1. Uitbreiding EHS met 73 ha door particuliere natuurrealisatie

Transcriptie

1 Versie 25/08 Voor de voorselectie dient te worden voldaan aan de volgende criteria 1. Uitbreiding EHS met 73 ha door particuliere natuurrealisatie - u dient eigenaar of erfpachter van de gronden in de aanvraag te zijn - de omvang van de aanvraag voor de uitbreiding dient een minimale omvang van 0,50 hectare te zijn - aangrenzend aan, gedeeltelijk of volledig binnen de zone ONW - aangrenzend aan de EHS (legenda eenheden: bestaande natuur, bestaande natuur water, uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Naturea2000 of nieuw te realiseren natuur netto begrensd) - buiten uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura2000 (legenda eenheid: uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000) - voor criteria 1 (Kwaliteit van natuur / potentie van in te richten percelen) dient minimaal een 1 gescoord te worden 2. Kwaliteitsimpuls - u dient eigenaar of erfpachter van de gronden in de aanvraag te zijn - de omvang van de aanvraag voor de kwaliteitsimpuls dient een minimale omvang van 0,50 hectare te zijn - bevat minimaal 1 van de maatregelen zoals opgenomen in maatregel tabel kwaliteitsimpuls (pdf, 106 kb) - binnen de EHS (legenda eenheden: bestaande natuur, bestaande natuur water) - buiten uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura2000 (legenda eenheid: uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000) - voor criteria 1 (Kwaliteit van natuur / potentie van in te richten percelen) dient minimaal een 1 gescoord te worden

2 Graag willen wij u verzoeken om een beschrijving te geven op onderstaande criteria. De omschrijving wordt gebruikt bij de beoordeling. Uitbreiding EHS met 73 ha door particulier natuurrealisatie SELECTIECRITERIA EN PUNTENMETHODIEK UITBREIDING 73 HA DOOR PARTICULIERE NATUURREALISATIE Criterium 1. Kwaliteit van natuur / potentie van in te richten percelen (35% weging) Geef een beschrijving van het beoogde natuurdoel inclusief de daarvoor benodigde omgevingscondities. Geef aan hoe aangesloten wordt bij de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS (bijlage 10 omgevingsverordening) en de streefbeelden die haarbij horen (Bijlage 10 omgevingsverordening) dening_overijssel_2009#hoofdstuk_17901 Om meer te weten te komen over de inhoud van de mogelijke natuurtypen kunt u kijken op t-typen-natuur-en-landschap. Hier zijn per natuurtype achtergrondgegevens te vinden. 2. Samenhang met de EHS (20% weging) Geef aan hoe de samenhang met de EHS versterkt wordt. Betrek daarbij ook de kwaliteit van de aangrenzende natuur en de ontwikkelpotentie van de in te richten grond uit uw plan. 3. Bijdrage aan realisatie van de overige kwaliteiten van de EHS: (10% weging) Beschrijf hoe/waarom bijgedragen wordt aan de overige kwaliteiten, anders dan de natuurkwaliteit, binnen de EHS. Dit betreft de landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Sluit hierbij aan bij de omgevingsvisie. 4. Draagvlak (15% weging) Beschrijf hoe de omgeving betrokken is/wordt bij de ontwikkeling van het gebied. Welke activiteiten worden genomen worden om het draagvlak te vergroten? Max. Uitleg per score Punten te behalen Geen aansluiting Potentie aansluitend op kwaliteit naastgelegen EHS en wordt ook conform ingericht Potentie aanwezig, plan sluit hier niet optimaal bij aan Geen aansluiting op ontwikkelpotentie, door volledig betrekken omgeving, nat.ver. en instanties

3 , 5. Economische meekoppel mogelijkheden (10% weging) Beschrijf bijvoorbeeld de kansen van de natuurrealisatie voor de recreatieve mogelijkheden van het gebied, hoe kan met de voorgestelde natuurrealisatie de natuurbeleving vergroot worden? Maak inzichtelijk of bijvoorbeeld de /economische ontwikkeling van het gebied verbeterd wordt door voorgestelde natuurrealisatie., 6 Oppervlakte van het in te richten natuur (10%) 2 2 punten > 0,5 en 5 ha 1 punt > 5 en 10 ha 0 punten > 10 ha De minimale totale score voor deze voorselectie bedraagt >= 0,8.

4 Kwaliteitsimpuls, zie voor de vaststaande maatregelen Tabel met maatregelen voor kwaliteitsimpuls selectiecriteria en puntenmethodiek kwaliteitsimpuls door particuliere natuurrealisatie Criterium 1. Kwaliteit van natuur / potentie van in te richten percelen (weging 40%) Geef een beschrijving van het beoogde natuurdoel inclusief de daarvoor benodigde omgevingscondities. Geef aan hoe aangesloten wordt bij de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS (bijlage 10 omgevingsverordening) en de streefbeelden die haarbij horen (Bijlage 10 omgevingsverordening) el_2009#hoofdstuk_ Om meer te weten te komen over de inhoud van de mogelijke natuurtypen kunt u kijken op Hier zijn per natuurtype achtergrondgegevens te vinden. 2. Bijdrage aan realisatie van de overige kwaliteiten van de EHS: (weging 10%) Beschrijf hoe/waarom bijgedragen wordt aan de overige kwaliteiten, anders dan de natuurkwaliteit, binnen de EHS. Betreft de landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Sluit hierbij aan bij de omgevingsvisie. 3. Draagvlak (weging 10%) Beschrijf hoe de omgeving betrokken is/wordt bij de ontwikkeling van het gebied. Welke activiteiten worden genomen worden om het draagvlak te vergroten? Max. Punten Uitleg te behalen Geen aansluiting Potentie aansluitend op kwaliteit naastgelegen EHS en wordt ook conform ingericht Potentie aanwezig, plan sluit hier niet optimaal bij aan Geen aansluiting op ontwikkelpotentie, 4. Economische meekoppel mogelijkheden (weging 10%) Beschrijf bijvoorbeeld de kansen van de natuurrealisatie voor de aansluiting

5 selectiecriteria en puntenmethodiek kwaliteitsimpuls door particuliere natuurrealisatie Criterium recreatieve mogelijkheden van het gebied, hoe kan met de voorgestelde natuurrealisatie de natuurbeleving vergroot worden? Maak inzichtelijk of bijvoorbeeld economische ontwikkeling van het gebied verbeterd wordt door voorgestelde natuurrealisatie. 5. Oppervlakte van het natuurgebied waarvoor de maatregel representatief geacht mag worden (weging 30%) Max. Punten Uitleg te behalen, 2 2 punten > 0,5 en 5 ha 1 punt > 5 en 10 ha 0 punten > 10 ha De minimale totale score voor deze voorselectie bedraagt > = 0,8

6 Tabel met maatregelen voor kwaliteitsimpuls Beheertype omschrijving maatregel N04.02 zoete plas 1 inrichting van oevers tot vochtig hooiland/ nat schraalland/moeraszone indien niet aanwezig (voorkeur aan noordzijde) 2 maken van zandige steilrand (minimaal 1 m hoog, 50 m lang) voor Oeverzwaluw (op zuiden gericht) N06.04 vochtige heide 1 verbeteren van waterhuishouding (indien sprake van aantoonbare verdroging) 2 bij aaneengsloten heideveld van >1 ha, aanleg van poel/ven N07.01 droge heide 1 kale zandige plekken maken met nodige relief en randjes op de heide, per plek tussen de 10 en 50 m2, maximaal 5 per ha N10.01 nat schraalland 1 optimaliseren waterhuishouding (indien sprake van aantoonbare verdroging) 2 maken van plagplekken, bijv. in overgang naar sloot, van m2, maximaal 5 per ha. N10.02 vochtig hooiland 1 optimaliseren waterhuishouding (indien sprake van aantoonbare verdroging) 2 maken van plagplekken, bijv. in overgang naar sloot, van m2, maximaal 5 per ha. N11.01 droog schraalland 1 herstel van relief (zien bijv. Bonnekaart 1900, N12.02 kruiden- en faunarijk grasland en 1 verbeteren van waterhuishouding, verhogen GLG, doel laagte in gebied realiseren waarvan deel `s winter plas dras staat 2 herstel van relief (zien bijv. Bonnekaart 1900, 3 graven poel(en) met aan noordzijde minimaal talud van 1 op 10, uitgerasterd, wel voor drenken toegankelijk 4 ontwikkelen natte laagten die `s winters tijdelijk onder water staan (in combinatie met onderdeel 2) 5 aanleg begreppelde houtwal; houtwal inplanten met Zomereik, enkele Vuilboom of Lijsterbes, onderaan talud enkele Zwarte els 6 bij sloten/greppels: glooiend afgraven achter talud 7 zorgen voor zandige naar zuiden gerichte steilranden, of bij greppels, minimaal over lengte van 10 m 8 planten solitaire eiken (geldt als aanvullend op overige maatregelen) 9 planten knotbomen (Schietwilg) (aanvullend op overige maatregelen) 10 planten struweelhaag/scheerheg met 90% Eenstijlige meidoorn (en ander vulsoorten, Sleedoorn, Hondsroos) en op 150 m overstaander (Zomereik, helft als knoteik)(aanvullend overige maatregelen) 11 ontwikkelen van braamstruweel en grasland in mozaik door aanplant braam en uitrasteren van deze verspreide plekken (bijv. ovale plekken van 30 x 10 m) 12 ontwikkelen van doorn (braam)struweel over overgang van bos naar grasland, waarbij mantel minimaal 5 m breed is. (spontaan, of uitsplant braam en uitrasteren in de eerste jaren) 13 indien sprake van oude beekloop, herstel van deze beek

7 N12.04 zilt- en overstromingsgrasland 1 verbeteren van waterhuishouding, verhogen GLG, doel laagte in gebied waarvan deel `s winter plas dras staat 2 herstel van relief (zien bijv. Bonnekaart 1900, 3 graven poel(en) met aan noordzijde minimaal talud van 1 op 10, uitgerasterd, wel voor drenken toegankelijk 4 ontwikkelen natte laagten die `s winters tijdelijk onder water staan (in combinatie met onderdeel 2) 5 aanleg begreppelde houtwal; houtwal inplanten met Zomereik, enkele Vuilboom of Lijsterbes, onderaan talud enkele Zwarte els 6 bij sloten/greppels: glooiend afgraven achter talud 7 zorgen voor zandige naar zuiden gerichte steilranden, of bij greppels, minimaal over lengte van 10 m 8 plant solitaire eiken (geldt als aanvullend op overige maatregelen) 9 planten knotbomen (Schietwilg) (aanvullend op overige maatregelen) 10 planten struweelhaag/scheerheg met 90% Eenstijlige meidoorn (en ander vulsoorten, Sleedoorn, Hondsroos) en op 150 m overstaander (Zomereik, helft als knoteik)(aanvullend overige maatregelen) 11 ontwikkelen van braamstruweel en grasland in mozaik door aanplant braam en uitrasteren van deze verspreide plekken (bijv. ovale plekken van 30 x 10 m) 12 ontwikkelen van doorn (braam)struweel over overgang van bos naar grasland, waarbij mantel minimaal 5 m breed is. (spontaan, of uitsplant braam en uitrasteren in de eerste jaren) 13 indien sprake van oude beekloop, herstel van deze beek N14.03 haagbeuken- en essenbos 1 op overgang strakke bosgrens naar grasland omvorming naar golvende grens door deels kap van bos en ontwikkeling bos/struweel. 2 langs boswegen ontwikkelen van zonnige zoom - mantel overgang, minimaal 10 m breed, minimaal over afstand van 100 m; 3 herstel hakhoutbeheer als sprake is van spaartelgenbos (na beoordeling deskundige op kansrijkdom), na hakken stobben tegen vraat beschermen! N15.02 dennen-, eiken- en beukenbos 1 op overgang strakke bosgrens naar grasland omvorming naar golvende grens door deels kap van bos en ontwikkeling bos/struweel op grasland 2 langs boswegen ontwikkelen van zonnige zoom - mantel overgang, minimaal 10 m breed, minimaal over afstand van 100 m; 3 herstel hakhoutbeheer als sprake is van spaartelgenbos (na beoordeling deskundige op kansrijkdom), na hakken stobben tegen vraat beschermen! N16.01 droog bos met productie 1 langs boswegen ontwikkelen van zonnige zoom - mantel overgangen, minimaal 10 m breed, minimaal over afstand van 100 m; 2 herstel hakhoutbeheer als sprake is van spaartelgenbos (na beoordeling deskundige op kansrijkdom), na hakken stobben tegen vraat beschermen! 3 kap bos voor bijdarage aan ontwikkeling van open met heide begroeide corridor tussen bestaande heidevelden