Nadere informatieLiteratuurstudie thermisch comfort
Literatuurstudie thermisch comfort EOS-LT DP 2015 WP1 Datum Februari 2012 TU Delft, Faculteit Bouwkunde, afd. Bouwtechnologie, sectie Climate Design and Sustainability, ing. S. Kurvers, ir. K. van der
Nadere informatieOp weg naar een beter binnenmilieu in bestaande schoolgebouwen
Op weg naar een beter binnenmilieu in bestaande schoolgebouwen Seminar Swegon Air Academy 11 november 2008 ir. Froukje van Dijken BBA Binnenmilieu 010-2447025 www.binnenmilieu.nl Dagelijks 20.000 leerlingen
Nadere informatieArchitecture building and planning, Technische Universiteit Eindhoven
Gebruikersinvloed op Intelligent Building klimaatsystemen Psychisch comfort als extra ontwerpparameter voor het ontwerpen van zelfregulerende klimaatsystemen Gielen, J.T.J., Kitslaar, K.P.H.M., Zimny,
Nadere informatieROBUUSTHEID VOOR KLIMAATVARIATIES een vergelijking van klimatiseringsconcepten met behulp van gebouwsimulatie
Mw.ir. J.E.J. (Janneke) Verkerk-Evers, TU Eindhoven, Adviesburo Nieman BV Dipl.-Ing. C. (Christian) Struck (FH), TU Eindhoven Ir. R.A.P. (Ruud) van Herpen, Adviesburo Nieman BV Prof.dr.ir. J.L.M. (Jan)
Nadere informatieCopyright SBR, Rotterdam
Zon en ramen Zon en ramen Regels voor de keuze van raamgrootte en zonwering voor gebouwen zonder mechanische koeling 74 I Stichting Bouwresearch / Kluwer Technische Boeken B.V. - Deventer - Antwerpen
Nadere informatiePresentatie en gebruik van productgegevens. Suskasten en het bouwbesluit
Presentatie en gebruik van productgegevens Suskasten en het bouwbesluit In Nederland wordt tot nu toe de akoestische prestatie van geluidgedempte ventilatievoorzieningen (suskasten) gegeven door de geluidisolatie
Nadere informatieBinnenlucht kwaliteit in verpleegtehuizen en het effect op de verspreiding van infectieziekten
Binnenlucht kwaliteit in verpleegtehuizen en het effect op de verspreiding van infectieziekten Marije te Kulve BEZO 14-10-2013 Supervisors: Prof.dr. H.S.M. Kort, TU/e Dr.ir. M.G.L.C. Loomans, TU/e Ir.
Nadere informatieKlimatiseringsconcepten voor de toekomst
Klimatiseringsconcepten voor de toekomst Klimaatinstallaties in bijv. kantoren worden in de praktijk ontworpen op basis van computersimulaties, waarbij gebruik wordt gemaakt van ruim 40 jaar oude weergegevens
Nadere informatieONE. Simulations. Onderzoeksrapport CFD Simulaties. Klimaat in een klaslokaal voorzien van een Easy-Klima klimaatplafond. Datum: 17 oktober 2012
Onderzoeksrapport CFD Simulaties Klimaat in een klaslokaal voorzien van een Easy-Klima klimaatplafond Datum: 17 oktober 2012 BV T: +31 (0)715680900 Schipholweg 103 F: +31 (0)715289559 2316 XC Leiden E:
Nadere informatieIs adaptieve thermische behaaglijkheid relevant voor de Nederlandse situatie? 1
Is adaptieve thermische behaaglijkheid relevant voor de Nederlandse situatie? 1 Doc.dr.ir. Jan Hensen 2 en Ing. Lada Centnerova, PhD 3 Samenvatting De oorspronkelijke bedoeling van dit artikel was het
Nadere informatieBBA. Boerstra Binnenmilieu Advies
! BBA Boerstra Binnenmilieu Advies 1 " # $ % "&''( 2 )* * Meten weten? Of is weten meer dan meten? 3 +, -. / 0+ & 1 2 3 4 56 / + 5 5 5 4 ! / 7 8 : 7 9 0 / 3 7 ; 8 00 9 7 0 9 5 ! 0/ : 0 + 0-00 : 6 4 5 Discomfort,
Nadere informatieir. Atze Boerstra,BBA Binnenmilieu ir. Jaap Hogeling, ISSO COMFORT en KLIMAATPLAFONDS, BKA en VLOER-WAND verwarming/koeling
ir. Atze Boerstra,BBA Binnenmilieu ir. Jaap Hogeling, ISSO COMFORT en KLIMAATPLAFONDS, BKA en VLOER-WAND verwarming/koeling Aldus Senter Novem Lage Temperatuur Verwarming = meer comfort met minder energie
Nadere informatieBasisrapport Prestatiemeten Deel A: Ingeneursbureaus
Basisrapport Prestatiemeten Deel A: Ingeneursbureaus Inhoudsopgave 1 Inleiding 2 1.1 Basisrapport: Algemeen Deel... 2 1.2 Gebruik van Prestatiemeting als gunningcriterium... 2 2 Algemeen 3 2.1 Indicatoren...
Nadere informatieRapport 834 Oud, W., & Emmelot, Y. (2010). De visitatieprocedure cultuurprofielscholen. Amsterdam: Kohnstamm Instituut.
Samenvatting Rapport 834 Oud, W., & Emmelot, Y. (2010). De visitatieprocedure cultuurprofielscholen. Amsterdam: Kohnstamm Instituut. In 2007 is de Vereniging CultuurProfielScholen (VCPS) opgericht, het
Nadere informatieVoorbeeld. Preview NEN-EN-ISO Gematigde thermische binnenomstandigheden.
Nederlandse NEN-EN-ISO 7730 Gematigde thermische binnenomstandigheden. Bepaling van de PMV- en de PPD-waarde en specificatie van de voorwaarden voor thermische behaaglijkheid (ISO 7730:1994) Moderate thermal
Nadere informatieOververhitting THERMISCH COMFORT. Seminarie Duurzame gebouwen. 21 juni 2019
Seminarie Duurzame gebouwen Oververhitting 21 juni 2019 THERMISCH COMFORT Van subjectieve definitie naar objectieve benadering Muriel BRANDT Studiebureau écorce INLEIDING Sedert het begin van de jaren
Nadere informatieBij Value Engineering wordt vaak gebruik gemaakt van Value Metrics, waarmee waarde
Toepassing Value Metrics in Value Engineering (VE) studies Dew Ramadhin Bij Value Engineering wordt vaak gebruik gemaakt van Value Metrics, waarmee waarde gekwantificeerd wordt. Aan de hand van twee voorbeelden
Nadere informatieTechnical Inspection Service
Technical Inspection Service Bijlage XX bij de Vraagspecificatie Werkzaamheden TIS Gebouwinstallaties Versie 2.0 13-04-2012 Van Auteur TIS Branchevereniging R.G.D. Kenmerk Versie 2.0 Datum 13/04/2012 Bestand
Nadere informatieOmgevingsfactoren op de arbeidsplaatsen De temperatuur
Omgevingsfactoren op de arbeidsplaatsen De temperatuur Dr. Maurits De Ridder D.G. Humanisering van de arbeid, FOD WASO Vakgroep maatschappelijke gezondheidkunde, Universiteit Gent Belgian Society for Occupational
Nadere informatieGebouwsimulatie koppelen aan Productiviteit en Ziekteverzuim
Gebouwsimulatie koppelen aan Productiviteit en Ziekteverzuim Binnenmilieu heeft duidelijke invloed op Productiviteit en Ziekteverzuim van de medewerkers De ISSO/Rehva handleiding 901 Binnenmilieu en productiviteit
Nadere informatieMaisonette woning links Maisonette woning rechts
Temperatuuroverschrijding berekening Om te bepalen of het in de zomer te warm wordt in de woningen is ervoor gekozen om een temperatuuroverschrijding berekening te maken. Deze berekening geeft aan hoe
Nadere informatieRekenen aan duurzaam vastgoed
Rekenen aan duurzaam vastgoed Ir. John Bergs BenR Adviseurs voor duurzaamheid VOGON studiemiddag, 3 april 2008 Inhoud Duurzaamheid en gezondheid Gezondheidsmodule GreenCalc+ Aanleiding en uitgangspunten
Nadere informatieWat kun je meten én verbeteren bij klimaatklachten in gebouwen?
Wat kun je meten én verbeteren bij klimaatklachten in gebouwen? Pagina 1 van 6 Inhoud Inhoud... 2 Klimaatklachten... 3 Welke klachten zijn het meestal?... 3 Klimaatonderzoek kan klimaatklachten verbeteren...
Nadere informatieCLIMATE ADAPTIVE BUILDING SHELLS EEN VOORONDERZOEK
CLIMATE ADAPTIVE BUILDING SHELLS EEN VOORONDERZOEK Leo Bakker 1, Bart de Boer 2, Pieter de Wilde 3 Marinus van der Voorden 1 1 TNO Bouw en Ondergrond, Delft, Nederland 2 Energieonderzoek Centrum Nederland,
Nadere informatieThermische Betonkern Activering Handboek TBA
Uw comfort, onze missie! WTH Vloerverwarming is de toonaangevende leverancier van vloer- en wandsystemen voor verwarmen en koelen. Al meer dan 30 jaar ontwikkelt, produceert en verkoopt WTH met succes
Nadere informatieKlimaat onderzoek Mobiliteitsbranche 2010
Definitief Klimaat onderzoek Mobiliteitsbranche 2010 De heer M. Bakker, senior consultant/arbeidshygiënist: projectleider Paraaf Datum: februari 2011 KeurCompany Postbus 10.000 1970 CA IJmuiden Telefoonnummer
Nadere informatieNatuurlijke toevoer en comfort Een samenvatting van nationaal en internationaal onderzoek
Natuurlijke toevoer en comfort Een samenvatting van nationaal en internationaal onderzoek W.F.de Gids TNO Bouw en Ondergrond Symposium 12 november 2008 Etten Leur Tocht Te koude relatief hoge luchtsnelheid
Nadere informatieHet Binnenmilieuprofiel voor woningen
Het Binnenmilieuprofiel voor woningen Snelle METHODE om het binnenmilieu van een woning (incl. verbetermogelijkheden) in kaart te brengen, bij NIEUWBOUW maar vooral ook bij groot ONDERHOUD en RENOVATIES
Nadere informatieTemperatuurmetingen en berekeningen aan een zwart-, een wit en een groendak van het winkelcentrum Alexandrium te Rotterdam.
Temperatuurmetingen en berekeningen aan een zwart-, een wit en een groendak van het winkelcentrum Alexandrium te Rotterdam. Gerrit Hulstein, ir., Bouwfysica, Peutz Postbus 66 6585 ZH Mook T: 024 3570761
Nadere informatie25 jaar NVBV gefeliciteerd! THERMISCH COMFORT TOEN EN NU STRENGERE EISEN, BETERE GEBOUWEN? Peter Wapenaar
21 mei 2015 25 jaar NVBV gefeliciteerd! THERMISCH COMFORT TOEN EN NU STRENGERE EISEN, BETERE GEBOUWEN? Peter Wapenaar Hoe was het voordien? Bouwkundig: -Isolatie na oliecrisis -Dubbel glas / Thermopane
Nadere informatieThemablad Binnenklimaat NOM Keur
Themablad Binnenklimaat NOM Keur Onderwerp Themablad Binneklimaat NOM Keur Datum 19 december 2016 Versie versie 1.01 Auteurs Desmond Hughes Auteursrechten Copyright 2016 door Vereniging De BredeStroomversnelling
Nadere informatieDe winst van een gezond binnenklimaat
De winst van een gezond binnenklimaat Wat hebben 5.000.000.000 en de huisstofmijt met elkaar te maken? Dat ontdekt u in het komende half uur! Het spel De prijs Proefvraag 1. Heeft u thuis een gezond binnenklimaat?
Nadere informatieBinnenklimaateisen: waar gaat het binnen Europa naar toe?
Binnenklimaateisen: waar gaat het binnen Europa naar toe? ir. Atze Boerstra BBA Binnenmilieu www.binnenmilieu.nl IBPSA TVVL TUE 14 september 2006, Eindhoven Richting ADAPTATIE alias met de buitentemperatuur
Nadere informatieVA114 in het ontwerpproces
VA114 in het ontwerpproces Een evenwicht tussen installaties, economie en architectuur Peter van den Engel Inhoudsopgave Wat is VA114? Comfortmodellen Energie-evaluatie Werken met VA114 Simulatie laboratorium
Nadere informatieNieuwe EPBD gerelateerde binnenmilieunorm
Binnenmilieu Atze Boerstra, Bjarne Olesen, Olli Seppänen Input voor ontwerp en energieprestatieberekening Nieuwe EPBD gerelateerde binnenmilieunorm De Europese Organisatie voor Normalisatie (CEN) heeft
Nadere informatieFunctioneren van WKO installaties
Functioneren van WKO installaties Het belang van goed beheer Klaasjan van der Maas Unica Ecopower Arjan van Bon Royal HaskoningDHV Vragen 1. Hoe ziet de nieuwe wetgeving en certificering eruit? 2. Hoe
Nadere informatieVergelijking tussen decentrale klimaatinstallatie systemen
Vergelijking tussen decentrale klimaatinstallatie systemen Onderzoeksrapport Climate design research lab Building Technology Faculteit Bouwkunde TU DELFT 25-06-2010 Bert van Diepen 1367153 Hoofdbegeleider:
Nadere informatieBewoners ervaringen & energiemetingen Poorters van Montfoort
Bewoners ervaringen & energiemetingen Poorters van Montfoort BBA Binnenmilieu ir. Eline Vermeulen ev-bba@binnenmilieu.nl 1 ACTIVE HOUSE RADAR (bron: ActivehouseNL.info) Berekende prestatie voor de renovatie
Nadere informatieIntroductie 4/25/2013. Impacts of climate change on the indoor environmental and energy performance of buildings Klimaatadaptatiemaatregelen op
4/25/2013 Kennisconferentie Deltaprogramma 2013 Impacts of climate change on the indoor environmental and energy performance of buildings op Part of Climate Proof Cities consortium of the gebouwniveau:
Nadere informatie~omazo... l'v Ambachte'ß. j\ Hoofdbedrijfs(hap. TNO: "Zonwering al in bouwontwerp meenemen"
~omazo..... j\ Hoofdbedrijfs(hap l'v Ambachte'ß -c TNO: "Zonwering al in bouwontwerp meenemen" AUTOMATISCHE ZONWERING BESPAART ENERGIE EN VERBETERT BINNENKLIMAAT Automatische zonwering kan op kantoor en
Nadere informatieBouwbesluit 2012, industriefunctie, gelijkwaardigheid, nieuwbouw, thermische isolatie Datum: 15 juni 2019 Status: magazijn.
Trefwoorden: Bouwbesluit 2012, industriefunctie, gelijkwaardigheid, nieuwbouw, thermische isolatie Datum: 15 juni 2019 Status: Definitief Dit advies is opgesteld voor deze specifieke casus en is niet algemeen
Nadere informatieBS It Pertoer/ Weidum Samenvatting Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS It Pertoer Ouders vinden 'De leerkracht' op school het belangrijkst
BS It Pertoer/ Weidum Samenvatting Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS It Pertoer Enige tijd geleden heeft onze school BS It Pertoer deelgenomen aan de oudertevredenheidspeiling. In heel Nederland
Nadere informatieWarm en koud. 8/26/2013 Leen Peeters
Warm en koud 8/26/2013 1 Overzicht Inleiding Thermisch comfort Hoe? Conclusie 8/26/2013 2 Inleiding Warm en koud?! Binnenklimaat Verwarmen, koelen, ventileren Buitenklimaat 8/26/2013 3 Inleiding Binnenklimaat
Nadere informatieRobuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid
Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid Dr.ir. P.W. Heijnen Faculteit Techniek, Bestuur en Management Technische Universiteit Delft 22 april 2010 1 1 Introductie De
Nadere informatieDYNAMISCHE SIMULATIES NOOD AAN KWALITEITSKADER?
DYNAMISCHE SIMULATIES NOOD AAN KWALITEITSKADER? IBPSA 18/3/2019 Ing. Geert Bellens Adviseur comfort en binnenklimaat sinds 2003 2003-2007: Projectleider duurzaam bouwen Eerste ervaringen met passiefkantoren,
Nadere informatieSamenvatting. BS De Bonte Mol/ Schermerhorn. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Bonte Mol
Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Bonte Mol Enige tijd geleden heeft onze school BS De Bonte Mol deelgenomen aan de oudertevredenheidspeiling. In heel Nederland hebben in totaal 197603 ouders
Nadere informatieThemakatern duurzaamheid
ziekteverzuim cijfer totaal investering totaal energie totaal onderhoud ziekteverzuim docenten (klasse B1) (klasse B2) (klasse B2' ) vloerverwarming + 6% 5% 5% 5% 4% -- - +/- + ++ 6,5 8 Themakatern duurzaamheid
Nadere informatieDeze centrale vraag leidt tot de volgende deelvragen, die in het onderzoek beantwoord zullen worden.
Aan: Gemeenteraad van Druten Druten, 27 juli 2015 Geachte voorzitter en leden van de gemeenteraad, In de eerste rekenkamerbrief van 2015 komt inkoop en aanbesteding aan bod. Dit onderwerp heeft grote relevantie,
Nadere informatieDe sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid
Kees van den Bos De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid In deze bijdrage wordt sociaal-psychologisch onderzoek naar sociale rechtvaardigheid besproken. Sociaal-psychologen
Nadere informatiebestbuildingconcept Ingenieursbureau voor comfort en energie in gebouwen
Oververhitting in scholen: aandachtspunten Zeer vaak krijgen wij de vraag om de oververhitting van een school te bestuderen. Dit gebeurt via een dynamische simulatie waarbij een aantal typelokalen worden
Nadere informatie(art. 2 der statuten van de Sticht ing Bouwresearch) (art. 3 der statuten van de Stichting Bouwresearch) Copyright SBR, Rotterdam
Het doel van de Stichting is het coördineren, stimuleren en begeleiden van het bouwtechnische en bedrijfstechnische speurwerk in de bouwnijverheid en de verbreiding van de resultaten, zowel ten behoeve
Nadere informatieKlimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland
Page 1 of 6 Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland Hoe voorspeld? Klimaatscenario's voor Nederland (samengevat) DOWNLOAD HIER DE WORD VERSIE In dit informatieblad wordt in het kort klimaatverandering
Nadere informatiePBE00008 Basisrapport Prestatiemeting algemeen deel
Kwaliteitsmanagementsysteem Procurement PBE00008 Basisrapport Prestatiemeting algemeen deel Versie nummer: V4.0 Versie datum: 01/09/2018 Documentnummer: PBE00008 Auteur: Proceseigenaar: Procesbeheerder:
Nadere informatieBIJLAGE 1 PRESTATIE INDICATOR P (ONDERNEMEND SAMENWERKEN) NORM:
BIJLAGE 1 PRESTATIE INDICATOR P (ONDERNEMEND SAMENWERKEN) TITEL PI: Samenwerking Board DEFINITIE: Het meten van de mate van samenwerking op boardniveau controle op de mate van samenwerking van de onderhoudspartij.
Nadere informatieRekentool Veiligheidsklassen werken met verontreinigde grond (versie 4.x, Conform CROW Publicatie 132, 4e druk)
Rekentool Veiligheidsklassen werken met verontreinigde grond (versie 4.x, Conform CROW Publicatie 132, 4e druk) Inleiding Vaststellen van de veiligheidsklasse Maatregelen voor het werken in en met verontreinigde
Nadere informatieInvloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting
xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het
Nadere informatieAddendum Handboek Installatietechniek juni 2012
Addendum Handboek Installatietechniek juni 2012 juni 2012, Stichting ISSO Rotterdam Addendum handboek Addendum Handboek Installatietechniek Met lt. opg. Trefw.: Installatietechniek Niets uit dit addendum
Nadere informatiePrestatiegericht samenwerken bij onderhoud
Prestatiegericht samenwerken bij onderhoud Jaap Hogeling Directeur ISSO Onderzoek van Dr. ir. Ad Straub (OTB / TU Delft) in opdracht SBR Onderwerpen Wat, wie en hoe? Procesmodellen Lange-termijn samenwerking
Nadere informatieRapport Prestatie Gevellamel versus Luchtgordijn
Rapport Prestatie Gevellamel versus Luchtgordijn Datum: 18 september 2017 Windsafe Projects B.V. Science Park 5080 5692 EA Son Nederland Project Titel Prestatie Gevellamel versus luchtgordijn Document
Nadere informatieActief en passief geklimatiseerde gebouwen
Temperatuur, thermische beleving en prestaties Actief en passief geklimatiseerde gebouwen De afgelopen jaren zijn er regelmatig resultaten gepubliceerd uit onderzoeken naar het empirisch verband tussen
Nadere informatieVoorbeeld van een thermografiescan welke bij een energierapportage hoort
Voorbeeld van een thermografiescan welke bij een energierapportage hoort Thermografisch onderzoek.... Door M.J.L Nooijen Datum Datum aanmaak rapport Projectnummer Opgeleid door ICT en IT in level 1 en
Nadere informatieImpact van natuurlijke ventilatie op comfort, gezondheid en productiviteit
Duco seminar SCOREN MET NATUURLIJKE VENTILATIE - juni 2014 ir. Atze Boerstra, BBA Binnenmilieu / DGMR Impact van natuurlijke ventilatie op comfort, gezondheid en productiviteit Opbouw lezing Deel A / algemeen:
Nadere informatieInterieur klimaatanalyse
Interieur klimaatanalyse 2 en 3 maart 2015 in Amersfoort Uitgevoerd door: Prof. Dr. Ing. Peter Marx, Beuth Hochschule, Berlin Dipl. Ing. Matthias G. Bumann, DIMaGB, Berlin S A M EN V A T T I N G EN C O
Nadere informatieParkeerbehoefte berekenen, niet schatten
(Bijdragenr. 71) Parkeerbehoefte berekenen, niet schatten Sjoerd Stienstra (ir. Sj. Stienstra Adviesbureau stedelijk verkeer BV) Samenvatting: Parkeerkentallen geven slechts een globale benadering van
Nadere informatieCOMODAIR. luchtverdeelsysteem voor kanaalinbouwunits
COMODAIR luchtverdeelsysteem voor kanaalinbouwunits COMODAIR luchtverdeelsysteem voor kanaalinbouwunits Doubleflux Roosters RC(T)200 / RC(T)2 Airjet Module RC(T)125 Formaat 60x60 cm met 4 uitblaaszijden
Nadere informatieRobuustheid voor klimaatvariaties Vergelijking van klimatiseringsconcepten met behulp van gebouwsimulatie
Robuustheid voor klimaatvariaties Robuustheid voor klimaatvariaties Vergelijking van klimatiseringsconcepten met behulp van gebouwsimulatie J.E.J. (Janneke) Evers studentnummer: 0528710 Afstudeercommissie:
Nadere informatieHoofdstuk 6.0 ISSO 75.1 Aanvliegroute opnameprotocollen
Herziene versie 2013 ISSO-publicatie 75.1 Hoofdstuk 6.0 ISSO 75.1 Aanvliegroute opnameprotocollen Methode 2013, wettelijke aanwijzing per 1 Juli 2014 1 6 Opnameprotocollen 6.1 Inleiding In ISSO 75.1 worden
Nadere informatieProcedure BREEAM-NL Innovatiecredits. Oktober 2013
Procedure BREEAM-NL Innovatiecredits 28 oktober 2013 Deze procedure is onderdeel van het DGBC-certificeringsysteem Datum 1 november 2012 6 juni 2013 Oktober 2013 Wijziging(en) 1. Deze tabel toegevoegd;
Nadere informatieInleiding prestatieborging / commissioning
Inleiding prestatieborging / commissioning 1 2 1. Waarom prestatieborging 2. Wat is commissioning 3. Wat levert commissioning op 4. De markt en commissioning 1. Waarom prestatieborging Maar goed dat de
Nadere informatieDe nieuwe ISSO 51, 53 & 57 publicaties
Nieuwe ISSO 51, 53 & 57 in de praktijk Benchmark versus De nieuwe ISSO 51, 53 & 57 publicaties Op 1 juli heeft ISSO drie nieuwe warmteverliespublicaties uitgebracht. Deze zijn in lijn met de laatste Europese
Nadere informatiePresentatie CFD-simulatie
Presentatie CFD-simulatie Raadhuis Gemeente Castricum Martin Eimermann en Robert Rodenburg maandag 1 oktober 2007 Inleiding Vintis installatieadviseurs BV Het ontwerp Doel simulatie 2 Agenda Wat is comfort?
Nadere informatie1. Vraag aan 3 aanwezigen: wat is een beoordelingsmethode en. 2. Workshop. Doel: aanwezigen (beter) beeld geven bij het
Workshop beoordelingsmethodieken Workshop 11 12 februari 2015 Freek Gielen 1 Opzet workshop 1. Vraag aan 3 aanwezigen: wat is een beoordelingsmethode en welke beoordelingsmethode gebruik je nu? 2. Workshop.
Nadere informatie