Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, 27 november 2012 Nummer voorstel: 2012/103

Transcriptie

1 Voorstel aan de raad Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, 27 november 2012 Nummer voorstel: 2012/103 Voor raadsvergadering d.d.: Agendapunt: 4 Onderwerp: Wijzigen verordening rioolheffing 2013 Aan de raad van de gemeente Steenwijkerland wordt voorgesteld te besluiten: Conceptbesluit: tot vaststelling van de Verordening tot wijziging van de verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2013 (1 e wijziging). Samenvatting: Met de rioolheffing kan de gemeente de kosten verhalen die ze maakt voor het nakomen van de gemeentelijke zorgplichten. De voorzieningen waarvan de kosten kunnen worden verhaald sluiten aan bij de maatregelen die de gemeente neemt in het kader van het verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vgrp ). Door de invoering per 1 januari 2008 van de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken heeft de gemeente extra taken toebedeeld gekregen. De zorgplichten van de gemeente zijn, naast de zorg voor het afvalwater, verruimd naar de zorg voor het hemel- en grondwater in het openbare gebied. Via de rioolheffing worden sinds 1 januari 2010 ook de kosten verhaald van taken met betrekking tot hemel- en grondwater. In de raadsvergadering van 5 oktober 2010 is er kort gezegd voor gekozen de rioolheffing op de (op dat moment) bestaande wijze voort te zetten. Percelen die alleen hemel- en/of grondwater aanbieden zijn niet in de heffing betrokken. Er zijn (dus ook) geen aparte tarieven voor dergelijke percelen vastgesteld. Als reden is daarbij aangegeven dat het arbeidsintensief is en niet bijdraagt tot een eenvoudiger rioolheffing. Een ander argument is geweest dat een groot deel van de eigenaren en gebruikers van objecten die enkel hemel- en/of grondwater afvoeren (bijvoorbeeld garageboxen), al rioolheffing betaalt voor de eigen woning. 1

2 Naar aanleiding van een ingediend bezwaarschrift is gebleken dat vanaf 2013 van het bestaande beleid afgeweken zal moeten worden. Uit advies van zowel de VNG als belastingadviesbureau Van den Bosch & partners blijkt dat we niet alleen kunnen blijven heffen van objecten die afvalwater aanbieden op het gemeentelijk riool. Als we de kosten van taken met betrekking tot hemel- en grondwater willen blijven verhalen, zullen we ook percelen die alleen hemel- en grondwater aanbieden (bijvoorbeeld garageboxen) in de heffing moeten betrekken. De eerdergenoemde argumenten om dit niet te doen zullen volgens het ingewonnen advies geen stand houden in een mogelijke procedure bij de belastingrechter. Het is dus van zeer groot belang de bestaande Verordening rioolheffing Steenwijkerland 2013 te wijzigen. De rioolheffing mag maximaal kostendekkend zijn. Wanneer we alle in de heffing te betrekken objecten op basis van de huidige tarieven zouden aanslaan, zou de opbrengst uitstijgen boven de kosten. Los hiervan wordt het ook niet wenselijk geacht objecten die alleen hemel- en/of grondwater aanbieden het volledige bedrag aan rioolheffing in rekening te brengen. Om dit te voorkomen moeten voor dergelijke gevallen afzonderlijke, lagere, tarieven vastgesteld worden. De maatregelen die de gemeente neemt voor het inzamelen en verwerken van afvloeiend hemelwater en ter voorkoming van of beperking van nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming, dienen een algemeen belang. Het zijn collectieve maatregelen, waarbij feitelijk alle inwoners van de gemeente belang hebben. Bij de totstandkoming van de nieuwe (verbrede) rioolheffing is ook aangegeven dat het individuele profijt dat een burger heeft niet meer hoeft te worden aangetoond. Gezien het algemene belang wordt voorgesteld de kosten van taken met betrekking tot hemel- en grondwater te verhalen op alle eigenaren en gebruikers van percelen binnen de gemeente. De kosten van taken met betrekking tot afvalwater worden alleen verhaald op eigenaren en gebruikers van percelen die ook afvalwater afvoeren op het gemeentelijk riool. Er is een kostenverdeling gemaakt tussen taken met betrekking tot afvalwater en taken met betrekking tot hemel- en grondwater. Daarbij is een verhouding van (circa) 70%-30% naar voren gekomen. Wanneer we de kosten met betrekking tot hemel- en grondwater (30% van het totaal) omslaan over alle percelen en daarbij de huidige verhouding tussen het eigenaren- en het gebruikerstarief handhaven, komt het eigenarentarief op 37,36 en het gebruikerstarief op 30,38. Deze bedragen zullen dus in rekening gebracht worden voor bijvoorbeeld garageboxen (die niet bij een woning horen) en trafo s, maar ook voor onbebouwde percelen (die niet bij bijvoorbeeld een woning of een boerderij horen). Ook eigenaren en gebruikers van dergelijke percelen hebben immers belang bij de collectieve maatregelen die de gemeente met betrekking tot hemel- en grondwater neemt. Let wel: ook op basis van de bestaande verordening moeten objecten als trafo s, garageboxen en onbebouwde percelen van waaruit hemel- en/of grondwater op een gemeentelijke voorziening wordt afgevoerd al aangeslagen worden voor de rioolheffing. Wanneer geen afzonderlijke tarieven worden vastgesteld moet ook voor dergelijke percelen de volledige rioolheffing betaald worden. Tegenover de inkomsten met betrekking tot hemel- en grondwater staat een daling van de bestaande tarieven voor percelen die afvalwater afvoeren op het gemeentelijk riool. In de raadsvergadering van 13 november jongstleden is het eigenarentarief bepaald op 152,16 en het gebruikerstarief op 116,56.

3 Als gevolg van enerzijds de bovengenoemde inkomsten voor hemel- en grondwatertaken en anderzijds een optimalisatie van het belastingbestand kunnen deze tarieven worden verlaagd naar respectievelijk 143,04 en 109,95. Genoemde bedragen zijn inclusief de bijdrage voor hemel- en grondwatertaken die ook voor deze percelen gevraagd wordt. Ter verduidelijking een praktijkvoorbeeld. Een bewoner van een eigen woning krijgt in 2013 een aanslag rioolheffing (eigendom + gebruik) van 252,99. Op basis van de bestaande verordening (van november jongstleden) zou dit 268,72 zijn. Heeft dezelfde inwoner elders in de gemeente bijvoorbeeld een garagebox of een schuur (zonder afvalwaterafvoer) in eigendom en gebruik, dan wordt hiervoor een afzonderlijke aanslag rioolheffing van 67,74 opgelegd. Een andere kwestie die via wijziging van de verordening formeel moet worden geregeld is de rioolheffing voor kampeerterreinen. Campings worden tot op heden voor de aanslagoplegging als één geheel aangemerkt, waarbij een aanslag grootverbruik op basis van het totale waterverbruik van de camping wordt opgelegd. Op basis van de tekst van de huidige verordening zouden feitelijk alle (sta)caravans op kampeerterreinen afzonderlijk aangeslagen moeten worden voor de rioolheffing. Om de bestaande praktijk te formaliseren is in de wijzigingsverordening een bepaling opgenomen dat kampeerterreinen voor de rioolheffing (net als in het kader van de Wet WOZ) als een geheel worden gezien. Voor de goede orde: (sta)caravans en chalets op particuliere grond (dus geen grond van de camping) moeten wel afzonderlijk aangeslagen worden. Verder wordt voorgesteld uit oogpunt van efficiency een vrijstelling voor gemeentelijke percelen op te nemen. Naast het feit dat het weinig zinvol is aanslagen aan onszelf op te leggen (vestzakbroekzak), heeft het als bijkomend voordeel dat voor de objectafbakening aangesloten wordt bij de WOZ-administratie. De Waarderingskamer staat toe dat de gemeente alle ongebouwde percelen die in eigendom zijn bij de gemeente en voor de OZB zijn vrijgesteld, bijeen voegt. Zonder vrijstelling in de verordening rioolheffing zouden deze percelen wederom los geadministreerd moeten worden. Dit vergt een grote arbeidsinspanning, die weinig efficiënt is. Het niet meer in rekening brengen van rioolrechten bij gemeentelijke eigendommen levert een voordeel op voor de begroting. Het betekent echter ook een nadeel voor de ontvangsten op het gebied van riolering. Aangezien we dit nadeel niet willen leggen bij de burger wordt voorgesteld dit nadeel te compenseren door een storting in de voorziening riolering ter hoogte van hetzelfde bedrag wat de gemeente bespaard. Op deze manier ontstaat er geen nadeel voor de burger en zijn er voor de begroting geen budgettaire effecten. Tenslotte zijn omschrijvingen aan de verordening toegevoegd en/of verbeterd, die inhoudelijk geen wijziging ten opzichte van de huidige praktijk betekenen. Door de omstandigheden zijn we gedwongen het beleid met betrekking tot de rioolheffing op zeer korte termijn te wijzigen. We hebben de overtuiging dat dit gezien de tijdsdruk het beste voorstel is dat op dit moment kan worden gedaan. We betreden hiermee echter wel een nieuw terrein, waarbij te verwachten is dat we (ook volgend jaar) tegen nieuwe vraagstukken aan zullen lopen. Het is dan ook niet ondenkbaar dat volgend jaar opnieuw wijzigingen met betrekking tot de rioolheffing zullen worden voorgesteld.

4 Bijlagen bij het voorstel Ondertekening De secretaris De burgemeester S.S. Weistra M.A.J. van der Tas Betrokken partijen afdeling adviseur behandeld in raadscommissie OS Rogier Timmer, tel.: 351, ja, nl. x nee

5 Raadsbesluit Steenwijk, 18 december 2012 Nummer: 2012/103 De raad van de gemeente Steenwijkerland; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 november 2012, nummer 2012/103; gelet op artikel 228a van de Gemeentewet; b e s l u i t : vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RIOOLHEFFING 2013 (1 e wijziging). Artikel 1 Artikel 1 wordt vervangen door: Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: a. perceel: een roerende of onroerende zaak; b. voor de toepassing van deze verordening wordt als één onroerende zaak aangemerkt: 1. een gebouwd eigendom; 2. een ongebouwd eigendom; 3. een gedeelte van een in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt; 4. een samenstel van twee of meer van de in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoelde eigendommen of in onderdeel 3 bedoelde gedeelten daarvan, die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen; 5. een geheel van twee of meer van de in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoelde eigendommen of in onderdeel 3 bedoelde gedeelten daarvan of in onderdeel 4 bedoelde samenstellen, dat naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormt bestemd voor verblijfsrecreatie en dat als zodanig wordt geëxploiteerd; 6. het binnen de gemeente gelegen deel van een in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoeld eigendom, van een in onderdeel 3 bedoeld gedeelte daarvan, van een in onderdeel 4 bedoeld samenstel of van een in onderdeel 5 bedoeld geheel; c. een roerende zaak is gelijk aan een onroerende zaak in de zin van onderdeel b; d. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente; e. verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft; 1

6 f. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater; g. woning: een woning in de zin van artikel 220a, tweede lid, van de Gemeentewet, of een (recreatie)woonschip; h. boerderij: een niet woning, zijnde een samenstel van een woning en bedrijfsonderdelen of een samenstel van bedrijfsonderdelen, die in het kader van agrarische bedrijfsvoering wordt ingezet. Artikel 2 Artikel 3 wordt vervangen door: Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht 1. De belasting wordt geheven: a. van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel, verder te noemen: eigenarendeel; en b. van de gebruiker van een perceel, verder te noemen: gebruikersdeel. 2. Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. 3. Met betrekking tot het gebruikersdeel wordt als gebruiker aangemerkt: a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt; b. ingeval een gedeelte van een perceel, niet zijnde een gedeelte als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 3, voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan. Artikel 3 Artikel 4, Zelfstandige gedeelten, vervalt. Artikel 4 De artikelen 5 en 6 worden vervangen door: Artikel 5 Maatstaf van heffing 1. Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel, verhoogd met een vast bedrag indien het perceel direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. 2. Het gebruikersdeel voor woningen en boerderijen wordt geheven naar een vast bedrag per perceel, verhoogd met een vast bedrag indien het perceel direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. 3. Het gebruikersdeel voor niet-woningen, niet zijnde boerderijen, wordt geheven naar een vast bedrag per perceel, verhoogd met een bedrag, geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd indien het perceel direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. 4. Het aantal kubieke meters water, bedoeld in het derde lid, wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het einde van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend. 2

7 5. In afwijking van het vierde lid, wordt bij afwezigheid van een verbruiksperiode voor het perceel in geval van nieuwbouw of verbouw, of als er in de verbruiksperiode geen water naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt, het aantal kubieke meters afvalwater gesteld op 500 m3, tenzij aannemelijk is dat er meer dan 500 m3 wordt afgevoerd. In de laatste situatie zal de gebruiker worden verplicht een aangifte in te vullen. In dat geval wordt de belastingschuld voor het eerste belastingjaar vastgesteld aan de hand van het waterverbruik in het eerste jaar. 6. Indien gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie voorzien zijn van een: a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling. 7. Indien wordt aangetoond dat toegevoerd of opgepompt water niet door middel van de gemeentelijke riolering is afgevoerd en indien deze hoeveelheid ten minste 20% van de toegevoerde of opgepompte hoeveelheid water bedraagt, wordt de op voet van het vierde lid bepaalde hoeveelheid afgevoerd water verminderd met de op andere wijze afgevoerde hoeveelheid water. 8. Indien voor de direct of indirect op de gemeentelijke riolering aangesloten percelen in verband met het ontbreken van afzonderlijke watermeters niet de hoeveelheid afvalwater kan worden vastgesteld zoals hiervoor omschreven, wordt de verdeelsleutel gehanteerd zoals deze door de respectievelijke gebruikers wordt gebruikt voor de onderlinge verdeling van de waternota van de waterleidingmaatschappij en bij het ontbreken van een dergelijke regeling overgegaan tot een zo reëel mogelijke verdeling op basis van beschikbare gegevens. 9. Een belastingplichtige, welke de voor de berekening van de heffing in aanmerking te nemen hoeveelheid water niet of niet uitsluitend van een waterleidingbedrijf heeft afgenomen, is verplicht jaarlijks aangifte te doen van de hoeveelheid op andere wijze toegevoerd of opgepompt water. Artikel 6 Belastingtarieven 1. Het eigenarendeel bedraagt per perceel 37, Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt verhoogd met 105,68 indien het perceel direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. 3. Het gebruikersdeel bedraagt per perceel 30, Het in het derde lid genoemde bedrag wordt voor woningen en boerderijen verhoogd met 79,57 indien het perceel direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. 5. Het in het derde lid genoemde bedrag wordt, indien het perceel direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, voor niet-woningen, niet zijnde boerderijen, verhoogd met: 1. bij een hoeveelheid water van 500 m3 of minder 79,57; 2. bij een hoeveelheid water van meer dan 500 m3 tot en met m3 79,57 vermeerderd met 0,71 per m3 vanaf 500 m3; 3. bij een hoeveelheid water van meer dan m3 tot en met m ,57 vermeerderd met 1,46 per m3 vanaf m3; 4. bij een hoeveelheid water van meer dan m ,57 vermeerderd met 0,71 per m3 vanaf m3. Artikel 5 Na artikel 9 wordt het volgende artikel opgenomen: 3

8 Artikel 9A Vrijstellingen 1. Het eigenarendeel wordt niet geheven van percelen waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. 2. Het gebruikersdeel wordt niet geheven van percelen waarvan de gemeente de gebruiker is. Artikel 6 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari De raad voornoemd, de griffier, de voorzitter, A. ten Hoff M.A.J. van der Tas 4