de Rechtspraak Rechtbank Den Haag AANTEKENEN PER POST PER FAX

Transcriptie

1 de Rechtspraak Rechtbank Den Haag datum onderdeel contactpersoon doorkiesnummer ons kenmerk uw kenmerk bijlage(n) faxnummer afdeling onderwerp AANTEKENEN PER POST PER FAX Het College van burgemeester en wethouders van Teylingen Postbus ZJ Voorhout 5 november 2014 Team administratie I - Nzb mevr H. Cesin zaaknummer SGR 14 / 5742 WABOA V H. Knoopstraat het beroep van Stichting de Molen van Sassenheim te Sassenheim Bestuursrecht bezoekadres Prins Clauslaan AJ Den Haag correspondentieadres Postbus EH Den Haag t(070) f (070) www,rechtspraak.nl Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen. Geachte heer/mevrouw. Over het beroep met zaaknummer SGR 14 / 5742 WABOA V216 deel ik u het volgende mee. De rechtbank heeft uitspraak gedaan. Ik stuur u een kopie van de uitspraak. Indien in deze uitspraak wordt verwezen naar een uitspraak met een ECLI-nummer, is de tekst van de betreffende uitspraak onder dat nummer gepubliceerd op Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus EA Den Haag. In uw beroepschrift moet u vermelden waarom u het niet eens bent met de uitspraak. U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op u u wraadvaiistatc.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep. Als u naar aanleiding van deze brief vragen hebt, kunt u contact opnemen met de administratie van de rechtbank op het hierboven vermelde doorkiesnummer. Als u de rechtbank belt of schrijft, verzoek ik u het zaaknummer te vermelden. BE022

2 uitspraak RECHTBANK DEN HAAG Bestuursrecht zaaknummer: SGR 14/5742 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2014 in de zaak tussen de Stichting de Molen van Sassenheim. te Sassenheim. eiseres (gemachtigde: mr. A.K. Koornneef). en het college van burgemeester en wethouders van Teylingen. verweerder (gemachtigden: mr. E.J.M. Rietveld en ing. K.E. van der Meulen). Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: R.A. Sira. te Sassenheim (gemachtigde: mr. A.M.C. Marius-van Eeghen). Procesverloop Bij besluit van 20 mei 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder, na toepassing van de openbare uniforme voorbereidingsprocedure, geweigerd aan eiseres een omgevingsvergunning te verlenen voor het afbouwen van "De molen van Speelman" te Sassenheim. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De derde partij heeft zijn zienswijze op het beroep gegeven. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september Namens eiseres zijn verschenen M.C.J. Gozeling. A.M. van der Eist en R. Heppener. bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De derde-partij is verschenen, bijgestaan doorzijn gemachtigde. Overwegingen 1. Het bouwplan voorziet in het afbouwen van "de molen van Speelman" op de bestaande molenstomp te Sassenheim. Verweerder heeft de aangevraagde omgev ingsvergunning geweigerd op de grond dat de aangev raagde activ iteit in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan en de Minister voor Onderw ijs. Cultuur en Wetenschap (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) een negatief advies heeft afgegeven. 2. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij in 1993 eigenaresse is geworden van het perceel met daarop de molenstomp "Van Speelman". Bij de eigendomsoverdracht heeft eiseres van verweerder de herbouw van de molen tot volledige korenstellingsmolen als

3 opdracht meegekregen. Het toekennen van de bestemming 'molen' aan een perceel grond acht eiseres op zichzelf reeds voldoende om een molen te realiseren. Eiseres wijst er op dat er een ontwerp bestemmingsplan "Molen Speelman Sassenheim" is opgesteld waarin de afbouw van de molen mogelijk wordt gemaakt. De conclusie van verweerder dat bij het bouwplan geen sprake is van een goede ruimtelijke inpassing is in strijd met een eerdere opvatting van verweerder. Bij de stedenbouwkundige opzet van de woonwijk is volgens eiseres expliciet rekening gehouden met de compleet afgebouwde molen. De Minister van OC&W heeft een negatief advies uitgebracht maar daarvan kan verweerder gemotiveerd afwijken. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder het advies van de Minister overneemt. Er wordt slechts naar het advies verwezen. 3. De rechtbank overweegt het volgende. 3.1 Ter plaatse van de molenstomp geldt het bestemmingsplan "Centrum en Zuid". Het perceel waarop de molenstomp staat heeft de bestemming "molen". Niet betwist is dat de wieken en de omloop van de molen buiten het bouwvlak steken en dat de wieken draaien tot 2 meter buiten het bestemmingsv lak. waar het bestemmingsplan "Sassenheim Zuid" geldt. Deze gronden hebben de bestemmingen Groen. Water. Verkeer- verblijfsgebied. Waarde Archeologie en Waterkering. Deze bestemmingen laten het bouwplan niet toe. Het enkele feit dat aan het perceel waarop de molenstomp staat de bestemming "molen" is toegekend, is op zichzelf geen rechtvaardiging voor de strijd met het bestemmingsplan. Voor zover eiseres heeft verwezen naar het ontwerp-bestemmingsplan "Molen Speelman Sassenheim" op grond waarvan het bouwplan kon worden gerealiseerd, wordt opgemerkt dat dit bestemmingplan niet is vastgesteld, zodat daaraan niet de betekenis kan worden gehecht die eiseres daaraan wil hechten. Nu reeds hierom het bouwplan in strijd is met het vigerende bestemmingsplan kan de vraag omtrent de door verweerder gestelde overschrijding van de goothoogte hier verder buiten beschouwing worden gelaten. 3.2 Verweerder is niet bereid om af te wijken van het bestemmingsplan omdat er ten aanzien van het plan planologische bezwaren zijn. Het completeren van de molen zal volgens verweerder leiden tot een minder gewenste stedenbouwkundige situatie in relatie tot de woningen die op korte afstand zijn gelegen. Er is daarom geen sprake van een goede ruimtelijke inpassing, aldus verweerder. Gebleken is dat verweerder een ontwerpbestemmingsplan "molen Speelman Sassenheim" heeft opgesteld, welk plan de realisering van het onderhavige bouwplan mogelijk maakte. De gemeenteraad van Teylingen heeft in 2013 echter besloten het bestemmingsplan niet vast te stellen omdat completering van de molenstomp ruimtelijk-stedenbouwkundig onwenselijk wordt geacht. In zijn uitspraak van 23 april 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:1486) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) hierover geoordeeld dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat de raad het plan ruimtelijkstedenbouwkundig niet in redelijkheid onwenselijk heeft kunnen achten. De Afdeling acht niet aannemelijk gemaakt dat het besluit van de raad om een zwaarder gewicht toe te kennen aan de belangen van ruimtelijk-stedenbouwkundige aard dan aan het belang van eiseres bij de mogelijkheid om de molen af te bouwen een besluit is waartoe de raad in redelijkheid niet heeft kunnen komen. Niet valt in te zien waarom bij de onderhavige aanvraag anders geoordeeld zou moeten worden over de ruimtelijke inpasbaarheid van het bouwplan. Voor zover eiseres heeft verwezen naar de tussen haar en verweerder gesloten overeenkomst.

4 verwijst de rechtbank naar wat de Afdeling daarover in rechtsoverweging 3.4 van bovengenoemde uitspraak heeft overwogen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook in redelijkheid kunnen weigeren van het bestemmingsplan af te w ijken. 3.3 De molenstomp is een Rijksmonument. Verweerder heeft derhalve de gemeentelijke monumentencommissie en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: de Rijksdienst) om een advies gevraagd over het bouwplan. De gemeentelijke monumentencommissie staat positief tegenover herbouw van de molen. De Rijksdienst heeft echter, in tegenstelling tot een eerder adv ies uit 2005, negatief geadviseerd. Daarbij is vermeld dat in 2005, conform het toen geldende beleid, positief is geadviseerd over de completering van de Molen van Speelman, maar dat de koers met betrekking tot molens is herzien en dat thans het reconstrueren van nog meer molens door de Rijksdienst, om verschillende redenen, niet nodig en ook niet wenselijk wordt geacht. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 30 juli 2008 (ECL1:NL:RVS:2008:BD8902) overwogen dat grote betekenis toekomt aan het adv ies van de Rijksdienst, die bij uitstek deskundig is en betrokken is geweest bij de aanwijzing als rijksmonument. Dit laat volgens de Afdeling onverlet dat de wetgever een keuze tussen uiteenlopende adviezen van de gemeentelijke monumentencommissie en de Rijksdienst primair aan het gemeentebestuur heeft gelaten. Bij zijn besluit tot het al dan niet verlenen van een monumentenvergunning dient het gemeentebestuur zijn keuze voor een van de adv iezen echter deugdelijk te motiveren, zodat duidelijk is waarom aan het gekozen advies doorslaggevend gewicht is toegekend. Indien het gemeentebestuur ter motivering van zijn besluit verwijst naar dat advies, dient het zich ervan te vergewissen, dat dit inhoudelijk concludent is en zorgvuldig tot stand is gekomen. Verweerder heeft in het bestreden besluit onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom doorslaggevend gewicht is toegekend aan het adv ies van de Rijksdienst. In het verweerschrift heeft verweerder dit alsnog gedaan en aangegeven dat het advies van de Rijksdienst wordt gevolgd omdat dit uitgebreid(er) is gemotiveerd en in overeenstemming is met het geldende rijksbeleid. Nu niet is gebleken dat eiseres door het achterwege laten van de motivering in het bestreden besluit in haar belangen is geschaad, ziet de rechtbank aanleiding het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht te passeren. 4. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning op goede gronden geweigerd. 5. Het beroep is ongegrond. 6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

5 Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Verbeek, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Hollestelle, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober griffie rechter Afschrift verzonden naar partijen op: ^ ^Qy 2Q]k Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voörzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.