Onderwijs- en examenregeling

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Onderwijs- en examenregeling"

Transcriptie

1 Onderwijs- en examenregeling Christelijke Hogeschool Windesheim Bachelor Godsdienst en pastoraal werk Croho nr Docent van de 2 e graad in Godsdienst en Levensbeschouwing Croho nr voltijd / deeltijd Deze onderwijs- en examenregeling behoort tot het Studentenstatuut Deze opleidingen zijn in 2010 geaccrediteerd per 1 januari 2011 tot en met 31 december 2016 Waar student en hij staat kan ook gelezen worden de studente en zij De links in dit document werken alleen bij raadpleging van dit document op het intranet van Windesheim

2 INLEIDING: HET DOEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING ONDERWIJS EN EXAMENREGELING - BESCHRIJVING VAN DE OPLEIDING OMSCHRIJVING VAN HET ONDERWIJS VAN DE OPLEIDING De onderwijsvisie van Windesheim De onderwijsleeractiviteiten Studiebegeleiding Kwaliteit en studeerbaarheid Vorm van de opleiding DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD Doelstelling van de opleiding De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding Inhoud van de opleiding De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld Landelijk geldende voorschriften INRICHTING VAN HET ONDERWIJS Inrichting van de opleiding a - De propedeutische fase b - De postpropedeutische of hoofdfase c - Bijzondere leerwegen Overzicht onderwijseenheden Accreditatie ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING RECHTEN EN PLICHTEN Hoofdstuk 1 BEGRIPSBEPALINGEN Art. 1.1 Algemene begripsbepalingen HOOFDSTUK 2 - TOEGANG EN TOELATING Artikel 2.1 Toegang (art WHW, art. 7.31a t/m e WHW, art WEB) Artikel Nadere vooropleidingseis (art WHW) Artikel Aanvullende vooropleidingseis (PMT, Sport en Bewegen, Lerarenopleiding Lichamelijke opvoeding, PABO - art WHW) Artikel Vervallen Artikel 2.4a Aanvullende vooropleidingseis deeltijdopleiding (art WHW) Artikel 2.5 Toelating (art WHW) Artikel Vrijstelling vooropleidingseis ogv gelijkwaardig diploma (art. 7.10, 7.24 en 7.28 WHW) Artikel Vrijstelling propedeutisch examen (art WHW) Artikel EVC (art lid 2 sub r WHW)

3 Artikel 2.9 Ontzegging toegang (art. 7.42a WHW) HOOFDSTUK 3 INRICHTING VAN DE OPLEIDING Artikel 3.1 Vraaggestuurd en Competentiegericht onderwijs Artikel 3.2 Structuur van de opleiding - propedeuse, postpropedeuse en Associate degree (Ad) Artikel Examens en graden van de opleiding Artikel 3.4 Major Artikel Minors Artikel 3.6 Premastertraject Artikel Studiepunten onderwijseenheid Artikel Onderwijsperioden per studiejaar Artikel Nederlandse taal (art. 7.2 WHW) HOOFDSTUK 4 - STUDIEBEGELEIDING (ART LID 2 SUB U WHW) Artikel Studiebegeleiding Artikel 4.2 Studieloopbaanbegeleiding Artikel 4.3 Algemene studiebegeleiding Artikel Bijzondere studiebegeleiding HOOFDSTUK 5 - STUDIEADVIES Artikel Uitbrengen studieadvies Artikel Afwijzing bij het studieadvies Artikel Procedure bij afwijzing bij het studieadvies HOOFDSTUK 6 TOETSEN, TENTAMENS EN EXAMENS Artikel Vorm van de tentamens Artikel Schriftelijke toets Artikel Portfolio of werkstuk als toets Artikel Mondelinge toets Artikel Vrijstelling voor tentamens Artikel Afleggen van tentamens Artikel Cijfers

4 Artikel 6.8 Toetsuitslag en tentamencijfer Artikel Inzage beoordeeld werk Artikel 6.10 Geldigheidsduur tentamens en vrijstellingen Artikel Examen Artikel Cum laude HOOFDSTUK 7 - EXAMENCOMMISSIE Artikel Instelling en taken examencommissie Artikel Benoeming en samenstelling examencommissie Artikel Subcommissies Artikel Examinatoren Artikel Getuigschriften en verklaringen HOOFDSTUK 8 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN Artikel Bezwaar en beroep Artikel Wijziging van de regeling Artikel Bijlagen bij onderwijs- en examenregeling Artikel Slot- en overgangsbepalingen Artikel Inwerkingtreding en looptijd BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE

5 INLEIDING: HET DOEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING In het Studentenstatuut zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op de rechten en plichten van studenten. Samen met het Reglement Examencommissie is de Onderwijs- en Examenregeling (OER) de belangrijkste regeling in het studentenstatuut. De opleiding heeft één Onderwijs- en Examenregeling. Deze is zo vormgegeven dat iedere doelgroep en student binnen de opleiding kan werken met het deel dat voor deze doelgroep relevant is In de OER is een concrete uitwerking van de inhoud van de opleiding opgenomen. Deze is opgesteld door het management van de opleiding. De examencommissie oordeelt of de OER op een juiste manier wordt uitgevoerd. Als een student vragen, opmerkingen of klachten over de uitvoering van de OER heeft, dan kunnen deze aan de examencommissie worden voorgelegd. In het Reglement Examencommissie staan de regels die de examencommissie daarbij hanteert. Enkele opleidingen hebben een deel van het studentenstatuut verwerkt in een studiegids. In deze gids staat, naast enkele regelingen uit het statuut, ook nog andere informatie over de opleiding. Bijvoorbeeld een overzicht van alle docenten, of de openingstijden van de Servicebalie. Naast de OER en het Reglement Examencommissie zijn er nog meer regelingen, deze zijn alle in het Studentenstatuut opgenomen. Bijvoorbeeld regelingen over medezeggenschap, financiële uitkeringen, huisregels en privacy-regels, de rechtsbescherming van studenten en het klachtenloket. Het studentenstatuut met al deze regelingen is te vinden op Sharenet en WISE. Per 1 september 2016 starten de opleidingen GPW en GL met een nieuw curriculum. In het studiejaar wordt dit nieuwe curriculum ingevoerd in de propedeuse (cohort 2016). Per 1 september 2017 zal dit nieuwe curriculum worden ingevoerd in de overige studiejaren (2, 3 en 4). Studenten die op 1 september 2015 (cohort 2015) in het eerste jaar van de opleiding zijn gestart, zullen per 1 september 2017 overgaan naar het nieuwe curriculum. Studenten die voor 1 september 2015 zijn gestart (cohort 2013, cohort 2014 en eventuele eerdere cohorten) kunnen gebruik maken van een overgangsregeling. Voorgaande betekent dat voorliggende OER alleen betrekking heeft op de cohorten 2013, 2014 en 2015 en eventuele eerdere cohorten. Op sharenet onder de opleidingscommunity van Theologie en Levensbeschouwing vinden studenten alle zaken met betrekking tot uitvoering onderwijs en praktische zaken. Het is ook het communicatiekanaal van de opleidingen. We wensen ieder een goed collegejaar , Peter de Haan Directeur lerarenopleidingen voortgezet onderwijs en opleidingen Theologie en Levensbeschouwing 5

6 1. ONDERWIJS EN EXAMENREGELING - BESCHRIJVING VAN DE OPLEIDING 1.1 OMSCHRIJVING VAN HET ONDERWIJS VAN DE OPLEIDING De onderwijsvisie van Windesheim Windesheim is een brede kennisinstelling en heeft de ambitie een inspirerende omgeving voor hoger onderwijs te zijn. Onze studenten wordt een excellente opleiding aangeboden, die hen theoretisch en praktisch voorbereidt op een succesvolle en maatschappelijk relevante loopbaan. Om de ontwikkeling van het onderwijs verdere impulsen te geven, wordt praktijkgericht onderzoek verricht. Daarnaast wordt de kennis voortdurend getoetst aan de praktijk door samen te werken met bedrijven en non-profit organisaties in de regio. Door onderwijs, onderzoek en ondernemen op deze wijze uitgebalanceerd ten opzichte van elkaar te positioneren, versterken ze elkaar. Onze vier uitgangspunten Ambitieus studieklimaat Windesheim daagt studenten uit. In de leersituatie wordt steeds spanning gecreëerd tussen het bestaande en het volgende competentieniveau, waardoor studenten worden geprikkeld hun grenzen te verleggen. De praktijk van het beroep is de basis waaraan uitdagende opdrachten worden ontleend. Om recht te doen aan de verschillende talenten en ambities kunnen studenten binnen de beroepsgerichte curricula een deel van het onderwijs zelf invullen om tot verbreding, verdieping of verzwaring van het programma te komen. In dit ambitieuze studieklimaat worden kwantitatieve en kwalitatieve eisen gesteld aan de inspanningen van de student. Uitdagend, tegelijkertijd realistisch. De waarde(n)volle professional Windesheim leidt professionals op die geleerd hebben het eigen professionele handelen kritisch ter discussie te stellen en hierover verantwoording af te leggen. Daarbij hanteert de professional persoonlijke, institutionele en wettelijke waarden en normen. Door een onderzoekende en reflectieve houding ontwikkelen zij continu hun professionaliteit, vanuit hun idealen over goed samenleven. Vanuit de eigen vakbekwaamheid en met die kritische reflectie leveren zij een bijdrage aan de kwaliteit van de samenleving. De professional is op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen op het vakgebied en is door onderzoekvaardigheden toegerust voor de toekomst en de steeds veranderende beroepspraktijk. Hij ziet kansen, weet deze te benutten, kan innoveren en neemt initiatief. Studentbegeleiding op maat Aan studenten wordt persoonlijke en adequate begeleiding aangeboden, met eerlijke en bruikbare feedback op de prestaties. Al voor de poort maakt de student kennis met Windesheim en vice versa, met het doel de meest passende opleiding te kunnen kiezen. Er wordt gestuurd op resultaat, zodat de student succesvol zijn studie kan doorlopen. Windesheim biedt een omgeving waarin studenten zich maximaal kunnen ontplooien. Hierbij worden zowel uitzonderlijke begaafdheden als specifieke functiebeperkingen serieus genomen. Tevens wordt tijd- en plaats-onafhankelijk werken gefaciliteerd. Hoge kwaliteit van onderwijs De norm is het aanbieden van opleidingen van bovengemiddeld niveau. Een deel van de opleidingen van Windesheim heeft een nóg hoger ambitieniveau en werkt toe naar het predicaat: Topopleiding. Om steeds met de nieuwste inzichten in de diverse vakgebieden te kunnen werken, zijn opleidingen verbonden met Centers of Expertise en kenniscentra. Onderwijs, onderzoek en ondernemen zijn met elkaar geïntegreerd en versterken elkaar daardoor in kwaliteit en vernieuwingskracht. 6

7 Windesheim laat iedere student zich internationaal oriënteren om de kwaliteit en het beroepsperspectief van de afgestudeerden te vergroten. Windesheim handhaaft en verbetert continu onderwijskwaliteit. Het professioneel handelen van alle medewerkers is het vertrekpunt voor kwaliteit. Docenten vormen de ruggengraat van de kwaliteit van de opleiding. Zij zijn op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen binnen hun vakgebied. Windesheim hanteert hierbij een dubbele professionaliteit: docenten zijn vakbekwaam én didactisch onderlegd. Hoge kwaliteit is voor hen geen toevallige uitkomst, het is een logisch gevolg van de beheersing van het proces en de afstemming met de omgeving. Windesheim Is een inspirerende kennisinstelling voor met name de regio Zwolle en Almere met een ambitieus studieklimaat en opleidingen van bovengemiddeld niveau. Biedt een omgeving waar de student zich, met de nodige invloed op het studieprogramma, kan vormen tot een waarde(n)volle professional. Levert een professional die de regie kan voeren over de eigen loopbaan en over de grenzen van het vakgebied kan heenkijken De onderwijsleeractiviteiten Student centraal De student staat tijdens de opleiding centraal in zijn of haar theologische ontwikkeling. Hierbij gaan we uit van pluraliteit: we stimuleren studenten tot het ontwikkelen van een persoonlijke theologische identiteit. De onderwijseenheden zijn niet gericht op het overdragen van een theologische identiteit maar op het verwerven van een eigen identiteit door studenten in gesprek met elementen uit verschillende tradities, met docenten en met de medestudenten. We gaan er vanuit dat hermeneutische communicatie (zie pagina 12) de kernkwaliteit is van de godsdienst- pastoraal werker en docent godsdienst en levensbeschouwing. En als subjectwording of identiteitsbevordering het doel is van hermeneutische communicatie, dan betekent dat dat we als voornaamste opleidingsdoel hebben dat de beginnend beroepsbeoefenaar mensen, groepen, organisaties en instellingen kan ondersteunen in het verder ontwikkelen van een eigen religieuze identiteit. De kritische optiek wordt geconcretiseerd in een emancipatorische beroepshouding. Christendom centraal Staande in een met name door het christendom gestempelde cultuur en werkend met een grote meerderheid aan studenten die geworteld zijn en willen gaan werken in een christelijke context willen we als theologische opleiding enerzijds ruimte bieden aan hen die geen of weinig binding hebben met het christendom of christelijke kerken en organisaties, en anderzijds duidelijk laten blijken dat we een voluit theologische opleiding zijn. Enerzijds willen we uitnodigend zijn door een godsdienstwetenschappelijke benadering toe te passen en het christendom te plaatsen in de context van een multireligieuze samenleving, anderzijds willen we het leeuwendeel van de opleiding besteden aan het spreken vanuit de christelijke traditie. In de drie te hanteren profielen wordt dit op onderscheiden wijze uitgewerkt. Waar gesproken wordt vanuit de christelijke traditie wordt dit zo gedaan dat er ruimte is voor vergelijking en confrontatie met andere tradities, binnen en buiten het christendom, bijvoorbeeld in literatuurkeus en opdrachten. Theologische visie op de lerende mens De mens is als schepsel van God aangelegd op ontmoeting en op groei. In het samenleven met de ander en met God heeft de mens ontwikkelingskansen, groeimogelijkheden. Identiteit ligt theologisch gezien in het beeld Gods zijn van de mens: mens in meervoud, mens met een opdracht om de aarde bewoonbaar te maken, mens op relatie aangelegd, mens die steeds meer mens wordt door zich te vernieuwen naar het beeld van Christus. De identiteit ligt als het ware voor de mens en is nooit af. De pedagogische en theologische tradities gebruiken voor dit groeiproces waarop de mens is aangelegd verschillende 7

8 termen. We kiezen uit die tradities voor de in het Nederlands niet goed vertaalbare term Bildung om het doel en het proces van onderwijs te verwoorden. Pedagogische visie op theologie-onderwijs Terwijl de term opvoeden vaak als vertrekpunt de eisen van cultuur en omgeving neemt om kinderen daaraan aan te passen, vertrekt Bildung vanuit het subject, dat de wereld, de cultuur, de omgeving vormgeeft en (her)structureert. De doelen voor de identiteitsontwikkeling en de wegen die daartoe leiden worden vanuit de mens vorm gegeven. De mens is altijd ingebed in de sociaaleconomische en politieke situatie. Binnen Windesheim is voor deze eigen vormgeving de term zelfsturing gekozen. Bildung is echter een rijker begrip, daar dit niet alleen duidt op de technisch/materiële keuzen die een student kan gaan maken- welke module ga ik wanneer volgen?, aan welke competentie ga ik werken? - maar vooral aangeeft dat leren ten diepste persoonsvorming, menswording is. Het is niet zo dat alleen actueel geconstrueerde kennis ten dienste van de beroepssituaties relevant is; het is ook niet zo dat er eeuwige waarheden in een student kunnen worden gestopt door de alwetende docent. Studenten zijn geen passieve ontvangers van informatie, maar bouwen zelf actief hun kennis en vaardigheden op. Ze doen daarbij ook een beroep op informatie van buitenaf. Deze wordt echter niet rechtstreeks opgenomen, maar geïnterpreteerd, bewerkt en geassimileerd in samenhang met voorkennis, aanwezige vaardigheden, verwachtingen, behoeften en andere predisposities. Des te actiever een student kennis en vaardigheden kan bewerken des te meer neemt hij op. Die bewerking vindt plaats binnen de sociale ruimte, vanuit een sociale positie, binnen een bepaald taalveld en in symbolische en rituele interactie met anderen. Dit betekent dat we vooral zelfverwervende en integrerende didactische vormen benutten. In ervarend leren aan de hand van opdrachten ontwikkelt de student gaandeweg een kennisbestand, waarbij de leerwinst juist op de lange termijn zichtbaar en ervaarbaar wordt. Dit wil niet zeggen dat er geen kennis wordt aangeboden. Wel geldt dat waar de docent vooral verteller, aanbieder of leraar is, altijd gebruik zal worden gemaakt van casuïstiek om kennis te verbinden met praktijksituaties. Ook geldt dat het overdragen van kennis altijd ten dienste staat van het vervullen van opdrachten. De leerervaringen worden aangeboden of gecreëerd met het oog op de onderwijsdoelen, met name de beroepskwalificaties. De vraag is nu wie het doel bepaalt: de student, docent - namens de opleiding, of beiden? We kiezen als opleiding voor een gemengd model waarin enerzijds heldere en door het beroepenveld gelegitimeerde onderwijsdoelen zijn geformuleerd, en er anderzijds in dialoog met de student persoonlijke leertrajecten worden afgesproken die het behalen van deze onderwijsdoelen faciliteren. De student dient binnen dit geheel in zijn eigenheid tot zijn recht te komen als subject van een persoonlijk bildungsproces. Hierbij wordt steeds een kritisch perspectief in acht genomen, zoals hierboven ten aanzien van de hermeneutiek werd verwoord. Kritisch betekent hier niet alleen dat vanuit de traditie elementen ons worden aangereikt die onszelf en onze werkelijkheid kunnen veranderen, maar het betekent eveneens dat studenten en docenten voortdurend reflecteren op uitgangspunten en doelstellingen in het licht van de vraag wiens belang hiermee gediend wordt: opleiding? kerk? docent? een politieke stroming? Bildung voltrekt zich en mondt uit in een kritisch-emancipatorische houding. Doel van de ontwikkeling is theologische expertise. Hoe deze zich uit in het persoonlijke en beroepsmatige leven staat open. De opleiding streeft ernaar studenten te stimuleren tot een zodanige persoonsvorming, dat zij vanuit een eigen theologische en geloofsidentiteit als mondige mensen leren leven en hun professie uitoefenen. Wat conceptueel denken betreft gaat het er om niet slechts inzichten aan te leren, maar ook begrip ten aanzien van het tot stand komen van inzichten en een open houding voor het ontwikkelen van nieuwe theologie. Het is een spel tussen openbaring en ervaring, waarbij wellicht eerder kan worden gedacht in kernwoorden of thema s dan in systemen. Geen vastgelegde denkstructuren, maar openheid voor 8

9 ontdekkend leren. In dit ontdekkende leren willen we ruimte geven aan de creativiteit van de student. Creativiteit voor het al reflecterend ontdekken van nieuwe geloofsinhouden of expressie daarvan, van nieuwe oplossingen, handelingsmodellen. De reflectiviteit wordt uiteraard ook ingezet om de eigen spiritualiteit te verkennen en te ontwikkelen mede in relatie tot het beroepsmatige handelen. Het kennen van de eigen religieuze wortels, de eigen actuele spirituele attitude en de kansen en mogelijkheden voor spirituele ontwikkeling en verdieping en de wijze waarop de eigen spiritualiteit een rol speelt of kan spelen in het beroepsmatige handelen wordt opgenomen in het steeds doorgaande reflectieve proces van studieloopbaanbegeleiding. De opleiding Theologie & Levensbeschouwing kiest voor competentiegericht onderwijs, met de nadruk op reflectiviteit en persoonsvorming. Wel proberen we te waken voor een functionalistische benadering van het competentieleren. Het gaat niet alleen om het aanleren van technieken en kennisoverdracht, het gaat ook en vooral om het vormen van een persoon die een geheel aan kennis, vaardigheden en attituden in leert zetten of tot uiting brengen in haar of zijn beroepshandelen. Vanaf de eerste onderwijsmodule is de student bezig met het nadenken over wie hij of zij is, welke kernwaarden hij wil nastreven en wie hij of zij wil worden met het oog op de toekomstige beroepsuitoefening. Ook wordt dat zichtbaar in de nadruk die wordt gelegd op het toe-eigenen van enkele voor het beroep relevante houdingen (emancipatorisch; reflectief; evaluatief; communicatief; burgerschap en samenleving). Een student neemt kennis van beroepsstandaarden en good practices en gaat vervolgens zoeken naar de eigen invulling van het beroep. Hierbij wordt vernieuwing (verbetering door verdieping) van de beroepsstandaarden niet uitgesloten, integendeel: studenten worden uitgedaagd op zoek te gaan naar nieuwe vormen waarin activiteiten op de werkvelden beter kunnen worden uitgevoerd in de beroepssituaties. Iedere onderwijsmodule is opgebouwd rond een kenmerkende beroepssituatie waarin aan een of meer competenties wordt gewerkt. Didactisch wordt gewerkt in leerlijnen met daarbij horende leeractiviteiten. De beroepscompetenties zijn uitgewerkt in deelcompetenties en worden op drie niveaus aan de orde gesteld: beginner, gevorderd en bachelor. Criteria zijn toenemende complexiteit en zelfstandigheid Studiebegeleiding Het centraal stellen van de student die reflecteert op zijn eigen leerproces en mogelijkheden, wordt in de opleiding benadrukt doordat elk jaar studiebegeleiding wordt aangeboden. Deze is georganiseerd in de reflectieleerlijn, waarin persoonlijke loopbaanbegeleiding en intervisie hand in hand gaan. Vanaf dag één leert de student reflecteren op motivaties, mogelijkheden, leerwegen, attituden enzovoort. In het eerste jaar ligt de nadruk op geschiktheid voor de opleiding en op de keuze van profielaccenten. Elke periode van de major is 1 EC geprogrammeerd voor reflectie en studieloopbaanbegeleiding. Voor studeren met een functiebeperking gelden de maatregelen vermeld in het SMF kader Kwaliteit en studeerbaarheid De studielast en toetsing is evenwichtig gespreid over steeds vier perioden per jaar in de vier jaren van de opleiding. De opleidingen evalueren het onderwijsprogramma periodiek en op diverse wijzen. Zo evalueren de docenten zelf, in samenspraak met de studenten hun onderwijseenheid en stellen deze desgewenst bij. Daarnaast vinden groepsevaluaties plaats, waarbij de onderwijseenheden van een bepaalde lesperiode worden geëvalueerd. De digitale evaluaties van de onderwijseenheden geven een goed beeld van de ervaren studielast. Voor een diepgaande controle op de toetsing is er een jaarlijkse analyse van de studiewijzers op diverse onderdelen zoals: de relatie tussen de inhoud van de onderwijseenheid tot de te verwerven (deel)competentie en het niveau daarvan; de realiseerbaarheid en representativiteit van het gevraagde beroepsproduct; de wijze en criteria van toetsing en beoordeling. 9

10 De opleidingen maakten in het studiejaar 2008/2009 de overgang mee van deze controle door de Stuurgroep Onderwijsvernieuwing, die per 1 juni 2008 haar werkzaamheden beëindigde, naar toetsing door een in 2013 ingestelde toetscommissie (deze valt onder de examencommissie)en toetsduo s van twee docenten. De resultaten van deze evaluaties worden in het docententeam gebracht, op grond waarvan bijstelling van de programma s kan plaatsvinden. Steekproefsgewijs toetst de examencommissie de onderwijseenheden op studeerbaarheid. Het studentenstatuut wordt voorgelegd aan de opleidingscommissie en de examencommissie voor advisering en goedkeuring Vorm van de opleiding 1. Het onderwijs in de opleiding wordt voltijds en deeltijds verzorgd en is hieronder uitgewerkt. Voor het voltijdprogramma geldt dat het vanaf periode 6 voor een aanzienlijk deel samenvalt met het deeltijdprogramma van GPW en GL. 2. Bij de deeltijdopleiding zijn geen werkzaamheden als onderwijseenheden opgenomen waarvoor eisen aan de werkkring zijn gesteld. Vormgeving GPW deeltijd 10

11 Vormgeving GL deeltijd Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4 Propedeuse: Major 1-4 Major 5-6 Major 7-8: Bijzondere zorg Major 9-10: Spiritualiteit als creatief proces Keuzeminor: bijv. Pre-master Verplichte Verdiepende Minor Theologische disciplines + LIO stage MA 11-12: LIOstage+ afstuderen Vormgeving voltijdopleidingen GCS Opleidingen GPW voltijd en deeltijd Zelfstandig deel GCS voltijdopleidingen GPW-GL Zelfstandig deel deeltijdopleidingen GPW-GL Major 1-6 Major 1-6 Gemeenschappelijk deel VerdiependeMinoren Pre-master Major 7-10 Profielaccent Major

12 1.2 - DE RELATIE VAN DE OPLEIDING MET HET BEROEPENVELD Doelstelling van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd de student de vereiste competenties en/of een zodanige integratie van kennis, vaardigheden en inzicht bij te brengen, dat hij in staat is tot zelfstandige beroepsuitoefening. Het gaat daarbij om de volgende beroepen: a. De opleiding Docent van de 2e graad in godsdienst-levensbeschouwing, nader aan te duiden als GL stelt zich ten doel studenten competenties te laten verwerven op bachelorniveau voor het beroep leraar godsdienst/levensbeschouwing. Het gaat hierbij om de SBL-competenties, zoals deze zijn vastgesteld door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren, aangevuld met de vakspecifieke indicatoren van de Besturenraad en de kennisbasis godsdienst-levensbeschouwing. b. De opleiding Godsdienst-pastoraal werk, nader aan te duiden als GPW, stelt zich ten doel studenten competenties te laten verwerven op bachelorniveau voor het beroepenveld GPW. Het gaat om de theologische domeincompetenties, zoals deze zijn vastgesteld in het Landelijk Opleidingsoverleg en de in de brochure Een professional met diepgang en de bijbehorende vaktheorie en basistheorie De eindtermen c.q. eindcompetenties van de opleiding Competentieprofiel GPW opleiding : Ontstaan en hantering Dit hoofdstuk biedt een beschrijving van competenties. Deze competentiebeschrijving staat ten dienste van de opleiding Godsdienst-pastoraal werk en is voortgekomen uit bezinning in de stuurgroep onderwijsvernieuwing en in ontwikkelgroepen van docenten op de taken die beginnend HBOprofessionals anno nu zouden moeten kunnen uitvoeren. In de formulering van de competenties is uitgegaan van het in 2004 gereedgekomen Beroepsprofiel Kerkelijk Werker van de Protestantse Kerk in Nederland en het Beroepsprofiel Heilsofficier van het Leger des Heils. Voorts is rekening gehouden met eerder door de hogescholen zelf geschreven beroepsprofielen namelijk het beroepsprofiel Kerkelijk Werker van STH, en de beroepsprofielen Kerkelijk werker- gemeentewerk en Kerkelijk-werker apostolair werk van de voormalige NBI Hogeschool. Ook is rekening gehouden met het concept beroepsstandaard Algemeen Geestelijk Verzorger van de Beroepsvereniging Albert Camus. Dit competentieprofiel is voorgelegd aan representanten uit het werkveld voor feedback en heeft op 7 november 2005 in een bijeenkomst van het team opleidingen theologie een definitieve status ontvangen. Dit competentieprofiel ligt ten grondslag aan de bacheloropleiding godsdienst-pastoraal werk, die is gestart in Dit competentieprofiel wordt regelmatig geëvalueerd en bijgesteld. Het terrein van godsdienst en zingeving en de institutionele vormgeving aan zingeving en/of levensbeschouwing is continu in beweging en afgestudeerde HBO-ers worden voortdurend voor nieuwe professionele uitdagingen gesteld. Ervaringen van studenten in leerwerktrajecten, contacten met een veldadviescommissie en inlichtingen van assessoren en informatie uit de opleidingsevaluaties zullen leiden tot vernieuwing van het curriculum in Dit loopt in de pas met de vernieuwing van het landelijke competentieprofiel GPW. We hebben ervoor gekozen om enerzijds een helder profiel te beschrijven waaruit voldoende zichtbaar wordt welke eisen het werkveld aan beginnende beroepsbeoefenaren stelt, maar anderzijds een niveau van detaillering toe te passen dat ruimte laat voor contextuele en persoonlijke invulling in het contact tussen docent en student, student en vakcoach, en studenten onderling. Het concreet maken van criteria op het niveau van uitwerking van opdrachten in colleges en leerwerktrajecten is achterwege gelaten. In de onderwijsleersituaties hetzij binnenschools, hetzij buitenschools zal in overleg concreet moeten 12

13 worden gemaakt hoe een competentie op de verschillende niveaus kan worden verworven en hoe bewijsmateriaal hiervan kan worden vastgelegd. Houdingen Menig competentieprofiel richt zich op een omschrijving van beroepshandelingen in termen van een samenspel van vaardigheden en kennis. Onze opleidingen kiezen er echter voor tevens een aantal houdingen te benoemen waarmee beroepshandelingen worden verricht. De houdingen die wij beschrijven geven in onze ogen mede de kwaliteit van het verrichte werk aan. Het werk waarvoor wij opleiden is niet slechts een kwestie van technische handelingen waarvoor vaardigheid en kennis nodig is. De HBO-professional op het terrein van godsdienst-pastoraal werk en godsdienst leraar is allereerst zelf instrument van handeling en in de houding die iemand aanneemt toont zich zijn professionaliteit. In dit competentieprofiel geven we daarom een beschrijving van gewenste basishoudingen weer. Deze houdingen verwachten we bij elke beroepscompetentie terug te vinden. Bij het beschrijven van deze vier verschillende competenties (GPW) en zeven competenties (GL) verwijzen we soms kort naar een of meer houdingen, waarvan we verwachten dat ze in het bijzonder in het geding zijn. HBO generieke competenties en beroepscompetenties Binnen Windesheim wordt in alle HBO-opleidingen gewerkt met wat genoemd wordt de HBO-generieke competenties. Deze worden in dit hoofdstuk weergeven. Het in het onderwijs rekenen met deze competenties en het toetsen ervan moet het HBO-niveau van de opleiding garanderen. Daarnaast kent iedere opleiding binnen Windesheim beroepscompetenties. Dit zijn die competenties die specifiek voor het beroep waarvoor wordt opgeleid nodig zijn. In onze opleiding zijn dat de pastorale competentie, de liturgische competentie, de agogisch-educatieve competentie en de missionaire competentie. Het onderwijs wordt met het oog op het verwerven van deze competenties ingericht. Daarbij wordt voortdurend in het oog gehouden dat dit op HBO-niveau moet gebeuren en dat banden worden gelegd met de HBO-generieke competenties. In principe wordt binnen alle beroepscompetenties rekening gehouden met alle HBO-generieke competenties. Bij elke beroepscompetenties wordt echter aangegeven aan welke generieke competentie in het bijzonder aandacht wordt besteed bij het verwerven van de vaardigheid tot het beroepsmatig handelen. Deze bijzondere aandacht blijkt uit het feit dat het generieke deel mede wordt getoetst. Hermeneutisch criterium Met de beschrijving van de beroepscompetenties en de generieke competenties is dit competentieprofiel nog niet voltooid. In tegendeel: het eigene van het werk van een HBO-theoloog is dan nog niet voldoende voor het voetlicht gekomen. Elke beroepscompetenties dient namelijk te voldoen aan het hermeneutisch criterium, wil het beroepshandelen werkelijk theologisch beroepshandelen zijn. Dit hermeneutisch criterium luidt: De beroepsbeoefenaar heeft de competentie om enerzijds bijbel en christelijke traditie en anderzijds mens(en) en huidige samenleving in hun onderlinge betekenisvolle samenhang te vertolken met en voor de doelgroep. De kern van het beroepshandelen is dat een afgestudeerde theologie, bijbel en christelijke traditie op creatieve en dynamische wijze kan verbinden met de actuele maatschappelijke sociale of individuele situatie van mensen, groepen en geloofsgemeenschappen in taken die verricht moeten worden op het werkveld. Hermeneutisch wordt verstaan in een dubbele zin. De beginnend beroepsbeoefenaar kan menselijke en maatschappelijke situaties verstaan met behulp van sociaal-wetenschappelijke inzichten en deze plaatsen in het licht van bijbel en christelijke traditie. De afgestudeerde kan daarnaast bijbel en christelijke traditie verstaan met behulp van historische en literatuurwetenschappelijke methoden en verbinden met mensen in hun situaties. Deze beide verstaansprocessen kan de afgestudeerde inzetten ten dienste van het religieus-communicatieve handelen in onderwijs, pastoraat, liturgie, gemeenteopbouw en missionair werk. 13

14 In alle beroepscompetenties zal dit criterium in de beschrijvingen zichtbaar worden gemaakt. Het zal ook steeds in het onderwijs worden getoetst. HBO-generieke competenties/dublin descriptoren Windesheim hanteert 11 generieke competenties als vertaling van de Dublin-descriptoren en onderscheidt zich hiermee van andere hogescholen die er 10 kennen. Windesheim heeft bijzondere aandacht voor het vermogen tot zelfsturing van studenten/beginnend professionals (competentie 11). Dit vermogen is apart benoemd. Een tweede Windesheim-eigen element is het expliciet benoemen van het vermogen tot eenvoudig praktijkgericht onderzoek bij de derde competentie. Hieronder volgen de omschrijvingen: Dublin descriptoren Commissie Franssen Generieke Specificatie HBO Kwalificaties Kennis en inzicht 1. Brede professionalisering Kan zelfstandig taken uitoefenen als beginnend beroepsbeoefenaar, kan functioneren binnen een arbeidsorganisatie en zich verder professionaliseren. 2. Multidisciplinaire integratie Heeft kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden geïntegreerd vanuit het perspectief van beroepsmatig handelen. Toepassing kennis en inzicht 3. Toepassing relevante inzichten, theorieën concepten en onderzoeksresultaten Past uitkomsten van (wetenschappelijk) onderzoek toe bij vraagstukken waarmee zij in de beroepsuitoefening wordt geconfronteerd; kan zelfstandig eenvoudig praktijkgericht onderzoek Oordeelsvorming 5. Creativiteit en complexiteit in handelen 14 uitvoeren Weet om te gaan met vraagstukken waarvan het probleem niet op voorhand duidelijk is omschreven en waarop standaardprocedures niet van toepassing zijn 6. Probleemgericht werken Definieert en analyseert complexe beroepssituaties zelfstandig 7. Methodisch en reflectief denken en handelen Stelt realistische doelen, pakt werkzaamheden planmatig aan en reflecteert op het beroepsmatig handelen 10. Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid Toont begrip en betrokkenheid met betrekking tot ethische, normatieve en maatschappelijke vragen Communicatie 8. Sociaal-communicatieve Communiceert en werkt samen

15 Dublin descriptoren Leervaardigheden Commissie Franssen Generieke HBO Kwalificaties bekwaamheid 9. Basiskwalificering voor managementfuncties 4. Transfer en brede inzetbaarheid Specificatie met anderen in een arbeidsorganisatie Kan eenvoudige leidinggevende en managementtaken uitvoeren Past kennis, inzichten en vaardigheden toe in uiteenlopende beroepssituaties 11. Zelfsturing Kan opleiding en loopbaan zelf sturen Beroepshoudingen De kwaliteit van het competente beroepshandelen toont zich niet slechts in het methodisch verrichten van taken, maar ook in een adequate beroepshouding. Onderstaand hebben we gepoogd toetsbare criteria voor docenten en studenten te formuleren. Een houding is een relatief stabiele en langdurige geneigdheid om zich te gedragen of te reageren op een bepaalde manier wat personen, objecten, instellingen of onderwerpen betreft en die een richting geeft aan de reactie van het individu. Aan een houding zijn cognitieve, affectieve en gedragsmatige aspecten te onderscheiden. Een verzameling van persoonlijke attitudes ten opzichte van de beroepstaken, vormt de beroepshouding. Een houding wordt in het beroepsmatige handelen zichtbaar, ervaarbaar en beoordeelbaar. Gezien het persoonsgebonden karakter vindt beoordeling hierop plaats vanuit de professionele intersubjectiviteit van de docenten van de opleidingen. Voor een beginnende beroepsbeoefenaar uit de opleiding godsdienst-pastoraal werk en godsdienstleraar zijn de volgende beroepshoudingen van groot gewicht: de antropocentrische houding, de emancipatorische houding, de houding t.o.v. burgerschap en samenleving, de evaluatieve houding, de reflectieve houding en de communicatieve houding. Beschrijving houdingen 1. Antropocentrische houding: 1.1 kan een relatie aangaan waarin veiligheid en vertrouwen tot stand komen; 1.2 kan belangeloos aandacht schenken; 1.3 is zonder verborgen agenda beschikbaar; 1.4 is gericht op de wensen, opvattingen, behoeften van de ander; 2. Emancipatorische houding: 2.1 is gericht op de vergroting van de zelfstandigheid van anderen en die van zich zelf; 2.2 is gericht op onderkenning van eigen deskundigheid en grenzen en op het helpen van mensen bij het ontdekken van hun eigen deskundigheid en grenzen; 2.3 is gericht op zijn eigen mondigheid en weerbaarheid en op het mensen bewust maken van, begeleiden bij ondersteunen van het mondig en weerbaar worden; 2.4 is gericht op mensen en ondersteunt tot zelfstandig handelen; 2.5 zet in op wederzijdse verantwoordelijkheid; 3. Houding t.o.v. burgerschap en samenleving: 3.1 is gericht op actuele maatschappelijke en culturele ontwikkelingen; 3.2 is gericht op het ontwikkelen van initiatieven ter bevordering van het beroep; 3.3 is gericht op luisteren naar opvattingen van deelnemers en collegae die politiek van aard zijn en ook als zij zich hierin niet of niet geheel herkent; 15

16 4. Communicatieve houding: 4.1 maakt probleemsituaties bespreekbaar en gaat conflicten niet uit de weg; 4.2 weet met uitingen van gevoelens om te gaan; 4.3 kan zich inleven in gedachten, gevoelens en situaties van anderen en kan deze communiceren; 4.4 ziet observaties van anderen als aanvulling en informatie; 5. Reflectieve houding: 5.1 is gericht op zelfbeschouwing, en op het geven van betekenis aan eigen ervaringen 6. Evaluatieve houding: 6.1 is gericht op toetsing van het eigen handelen aan bepaalde, vooraf gestelde eisen; 6.2 is gericht op kritiek op houding van individuen en groepen, werkwijzen en normen in relatie met denken, voelen en handelen; 6.3 is gericht op beoordeling van methoden en middelen ten behoeve van zijn beroepsmatig handelen. Beroepscompetenties Onderstaand worden de beroepscompetenties beschreven in het format van Windesheim, volgens de Windesheim Onderwijs Standaarden. We geven hierbij aan dat zowel de aangegeven beroepscontexten als de indicatoren niet limitatief zijn bedoeld, maar dat we juist in het hanteren van de competenties open willen zijn voor aanvullingen en correcties. Dit geldt zeker ook voor de niveau-indicatie van taken/opdrachten, die vaak feitelijk pas in de concrete leerwerk-situatie kan worden vastgesteld. 1. Agogisch /educatieve competentie Beroepsrol/ 1. Begeleidt individuen, groepen en organisaties bij leer- en beroepsverrichting vormingsactiviteiten 2. Levert bijdragen t.b.v. organisatieontwikkeling 3. Stimuleert anderen en rust hen toe tot het gemeenschappelijk verrichten van activiteiten Beroepscontext 1. Geloofsgemeenschappen 2. Zorginstellingen 3. Identiteitsgebonden organisaties 4. Organisaties die zingevingvragen stellen Verbinding met generieke en hbocompetenties 1. Methodisch en reflectief denken en handelen 2. Sociaal-communicatieve bekwaamheid 3. Basiskwalificering managementfuncties Resultaat Door middel van identiteitsgebonden leer- en vormingsactiviteiten met individuen en groepen in organisaties worden bijdragen geleverd die tot persoonlijke groei van mensen, de ontwikkeling van de organisatie, en het gemeenschappelijk verrichten van activiteiten leiden. Dilemma 1. Beroepskrachten hebben de opdracht veranderingsprocessen te ondersteunen, traditionele gemeenten geven de voorkeur aan het behoud van tradities 2. Beroepskrachten leren professioneel te handelen terwijl kerkelijke vrijwilligers professionaliteit wantrouwen 3. Verantwoordelijkheid van de werker is groot maar de bevoegdheden zijn niet voldoende geregeld 16

17 Deelcompetenties (evt. met eisen bv. tijd/ kwaliteit/ middelen) 1.1 Methodisch en didactische competentie 1.2 Leiding geven aan individuen, groepen en organisaties 1.3 Competent zijn in organisatieontwikkeling en management op basis van moderne organisatie- en/of managementtheorieën 1.4 Competent in het samenwerken met collega's en met de omgeving Prestatie-indicatoren Beoordelingsaspect (deelcompetentie) 1.1. Methodisch en didactische competentie 1.2. Leiding geven aan individuen, groepen en organisaties 1.3. Competent zijn in organisatieontwikkeling en management op basis van moderne organisatie- en/of managementtheorieën Indicatoren kan doelmatig inhouden, werkvormen, opdrachten en oefeningen demonstreren, uitleggen, met de groep reflecteren en evalueren ontwerpt leeractiviteiten die in het perspectief van de levensloop van de deelnemer betekenisvol zijn biedt deelnemers in organisaties programma's aan die een bijdrage leveren aan de persoonlijke- en groepsontwikkeling kan planmatig en doelgericht werken; doelen evalueren en reflecteren; bijstellen als dat nodig is begeleidt individuen en groepen in hun leerproces door reflectiegesprekken te houden zodat zij in staat zijn het eigen leerproces te sturen bewaakt en controleert de voortgang van individuen en groepen kan zijn inhoudelijke expertise en didactische opvattingen en gemaakte keuzes verantwoorden maakt gebruik van relevante en actuele theoretische, methodisch / didactische en theologische inzichten Kan opleidingsbehoefte relateren aan opleidingsnoodzaak kan groepen leiden en groepsprocessen initiëren en begeleiden kan met de doelgroep doelgericht, functiegericht en taakgericht communiceren kan beleid toetsen, ontwikkelen en vertalen naar identiteit ontwikkelingsactiviteiten kan omgaan met weerstanden en samenwerken met individuen en groepen werkt aan de persoonlijke identiteitsontwikkeling in relatie met beroepstaken op basis van de persoonlijke biografie bewerkt bij de doelgroep de bereidheid tot verandering heeft kennis van structuren en processen in organisaties en kan proces- en taakgericht denken en werken kan een ordeningsprincipe van processen in organisaties hanteren en toepassen kan een cyclisch model in een organisatie toepassen heeft zicht in de wijze waarop organisatieontwikkeling vorm kan krijgen en kan deze bespreekbaar maken kan een beleidsplan voor een organisatie structureren en 17

18 1.4. Competent in het samenwerken met collega's en met de omgeving ontwikkelen kan de uitgangspunten van toonaangevende managementvisies en systemen aangeven en in organisaties bespreekbaar maken en invoeren kan organisatietheorie toetsen aan de werkelijkheid van het werkveld en beleidsadvies geven op basis van een verkennen veldonderzoek kan de noodzaak van beleid en beleidsontwikkeling in identiteitsgebonden organisaties aangeven kan samenwerken in de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van leer- en vormingsactiviteiten kan samen met individuen en groepen aan het verbeteren en vernieuwen van het activiteitenprogramma op basis van de gestelde doelen, evaluaties en persoonlijke reflecties werken kan feedback geven en staat open voor het ontvangen van feedback houdt rekening met de doelgroepen in organisaties en maakt de belangen van individuen in groepen bespreekbaar draagt bij aan de doelmatig functionerende organisatie door zich te houden aan de actuele afspraken, procedures en communicatiesystemen kan zijn opvattingen en zijn methodisch en didactisch werken met individuen en groepen functioneel verantwoorden en motiveren kan zijn opvattingen en werkwijzen op het gebied van samenwerken met andere organisaties en instellingen buiten de eigen organisatie om verantwoorden en motiveren geeft voorlichting en informatie aan individuen, groepen en organisaties over eer- en vormingsactiviteiten legt relaties met organisaties en instellingen, bouwt deze verder uit en onderhoudt deze ontwikkelt een netwerk met identiteitsgebonden organisaties en instellingen. 18

19 Kennis, vaardigheden en houdingen - Heeft kennis van leertheoretische stromingen en hun methodische kenmerken in het werken - Leidinggeven, evalueren, reflecteren, concretiseren, samenvatten, samenwerken, presenteren, met jongeren en volwassenen; - Luisteren, methoden ontwikkelen, communiceren, - Heeft kennis van didactische procesmatig denken, werkvormen voor leer- en - In structuren denken, vormingsactiviteiten; - Voorwaardenscheppend, - Heeft kennis van management en organisatiekunde - Zelfreflectief, beslissingen nemen, coachen, begeleiden, adviseren, controleren, - Heeft kennis van leiderschap theorieën en groepsdynamische - Toetsen, doelmatig werken, vorming- en leerprocessen inrichten, betekenis verlenen, processen; - Methodisch en didactisch - Heeft kennis van uitgangspunten voor samenwerking met individuen en groepen in organisaties; werken, verbeterprocessen initiëren. - Heeft kennis van sociologische structuren in de samenleving; - Heeft kennis van presentatie - en voorlichting methoden. - Heeft kennis van de sociale kaart - Heeft kennis van identiteitsgebonden vrijwilligersorganisaties; - Heeft kennis van modellen en methoden van kerkopbouw; - Heeft kennis van ecclesialogische modellen en visies; - Heeft kennis van catechetische modellen, werkvormen en visies; - Heeft kennis van mathetiek; - Heeft kennis van godsdienstpedagogiek; - Heeft kennis van agogiek en groepsdynamica; - Heeft kennis van modellen van conflicthantering; - Heeft kennis van kwaliteitsmodellen. - Antropocentrische houding - Emancipatorische houding - Houding gericht op burgerschap en samenleving - Communicatieve houding - Reflectieve houding - Evaluatieve houding 19

20 Niveau Deelcompetentie: 1.1. Methodisch en didactische competentie Drie niveaus van taken/ opdrachten 1 Basis 2 Halfgevorderd 3 Bachelor - Observeert leer- en vormingsactiviteiten en kan het leerproces benoemen en in een didactisch model uitleggen; - Kan leertheoretische en didactische theorieën benoemen en keuzes maken voor de persoonlijke uitgangspunten. - Maakt een lesprogramma voor een groep en voert volgens een vooraf gekozen didactisch model de les / vormingsactiviteit uit; - Kan evalueren en reflecteren over een observatieles / vormingsactiviteit tijdens het werkplekleren; - Kan doelstellingen voor lesen vormingsactiviteiten operationeel beschrijven, uitvoeren en evalueren; - Kan de karakteristieken van de hermeneutische stroming binnen de geestesweten-schappelijke pedagogiek beschrijven en het methodisch uitgangspunt aangeven. - Maakt een thematisch lesvormingsprogramma voor verschillende doelgroepen; - Voert zelfstandig de leer- en vormingsactiviteiten uit; - Evalueert en reflecteert zelfstandig de programma's en kan deze op basis van het resultaat bij de doelgroep ook bijstellen en verbeteren; - Kan kenmerken, docentactiviteiten en uitgangspunten van leertheoretische modellen benoemen en daaruit keuzes maken; - Is in staat een profiel te beschrijven waaruit het persoonlijke methodisch didactisch werken als toekomstig professional duidelijk is; 20

21 Niveau Deelcompetentie: 1.2. Leiding geven aan individuen, groepen en organisaties Drie niveaus van taken/ opdrachten 1 Basis 2 Halfgevorderd 3 Bachelor - krijgt inzicht in processen van groepen; - geeft betekenissen aan begrippen uit de groepsdynamica; - reflecteert over de theorie en benoemt kenmerken op basis van ervaringen - kent de kenmerken van en verschillen tussen taakgerichtheid en procesgerichtheid; - kan de communicatie in groepen sturen. - kent de kenmerken van leidinggeven en kan verschillen benoemen met managen, ondernemen, coachen, leiden en adviseren; - wordt zich bewust van zijn denken en voelen d.m.v. oefeningen; - kan een zelfonderzoektheorie op haar / zijn eigen gedrag toepassen en toetsen; - leert door ingebrachte ervaringen nieuwe inzichten door groepsoefeningen te reflecteren; - kan over de processen in groepen reflecteren; - oefent nieuwe vaardigheden en gedragspatronen in de lesgroep. - kan de aangereikte theorie n.a.v. de werkcolleges kritisch toetsen; - kan over de inhouden van deze module reflecteren en duidelijk aangeven wat die in relatie met groepen en leidinggeven geleerd heeft d.m.v. een profielontwerp voor zijn persoonlijk leiderschap; - Leiding geven aan individuen, groepen en organisaties; - visieontwikkeling op groepen - Verbeteringsvaardig / adviesvaardigheid / leiderschap / samenwerkingsvermogen / communicatief vermogen / lerend vermogen / reflectief vermogen / analytisch vermogen. 21

22 Niveau Deelcompetentie: 1.3. Competent zijn in organisatieontwikkeling en management op basis van moderne organisatieen managementtheorieën Drie niveaus van taken/ opdrachten 1 Basis 2 Halfgevorderd 3 Bachelor - Kent de rol en functie van dienstverlenende organisaties; - Kan een organogram van een organisatie lezen en conclusies aan verbinden; - Kent de structuur van de interne communicatie in organisaties; - Kent de achtergronden van het kwaliteitsdenken in organisaties; - Kent de rol en functie van de Deming cirkel en kan deze ook onderscheiden; - Kent de structuur op basis van processen in een dienstverlenende - Organisatie; - Kent systemen van kwaliteitszorg; - Kent enkele belangrijke denkrichtingen en persoonlijkheden die van invloed zijn op de ontwikkeling van het vakgebied organisatiekunde en management; - Kent de fasen van het rationele besluitvormingsproces in dienstverlenende organisaties. - Kan de processen in dienstverlenende organisaties onderscheiden en benoemen; - Kent de theorieën en modellen van organisatieontwikkeling; - Kent de rol en functie van een beleid- en werkplan voor een dienstverlenende organisatie; - Kan stijlen van management tijdens het werkplekleren ontdekken en kritisch bevragen. - Kan een structuur van een beleidsplan ontwikkelen en vertalen naar jaarplannen; - Kan de organisatieprocessen in kaart brengen en aanbevelingen voor verbeteringen aanreiken; - Kan op basis van het systeem- en procesdenken structuur in dienstverlenende organisaties aanbrengen; - Kan individuen en groepen in dienstverlenende organisaties ondersteunen vanuit het structuur- en procesdenken; - Kan een verkennend onderzoek over de stand van de interne communicatie uitvoeren en aanbevelingen voor verbeteringen doen. 22

23 Niveau Deelcompetentie: 1.4. Competent in het samenwerken met collega's en met de omgeving Drie niveaus van taken/ opdrachten 1 Basis 2 Halfgevorderd 3 Bachelor - Kent de menselijke succesfactoren voor effectiviteit in de samenwerking; - Kan motieven voor samenwerking met collega's en de omgeving benoemen; - Heeft inzicht in de verschillende samenwerkingsverbanden van groepen en dienstverlenende organisaties; - Kan de modellen van samenwerking benoemen en afzetten naar andere fasen in organisaties; - Kan omgevingsfactoren benoemen die invloed uitoefenen op organisaties en mensen; - Kan samenwerken met medestudenten in rollenspelen; - Kan feedback geven in groep; - Kan voorwaarden voor de samenwerking in groepen benoemen; - Kan de functies van nonverbale communicatieprocessen in de samenwerking benoemen. - Kan ingebrachte casuïstiek analyseren en oplossingen aandragen om samenwerking met teams te bevorderen; - Kan groepen observeren en samenwerkingsfactoren tijdens het werkplekleren benoemen; - Kan interactiefasen in de samenwerking van groepen en in de omgeving benoemen; - Kan modellen op basis van een verkennend onderzoek toetsen in organisaties. - Werkt zelfstandig aan samenwerkingsprocessen in groepen; - Kan groepen doelmatig begeleiden en inspireren; - Kan communicatieprocessen in groepen begeleiden en kritisch toetsen; - Kan communicatienetwerken opzetten in de organisatie en deze ook begeleiden; - Kan een persoonlijk profiel ontwikkelen waarin de sterke en zwakke kanten van zijn samenwerking zichtbaar worden. 23

24 2. Pastorale competentie Beroepsrol/ Het vermogen om op verzoek of op eigen initiatief individuen, paren, gezinnen beroepsverrichting en groepen geestelijk te begeleiden vanuit een levensbeschouwelijk perspectief, vanuit en/of in wisselwerking met de christelijke traditie Beroepscontext 1. Geloofsgemeenschap/kerkelijke gemeente 2. Zorginstellingen 3. Missionaire werkplekken 4. Justitiële inrichtingen 5. Bedrijfsleven 6. School Verbinding met generieke en hbocompetenties 1. Sociaal-communicatieve bekwaamheid 2. Methodisch en reflectief denken en handelen Resultaat De beroepskracht kan mensen zodanig begeleiden dat zij kunnen komen tot integratie (heelwording), troost, bestaansverheldering, verandering en/of verzoening, waarin zij hun (religieuze) identiteit kunnen ontwikkelen, herijken of zich erin bevestigd weten. Dilemma s 1. nabijheid versus distantie 2. positie kiezen tussen bijv. daders en slachtoffers (beschadigde relaties, seksueel misbruik) 3. eigen geloofspositie versus die van de pastorant 4. belangen van de pastor, instelling/geloofsgemeenschap, samenleving versus belangen van de pastorant 5. tijd die nodig is en tijd die beschikbaar is Deelcompetenties 2.1 Kan individuen, paren, gezinnen en groepen door middel van gesprekken levensbeschouwelijk begeleiden 2.2 Kan rituelen toepassen in het pastoraat 2.3 Kan interdisciplinair samenwerken in de context van het betreffende werkveld en /over verwijzen naar hulpverlenende instanties of personen 2.4 Kan het eigene en de grenzen van het pastorale werkveld aangeven en hanteren. 24

25 Prestatie-indicatoren Beoordelingsaspect (deelcompetentie) 2.1 Kan individuen, paren, gezinnen en groepen door middel van gesprekken levensbeschouwelijk begeleiden 2.2 Kan rituelen toepassen in het pastoraat 2.3a. Kan binnen instellingen interdisciplinair samenwerken in het kader van vaststellen van zorgplannen en ethische besluitvorming 2.3b. Kan binnen de context van het basispastoraat interdisciplinair samenwerken, afstemmen en/of verwijzen Indicatoren Kan levensbeschouwelijke thema s herkennen, benoemen en inzetten in geestelijke begeleiding; Kan verschillende vormen van begeleiding toepassen: presentie, geestelijke begeleiding, counseling, narratief pastoraat, contextueel pastoraat; Kan verschillende gesprekstechnieken hanteren; Kan pastoraal diagnosticeren; Kan eigen gevoelens en opvattingen herkennen en hanteren ten dienste van de gesprekspartner; Kan pastorale processen initiëren, begeleiden en afronden; Kan nabij zijn met behoud van distantie; Communicatiestoornissen herkennen, benoemen en helpen opheffen; Kan op grond van het levensverhaal en in samenspraak met de pastorant symbolische uitdrukkingsvormen vinden en toepassen met verschillende functies; Kan bijbel, gebed en zegening gebruiken met verschillende functies; Kan zorgplannen lezen en interpreteren; Kan een levensbeschouwelijke bijdrage leveren aan een zorgplan; Kan levensbeschouwelijke perspectieven in ethische besluitvorming inbrengen; Kan op basis van eigen analyse functioneel verwijzen naar derden; Kan sociale kaart hanteren; Kent hulpverleningsinstanties en netwerken; 2.3c. Kan binnen de context van buurtpastoraat of missionaire activiteiten samenwerken met andere instanties 25

26 2.4. Kan het eigene en de grenzen van het pastorale werkveld aangeven en hanteren Kan eigen grenzen herkennen en hanteren; Kan aangeven wat het specifiek eigene is van de taak van de GPW-er in complexe hulpverleningssituaties; Is in staat de specifieke functies van pastorale zorg vorm te geven in handelen en onderscheidt zich van het handelen binnen de psychosociale hulpverlening; Kan het pastorale handelen methodisch verantwoorden tegenover de beroepsgroep; Werkt aan voortdurende professionalisering door middel van intervisie/supervisie met inbegrip van de voorgaande bewustwording, vorming en ontwikkeling van de eigen spiritualiteit en het effect daarvan op het pastorale handelen; Kan het beroeps/ambtsgeheim bewaren vanuit het zicht op de functie daarvan. Kennis, vaardigheden en houdingen Kennis Vaardigheden Houdingen - Verschillende visies op - Gespreksvoering (verschillende - Congruent; levensbeschouwelijke soorten interventies) ; - Aanvaardend; begeleiding; - Ethisch debat; - Empathisch; - Verschillende - Begeleidingsmethodiek; - Reflectief; begeleidingsmethodieken; - Interpreteren en hanteren van - Integer; - Gesprekstechnieken; non-verbale communicatie; - Emancipatoir; - Psychologische processen; - Eigen visie op - Antropocentrisch. - Pastorale diagnostiek; levensbeschouwelijke - Psychopathologische diagnostiek; begeleiding en beroepsrol kunnen vertolken; - Rol van pastoraat of - Diagnostiek; geestelijke begeleiding op - Heuristisch werken; de werkvelden; - Hermeneutisch werken; - Beroepscodes; - Samenwerken. - Beroepsgeheim; - Brede kennis van bijbel en christelijke geloofsleer; - Kennis van verschillende ethische visies; - Context van levensbeschouwelijke begeleiding (levensloop; crises; etc.). 26

27 Niveau Deelcompetentie: 2.1 Kan individuen, paren, gezinnen en groepen door middel van gesprekken levensbeschouwelijk begeleiden Drie niveaus van taken/ opdrachten 1 Basis 2 Halfgevorderd 3 Bachelor - Complexiteit: Houdt een kennismakingsgesprek met 1 persoon; - Parafraseert wat de pastorant zegt; - Stelt open vragen; - Zelfstandigheid: voert een kennismakingsgesprek op intitiatief van de vakcoach. - Complexiteit: Houdt een gesprek met twee mensen; - Geeft een verdiept empathische reactie op een uitspraak van een pastorant; - Zelfstandigheid: neemt na overleg met de vakcoach zelf het initiatief tot een vervolggesprek. - Complexiteit: Voert een pastoraal hulpverleningsproces uit waarin meerdere gesprekken plaatsvinden; - Leidt een gesprek in een pastoraatsgroep; - Brengt een pastoraal bezoek aan iemand met wie de communicatie niet verloopt volgens de wegen van gewone redelijke communicatie; - Zelfstandigheid: neemt zelf het initiatief tot een serie gesprekken en evalueert naderhand met de vakcoach. Deelcompententie: 2.2 Kan rituelen toepassen in het pastoraat Drie niveaus van taken/ opdrachten 1 Basis 2 Halfgevorderd 3 Bachelor - Bedenkt welk ritueel het meest passend is in deze situatie bij (na) het gesprek - Idem in de meer complexe situatie met twee personen; - Begeleidt een hulpverleningsproces met diverse rituelen en kan (de ontmoeting) met deze pastorant; - Voert rituelen uit op basis van deze gesprekken rekenschap geven ven deje keuze aan de groep (klas) - Stelt een (kort ) ritueel op dat relatie heeft tot een - Geeft zich rekenschap van de keuzes die je maakt; of aan mensen die een ander communicatieniveau bepaalde situatie - Maakt gebruik van vrije hebben; resp.pastorant; gebeden. - Kan zelfstandig nieuwe - Overleg met de vakcoach over de keuze; vormen bedenken en toepassen waar het gaat - Gebruikt min of meer voorgeschreven rituelen, structuren en vormen als gebed en bijbellezing. om pastoranten die verbaal/ communicatief het niveau van communicatie niet delen; - Bedenkt zelfstandig nieuwe vormen. 27

28 Deelcompetentie 2.3 Kan interdisciplinair samenwerken in de context van het betreffende werkveld en kan afstemmen met en/of verwijzen naar hulpverlenende personen of instanties Drie niveaus van taken/ opdrachten 1 Basis 2 Halfgevorderd 3 Bachelor - Kan een zorgplan lezen en analyseren op levensbeschouwelijke inhoud; - analyseert bij een ethisch probleem welke andere disciplines erbij betrokken zijn en hoe met het oog op pastorale begeleiding; - woont een interdisciplinair gesprek bij over een pastorant - kan een keuze maken uit het hulpverleningsaanbod. - levert in een interdisciplinair gesprek een levensbeschouwelijke bijdrage; - analyseert de ethische besluitvorming bij het opstellen van een zorgplan of ethisch advies; - ontwikkelt een eigen bijdrage - bespreekt de mogelijkheid van doorverwijzen met de vakcoach; - is op de hoogte van de diverse mogelijkheden van doorverwijzen. - brengt een advies uit in samenwerking met anderen op basis van haar pastorale / levensbeschouwelijke inbreng. Deelcompententie 2.4 Kan het eigene en de grenzen van het pastorale werkveld aangeven en hanteren Drie niveaus van taken/ opdrachten 1 Basis 2 Halfgevorderd 3 Bachelor - ontdekt de grenzen van het pastoraal handelen en dat pastoraat en psycho-sociale zorg elkaar kunnen overlappen; - neemt deel aan reflectiebijeenkomsten met beroepsgenoten en stelt het eigen handelen daarbij ter discussie. Je kunt feedback ontvangen. - (h)erkent wanneer in een pastoraal gesprek zelf geen of onvoldoende hulp verleend kan worden; - neemt deel aan reflectiebijeenkomsten met beroepsgenoten en stelt het eigen handelen daarbij ter discussie. Je bent in staat ontvangen feedback in te zetten als leermiddel mbt je eigen functioneren. - kan aangeven hoe je pastor blijft in een situatie van doorverwijzing - neemt deel aan reflectiebijeenkomsten met beroepsgenoten en stelt het eigen handelen daarbij ter discussie. Je kunt zelfstandig kritisch op je eigen functioneren reflecteren en deze reflectie inzetten als leermiddel mbt je eigen functioneren. 28

29 3. Liturgische competentie Beroepsrol/ beroepsverrichting - Gestalte geven aan aan religieuze communicatie door ritueel handelen vanuit en/of in wisselwerking met de christelijke traditie. Beroepscontext 1. Locale geloofsgemeenschap 2. Zorginstelling 3. Buurtpastoraat 4. Uitvaartcentra 5. Onderwijsinstellingen Verbinding met generieke en hbocompetenties 1. Creativiteit en complexiteit in handelen 2. Sociaal-communicatieve bekwaamheid Resultaat De beroepskracht kan religieuze bijeenkomsten van verschillende aard, zoals getijdengebed, kerkdienst, uitvaartdienst, meditatiebijeenkomst, theologisch en praktisch verantwoord vorm geven, in professionele samenwerking met andere verantwoordelijken (zoals collega s, kerkenraadsleden, uitvaartleider, directie van instelling, musici, kunstenaars, koster) en medewerkers zoals koorleden, vrijwilligers, deelnemers die meedoen aan de voorbereiding. Dilemma s 1. Welke liturgische stijl kies je in een pluriforme groep participanten (bijv. evangelisch en oecumenisch) 2. Doe ik recht aan mijn eigen religieuze identiteit of aan die van de doelgroep (bijv. viering in een zorgcentrum voor ouderen), of hoe doe ik recht aan beide? 3. Spanning tussen de wensen en verwachtingen van nabestaanden versus de doelstellingen van een kerkelijke uitvaart 4. Het woordkarakter en het beeldkarakter van de liturgie (hoe verbaal of hoe beeldend is een liturgie). Deelcompetenties 3.1 Kan liturgische vieringen van verschillende aard en doelstellingen vormgeven en organiseren 3.2 Kan in vieringen voorgaan Prestatie-indicatoren Beoordelingsaspect/ deelcompetentie 3.1 Liturgische vieringen van verschillende aard en doelstellingen vormgeven en organiseren Indicatoren ontwerpt passend model (sluit aan bij doelgroepen, sluit aan bij locale tradities en gebruiken, houdt rekening met beschikbare tijd, idem mogelijkheden van aula of kerkgebouw qua opstelling van meubilair, geluid en liturgische attributen; put op theologisch verantwoorde en evenwichtige wijze uit verschillende bronnen van liturgie (bronnen: woord, beeld, bijbelteksten, religieuze liederen, dienstboeken, leesroosters, vormen van muziek, symbolen); overlegt met anderen, zoals vrijwilligers uit liturgiegroepen, kerkmusici, participanten, kunstenaars, getalenteerden op het gebied van liturgisch bloemschikken; maakt overdenking of preek; formuleert gebedsteksten in aansluiting bij thematiek van viering en situatie participanten; 29

30 3.1.6 maakt een hermeneutische verbinding tussen wensen en behoeften van participanten, theologische doelstelling en de bronnen van het christelijk geloof; kan een boekje van de orde van de dienst maken kan de uiteindelijke liturgie verantwoorden in het grotere geheel van de kerkelijke groepering, doelgroep of de instelling; 3.2 In vieringen voorgaan gaat voor op authentieke wijze; verkondigt op beeldende wijze; begeleidt participanten en medevoorgangers adequaat; communiceert verstaanbaar en attractief in woord/ gebaar; handelt ritueel stijlvol en expressief. Kennis, vaardigheden en houdingen Kennis Vaardigheden Houdingen - Locale tradities en gebruiken van kerken en religies (oecumenisch, - Communicatietechnieken (open/ gesloten, woord en beeld, affectief en cognitief); - Respectvol ten aanzien van bronnen en traditie, naast openstaan voor klassiek gereformeerd en - Presentatietechnieken; (bereidheid tot) evangelisch), ook kennis - Verbaal (voordracht, vernieuwing; van andere religies; toespraak, overweging - Politieke, maatschappelijke - Bronnen van liturgie in houden); en culturele houding; woord en beeld; - van het maken van een - Emancipatorische houding. - Muziek en liedcultuur; liturgieboekje tot gebruik van - Bijbelteksten; Powerpoint en beamer; - Doelgroepen; - Coachen/ leidinggeven in - Dienstboeken, leesroosters, voorbereiding en uitvoering van liturgische bijeenkomsten; werkplannen; - Samenwerken; - Symbolen; - Preek/overweging maken; - Christelijke geloofsleer; - Maatschappelijke context - Bijbel; integreren in het liturgisch - Kennis van toepassing handelen; van kunst (in liturgie); - Kan een liturgische ruimte - Homiletiek. inrichten met het oog op een viering. Niveaus Deelcompetentie 3.1 Liturgische vieringen van verschillende aard en doelstellingen vormgeven en organiseren Drie niveaus van taken/ opdrachten 1 Basis 2 Halfgevorderd 3 Bachelor - Kan standaardorde uitvoeren - Organisatorische aspecten met behulp van vakcoach; - Kan functioneren in homogene groep; - Kan korte toelichting geven - Kan gebruik maken van diverse bestaande bronnen en tradities enerzijds en eigen formuleringen anderzijds - Organisatorische aspecten, gedeeltelijk met behulp van vakcoach; 30 - Kan vrij verkeren temidden van diverse bronnen; eigen formuleringen en elementen die door de context worden aangereikt - Organisatorische aspecten, zelfstandig; - Kan functioneren in

31 op bijbelpassage - Kan functioneren in heterogene groep; - Maken van een eenvoudige overweging temidden van grote diversiteit; - Vanuit een eigen visie een theologisch verantwoorde overweging kunnen maken 3.2 In vieringen voorgaan Drie niveaus van taken/ opdrachten 1 Basis 2 Halfgevorderd 3 Bachelor - Verkenning van de eigen mogelijkheden /en onmogelijkheden op dit gebied; - Voert deel van een viering uit (door, of met vakcoach gemaakt); - Vakcoach roept medewerkers bijeen, student zit er bij - Het benutten van de eigen mogelijkheden; - Maakt samen met vakcoach viering, voert deze zelf uit; - Roept op voordracht van vakcoach mensen bijeen - Het optimaal benutten van de eigen mogelijkheden; - Maakt en voert viering zelfstandig uit; - Kan zelfstandig medeparticipanten in een viering begeleiden en inschakelen 4. Missionaire competentie Beroepsrol/ beroepsverrichting 1. Is op een open en uitnodigende wijze aanwezig in de samenleving, ook in een cross-culturele context 2. Heeft het vermogen om de eigen religieuze traditie gestalte te geven ten dienste aan humaan leven in dorp of stad. 3. Heeft het vermogen om in wederkerigheid te communiceren over levenservaringen en religieuze traditie. Beroepscontext 1. Inloopcentra 2. Buurtpastoraat 3. Drugs- en straat pastoraat 4. Evangelisatieprojecten 5. Diaconale projecten 6. Eigen bedrijf rond geloof- en zingeving Verbinding met generieke en hbocompetenties 1. Sociaal-communicatieve bekwaamheid 2. Maatschappelijke verantwoordelijkheid 3. Creativiteit en complexiteit 4. Brede professionalisering Resultaat (evt. met eisen) Mensen hebben meer besef van eigen kracht en waardigheid, voelen zich gekend en gesteund, weten hun situatie uit te houden, weten hun welzijn te bevorderen en voelen zich geroepen tot vernieuwing. Mensen komen in aanraking met de bevrijdende kracht van het evangelie 31

32 Geloofsgemeenschappen leven vanuit het bewustzijn dat zij een directe relatie hebben met en verantwoordelijk voor hun eigen concrete context van dorp, buurt, stad, wereld Dilemma s 1. zwaarte maatschappelijke problematiek versus eigen grenzen en mogelijkheden in handelen 2. eigen (geloofs) positie versus die van de ander/anderen 3. kwaliteit van dienstverlening/hulpverlening versus wens tot groei in aantal 4. beschikbare (financiële) middelen versus realiseren kwaliteit Deelcompetenties (evt. met eisen bv. tijd/ kwaliteit/ middelen) 4.1 Het vermogen om contacten te leggen met mensen op straat, in instelling, bij activiteiten. 4.2 Het vermogen om relaties op te bouwen waarin op basis van wederkerigheid levenservaringen en geloofsvragen op elkaar worden betrokken. 4.3 Het vermogen tot diaconale bijstand van mensen bij hun problemen, waarbij waardigheid versterkt kan worden. 4.4 Het vermogen arrangementen te organiseren die dienstbaar zijn aan vragen van mensen 4.5 In staat zijn om bij te dragen aan netwerken: tussen kerken/kerkelijke groepen, maatschappelijke organisaties 4.6 In staat zijn eigen geloofsovertuiging/bronnen/positie te expliciteren in relatie tot wat relevant is voor de werksoort. Prestatie-indicatoren Beoordelingsaspect (deelcompetentie) 4.1 Het vermogen om contacten te leggen met mensen op straat, in inloop, in instelling, bij activiteiten 4.2 Het vermogen om relaties op te bouwen waarin op basis van wederkerigheid levenservaringen en geloofsvragen op elkaar worden betrokken. 4.3 Het vermogen tot diaconale bijstand van mensen bij hun problemen, waarbij waardigheid versterkt kan worden/empowerment plaats vindt. Indicatoren is authentiek beschikbaar en kan aanwezig zijn bij anderen is open voor de zegkracht van de straat, de ander, het andere kan ontvangen en geven in relaties kan klimaat realiseren waarin eigenheid en waardigheid kan worden hervonden en versterkt kan een gesprek voeren waarin levenservaring en geloofs- en andere vragen aan de orde kunnen komen kan langdurige relaties aangaan kan vanuit contact komen tot probleemverheldering kan van daaruit komen tot handelen boort hulpbronnen aan, cq verwijst door kan sociale omstandigheden lezen en duiden kan omgaan met situaties van machteloosheid en uitzichtloosheid en kracht zien en versterken kan sociale omstandigheden lezen en duiden 32

33 4.4 Het vermogen om arrangementen te organiseren die dienstbaar zijn aan vragen van mensen 4.5 In staat zijn om bij te dragen aan netwerken: tussen kerkkerkelijke groepen, maatschappelijke organisaties etc. 4.6 In staat zijn eigen geloofsovertuiging/positie te expliciteren in relatie tot wat relevant is voor de werksoort brengt mensen samen op basis van een zelfde interesse of vraag of (problematische) situatie kan verscheidenheid tussen mensen hanteren en tot kracht laten worden kan groepen leiden en begeleiden kan gesprekken begeleiden waarin geloof en bezieling verwoordt kan worden legt contacten in het netwerk werkt samen rondom concrete situaties en stemt af levert bijdrage aan opbouw kerkelijke gemeente Kan eigen geloof, christelijke traditie en bronnen verwoorden Kan communicatief en strategisch het werk verwoorden en belang behartigen richting derden Kennis, vaardigheden en attitudes Kennis Vaardigheden Attitudes - Brede en actuele kennis van maatschappelijke en (multi) culturele ontwikkelingen - Sociale voorzieningen - Relevante wet en regelgeving - Relevante kennis van hulpverlening - Geschiedenis missionair, diaconaal en evangelisatiewerk en uitgangspunten - Visies en methoden binnen missionair-diaconaal werk - presentie theorie - Overzicht werkvelden - Groepsdynamische processen - Projectmanagement - Kennis van christelijke traditie en bronnen - kan contact leggen - kan wederkerige relaties opbouwen - kan methodisch en didactisch werken met vrijwilligers en professionals - kan een organisatie opbouwen waarin zeggenschap en medeverantwoordelijkheid gerealiseerd worden - Kan eigen geloof/bronnen/traditie communiceren met anderen - kan gesprekken organiseren/voeren waarbinnen recht wordt gedaan aan verschillende opvattingen, posities - kan relevante verbinding maken tussen persoonlijke omstandigheden en maatschappelijke realiteit Communicatief Is autentiek beschikbaar Empathisch Reflectief Emancipatorisch Evaluatief Politiek/maatschappelijk en cultureel Niveau Deelcompetentie: 4.1 Het vermogen om contacten te leggen met mensen op straat, in instelling, bij activiteiten Drie niveaus van taken/ opdrachten 1 Basis 2 Halfgevorderd 3 Bachelor Bewustwording van eigen zien, Maakt contacten met mensen Kan hierop reflecteren en 33

34 ervaren en denken in ontmoeting met het andere/de ander, op straat of in de instelling. (door de oefening van exposure) In instelling of op straat en wordt zich bewust van eigen voelen, denken. vandaaruit een werkplan maken of daaraan een bijdrage leveren. Niveau Deelcompetentie: 4.2 Het vermogen om relaties op te bouwen waarin op basis van wederkerigheid levenservaringen en geloofsvragen op elkaar worden betrokken. Drie niveaus van taken/ opdrachten 1 Basis 2 Halfgevorderd 3 Bachelor Leggen van contacten met mensen Opbouwen van een relatie waarin wederkerigheid wordt geoefend en ervaren Voert gesprekken waarin zingeving vanuit ieders eigen spiritualiteit/bronnen aan de orde kan komen Niveau Deelcompetentie 4.3: Het vermogen tot diaconale bijstand van mensen bij hun problemen, waarbij waardigheid versterkt kan worden Drie niveaus van taken/ opdrachten 1 Basis 2 Halfgevorderd 3 Bachelor Verkent vraag, probleem van bezoeker en verkent mogelijkheden Voert deeltaken uit samen met de betrokkene met oog op de vraag Onder begeleiding van een mentor Voert zelfstandig begeleidingstraject uit, ev. samen met anderen in netwerk 34

35 Niveau Deelcompetentie 4.4: Het vermogen om arrangementen te organiseren die dienstbaar zijn aan vragen van mensen Drie niveaus van taken/ opdrachten 1 Basis 2 Halfgevorderd 3 Bachelor Participatie in bestaande activiteiten en daarin eigen rol ontdekken en versterken Verantwoordelijkheid dragen voor (deel) activiteit en eigen rol daarin vervullen Organiseren van een arrangement rond aspect vanuit de gemeenschap Niveau Deelcompetentie 4.5: In staat zijn om bij te dragen aan netwerken tussen kerken/kerkelijke groepen, maatschappelijke organisaties Drie niveaus van taken/ opdrachten 1 Basis 2 Halfgevorderd 3 Bachelor Kennismaking met andere instellingen/personen binnen geloofsgemeenschappen - netwerken Nieuw contact maken en/of bestaand contact vernieuwen Meewerken in de aanpak van een concrete situatie Samen met iemand /instelling uit netwerken een probleem/vraag verkennen, werkwijze afspreken en uitvoeren Niveau Deelcompetentie 4.6: In staat zijn eigen geloofsovertuiging/bronnen/positie te expliciteren in relatie tot de werksoort Drie niveaus van taken/ opdrachten 1 Basis 2 Halfgevorderd 3 Bachelor Verkent eigen geloof/bronnen in relatie tot werk/mensen en dat van anderen Kan eigen positie/geloof verwoorden in gesprek met derden, bijv. bij een collegainstelling Kan richting kerk/opdrachtgever of instantie de positie, visie of een concreet dilemma vanuit het werk verwoorden, bijv. in een ontmoeting of in een artikel 35

36 Competenties voor leraren Godsdienst / Levensbeschouwing Hieronder vind je de SBL-competenties (SBL = Stichting Beroepskwaliteit Leraren). Recht lettertype betreft de algemene competenties als aangegeven door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren. Cursief lettertype betreft de vakspecifieke competenties voor een docent GL als aangegeven door de besturenraad. Competentie 1: Interpersoonlijk competent De docent onderschrijft zijn interpersoonlijke verantwoordelijkheid en is zich bewust van zijn eigen houding en gedrag en van de invloed daarvan op de leerlingen. De docent schept een goed klimaat voor samenwerking met de leerlingen en tussen de leerlingen onderling, waarbinnen ruimte is voor ervaringen van leerlingen met betrekking tot levensbeschouwelijke opvattingen, levensvragen, uitingen en demonstraties daarvan. De docent is op een praktisch niveau op de hoogte van communicatietheorieën, groepsdynamica, interculturele en (inter-)religieuze communicatie en kent vooral ook de implicaties daarvan voor zijn eigen doen en laten. De docent is authentiek in het interpersoonlijk verkeer en laat zien op welke wijze hij zelf omgaat met levensbeschouwelijke zaken. Competentie 2: Pedagogisch competent De docent biedt leerlingen in een veilige leer- en werkomgeving houvast en structuur bij de keuzes die ze moeten maken en hij bevordert het zich verder kunnen ontwikkelen. De docent is bekend met de sociaal-emotionele, levensbeschouwelijke en morele ontwikkeling van tieners, jongvolwassenen en volwassenen, met de problemen en belemmeringen die zich daarbij kunnen voordoen en weet hoe hij die problemen in de praktijk kan signaleren en hoe hij daarmee om kan gaan. De docent begeleidt de leerlingen bij hun zoektocht naar de eigen religieuze identiteit. Hij reikt informatie (-bronnen) aan waardoor leerlingen in staat zijn hun eigen vragen te beantwoorden, antwoorden te formuleren en te communiceren. De docent stimuleert de levensbeschouwelijke en morele ontwikkeling van de leerling en zijn ethische sensibiliteit en begeleidt leerlingen bij het opstellen en beargumenteren van religieuze en ethische redeneringen. Competentie 3: Vakinhoudelijk en didactisch competent De docent moet de leerlingen helpen zich de leerinhouden van een bepaald vak eigen te maken en vertrouwd te raken met de manier waarop die in het dagelijkse leven gebruikt worden. Ook helpt hij de leerlingen zicht te krijgen op wat zij in de samenleving en in de wereld van het werken kunnen verwachten. De docent is op de hoogte van de levensbeschouwelijke diversiteit binnen de groep en kan daar bij aansluiten. De docent heeft kennis van de theologie en verwante wetenschappen op HBO of universitair niveau en van de vakinhoud, zoals omschreven in kerndoelen en eindtermen voor het vak GL. Hij kan deze koppelen aan leerinhouden en werkvormen. De docent weet de levensbeschouwelijke cq. religieuze betekenisverlening in het algemeen en die van de leerlingen in het bijzonder te duiden en uit te leggen (hermeneutiek). Competentie 4: Organisatorisch competent De docent draagt zorg voor organisatorische zaken die samenhangen met zijn onderwijs en het leerproces van de leerlingen in de school. 36

37 Hij zorgt er voor dat leerlingen een ordelijke taakgerichte omgeving treffen, waar ook ruimte is voor eigen initiatief. De docent brengt de religieuze traditie waarin de identiteit van de school vorm krijgt, voor het voetlicht. De docent draagt (zonodig) bij aan het organiseren en doordenken van viermomenten in de school als vorm van leren en communiceren. Competentie 5: Competent in het samenwerken met collega s De docent draagt er zorg voor dat zijn werk en dat van zijn collega s in de school op elkaar zijn afgestemd. Hij werkt samen met collega s binnen de school en levert een bijdrage aan de schoolorganisatie. De docent analyseert en ontwikkelt met collega s levensbeschouwelijke en waardeconcepten binnen de kaders van het pedagogisch concept van de school. De docent geeft (samen met anderen) vorm aan de schoolidentiteit. De docent heeft enige kennis van identiteits-, organisatie- en bestuursvormen voor scholen in het voortgezet onderwijs en BVE. Competentie 6: Competent in het samenwerken met de omgeving De docent onderhoudt contacten met ouders/verzorgers van de leerlingen en werkt zodanig mee dat de samenwerking van de school met andere instellingen goed verloopt. De docent verduidelijkt voor ouders en belangstellenden de betekenis van godsdienst en levensbeschouwing in de samenleving. De docent is bekend met de leefwereld van ouders of verzorgers en met de culturele en religieuze achtergronden van de leerlingen en hij weet mede vanuit eigen affiniteit met deze culturele en religieuze gemeenschappen hoe hij daar rekening mee moet houden in zijn doen en laten als leraar. Competentie 7: Competent in reflectie en ontwikkeling De docent moet zich voortdurend ontwikkelen en professionaliseren om zijn verantwoordelijkheden blijvend waar te kunnen maken. De docent reflecteert op zijn persoonlijke levensbeschouwing in dialoog met de school waar hij werkzaam is Inhoud van de opleiding a. De opleiding GL leidt op tot leraar godsdienst/levensbeschouwing voor het 2e graads gebied, te weten VMBO, onderbouw HAVO/VWO en de BVE bijvoorbeeld op de ROC s. Voor de opleidingen van leraren voor het beroepsonderwijs heeft de opleiding een speciale route ingericht. b. De opleiding GPW leidt op tot beroepen uit het domein theologie en levensbeschouwing, te weten kerkelijk werker, pastoraal werker, catecheet, kerkelijke opbouwwerker, geestelijk verzorger in zorginstellingen, missionair werker, diaconaal werker. Er is de mogelijkheid de opleiding tot officier van het Leger des Heils te volgen. De opleiding biedt via speciale keuzeminoren de opleiding tot een functie als kerkelijk werker in de Protestantse Kerk in Nederland, tot voorganger binnen de Unie van de Baptistengemeenten in Nederland en tot voorganger in de Molukse kerken in Nederland. 37

38 De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld Het beroep in zijn context In de sociaal-culturele en religieuze werkelijkheid van vandaag, die gekenmerkt wordt door globalisering, secularisering, hybridisering en herformulering van religieuze identiteit van individu en organisatie, benoemen we hermeneutische communicatie als kernkwaliteit of kerncompetentie van de afgestudeerde hbo-theoloog, GPW er of GL er. Hiermee bedoelen we dat een student aan het eind van een van de opleidingen bijbel en christelijke traditie op creatieve en dynamische wijze kan verbinden met de actuele maatschappelijke, sociale of individuele situatie van mensen, groepen en geloofsgemeenschappen in taken die zij/hij uitvoert op een of meerdere werkvelden. Voor het uitvoeren van die taken zijn de beroepscompetenties vereist, zoals die zijn beschreven in de competentieprofielen. Deze competenties krijgen hun theologische diepte echter pas wanneer zij voldoen aan het hermeneutisch criterium, dat het hart vormt van elke beroepscompetentie. Hermeneutisch wordt verstaan in een dubbele zin: De afgestudeerde kan menselijke en maatschappelijke situaties verstaan met behulp van sociaalwetenschappelijke inzichten en deze plaatsen in het licht van bijbel en christelijke traditie. De afgestudeerde kan tevens bijbel en christelijke traditie verstaan met behulp van historische en literatuurwetenschappelijke methoden en verbinden met mensen in hun situaties. Deze beide verstaansprocessen kan de afgestudeerde inzetten ten dienste van werksituaties in onderwijs, pastoraat, liturgie, gemeenteopbouw, in zorginstelling, in vrije beroepen als zelfstandig ondernemer of in het bedrijfsleven. Wanneer we hier het begrip hermeneutiek hanteren dan gaan we uit van principiële pluraliteit in interpretatie, zowel van de bijbel en traditie en de daaraan toegeschreven waarheidsclaims, als van de persoonlijke of maatschappelijke situatie, zoals die verankerd liggen in bijbel en traditie. Een afgestudeerde van de opleidingen Theologie en Levensbeschouwing werkt in de context van verschillende en soms conflicterende interpretaties en ziet deze als aangrijpingspunt voor een vormingsproces waarin gestreefd wordt naar eenheid in verscheidenheid. Hij tracht een proces van bestaansverheldering op gang te brengen waarin het subject zijn van mensen ten volle wordt gehonoreerd. Hierbij zet de afgestudeerde zijn eigen spiritualiteit (of religieuze identiteit) op creatieve en uitnodigende wijze in, zonder daarbij de eigen verantwoordelijkheid en ruimte van de gesprekspartners voor het vormgeven aan hun eigen religieuze identiteit in te perken. De hbo-theoloog doet haar of zijn werk in een wisselwerking tussen het geleefde geloof van individu en geloofsgemeenschap en de context van cultuur en samenleving waartoe geloof zich in een dynamische relatie verhoudt. Cultuur Geloof Samenleving In het proces van communicatie putten de afgestudeerden uit christelijke bronnen. Deze communicatie vindt plaats in diverse gestalten: in de vorm van geestelijke begeleiding en/of pastoraal gesprek; in ritueel handelen en/of liturgie; in educatieve en of agogische processen; in sociaal diaconaal handelen. Dit handelen is professioneel, dat wil zeggen bewust, intentioneel, reflectief en methodisch. Over de gerichtheid van deze hermeneutiek en de doelen van de communicatie kunnen we nog iets meer zeggen. De communicatie is gericht op een zich voortdurend vernieuwend verstaan van de eigen situatie en werkelijkheid van individuen, groepen en (kerkelijke-)gemeenschappen als een proces van 38

39 herijking van de identiteit. Dit begeleiden naar en uitnodigen tot een hernieuwd zelfverstaan gebeurt niet onkritisch, maar geïnspireerd door de verwachting van het Rijk van God. De doelen van dit proces worden gevonden bij en vanuit mensen zelf en niet a-priori vanuit in de traditie voorgegeven motieven. Samenspraak opleiding en het beroepenveld De competentieprofielen van GPW en GL zijn tot stand gekomen in samenspraak met vertegenwoordigers van de werkvelden. Zij zijn daardoor gelegitimeerd. Hetzelfde geldt voor de kenmerkende beroepssituaties waarbinnen de studenten werken aan hun competenties. De onderwijseenheden van de opleidingen worden geregeld door representanten van de werkvelden op hun relevantie voor het beroep beoordeeld. Het meest recent is dit gebeurd voor de GL-opleiding en Masteropleiding in Via het op de stage, Leer-Werktraject (LWT) werken aan praktijkopdrachten in de integrale leerlijn komen studenten in contact met het werkveld en worden zij gecoacht door gekwalificeerde beroepsbeoefenaren. Het landelijke competentieprofiel Bachelor of Theology vindt in het programma van GPW volledige dekking. De landelijke eindtermen SBL en de inhouden van het document Godsdienst als examenvak vinden dekking in het programma GL. Er functioneren werkveldcommissies voor GPW en GL als adviserende organen bij het inrichten en kwalitatief handhaven van de opleidingen. In verband met licenties zijn er officiële contacten met het Leger des Heils, met de Protestantse kerk in Nederland (PKN), met de Unie van Baptisten Gemeenten in Nederland en de Molukse kerken in Nederland voor wat betreft de GPW-opleiding Landelijk geldende voorschriften Kennisbasis Voor de meeste opleidingen die de lerarenopleiding voortgezet onderwijs aanbiedt is een landelijk geldende kennisbasis vastgesteld. De beroepskennis van leraren heeft wortels in twee wetenschappelijke domeinen. In de eerste plaats het domein van het vak en de vakdidactiek (ook wel vakmanschap genoemd) en in de tweede plaats de kennis, die beschikbaar is over leerlingen, leren en onderwijzen (meesterschap). Die twee pijlers vormen samen het fundament onder de beroepskennis. Het vermogen om zijn kennis op een doelmatige manier in de praktijk over te dragen, maakt iemand tot een goede leraar. De opbouw van beroepskennis begint tijdens de opleiding. De aldaar verworven kennis is een selectie uit het wetenschappelijke fundament, gerelateerd aan de actuele onderwijspraktijk. Deze selectie is de kennisbasis van de lerarenopleidingen. Ook voor de lerarenopleiding Godsdienst/Levensbeschouwing is een landelijk vastgestelde Kennisbasis. Kennistoetsen De vakinhoudelijke en vakdidactische kennis waarover de startbekwame docent Godsdienst/Levensbeschouwing dient te beschikken is vastgelegd in de kennisbasis, die landelijk is overeengekomen. Vanaf zijn pilots uitgevoerd met het afnemen van digitale kennistoetsen op basis van deze kennisbasis. Vanaf 2013 is er een landelijk vakoverleg godsdienst en levensbeschouwing dat afspraken maakt over waarborgen van de kwaliteit van de kennistoetsen en toetsen in het algemeen INRICHTING VAN HET ONDERWIJS a. De opleidingen GPW en GL zijn opgebouwd volgens de Windesheim Onderwijsstandaarden, met een major van 180 EC en minoren van 30 EC. De gehele opleiding bestaat uit de major en twee minoren. De minoren kunnen verbredend (bijdragend aan generieke competenties) of verdiepend zijn(bijdragend aan domeincompetenties). Een verbredende minor kan ook buiten de opleidingen theologie gevolgd worden, bijvoorbeeld een hogeschoolbrede minor, of een minor van een andere opleiding. Studenten zijn verplicht één verdiepende theologische minor te volgen. 39

40 b. Voor GPW kunnen binnen de afdeling theologie en levensbeschouwing de volgende verdiepende minoren worden gekozen: een minor Vaktheorie, een minor Theologische disciplines, VPE/Baptisten minor 1 en 2 en de pre-master minor die (deels) voorbereidt op een masterstudie aan de universiteit, te weten PTHU, VU of Radbouduniversiteit. Als verdiepende minorengelden ook de minoren van Leger des Heils en Molukse kerken. c. Voor GL geldt als verplichtend de Minor Theologische disciplines (jaar 4). Daarnaast heeft GL 1 vrije minor keuze(jaar 3). d. In Bijlage 1 en Bijlage 2 van dit Statuut zijn lijsten te vinden waarop minoren staan die bij voorbaat zijn goedgekeurd door de examencommissie van de opleidingen theologie en levensbeschouwing als minor voor de opleiding GL en/of GPW. e. De opleidingen GPW en GL zijn zowel in deeltijd als in voltijd te volgen Inrichting van de opleiding 1a - De propedeutische fase Dit regelement is niet van toepassing op de propedeutische fase van cohort 2016 en volgende cohorten. Zie voor de inrichting van de propedeutische fase van cohort 2016 (en volgende cohorten) de Onderwijs en Examen Regeling NOC b - De postpropedeutische of hoofdfase Na de propedeuse volgen nog 90 studiepunten major in het tweede en derde studiejaar. Vanaf jaar twee kiest de student GPW een profielaccent (Zin en Zorg, Geloof en Kerk of Religie en Samenleving). Binnen een van deze profielen wordt een plaats voor het Leerwerktraject gekozen en vinden profieleigen opdrachten plaats. Deze toespitsing vindt plaats om dat het domein godsdienstpastoraal werk breed is en eigen, te onderscheiden werkgebieden kent. De student krijgt de gelegenheid eigen accenten te leggen in het leertraject. De opleiding GL geeft na de propedeuse aandacht aan de thema s identiteit en didactiek, onderwijsvisie en toetsing. Vervolgens kiest de student GPW een verdiepende minor theologie/levensbeschouwing van 30 EC of een andere goedgekeurde vaktheologische minor en volgt daarnaast een minor naar keuze. De GL student volgt een vrij te kiezen minor in jaar 3 en volgt de minor Theologische Disciplines in jaar 4. De student volgt in jaar 4 het laatste deel van de major met een afstudeerproject en een kort Leerwerktraject (LWT) (samen 30 EC). In het afstudeertraject staat de onderzoekscompetentie centraal. 1c - Bijzondere leerwegen De opleiding kent geen bijzondere leerwegen. Learning Agreements Een Learning Agreement wordt gebruikt om een door de student in het buitenland te volgen studieprogramma vast te leggen en te accorderen. Het format voor studenten die in het kader van studiepuntmobiliteit bij een Erasmuspartner van Windesheim gaan studeren, wordt verstrekt door de Europese Commissie (via de Nuffic). Ook studenten die in het kader van studiepuntmobiliteit bij een niet- Erasmuspartner van Windesheim gaan studeren, leggen afspraken over het te volgen programma en het aantal te behalen credits vast in een Learning Agreement. Voor deze groep kan het format van de Europese Commissie worden gebruikt, met weglating van het Erasmus-logo. Learning Agreements worden opgesteld door de student in overleg met de coördinator internationalisering van zijn/haar domein en goedgekeurd door de examencommissie. De examencommissie delegeert deze bevoegdheid evt. aan de coördinator internationalisering van het betreffende domein. Een geldig Learning Agreement bevat minimaal: een vermelding van de naam van de student, studieperiode bij de gastinstelling, naam van de zendende en ontvangende instelling, course titles, course codes (indien beschikbaar), ECTS-credits per course, en handtekeningen en data van ondertekening van de coördinator internationalisering, de gastinstelling en de student. Learning 40

41 Agreements worden vóór of maximaal 2 weken na aanvang van het uitwisselingssemester door alle partijen (i.e. domeincoördinator internationalisering van Windesheim, gastinstelling, student) ondertekend. Alle wijzigingen op het oorspronkelijk geaccordeerde Learning Agreement worden vastgelegd op het formulier Changes to the original proposed Learning Agreement en per ommegaande door de drie partijen ondertekend. Op het (gewijzigde) Learning Agreement vermelde ECTS-credits worden na afloop van het uitwisselingssemester één-op-één toegekend aan de student, tenzij er sprake is van een onvoldoende beoordeling door de gastinstelling. De beoordeling van de gastinstelling wordt overgenomen door de examencommissie. De student is zelf verantwoordelijk voor het inleveren van het Learning Agreement bij Bureau Buitenland t.b.v. de toekenning van de Erasmusbeurs. Hierover wordt door Bureau Buitenland schriftelijk gecommuniceerd met de student. Verwerking van credits in Educator na studie of stage in het buitenland Nadat de in het buitenland behaalde credits (conform Learning Agreement) zijn goedgekeurd door de examencommissie, worden deze door de studievoortgangsadministratie van het domein in Educator verwerkt onder vermelding van study abroad of placement abroad, met daaraan toegevoegd (in het geval van study abroad) de naam en de locatie (i.e. plaats, land) van de partnerinstelling. Weekenden en excursies In het kader van ons opleidingsprogramma worden ook weekenden en excursies georganiseerd. Studenten dienen hier rekening mee te houden. De voltijdopleiding kent in het eerste jaar een introductiekamp. Dit introkamp wordt georganiseerd door hogere jaars studenten. De deeltijdopleiding kent in het eerste jaar een ontmoetingsweekend. In het tweede jaar hebben alle deeltijdstudenten een exposureweekend. De voltijdstudenten hebben een internationale excursie in jaar 2, 3 en 4 van de opleiding. Daarnaast zijn er gedurende de opleiding dagexcursies (vooral voltijd). De kosten van de dagexcursies worden door de opleiding betaald, maar de reiskosten (voor zover een OV-kaart niet toereikend is)zijn voor rekening van de student. Ook gaan we ervanuit dat al onze studenten een Museumjaarkaart hebben. De kosten van de verschillende activiteiten voor de student worden vermeld op de opleidingscommunity en in de studiewijzers. In de studiewijzers van de betreffende onderwijseenheden wordt het kosteloos alternatief omschreven Overzicht onderwijseenheden Leerroute godsdienstleer-deeltijd Leerroute godsdienstleer-voltijd Leerroute godsdienst pastoraal werk-deeltijd Leerroute godsdienst pastoraal werk-voltijd In bovenstaande leerroutes hebben de links van leerjaar 1 betrekking op cohort 2016 en latere cohorten. De links van leerjaren 2, 3 en 4 hebben betrekking op de cohorten 2015 en ouder Accreditatie De in dit studentstatuut beschreven opleidingen zijn in 2010 geaccrediteerd per 1 januari 2011 tot en met 31 december

42 2. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING RECHTEN EN PLICHTEN Deze regeling wordt vastgesteld door de directeur, na verkregen advies van de opleidingscommissie en na verkregen instemming van de deelraad. Hoofdstuk 1 BEGRIPSBEPALINGEN Art. 1.1 Algemene begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: Accreditatie: Assessment: Assessor: Associate degree: Bacheloropleiding: Beroepsvereisten: CMR: College van Beroep: voor de examens (CBE) het keurmerk dat tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van een opleiding positief is beoordeeld (artikel 1.1 sub s WHW). een onderzoek naar de competenties die de student bezit. degene die in een assessment beoordeelt in welke mate de student competenties heeft verworven. een samenhangend geheel van onderwijseenheden, af te sluiten met een examen waaraan de graad Associate degree (Ad) is verbonden. zie hbo-bacheloropleiding. vereisten die voor de uitoefening van een bepaald beroep op grond van een wettelijk voorschrift worden gesteld (artikel 7.6 WHW). Tot deze vereisten behoren de eisen zoals neergelegd in de Richtlijnen van de Raad van de EG ten aanzien van verpleegkundigen. Centrale Medezeggenschapsraad. het College van Beroep voor de Examens Windesheim dat door het College van Bestuur is ingesteld (artikel 7:60 t/m 7:63 WHW). Colloquium Doctum toelatingsonderzoek wanneer niet aan de vooropleidingseis is voldaan (art. (21+ toets) 7:29 WHW). Comakership Competentie: Competentiegericht onderwijs: Competentieniveau: CROHO: tripartiete verhouding tussen Windesheim Flevoland, de student en een bedrijf of instelling waarbij de student als onderdeel van zijn curriculum een praktijkopdracht uitvoert. het duurzaam vermogen tot handelen in een beroepscontext met waarneembaar resultaat, ter uitvoering van bepaalde verrichtingen in een omschreven beroepsrol. onderwijs dat is gericht op het koppelen van de leerdoelen en eindkwalificaties van de opleiding aan de beroepspraktijk. aanduiding van het niveau waarop de competentie beheerst wordt. Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs, waarin de geaccrediteerde opleidingen in het Hoger Onderwijs zijn opgenomen (artikel 6.13 WHW). 42

43 Decaan: Deeltijdopleiding: Domein: De decaan begeleidt studenten in situaties waarin hun belang in het geding is. De decaan is de specialist op het gebied van wet- en regelgeving in het Hoger Onderwijs, opleidingsbeleid, studiefinanciering, financiële problemen, studeren met een functiebeperking en de regelgeving rondom rechten en plichten bij studiestagnatie- of versnelling. een deeltijdopleiding is de opleidingsvorm die zodanig is ingericht dat de student werkzaamheden kan verrichten naast de onderwijsactiviteiten. is een samenstel van opleidingen die organisatorisch of qua inhoud bij elkaar horen. Domeincompetenties: de door de HBO-raad vastgelegde domeincompetenties in de informatiebank domeincompetenties. Doorstroomtraject: Diplomasupplement: Duale opleiding: EVC: Examen: Examencommissie: Examinator: Geschillenadviescommissie: het traject van maximaal 30 studiepunten dat succesvol afgerond moet worden door de student die bij Windesheim een Ad-graad heeft behaald en zijn bacheloropleiding bij Windesheim wil vervolgen. document dat verplicht aan het getuigschrift wordt toegevoegd, waarop wordt vermeld de naam, de aard, het niveau, de context en de inhoud van de opleiding (artikel 7.11 lid 3 WHW). een duale opleiding is de opleidingsvorm die zodanig is ingericht dat het volgen van onderwijs gedurende een of meer periodes wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. De beroepsuitoefening is onderdeel van het onderwijsprogramma van de opleiding (art. 7.7 lid 2 WHW). eerder of elders verworven competenties. de verzameling van met goed gevolg afgelegde tentamens binnen een opleiding waarmee de propedeutische fase, het Associate degree programma of de bachelor- of masteropleiding wordt afgesloten. Het examen wordt door de examencommissie in vergadering bijeen vastgesteld. iedere opleiding of groep van opleidingen, heeft een examencommissie. Deze commissie is ingesteld op grond van artikel 7.12 van de WHW. het door de examencommissie aangewezen lid van het personeel dat belast is met het afnemen van tentamens. de Geschillenadviescommissie Windesheim die door het College van Bestuur is ingesteld (art. 7:63a en art. 7:63b WHW). hbo-bacheloropleiding: een beroepsopleiding die aansluit op het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs en is geregistreerd in het CROHO. Zie ook: voltijdopleiding, duale opleiding, deeltijdopleiding. hbo-masteropleiding: een opleiding volgend op een bacheloropleiding (artikel 7.3, 7.3a lid 2 sub b en 7.3b sub b van de WHW). 43

44 Hogeschool: Jaar: Major: Minor: Onderwijseenheid: de Christelijke Hogeschool Windesheim. studiejaar (zie studiejaar verderop in de begripsbepalingen). een samenstel aan onderwijseenheden binnen een opleiding met een programmatische samenhang van 180 studiepunten voor de opleidingen op locatie Zwolle en 210 studiepunten voor de opleidingen op locatie Flevoland. een samenstel aan onderwijseenheden met een programmatische samenhang van 30 studiepunten. een onderwijseenheid als bedoeld in artikel 7.13 van de WHW, bestaande uit - een kenmerkende beroepssituatie, waarbij het gaat om de integratie van kennis, vaardigheden en attitudes en de toepassing daarvan in de beroepscontext; - een ondersteunende onderwijseenheid, waar de nadruk ligt op kennis, vaardigheden en attitudes. Onderwijsperiode: een periode van 10 weken onderwijs met een maximale studielast van 18 studiepunten. Per studiejaar bedraagt de gemiddelde studielast van een periode 15 studiepunten. Voor het WHC geldt: een periode van 14 weken gevolgd door een periode van 3 weken met een studielast van respectievelijk 25 en 5 studiepunten. Opleiding: Persoonlijk Ontwikkelingsplan: Persoonlijk Activiteitenplan: Postpropedeuse: Premastertraject: Profileringsfonds: Propedeuse: een samenhangend geheel van onderwijseenheden gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken (artikel 7.3 WHW). het document waarin een student zijn ontwikkeling vastlegt in relatie met de onderwijseenheden die tezamen de onderdelen van het door hem af te leggen afsluitend examen vormen. weergave van de door de student gevolgde en nog te volgen onderwijseenheden. de fase van de opleiding die volgt na het behalen van de propedeuse en wordt afgesloten met het afsluitend examen, ook wel hoofdfase genoemd. een deel van het examenprogramma dat de student voorbereidt op het volgen van een masteropleiding aan een universiteit. het door het College van Bestuur ingestelde fonds van waaruit financiële ondersteuning verleend kan worden in de vorm van de toekenning van afstudeersteun en/of bestuurs- en topsportbeurzen. de propedeutische fase van de opleiding, af te sluiten met het propedeutisch examen (artikel 7.8 WHW). Semester: twee opeenvolgende onderwijsperioden, die aanvangen in onderwijsperiode 1 en onderwijsperiode 3. 44

45 Student: Studiejaar: Studieloopbaanbegeleider: Studiepunt: Tentamen: Toelatingscommissie: Toets: Verkort studietraject: degene die is ingeschreven aan de hogeschool voor het volgen van onderwijs en het afleggen van de tentamens en de examens van een opleiding. het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende kalenderjaar (art WHW). een docent die door de directeur van het domein als zodanig is aangewezen en die de student begeleidt bij het maken van studie- en loopbaankeuzes. Voor de opleidingen op locatie Windesheim Flevoland dient de term studieloopbaanbegeleider te worden gelezen als studentbegeleider. één studiepunt omvat een studielast van 28 studie-uren (ook European Credit genoemd). een beoordeling van de competenties van een student, waarin begrepen het onderzoek naar kennis, inzicht en vaardigheden als bedoeld in artikel 7.10 van de WHW, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek door ten minste één door de examencommissie aangewezen examinator. Een tentamen kan bestaan uit één of meerdere toetsen. commissie zoals bedoeld in art WHW welke belast is met het onderzoek naar de toelaatbaarheid van studenten voor het hoger onderwijs indien niet wordt voldaan aan de wettelijke (vooropleidings)eisen. Een toets is een evaluatievorm waarbij de student op een vastgesteld tijdstip en binnen de vastgestelde tijd een taak uitvoert. De toets kan meerdere vormen hebben. het volgen van het onderwijsprogramma binnen een kortere tijdsperiode dan vier studiejaren, doordat voor onderdelen vrijstellingen zijn verleend. Versneld studietraject: het volgen van het volledige onderwijsprogramma binnen een kortere tijdsperiode dan vier studiejaren. Vraaggestuurd onderwijs: Week: WEB: WHW: onderwijs waarbij de student bewuste en gemotiveerde keuzes maakt ten aanzien van de eigen studieloopbaan. iedere week gedurende het kalenderjaar. Wet Educatie Beroepsonderwijs de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek. 45

46 Hoofdstuk 2 - TOEGANG EN TOELATING Artikel 2.1 Toegang (art WHW, art. 7.31a t/m e WHW, art WEB) 1. Voor de inschrijving in een opleiding is als vooropleidingseis het bezit vereist van: a. Een vwo- dan wel havo-diploma b. een diploma op mbo-4 niveau (WEB), dat wil zeggen een middenkaderopleiding of een specialistenopleiding. 2. Inschrijving wordt geweigerd indien een student met een voorgenomen inschrijving tijdens de studiekeuzecheck een bindend afwijzend studiekeuzeadvies heeft gekregen als bedoeld in artikel 14 Reglement studiekeuzecheck Windesheim. Artikel Nadere vooropleidingseis (art WHW) 1. Naast de vooropleidingseis, zoals genoemd in artikel 2.1 lid a, moet zijn voldaan aan de nadere vooropleidingseisen ofwel de profieleisen die behoren bij het examen van de vooropleiding. De nadere vooropleidingseisen zijn hier (nvt) te vinden. 2. De student die niet voldoet aan de nadere vooropleidingseisen, kan voldoen aan inhoudelijk vergelijkbare eisen. Aan de eisen moet zijn voldaan voor de aanvang van de opleiding. De eisen zijn hier (nvt) te vinden. 3. De student die niet voldoet aan lid 1 wordt uitsluitend ingeschreven na overlegging van het bewijs dat aan de eisen als bedoeld in lid 2 is voldaan. Artikel Aanvullende vooropleidingseis (PMT, Sport en Bewegen, Lerarenopleiding Lichamelijke opvoeding, PABO - art WHW) Niet van toepassing. Artikel Vervallen Artikel 2.4a Aanvullende vooropleidingseis deeltijdopleiding (art WHW) De deeltijdse opleiding kent geen werkeis. Artikel 2.5 Toelating (art WHW) 1. Een student die op de inschrijvingsdatum ouder is dan 21 jaar en niet voldoet aan de vooropleidingseis, wordt daarvan vrijgesteld op basis van een met goed gevolg afgelegde 21+toets (colloquium doctum). 2. De bij het toelatingsonderzoek te stellen eisen zijn hier (nvt) te vinden. 3. Voor studenten die in het bezit zijn van een buiten Nederland afgegeven diploma dat in eigen land toegang geeft tot een opleiding aan een instelling voor hoger onderwijs kan door het instellingsbestuur worden afgeweken van de in het eerste lid genoemde leeftijdsgrens. Dit geldt ook indien in bijzondere gevallen geen diploma kan worden overgelegd. 4. Het toelatingsbewijs wordt verstrekt door de Toelatingscommissie. 5. Het toelatingsbewijs geeft toegang tot de inschrijving voor de opleiding, dan wel toegang tot de loting of de decentrale selectie indien de opleiding een numerus fixus heeft. 6. De student wordt schriftelijk van het besluit tot toelating in kennis gesteld. Artikel Vrijstelling vooropleidingseis ogv gelijkwaardig diploma (art. 7.10, 7.24 en 7.28 WHW) 1. De bezitter van een Nederlandse bachelor- of mastergraad of van een getuigschrift van een propedeutisch examen aan een instelling voor hoger onderwijs, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseis en de aanvullende vooropleidingseisen. 2. De bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat voorkomt in de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 7.28, tweede lid van de WHW, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseisen, de aanvullende vooropleidingseisen en in het geval dat het een niet in Nederland afgegeven diploma betreft het vierde lid van dit artikel. 46

47 3. De bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat, na onderzoek, naar het oordeel van het instellingsbestuur tenminste gelijkwaardig wordt geacht aan een van de diploma s zoals genoemd in art. 2.1, is vrijgesteld van de vooropleidingseis, maar niet van de nadere vooropleidingseis en de aanvullende vooropleidingseisen en de eis zoals genoemd in lid Indien sprake is van een buiten Nederland afgegeven diploma, wordt de vrijstelling, zoals genoemd in lid 2 en 3 verleend nadat bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal. Aan de eis van voldoende beheersing van de Nederlandse taal wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal, certificaat NT2, tenminste niveau II. 5. In plaats van het gestelde in lid 4 geldt voor studenten met een buiten Nederland afgegeven diploma die volledig Engelstalig onderwijs gaan volgen dat moet zijn voldaan aan een met goed gevolg afgelegde TOEFL test (paper-based test, result 550, een TOEFL computer-based test, result 213 of een TOEFL internet-based test, result 80) of een IELTS In bijzondere gevallen kan door het instellingsbestuur worden afgeweken van de eis zoals genoemd in lid 4 en 5. Artikel Vrijstelling propedeutisch examen (art WHW) 1. De examencommissie kan vrijstelling verlenen van het propedeutisch examen aan de bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma, indien dat diploma naar het oordeel van de examencommissie tenminste gelijkwaardig is aan het propedeutisch getuigschrift, onverminderd de aanvullende eisen. Of vrijstelling verleend kan worden is hier (n.v.t.) te vinden. 2. De student wordt schriftelijk van het besluit tot vrijstelling van de examencommissie in kennis gesteld. Artikel EVC (art lid 2 sub r WHW) 1. Indien een Ervaringscertificaat is overgelegd in overeenstemming met de landelijke kwaliteitscode EVC, kan de examencommissie bij aanvang van de studie vrijstellingen verlenen, voor zowel examenonderdelen van de propedeutische fase als van de hoofdfase van de opleiding. 2. Indien de student niet voldoet aan de vooropleidingseis, wordt door de Toelatingscommissie onderzocht in hoeverre met het overleggen van het Ervaringscertificaat is voldaan aan de eisen van het colloquium doctum zoals genoemd in art. 2.5 lid 1 van dit hoofdstuk. 3. De vrijstellingen worden verleend door de examencommissie op basis van een intakegesprek met de betrokken student. 4. De student wordt schriftelijk van het besluit tot vrijstelling van de examencommissie in kennis gesteld. Artikel 2.9 Ontzegging toegang (art. 7.42a WHW) 1. Een student kan in bijzondere gevallen en na een zorgvuldige belangenafweging door het instellingsbestuur de inschrijving aan de opleiding worden geweigerd dan wel kan de inschrijving worden beëindigd, wanneer de student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening. 2. Inschrijving of herinschrijving voor eenzelfde of verwante opleiding binnen of buiten de instelling kan worden geweigerd op basis van de gronden zoals genoemd in lid Wanneer sprake is van de situatie zoals genoemd in lid 1 kan worden besloten dat de student, die bij een andere opleiding een afstudeerrichting volgt die overeenkomt met of, gelet op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening, verwant is aan de opleiding zoals bedoeld in lid 1, die afstudeerrichting of andere onderdelen van die opleiding niet mag volgen. 4. De door het College van Bestuur ter zake vastgestelde procedurele regels worden in acht genomen. Deze regels zijn te vinden in het Uitvoeringsreglement In- en Uitschrijving. 5. De student wordt geïnformeerd over de beëindiging van de inschrijving. 47

48 Hoofdstuk 3 INRICHTING VAN DE OPLEIDING Artikel 3.1 Vraaggestuurd en Competentiegericht onderwijs De inrichting van de opleiding is zodanig dat studenten in staat worden gesteld het onderwijs vraaggestuurd te volgen en de algemene en beroepscompetenties te verwerven. Artikel 3.2 Structuur van de opleiding - propedeuse, postpropedeuse en Associate degree (Ad) De studielast van de bacheloropleiding bedraagt 240 studiepunten. Voor de opleidingen op de locatie Zwolle zijn 180 studiepunten gewijd aan de major en 60 studiepunten aan de minor(en) en/of het premastertraject. Voor de opleidingen op locatie Flevoland zijn 210 studiepunten gewijd aan de major en 30 studiepunten aan de minor. De opleiding is ingericht in een propedeutische fase die de eerste 60 studiepunten van de opleiding omvat en een postpropedeutische fase van 180 studiepunten. 1. Het propedeutisch examen wordt afgelegd over de onderwijseenheden van de propedeutische fase. De propedeutische fase is zodanig ingericht dat de student inzicht krijgt in de inhoud van de opleiding met de mogelijkheid van selectie en verwijzing aan het einde van die fase. 2. De studielast van het studieprogramma is 60 studiepunten per jaar. 3. Iedere student wordt in beginsel in staat gesteld om 60 studiepunten per studiejaar te behalen. Indien het niet mogelijk is voor de opleiding om 60 studiepunten aan te bieden gelet op het tijdstip van inschrijving dan wel de eerder geleverde studieprestaties van de student, worden er met de betrokken student afspraken gemaakt om tot een studeerbaar onderwijsprogramma te komen. Verwant aan de opleiding is een Associate degree programma ingesteld van 120 studiepunten. Binnen het Associate degree programma is een propedeutische fase ingesteld. Artikel Examens en graden van de opleiding 1. De bacheloropleiding kent de volgende examens: a. het propedeutisch examen ter afsluiting van de propedeutische fase; b. het afsluitend examen ter afsluiting van de opleiding. 2. Aan degene die het afsluitend examen van de bacheloropleiding heeft behaald, wordt de graad Bachelor verleend met de door het College van Bestuur vastgestelde toevoeging. 3. Aan degene die het Associate degree examen heeft behaald wordt de Associate degree verleend met de door het College van Bestuur vastgestelde toevoeging. Artikel 3.4 Major 1. De major omvat meerdere onderwijseenheden. De major voor de locatie Zwolle bevat onderwijseenheden die tezamen 180 studiepunten omvatten. De major voor de locatie Flevoland bevat onderwijsheden die tezamen 210 studiepunten omvatten. 2. Binnen de major worden minimaal 8 en maximaal 16 studiepunten besteed aan studieloopbaanbegeleiding. 3. Binnen de major worden de competenties verworven, die, gezien het opleidings- en beroepsprofiel, voor alle studenten in de betreffende opleiding vereist zijn. 4. De onderwijseenheden van de major zijn ingericht rond kenmerkende beroepssituaties. Artikel Minors 1. De student kiest twee minors van elk 30 studiepunten, onverlet artikel 3.6. Voor de opleiding HBO Rechten en de opleidingen op de locatie Flevoland geldt dat één minor van 30 studiepunten wordt gekozen. 2. Een minor is samenhangend geheel van vooraf vastgestelde onderwijseenheden. Zonder voorafgaande instemming van de examencommissie is het niet mogelijk hiervoor andere onderwijseenheden in de plaats te stellen. 48

49 3. Aan één minor kan de eis worden gesteld dat deze betrekking heeft op de domeincompetenties van de opleiding. De lijst met minors welke betrekking hebben op de domeincompetenties is in Bijlage1 te vinden. De andere minor kan zo vrij mogelijk gekozen worden met inachtneming van lid 7. Voor de locatie Flevoland is de laatste volzin niet van toepassing (zie lid 1). 4. Van beide minors wordt er in elk geval één afgerond op bachelor- of gevorderd niveau. De andere minor mag worden afgerond op basisniveau. Voor de locatie Flevoland geldt: de minor mag worden afgerond op basisniveau. 5. De minors van de opleiding, gericht op de algemene hbo-kwalificaties, zijn opgenomen in een lijst welke in Bijlage2 is te vinden. Dit lid is niet van toepassing op de opleidingen op de locatie Flevoland. 6. Wanneer wordt gekozen voor een andere minor (opleiding- of domeinoverstijgende minor) dan opgenomen in de lijst van minors, dient voorafgaand toestemming te worden gevraagd aan de examencommissie. 7. De opleiding die de minor aanbiedt stelt de eventuele ingangseisen vast. 8. De examencommissie van de opleiding waar de student is ingeschreven, is verantwoordelijk voor de beslissing of de minor past in het examenprogramma van de student met als toetsingskader de overlap met de major of de andere minor. Voor de locatie Flevoland geldt: of de andere minor is niet van toepassing. 9. De minor kan bestaan uit een premastertraject voor een wetenschappelijke masteropleiding, waarbij is voldaan aan de toelatingseisen voor die master krachtens afspraken met de examencommissie van de opleiding die de master aanbiedt. Artikel 3.6 Premastertraject 1. Het premastertraject kan de plaats innemen van (een deel van) de minor en/of de major. 2. Het premastertraject omvat onderwijseenheden van ten minste 30 en ten hoogste 60 studiepunten. 3. Indien het traject meer dan 30 maar minder dan 60 studiepunten omvat, worden na voorafgaande toestemming van de examencommissie onderwijseenheden gekozen waarmee het totale traject tot 60 studiepunten wordt aangevuld. Het premastertraject is hier nader uitgewerkt. Artikel Studiepunten onderwijseenheid 1. Elke onderwijseenheid wordt uitgedrukt in hele studiepunten. 2. Een onderwijseenheid omvat ten hoogste 30 studiepunten. Artikel Onderwijsperioden per studiejaar 1. Een studiejaar bestaat uit 5 opeenvolgende onderwijsperioden. 2. Voor opleidingen op de locatie Zwolle vormen de onderwijsperioden 1 en 2 en de onderwijsperioden 3 en 4 elk een semester. 3. In de regel is onderwijsperiode 5 bestemd voor herkansingen en/of voor versnelling van de studie. Indien nodig kan onderwijsperiode 5 ook ingezet worden voor onderzoek en onderwijs. Artikel Nederlandse taal (art. 7.2 WHW) 1. Het onderwijs in de onderwijseenheden van de opleiding wordt in de Nederlandse taal gegeven en de examens worden in de Nederlandse taal afgenomen tenzij: a. het onderwijs in de onderwijseenheid door een anderstalige docent wordt gegeven in het kader van een gastcollege dan wel; b. de onderwijseenheid facultatief van aard is en als keuzeonderwijs wordt aangeboden, dan wel; c. het noodzakelijk wordt geacht dat studenten vaardigheid verwerven in het spreken, lezen en schrijven in de betreffende taal ter voorbereiding op o.m. deelname aan internationale uitwisseling of het volgen van internationale onderwijseenheden, dan wel; d. de onderwijseenheid voorafgaat aan en is bedoeld ter voorbereiding op een anderstalige opleiding, dan wel; e. de opleiding als geheel niet in de Nederlandse taal wordt aangeboden, dan wel; f. de opleiding een vreemde taal betreft. 49

50 2. Bij het onderwijs dat niet in de Nederlandse taal wordt gegeven of waarin de examens niet in het Nederlands worden afgenomen, is de Gedragscode Nederlandse taal van toepassing. 3. Onverminderd het bepaalde in de Gedragscode Nederlandse taal wordt bij het onderwijs dat niet in de Nederlandse taal wordt gegeven, a. bij de betreffende onderwijseenheid beschreven in welke taal het onderwijs wordt gegeven; b. het onderwijs gegeven op een zodanig niveau dat het door de gemiddelde student met vrucht kan worden gevolgd; c. kan het schriftelijke tentamen op gemotiveerd verzoek van de student ook in de Nederlandse taal worden gemaakt, behalve in het geval van lid 1 sub d en e. 50

51 Hoofdstuk 4 - STUDIEBEGELEIDING (art lid 2 sub u WHW) Artikel Studiebegeleiding 1. Studiebegeleiding bestaat uit: a. Studieloopbaanbegeleiding b. Algemene studiebegeleiding. c. Bijzondere studiebegeleiding. 2. Voor de opleidingen op locatie Flevoland geldt dat de studiebegeleiding bestaat uit studentbegeleiding waaronder is begrepen studieloopbaanbegeleiding. Daar waar de term studieloopbaanbegeleider in art. 4.2 wordt gebruikt, moet deze worden gelezen als studentbegeleider. Artikel 4.2 Studieloopbaanbegeleiding 1. Aan elke student wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen een maand na aanvang van de studie een studieloopbaanbegeleider toegewezen. De studieloopbaanbegeleider begeleidt de student bij het maken van studie- en loopbaankeuzes met als resultaat het ontwikkelen van de studieloopbaan en van een eigen arbeidsidentiteit. 2. De studieloopbaanbegeleider en de student hebben binnen vijf maanden na aanvang van de studie op basis van ten minste drie eerdere gesprekken een studievoortgangsgesprek. In dit studievoortgangsgesprek bespreekt de studieloopbaanbegeleider, mede gebaseerd op de tot dan toe behaalde beoordelingen, de algemene studievoortgang. 3. De studieloopbaanbegeleider adviseert de examencommissie in geval de examencommissie voornemens is aan een bindend studieadvies een afwijzing te verbinden. Het bindend studieadvies wordt beschreven in hoofdstuk Waar nodig verwijst de studieloopbaanbegeleider de student intern of extern door. 5. De student overlegt met zijn studieloopbaanbegeleider over de voortgang van zijn leerproces in het kader van het door hem op te stellen persoonlijk activiteitenplan, waarin wordt beschreven aan welke competenties de student wil werken en op welke wijze. 6. De onderwijseenheden met betrekking tot de studieloopbaanbegeleiding behoren tot de major. De totale omvang van de studieloopbaanbegeleiding en de verdeling van studiepunten is hier te vinden. Artikel 4.3 Algemene studiebegeleiding 1. De algemene studiebegeleiding bestaat uit begeleidingsvormen die gericht zijn op de studievoortgang en het welbevinden van de student. 2. De algemene studiebegeleiding bestaat uit: a. De studentbegeleiding door de studentendecaan. b. De studentbegeleiding door de studentenpsycholoog. c. De diensten van het studieloopbaancentrum. Artikel Bijzondere studiebegeleiding 1. Een student kan in de gelegenheid worden gesteld om op een aangepaste wijze deel te nemen aan het onderwijs of de tentamens. Deze mogelijkheid wordt in elk geval geboden aan: a. studenten met een lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis of functiebeperking. Hierbij wordt het Uitvoeringsreglement studenten met een functiebeperking (SMF) in acht genomen. Het Uitvoeringsreglement is hier te vinden; b. studenten in een Nederlandstalige opleiding met een niet-nederlandse vooropleiding en/of studenten met een gebleken achterstand in de Nederlandse taal; c. studenten die behoren tot een etnische of culturele minderheid waarvan de deelname in het hoger onderwijs in betekenende mate achterblijft bij de deelname van Nederlanders die niet behoren tot een dergelijke minderheid; d. studenten met één van de hier vermelde Topsport statussen conform de regeling Profileringsfonds die hier te vinden is. e. Studenten met een topondernemersstatus conform de Topondernemersregeling, welke hier te vinden is. 51

52 2. De student die gebruik wil maken van een voorziening als bedoeld in lid 1, moet hiertoe een schriftelijk en gemotiveerd verzoek indienen (tenzij dit al in een overeenkomst met de student is vastgelegd). De intake hiertoe start bij de decanen in het studiesuccescentrum. Zo n verzoek kan betrekking hebben op het onderwijs of de tentamens in het algemeen maar het kan ook één of meer specifieke onderwijseenheden en/of tentamens betreffen. 3. De student dient het verzoek in bij de examencommissie wanneer het gaat om aanpassing van het onderwijsprogramma en de tentamens / examens en bij de directeur wanneer het gaat om het verstrekken van materiële faciliteiten en overige faciliteiten in de onderwijsvoorzieningen, waarin begrepen de begeleiding van de student bij het plannen van zijn studie. Een formulier voor de aanvraag bijzondere studiebegeleiding is hier te vinden. 4. De beslissing wordt, indien het een bijzondere begeleiding ex. artikel 1 lid a t/m c betreft, genomen met inachtneming van het Uitvoeringsreglement Studeren met een Functiebeperking. De beslissing op grond van lid 1d wordt genomen met inachtneming van de regeling Profileringsfonds. De beslissing op grond van lid 1 e wordt genomen met inachtneming van de Topondernemersregeling. 5. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de student en voor zover nodig aan de betrokken coördinator Diversiteit binnen de opleiding, de betrokken docenten en/of examinator(en). 6. Opname met beeld- of geluidsapparatuur van colleges is in principe niet toegestaan. Als opname - om goede redenen - toch gewenst is gelden hierbij de volgende voorwaarden: a. De student vraagt altijd toestemming aan de docent om opnames te maken. Het is niet toegestaan zonder medeweten van studenten en docent opnames te maken. b. De docent behoudt altijd het recht om opname van (delen van) het college te weigeren. c. Opnames zijn altijd voor privégebruik van de student. Opnames mogen dus niet openbaar gepubliceerd worden. Opnames worden niet zonder nadere toestemming van de docent met anderen gedeeld. 52

53 Hoofdstuk 5 - STUDIEADVIES Artikel Uitbrengen studieadvies 1. De examencommissie brengt namens het instellingsbestuur aan elke student die zich voor de propedeutische fase van de opleiding heeft ingeschreven een studieadvies uit over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding. 2. Het studieadvies is gebaseerd op de door de student behaalde studieresultaten. Het advies geeft een indicatie voor het verdere verloop van deze studie bij gelijkblijvende inspanningen van zowel de opleiding als van de student. 3. De examencommissie brengt het advies uit aan de voltijdse en duale student uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase. 4. Voor de deeltijdse student kan het advies door de examencommissie later dan aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fasen worden uitgebracht. Indien het advies later wordt uitgebracht wordt het tijdstip waarop het advies wordt uitgebracht in het Opleidingsdeel onderwijs- en examenregeling van de opleiding opgenomen. 5. De examencommissie betrekt in zijn advies de persoonlijke omstandigheden van de student zoals aangegeven in het Uitvoeringsbesluit WHW (Stb. 1993, 48). 6. Na het behalen van het propedeutisch examen kan aan de student geen studieadvies meer worden uitgebracht. Artikel Afwijzing bij het studieadvies 1. Aan het studieadvies wordt een bindende afwijzing verbonden, indien de student a. bij het uitbrengen daarvan minder dan 54 studiepunten heeft behaald dan wel b. bij het uitbrengen daarvan minder dan 24 studiepunten heeft behaald in het geval de student zich in per 1 februari in de propedeutische fase heeft ingeschreven voor een opleiding met een februariinschrijving zoals is benoemd in artikel 7 van de Regeling in- en uitschrijving. 2. De student die zich in de loop van het studiejaar voor de propedeutische fase heeft ingeschreven krijgt een afwijzing bij het studieadvies wanneer minder dan 54 studiepunten zijn behaald of als de door de examencommissie bij de inschrijving vastgestelde studienorm niet behaald is. 3. De student waarvan het advies wegens bijzondere omstandigheden is uitgesteld krijgt een afwijzing bij het studieadvies als de door de examencommissie bij het uitstel vastgestelde studienorm niet behaald is. 4. De student die zijn of haar studie op afstand volgt, krijgt een afwijzing bij het studieadvies wanneer de student bij het uitbrengen daarvan minder dan 45 studiepunten heeft behaald, dan wel minder dan 20 studiepunten als de student zich per 1 februari heeft ingeschreven voor een opleiding met een februariinschrijving. 5. Voor de te behalen studiepunten kunnen in het Opleidingsdeel onderwijs- en examenregeling van de opleiding opgenomen onderwijseenheden zijn aangewezen, waarvan de studiepunten in elk geval moeten zijn behaald. 6. Voor het bepalen van het aantal behaalde studiepunten tellen de onderwijseenheden niet mee a. waarvoor vrijstelling is verleend of b. waarvoor elders in het hoger onderwijs behaalde resultaten bij Windesheim in de studievoortgangsrapportage zijn verwerkt. 7. Bij aanwezigheid van bijzondere omstandigheden kan de examencommissie een afwijzing bij het advies opschorten. De examencommissie stelt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.1 lid 5, de periode vast waarbinnen de in dit artikel vastgelegde studienorm behaald moet zijn. Wanneer de student na verloop van deze periode niet aan de studienorm voldaan heeft, wordt alsnog de afwijzing gegeven. 8. De afwijzing heeft betrekking op de eigen opleiding, ongeacht de locatie, en andere opleidingen binnen Windesheim met eenzelfde propedeutisch examen. Deze andere opleidingen zijn in het Opleidingsdeel onderwijs- en examenregeling benoemd. 9. Bij afwijzing wordt de inschrijving voor de opleiding beëindigd. De student wordt ten minste twee jaar niet meer ingeschreven voor de opleidingen waarvoor de afwijzing geldt. Bij een eventueel nieuw 53

54 verzoek tot inschrijving dient de student ten genoegen van de examencommissie aannemelijk te maken dat hij die opleiding dit maal met succes zal kunnen volgen. De examencommissie kan hiervoor regels vaststellen, welke zijn opgenomen in het Reglement examencommissie. 10. Een student kan tegen de beslissing om aan het advies een bindende afwijzing te verbinden, in beroep bij het College van beroep voor de examens. De te volgen procedure is opgenomen in het Regelement College van beroep voor de examens. Dit reglement maakt deel uit van het instellingsdeel studentenstatuut. Artikel Procedure bij afwijzing bij het studieadvies 1. De student wordt in het kader van de studiebegeleiding ten minste één maal schriftelijk gewaarschuwd voor de gevolgen van het niet tijdig voldoen aan de norm van de studievoortgang. 2. Indien een student bij het studieadvies niet het door hem te behalen aantal studiepunten heeft behaald in de onderwijseenheden waarin deze moeten zijn behaald, vraagt de examencommissie a. het advies van de decaan met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de student; b. het advies van de studieloopbaanbegeleider met betrekking tot de studieloopbaan van de student. 3. De examencommissie betrekt beide adviezen bij het te nemen besluit. 4. Indien de examencommissie voornemens is aan het studieadvies een afwijzing te verbinden, stelt zij de student daarvan schriftelijk op de hoogte en stelt hem daarbij tevens in de gelegenheid voorafgaand aan het nemen van het besluit te worden gehoord. De examencommissie voegt bij het bericht de studievoortgangslijst waarop het voornemen is gebaseerd. 5. De examencommissie stelt de student schriftelijk en gemotiveerd in kennis van haar besluit tot afwijzing en wijst de student op de mogelijkheid van het instellen van beroep. 6. De door het College van Bestuur ter zake vastgestelde procedurele regels worden in acht genomen. Deze regels zijn hier te vinden. 7. Elke examencommissie rapporteert jaarlijks aan het College van Bestuur over het aantal gegeven afwijzingen. Zij kan daarbij tevens adviseren of en in welk opzicht de regels met betrekking tot de afwijzing verbonden aan het studieadvies, aanpassing behoeven. 54

55 Hoofdstuk 6 TOETSEN, TENTAMENS EN EXAMENS Artikel Vorm van de tentamens 1. Het tentamen bestaat uit één of meerdere van de volgende vormen: a. een schriftelijke of mondelinge toets; b. een portfolio of werkstuk; c. een assessment. 2. De vorm(en) van het tentamen wordt/worden bij elke onderwijseenheid aangegeven. 3. De datum waarop de laatste toets van het tentamen is afgelegd dan wel waarop de toets moet worden ingeleverd, wordt als tentamendatum geregistreerd. Artikel Schriftelijke toets 1. Een schriftelijke toets wordt afgenomen aan, of onmiddellijk na het einde van de onderwijsperiode waarin het onderwijs in de onderwijseenheid is verzorgd. 2. In de regel is de herkansing van een schriftelijke toets van een onderwijseenheid uit het curriculum van de hoofdfase aan het einde van de daaropvolgende periode. De herkansing van een schriftelijke toets van een onderwijseenheid uit het curriculum van de propedeuse is in de regel in de loop van de daaropvolgende periode. 3. Om deel te nemen aan een schriftelijke toets van een onderwijseenheid moet de student zich voor deze toets inschrijven. 4. Tenzij in de Regels tentaminering een afwijkende procedure is vastgelegd, wordt een schriftelijke toets die gemaakt is zonder dat de student zich voor de desbetreffende toets heeft aangemeld, niet beoordeeld. 5. Bij aanvang van het tentamen moet de student de presentielijst tekenen en zich kunnen legitimeren door middel van zijn collegekaart van het lopende studiejaar en een geldig identiteitsbewijs (2 x ID). 6. Als het tentamen bestaat uit een schriftelijke toets, wordt de datum waarop de toets wordt afgelegd als tentamendatum geregistreerd. 7. Een groepsgewijs afgenomen toets wordt door de opleiding zodanig ingericht dat de examinator een individuele beoordeling kan geven. Artikel Portfolio of werkstuk als toets 1. Een groepsgewijs afgenomen toets in de vorm van een portfolio of werkstuk is zodanig ingericht dat door de examinator een individuele beoordeling kan worden gegeven. 2. Het portfolio, documenten in het portfolio en/of ander schriftelijke werkstukken van studenten kunnen worden gecontroleerd op een juiste wijze van bronvermelding, eventueel met behulp van een plagiaatchecker. Het kopiëren van andermans werk zonder bronvermelding is een vorm van fraude. De examencommissie is bevoegd om bij fraude een strafmaatregel op te leggen. Dit is verder uitgewerkt in het Reglement Examencommissie. Artikel Mondelinge toets 1. Bij een mondelinge toets wordt als regel niet meer dan één persoon tegelijk getoetst. De opleiding kan hier gemotiveerd van afwijken. 2. De mondelinge toets is onder voorwaarden openbaar, deze voorwaarden zijn hier te vinden. De examencommissie of de desbetreffende examinator kunnen in een bijzonder geval anders bepalen. In het geval de student gemotiveerd tegen de openbaarheid bezwaar heeft gemaakt neemt de examencommissie een beslissing over de openbaarheid van de mondelinge toets. 3. De examencommissie kan besluiten dat een mondelinge toets wordt afgelegd in aanwezigheid van een tweede examinator. Indien de examencommissie geen besluit heeft genomen, kan de student de examencommissie schriftelijk verzoeken de mondelinge toets te mogen afleggen in aanwezigheid van een tweede examinator, of het tentamen vast te leggen op een mediadrager. 4. De datum waarop de mondelinge toets is afgelegd wordt geregistreerd als tentamendatum. 55

56 Artikel Vrijstelling voor tentamens 1. Een student kan de examencommissie verzoeken vrijstelling te geven voor het afleggen van een of meer tentamens. De student dient aan te tonen dat hij op grond van elders in het hoger onderwijs behaalde tentamens of examens, dan wel op grond van buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden, voldoet aan het/de leerdoel(en) van die onderwijseenheid en deze deel uitmaakt van het examen van de student. 2. De van toepassing zijnde regels voor het aanvragen van een vrijstelling zijn opgenomen in het Reglement examencommissie. De regels voor het meetellen van vrijstellingen en/of elders behaalde waarderingen in de berekening ten behoeve van het predicaat cum laude zijn opgenomen in het Reglement Cum laude Windesheim. 3. Een vrijstelling voor buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden wordt in de studievoortgangregistratie als lettercombinatie vr verwerkt. 4. Voor een vrijstelling op grond van een elders in het hoger onderwijs behaald tentamen of examen wordt in de studievoortgangsregistratie zowel het resultaat van het elders behaalde tentamen of examen als de lettercombinatie vr in de studievoortgangsregistratie verwerkt. Artikel Afleggen van tentamens 1. Een tentamen kan enkel worden afgelegd indien aan de in het Opleidingsdeel onderwijs- en examenregeling opgenomen ingangseisen voor de betreffende onderwijseenheid is voldaan. 2. Elk tentamen kan maximaal tweemaal per studiejaar worden afgelegd. 3. In bijzondere gevallen kan voorafgaand aan het studiejaar worden bepaald dat het tentamen voor een onderwijseenheid maar één maal per jaar kan worden afgelegd. Deze onderwijseenheden zijn in het Opleidingsdeel onderwijs- en examenregeling opgenomen. 4. Indien de student bij het studieadvies, als bedoeld in artikel 5.2, 50 studiepunten of meer heeft behaald, maar minder dan 60 studiepunten, krijgt de student in afwijking van lid 2 driemaal de mogelijkheid een tentamen dat behoort tot het propedeuse-examen af te leggen. De derde tentamenmogelijkheid vindt plaats in het vijfde blok. Voor studenten die hun studie in februari zijn gestart, wordt de derde kans zo spoedig als mogelijk na afloop van het tweede blok georganiseerd. Op basis van de studieresultaten na de derde tentamenmogelijkheid wordt het eerder gegeven studieadvies aangepast en een eerder gegeven afwijzing kan worden ingetrokken. 5. De student kan bij de opleiding een derde tentamenkans aanvragen voor alle nog niet behaalde onderwijseenheden in de postpropedeutische fase. Deze derde tentamenkans wordt nog in het lopende studiejaar afgenomen en beoordeeld. Het verzoek om een derde tentamenkans wordt ingewilligd wanneer: a. de bachelorstudent of de associate degree student minimaal 225 resp. 105 studiepunten heeft behaald en daarbij niet meer dan drie onderwijseenheden nog niet behaald heeft, of b. de bachelorstudent of de associate degree student minder dan 225 resp. 105 studiepunten heeft behaald en nog één onderwijseenheid niet heeft behaald, en de student het in lid 2 of lid 3 vastgestelde aantal tentamenkansen aantoonbaar heeft benut. 6. Onverlet het bepaalde in lid 4 en lid 5 kan de student de examencommissie verzoeken wegens bijzondere omstandigheden hem een extra tentamenkans toe te kennen of toe te staan dat het tentamen op een andere wijze wordt afgelegd dan aangegeven bij de desbetreffende onderwijseenheid. De wijze waarop de student hierom kan verzoeken is verder uitgewerkt in het Reglement Examencommissie. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. 7. Groepsgewijs afgenomen toetsen zijn zodanig ingericht dat door de examinator een individuele beoordeling kan worden gegeven. 8. Een tentamen dat met voldoende resultaat is afgelegd, kan niet opnieuw worden afgelegd. 9. Domeinen hebben de procedure met betrekking tot het afnemen van toetsen vastgelegd in de Regels Tentaminering. Deze regels zijn op de Sharenetpagina met het Opleidingsdeel Studentenstatuut opgenomen. 56

57 Artikel Cijfers 1. Met in achtneming van het bepaalde in de volgende volzinnen, moet ieder tentamen van een examen moet met goed gevolg worden afgelegd. 2. Bij de beoordeling van de tentamens wordt de volgende normering gehanteerd: a) een cijfer of letter(combinatie): 1 of zs = zeer slecht / very poor 2 of s = slecht / poor 3 of zo = zeer onvoldoende / very insufficient 4 of o = onvoldoende / insufficient 5 of bv = bijna voldoende / almost sufficient 6 of v = voldoende / sufficient 7 of rv = ruim voldoende / satisfactory 8 of g = goed / good 9 of zg = zeer goed / very good 10 of u = uitmuntend / excellent b) een oordeel V, NV = Voldaan / Pass, Niet Voldaan / Fail c) een beoordeling vr = vrijstelling / exemption d) een beoordeling Evr = vrijstelling op grond van Ervaringscertificaten / exemption based on an assessment of prior learning Artikel 6.8 Toetsuitslag en tentamencijfer 1. De uitslag van de toetsen wordt door de examinator vastgesteld en bekend gemaakt binnen 3 weken na het afleggen van de toets. 2. De examencommissie stelt regels vast voor de bekendmaking van de uitslag van toetsuitslagen en tentamencijfers. Deze regels zijn in het Reglement examencommissie opgenomen. 3. De student heeft digitaal toegang tot zijn studievoortganglijst, waarop de uitslag van elk door hem afgelegd tentamen is opgenomen. Bij het verkrijgen van toegang wordt de student geïnformeerd over het recht op inzage zoals bedoeld in artikel 6.9 van deze regeling, alsmede op de mogelijkheid tegen de beoordeling van tentamens beroep in te stellen bij het College van Beroep voor de Examens. 4. Wanneer de student het niet eens is met een beslissing van examinator kan de student tegen deze beslissing beroep aantekenen bij het College van Beroep voor de Examens. De toepasselijke procedure kun je hier vinden. Artikel Inzage beoordeeld werk 1. Gedurende een periode van ten minste 3 weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Gedurende deze termijn kan een student die aan het tentamen heeft deelgenomen kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de beoordelingsnormen. 2. In afwijking van lid 1 kan de examencommissie bepalen dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op ten minste één vast tijdstip. Indien de student aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op de vastgestelde plaats en tijdstip, wordt hem een andere mogelijkheid geboden (zie het Reglement examencommissie). Artikel 6.10 Geldigheidsduur tentamens en vrijstellingen 1. Tentamenbeoordelingen en vrijstellingen vervallen wanneer de in de betreffende onderwijseenheden onderwezen kennis, vaardigheden en inzichten wezenlijk verouderd zijn, maar niet eerder dan na vier jaar na de tentamendatum. 2. Jaarlijks publiceert de opleiding voorafgaand aan het studiejaar welke onderwijseenheden wezenlijk verouderd zijn en waarom. Na afloop van dit studiejaar vervallen de tentamenboordelingen en vrijstellingen van deze onderwijseenheden automatisch. 3. Tegen de beslissing om beoordelingen van onderwijseenheden te laten vervallen omdat de geldigheidsduur ervan verstreken is, kan de student bezwaar aantekenen bij de examencommissie van de eigen opleiding, al dan niet met een beroep op bijzondere omstandigheden. 57

58 4. Een eerder gegeven tentamenbeoordeling of vrijstelling blijft geldig wanneer de student naar het oordeel van de examencommissie kan aantonen dat zijn kennis, vaardigheden en inzichten behorende bij deze onderwijseenheid actueel zijn gehouden. 5. Bij positieve beslissing van de examencommissie wordt de geldigheidsduur met twee jaar verlengd, gerekend vanaf de datum waarop de beslissing is genomen. Na het verstrijken van deze periode kan de student opnieuw aantonen zijn kennis, vaardigheden en inzichten behorende bij deze onderwijseenheid actueel zijn gehouden. Artikel Examen 1. De examencommissie stelt in vergadering bijeen de uitslag van het examen vast. Hiertoe onderzoekt de examencommissie of de student voldoet aan de voorwaarden die deze onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor de bij de opleiding behorende graad. De examencommissie kan hiertoe een door of namens haarzelf te verrichten onderzoek uitvoeren. 2. In het Reglement Examencommissie is de wijze vastgelegd waarop de examencommissie uitvoering geeft aan het bepaalde in lid De datum van de in het eerste lid bedoelde vergadering is de examendatum die op het getuigschrift wordt vermeld. 4. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Het getuigschrift vermeldt in ieder geval de opleiding waarin het examen is afgelegd, de onderdelen van het examen en de graad die is verleend. 5. Het getuigschrift wordt uitgereikt, nadat het instellingsbestuur heeft verklaard dat de student op het moment van het examen als student stond ingeschreven en op het moment van afgifte van het getuigschrift aan alle betalingsverplichtingen heeft voldaan. 6. De examencommissie reikt naast het getuigschrift een diplomasupplement uit. Artikel Cum laude 1. Het propedeutisch examen en het afsluitend examen van de bachelor kunnen cum laude worden afgelegd. 2. Het propedeutisch examen is cum laude afgelegd indien a. het gewogen gemiddelde van de beoordelingen van de examenonderdelen in de propedeuse ten minste en zonder afronding 8,0 is; b. voor elk van de tot het propedeutisch examen behorende onderdelen zonder herkansing ten minste een 6,0 is behaald; c. en voor minimaal 30 credits van de propedeuse een tentamen is afgenomen. 3. Het afsluitende examen van de bachelor is cum laude afgelegd indien a. het gewogen gemiddelde van de beoordelingen van de examenonderdelen in de hoofdfase ten minste en zonder afronding 8,0 is; b. voor elk van de tot het afsluitende examen behorende onderdelen zonder herkansing ten minste een 6,0 is behaald; c. en voor minimaal 120 credits van de hoofdfase een tentamen is afgenomen. 4. Het toekennen van cum laude is nader uitgewerkt in het reglement Cum laude Windesheim. Dit reglement is hier te vinden. 58

59 Hoofdstuk 7 - EXAMENCOMMISSIE Artikel Instelling en taken examencommissie 1. De directeur van het domein stelt voor elke opleiding of groep van opleidingen van het domein een examencommissie in. 2. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. 3. Naast het bepaalde in lid 2 heeft de examencommissie de volgende taken en bevoegdheden: het borgen van de kwaliteit van de tentamens, het aanwijzen van examinatoren om tentamens en examens af te nemen en de uitslag daarvan vast te stellen, het borgen van een correcte organisatie en coördinatie van de tentamens en examens van de opleiding(en), het uitbrengen van het bindend studieadvies alsmede het verlenen van vrijstelling voor het afleggen van één of meer tentamens. 4. De examencommissie stelt richtlijnen en beoordelingsnormen vast voor de uitslag van tentamens en examens. Deze richtlijnen en beoordelingsnormen zijn te vinden in het Reglement examencommissie. 5. Het Reglement examencommissie bevat, naast hetgeen genoemd in lid 4, in elk geval bepalingen omtrent: a. het verlenen van vrijstellingen; b. fraude; c. het beleid met betrekking tot de goedkeuring van het PAP; d. het aanvragen en uitreiken van getuigschriften; e. de gang van zaken tijdens de tentamens. Het Reglement examencommissie is in het Studentenstatuut te vinden. Artikel Benoeming en samenstelling examencommissie 1. De directeur van het domein benoemt de leden van de examencommissie waaronder begrepen de voorzitter, op basis van hun deskundigheid op het terrein van de opleiding of van de groep van opleidingen. 2. Ten minste één lid is als docent verbonden aan de opleiding of aan een opleiding die tot de groep van opleidingen behoort. Ten minste één lid is niet verbonden aan de opleiding of aan één van de andere opleidingen uit het domein waartoe de opleiding behoort. Er worden geen commissieleden benoemd die een managementfunctie binnen Windesheim hebben met een financiële verantwoordelijkheid. 3. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, hoort de directeur de leden van de examencommissie. 4. De examencommissie bestaat uit ten minste vijf leden. Uitzondering hierop is de examencommissie van het Windesheim Honours College, deze bestaat uit minimaal drie leden. 5. De examencommissie kent voldoende plaatsvervangende leden om zonder onderbreking haar taken als bedoeld in artikel 7.1 uit te kunnen voeren. 6. De benoeming geschiedt voor een periode van 3 jaar. De leden zijn opnieuw benoembaar. De benoeming van het lid als genoemd in lid 2, tweede volzin, wordt benoemd voor een periode van 1 jaar en kan maximaal 2 keer opnieuw benoemd worden. 7. Het lidmaatschap van de in het tweede lid, eerste volzin genoemde lid van de examencommissie, eindigt indien de betrokkene niet meer aan de opleiding of instelling is verbonden. 8. De leden van de examencommissie hebben in geen enkel opzicht een financiële verantwoordelijkheid voor of binnen de opleiding. 9. Aan een examencommissie kan een ambtelijk secretaris worden toegevoegd. Artikel Subcommissies 1. De examencommissie kan al dan niet uit haar midden een onder haar verantwoordelijkheid functionerende commissie instellen met betrekking tot bijvoorbeeld: a. het doen van beleidsvoorstellen met betrekking tot het goedkeuren van regelmatig voorkomende persoonlijke activiteitenplannen van studenten; b. het goedkeuren van persoonlijke activiteitenplannen van studenten; c. het bewaken van de kwaliteit van toetsing en beoordeling. 59

60 2. De examencommissie maakt voorstellen zoals bedoeld in lid 1 sub a bekend in de door haar opgestelde regels (zie artikel 7.1 lid 4). Deze besluiten kunnen worden gewijzigd en/of ingetrokken met ingang van het tweede semester volgend op de datum van het besluit. Artikel Examinatoren 1. Ten behoeve van het afnemen van de tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan wijst de examencommissie examinatoren aan. 2. Als examinator kunnen worden aangewezen leden van het personeel die met het verzorgen van onderwijs in de desbetreffende onderwijseenheid zijn belast alsmede deskundigen van binnen of buiten de instelling. 3. De examinatoren verstrekken de examencommissie de gevraagde inlichtingen. Artikel Getuigschriften en verklaringen 1. Het getuigschrift wordt niet eerder uitgereikt dan nadat de examencommissie heeft vastgesteld dat: a. de student conform artikel 6.11 lid 1 heeft voldaan heeft aan de voorwaarden die deze onderwijsen examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor de bij de opleiding behorende graad, b. de student aan al zijn studie-verplichtingen heeft voldaan; c. de student aan al zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan; d. de student aan de overige bij wet gestelde vereisten heeft voldaan. 2. De examencommissie voegt aan een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde afsluitend examen, een supplement toe. Het supplement wordt opgesteld in het Engels. 3. De examencommissie reikt op verzoek van de student een verklaring uit in de gevallen dat een student meer dan een tentamen met goed gevolg heeft afgelegd, maar aan hem geen getuigschrift kan worden uitgereikt. 4. De examencommissie kan regels van procedurele aard vaststellen ten aanzien van de uitreiking van getuigschriften en verklaringen. 60

61 Hoofdstuk 8 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN Artikel Bezwaar en beroep Tegen besluiten op grond van deze regeling genomen staat beroep open bij het College van Beroep voor de Examens Windesheim. Het reglement van het College van Beroep voor de Examens is hier te vinden. Artikel Wijziging van de regeling Tentamens van onderwijseenheden, die niet meer in het onderwijsprogramma zijn opgenomen, worden in het eerste daaropvolgende studiejaar voor de studenten die het onderwijs daarin al hebben gevolgd, nog ten minste eenmaal afgenomen. Artikel Bijlagen bij onderwijs- en examenregeling De bij deze regeling behorende uitwerkingen vormen tezamen met deze regeling de onderwijs- en examenregeling van de opleiding. Artikel Slot- en overgangsbepalingen 1. Per 1 september 2016 starten de opleidingen GPW en GL met een nieuw curriculum. In het studiejaar wordt dit nieuwe curriculum ingevoerd in de propedeuse. Per 1 september 2017 zal dit nieuwe curriculum worden ingevoerd in de overige studiejaren (2, 3 en 4). Studenten die op 1 september 2015 (cohort 2015) in het eerste jaar van de opleiding zijn gestart, zullen per 1 september 2017 overgaan naar het nieuwe curriculum. Voor de jaren 3 en 4 (cohorten 13, 14 en eerder) komt er een overgangsregeling. In schema: Studiejaar 2015/2016 Cohort Huidig 2014 curriculum Cohort Huidig 2015 curriculum Cohort 2016 Studiejaar 2016/2017 Huidig curriculum Huidig Curriculum Nieuw Curriculum Studiejaar 2018/2019 Studiejaar 2017/2018 Overgangsregeling Overgangsregeling Nieuw curriculum Overgangsregeling Nieuw curriculum Studiejaar 2019/2020 Nieuw curriculum Studenten die in 2015 zijn gestart met de propedeutische fase en onderdelen van de propedeutische fase nog niet af hebben, worden in de gelegenheid gesteld om deze onderdelen alsnog af te ronden. Hiertoe worden met desbetreffende studenten individuele afspraken gemaakt, waarbij het mogelijk is, dat onderdelen uit het nieuwe programma worden gebruikt. 2. In de gevallen waarin deze onderwijs- en examenregeling niet voorziet, beslist de directeur van het domein. Artikel Inwerkingtreding en looptijd 1. Deze regeling treedt in werking op 1 september 2016 en loopt tot 1 september Het format van de Onderwijs- en Examenregeling is door het College van Bestuur op 7 juli 2016 vastgesteld, na instemming van de Centrale Medezeggenschapsraad op 6 juli De directeur van het domein Harry Frantzen heeft de Onderwijs en Examenregeling van de opleidingen Bachelor Godsdienst en pastoraal werk en Docent van de 2 e graad in Godsdienst en Levensbeschouwing vastgesteld op 4 juli 2016 na het advies van de Opleidingscommissie en na instemming van de Deelraad, respectievelijk op 6 juni en 4 juli

62 Bijlage 1 bij 3.5. punt 3 DOMEINSPECIFIEKE MINORS Theologie en Levensbeschouwing Minor Vaktheorie 2 e semester jaar 3 Minor Theologische disciplines 1 e semester jaar 4 Baptist/Evangelisch minor 1 en 2 2 e semester jaar 3 en 1 e semester jaar 4 Pre-master minor 2 e semester jaar 3 Minoren van Leger des Heils Minor van de Molukse kerken Zie afspraken Leger des Heils 2 e semester jaar 3 en 1 e semester jaar 4 Minor Theologisch Ondernemerschap 1 e semester jaar 4 62

63 Bijlage punt 5 Minorpalet MT 63

Studentenstatuut 2015-2016

Studentenstatuut 2015-2016 Studentenstatuut 2015-2016 Christelijke Hogeschool Windesheim Bachelor Godsdienst en pastoraal werk (vt/dt) Croho nr. 35146 Docent van de 2 e graad in Godsdienst en Levensbeschouwing (vt/dt) Croho nr.

Nadere informatie

Studentenstatuut 2013-2014

Studentenstatuut 2013-2014 Studentenstatuut 2013-2014 Christelijke Hogeschool Windesheim Bachelor Opleiding Godsdienst en pastoraal werk (vt/dt) CROHO nummer 35146 Opleiding Docent van de 2 e graad in Godsdienst en Levensbeschouwing

Nadere informatie

Studentenstatuut 2014-2015

Studentenstatuut 2014-2015 Christelijke Hogeschool Windesheim Bachelor Godsdienst en pastoraal werk (vt/dt) Croho nr. 35146 Docent van de 2 e graad in Godsdienst en Levensbeschouwing (vt/dt) Croho nr. 35441 Deze opleidingen zijn

Nadere informatie

De 6 Friesland College-competenties.

De 6 Friesland College-competenties. De 6 Friesland College-competenties. Het vermogen om met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aan te pakken. Het vermogen jezelf steeds beter te leren kennen. Het vermogen om in te schatten in welke

Nadere informatie

Competentie 1 Ondernemerschap Initiëren en/of creëren van producten en/of diensten, zelfstandig en ondernemend.

Competentie 1 Ondernemerschap Initiëren en/of creëren van producten en/of diensten, zelfstandig en ondernemend. Naam student: Studentnummer: Evaluatieformulier meewerkstage CE In te vullen door de bedrijfsbegeleider van de stage biedende organisatie voorafgaand aan het eindgesprek met de stagedocent. De stagiair

Nadere informatie

DE COMPETENTIES VAN DE PREDIKANT EN DE GEESTELIJK VERZORGER

DE COMPETENTIES VAN DE PREDIKANT EN DE GEESTELIJK VERZORGER DE COMPETENTIES VAN DE PREDIKANT EN DE GEESTELIJK VERZORGER De PThU kent twee competentieprofielen, die voor de gemeentepredikant en die voor de geestelijk verzorger. Ze verschillen in onderdelen, maar

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE... 2 1. ALGEMEEN... 4 1.1 Aard van dit document... 4 1.2 Informatie en communicatie... 4 1.3 Inwerkingtreding en duur... 4 1.

INHOUDSOPGAVE... 2 1. ALGEMEEN... 4 1.1 Aard van dit document... 4 1.2 Informatie en communicatie... 4 1.3 Inwerkingtreding en duur... 4 1. 1 INHOUDSOPGAVE... 2 1. ALGEMEEN... 4 1.1 Aard van dit document... 4 1.2 Informatie en communicatie... 4 1.3 Inwerkingtreding en duur... 4 1.4 Onderwijs- en examenregeling... 4 2. TOELATING TOT DE OPLEIDING...

Nadere informatie

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten PR 180724 V1 Beroepscompetentie- profiel Afgeleid van de niveaubepaling NLQF, niveau 6 heeft RBCZ kerncompetenties benoemd voor de complementair/alternatief therapeut. Als uitgangspunt zijn de algemene

Nadere informatie

Student Company op het hbo. Stappenplan

Student Company op het hbo. Stappenplan Student Company op het hbo Tijdens Student Company ontwikkelen de studenten een bedrijfsconcept en rollen dit uit gedurende een collegajaar lang. Ze verdelen functies, bepalen hun doelgroep, brainstormen

Nadere informatie

Competentieprofiel. Instituut voor Interactieve Media. Competentieprofiel studenten Instituut voor Interactieve Media vastgesteld juni 2006

Competentieprofiel. Instituut voor Interactieve Media. Competentieprofiel studenten Instituut voor Interactieve Media vastgesteld juni 2006 Competentieprofiel Instituut voor Interactieve Media Competentieprofiel studenten Instituut voor Interactieve Media vastgesteld juni 2006 Aangepast in maart 2009 Inleiding De opleiding Interactieve Media

Nadere informatie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Bijlage, Bachelor Opleiding Docent Muziek

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Bijlage, Bachelor Opleiding Docent Muziek ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Bijlage, Bachelor Opleiding Docent Muziek Studiejaar 2013-2014 Algemeen 1. Deze bijlage bij het algemene gedeelte van de Onderwijs- en examenregeling van Codarts is van toepassing

Nadere informatie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Bachelor Religiewetenschappen

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Bachelor Religiewetenschappen ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 2015-2016 Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel) Bachelor Religiewetenschappen Deze onderwijs- en examenregeling (OER-FFTR)

Nadere informatie

Alle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld

Alle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld BEOORDELINGSFORMULIER / Artistieke Praktijk II jaar 4 Blad 1 Toetscode: Datum: Handtekening student: Beoordelaar 1: Handtekening beoordelaar 1: Beoordelaar 2: Handtekening beoordelaar 2: Extern deskundige:

Nadere informatie

Studiegids Deeltijd Masteropleiding 2011-2012. Theologie en Levensbeschouwing Domein Bewegen en Educatie. Leraar Godsdienst van de 1e graad

Studiegids Deeltijd Masteropleiding 2011-2012. Theologie en Levensbeschouwing Domein Bewegen en Educatie. Leraar Godsdienst van de 1e graad Studiegids Deeltijd Masteropleiding Leraar Godsdienst van de 1e graad Vastgesteld door de directeur van het Domein Bewegen en Educatie op 1 september 2011 na voorafgaand positief advies van de opleidingscommissie,

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 4 Opleidingsdeel hbo-pedagogiek

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 4 Opleidingsdeel hbo-pedagogiek Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 4 Opleidingsdeel hbo-pedagogiek 2018-2019 Opleidingsdeel voor de bachelor pedagogiek van Driestar hogeschool (onderdeel van Driestar educatief) Onderwijs- en examenregeling

Nadere informatie

ASSESSMENTS VAN DE BACHELOR LGL en GPW

ASSESSMENTS VAN DE BACHELOR LGL en GPW ASSESSMENTS VAN DE BACHELOR LGL en GPW FHTL, UTRECHT 2017-2018 Inhoudsopgave INLEIDING 3 PROPEDEUSE- ASSESSMENT 4 TOELATINGSEISEN VOOR HET ASSESSMENT: 4 INHOUD VAN HET PORTFOLIO 4 OPMERKINGEN 5 HOOFDFASE-

Nadere informatie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologe en Religiewetenschappen. Deel 2 (opleidingsspecifiek deel): Bachelor Theologie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologe en Religiewetenschappen. Deel 2 (opleidingsspecifiek deel): Bachelor Theologie ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 2016-2017 Faculteit der Filosofie, Theologe en Religiewetenschappen Deel 2 (opleidingsspecifiek deel): Deze onderwijs- en examenregeling (OER-FFTR) treedt in werking op 1 september

Nadere informatie

Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FFTR 2014-2015

Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FFTR 2014-2015 Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FFTR 2014-2015 Deel 2 Opleidingsspecifiek deel: Master Theologie Deze onderwijs- en examenregeling (OER-FFTR) treedt

Nadere informatie

Moduleboek Catechetiek. Leerjaren 3 en 4

Moduleboek Catechetiek. Leerjaren 3 en 4 Moduleboek Catechetiek Leerjaren 3 en 4 2012-2013 Module Catechetiek keuzevak PW-/GL-variant leerjaren 3 en 4 drs. J. van Mourik ORIËNTATIE 1. Titel collegeserie Leren in de gemeente 2. Introductie a.

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011 Opleidingsspecifiek deel: Bacheloropleiding: Islamitische Theologie Deze Onderwijs- en examenregeling is opgesteld overeenkomstig artikel 7.13

Nadere informatie

Bijlage A Competenties van de opleiding

Bijlage A Competenties van de opleiding Bijlage A Competenties van de opleiding A.1 Curriculum opleiding Werktuigbouwkunde Bouwstenen Stenden Hogeschool heeft de strategische keuze gemaakt om al haar opleidingen op te bouwen met behulp van (deels

Nadere informatie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel)

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel) ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 2016-2017 Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel) Bachelor Religiewetenschappen Deze onderwijs- en examenregeling (OER-FFTR)

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO 2016-2017 Opleidingsdeel voor de bachelor lerarenopleidingen voortgezet onderwijs van Driestar hogeschool (onderdeel van Driestar educatief)

Nadere informatie

Beoordelen in het HBO

Beoordelen in het HBO Beoordelen in het HBO Eef Nijhuis Saxion Joke van der Meer HAN RIZO 12 maart 2013 Competentiegericht leren Competenties bepalen de inhoud van leren en toetsen Leren en beoordeling zijn gericht op effectief

Nadere informatie

De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen.

De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen. Competentie 1: Creërend vermogen De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen. Concepten voor een ontwerp te ontwikkelen

Nadere informatie

Wendbaar en waarde(n)vol onderwijs!

Wendbaar en waarde(n)vol onderwijs! Wendbaar en waarde(n)vol onderwijs! In ons onderwijs staat de mens centraal, of het nu gaat om studenten of medewerkers, om ouders of werknemers uit het bedrijfsleven, jongeren of volwassenen. Wij zijn

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011 Opleidingsspecifiek deel: Bacheloropleiding: Russische Studies Deze Onderwijs- en examenregeling is opgesteld overeenkomstig artikel 7.13 van

Nadere informatie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 2015-2016 Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte Deze onderwijs- en examenregeling (OER-FFTR) treedt

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2017 Opleidingsspecifiek deel: Bacheloropleiding: Russische studies Deze onderwijs- en examenregeling is gebaseerd op de Wet op het hoger onderwijs

Nadere informatie

Moduleboek Homiletiek. Leerjaren 3 en 4

Moduleboek Homiletiek. Leerjaren 3 en 4 Moduleboek Homiletiek Leerjaren 3 en 4 2012-2014 1 Module Homiletiek keuzevak PW-/GL-variant leerjaren 3 en 4 drs. J. van Mourik ORIËNTATIE 1. Titel collegeserie Het Woord vertolken 2. Introductie a. Wat

Nadere informatie

SWOT-ANALYSE. 1 Interpersoonlijk competent. 1.1 Eisen. 1.2 Mijn ontwikkelpunten. 1.3 Mijn leerdoelen

SWOT-ANALYSE. 1 Interpersoonlijk competent. 1.1 Eisen. 1.2 Mijn ontwikkelpunten. 1.3 Mijn leerdoelen SWOT-ANALYSE Met een SWOT-analyse breng ik mijn sterke en zwakke punten in kaart. Deze punten heb ik vervolgens in verband gebracht met de competenties van en leraar en heb ik beschreven wat dit betekent

Nadere informatie

HET COMPETENTIEPROFIEL VAN DE SPD. ILS Nijmegen

HET COMPETENTIEPROFIEL VAN DE SPD. ILS Nijmegen HET COMPETENTIEPROFIEL VAN DE SPD ILS Nijmegen Mei 2009 Voorwoord: Dit voorstel voor een competentieprofiel van de spd is ontworpen op verzoek van de directies van ILS- HAN en ILS-RU door de productgroep

Nadere informatie

1. Interpersoonlijk competent

1. Interpersoonlijk competent 1. Interpersoonlijk competent De docent BVE schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer in het contact met deelnemers en tussen deelnemers, en brengt een open communicatie tot stand. De docent BVE geeft

Nadere informatie

Begrippenkader Studieloopbaanbegeleiding en Reflectie

Begrippenkader Studieloopbaanbegeleiding en Reflectie Begrippenkader Studieloopbaanbegeleiding en Reflectie Kariene Mittendorff, lectoraat Innovatief en Effectief Onderwijs Studieloopbaanbegeleiding Binnen scholen wordt op verschillende manieren gewerkt aan

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO 2018-2019 Opleidingsdeel voor de bachelor lerarenopleidingen voortgezet onderwijs van Driestar hogeschool (onderdeel van Driestar educatief)

Nadere informatie

Competenties directeur Nije Gaast

Competenties directeur Nije Gaast Competenties directeur Nije Gaast De s voor directeuren van Nije Gaast zijn vertaald in vijf basiss. De beschrijving is gebaseerd op de schoolleiderscompententies die landelijk zijn vastgesteld en zijn

Nadere informatie

Versie 26 januari 2016 Uitgave Centrum voor Bestuurlijke Activiteiten

Versie 26 januari 2016 Uitgave Centrum voor Bestuurlijke Activiteiten Procedure aangaande de Onderwijs- en examenregeling van Fontys Dit is een uitgave van het Centrum voor Bestuurlijke Activiteiten. Het CBA ondersteunt de medezeggenschap en inspraak binnen Fontys Hogescholen

Nadere informatie

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel)

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel) ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING 2016-2017 Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel) Deze onderwijs- en examenregeling (OER-FFTR) treedt in werking op 1 september

Nadere informatie

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2014-2015

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2014-2015 Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2014-2015 Master leraar Algemene Economie Croho: 45275 deeltijd 1 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE... 2 1. ALGEMEEN... 4 1.1 Aard van dit document... 4 1.2 Informatie

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO 2015-2016

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO 2015-2016 Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO 2015-2016 Opleidingsdeel voor de bachelor lerarenopleidingen voortgezet onderwijs van Driestar hogeschool (onderdeel van Driestar educatief)

Nadere informatie

Studentenstatuut 2014-2015

Studentenstatuut 2014-2015 Studentenstatuut 2014-2015 Christelijke Hogeschool Windesheim Bachelor en Associate degree Lerarenopleidingen Technisch Beroepsonderwijs Associate degree Deel CROHO Bachelor Vol Deel CROHO tijd tijd tijd

Nadere informatie

De onderwijs- en examenregeling

De onderwijs- en examenregeling De onderwijs- en examenregeling Algemeen In de onderwijs- en examenregeling (OER) wordt informatie gegeven over het onderwijs van een opleiding of een groep van opleidingen. Heeft de OER betrekking op

Nadere informatie

Studentenstatuut 2013-2014

Studentenstatuut 2013-2014 Studentenstatuut 2013-2014 Christelijke Hogeschool Windesheim Lerarenopleiding Basisonderwijs CROHO-nummer 34808 voltijd / deeltijd De laatste accreditatie geldt van 1 januari 2010 tot en met 31 december

Nadere informatie

Leraar basisonderwijs LB

Leraar basisonderwijs LB Leraar basisonderwijs LB Functiewaardering: 43343 43333 43 33 Salarisschaal: LB Werkterrein: Onderwijsproces -> Leraren Activiteiten: Beleids- en bedrijfsvoeringsondersteunende werkzaamheden, overdragen

Nadere informatie

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2014-2015

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2014-2015 Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 014-015 Master Pedagogiek CROHO-nummer 44113 deeltijd 1 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE... 1. ALGEMEEN... 4 1.1 Aard van dit document... 4 1. Informatie en communicatie...

Nadere informatie

De ontwikkeling van de Mondriaan methode VISIE OP PROFESSIONALISEREN

De ontwikkeling van de Mondriaan methode VISIE OP PROFESSIONALISEREN M.11i.0419 De ontwikkeling van de Mondriaan methode VISIE OP PROFESSIONALISEREN versie 02 M.11i.0419 Naam notitie/procedure/afspraak Visie op professionaliseren Eigenaar/portefeuillehouder Theo Bekker

Nadere informatie

ONZE AGENDA OPLEIDEN IN ROTTERDAM VOOR DE WERELD VAN MORGEN STRATEGISCHE AGENDA

ONZE AGENDA OPLEIDEN IN ROTTERDAM VOOR DE WERELD VAN MORGEN STRATEGISCHE AGENDA ONZE AGENDA OPLEIDEN IN ROTTERDAM VOOR DE WERELD VAN MORGEN STRATEGISCHE AGENDA VOORWOORD Hoe leiden we elke student op tot de professional voor de wereld van morgen? Met de blik op 2025 daagt die vraag

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling Onderwijs- en examenregeling 2016-2017 Christelijke Hogeschool Windesheim Masteropleiding (bekostigd) Leraar godsdienst van de 1 e graad en de afstudeervariant Geestelijk Verzorger Croho nr. 45274 Deeltijd

Nadere informatie

Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences. Artikel Tekst 2.3 Colloquium doctum

Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences. Artikel Tekst 2.3 Colloquium doctum Opleidingsspecifieke deel OER, 2018-2019 Opleiding / programma: Artikel Tekst 2.3 Colloquium doctum Het toelatingsonderzoek, bedoeld in art. 7.29 van de wet, heeft betrekking op de volgende vakken op het

Nadere informatie

A. Nadere facultaire invulling van onderstaande artikelen uit de HU-OER 2015-2016

A. Nadere facultaire invulling van onderstaande artikelen uit de HU-OER 2015-2016 10 FACULTAIRE OER: FACULTEIT COMMUNICATIE EN JOURNALISTIEK Vastgesteld door de faculteitsdirecteur op 2 maart 2015 Met nstemming van de facultaire medezeggenschapsraad A. Nadere facultaire invulling van

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2010 Opleidingsspecifiek deel: Bacheloropleiding: Slavische talen en culturen Deze Onderwijs- en examenregeling is opgesteld overeenkomstig artikel

Nadere informatie

Studentenstatuut 2013-2014

Studentenstatuut 2013-2014 Studentenstatuut 2013-2014 Bachelor en Associate degree Technische Lerarenopleidingen Associate degree Deeltijd CROHO Bachelor Voltijd Deeltijd CROHO Bouwtechniek x 80049 Bouwtechniek x x 35383 Bouwkunde

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2016 Opleidingsspecifiek deel: Bacheloropleiding: Duitse taal en cultuur Deze Onderwijs- en examenregeling is opgesteld overeenkomstig artikel 7.13

Nadere informatie

ECTS-fiche. Opleiding. Geïntegreerde competentieverwerving 2. Lestijden. Ingeschatte totale studiebelasting (in uren) 1 Mogelijkheid tot

ECTS-fiche. Opleiding. Geïntegreerde competentieverwerving 2. Lestijden. Ingeschatte totale studiebelasting (in uren) 1 Mogelijkheid tot ECTS-fiche 1. Identificatie Opleiding Module Code Lestijden Studiepunten Ingeschatte totale studiebelasting (in uren) 1 Mogelijkheid tot GMW Geïntegreerde competentieverwerving 2 AD2 40 n.v.t. 220 JA aanvragen

Nadere informatie

Studentenstatuut Opleidingsdeel

Studentenstatuut Opleidingsdeel Studentenstatuut Opleidingsdeel Christelijke Hogeschool Windesheim Bachelor Toegepaste Gerontologie en CROHO-30108 Bachelor degree voltijd / deeltijd Geaccrediteerd van 01.09.2009 tot 01.09.2015 Colofon

Nadere informatie

Opleidingsspecifieke deel OER, Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences

Opleidingsspecifieke deel OER, Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences Opleidingsspecifieke deel OER, 2017-2018 Opleiding / programma: Artikel Tekst 2.3 Colloquium doctum Het toelatingsonderzoek, bedoeld in art. 7.29 van de wet, heeft betrekking op de volgende vakken op het

Nadere informatie

STUDIEGIDS MASTER THEOLOGIE ALGEMEEN

STUDIEGIDS MASTER THEOLOGIE ALGEMEEN STUDIEGIDS MASTER THEOLOGIE ALGEMEEN Inhoud Eindkwalificaties... 2 Afstudeerrichtingen... 3 Structuur van de opleiding... 3 Beroepsperspectief... 3 Excellentietraject... 4 Toelating en inschrijving...

Nadere informatie

Eindbeoordeling van het assessment Startbekwaam (op grond van portfolio, presentatie en criterium gericht interview)

Eindbeoordeling van het assessment Startbekwaam (op grond van portfolio, presentatie en criterium gericht interview) Eindbeoordeling van het assessment Startbekwaam (op grond van portfolio, presentatie en criterium gericht interview) Student: Opleidingsassessor: Studentnummer:. Veldassessor:. Datum: Een startbekwaam

Nadere informatie

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR 2015-2016 Deel B: opleidingsspecifiek deel 1. Algemene bepalingen Artikel 1.1 Begripsbepalingen Artikel 1.2

Nadere informatie

Worksho. Peter van 't Riet, lector ICT en onderwijsinnovatie Windesheim

Worksho. Peter van 't Riet, lector ICT en onderwijsinnovatie Windesheim Worksho Peter van 't Riet, lector ICT en onderwijsinnovatie Windesheim 34 Windesheim Il' Waarom innoveert Windesheim zijn onderwijs? De wereld om ons heen verandert emancipatie van het Individu toenemende

Nadere informatie

Aantekenformulier van het assessment PDG

Aantekenformulier van het assessment PDG Aantekenformulier van het assessment PDG Kandidaat: Assessor: Datum: Een startbekwaam docent voldoet aan de bekwaamheidseisen voor leraren in het tweedegraadsgebied (zie competentie 1 t/m 7 op de volgende

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling Studiejaar 2015-2016

Onderwijs- en examenregeling Studiejaar 2015-2016 Onderwijs- en examenregeling Studiejaar 2015-2016 Bachelor Toegepaste Gerontologie Croho 30108 bachelor of science degree Bij de Christelijke Hogeschool Windesheim voltijd / deeltijd Deze onderwijs- en

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011 Opleidingsspecifiek deel: Bacheloropleiding: Godgeleerdheid Deze Onderwijs- en examenregeling is opgesteld overeenkomstig artikel 7.13 van de

Nadere informatie

Competentieprofiel MZ Opleider. Competentieprofiel voor mz-opleider.

Competentieprofiel MZ Opleider. Competentieprofiel voor mz-opleider. Competentieprofiel MZ Opleider Dit is een verkorte versie van het document dat is vastgesteld door de ledenvergaderingen van BVMP en BVMZ. In de volledige versie zijn enkele bijlagen toegevoegd, deze worden

Nadere informatie

Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte

Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte Beste student, U heeft onlangs alle onderdelen van uw bacheloropleiding Wijsbegeerte afgerond en kunt nu het BA-diploma aanvragen. Het bestuur van het Instituut voor

Nadere informatie

Competentieprofiel Afstudeerscriptiebegeleider Praktijkopleiding RA

Competentieprofiel Afstudeerscriptiebegeleider Praktijkopleiding RA Competentieprofiel Praktijkopleiding RA rapport Competentieprofiel. pagina 2 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 5 Leeswijzer... 5 2. Competentieprofiel... 6 Colofon... 6 Beroepsbeschrijving... 6 Beschrijving

Nadere informatie

vastgesteld door de faculteitsdirectie op 19 maart instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op 5 april 2012.

vastgesteld door de faculteitsdirectie op 19 maart instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op 5 april 2012. III FACULTEIT Maatschappij en Recht vastgesteld door de faculteitsdirectie op 19 maart 2012. instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op 5 april 2012. A. Hieronder is voor zover van toepassing

Nadere informatie

A. Nadere facultaire invulling van onderstaande artikelen uit de HU-OER 2014-2015

A. Nadere facultaire invulling van onderstaande artikelen uit de HU-OER 2014-2015 10 FACULTAIRE OER: FACULTEIT COMMUNICATIE EN JOURNALISTIEK Vastgesteld door de faculteitsdirecteur op 27 januari 2014 Instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op..2014 A. Nadere facultaire invulling

Nadere informatie

Deze versie treedt in werking op 1 september 2016 en vervangt alle voorgaande versies.

Deze versie treedt in werking op 1 september 2016 en vervangt alle voorgaande versies. III FACULTEIT COMMUNICATIE EN JOURNALISTIEK Vastgesteld door de faculteitsdirectie op 14 maart 2016. Instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op 4 juli 2016. Deze versie treedt in werking op 1

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling Studiejaar 2014-2015

Onderwijs- en examenregeling Studiejaar 2014-2015 Onderwijs- en examenregeling Studiejaar 2014-2015 Bachelor Toegepaste Gerontologie Croho 30108 bachelor degree bij de Christelijke Hogeschool Windesheim voltijd / deeltijd Deze onderwijs- en examenregeling

Nadere informatie

Opleidingsstatuut Bacheloropleiding Automotive Studiejaar 2015 2016. Regeling Externe toezichthouders bij examens

Opleidingsstatuut Bacheloropleiding Automotive Studiejaar 2015 2016. Regeling Externe toezichthouders bij examens Opleidingsstatuut Bacheloropleiding Automotive Studiejaar 2015 2016 Regeling Externe toezichthouders bij examens Inhoudsopgave 1. Positie en benoeming externe toezichthouders... 3 2. Taak externe toezichthouder

Nadere informatie

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2015-2016

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 2015-2016 Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) 05-06 Master Pedagogiek CROHO-nummer 443 variant: deeltijd NHL Hogeschool Afdeling: Zorg en Welzijn Versie: Concept besproken met AO-M.Peda 8-4-5 / definitief

Nadere informatie

Imam / islamitisch geestelijk werker

Imam / islamitisch geestelijk werker Imam / islamitisch geestelijk werker Rimke van der Veer Rasit Bal 10 april 2008 1 Inhoudsopgave 1.Wat ging er aan vooraf 2.Intentieverklaring 3.Projectgroep en stuurgroep 4.Resultaten 2006 / Speerpunten

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2010 Opleidingsspecifiek deel: Bacheloropleiding: Hebreeuwse en Joodse studies Deze Onderwijs- en examenregeling is opgesteld overeenkomstig artikel

Nadere informatie

WINDESHEIM IN ZWOLLE: UNIEKE MASTER VOOR HET BEROEPS- ONDERWIJS. Inspirators voor de toekomst

WINDESHEIM IN ZWOLLE: UNIEKE MASTER VOOR HET BEROEPS- ONDERWIJS. Inspirators voor de toekomst WINDESHEIM IN ZWOLLE: UNIEKE MASTER VOOR HET BEROEPS- ONDERWIJS 90 Tweedegraads docenten en hbo-bachelors met een pedagogisch-didactisch getuigschrift die lesgeven in een beroepsgericht vak, kunnen bij

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2010 Opleidingsspecifiek deel: Bacheloropleiding: Islamitische Theologie Deze Onderwijs- en examenregeling is opgesteld overeenkomstig artikel 7.13

Nadere informatie

COMPETENTIETOETSEN IN HBO OPLEIDINGEN

COMPETENTIETOETSEN IN HBO OPLEIDINGEN COMPETENTIETOETSEN IN HBO OPLEIDINGEN COMPETENT GETOETST TOETSEN & EXAMINEREN IN HET HBO ANTOINETTE VAN BERKEL HOGESCHOOL VAN AMSTERDAM 4 OKTOBER 2016 1 DOCENTEN AAN HET WOORD Wat is adequaat bewijs om

Nadere informatie

OER Master facultair hoofdstuk 10 Maatschappij & Recht Vastgesteld d.d

OER Master facultair hoofdstuk 10 Maatschappij & Recht Vastgesteld d.d III FACULTEIT Maatschappij & Recht vastgesteld door de faculteitsdirectie op 13-02- 2014 instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op 24-04 2014. Deze versie treedt in werking op 1 september 2014

Nadere informatie

Studentenstatuut Opleidingsdeel Studiejaar 2013-2014

Studentenstatuut Opleidingsdeel Studiejaar 2013-2014 Studentenstatuut Opleidingsdeel Studiejaar 2013-2014 Christelijke Hogeschool Windesheim Bachelor Pedagogisch Management Kinderopvang Crohonummer 30012 Bachelor of Social Work voltijd / deeltijd /duaal

Nadere informatie

BEOORDELING PRAKTIJKSTAGE HOOFDFASE2. Fontys Hogeschool HRM en Psychologie Opleiding HRM

BEOORDELING PRAKTIJKSTAGE HOOFDFASE2. Fontys Hogeschool HRM en Psychologie Opleiding HRM Hogeschool HHM en Psychologie BEOORDELING PRAKTIJKSTAGE HOOFDFASE2 Fontys Hogeschool HRM en Psychologie Opleiding HRM jll -Fontys Hngeschonl HRM en Geachte praktijkbegeleider, U heeft een van onze studenten

Nadere informatie

Medical Imaging/ Radiation Oncology Masteropleiding Haarlem

Medical Imaging/ Radiation Oncology Masteropleiding Haarlem Medical Imaging/ Radiation Oncology Masteropleiding Haarlem Gezondheid, Sport en Welzijn Masteropleiding Medical Imaging/ Radiation Oncology Verschillende studies laten zien dat de druk op de gezondheidszorg

Nadere informatie

Handreiking toelichting bij descriptoren NLQF

Handreiking toelichting bij descriptoren NLQF Handreiking toelichting bij descriptoren NLQF CONTEXT Context Instroom Een bekende, stabiele leef- en leeromgeving. 1 Een herkenbare leef- en werkomgeving. Tussen niveau 1 en 2 is geen verschil in context;

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011 Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011 Opleidingsspecifiek deel Masteropleiding: Nederlandkunde/ Dutch Studies Deze Onderwijs- en examenregeling is opgesteld overeenkomstig artikel

Nadere informatie

Praktijkopleider agrotechniek

Praktijkopleider agrotechniek Associate degree Deeltijd 2018-2019 Praktijkopleider agrotechniek Ontwikkel uw vaardigheden als praktijkopleider in de agrotechnische sector met deze tweejarige opleiding 2 De agrarische sector is continu

Nadere informatie

TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE Praktijk 8 Deeltijd

TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE Praktijk 8 Deeltijd TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE Praktijk 8 Deeltijd Titel vak: Praktijk 8 Kwartaal: 4 Voltijd/deeltijd: Deeltijd Studiejaar: 2 Datum versie: April 2013 ECTS: 5 Assessoren: Vakcoördinator: Caroline Zijlstra, Chris

Nadere informatie

Competentieprofiel voor coaches

Competentieprofiel voor coaches Competentieprofiel voor coaches I. Visie op coaching Kwaliteit in coaching wordt in hoge mate bepaald door de bijdrage die de coach biedt aan: 1. Het leerproces van de klant in relatie tot diens werkcontext.

Nadere informatie

Stagebekwaamheidsgesprek Hoofdfase 1 Feedbackformulier

Stagebekwaamheidsgesprek Hoofdfase 1 Feedbackformulier Naam student: Studentnummer: Stagebekwaamheidsgesprek Hoofdfase 1 Feedbackformulier Bram Boonen Ellen Koop Datum 25 april 2013 Aanbieding Productcriteria Vormvereisten 1e aanbieding Assessmentdossier Het

Nadere informatie

Bekwaamheidseisen leraar primair onderwijs

Bekwaamheidseisen leraar primair onderwijs Bekwaamheidseisen leraar primair onderwijs Uit: Besluit van 16 maart 2017 tot wijziging van het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel en het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel BES in verband

Nadere informatie

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren. Bijlage V Bij het advies van de Commissie NLQF EQF Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en. Tabel ter vergelijking NLQF niveaus 5 t/m 8 en Dublindescriptoren NLQF Niveau 5 Context Een onbekende, wisselende

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011 Opleidingsspecifiek deel: Bacheloropleiding: Slavische talen en culturen Deze Onderwijs- en examenregeling is opgesteld overeenkomstig artikel

Nadere informatie

Bijlage 3 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

Bijlage 3 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG Bijlage 3 SFORMULIER EINDPRODUCT PDG Naam deelnemer: Gabriëlle Copini Beoordelaar: Ella ten Barge ROC/AOC: Friesland College Paraaf beoordelaar: Eindproduct (aankruisen) in beeld/lesgeven op pad/ecursie

Nadere informatie

COMPETENTIES MA GPW. Master Godsdienst pastoraal werk/ geestelijke verzorging. Wijzigingen: Behandeld door: Status: Datum:

COMPETENTIES MA GPW. Master Godsdienst pastoraal werk/ geestelijke verzorging. Wijzigingen: Behandeld door: Status: Datum: Titel Subtitel FHTL COMPETENTIES MA GPW Master Godsdienst pastoraal werk/ geestelijke verzorging Aan dit document werkten mee: Chr. t Mannetje Hans Jonker Wijzigingen: Behandeld door: Status: Datum: vastgesteld

Nadere informatie

Deze versie treedt in werking op 1 september 2013 en vervangt alle voorgaande versies.

Deze versie treedt in werking op 1 september 2013 en vervangt alle voorgaande versies. III FACULTEIT Maatschappij & Recht vastgesteld door de faculteitsdirectie op 26-02-2013 instemming van de facultaire medezeggenschapsraad op. 2013. Deze versie treedt in werking op 1 september 2013 en

Nadere informatie

Piter Jelles Strategisch Perspectief

Piter Jelles Strategisch Perspectief Piter Jelles Strategisch Perspectief Strategisch Perspectief Inhoudsopgave Vooraf 05 Piter Jelles Onze missie 07 Onze ambities 07 Kernthema s Verbinden 09 Verbeteren 15 Vernieuwen 19 Ten slotte 23 02 03

Nadere informatie

REGELING EXTERNE TOEZICHTHOUDERS BIJ EXAMENS Instituut voor Toegepaste Biowetenschappen en Chemie. studiejaar

REGELING EXTERNE TOEZICHTHOUDERS BIJ EXAMENS Instituut voor Toegepaste Biowetenschappen en Chemie. studiejaar REGELING EXTERNE TOEZICHTHOUDERS BIJ EXAMENS Instituut voor Toegepaste Biowetenschappen en Chemie studiejaar 20172018 Inhoud REGELING EXTERNE TOEZICHTHOUDERS BIJ EXAMENS... 1 1. Positie en benoeming externe

Nadere informatie

Competentievenster 2015

Competentievenster 2015 Windesheim zet kennis in werking Competentievenster 2015 TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING WINDESHEIM Inleiding 3 Het competentievenster van de tweedegraads lerarenopleidingen van Hogeschool Windesheim vormt

Nadere informatie

VISIE OP ONDERWIJS. Associate degrees voltijd

VISIE OP ONDERWIJS. Associate degrees voltijd VISIE OP ONDERWIJS Associate degrees voltijd Voor u ligt de Visie op Onderwijs voor de Associate degree-opleidingen. Deze visie is tot stand gekomen met de partners in het mbo en het hbo in de regio. In

Nadere informatie

Integraal HR voor leidinggevenden

Integraal HR voor leidinggevenden Integraal HR voor leidinggevenden Leidinggeven aan professionals in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs vergt een hoge mate van inhoudelijk-inspirerend leiderschap. Daar waar docenten zich als

Nadere informatie

Examenreglement 2014-2015

Examenreglement 2014-2015 Examenreglement 2014-2015 INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1 Algemeen 3 Hoofdstuk 2 Toelating tot opleidingen en cursussen 4 Hoofdstuk 3 Onderwijsprogramma 5 Hoofdstuk 4 Getuigschrift 7 Hoofdstuk 5 Doel en vorm

Nadere informatie

Didactische cursus 2007-2008 POP

Didactische cursus 2007-2008 POP Jeremy Waterloo Datum: 251007 Ranonkelstraat 9 4818 HN Breda Netherlands Didactische cursus 20072008 POP Toelichting Na het doornemen van het competentieprofiel van de HKU en de verwerking hiervan op het

Nadere informatie