van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden Examencommissie masteropleiding Political Science, verweerster

Transcriptie

1 U I T S P R A A K van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van XXX, appellante tegen Examencommissie masteropleiding Political Science, verweerster 1. Ontstaan en loop van het geding Met de op 31 augustus 2009 ingekomen brief van 28 augustus 2009 tekent appellante beroep aan tegen het besluit van de Examencommissie MA Political Science van 10 augustus 2009, waarbij het verzoek om op 31 augustus 2009 een herziene versie van haar master thesis ter beoordeling te mogen voorleggen is afgewezen. Door appellante wordt - kort weergegeven aangevoerd dat zij ontevreden is over de wijze waarop zij begeleid is tijdens het schrijven van haar scriptie, omdat zij tegenstrijdige, onjuiste en onvolledige feedback heeft ontvangen. Dit zou ertoe geleid hebben dat de scriptie met een onvoldoende is beoordeeld. Zij stelt dat de tweede lezer haar niet heeft gewezen op de juiste website voor het aantal NAVO- militairen in Kosovo. Appellante ontkent dat de door haar ingeleverde eerste versie van de scriptie onvolledig zou zijn. Haar scriptiebegeleider had op die versie al het voorkomende commentaar moeten leveren. Overeenkomstig artikel 7.61, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek ( WHW ) heeft de examencommissie appellante op 7 september 2009 uitgenodigd voor een gesprek op 14 september 2009, om te bezien of een minnelijke schikking mogelijk was. Gebleken is dat het gesprek niet tot intrekking van het beroep heeft geleid. Bij brief van 3 september 2009 is een verweerschrift ingediend. Daarin is aangegeven dat appellante reeds op 9 april 2009 op een gezaghebbende bron is gewezen ( ter bepaling van aantallen uitgezonden Nederlandse troepenmachten. Verweerster stelt dat appelante de informatie hierop makkelijk had kunnen vinden. Bovendien had appellante de mogelijkheid bij de docenten navraag te doen, teneinde de informatie te verkrijgen. Secretariaat: Rapenburg 70 Postbus RA Leiden Telefoon / Fax

2 Blad 2/6 Verweerster benadrukt haar eerder ingenomen standpunt inzake de onvolledigheid van de eerste versie van de scriptie. Hierdoor zou het geven van al het denkbare commentaar niet wenselijk zijn en het zou in sommige gevallen ertoe kunnen leiden dat de scriptie niet met een voldoende zou worden afgesloten. Verweerster stelt dat appellante te kort is geschoten in het uitbreiden, corrigeren en verhelderen van de door de scriptiebegeleider aangegeven hoofdpunten. Daarnaast volgt verweerster het standpunt van appellante, dat de masteropleiding twee instroommomenten dient te tellen en zij derhalve in de gelegenheid dient te worden gesteld een (nieuw) Master thesis seminar te kunnen vervolgen, niet. Hiervoor wordt door verweerster kortheidhalve verwezen naar het, door het faculteitsbestuur goedgekeurde, Onderwijs en Examenreglement (OER) en naar de inrichting van de Thesis seminar dat in dit kader zijn plaats vindt. Het beroep is behandeld op 7 oktober 2009 tijdens een openbare zitting van een kamer uit het College, waar appellante in persoon ter zitting is verschenen. Namens het faculteitsbestuur is XXX gehoord. Desgevraagd antwoordt appellante dat zij geen klacht heeft ingediend bij de ombudsfunctionaris. Zij is daar alleen te rade gegaan over het handelen bij het indienen van een beroep. Ze wijst erop dat de eerste versie van haar scriptie compleet was, in tegenstelling tot wat verweerster stelt. Appellante geeft aan dat zij onvolledige feedback heeft ontvangen op haar scriptie. Ze verzoekt haar scriptie opnieuw te mogen aanpassen, waarna het nogmaals beoordeeld dient te worden. Zij benadrukt hierbij dat zij alle stappen naar het schrijven van de scriptie met goed gevolg heeft doorlopen en dat zij door het afwijzen van de scriptie een jaar studievertraging oploopt. Bovendien geeft zij aan dat haar kansen op de arbeidsmarkt verkleind zouden worden en voorts dat zij opnieuw collegegeld zal moeten betalen. Verweerster licht toe dat het systeem zoals dat bij het master thesis seminar wordt gehanteerd is bedoeld om het slagingspercentage te verhogen. Daarnaast zouden de docenten van de opleiding, indien de opleiding meerdere instroommomenten per jaar zou kennen, het hele jaar bezig zijn met het geven van het master thesis seminar. Dit zou een onwenselijke situatie geven aangaande de belasting van de docenten. Nu appellante geen voldoende heeft behaald dient zij in het volgende studiejaar alle onderdelen van het seminar opnieuw te volgen. Aangezien het volgende jaar andere onderwerpen worden aangeboden, dient zij tevens een nieuw onderwerp voor haar scriptie te kiezen. 2. De overwegingen ten aanzien van de ontvankelijkheid Appellante heeft met haar op 31 augustus 2009 door het College ontvangen brief van 28 augustus 2009 tijdig beroep ingesteld tegen het besluit van 10 augustus Het beroepschrift voldoet ook overigens aan de daaraan ingevolge de Algemene wet

3 Blad 3/6 bestuursrecht ( Awb ) en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek ( WHW ) gestelde eisen, zodat het administratief beroep ontvankelijk is. 3. De overwegingen ten aanzien van het geschil Het beroep richt zich tegen het besluit van 10 augustus 2009, waarbij het verzoek van appellante een herziene versie van haar scriptie ter beoordeling te mogen voorleggen, is afgewezen. Het College dient overeenkomstig artikel 7.61, tweede lid, van de WHW te beoordelen of de bestreden beslissing al dan niet in strijd is met het recht. Het College overweegt daartoe het volgende. Ingevolge artikel 7.13, eerste lid, van de WHW stelt het instellingsbestuur voor elke door de instelling aangeboden opleiding of groep van opleidingen een onderwijs- en examenregeling vast. In de Course and Examination Regulations Master s Programme Political Science (CER) is ter zake het volgende bepaald. Article 3.4 Appendix 1 states the study load of the master s thesis. The course prospectus states the criteria with which the thesis must comply, as well as the relevant procedures, including the procedure involved in the appointment of the thesis supervisor and second reader. Article For each component, examinations will be held at least 2 times per academic year, unless the examination exclusively or partly consists of written coursework and/or assignments in which case article 3.3 of the Examination Rules and Regulations relating to the degree programmes in Political Science applies. Article 4.7 The course prospectus referred to in Article 3.4 provides for the procedure regarding the assessment of the master s thesis and the division of responsibilities between the thesis supervisor and the second reader. The master s thesis can be defended as part of the final examination. Article The student draws up a graduation plan together with the supervisor referred to in Article 3.4. This plan is based on the study load laid down in the appendix referred to in Article The plan referred to in the first paragraph includes details on the frequency of sessions with the thesis supervisor and the manner of supervision.

4 Blad 4/6 Een uitwerking van de CER is door de examencommissie neergelegd in de Examination Rules and Regulations Relating to the Degree Programmes in Political Science. Daarin is ondermeer het volgende bepaald. Artcle Written coursework and assignments constituting together and/or by weighing the final result of a component may not be re-taken if each individual paper or assignment contributes less than 50% to the result, unless the course description of that component states otherwise Every student handing in before the last first deadline a fully fledged first draft of coursework contributing at least 50% of the result of a component, is given the opportunity to improve the work once after the assessment of the first draft. If such a paper is also assessed by a second examiner, the student may be given more then one opportunity to improve the work The examiners publish the deadlines for all coursework and assignments (including, if applicable, the first and second deadline as referred to in section 3.3.2) when the component starts in the course description and/or on Blackboard. Appellante heeft in het studiejaar haar scriptie geschreven in het kader van het Master thesis seminar van de master opleiding Political Science. De final version van de scriptie is door de begeleider en tweede lezer, als onvoldoende beoordeeld. Het verzoek van appellante de scriptie, na verbetering, nogmaals te mogen inleveren is afgewezen. Appellante voert in haar verzoek, almede in beroep aan, dat de feedback, die zij heeft gekregen bij eerder ingeleverde versies van de scripties, onvolledig, tegenstrijdig en onjuist is geweest. Het College overweegt hieromtrent het volgende. Uit de van de begeleider, de heer Vollaard, van 7 september 2009 blijkt dat het theoriehoofdstuk herschreven moet worden, een aantal berekeningen aangepast moet worden en dat de argumentatie én de wijze waarop deze was geformuleerd, aanpassing behoeven. Ondanks deze vier fundamentele kritiekpunten achtte haar scriptiebegeleider het op dat moment nog mogelijk een voldoende te behalen. Voorts is gebleken dat de scriptiebegeleider op meerdere punten dan de nu opgegeven hoofdpunten, commentaar had kunnen geven, maar dat niet wenselijk heeft geacht en derhalve heeft nagelaten. Het gevaar zou kunnen ontstaan dat door het grote aantal kritiekpunten het met goed gevolg afronden van de scriptie onwaarschijnlijker zou worden. Bovendien heeft de scriptiebegeleider verklaard dat appellante te kort is geschoten waar het betreft het uitbreiden, corrigeren en verhelderen op de door hem aangegeven hoofdpunten. Daarnaast is uit de stukken gebleken dat de tweede lezer de scriptie heeft beoordeeld en eveneens tot de slotsom is gekomen dat de eindversie van de scriptie niet met een voldoende kan worden beoordeeld. Het College acht de wijze van het beoordelen van de scriptie, zoals hiervoor is uiteengezet logisch en volgens de gebruikelijke standaard. Het College is dan ook van mening dat de beoordeling van de scriptie op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Voor zover de grieven zich richten tegen het gegeven commentaar en de beoordeling van de eindscriptie, acht het college deze ongegrond.

5 Blad 5/6 Met betrekking tot het verzoek de scriptie nogmaals te mogen inleveren overweegt het College het volgende. In artikel van de Examination Rules and Regulations Relating to the Degree Programmes in Political Science, is opgenomen dat een opdracht die is ingediend vóór de opgegeven deadline en nadat deze is beoordeeld, één keer mag worden aangepast. In de master thesis Seminar Procedure is opgenomen dat de deadline voor het inleveren van de definitieve versie van de scriptie is gesteld op 8 juni Uit de stukken is gebleken dat appellante op 8 mei 2009 een eerste versie van haar scriptie heeft ingeleverd. Deze versie is door de scriptiebegeleider beoordeeld en van kritiek voorzien, waarna appellante haar scriptie heeft aangepast en vervolgens tijdig, vóór het verlopen van de deadline van 8 juni heeft ingeleverd. Met het inleveren van de definitieve scriptie is het, gezien het bepaalde in artikel van de Examination Rules and Regulations, niet mogelijk de scriptie een tweede keer aan te passen en (nogmaals) in te leveren. Het verzoek van appellante een derde versie in te leveren is derhalve op juiste gronden afgewezen. Met betrekking tot de vraag of appellante ten aanzien van haar paper al dan niet recht heeft op een herkansing merkt het College het volgende op. Ingevolge artikel van de Course and Examination Regulations is toegestaan dat een scriptie, in afwijking van de hoofdregel, één maal per jaar wordt geëxamineerd. Een herkansing is derhalve op grond van deze regeling niet mogelijk. Nu het College niet is gebleken van feiten of omstandigheden die tot een andersluidend oordeel zouden moeten leiden, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

6 Blad 6/6 4. De beslissing Het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden, gezien artikel 7.61 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld op 2 n ovember 2009 door een kamer uit het College van beroep voor de examens, bestaande uit mr. H. Bruens (voorzitter), dr. J.J.G.B. de Frankrijker, dr. R. Stein, prof.dr. R. Tijdeman (leden) en de heer A.B.M. van Dorst (studentlid), in tegenwoordigheid van de secretaris van het College, mr. W.J. de Wit. mr. H. Bruens, voorzitter mr. W.J. de Wit, secretaris Voor eensluidend afschrift, Verzonden op: