i Inhoudsopgave 1 Snelheidsverdeling van Maxwell Inleiding Snelheidsruimte

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "i Inhoudsopgave 1 Snelheidsverdeling van Maxwell Inleiding Snelheidsruimte"

Transcriptie

1 Dit diktaat bevat, samen met een aantal hoofdstukken uit het boek \University Physics" van Young and Freedman, de grote lijnen van de stof die behandeld wordt tijdens het college \Elementaire Kinetische Theorie en Transportverschijnselen" en het daarbij behorende werkcollege. Leiden, Augustus 2001

2 i Inhoudsopgave 1 Snelheidsverdeling van Maxwell Inleiding Snelheidsruimte De eendimensionale snelheidsverdeling De verdeling over de scalaire snelheid v Meting van de eendimensionale snelheidsverdeling Meting van de verdeling van de scalaire snelheid De Boltzmann verdeling Inleiding De Boltzmann verdeling De Boltzmann verdeling over de zwaartekracht energie De Boltzmann verdeling voor een twee-niveau systeem De Boltzmann verdeling voor de rotatieniveaus van twee-atomige moleculen 14 3 Macroscopische beschrijving van transportverschijnselen Inleiding Diusie (transport van deeltjes) Warmtegeleiding (transport van warmte) Visceuze stroming (transport van impuls) Botsingen Gemiddelde vrije weglengte Dronkemanswandeling (\random walk") Afgelegde afstand per eenheid tijd Elektrische geleiding Macroscopische beschrijving De driftsnelheid Kinetische beschouwing van elektrische geleiding Elektrische geleiding en warmtegeleiding in metalen: Drude theorie Intrinsieke elektrische geleiding in halfgeleiders Microscopische beschrijving van transportverschijnselen De diusiecoecient De warmtegeleidingscoecient De viscositeit Invarianten

3 ii Massa eekten Knudsen gas Inleiding Eusie Gemiddelde vrije weglengte in een Knudsen gas Leegstromen van een vat Thermomoleculair drukverschil Macroscopisch transport Warmtetransport in een Knudsen gas Stroming van een gas door een ronde buis Visceuze stroming Vrije moleculaire stroming door een buis Niet-stationaire transportverschijnselen Inleiding: RC-gedrag Macroscopische behandeling De eendimensionale diusievergelijking De diusievergelijking toegepast op warmtegeleiding Diusie vanuit een vlak Een meer algemene oplossing van de diusievergelijking Warmtegolven Molaire soortelijke warmte van gassen Inleiding Vrijheidsgraden Een-atomig gas Een gas van twee-atomige moleculen Molaire warmtecapaciteit van een twee-atomig gas Rotatie-niveaus van een twee-atomig molecuul Vibratie-niveaus van een twee-atomig molecuul Energie quantisatie, Boltzmann factor en molaire warmtecapaciteit Integralen van Gauss-functies De oppervlakte onder een Gauss-functie Andere integralen van de Gauss-functie Samenvatting

4 1 Een eenvoudige aeiding van de druk in een gas Wij beschouwen ideale-gas moleculen met massa m in de buurt van een wand met oppervlakte A. Zij v z hun snelheid in de richting loodrecht die wand (zie Fig. 1). Figuur 1: Een molecuul, met massa m, botst tegen een wand, en wordt speculair gereecteerd. Wij nemen aan dat de wandbotsing spiegelend is, oftewel, de loodrechte component van de snelheid wisselt van teken. Bij deze botsing wordt dus een impuls 2mv z aan de wand overgedragen. De druk p op de wand is gelijk aan: p = impulsverandering per molecuul aantal moleculen die per eenheid tijd botsen We moeten ons realiseren dat de moleculen niet allemaal dezelfde snelheid hebben dit geldt zowel voor de grootte als voor de richting van de snelheid. Als we ons verder beperken tot de z-component van de snelheid, v z, kunnen we de variaties in de ze snelheid in rekening brengen door de verdelingsfunctie f(v z ) van de snelheid op te schrijven. Deze is als volgt gedenieerd: de kans om een molecuul met snelheid tussen v z en v z + dv z aan te treen is gelijk aan f(v z )dv z. Aangezien f(v z )eenkansverdeling weergeeft geldt: ;1 ;1 z f(v z ) dv z = 1 (1) g(v z )f(v z ) dv z = g(v z ) (2) met g(v z ) de gemiddelde waarde van de functie g(v z ). De druk die het gas op de wand uitoefent gaanwenu als volgt uitrekenen: Eerst rekenen we het eect uit van alle moleculen met z-snelheid tussen v z en v z + dv z,waarna we het eect van al die snelheidsklassen bij elkaar optellen.

5 2 De impulsoverdracht aan de wand in een tijdsinterval t door de deeltjes met z-snelheid tussen v z en v z + dv z is gelijk aan 2mv z Av z tf(v z )dv z n waarin n de deeltjesdichtheid weergeeft. Het product achter het -teken bestaat uit een volume 1 Av z t, vermenigvuldigd met de deeltjesdichtheid n (dit product is dus het totaal aantal deeltjes in dat volume), vermenigvuldigd met een factor die aangeeft wat de kans is dat zo een deeltje de juiste snelheid heeft. De druk rekenen we nu uit door het eect van alle snelheidsklassen bij elkaar op te tellen, te delen door het oppervlak en door de duur van het tijdsinterval 2 : p = X 2mnv 2 z f(v z)dv z (3) = 2mn vz 2 f(v z)dv z (4) = mn 0 ;1 v 2 z f(v z)dv z (5) p = mnv 2 z : (6) Merk op dat we aangenomen hebben dat de deeltjes spiegelend kaatsen aan de wand. Die aanname is niet nodig ook als de deeltjes allemaal aan de wand kleven blijft het verhaal opgaan. In dat geval moet voor elk deeltje wat aan de wand gaat kleven een ander deeltje ontkleven. Uit overwegingen van evenwicht moet het deeltje wat toegevoegd is evenveel impuls op de wand overdragen als het deeltje dat er afkomt. Ons resultaat is dus niet afhankelijk van een gedetailleerde microscopische beschrijving van de wandbotsing. 1 Je ziet dat je moet oppassen: deeltjes die een hoge z-snelheid hebben dragen niet aaleen meer impuls op de wand over ze komen ook uit een groter volume! 2 De druk is immers de impulsoverdracht per eenheid oppervlak, per eenheid tijd.

6 Hoofdstuk 1 3 Hoofdstuk 1 Snelheidsverdeling van Maxwell 1.1 Inleiding In het boek van Young en Freedman wordt de snelheidsverdeling van Maxwell behandeld in hoofdstuk 16, onderdeel 6. Daar staat de Maxwell-Boltzmann verdeling: m 3=2 f(v) =4 v 2 exp 2kT ; mv2 2kT Als het totale aantal gasdeeltjes in het volume N bedraagt dan is Nf(v)dv het aantal deeltjes met snelheid (\speed") tussen v en v + dv. Anders gezegd, de kans om een willekeurig deeltje met snelheid tussen v en v + dv aan te treffen is gelijk aan f(v)dv. In het hiernavolgende wordt uitgelegd hoe deze verdelingsfunctie kan worden afgeleid. Snelheidsverdeling volgens Maxwell, T= 300 K! (1.1) N 2 H v (m/s) Figuur 1.1: Maxwell-Boltzmann verdeling voor de grootte van de snelheid. 1.2 Snelheidsruimte Als eerste voeren wij de snelheidsruimte in. Dit is een drie-dimensionale ruimte, waar snelheidscomponenten in plaats van coordinaten langs de assen staan (zie Fig. 1.2). In plaats van x, y, en z, staan er langs de assen v x, v y en v z. Een deeltje dat met een bepaalde snelheid ~v =(v x v y v z ) beweegt correspondeert met een stationnair punt in deze ruimte. Als een deeltje van richting verandert, bijvoorbeeld ten gevolge van een botsing met een ander deeltje, verspringt het naar een ander punt in de snelheidsruimte. We beschouwen nu een gas van N moleculen in een volume V. Hun (vectoriele) snelheden zijn willekeurig verdeeld in de snelheidsruimte kan de verzameling van moleculen worden voorgesteld als een wolk van puntjes (zie Fig. 1.3). Als het gas niet stroomt zijn alle bewegingsrichtingen

7 4 Hoofdstuk 1 vz dv z dv dv x y v v x v y Figuur 1.2: De snelheidsruimte. Langs de coordinaatassen staan v x, v y en v z. Een volume elementje heeft afmetingen dv x dv y dv z. v z v y v x Figuur 1.3: Een verzameling moleculen in de snelheidsruimte. Als er geen stroming is is de verdeling van deeltjes in deze ruimte isotroop. Er zijn weinig deeltjes met heel hoge snelheid. Daardoor lijkt de wolk begrensd. even waarschijnlijk. Er is ook geen reden dat de kans om een deeltje met een bepaalde snelheidscomponent +vx 0 te vinden anders is dan de kans om een deeltje met snelheidscomponent ;vx 0 te vinden, of met +vy, 0 of met ;vy, 0 of met +vz, 0 of met ;vz. 0 Kortom, in de snelheidsruimte is het gas isotroop verdeeld (alle richtingen even waarschijnlijk). Door de onderlinge botsingen van de moleculen springt een molecuul van de ene positie in de snelheidsruimte naar een andere positie. Ten gevolge van botsingen zullen uit een volume-elementje in de snelheidsruimte dus steeds moleculen verdwijnen, maar ook zullen er steeds weer moleculen bijkomen. Als het gas in evenwicht is (d.w.z. in een toestand, waarin macroscopisch niets meer gebeurt) zullen er netto geen deeltjes in of uit een volume-elementje stromen. We denieren nu eerst de dichtheid in de snelheidsruimte n(~v). Deze dichtheid wordt gedenieerd via het aantal moleculen N(~v) met snelheid ~v, ineenvolume-elementje dv x dv y dv z in de snelheidsruimte. Dit aantal is gelijk aan 1 N(~v) =n(~v) dv x dv y dv z : (1.2) Dit aantal is ook gelijk aan het aantal moleculen waarvan de snelheid in de x-richting ligt tussen v x en v x + dv x, dieindey-richting tussen v y en v y + dv y, en die in de z-richting tussen v z en v z + dv x. Omdat de snelheidsruimte isotroop is moet de snelheidsverdeling die we zoeken bolsymmetrie bezitten (de x, y en z-richtingen zijn volstrekt gelijkwaardig). De snelheidsverdeling moet ook stationair zijn, d.w.z. constant in de tijd. Op grond hiervan hebben Maxwell en 1 Je kan zien dat de dimensies kloppen er staat een dichtheid maal een volume-element, beide in de snelheidsruimte.

8 Hoofdstuk 1 5 v z v y v x Figuur 1.4: De snelheidsruimte is isotroop. Alle richtingen zijn gelijkwaardig. Boltzmann afgeleid dat: n(~v) =Nf(~v) =NCexp! ; 1 2 mv2 : (1.3) Hier is N het totaal aantal deeltjes in het volume, en zijn C en nog nader te bepalen constanten De eendimensionale snelheidsverdeling Het bovenstaande is misschien een beetje onbevredigend want het resultaat wordt geponeerd. Meer inzicht valt te verkrijgen als we ons bezig houden met maar een dimensie. We volgen hierbij Maxwell's eigen redenering. Zij N het totale aantal deeltjes, met p, q en w de componenten van de snelheid in drie orthogonale (onderling loodrechte) richtingen. Wij nemen verder aan dat het aantal deeltjes waarvoor p ligt tussen p en p+dp gelijk is aan Nf(p)dp. Net zo goed nemen wij aan dat het aantal deeltjes waarvoor v ligt tussen q en q + dq gelijk is aan Nf(q)dq en dat het aantal deeltjes waarvoor w ligt tussen w en w + dw gelijk is aan Nf(w)dw. Hier is f steeds dezelfde functie. De waarde van de snelheidscomponent p heeft op geen enkele manier invloed op de waarden van de snelheidscomponenten q en w omdat het onafhankelijke grootheden zijn, die orthogonaal op elkaar staan. Dientengevolge is het aantal deeltjes, waarvan tegelijk de p-component van de snelheid ligt tussen p en p + dp, de q-component van de snelheid ligt tussen q en q + dq, en de w- component van de snelheid ligt tussen w en w + dw gelijk aan Nf(p)f(v)f(w) dp dq dw: Als we aannemen dat alle N deeltjes tegelijk uit de oorsprong van de coordinatenruimte (opgespannen door x, y en z) vertekken dan vult dit aantal deeltjes na een eenheid tijd een volume (in de coordinatenruimte) ter grootte dp dq dw. Het aantal deeltjes per eenheid volume is dus N f(p)f(q)f(w):

9 6 Hoofdstuk 1 De orientatie van ons coordinatenstelsel is volstrekt willekeurig we kunnen het gewoon draaien zonder dat er iets gebeurt. Daarom kan dit aantal deeltjes alleen afhangen van de afstand tot de oorsprong, d.w.z. Deze vergelijking heeft als oplossing 2 : f(p)f(q)f(w) =(p 2 + q 2 + w 2 ): f(p) =D exp(ap 2 ): (1.4) Samenvattend: Het aantal deeltjes N(v x )waarvan de x-componentvan de snelheid ligt tussen v x en v x + dv x is gelijk aan: N(v x ) dv x = Nf(v x ) dv x = NDexp(Av 2 x) dv x : (1.5) Hieruit volgt meteen het resultaat van het vorige onderdeel (vgl. (1.3)) als we A gelijk stellen aan m=2 and C identicieren met D De verdeling over de scalaire snelheid v Het vectoraspect van de snelheid kunnen we loslaten als we steeds kijken in bolschillen (in de snelheidsruimte). Alle punten in zo een bolschil met straal v en dikte dv (zie Fig. 1.5) corresponderen met moleculen waarvan de absolute waarde van de snelheid ongeveer even groot is, maar waarvan de richting onbepaald is. We voeren nu de verdelingsfunctie f(v) van de scalaire snelheid v in en waarmee het aantal moleculen met snelheid tussen v en v + dv gegeven wordt door Nf(v) dv. Dit aantal moleculen wordt gegeven door het aantal moleculen in de gekozen bolschil in de snelheidsruimte: Nf(v) dv = Nf(~v) 4v 2 dv (1.6) = NCexp ; 1 2 mv2 waarbij we gebruik hebben gemaakt van vgl. (1.3).! 4v 2 dv (1.7) Berekening van de constanten C en Het makkelijkst is nu om even kortsluiting te maken tussen ons laatst behaalde resultaat en vgl. (1.1). We zien dan onmiddellijk dat moet gelden: m 3=2 C = (1.8) 2kT = kt: (1.9) Om dit aan te tonen maken we gebruik van het feit dat de integraal over een verdelingsfunctie altijd de waarde 1 hoort op te leveren: 2 voor een bewijs, zie Ref. [2]. 0 f(v) dv =1: (1.10)

10 Hoofdstuk 1 7 v+dv v Figuur 1.5: Bolschil in de snelheidsruimte, bevattende alle deeltjes met scalaire snelheid tussen v en v + dv. Als we deze normering toepassen op vgl. (1.7) volgt meteen dat: s m=2 3 C = (1.11) waarbij we gebruik hebben gemaakt van de Gaussische integraal (zie vgl. (11.14)): x 2 exp(;ax 2 )dx = 1 r 2 a 3 : (1.12) ;1 Verder kunnen we gebruik maken van het feit dat de gemiddelde kinetische energie 1 2 mv2 van een gasdeeltje gegeven wordt door: 1 2 mv2 = 3 kt: (1.13) 2 Het gemiddelde van v 2 wordt, uitgedrukt in de verdelingsfunctie gegeven door 3 : v 2 = 1R 0 f(v) v 2 dv 1R 0 f(v)dv Gebruik makend van een van de Gaussische integralen volgt dan: : (1.14) v 2 = 3 m : (1.15) 3 Als een variabele s verschillende waarden kan aannemen en de kansen voor de verschillende waarden zijn ongelijk dan is de gemiddelde waarde van s gelijk aan s = R R s p(s) ds p(s) ds Hier is p(s) de kansverdeling voor de verschillende waarden van s. De noemer zorgt voor de normering voor het geval dat p(s) niet netjes genormeerd is. :

11 8 Hoofdstuk 1 Met vgl. (1.13) resulteert dit dan in: = kt: (1.16) We weten dan ook de waarde van de coecient C: m 3=2 C = (1.17) 2kT keurig consistent met vergelijkingen (1.8) en (1.9). Nu we de coecienten C en kennen kunnen we ook de eendimensionale snelheidsverdeling (zie vgl. (1.5)) expliciet geven: f(v x )= r m 2kT exp! ;mv2 x 2kT (1.18) Eendimesionale snelheidsverdeling voor N 2 bij T= 300 K v z (m/s) Figuur 1.6: Eendimensionale snelheidsveredling volgens Maxwell. Deze verdeling is symmetrisch rond v x = o dit weerspiegelt de veronderstelde isotropie van de snelheidsruimte. De kans om een deeltje met een bepaalde waarde van v x aan te treen is het groots voor v x = Meting van de eendimensionale snelheidsverdeling Door gebruik te maken van het Doppler-eect voor licht kan men de eendimensionale snelheidsverdeling f(v x ) gemakkelijk opmeten. We illustreren dit aan de hand van een damp van Natrium-atomen bij lage dichtheid (N=V m ;3 ). Veronderstel dat we met een zogenaamde \single-mode" laser instralen op deze damp (zie Fig. 1.7), en dat deze laser, wat golengte betreft, staat afgestemd op een van de sterke absorptielijnen van Natrium (b.v. die bij = 589:0 nm). In dat geval zal een deel van het laserlicht worden geabsorbeerd door de damp de damp zendt ook weer licht uit (z.g. uorescentiestraling) bij dezelfde golengte, maar doet dat in alle richtingen. We gaan nu de frequentie van het laserlicht in hele kleine stapjes veranderen en meten het uorescentielicht opzonderdatverder te analyseren. Zoals bekend is de laserstraal een dunne straal, d.w.z. de voortplantingsrichting van het licht, in ons geval de x-richting, is zeer goed gedenieerd. Dit laatste maakt het probleem

12 Hoofdstuk 1 9 h ν v x Figuur 1.7: Wisselwerking tussen een laserbundel en een atoom dat zich beweegt tegen de laser bundel in. Ten gevolge van het Doppler eect bestaat er een frequentieverschil tussen de door het atoom waargenomen lichtfrequentie en de door de laser uitgezonden frequentie. eendimensionaal. We kijken eerst naar de groep atomen waarvoor v x =0. Deze atomen hebben geen last van het Doppler-eect en absorberen dus het laserlicht als de laser staat afgestemd op de \pure" overgangsfrequentie 0. Als de atomen met snelheid v x naar de laser toebewegen \zien" zij een verschoven frequentie: in plaats van de frequentie \zien" zij een frequentie (1 + v x =c). Als v x niet al te klein is zullen ze het laserlicht niet meer absorberen. Deze atomen absorberen echter optimaal als de laser staat afgesteld op de frequentie = 0 (1 ; v x =c). De laser moet dus een frequentieverschuiving ondergaan van: (v x )= ; 0 = ; 0 v x c (1.19) recht evenredig aan de atomaire snelheid v x. Je kan dus een groep atomen met een bepaalde x-snelheid aanslaan de snelheid van de aangeslagen deeltjes kan je selecteren door de frequentie van de laser zorgvuldig te kiezen. Het aantal atomen met een bepaalde snelheid bepaalt de sterkte van de uorescentiestraling (ervan uitgaande dat de lichtsterkte van de laser niet verandert). Door dus nu de sterkte van de uorescentiestraling te meten als functie van de frequentie van de laser lezen we direct de snelheidsverdeling van de atomen uit. Essentieel hier is dat de dichtheid van de atomaire damp laag is en dat er geen ander gas aanwezig is. Figuur 1.8: Snelheidsselectieve aanslag van atomen met behulp van een nauwbandige laser. De atomen in de aangeslagen toestand hebben een hele nauwe snelheidsverdeling de breedte hiervan wordt bepaald door de z.g. natuurlijke lijnbreedte van de atomaire overgang. De snelheidsverdeling van de atomen in de grondtoestand is een Maxwell verdeling met een gat er in.

13 10 Hoofdstuk Meting van de verdeling van de scalaire snelheid De verdelingsfunctie voor de scalaire snelheid kan vrij eenvoudig worden gemeten met behulp van de z.g. atomaire-bundeltechniek (zie Fig. 1.9). Atomen ontsnappen uit een klein kamertje via een Figuur 1.9: Atomaire-bundelopstelling voor het meten van de scalaire snelheid. kleine opening in de wand naar een ruimte waar een heel goed vacuum heerst. De druk is daar zo laag dat de atomen een aantal meters kunnen aeggen voordat zij tegen een gasdeeltje bosten (zij hebben een hele grote vrije weglengte). Door nauwe spleten in hun pad te zetten selecteer je een zeer goed gedenieerde bundel atomen die allemaal rechtuit bewegen. In de geschetste is de detectiekamer een ronddraaiende trommel met een klein gaatje erin. Als het gaatje net voor de bundel staat wordt een wolkje atomen uit de straal in de trommel toegelaten. In dit wolkje lopen de atomen met verschillende snelheden de verdeling van die snelheden is dezelfde als die in de bundel. De atomen hebben enige tijd nodig om naar de achterwand van de draaiende trommel te vliegen. Door het draaien van de trommel landen zij op verschillende plekken op de trommelwand hun landingsplaats wordt bepaald door hun snelheid. Een experimenteel resultaat staat weergegeven in Fig Figuur 1.10: De experimentele gegevens van Miller en Kusch (1955) voor de snelheidsverdeling van Thallium atomen bij twee temperaturen: T = K (cirkeltjes), T = K (vierkantjes). De gegevens p zijn zo geschaald dat de grootste amplitude gelijk is aan 2, en dat de piek ligt bij u p = 8kT=m.

14 Hoofdstuk 2 11 Hoofdstuk 2 De Boltzmann verdeling 2.1 Inleiding In een verzameling deeltjes hebben de deeltjes over het algemeen allemaal een verschillende energie. Enerzijds kinetische energie, bepaald door de snelheden van de moleculen, anderzijds potentiele energie, b.v. door de aanwezigheid van het zwaartekrachtsveld. De potentiele energie kan ook een ander oorsprong hebben, b.v. bij atomen met een intrinsiek magnetisch moment die zich in een magnetisch veld bevinden. Laten we eens kijken naar moleculen in de atmosfeer waarbij we aannemen dat de temperatuur niet van de hoogte boven het aardoppervlak afhangt. De gemiddelde kinetische energie 1 2 mv2 van de deeltjes hangt dan niet van de hoogte boven het aardoppervlak af de potentiele energie natuurlijk wel. De totale energie van de deeltjes neemt dus toe naarmate de deeltjes verder van het aardoppervlak verwijderd zijn. Terugkijkend naar de snelheidsverdeling van Maxwell zie je dat de deeltjes, bij gegeven temperatuur, allemaal verschillende kinetische energie hebben. De kans om deeltjes met een bepaalde kinetische energie te vinden neemt, vanaf het maximum van de verdelingsfunctie, af met toenemende kinetische energie. In een gas in evenwicht zijn deeltjes met uitzonderlijk grote kinetische energie dus zeldzaam. Op analoge gronden zullen in de atmosfeer deeltjes met grote totale energie ook een zeldzaamheid zijn. De consequentie hiervan is dat de kans om deeltjes op een bepaalde hoogte boven het aardoppervlak aan te treen zal afnemen als functie van de hoogte. Dit weten we natuurlijk heel best in de bergen neemt deluchtdruk en dus de dichtheid af als je hoger komt. 2.2 De Boltzmann verdeling Boltzmann heeft aan het einde van de 19 e eeuw het volgende laten zien: als deeltjes (of systemen) verschillende energien kunnen aannemen dan is, bij gegeven temperatuur T, de kans om een deeltje in een bepaalde energietoestand met energie aan te treen gelijk aan: ; f() = g() exp ; kt P g()exp; ; kt : (2.1) Hier is g() het aantal verschillende mogelijke toestanden bij gegeven energie. De factor heet de ontaardingsgraad, in het engels \degeneracy". De noemer in vgl. (2.1) zorgt voor de normering: de totale kans moet natuurlijk weer gelijk zijn aan 1. Als de energieverdeling continu is moet de som vervangen worden door een integraal: f() = 1R 0 g() exp ; ; kt d g()exp ; ; kt : (2.2)

15 12 Hoofdstuk De Boltzmann verdeling over de zwaartekracht energie Op grond van het voorafgaande kunnen we deze verdelingsfunctie meteen opschrijven, immers = mgh: (2.3) Er is geen ontaarding en we schrijven: ;mgh f(h) =C exp (2.4) kt waarin C opnieuw een normeringgetal is. Je kent nu ook de dichtheidsverdeling in de atmosfeer: ;mgh n(h) =n 0 exp (2.5) kt met n 0 de deeltjesdichtheid op zeeniveau. Figuur 2.1: Links: Barometrische drukverdeling in de atmosfeer. Rechts: Een voorbeeld van de ruimtelijke verdeling van deeltjes in een zwaartekrachtveld. Voor de eenvoud staan de deeltjes stil. Deze dichtheidsverdeling kunnen we ook op een andere manier aeiden: We beschouwen daarvoor een verticale kolom in de atmosfeer, met dwarsdoorsnede A. We beschouwen dan een dunne plak lucht tussen h en h + dh, zoals weergegeven in Fig In evenwicht moet de opwaartse kracht gelijk zijn aan het gewicht van het plakje lucht: ;A (p(h + dh) ; p(h)) = g A dh (2.6) waarin de massadichtheid van de lucht is en p(h) de atmosferische druk op hoogte h. Herschrijven levert een verband tussen het drukverschil en de dikte van de schijf: dp = ;gdh: (2.7) De massadichtheid schrijven we als het product van deeltjesdichtheid n en de massa m van een deeltje: = mn verder gebruiken we de ideale gaswet p = nkt. Als we aannemen dat de temperatuur van de lucht in de kolom niet van de hoogte afhangt wordt vgl. (2.7): dn n = ; mg dh: (2.8) kt

16 Hoofdstuk 2 13 Hoogte p(h+dh) p(h) h+dh h Oppervlak A Figuur 2.2: Een verticale kolom uit de isotherme atmosfeer. Het drukverschil over een kleine afstand dh wordt gecompenseerd door het gewicht van het gas in het plakje met hoogte dh. Dit is een dierentiaalvergelijking met als oplossing: n(h) =n 0 exp ; mgh kt (2.9) precies in overeenstemming met vgl. (2.5). Omdat we aannemen dat de temperatuur over gelijk is zal de snelheidsverdeling van de deeltjes niet van de hoogte afhangen. Dit geldt meer algemeen voor deeltjes in een uitwendig krachtveld: de snelheidsverdeling en de ruimtelijke verdeling zijn onafhankelijk. De snelheidsverdeling hangt alleen van de temperatuur af, de dichtheidsverdeling alleen van het uitwendig krachtveld. Figuur 2.3: Trajectorien van deeltjes die uit een vloeistofoppervlak ontsnappen. komen hoger dan anderen omdat ze een grotere beginsnelheid hebben. Sommigen Voor de dichtheidsverdeling die wij hier hebben afgeleid doet het er niet toe of de deeltjes onderling botsen of niet. Hij geldt dus ook als we een vloeistof hebben met een hele lage druk erboven en we kijken naar de deeltjes die uit de vloeistof verdampen. In het zwaartekrachtsveld

17 14 Hoofdstuk 2 volgen die deeltjes dus een kogelbaan en vallen terug op het vloeistof oppervlak. Tijdens de vlucht omhoog gaan de deeltjes steeds langzamer toch is op elke hoogte de snelheidsverdeling die van Maxwell voor de temperatuur van het oppervlak. Die verandert dus niet met de hoogte. De deeltjesdichtheid is wel een functie van de hoogte die volgt de Boltzmann verdeling. Hoe komt het nou dat de snelheidsverdeling niet van de hoogte afhangt? Als we een stukje hoger gaan verliezen we deeltjes die het niet lukt om zo hoog te komen deze hadden, om te beginnen, weinig verticale snelheid. Doordat we langzame deeltjes kwijt raken, gaat de gemiddelde (verticale) snelheid van de resterende deeltjes omhoog. Blijkbaar compenseert dit precies de afname van de verticale snelheid van de overgebleven deeltjes De Boltzmann verdeling voor een twee-niveau systeem Tot nu toe is de energie continu variabel geweest, d.w.z. de totale energie kan een willekeurige waarde aannemen. Dit is standaard in de klassieke, macroscopische fysica. Het wordt anders als we op meer microscopische schaal kijken, d.w.z. naar de interne vrijheidsgraden van atomen of moleculen. Daar regeert de quantummechanica waar, over het algemeen, discrete energietoestanden voorkomen (denk aan het waterstofatoom en het atoommodel van Bohr). We beschouwen E J 2 1 Figuur 2.4: De energie toestanden van een twee-niveau atoom. nu een atoom met een interne vrijheidsgraad. Het oplossen van de Schrodingervergelijking levert twee discrete energietoestanden op (zie Fig. 2.4) met energien 1 en 2. Beide energietoestanden hebben ontaardingsgraad 1. Hoe verdelen, bij gegeven temperatuur T, de deeltjes zich over deze twee toestanden? De Boltzmann verdeling geeft het antwoord (zie Fig.2.5): ; N 1 N = ; exp ; 1 kt exp ; 1 kt ; N 2 N = ; exp ; 2 exp ; 1 kt ; + exp ; 2 kt kt ; + exp ; 2 kt (2.10) (2.11) met N 1 N 2 het aantal deeltjes in de energietoestanden 1 en 2, respectievelijk. Bovendien geldt N = N 1 + N De Boltzmann verdeling voor de rotatieniveaus van twee-atomige moleculen Een twee-atomig molecuul kan opgevat worden als een halter (zie Fig.2.6). Het kan roteren om zijn eigen as, en rond twee assen loodrecht op de halter as. Uit de klassieke mechanica weten we dat de kinetische energie van een roterend lichaam gegeven is door: E kin = 1 2 I!2 (2.12)

18 Hoofdstuk n 2 /n T (K) Figuur 2.5: Verhouding van het aantal atomen in de boven en onder toestand als functie van de temperatuur. Het energieverschiltussendetwee toestanden ( 2 ; 1 )=k is gelijk aan 10 K. z y x Figuur 2.6: Een twee-atomig molecuul kan als halter worden opgevat. Het traagheidsmoment om de y-as is verwaarloosbaar, dat om de x- en z-assen niet. waarin I het traagheidsmoment van het molecuul voorstelt en! de hoeksnelheid van het molecuul rond de rotatie as. het traagheidsmoment wordt gegeven door I = 1(m 2 1r1 2 + m 2r2 2 ), met m i de massa van atoom i en r i de afstand van atoom i tot de rotatie as. Het traagheidsmoment voor rotatie rond de halter as (y-as in Fig. 2.6) is erg klein, veel kleiner dan bij draaiing rond assen loodrecht opdehalteras.het resultaat is dat alleen de draaiing rond assen loodrecht op de halter as een rol speelt. Ook hier moeten we de quantummechanica binnenhalen om te zien hoe de rotatie energie nu moet worden geschreven. Opnieuw blijkt de energie alleen discrete waarden te kunnen aannemen (zie Fig. 2.7): E J = BJ(J +1): (2.13) Hier is J het rotatie quantumgetal en B =h 2 =2I. 1 De rotatietoestanden zijn ontaard er geldt: g(e J )=2J +1: (2.14) De verdeling van de moleculen over de rotatietoestanden wordt weer gegeven door de Boltzmann verdeling: f(j) = (2J + 1) exp ; BJ(J+1) kt P (2.15) J(2J +1)exp 1 De coecient h wordt gegeven door h=2. ; BJ(J+1) kt

19 16 Hoofdstuk 2 E J Figuur 2.7: Discrete energie toestanden voor de rotatie van een twee-atomig molecuul. rotatiequantumgetal staat rechts van de niveaus's weergegeven. Het waarin f(j) de kans is om een deeltje in een toestand met rotatie quantumgetal J aan te treen J Figuur 2.8: Ongenormeerde verdeling over de rotatie toestanden voor waterstof (B=k = 90K) bij T = 100 K. Merk op dat de echte verdeling discreet is. Het rotatiequantumgetal J neemt alleen heeltallige waarden aan.

20 Hoofdstuk 3 17 Hoofdstuk 3 Macroscopische beschrijving van transportverschijnselen 3.1 Inleiding In dit college behandelen wij drie transportverschijnselen: 1. diusie, 2. warmtegeleiding, 3. visceuze stroming. Diusie is het proces waardoor concentratieverschillen in een gasmengsel verdwijnen. Zo doet de warmtegeleiding temperatuurverschillen in een gas verdwijnen. Viscositeit, tenslotte, heeft te maken met het bestaan van verschillen in de gemiddelde impuls in delen van het gas. De eerste twee begrippen liggen voldoende dicht bij de ervaringswereld om verder mee te kunnen. Dat geldt ook voor het begrip viscositeit als we het vervangen door stroperigheid. Denk maar eens aan een poging een lepel door een pot stroop te roeren. Daar moet je echt je best voor doen. De stroop verzet zich als het ware tegen het in beweging komen. Enerzijds wordt de stroop in de buurt van de wand van de pot door diezelfde wand vastgehouden anderzijds wordt de stroop door de lepel meegesleurd. Door te roeren dwing je de lagen in de stroop langs als elkaar heen te bewegen. In het hiernavolgende gaan we de drie transportverschijnselen ieder apart behandelen. We zullen vinden dat het transport door zeer gelijksoortige vergelijkingen wordt beschreven. De transportverschijnselen die we hier behandelen vinden hun oorsprong in de thermische beweging van de deeltjes botsingen spelen een essentiele rol zoals we later zullen zien. 3.2 Diusie (transport van deeltjes) Ons uitgangspunt zijn twee vaten op gelijke druk en bij dezelfde temperatuur, de ene gevuld met gas 1, de andere gevuld met gas 2. De vaten zijn verbonden door een rechte dunne buis met lengte L en dwarsdoorsnede A met een kraan erin (zie Fig. 3.1). Als we het kraantje openen zal gas 1 stromen naar de bol waar gas 2 in zit, en gas 2 naar de bol waar gas 1 in zit. In de eindsituatie zit overal hetzelfde mengsel. Omdat bij aanvang de druk in vat 1 en 2 gelijk zijn is de druk niet de drijvende kracht achter het mengen het is het concentratieverschil dat de diusie drijft. Experimenteel blijkt de deeltjesstroom I 1 (van gas 1) in het verbindingsbuisje evenredig te zijn aan: het concentratieverschil over het buisje, het oppervlak van de dwarsdoorsnede van het buisje, A, de inverse lengte van het buisje, L ;1.

21 18 Hoofdstuk 3 Gas 1 Gas 2 n 2 L x Figuur 3.1: Twee bollen verbonden door een afsluitbaar verbindingsstuk. In het begin bevat elke bol zijn eigen gas. I 1 = dn 1 dt = ;D 12 A n 1 L (3.1) met n 1 de dichtheid van deeltjes 1 en n 1 de verandering daarin over een afstand L. Tenslotte is D de diffusiecoefficient 1. Een zelfde vergelijking kan worden opgeschreven voor de deeltjes van gas 2: met I 2 = dn 2 dt = ;D 21 A n 2 L (3.2) I 2 = ;I 1 : (3.3) De laatste vergelijking is een vertaling van het idee dat er geen netto deeltjesstroom door het buisje plaats vindt de netto stroom is nul omdat daarvoor geen drijvende kracht aanwezig is. De diusiecoecienten D 12 en D 21 in vgln. (3.1) en (3.2) zijn aan elkaar gelijk omdat de beginvoorwaarde geeft dat n 1 = ;n 2 (de twee bollen staan op gelijke temperatuur en druk het tekort van de ene deeltjessoort moet dus gecompenseerd worden door een overschot van de andere). Met vgl. (3.3) volgt dan: D D 12 = D 21 : (3.4) Een iets algemenere versie van vgl. (3.1) luidt: j 1 = ;D dn 1 dx (3.5) waarin j 1 de stroomdichtheid van deeltje 1 is (j 1 = I 1 =A) en de drijvende kracht nu geleverd wordt door de dichtheidsvariatie over een innitesimaal afstandje dx. De vergelijking kan nog iets algemener worden opgeschreven als we ons niet tot een richting willen beperken: ~j 1 = ;D rn 1 (3.6) de wet van Fick. Hier is de stroomdichtheid een vector geworden. Natuurlijk staat dan aan de rechterkant ook een vector daar staat de gradient van de dichtheid van soort 1. Als je een bepaalde richting kiest dan geeft vgl. (3.6) aan hoe de stroom in die richting wordt gedreven door het concentratieverloop in diezelfde richting 2. 1 Deze vergelijking vertoont grote overeenkomst met de Wet van Ohm. Ook daar is de stroom evenredig aan de drijvende kracht (het potentiaalverschil), aan de oppervlakte van de dwarsdoorsnede, en omgekeerd evenredig met de lengte van de draad. In dat geval is de soortelijke geleiding het equivalent van de diusiecoecient. 2 Merk op dat vgl. (3.5) een minteken bevat. De diusiestroom loopt van hoge concentratie naar lage concentratie, kortom helling af.

22 Hoofdstuk 3 19 Stationaire toestand In dit onderdeel van het college beperken we ons tot de situatie dat de partiele stromen de concentratieverschillen niet opheen. Aangenomen is dus dat er een mechanisme aanwezig is die er voor zorgt dat de situatie die de diusiestroom opwekt in stand wordt gehouden. De opgewekte stromen veranderen de situatie dus niet. Later in het college zullen wij deze aanname laten vallen en echt naar een dynamische situatie toegaan. Opgave: Toon aan dat de dimensie van de diusiecoecient gelijk is aan l 2 t ;1. Geef ook de eenheid waarin de diusiecoecient in het S.I.-stelsel wordt uitgedrukt. 3.3 Warmtegeleiding (transport van warmte) Warmtestroom T T L Figuur 3.2: Twee platen met oppervlak A op afstand L met daartussen een verdund gas. Zonder dat er een deeltjesstroom optreedt loopt er een warmtestroom van de koude naar e warme plaat. Warmtegeleiding treedt op als we een temperatuurverschil over een materiaal aanleggen. We beschouwen hier een materiaal dat zit ingeklemd tussen twee vlakke platen bij temperaturen T 1 en T 2. De platen hebben een oppervlak A en staan op afstand L. Het experiment laat zien dat de hoeveelheid warmte (energie) die per tijdseenheid van de warme naar de koude plaat stroomt evenredig is aan: het temperatuurverschil, T 2 ; T 1, het oppervlak van de platen, A, de inverse afstand van de twee platen, L ;1. I = dq dt = AT 2 ; T 1 (3.7) L Met de warmtegeleidingscoefficient. Ook deze vergelijking lijkt weer op de wet van Ohm: er is een drijvende kracht, het temperatuurverschil, en een materiaalparameter, in dit geval de warmtegeleidingscoecient (i.p.v. de soortelijke geleiding). Evenals bij het diusieverschijnsel veronderstellen dat we naar een stationaire situatie kijken: de warmtestroom is niet in staat het temperatuurverschil op te heen aangezien dat van buiten af wordt opgelegd. In Tabel 3.1 staan experimentele waarden van de warmtegeleidingscoecient bij T = 273 K, voor een aantal gassen weergegeven. Evenals bij de diusie kunnen wij een gegeneraliseerde vergelijking voor de warmtestroomdichtheid j = I =A opschrijven: j = ; rt (3.8) de wet van Fourier. Ook hier weer een minteken met een zelfde oorzaak als bij diusie.

23 20 Hoofdstuk 3 Gas (J/s.m.K) He Ne Ar H N O CO Lucht Tabel 3.1: Experimentele waarden voor de warmtegeleidingscoecient van een aantal gassen bij T = 273 K. Opgave: Bepaal de dimensie van de warmtegeleidingscoecient. Laat zien dat de eenheid waarin de warmtegeleidingscoecient in het SI-stelsel wordt uitgedrukt gelijk is aan Watt per (Kelvin-meter). Thermische diusiviteit De wetten van FickenFourier zien er weliswaar volledig gelijk uit toch heeft de diusiecoecient een heel andere dimensie dan de warmtegeleidingscoecient. We kunnen die ongelijkheid opheen door in de wet van Fourier de temperatuurgradient te vervangen door de gradient van de energiedichtheid u(energie per eenheid volume). dt dx = 1 du C v dx met C v de warmtecapaciteit per volume eenheid, bij constant volume. De wet van Fourier wordt dan: j = ; C v du dx : (3.9) De grootheid =C v diffusiviteit. heeft dezelfde dimensie als de diusiecoecient en heet de thermische 3.4 Visceuze stroming (transport van impuls) In een gas of vloeistof die met rust wordt gelaten is de macroscopische stroomsnelheid overal gelijk. Pas als er krachten worden uitgeoefend kan de stroomsnelheid in zo'n gas of vloeistof van plaats tot plaats varieren. De situatie die we gaan bestuderen is de volgende (zie Fig. 3.3): wij hebben twee vlakke platen (1 en 2) met oppervlak A op afstand L, waartussen zich een gas of vloeistof bevindt. Wij bewegen plaat 2 met constante snelheid v z 2 parallel aan de andere plaat, terwijl we met plaat 1 niets doen. Het experiment laat zien dat, wanneer v z 2 niet al te groot is, er een laagsgewijze stroming ontstaat in het materiaal tussen de platen. Het materiaal stroomt met een snelheid v z (x) die afhangt van de loodrechte afstand tussen de twee platen (zie Fig. 3.3). De stroomsnelheid is nul bij plaat 1, en bij plaat 2 gelijk aan v z 2. Daartussen varieert de stroomsnelheid lineair met x.

24 Hoofdstuk 3 21 Fz v z 1 2 z L x Figuur 3.3: Twee parallele platen met oppervlak A op afstand L met daartussen een verdund gas. De ene plaat wordt ten opzichte van de andere met constante snelheid verplaatst in de richting van de aangegeven kracht F. Naast elkaar liggende lagen in het gas oefenen schuifkrachten op elkaar uit als gevolg van het impulstransport tussen de lagen. In het gas ontstaat een macroscopische snelheidsgradient. Experimenteel blijkt dat de kracht F z 2 die we op plaat 2 moeten uitoefenen om de stroming in stand te houden evenredig is aan: het snelheidsverschil van de platen, v z 2 ; v z 1, het oppervlak van de platen, A, de inverse afstand van de twee platen, L ;1. In formulevorm: F z 2 = A v z 2 ; v z 1 (3.10) L met de viscositeit. Ook deze vergelijking lijkt weer op de wet van Ohm: er is een drijvende kracht, het snelheidsverschil, en een materiaalparameter, in dit geval de viscositeit (i.p.v. de soortelijke geleiding). Bij de laagsgewijze (laminaire) stroming die wij hier behandelen stromen de verschillende laagjes met verschillende snelheden (zie boven). Moleculen in naburige laagjes hebben dus ook een verschillende impulscomponent parallel aan de stroomrichting. Vanwege dat impulsverschil zegt men dat er bij visceuze stroming een impulsstroom bestaat het is een transport van snellere deeltjes uit een sneller stromende laag naar een langzamer stromende laag. Meestal staat de impulsstroom loodrecht op de stromingsrichting, in ons geval in de x-richting. We gaan nu over op een lokale vorm van vgl. (3.10) door v z =L te vervangen door dv z =dx, en de kracht door de tijdafgeleide van de lokale impuls p z : dp z dt = ;Adv z dx : (3.11) Het minteken is weer vanzelfsprekend als je bedenkt dat een stroom altijd bergafwaarts gaat. Als we de impuls zien als een grootheid die je kan transporteren (net als lading b.v.) dan zie je

25 22 Hoofdstuk 3 dat je dp z =dt kan identicieren met een impulsstroom: I pz. Als we aan beide zijden door het oppervlak A delen krijgen wij een vergelijking voor de impulsstroomdichtheid j pz : j pz = ; dv z dx (3.12) Evenals bij het diusieverschijnsel veronderstellen dat we naar een stationaire situatie kijken: de impulsstroom is niet in staat het snelheidsverschil tussen de lagen op te heen aangezien dat van buiten af wordt opgelegd. Tabel 3.2 geeft experimentele waarden voor de viscositeit van een aantal gassen bij 0 o C. Zoals je ziet hebben gassen bij die temperatuur een viscositeit van de orde 10 ;5 Pa.s. Gas (Pa.s) He 18:6 10 ;6 Ne 29:7 10 ;6 Ar 21:3 10 ;6 H 2 8:41 10 ;6 N 2 16:6 10 ;6 O 2 19:2 10 ;6 CO 2 13:7 10 ;6 Lucht 17:2 10 ;6 Tabel 3.2: Experimentele waarden voor de viscositeit van een aantal gassen bij T = 273 K. Opgave: Bepaal de dimensie van de viscositeit. Laat zien dat de eenheid van de viscositeit in het S.I.-stelsel gelijk is aan Pascal-seconde. Kinematische viscositeit De vergelijking voor de impulsstroomdichtheid heeft, net als in het geval van warmtegeleiding, een iets andere vorm dan de diusievergelijking. We kunnen dit verschil opheen door vgl. (3.11) te herschrijven als: dp z dt = ;A d( v z ) dx (3.13) waarbij we de teller en noemer met de massadichtheid hebben vermenigvuldigd. In vgl. (3.13) staat een afgeleide van de impulsdichtheid (massadichtheid snelheid). In deze vorm wordt de impulsstroom gedreven door een gradient in de impulsdichtheid, net als bij diusie de deeltjesstroom door een gradient in de concentratie. De grootheid = heeft dus een dimensie gelijk aan die van de diusiecoecient. Deze verhouding heet de kinematische viscositeit. Later in het college, bij het bespreken van niet-stationaire transportverschijnselen zullen we zien dat we winst hebben geboekt door de drie transportvergelijkingen in precies dezelfde vorm te gieten.

26 Hoofdstuk 4 23 Hoofdstuk 4 Botsingen Intermoleculaire botsingen spelen een zeer dominante rol in de microscopische beschrijving van verschijnselen in gassen. Als inleiding op de beschrijving van transportverschijnselen in gassen willen we dan ook enige aandacht besteden aan de intermoleculaire botsingen in een gas. Om een idee te geven van hun belang: bij kamertemperatuur en atmosferische druk botst een molecuul in de lucht typisch elke nanoseconde. Om op een enigszins diep niveau over botsingen te kunnen spreken moet je de intermoleculaire wisselwerking kennen. Aangezien wij die niet kennen zullen wij in dit college gebruik maken van een uiterst eenvoudig maar zeer vaak toegepast botsingsmodel: het harde-bollen model. Hierin wordt elk molecuul als een harde bol voorgesteld en zijn de botsingen volledig elastisch (de totale kinetische energie blijft behouden). Het is gewoon biljarten (in drie dimensies). Net als bij biljarten kan een molecuul na de botsing een totaal andere (vectoriele) snelheid hebben dan voor die botsing. Hoe groot is die harde bol? Een goede eerste gok is te kijken naar de \grootte" van een atoom. De quantummechanica vertelt ons dat we daar eigenlijk niet over kunnen spreken. Echter, met het Bohr-model in ons achterhoofd, kunnen wij stellen dat \de straal van een atoom" r 0 van de orde van grootte van de eerste Bohrse baan a 0 0:05 nm is. Onze eerste gok is dus dat de straal van de harde bol ongeveer 0.1 nm is. Dit blijkt niet zo een gekke benadering te zijn. Een molecuul in de lucht botst dus heel vaak en elke botsing zorgt voor een inke verandering van de bewegingsrichting van het molecuul. Tussen de botsingen is het molecuul in de vrije ruimte en beweegt het dus eenparig aangezien er geen krachten op werken (behalve de zwaartekracht). Het pad van een typisch molecuul is dus heel grillig. Het is een aaneenschakeling van rechte paden in de ruimte, kortom een dronkemanswandeling. Voordat wij daar op terug komen gaan we eerst uitrekenen hoe vaak een molecuul met een gegeven straal botst als we het aantal deeltjes per eenheid volume kennen. 4.1 Gemiddelde vrije weglengte Zoals gezegd volgt een molecuul, van botsing naar botsing, een grillig pad door de ruimte. Sommige rechte (vrije) stukken zijn lang, anderen zijn kort. Wij kunnen over het gemiddelde vrije pad praten in het jargon heet dat de gemiddelde vrije weglengte `. Figuur 4.1: Een molecuul draagt een botsingsschild met een diameter gelijk aan twee maal de moleculaire diameter. Om de botsingskans van een molecuul uit te rekenen gaan wij als volgt te werk. Wij stellen ons voor dat alle moleculen op een na stilstaan. Dit molecuul volgt met snelheid v een recht

27 24 Hoofdstuk 4 pad tussen twee botsingen. Als het centrum van een ander molecuul binnen een afstand 2r 0 van dit rechte pad ligt (zie Fig. 4.1) zal het bewegende molecuul met dit andere molecuul botsen. Ons bewegende molecuul draagt als het ware een schild met straal d = 2r 0. Dit schild heeft een oppervlak d 2. Het molecuul snijdt dus tussen twee botsingen een volume in de ruimte uit in de vorm van een pijp (zie Fig. 4.2). Per stuk kachelpijp (met gemiddeld een lengte ` ) vindt een botsing plaats. Het volume van het stuk kachelpijp is d 2 `. Omdat er een molecuul in zit kunnen wij schrijven: Gemiddeld volume van kachelpijp deeltjesdichtheid =1 oftewel d 2 `n=1: (4.1) Hieruit volgt een uitdrukking voor de gemiddelde vrije weglengte: ` = 1 nd 2 (4.2) Figuur 4.2: Kachelpijp door de ruimte. Het molecuul botst waar twee secties op elkaar aansluiten. Het molecuul botst dus een keer per sectie. In het voorafgaande hebben wij aangenomen dat de andere moleculen stil staan. In het algemeen is dat niet waar en moet je de gemiddelde relatieve snelheid in de berekening nemen. Men kan aantonen dat de gemiddelde relatieve snelheid gelijk is aan p 2 v. Met deze correctie krijgen wij: 1 ` = p (4.3) 2 nd 2 Je kan ook de gemiddelde tijd tussen twee botsingen bepalen door de gemiddelde vrije weglengte te delen door de gemiddelde snelheid: = 1 p 2 n v d 2 (4.4) 4.2 Dronkemanswandeling (\random walk") Bij het beschrijven van transportverschijnselen is het handig om ons te concentreren op een deeltje, het z.g. testdeeltje. We gaan dan de lotgevallen van dat testdeeltje na, zoals geschetst in Fig Het deeltje reist vrij door de ruimte van botsing naar botsing, en legt zo een dronkemanswandeling door de ruimte af. Een van de vragen die wij willen beantwoorden is: \hoe ver verwijdert het deeltje zich vanaf zijn beginpositie in N vrije reizen?" Zoals het guur

28 Hoofdstuk 4 25 Figuur 4.3: Al botsend maakt een deeltje een dronkemanswandeling. De afstand L tussen beginen eindpunt isveel kleiner dan de afgelegde weg P `i. laat zien is de vectoriele verplaatsing L ~ gelijk aan ~L = ~`1 + ~`2 + :::+ ~`N (4.5) waarin ~`i het i e vrije pad is. Om de afgelegde afstand te bepalen rekenen we L ~ L ~ uit: ~L L ~ = ( ~`1 + ~`2 + :::+ ~`N) ( ~`1 + ~`2 + :::+ ~`N) = ~`1 ~`1 + ~`2 ~`2 + :::+2 ~`1 ~`2 +2 ~`1 ~`3 + ::: (4.6) We nemen nu het gemiddelde over vele verschillende realisaties van N vrije paden. In dat geval vallen de kruistermen (zoals ~`1 ~`3) in het gemiddelde weg. De gemiddelde waarde van het product ~`i ~`i is voor alle i juist hetzelfde 1. Kortom: ~L L ~ = N ~`1 ~`1: (4.7) Wij identicieren 2 nu de gemiddelde waarde van het kwadraat van de staplengte ~`1 ~`1 met het kwadraat van de gemiddelde vrije weglengte ` 2. q ~L ~ L L rms = p N ` (4.8) waarin L rms de r.m.s. waarde aangeeft van de afgelegde afstand. Deze r.m.s afstand groeit dus met p N en niet met N! Dit laat zien dat de paden elkaar bijkans opheen en dat je in een aantal stappen maar een klein beetje opschiet, veel minder dan je zou verwachten Afgelegde afstand per eenheid tijd Om te bepalen hoe ver het deeltje komt in een bepaalde tijd t, hoeven we alleen te weten hoeveel stappen er in die tijd kunnen worden genomen. Elk deelpad wordt afgelegd met de gemiddelde snelheid dus: N` = v t: (4.9) Invullen in vgl. (4.8) levert: L rms = p v t ` (4.10)

29 26 Hoofdstuk 4 Tijd L rms 1s 0.53 cm 10 s 1.7 cm 1min 4.1 cm 10 min 13 cm 1uur 32 cm 1dag 1.5 m Tabel 4.1: Netto afstand die afgelegd is door een lucht molecuul. Aanname ` =6 10 ;8 men v = 460 m/s. De afgelegde afstand groeit dus met de wortel uit de tijd. De tabel laat de afstand zien waarover een molecuul uit de lucht diundeert in een bepaald tijdsinterval. Je kan hieruit concluderen dat in de ons omgevende lucht diusie een uiterst traag proces is. In werkelijkheid worden concentratieverschillen in de lucht redelijk snel opgeheven 3. Dit komt omdat de lucht makkelijk in beweging wordt gezet en er stroming ontstaat. 1 In de ene realisatie is dit produkt aan de kleine kant, in een andere juist weer aan de grote kant. Dit argument geldt voor alle i. 2 Dit is niet helemaal correct maar wel bijna. Denk ook aan het verschil tussen vrms 2 en v 2! 3 Je ruikt heel snel dat de gaskraan open staat.

v gem v rms f(v) v (m/s) 0.0020 v α v β 0.0015 f(v) 0.0010 0.0005 v (m/s)

v gem v rms f(v) v (m/s) 0.0020 v α v β 0.0015 f(v) 0.0010 0.0005 v (m/s) Uitwerkingen Hertentamen E.K.T., november. We berekenen eerst het volume van de gases: V : :6 : m. Bij aanvang is de es gevuld tot een druk van :4 6 Pa bij een temperatuur van 9 K. We berekenen het aantal

Nadere informatie

Unificatie. Zwakke Kracht. electro-zwakke kracht. Electriciteit. Maxwell theorie. Magnetisme. Optica. Sterke Kracht. Speciale Relativiteitstheorie

Unificatie. Zwakke Kracht. electro-zwakke kracht. Electriciteit. Maxwell theorie. Magnetisme. Optica. Sterke Kracht. Speciale Relativiteitstheorie Electriciteit Magnetisme Unificatie Maxwell theorie Zwakke Kracht electro-zwakke kracht Optica Statistische Mechanica Speciale Relativiteitstheorie quantumveldentheorie Sterke Kracht Klassieke Mechanica

Nadere informatie

Cursus Vacuümtechniek. Kenniscentrum Mechatronica Eindhoven

Cursus Vacuümtechniek. Kenniscentrum Mechatronica Eindhoven Cursus Vacuümtechniek Kenniscentrum Mechatronica Eindhoven Naslagwerken Vacuümtechniek L.Wolterbeek Muller: Vacuümtechniek, beginselen en toepassingen, ISBN 90-2012203-7, Uitg.: Kluwer Technische Boeken

Nadere informatie

7 College 01/12: Electrische velden, Wet van Gauss

7 College 01/12: Electrische velden, Wet van Gauss 7 College 01/12: Electrische velden, Wet van Gauss Berekening van electrische flux Alleen de component van het veld loodrecht op het oppervlak draagt bij aan de netto flux. We definieren de electrische

Nadere informatie

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2018 theorietoets deel 1

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2018 theorietoets deel 1 Eindronde Natuurkunde Olympiade 2018 theorietoets deel 1 1. Spelen met water (3 punten) Water wordt aan de bovenkant met een verwaarloosbare snelheid in een dakgoot met lengte L = 100 cm gegoten en dat

Nadere informatie

Langere vraag over de theorie

Langere vraag over de theorie Langere vraag over de theorie a) Bereken de potentiaal van een uniform geladen ring met straal R voor een punt dat gelegen is op een afstand x van het centrum van de ring op de as loodrecht op het vlak

Nadere informatie

XXX INTERNATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE PADUA, ITALIË THEORIE-TOETS

XXX INTERNATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE PADUA, ITALIË THEORIE-TOETS XXX INTERNATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE PADUA, ITALIË THEORIE-TOETS 22 juli 1999 70 --- 13 de internationale olympiade Opgave 1. Absorptie van straling door een gas Een cilindervormig vat, met de as vertikaal,

Nadere informatie

Langere vraag over de theorie

Langere vraag over de theorie Langere vraag over de theorie (a) Potentiaal van een uniform geladen ring Totale lading Q uniform verdeeld over de ring met straal R: λ Q πr. Ook hier beperken we de berekening tot punten op de as loodrecht

Nadere informatie

10 Materie en warmte. Onderwerpen. 3.2 Temperatuur en warmte.

10 Materie en warmte. Onderwerpen. 3.2 Temperatuur en warmte. 1 Materie en warmte Onderwerpen - Temperatuur en warmte. - Verschillende temperatuurschalen - Berekening hoeveelheid warmte t.o.v. bepaalde temperatuur. - Thermische geleidbaarheid van een stof. - Warmteweerstand

Nadere informatie

Opgave Zonnestelsel 2005/2006: 7. 7 Het viriaal theorema en de Jeans Massa: Stervorming. 7.1 Het viriaal theorema

Opgave Zonnestelsel 2005/2006: 7. 7 Het viriaal theorema en de Jeans Massa: Stervorming. 7.1 Het viriaal theorema Opgave Zonnestelsel 005/006: 7 7 Het viriaal theorema en de Jeans Massa: Stervorming 7. Het viriaal theorema Het viriaal theorema is van groot belang binnen de sterrenkunde: bij stervorming, planeetvorming

Nadere informatie

Tentamen. Kwantumchemie & Fysica (4051QCHFY-1314FWN) Datum: 10 April Tijd/tijdsduur: 3 uur

Tentamen. Kwantumchemie & Fysica (4051QCHFY-1314FWN) Datum: 10 April Tijd/tijdsduur: 3 uur Tentamen Kwantumchemie & Fysica (4051QCHFY-1314FWN) Datum: 10 April 2014 Tijd/tijdsduur: 3 uur Docent(en) en/of tweede lezer: Dr. F.C. Grozema Prof. dr. L.D.A. Siebbeles Dit tentamen bestaat uit 5 opgaven:

Nadere informatie

Examen Algemene natuurkunde 1, oplossing

Examen Algemene natuurkunde 1, oplossing Examen Algemene natuurkunde 1, oplossing Vraag 1 (6 ptn) De deeltjes m 1 en m 2 bewegen zich op eenzelfde rechte zoals in de figuur. Ze zitten op ramkoers want v 1 > v 2. v w m n Figuur 1: Twee puntmassa

Nadere informatie

1. Langere vraag over de theorie

1. Langere vraag over de theorie 1. Langere vraag over de theorie a) Bereken, vertrekkend van de definitie van capaciteit, de capaciteit van een condensator die bestaat uit twee evenwijdige vlakke platen waarbij de afstand tussen de platen

Nadere informatie

Eindtoets 3BTX1: Thermische Fysica. Datum: 3 juli 2014 Tijd: uur Locatie: paviljoen study hub 2 vak c & d

Eindtoets 3BTX1: Thermische Fysica. Datum: 3 juli 2014 Tijd: uur Locatie: paviljoen study hub 2 vak c & d Eindtoets 3BTX1: Thermische Fysica Datum: 3 juli 2014 Tijd: 9.00-12.00 uur Locatie: paviljoen study hub 2 vak c & d Deze toets bestaat uit 3 opgaven die elk op een nieuwe pagina aanvangen. Maak de opgaven

Nadere informatie

Uitwerkingen van het Tentamen Moleculaire Simulaties - 8C Januari uur

Uitwerkingen van het Tentamen Moleculaire Simulaties - 8C Januari uur Uitwerkingen van het Tentamen Moleculaire Simulaties - 8C030 25 Januari 2007-4.00-7.00 uur Vier algemene opmerkingen: Het tentamen bestaat uit 6 opgaven verdeeld over 3 pagina s. Op pagina 3 staat voor

Nadere informatie

Inhoudsopgave. 0.1 Netwerkmodel voor passieve geleiding langs een zenuwcel.. 2

Inhoudsopgave. 0.1 Netwerkmodel voor passieve geleiding langs een zenuwcel.. 2 Inhoudsopgave 01 Netwerkmodel voor passieve geleiding langs een zenuwcel 2 1 01 Netwerkmodel voor passieve geleiding langs een zenuwcel I Figuur 1: Schematische voorstelling van een deel van een axon Elk

Nadere informatie

Tentamen Moleculaire Simulaties - 8C November uur

Tentamen Moleculaire Simulaties - 8C November uur Tentamen Moleculaire Simulaties - 8C030 11 November 2008-14.00-17.00 uur Vier algemene opmerkingen: Het tentamen bestaat uit 6 opgaven verdeeld over 3 pagina's. Op pagina 3 staat voor iedere opgave het

Nadere informatie

Examen mechanica: oefeningen

Examen mechanica: oefeningen Examen mechanica: oefeningen 22 februari 2013 1 Behoudswetten 1. Een wielrenner met een massa van 80 kg (inclusief de fiets) kan een helling van 4.0 afbollen aan een constante snelheid van 6.0 km/u. Door

Nadere informatie

TENTAMEN. Thermodynamica en Statistische Fysica (TN )

TENTAMEN. Thermodynamica en Statistische Fysica (TN ) TENTAMEN Thermodynamica en Statistische Fysica (TN - 141002) 25 januari 2007 13:30-17:00 Het gebruik van het diktaat is NIET toegestaan Zet op elk papier dat u inlevert uw naam Begin iedere opgave bovenaan

Nadere informatie

Hoofdstuk 23 Electrische Potentiaal. Copyright 2009 Pearson Education, Inc.

Hoofdstuk 23 Electrische Potentiaal. Copyright 2009 Pearson Education, Inc. Hoofdstuk 23 Electrische Potentiaal Elektrische flux Een cilinder van een niet-geleidend materiaal wordt in een elektrisch veld gezet als geschetst. De totale elektrische flux door het oppervlak van de

Nadere informatie

TENTAMEN DYNAMICA ( )

TENTAMEN DYNAMICA ( ) TENTAMEN DYNAMICA (1914001) 8 januari 011, 08:45 1:15 Verzoek: Begin de beantwoording van een nieuwe opgave op een nieuwe pagina. Alleen leesbaar en verzorgd werk kan worden beoordeeld. Opgave 1 (norm:

Nadere informatie

Tentamen Verbrandingstechnologie d.d. 9 maart 2009

Tentamen Verbrandingstechnologie d.d. 9 maart 2009 Tentamen Verbrandingstechnologie d.d. 9 maart 2009 Maak elke opgave op een afzonderlijk vel papier Diktaat mag gebruikt worden, aantekeningen niet Succes! Opgave 1: Diversen (a) Geef de algemene reactie

Nadere informatie

TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME (8N010)

TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME (8N010) TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME (8N010) Opmerkingen: 1. Dit tentamen bestaat uit 4 vragen met in totaal 19 deelvragen. Elke deelvraag levert 3 punten op.. Het is toegestaan gebruik te maken van bijgeleverd

Nadere informatie

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS 1. 23 APRIL 2014 10.30 12.30 uur

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS 1. 23 APRIL 2014 10.30 12.30 uur TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS 1 23 APRIL 2014 10.30 12.30 uur 1 RONDDRAAIENDE MASSA 5pt Een massa zit aan een uiteinde van een touw. De massa ligt op een wrijvingloos oppervlak waar het

Nadere informatie

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS 1 24 APRIL 2013 11:00 12:45 uur MECHANICA 1 Blok en veer. (5 punten) Een blok van 3,0 kg glijdt over een wrijvingsloos tafelblad met een snelheid van 8,0 m/s

Nadere informatie

1. Weten wat potentiaal en potentiaalverschil is 2. Weten wat capaciteit en condensator is 3. Kunnen berekenen van een vervangingscapaciteit

1. Weten wat potentiaal en potentiaalverschil is 2. Weten wat capaciteit en condensator is 3. Kunnen berekenen van een vervangingscapaciteit Hoofdstuk 2 Elektrostatica Doelstellingen 1. Weten wat potentiaal en potentiaalverschil is 2. Weten wat capaciteit en condensator is 3. Kunnen berekenen van een vervangingscapaciteit 2.1 Het elektrisch

Nadere informatie

Essential University Physics Richard Wolfson 2 nd Edition

Essential University Physics Richard Wolfson 2 nd Edition 4-9-013 Chapter Hoofdstuk 6 Lecture 6 Essential University Physics Richard Wolfson nd Edition Arbeid, Energie, en Vermogen 01 Pearson Education, Inc. Slide 6-1 6.1 Arbeid door een Constante Kracht Voor

Nadere informatie

Schriftelijk examen: theorie en oefeningen Fysica: elektromagnetisme

Schriftelijk examen: theorie en oefeningen Fysica: elektromagnetisme Schriftelijk eamen: theorie en oefeningen 2010-2011 Naam en studierichting: Aantal afgegeven bladen, deze opgavebladen niet meegerekend: Gebruik voor elke nieuwe vraag een nieuw blad. Zet op elk blad de

Nadere informatie

In een U-vormige buis bevinden zich drie verschillende, niet mengbare vloeistoffen met dichtheden ρ1, ρ2 en ρ3. De hoogte h1 = 10 cm en h3 = 15 cm.

In een U-vormige buis bevinden zich drie verschillende, niet mengbare vloeistoffen met dichtheden ρ1, ρ2 en ρ3. De hoogte h1 = 10 cm en h3 = 15 cm. Fysica Vraag 1 In een U-vormige buis bevinden zich drie verschillende, niet mengbare vloeistoffen met dichtheden ρ1, ρ2 en ρ3. De hoogte h1 = 1 cm en h3 = 15 cm. De dichtheid ρ3 wordt gegeven door:

Nadere informatie

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1,00.10 3 kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4,19.10 3 J/(kg.

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1,00.10 3 kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4,19.10 3 J/(kg. ste ronde van de 9de Vlaamse Fysica Olympiade Formules ste onde Vlaamse Fysica Olympiade 7 9de Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde De eerste ronde van deze Vlaamse Fysica Olympiade bestaat uit 5 vragen

Nadere informatie

Juli geel Fysica Vraag 1

Juli geel Fysica Vraag 1 Fysica Vraag 1 Een rode en een zwarte sportwagen bevinden zich op een rechte weg. Om de posities van de wagens te beschrijven, wordt een x-as gebruikt die parallel aan de weg georiënteerd is. Op het ogenblik

Nadere informatie

TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME (8N010)

TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME (8N010) TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME (8N010) 2 Juli, 2010, 14:00 17:00 uur Opmerkingen: 1. Dit tentamen bestaat uit 4 vragen met in totaal 19 deelvragen. 2. Werk nauwkeurig en netjes. Als ik het antwoord niet kan

Nadere informatie

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Tweede ronde - theorie toets. 21 juni beschikbare tijd : 2 x 2 uur

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Tweede ronde - theorie toets. 21 juni beschikbare tijd : 2 x 2 uur NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE Tweede ronde - theorie toets 21 juni 2000 beschikbare tijd : 2 x 2 uur 52 --- 12 de tweede ronde DEEL I 1. Eugenia. Onlangs is met een telescoop vanaf de Aarde de ongeveer

Nadere informatie

Verzameling oud-examenvragen

Verzameling oud-examenvragen Verzameling oud-examenvragen Achim Vandierendonck Vraag 1 (6 punten) Beschouw een zeer goede thermische geleider (k ) in de vorm van een cilinder met lengte L en straal a 1. Rond deze geleider zit een

Nadere informatie

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2014 theorietoets deel 1

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2014 theorietoets deel 1 Eindronde Natuurkunde Olympiade 2014 theorietoets deel 1 Opgave 1 Fata Morgana (3p) We hebben een planparallelle plaat met een brekingsindex n(z), die met de afstand z varieert. Zie ook de figuur. a. Toon

Nadere informatie

Hertentamen Statistische en Thermische Fysica II Woensdag 14 februari 2007 Duur: 3 uur

Hertentamen Statistische en Thermische Fysica II Woensdag 14 februari 2007 Duur: 3 uur Hertentamen Statistische en Thermische Fysica II Woensdag 14 februari 2007 Duur: 3 uur Vermeld op elk blad duidelijk je naam, studierichting, en evt. collegekaartnummer! (TIP: lees eerst alle vragen rustig

Nadere informatie

Oplossing examenoefening 2 :

Oplossing examenoefening 2 : Oplossing examenoefening 2 : Opgave (a) : Een geleidende draad is 50 cm lang en heeft een doorsnede van 1 cm 2. De weerstand van de draad bedraagt 2.5 mω. Wat is de geleidbaarheid van het materiaal waaruit

Nadere informatie

UITWERKING. Thermodynamica en Statistische Fysica (TN ) 3 april 2007

UITWERKING. Thermodynamica en Statistische Fysica (TN ) 3 april 2007 UITWERKIG Thermodynamica en Statistische Fysica T - 400) 3 april 007 Opgave. Thermodynamica van een ideaal gas 0 punten) a Proces ) is een irreversibel proces tegen een constante buitendruk, waarvoor geldt

Nadere informatie

Tentamen Mechanica ( )

Tentamen Mechanica ( ) Tentamen Mechanica (20-12-2006) Achter iedere opgave is een indicatie van de tijdsbesteding in minuten gegeven. correspondeert ook met de te behalen punten, in totaal 150. Gebruik van rekenapparaat en

Nadere informatie

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2019 TOETS APRIL 2019 Tijdsduur: 1h45

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2019 TOETS APRIL 2019 Tijdsduur: 1h45 TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2019 TOETS 1 17 APRIL 2019 Tijdsduur: 1h45 Enige constanten en dergelijke MECHANICA 1 Twee prisma`s. (4 punten) Twee gelijkvormige prisma s met een hoek α van 30 hebben

Nadere informatie

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1 Eerste ronde - 3ste Vlaamse Fysica Olympiade 3ste Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde. De eerste ronde van deze Vlaamse Fysica Olympiade bestaat uit 5 vragen met vier mogelijke antwoorden. Er is telkens

Nadere informatie

Gravitatie en kosmologie

Gravitatie en kosmologie Gravitatie en kosmologie FEW cursus Jo van den Brand & Mark Beker Einsteinvergelijkingen: 7 oktober 009 Traagheid van gasdruk SRT: hoe hoger de gasdruk, des te moeilijker is het om het gas te versnellen

Nadere informatie

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Biomedische Technologie, groep Cardiovasculaire Biomechanica

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Biomedische Technologie, groep Cardiovasculaire Biomechanica TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Biomedische Technologie, groep Cardiovasculaire Biomechanica Tentamen Fysica in de Fysiologie (8N7) deel A1, blad 1/4 maandag 1 oktober 27, 9.-1.3 uur Het tentamen

Nadere informatie

ANTWOORDEN EN UITWERKINGEN TENTAMEN QUANTUMMECHANICA 2 VAN 8 JUNI e +" 1 = 1. e (" )=(k BT )

ANTWOORDEN EN UITWERKINGEN TENTAMEN QUANTUMMECHANICA 2 VAN 8 JUNI e + 1 = 1. e ( )=(k BT ) ANTWOORDEN EN UITWERKINGEN TENTAMEN QUANTUMMECHANICA VAN 8 JUNI ) (Andere antwoorden zijn niet noodzakelijk (geheel) incorrect) (a) Volgens het Pauli-principe kunnen fermionen zich niet in dezelfde quantumtoestand

Nadere informatie

Technische Universiteit Eindhoven Tentamen Thermische Fysica II 3NB65. 15 augustus 2011, 9.00-12.00 uur

Technische Universiteit Eindhoven Tentamen Thermische Fysica II 3NB65. 15 augustus 2011, 9.00-12.00 uur Technische Universiteit Eindhoven Tentamen Thermische Fysica II 3NB65 15 augustus 2011, 9.00-12.00 uur Het tentamen bestaat uit drie, de hele stof omvattende opgaven, onderverdeeld in 15 deelopgaven die

Nadere informatie

toelatingsexamen-geneeskunde.be

toelatingsexamen-geneeskunde.be Fysica juli 2009 Laatste update: 31/07/2009. Vragen gebaseerd op het ingangsexamen juli 2009. Vraag 1 Een landingsbaan is 500 lang. Een vliegtuig heeft de volledige lengte van de startbaan nodig om op

Nadere informatie

Schriftelijk examen 2e Ba Biologie Fysica: elektromagnetisme 2011-2012

Schriftelijk examen 2e Ba Biologie Fysica: elektromagnetisme 2011-2012 - Biologie Schriftelijk examen 2e Ba Biologie 2011-2012 Naam en studierichting: Aantal afgegeven bladen, deze opgaven niet meegerekend: Gebruik voor elke nieuwe vraag een nieuw blad. Zet op elk blad de

Nadere informatie

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Tentamen OGO Fysisch Experimenteren voor minor AP (3MN10) Tentamen Inleiding Experimentele Fysica (3AA10)

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Tentamen OGO Fysisch Experimenteren voor minor AP (3MN10) Tentamen Inleiding Experimentele Fysica (3AA10) TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Tentamen OGO Fysisch Experimenteren voor minor AP (3MN10) Tentamen Inleiding Experimentele Fysica (3AA10) d.d. 30 oktober 2009 van 9:00 12:00 uur Vul de presentiekaart

Nadere informatie

Tentamen Inleiding Quantumchemie (MST1171)

Tentamen Inleiding Quantumchemie (MST1171) Datum: 3 April 7 Tentamen Inleiding Quantumchemie (MST1171) *** Schrijf duidelijk je naam, je Leidse studienummer en studierichting op je antwoordblad *** *** Het tentamen bestaat uit vijf opgaven. Maak

Nadere informatie

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN FACULTEIT TECHNISCHE NATUURKUNDE GROEP TRANSPORTFYSICA

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN FACULTEIT TECHNISCHE NATUURKUNDE GROEP TRANSPORTFYSICA TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN FACULTEIT TECHNISCHE NATUURKUNDE GROEP TRANSPORTFYSICA Tentamen Stroming & Diffusie (3D030) op donderdag 7 augustus 2008, 14.00-17.00 uur. 1. Beantwoord de volgende vragen

Nadere informatie

Het drie-reservoirs probleem

Het drie-reservoirs probleem Modelleren A WH01 Het drie-reservoirs probleem Michiel Schipperen (0751733) Stephan van den Berkmortel (077098) Begeleider: Arris Tijsseling juni 01 Inhoudsopgave 1 Samenvatting Inleiding.1 De probleemstelling.................................

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2000-II

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2000-II Eindexamen natuurkunde havo 2000-II 4 Antwoordmodel Opgave Slijtage bovenleiding uitkomst: m =,87 0 6 kg Het afgesleten volume is: V = (98,8 78,7) 0-6 5200 0 3 2 = 2,090 0 2 m 3. Hieruit volgt dat m =

Nadere informatie

Theorie windmodellen 15.1

Theorie windmodellen 15.1 Theorie windmodellen 15.1 15 THEORIE WINDMODELLEN 15.1 Inleiding Doordat er drukverschillen zijn in de atmosfeer waait er wind. Tengevolge van horizontale drukverschillen zal een luchtbeweging willen ontstaan

Nadere informatie

Thermodynamica. Daniël Slenders Faculteit Ingenieurswetenschappen Katholieke Universiteit Leuven

Thermodynamica. Daniël Slenders Faculteit Ingenieurswetenschappen Katholieke Universiteit Leuven Thermodynamica Daniël Slenders Faculteit Ingenieurswetenschappen Katholieke Universiteit Leuven Academiejaar 2009-2010 Inhoudsopgave Eerste hoofdwet - deel 1 3 Oefening 1.1......................................

Nadere informatie

De massadichtheid, dichtheid of soortelijke massa van een stof is de massa die aanwezig is in een bepaald

De massadichtheid, dichtheid of soortelijke massa van een stof is de massa die aanwezig is in een bepaald Hieronder wordt uitgelegd wat massadichtheid betekent. De massadichtheid, dichtheid of soortelijke massa van een stof is de massa die aanwezig is in een bepaald volume. De massadichtheid is dus bijvoorbeeld

Nadere informatie

Fysica. Indien dezelfde kracht werkt op een voorwerp met massa m 1 + m 2, is de versnelling van dat voorwerp gelijk aan: <A> 18,0 m/s 2.

Fysica. Indien dezelfde kracht werkt op een voorwerp met massa m 1 + m 2, is de versnelling van dat voorwerp gelijk aan: <A> 18,0 m/s 2. Vraag 1 Beschouw volgende situatie nabij het aardoppervlak. Een blok met massa m 1 is via een touw verbonden met een ander blok met massa m 2 (zie figuur). Het blok met massa m 1 schuift over een helling

Nadere informatie

Phydrostatisch = gh (6)

Phydrostatisch = gh (6) Proefopstellingen: Bernoulli-opstelling De Bernoulli-vergelijking (2) kan goed worden bestudeerd met een opstelling zoals in figuur 4. In de figuur staat de luchtdruk aangegeven met P0. Uiterst links staat

Nadere informatie

Dimensies, eenheden en de Maxwell vergelijkingen

Dimensies, eenheden en de Maxwell vergelijkingen Dimensies, eenheden en de Maxwell vergelijkingen Alexander Sevrin 1 Inleiding De keuze van dimensies en eenheden in het elektromagnetisme is ver van eenduidig. Hoewel het SI systeem één en ander ondubbelzinnig

Nadere informatie

Kwantummechanica HOVO cursus. Jo van den Brand Lecture 4: 13 oktober 2016

Kwantummechanica HOVO cursus. Jo van den Brand Lecture 4: 13 oktober 2016 Kwantummechanica HOVO cursus Jo van den Brand Lecture 4: 13 oktober 2016 Copyright (C) VU University Amsterdam 2016 Overzicht Algemene informatie Jo van den Brand Email: jo@nikhef.nl 0620 539 484 / 020

Nadere informatie

tentamen stromingsleer (wb1225), Faculteit 3mE, TU Delft, 28 juni 2011, u

tentamen stromingsleer (wb1225), Faculteit 3mE, TU Delft, 28 juni 2011, u Dit tentamen bestaat uit twee delen: deel I bestaat uit 7 meerkeuzevragen en deel II bestaat uit twee open vragen. Deel I staat voor 40% van uw eindcijfer. Deel I invullen op het bijgeleverde formulier.

Nadere informatie

Correctievoorschrift Schoolexamen Moderne Natuurkunde

Correctievoorschrift Schoolexamen Moderne Natuurkunde Correctievoorschrift Schoolexamen Moderne Natuurkunde Natuurkunde 1, VWO 6 9 maart 004 Tijdsduur: 90 minuten Regels voor de beoordeling: In zijn algemeenheid geldt dat het werk wordt nagekeken volgens

Nadere informatie

Juli blauw Fysica Vraag 1

Juli blauw Fysica Vraag 1 Fysica Vraag 1 Een rode en een zwarte sportwagen bevinden zich op een rechte weg. Om de posities van de wagens te beschrijven, wordt een x-as gebruikt die parallel aan de weg georiënteerd is. Op het ogenblik

Nadere informatie

1 Het principe van d Alembert

1 Het principe van d Alembert 1 Het principe van d Alembert Gegeven een systeem, bestaande uit n deeltjes, elk met plaatscoördinaat r i en massa m i, i {1,, n}. Uit de tweede wet van Newton volgt onmiddellijk: p i F t i + f i, 1.1

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Materialen

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Materialen Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Materi Samenvatting door een scholier 1210 woorden 6 april 2015 6,9 35 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Hoofdstuk 3: Materi Eigenschappen van moleculen: -Ze verschillen

Nadere informatie

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2015 theorietoets deel 1

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2015 theorietoets deel 1 Eindronde Natuurkunde Olympiade 2015 theorietoets deel 1 Opgave 1 Botsend blokje (5p) Een blok met een massa van 10 kg glijdt over een glad oppervlak. Hoek D botst tegen een klein vastzittend blokje S

Nadere informatie

Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Besluit eindexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.

Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Besluit eindexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o. I V- 14 EINDEXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1977 Woensdag II mei, 9.30-12.30 uur NATUURKUNDE Zie ommezijde Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het

Nadere informatie

Bewerkingen met krachten

Bewerkingen met krachten 21 Bewerkingen met krachten Opgeloste Vraagstukken 2.1. Bepaal het moment van de kracht van 2N uir Fig. 2-3 rond het punt O. Laat de loodrechte OD neer vanuit O op de rechte waarlangs de kracht van 2N

Nadere informatie

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN FACULTEIT WERKTUIGBOUWKUNDE DIVISIE COMPUTATIONAL AND EXPERIMENTAL MECHANICS

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN FACULTEIT WERKTUIGBOUWKUNDE DIVISIE COMPUTATIONAL AND EXPERIMENTAL MECHANICS TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN FACULTEIT WERKTUIGBOUWKUNDE DIVISIE COMPUTATIONAL AND EXPERIMENTAL MECHANICS Tentamen Polymeerverwerking (4K550) donderdag 5 juli 2007, 14:00-17:00. Bij het tentamen mag

Nadere informatie

Uitwerkingen van het Tentamen Moleculaire Simulaties - 8C Januari uur

Uitwerkingen van het Tentamen Moleculaire Simulaties - 8C Januari uur Uitwerkingen van het Tentamen Moleculaire Simulaties - 8C030 Januari 2008-4.00-7.00 uur Vier algemene opmerkingen Het tentamen bestaat uit 6 opgaven verdeeld over 3 pagina's. Op pagina 3 staat voor iedere

Nadere informatie

Inleiding tot de dynamica van atmosferen Krachten

Inleiding tot de dynamica van atmosferen Krachten Inleiding tot de dynamica van atmosferen Krachten P. Termonia vakgroep wiskundige natuurkunde en sterrenkunde, UGent Inleiding tot de dynamica van atmosferen p.1/35 Inhoud 1. conventies: notatie 2. luchtdeeltjes

Nadere informatie

www. Fysica 1997-1 Vraag 1 Een herdershond moet een kudde schapen, die over haar totale lengte steeds 50 meter lang blijft, naar een 800 meter verderop gelegen schuur brengen. Door steeds van de kop van

Nadere informatie

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN FACULTEIT DER TECHNISCHE NATUURKUNDE GROEP TRANSPORTFYSICA

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN FACULTEIT DER TECHNISCHE NATUURKUNDE GROEP TRANSPORTFYSICA TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN FACULTEIT DER TECHNISCHE NATUURKUNDE GROEP TRANSPORTFYSICA Tentamen Thermische Fysica 1 (3NB60), op woensdag 13 april 2011, 900-1200 uur Het tentamen levert maximaal 100

Nadere informatie

Tentamen. Elektriciteit en Magnetisme 1. Woensdag 20 juni :00-12:00. Leg je collegekaart aan de rechterkant van de tafel.

Tentamen. Elektriciteit en Magnetisme 1. Woensdag 20 juni :00-12:00. Leg je collegekaart aan de rechterkant van de tafel. Tentamen Elektriciteit en Magnetisme 1 Woensdag 20 juni 2012 09:00-12:00 Leg je collegekaart aan de rechterkant van de tafel. Schrijf op elk vel uw naam en studentnummer. Schrijf leesbaar. Maak elke opgave

Nadere informatie

TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME

TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME TENTMEN ELEKTROMGNETISME 23 juni 2003, 14.00 17.00 uur Dit tentamen bestaat uit 4 opgaven. OPGVE 1 Gegeven is een zeer dunne draad B waarop zch een elektrische lading Q bevindt die homogeen over de lengte

Nadere informatie

Maar het leidde ook tot een uitkomst die essentieel is in mijn werkstuk van een Stabiel Heelal.

Maar het leidde ook tot een uitkomst die essentieel is in mijn werkstuk van een Stabiel Heelal. -09-5 Bijlage voor Stabiel Heelal. --------------------------------------- In deze bijlage wordt onderzocht hoe in mijn visie materie, ruimte en energie zich tot elkaar verhouden. Op zichzelf was de fascinatie

Nadere informatie

Examen Statistische Thermodynamica

Examen Statistische Thermodynamica Examen Statistische Thermodynamica Alexander Mertens 8 juni 014 Dit zijn de vragen van het examen statistische thermodynamica op donderdag 6 juni 014. De vragen zijn overgeschreven door Sander Belmans

Nadere informatie

Vrijdag 19 augustus, 9.30-12.30 uur

Vrijdag 19 augustus, 9.30-12.30 uur EINDEXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1977 Vrijdag 19 augustus, 9.30-12.30 uur NATUURKUNDE Zie ommezijde Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Besluit

Nadere informatie

jaar: 1989 nummer: 25

jaar: 1989 nummer: 25 jaar: 1989 nummer: 25 Op een hoogte h 1 = 3 m heeft een verticaal vallend voorwerp, met een massa m = 0,200 kg, een snelheid v = 12 m/s. Dit voorwerp botst op een horizontale vloer en bereikt daarna een

Nadere informatie

Technische Universiteit Eindhoven Tentamen Thermische Fysica II 3NB65. 5 juli 2013, uur

Technische Universiteit Eindhoven Tentamen Thermische Fysica II 3NB65. 5 juli 2013, uur Technische Universiteit Eindhoven Tentamen Thermische Fysica II 3NB65 5 juli 2013, 9.00-12.00 uur Het tentamen bestaat uit drie, de hele stof omvattende opgaven, onderverdeeld in 15 deelopgaven die bij

Nadere informatie

3. Beschouw een zeer goede thermische geleider ( k ) in de vorm van een cilinder met lengte L en straal a

3. Beschouw een zeer goede thermische geleider ( k ) in de vorm van een cilinder met lengte L en straal a 1. Op een vierkantig substraat bevinden zich 4 IC s (warmtebronnen), zoals op de bijgevoegde figuur. Als een van de warmtebronnen een vermogen van 1W dissipeert als warmte (en de andere geen vermogen dissiperen),

Nadere informatie

4. Maak een tekening:

4. Maak een tekening: . De versnelling van elk deel van de trein is hetzelfde, dus wordt de kracht op de koppeling tussen de 3e en 4e wagon bepaald door de fractie van de massa die er achter hangt, en wordt dus gegeven door

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door C. 2009 woorden 16 januari 2014 7,2 6 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Hoofdstuk 1 Elektriciteit 1.1 Er bestaan twee soorten elektrische lading

Nadere informatie

Juli blauw Vraag 1. Fysica

Juli blauw Vraag 1. Fysica Vraag 1 Beschouw volgende situatie in een kamer aan het aardoppervlak. Een homogene balk met massa 6, kg is symmetrisch opgehangen aan de touwen A en B. De touwen maken elk een hoek van 3 met de horizontale.

Nadere informatie

Wiskunde Vraag 1. Vraag 2. Vraag 3. Vraag 4 21/12/2008

Wiskunde Vraag 1. Vraag 2. Vraag 3. Vraag 4 21/12/2008 Wiskunde 007- //008 Vraag Veronderstel dat de concentraties in het bloed van stof A en van stof B omgekeerd evenredig zijn en positief. Als de concentratie van stof A met p % toeneemt, dan zal de concentratie

Nadere informatie

Theory DutchBE (Belgium) De grote hadronen botsingsmachine (LHC) (10 punten)

Theory DutchBE (Belgium) De grote hadronen botsingsmachine (LHC) (10 punten) Q3-1 De grote hadronen botsingsmachine (LHC) (10 punten) Lees eerst de algemene instructies in de aparte envelop alvorens te starten met deze vraag. In deze opdracht wordt de fysica van de deeltjesversneller

Nadere informatie

Aventuri met Bernoulli De wet van Bernoulli toegepast

Aventuri met Bernoulli De wet van Bernoulli toegepast Inleiding l in de 18e eeuw bedacht Daniel Bernoulli het natuurkundige principe om te vliegen. De wet van Bernoulli is de wet van behoud van energie voor een sterk vereenvoudigde situatie waarin alleen

Nadere informatie

Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden. Vraag 1

Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden. Vraag 1 Vraag 1 Twee stenen van op dezelfde hoogte horizontaal weggeworpen in het punt A: steen 1 met een snelheid v 1 en steen 2 met snelheid v 2 Steen 1 komt neer op een afstand x 1 van het punt O en steen 2

Nadere informatie

Bewijzen hoofdstuk 2

Bewijzen hoofdstuk 2 Bewijzen hoofdstuk 2 1 Bewijzen hoofdstuk 3 2 Bewijzen hoofdstuk 5 3 Bewijzen hoofdstuk 6 4 5 Bewijzen hoofdstuk 7&8 6 7 8 9 10 11 Bewijzen hoofdstuk 9 Bewijs H9 Bewijs H9 Verband kracht en impuls Tweede

Nadere informatie

1 VRIJE TRILLINGEN 1.0 INLEIDING 1.1 HARMONISCHE OSCILLATOREN. 1.1.1 het massa-veersysteem. Hoofdstuk 1 - Vrije trillingen

1 VRIJE TRILLINGEN 1.0 INLEIDING 1.1 HARMONISCHE OSCILLATOREN. 1.1.1 het massa-veersysteem. Hoofdstuk 1 - Vrije trillingen 1 VRIJE TRILLINGEN 1.0 INLEIDING Veel fysische systemen, van groot tot klein, mechanisch en elektrisch, kunnen trillingen uitvoeren. Daarom is in de natuurkunde het bestuderen van trillingen van groot

Nadere informatie

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5 Vraag 1 Een hoeveelheid ideaal gas is opgesloten in een vat van 1 liter bij 10 C en bij een druk van 3 bar. We vergroten het volume tot 10 liter bij 100 C. De einddruk van het gas is dan gelijk aan: a.

Nadere informatie

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2013 theorietoets deel 1

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2013 theorietoets deel 1 Eindronde Natuurkunde Olympiade 2013 theorietoets deel 1 Opgave 1 Helikopter (3p) Een helikopter A kan in de lucht stilhangen als het geleverde vermogen door de motor P is. Een tweede helikopter B is een

Nadere informatie

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2017 TOETS APRIL :00 12:45 uur

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2017 TOETS APRIL :00 12:45 uur TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2017 TOETS 1 12 APRIL 2017 11:00 12:45 uur 1 Eenheden. (3 punten) Een helikopter kan stil hangen in de lucht als de motor van de helikopter een vermogen levert. Een

Nadere informatie

TENTAMEN DYNAMICA (140302) 29 januari 2010, 9:00-12:30

TENTAMEN DYNAMICA (140302) 29 januari 2010, 9:00-12:30 TENTAMEN DYNAMICA (14030) 9 januari 010, 9:00-1:30 Verzoek: begin de beantwoording van een nieuwe vraag op een nieuwe pagina. En schrijf duidelijk: alleen leesbaar en verzorgd werk kan worden nagekeken.

Nadere informatie

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN FACULTEIT WERKTUIGBOUWKUNDE DIVISIE COMPUTATIONAL AND EXPERIMENTAL MECHANICS

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN FACULTEIT WERKTUIGBOUWKUNDE DIVISIE COMPUTATIONAL AND EXPERIMENTAL MECHANICS TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN FACULTEIT WERKTUIGBOUWKUNDE DIVISIE COMPUTATIONAL AND EXPERIMENTAL MECHANICS Tentamen Polymeerverwerking (4K550) dinsdag 4 juli 2006, 14:00-17:00. Bij het tentamen mag

Nadere informatie

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2012 TOETS APRIL uur

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2012 TOETS APRIL uur TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2012 TOETS 1 26 APRIL 2012 10.30 12.30 uur 1. STOK IN WATER Een homogene stok met een dichtheid van 0,60 kg/dm 3 is draaibaar aan een onderwater gelegen steen bevestigd.

Nadere informatie

Speciale relativiteitstheorie

Speciale relativiteitstheorie Speciale relativiteitstheorie en hoe u die zelf had kunnen bedenken. Utrecht Les 1 en 2: Elektromagnetisme en licht Dr. Harm van der Lek vdlek@vdlek.nl Natuurkunde hobbyist Overzicht Les 1 en 2: Elektromagnetisme

Nadere informatie

Tentamen Inleiding Warmte en Stroming (4B260)

Tentamen Inleiding Warmte en Stroming (4B260) Tentamen Inleiding Warmte en Stroming (4B260) 9 maart 2009, 9.00 12.00 uur MOTIVEER ALLE ANTWOORDEN DE NORMERING EN EEN FORMULEBLAD ZIJN BIJGEVOEGD Ogave 1: Drukverdeling in een centrifuge Een cilindrisch

Nadere informatie

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 7.1 Fasen en dichtheid Een stukje scheikunde 1. Intermoleculaire ruimte 2. Hogere temperatuur, hogere snelheid 3.

Nadere informatie

Deel 1 : Mechanica. 2 de jaar 2 de graad (2uur) Inhoudstafel. - a -

Deel 1 : Mechanica. 2 de jaar 2 de graad (2uur) Inhoudstafel. - a - - a - Deel 1 : Mechanica Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 2: Hoodstuk 3: Hoodstuk 4: Inleiding grootheden en eenheden Gebruik voorvoegsels... Wetenschappelijke notatie... Lengtematen, oppervlaktematen en inhoudsmaten...

Nadere informatie

Als de trapper in de stand van figuur 1 staat, oefent de voet de in figuur 2 aangegeven verticale kracht uit op het rechter pedaal.

Als de trapper in de stand van figuur 1 staat, oefent de voet de in figuur 2 aangegeven verticale kracht uit op het rechter pedaal. Natuurkunde Havo 1984-II Opgave 1 Fietsen Iemand rijdt op een fiets. Beide pedalen beschrijven een eenparige cirkelbeweging ten opzichte van de fiets. Tijdens het fietsen oefent de berijder periodiek een

Nadere informatie