Raadsvoorstel. Raadsvergadering : 16 december 2004 Agendapunt : Onderwerp : Wet kinderopvang. Aan de raad, Samenvatting

Transcriptie

1 Raadsvoorstel Raadsvergadering : 16 december 2004 Agendapunt : Onderwerp : Wet kinderopvang Aan de raad, Samenvatting Met ingang van 1 januari 2005 treedt de nieuwe Wet kinderopvang (Wk) in werking. Daaruit vloeien een aantal wettelijke taken voort voor de gemeente. Aan de invoering van de nieuwe wet en vervolgens de uitvoering ervan, gaan een aantal bestuurlijke besluiten vooraf met betrekking tot melding, registratie, toezicht, handhaving, sancties en financiële tegemoetkoming aan doelgroepen. Invoering van de Wk betekent veel veranderingen voor gemeenten, kinderopvangcentra en gastouderbureaus, ouders en werkgevers. Op grond van de Wk heeft de gemeente drie wettelijke taken. 1. Melding en registratie Het huidige vergunningstelsel vervalt. In de plaats daarvan komt er een meldingsplicht voor alle kindercentra en gastouderbureaus in de gemeente. De gemeente richt hiervoor een register in. 2. Verstrekken gemeentelijke bijdragen in de kosten kinderopvang voor wettelijke doelgroepen De gemeente moet het ontbrekende werkgeversdeel financieren voor ouders die in de Wk genoemd worden. Hiervoor moet de gemeenteraad een nieuwe verordening vaststellen. 3. Toezicht op de kwaliteit en een handhavingsplicht De gemeente moet ingrijpen als blijkt uit inspectierapportages van de toezichthouder (GGD) dat niet of onvoldoende wordt voldaan aan de landelijke kwaliteitseisen. Per 1 januari 2005 krijgen gemeenten (Haaren ± ,-) een bedrag toegevoegd aan de Algemene Middelen waarvoor de vermelde wettelijke taken gerealiseerd moeten worden. Het betreft een open-eindregeling. Inleiding Met ingang van 1 januari 2005 komt er een nieuwe wet voor de kinderopvang. De Wet kinderopvang (Wk) regelt de kwaliteit en de financiering van de kinderopvang. Uitgangspunt is dat kinderopvang een zaak is van ouders, werkgevers en overheid. Doel van de Wk is om het ouders makkelijker te maken zorg en werk te combineren. De wet heeft twee belangrijke uitgangspunten. De kosten van de kinderopvang worden door ouders, werkgevers en overheid samen gedragen. De inkomensafhankelijke tegemoetkoming aan ouders vindt plaats via de Belastingdienst. Hierdoor hebben de ouders zelf zeggenschap over de keus van een kindercentrum. De verwachting is dat hierdoor meer marktwerking ontstaat en de kwaliteit verbetert. De kwaliteit van de opvang en het toezicht daarop worden landelijk geregeld. In plaats van lokale kwaliteitseisen zal er sprake zijn van éénduidige landelijke kwaliteitseisen.

2 De Wk geeft aan welke groepen ouders recht hebben op een gemeentelijke bijdrage in de kosten van de kinderopvang, naast de tegemoetkoming van de rijksoverheid aan de ouders. De tegemoetkoming vanuit de gemeente bedraagt maximaal 1/6 van de totale kosten per doelgroepouder. Het Rijk vergoedt een vast bedrag aan de gemeente voor deze taak. Op dit moment legt de gemeente kwaliteitsregels vast in een gemeentelijke verordening en verleent ze vergunningen aan de aanbieders van kinderopvang. Vanaf 1 januari 2005 heeft de gemeente alleen een taak in het inschrijven van de aanbieders van kinderopvang in een openbaar register. Het afgeven van bouwvergunningen en gebruikersvergunningen blijft bestaan. De gemeente blijft verantwoordelijk voor handhaving en toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang. De uitvoering van de kwaliteitsbewaking blijft in handen van de GGD. Gemeentelijke taken Wet kinderopvang Als gevolg van het de invoering van de Wk heeft de gemeente drie wettelijke taken. Melding en registratie Het huidige vergunningstelsel vervalt. In de plaats daarvan komt er een meldingsplicht voor alle kindercentra en gastouderbureaus bij de gemeente. De gemeente moet hiervoor een register inrichten. Zo n register moet openbaar toegankelijk zijn en wordt derhalve opgenomen op de website van de gemeente Haaren. Er bestaat voor de ouders uitsluitend recht op een tegemoetkoming van de overheid als het kindercentrum of gastouderbureau bij de gemeente is geregistreerd. Kinderopvangcentra die nu al een vergunning hebben, zijn met ingang van de wet automatisch geregistreerd. Het college heeft besloten het register conform landelijke criteria in te richten en op de gemeentelijke website te plaatsen. Verstrekken gemeentelijke tegemoetkoming in kosten kinderopvang voor wettelijke doelgroepen De gemeente moet het ontbrekende werkgeversdeel financieren voor ouders die een reïntegratietraject volgen en vallen onder de: Wet werk en bijstand (Wwb) inclusief tienermoeders Wet inkomensvoorziening Kunstenaars (WIK) Algemene Nabestaanden Wet (ANW) Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) Herintreders (met verdienende partner) met een trajectplan (NUG-er) Nieuwkomers die een inburgeringstraject volgen (WIN) Tienermoeders/studenten die een opleiding volgen Oudkomers vanaf het moment dat het verplicht is om een inburgeringtraject te volgen Deze tegemoetkoming komt in de plaats van de rijksregeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders (KOA-regeling). Toezicht op de kwaliteit en een handhavingplicht 2

3 De gemeente moet ingrijpen als blijkt uit inspectierapportages van de toezichthouder (GGD) dat niet of onvoldoende wordt voldaan aan de landelijke kwaliteitseisen. Dit ingrijpen varieert van het geven van een schriftelijke aanwijzing tot en met het verbod een kindercentrum in exploitatie te nemen. Gemeentelijk doelgroepenbeleid Doelgroep met sociaal-medische indicatie Huishoudens waar sprake is van een sociaal-medische indicatie worden in de Wet ook genoemd als doelgroep. Blijkens de brief van 18 augustus 2004 van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is besloten om de artikelen van de Wet kinderopvang met betrekking tot sociaal-medisch geïndiceerde in het jaar 2005 nog niet in werking te laten treden. Dit besluit heeft te maken met de ontwikkelingen rond centralisering van de indicatiestelling AWBZ. Gemeenten worden naar eigen inzicht in de gelegenheid gesteld huishoudens met sociaal-medische problematiek financieel te ondersteunen voor het benodigde kinderopvanggebruik. Hiervoor worden éénmalig middelen aan de Algemene Middelen van het gemeentefonds toegevoegd. Per aanvraag zal het college een besluit nemen totdat de Wet kinderopvang voor deze huishoudens wordt opengesteld. Geen aanvullend gemeentelijk doelgroepenbeleid De gemeente moet besluiten of ze extra doelgroepen wil benoemen voor de gemeentelijke tegemoetkoming. Een voorbeeld hiervan zijn mantelzorgers of vrijwilligers. De financiering van extra groepen dient plaats te vinden uit gemeentelijke middelen. Er zijn op dit moment geen beleidsmatige argumenten om deze of andere groepen aan te wijzen. Gezien de budgettaire ruimte en het karakter van een open-eindregeling, is het niet raadzaam om op voorhand uitbreiding van doelgroepen te stellen. Gemeentelijk toezicht en handhavingbeleid De gemeente is verantwoordelijke voor toezicht op de kwaliteit. De GGD is wettelijk aangewezen voor deze taak en voert regelmatig inspecties uit. Kindercentra en gastouderbureaus die aan alle eisen voldoen, worden in het register opgenomen. De afgelopen jaren worden zowel de kindercentra als de peuterspeelzalen door de GGD geïnspecteerd. Deze lijn willen we voor de komende jaren continueren, binnen de bestaande financiële kaders. De Wk stelt het college verantwoordelijk voor het toezicht op en de naleving van de landelijk geldende uniforme kwaliteitseisen. De gemeenten moeten toezichthouders van de GGD aanstellen die onderzoeken of na melding en registratie van een nieuwe aanbieder kinderopvang, de exploitatie redelijkerwijs zal voldoen aan de eisen van de Wk. De toezichthouders stellen een inspectierapport op. Wij zullen met de GGD afspraken maken over de toezichthouders en de vergoeding van de kosten van het toezicht. Verder moeten er werkafspraken worden gemaakt over rapportageverplichtingen. De werkwijze van het toezicht wordt vanaf 1 januari 2005 uniform. De Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD) gaan toetsen volgens uniforme protocollen. GGD en/of gemeenten kunnen niet langer met eigen aanvullende eisen komen. Om dat te bewerkstelligen is het gemeentelijke toezicht gehouden te inspecteren op basis van landelijke toezichtprotocollen die door de minister van SZW worden vastgesteld in een beleidsregel. Globale kwaliteitseisen zijn eveneens vastgesteld in de Wk. Handhaving 3

4 De gemeente kan ingrijpen als blijkt uit inspectierapportages van de toezichthouder dat niet of onvoldoende wordt voldaan aan de landelijke kwaliteitseisen van de Wk. Dit ingrijpen varieert van het geven van een schriftelijk aanwijzing tot en met een verbod een kindercentrum in exploitatie te nemen. Het gemeentelijk ingrijpen vindt plaats door middel van een aantal stappen, dat in de Wk is vastgelegd. Er is een goede afstemming met de GGD nodig over het gemeentelijk ingrijpen. Het college stelt jaarlijks op een door de minister te bepalen tijdstip een verslag vast over de afgelopen kalenderjaar uitgevoerde activiteiten door de toezichthouder en gemeente in het kader van het gemeentelijk ingrijpen. De rapportage wordt opgesteld door de sectie Welzijn. Het college zendt dit verslag naar de gemeenteraad en de minister. Het college kan een bestuurlijke boete opleggen in de volgende situaties: Aan de houder van een kindercentrum: 1. Als deze na verbod op exploitatie, de exploitatie van een kindercentrum desondanks start. 2. Als deze de uit te voeren maatregelen van een schriftelijke aanwijzing of bevel in verband met het niet/onvoldoende nakomen van de kwaliteitseisen van de Wk niet nakomt. 3. Als deze niet op verzoek alle gegevens en inlichtingen verstrekt aan het college die voor de aanspraak van een ouder op de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn. Aan de ouder: 1. Als deze aan het college niet alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner verstrekt die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn. In de Wk liggen de door de gemeente te nemen stappen bij het opleggen van een bestuurlijke boete vast. Wij stellen u voor de procedures gemeentelijk ingrijpen en bestuurlijke boete overeenkomstig het gestelde in de Wet kinderopvang vast te stellen. Gemeentelijke verordening in het kader van de Wet kinderopvang Een van de nieuwe taken voor gemeenten is het uitbetalen van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang van een aantal in de Wet gedefinieerde doelgroepen. Hiervoor moet de gemeenteraad op grond van artikel 25 van de Wk een verordening vaststellen waarin regels zijn opgenomen over de aanvraag, verlening en vaststelling van de tegemoetkoming in de kosten en de verplichtingen van de ouder(s). De bepalingen in de Wet ten aanzien van de doelgroep huishoudens met een sociaal-medische indicatie treden na 2005 in werking. In de verordening is door toevoeging van een tweede lid aan artikel 14 (inwerkingtreding) aangegeven, dat alle bepalingen betreffende de sociaal-medische indicatie op een later tijdstip in werking treden. Wij stellen voor om de bijgevoegde verordening tegemoetkoming kinderopvang gemeente Haaren vast te stellen. Financiën 4

5 Per 1 januari 2005 wordt er jaarlijks een bedrag toegevoegd aan de Algemene Middelen. Dit bedrag is bedoeld voor de gemeentelijke taken. In eerste instantie betreft het de subsidiëring van de kinderopvang van de specifieke doelgroepen. In aanvulling daarop is het bedoeld voor organisatorische taken. Het voorstel is om dit budget tot te wijzen aan de sectie Sociale Zaken. De Wk is een open-eindregeling. Hoewel het Rijk heeft toegezegd om te monitoren of het budget toereikend zal zijn voor de bestemde doelgroepen, trachten wij overschrijdingen op het budget te voorkomen. Voor het verstrekken van de gemeentelijke tegemoetkoming stellen wij het volgende voor: Geen aanvragen met terugwerkende kracht in behandeling nemen. Voor alle doelgroepen alleen de noodzakelijke kinderopvang vergoeden Overschrijdingen van het budget Wk komen ten laste van de algemene middelen. Communicatie De nieuwe Wet kinderopvang heeft voor inwoners van de gemeente Haaren gevolgen. Daarom is het zaak mensen gericht te informeren over de wijzigingen in de Wet en de consequenties die dit voor hen heeft. Er is gekozen om de communicatie zoveel mogelijk op maat van de doelgroep te laten plaatsvinden. Voor elk van deze doelgroep (ouders, doelgroepouders, kinderopvangcentra, consulenten) zijn/worden specifieke communicatie middelen ingezet (o.m. brieven, nieuwsbrieven, folders, internet, publicaties gemeentepagina, persberichten). Daarnaast geldt voor de verordening een publicatieplicht, waaraan natuurlijk zal worden voldaan. Tijdelijke referendumwet Dit besluit is voor wat betreft het onderdeel verordening tegemoetkoming kinderopvang gemeente Haaren, referendabel op grond van artikel 8 van de Tijdelijke Referendumwet. Normaal gesproken treedt een verordening zes weken na publicatie in werking. Echter door het late wetstraject heeft de gemeente een geringe implementatietijd. Mede op advies van de VNG, wordt daarom voorgesteld om op grond van artikel 25 Tijdelijke Referendumwet, te besluiten dat de inwerktreding geen uitstel kan lijden. De verordening treedt dan drie dagen na publicatie in werking. Voorstel Wij stellen u voor: 1. Het niet voor andere doelgroepen dan de wettelijk voorgeschreven doelgroepen de kinderopvang vergoeden. 2. Het toezicht door de GGD uit te laten voeren binnen het daarvoor beschikbare rijksbudget voor kwaliteitsinspectie kindercentra. 3. De procedure gemeentelijke ingrijpen en de procedure bestuurlijke boete overeenkomstig het gestelde in de Wet kinderopvang vast te stellen. 4. Het budget Wet kinderopvang vanaf 1 januari 2005 toe te wijzen aan sectie Sociale Zaken. 5. Bij overschrijving van het budget door toeloop van extra klanten, de meerkosten ten laste te brengen van de Algemene Middelen. 6. De verordening tegemoetkoming kinderopvang gemeente Haaren vast te stellen en besluiten dat de inwerkingtreding geen uitstel kan lijden, waardoor deze drie dagen na publicatie in werking treedt. 5

6 Nadere informatie Het concept-besluit ligt samen met de overige van belang zijnde stukken voor u ter inzage. Haaren, Burgemeester en wethouders van Haaren, secretaris, burgemeester, Mr. B.P.H. van Els. F.H.G.M. Ronnes Behandeld door Portefeuillehouder : Nicole de Kort : wethouder J.M.H. Pullens 6

7 De raad van de gemeente Haaren; in zijn vergadering van 16 december 2004; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 november 2004; gelet op het advies van de commissie burgerzaken van 22 november 2004; gelet op Wet kinderopvang. BESLUIT: 7. Het niet voor andere doelgroepen dan de wettelijk voorgeschreven doelgroepen de kinderopvang vergoeden. 8. Het toezicht door de GGD uit te laten voeren binnen het daarvoor beschikbare rijksbudget voor kwaliteitsinspectie kindercentra. 9. De procedure gemeentelijke ingrijpen en de procedure bestuurlijke boete overeenkomstig het gestelde in de Wet kinderopvang vast te stellen. 10. Het budget Wet kinderopvang vanaf 1 januari 2005 toe te wijzen aan sectie Sociale Zaken. 11. Bij overschrijving van het budget door toeloop van extra klanten, de meerkosten ten laste te brengen van de Algemene Middelen. 12. De verordening tegemoetkoming kinderopvang gemeente Haaren vast te stellen en besluiten dat de inwerkingtreding geen uitstel kan lijden, waardoor deze drie dagen na publicatie in werking treedt. De raad van de gemeente Haaren, raadsgriffier, voorzitter, Drs. S.H.G.A. van der Schans-Jacobs. F.H.G.M. Ronnes. 7

8 De raad van de gemeente Haaren; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 november 2004, inzake Invoering Wet kinderopvang, gelet op artikel 25 van de Wet kinderopvang en artikel 149 van de Gemeentewet; overwegende dat het noodzakelijk is de verlening en de vaststelling van de tegemoetkoming van de gemeente in de kosten van kinderopvang bij verordening te regelen; besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening Wet kinderopvang gemeente Haaren Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. wet: de Wet kinderopvang b. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haaren Hoofdstuk 2 Aanvraag van de tegemoetkoming Artikel 2 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag 1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, voor personen bedoeld in artikel 22 van de wet bevat: a. naam, adres en sofi-nummer van de ouder; b. naam en sofi-nummer van de partner (indien van toepassing) en, als dit afwijkt van het adres van de ouder, het adres van de partner; c. naam, geboortedatum en sofi-nummer van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft; d. een offerte of contract van het kindercentrum of het gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen. De offerte bevat in ieder geval gegevens over het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang; e. gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 22 van de wet; f. overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming. 8

9 2. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, voor personen waarvoor mogelijk een sociaal medische indicatie geldt zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel k en/of l van de wet, bevat de gegevens zoals aangegeven in het vorige lid onder a,b,c,e en f. 3. Zodra vastgesteld is dat er sprake is van een sociaal medische indicatie kan het college verzoeken de gegeven zoals bedoeld in lid 1 onder d te overleggen. 4. Voordat het college een besluit neemt op de aanvraag zoals bedoeld onder lid 2 wint zij advies in bij een onafhankelijke organisatie die over voldoende deskundigheid beschikt. 5. Het college kan bepalen dat voor de aanvraag gebruik gemaakt wordt van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier. 6. Als de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner. Hoofdstuk 3 Verlening van de tegemoetkoming Artikel 3 Het besluit tot verlening van de tegemoetkoming 1. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens. 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college informeert de aanvrager hierover schriftelijk. Artikel 4 Weigeringsgrond Het college weigert de tegemoetkoming indien de aanvrager niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 22 of artikel 6, eerste lid, onderdeel k en/of l van de wet. Artikel 5 Ingangsdatum van de tegemoetkoming 1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag is ontvangen. 2. Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden. Artikel 6 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend 1. De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van een kalenderjaar. 2. In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een kortere periode verlenen. Artikel 7 Beperking van de aanspraak op de tegemoetkoming Het college verstrekt de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang per kind dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid/reïntegratietraject/scholing en zorg. Artikel 8 Inhoud van de beschikking Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval: a. de vaststelling tot welke van de gemeentelijke doelgroepen de ouder en/of partner behoort; b. de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft; 9

10 c. de naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt; d. de periode en de omvang van de kinderopvang per kind waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend; e. het maximaal toegekende bedrag per kalenderjaar of andere periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend en de wijze waarop dit berekend is; f. de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald; g. de verplichtingen van de ouder; h. de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht; Artikel 9 De bevoorschotting van de tegemoetkoming 1. De uitbetaling van de verleende tegemoetkoming geschiedt per maand op declaratiebasis. 2. Voor de declaratie overlegt de ouder aan het college de factuur van het kindercentrum of het gastouderbureau. 3. Als de ouder hiervoor een machtiging aan het college heeft afgegeven, worden de maandbedragen na ontvangst van de factuur rechtstreeks overgemaakt aan het kindercentrum of gastouderbureau. 4. Bij het ontbreken van een machtiging voor rechtstreekse betaling aan het kindercentrum of het gastouderbureau, worden de maandbedragen uiterlijk de 10 e van de volgende maand overgemaakt op de bankrekeningnummer van de ouder onder voorwaarden dat de declaratie voor de 1 e van de maand wordt aangeleverd. Hoofdstuk 4 Vaststelling van de tegemoetkoming Artikel 10 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming 1. De ouder verstrekt binnen zes weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode. 2. Het college stelt de tegemoetkoming binnen acht weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast. Artikel 11 Verrekening met de voorschotten De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten. 10

11 Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de ouder Artikel 12 Inlichtingenplicht 1. De ouder of partner verstrekt het college onmiddellijk, uit eigen beweging, gebruik makend van een daarvoor ter beschikking gesteld formulier, alle gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming. 2. De ouder verstrekt desgevraagd het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn. Hoofdstuk 6 Slotbepalingen Artikel 13 Gevallen waarin de verordening niet voorziet In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. Artikel 14 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking drie dagen na haar bekendmaking. 2. Het bepaalde in artikel 2, lid twee, drie en vier en artikel 8 onder h, sub a,b en c, treedt in werking op dezelfde datum waarop artikel 6, eerste lid, onder k; artikel 6, eerste lid, onder l en artikel 23 van de Wet kinderopvang in werking treedt. 3. De Verordening kinderopvang 1996 wordt ingetrokken per 1 januari Artikel 15 Citeertitel De verordening wordt aangehaald als: Verordening tegemoetkoming kinderopvang gemeente Haaren. Aldus besloten door de raad van de gemeente Haaren in zijn openbare vergadering van 16 december 2004, De griffier, De voorzitter, 11