FPA-1200/5000 : Modulair adresseerbare brandmeldcentrale. RPS programmatie:addresseringsgedeelte FPA-1200/

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "FPA-1200/5000 : Modulair adresseerbare brandmeldcentrale. RPS programmatie:addresseringsgedeelte FPA-1200/5000. www.rassecurity."

Transcriptie

1 FPA-1200/5000 : Modulair adresseerbare brandmeldcentrale RPS programmatie:addresseringsgedeelte FPA-1200/5000

2 1 INLOGGEN IN DE RPS SOFTWARE : BASIS MOGELIJKHEDEN IN DE RPS SOFTWARE : WIJZIGEN VAN DE TAAL: VIEW: PANEL LIST: OPERATOR LIST: TEMPLATE LIST: ACTIVITY LIST: PROGRAMMATIE VAN DE FPA 1200/5000 VIA DE RPS SOFTWARE : NIEUWE CENTRALE FPA 1200/5000 AANMAKEN: PROGRAMMATIE LAY-OUT VAN NIEUWE CENTRALE : INFORMATIE BLOK: Network Settings: Customer Information: Support information CONNECTIE MAKEN MET DE CENTRALE: TYPE BEKABELING VOOR PROGRAMMATIE: CONNECTIE MET CENTRALE OPZETTEN: Via USB Kabel: Installatie Driver: Connectie via USB kabel: Via seriële kabel: PROGRAMMATIE IN CENTRALE LADEN(DOWNLOADEN): PROGRAMMATIE UIT DE CENTRALE HALEN(UPLOADEN): CENTRALE UPGRADEN NAAR EEN NIEUWERE FIRMWARE VERSIE: INLEZEN VAN DE MODULES IN ONZE PROGRAMMATIE: PANEEL INSTELLEN MODULES : LSN 0300A/1500A Manuele adressering: Uitlezen van manueel geadresseerde elementen via de RPS software Fouten die kunnen voorvallen bij het nemen van een scan AUTOMATISCH AANLEREN VAN DE ELEMENTEN: (AANBEVOLEN) MPC PANEL CONTROLLER: Ground: Key positions: Instellen RS232 poort: Inputs: Usage Type: Address: Label: Ver 1.00

3 Allowed administration: Activated If: BCM 0000 A: BATTERIJMODULE de batterijparen: de Main power: de rail power: de AUX voedingsuitgangen: BCM module in 1 keer volledig configureren: NZM-0002-A:SIRENE MODULE: Nac/Signalling Circuits: Address: Drill activation: Test Activation: Allowed Administrations: Label: Usage Type: Protocol: AUX Ingang en Battery: Algemene Module instellingen: CZM MODULE: CONVENTIONELE ZONE MODULE: RELAISMODULE: RML 0008 A: Relay 1-8: Use As: Address: Allowed Administrations: Label: Stand-by Mode: COMMUNICATIEMODULE: IOS 0020 A: RS232/20mA sturing: S20/RS232: Connected With: Address: Label: LUS ELEMENTEN INSTELLEN: PUNTDETECTOREN: FAP-O420/FAP-DO Usage Type: Address: Dependencies: Intermidiate storage alarm: Reset Action: Allowed Administrations: Activate remote indicator: Green operational LED blinking: Label: Sensitivity: Further sensitivity: FAP-OT 420/FAP-DOT Sensitivity: Further sensitivity: FAP-OTC 420/FAP-DOTC Sensitivity: FAP-O520/FAP-OC Sensitivity: Ver

4 FAH-T HANDBRANDMELDERS: FMC 420RW/DM210/SM210: Usage type: Address: Allowed Administrations: Label: INTERFACEMODULES: FLM-420-I2/FLM-420-I8R Usage type: Allowed Administrations: Label: Monitoring + Activated If: FLM-420-RLV1/FLM-420-RLV Use As: Address: Allowed Administrations: Label: Stand-by mode: FLM-420-4/CON FLM-420-RHV Use As: Address: Standby-mode: Feedback line 1: Ver 1.00

5 1 INLOGGEN IN DE RPS SOFTWARE : Wij gaan dubbel klikken op het RPS icoon zodat de software geopend wordt: Daarna verschijnt het inlogscherm. Als wij nu inloggen met een gebruiker die voldoende rechten heeft kunnen we verder met de programmatie van onze brandmeldcentrale. Standaard gebruiker: User Name: admin Password: default of 1111 Wij raden aan om de RPS software zoveel als mogelijk te gebruiken in het Engels. Dit om enige verwarring bij eventuele onduidelijke vertalingen te vermijden. Ver

6 2 BASIS MOGELIJKHEDEN IN DE RPS SOFTWARE : Eenmaal wij goed zijn ingelogd in onze software krijgen we het volgende basis scherm: Straks gaan we uitgebreid bespreken hoe we een centrale moeten gaan programmeren. Maar eerst gaan we eens kijken welke de mogelijkheden zijn in deze software naast de programmatie van een centrale. 2.1 WIJZIGEN VAN DE TAAL: Dit kan vrij eenvoudig door Language te selecteren en de juiste te taal uit deze lijst aan te duiden. U kunt dus uit deze lijst kiezen in welke taal de software gebruikt wordt. Opmerking: Wij raden aan om deze software in het Engels te gebruiken om eventuele verwarring te voorkomen. Ook is het makkelijker om een goede support te kunnen bieden aan zowel de Nederlandstalige of Franstalige klanten. Belangrijk is dat deze taal enkel kan gewijzigd worden in het basisscherm van ons software pakket. 6 Ver 1.00

7 2.2 VIEW: Hier hebben we de mogelijkheid om te beslissen wat we willen uitvoeren in deze software PANEL LIST: Hier krijgen we een overzicht van alle klanten die reeds werden gecreëerd. Ook heb ik de mogelijk om te beginnen aan een nieuwe klant programmatie. In mijn voorbeeld ziet u dat er momenteel 3 klanten gecreëerd werden. Als ik nu een van de klanten wil gaan openen dan doen wij dit gewoon door te dubbel klikken op de correcte fiche. Verder in deze handleiding leggen wij uit hoe er nieuwe klanten aangemaakt en ook geprogrammeerd kunnen worden OPERATOR LIST: Als wij deze lijst geselecteerd hebben kunnen we eventueel nieuwe/bestaande gebruikers aanmaken/aanpassen voor de RPS software. Om een nieuwe gebruiker aan te maken is het vrij eenvoudig. Eenmaal we de operator lijst hebben geselecteerd kunnen we op new drukken. U krijgt nu een nieuw kader op het scherm waar we de instellingen van deze gebruiker kunnen aanpassen. Ver

8 gebruiker. Maar ook hier terug informatief. User Name: De gebruikersnaam die ingevoerd moet worden bij het inloggen van de software. In mijn geval heb ik hier 2 geprogrammeerd. Dit om sneller te kunnen inloggen in mijn software. Full Name: Dit is de volledige naam van de gebruiker. Deze is informatief en moet niet noodzakelijk ingevoerd worden. Ik raad aan om dit wel te doen zodat u achteraf altijd weet welke deze gebruikers is. Description: Hier kunt u een omschrijving geven van de gebruiker die werd aangemaakt. Ook dit is informatief. Address: Hier kan u het adres invoeren van de gebruiker. Maar ook terug niet noodzakelijk. Voice Phone: Het telefoon nummer van deze Password: Dit is het paswoord die zal moeten ingevoerd worden als u wil inloggen in de RPS software met deze gebruiker. Dit paswoord kan aangemaakt worden van 1 tot en met 12 karakters. In mijn geval heb ik paswoord 2 aangemaakt.. Zo kan ik straks heel makkelijk inloggen met gebruikersnaam 2 en paswoord 2. Want in mijn geval ben ik toch de enige technieker die met deze PC werkt. Vandaar is de beveiliging van deze software minder belangrijk. Confirm Password: Hier moeten we het paswoord nogmaals bevestigen voordat het kan worden aanvaard. Creation Date: Is de datum wanneer u de klant hebt aangemaakt. Dit wordt automatisch door de software ingevoerd. Last Modified: Dit is datum wanneer deze gebruiker het laatst werd gewijzigd. Ook deze wordt automatisch door de software ingevoerd. Security Level: Hiermee bepaald u wat de gebruiker allemaal wel of niet zou kunnen uitvoeren. Het laagste level is natuurlijk 0 en het hoogste level is 15. Het is ook aangewezen om dit op 15 te plaatsen om zeker te zijn dat u alles kunt gebruiken in deze software. Opmerking: Enkel een gebruiker met een Level 15 kan de andere gebruikers aanpassen. Vandaar hebt u op zijn minst altijd 1 gebruikers nodig die beschikt over een autorisatie met Level15. Language: Hier kunnen we gaan kiezen welke taal dat we willen krijgen in de software bij het inloggen van deze gebruiker. Wij raden aan om dit op het Engels te plaatsen om eventuele verwarring van vertalingen te vermijden. *enkel deze velden moeten ingevoerd worden voor het aanmaken van de gebruiker. De andere parameters zijn eerder informatief. Als u een bestaande gebruiker wil gaan aanpassen moeten we in onze lijst op de correcte gebruiker dubbel klikken en nadien edit aanklikken om de velden vrij te geven. Nu kunnen we terug alle parameters aanpassen zoals daarnet besproken. Opslaan doe je door op OK te drukken. 8 Ver 1.00

9 2.2.3 TEMPLATE LIST: Deze lijst kan gebruikt worden als een soort van voorbeeldprogrammatie. Als u dan eventueel nieuwe installaties moet gaan programmeren kan u altijd met één van deze templates verder werken. Wij gaan dit meestal niet gaan toepassen omdat u ook altijd snel en makkelijk een kopie kunt nemen van bestaande klantfiches. Maar stel dat u toch met deze templates werkt doen wij dit als volgt. Selecteer het venster van de templates: Als wij nu op new klikken kunnen we een nieuwe klant aanmaken. Deze wordt dan niet opgeslagen tussen de bestaande klanten maar bij de template list. Eenmaal u de correcte centrale en ook de juiste versie geselecteerd hebt, zien we dat er een invoervenster tevoorschijn komt. Volgende zaken kunnen we invoeren: Template name: Hier gaan wij een naam aan de klanten fiche geven. Als er tekens gebruikt worden die niet ondersteund worden krijgt u volgende melding: Deze worden ook niet aanvaard als u deze wilt invoeren. Address: Hier kan u eventueel een adres invoeren van waar de installatie gelegen is. Maar bij een template is dit minder van toepassing.aangezien wij deze fiches meestal gebruiken voor verschillende installaties. Panel phone: Hier kan u het telefoonnummer van de klant invoeren. Dit is informatief. Contract: Eventueel een contractnummer van de installatie. Ook hier gaan we dit meestal niet toepassen bij een template. Voice phone: Eventueel nog een bijkomend telefoonnummer. Ook terug informatie en niet noodzakelijk. Description & Account Notes: Bij deze 2 kaders kunnen we eventueel extra info gaan opgeven. Dit kan handig zijn om de verschillende templates van elkaar te onderscheiden. Ver

10 2.2.4 ACTIVITY LIST: In deze RPS software is er ook een historiek voorzien die u toont wat er allemaal gebeurt is in deze RPS software. Zo kunt u zien welke gebruiker er het laatst in de software was ingelogd. Zo eventueel ook welke klanten fiche er laatst werd aangemaakt of geopend, enz Wij zien dat deze historiek weergegeven wordt in chronologische volgorde beginnend met de laatste evenement. Willen wij nu een bepaalde periode gaan controleren dan maken wij best gebruik van de filter. Deze kunnen we opvragen door op volgend icoon te drukken. U krijgt volgend kader te zien: Nu kunnen we ook gaan bepalen of we alle info wensen of eerder beperkte info gaan opvragen. Account activity: Dit heeft u een overzicht terug van alle programmatiefiches die werden geopend. Operator activity: Hier zien we welke gebruikers ingelogd hebben in deze software en natuurlijk ook wanneer ze uitgelogd werden. System activity: Deze zegt wanneer de software opgestart en eventueel afgesloten werd. Import/Export: U krijgt hier een overzicht van welke fiche er geëxporteerd werden en welke eventueel geïmporteerd werden. Als u specifiek informatie wilt van een bepaalde programmatie kunt u hier ook gaan op filteren. Dan selecteert u de correcte fiche of account nummer: Alles over het basisscherm van de RPS werd nu uitgelegd nu kunnen we overgaan tot de programmatie van de centrale. 10 Ver 1.00

11 3 PROGRAMMATIE VAN DE FPA 1200/5000 VIA DE RPS SOFTWARE : 3.1 NIEUWE CENTRALE FPA 1200/5000 AANMAKEN: Om een nieuwe centrale aan te maken is het belangrijk dat wij ervoor zorgen dat we de Panel list geselecteerd hebben in onze RPS software. Als we dit scherm hebben kunnen we een nieuwe klantenfiche aanmaken door op nieuw te drukken en het correcte paneel in de lijst te gaan selecteren. Om te weten welke versie u paneel heeft moeten we dit controleren op de display van onze controller waar de PC op aangesloten is. In ons voorbeeld zien we dus dat onze centrale over een V2.11 beschikt dus kunnen we nu de correcte centrale selecteren voor de aanmaak van een nieuwe programmatie. Natuurlijk is het ook belangrijk om te weten dat het gaat om een FPA 5000 of toch een FPA-1200 centrale. Fysiek kunt u deze beide onderscheiden van elkaar door het kleur van de kader van het paneel. Ver

12 ALARM ALARM Onderhoud Doormelding Doormelding fout Aard fout Batterij fout Power Storing Signaal uit ABC DEF 5 6 GH I JKL MNO 8 9 PQRS TUV WXYZ * 0 # Onderhoud Doormelding Doormelding fout Aard fout Batterij fout Power Storing Signaal uit ABC DEF 5 6 GH I JKL MNO 8 9 PQRS TUV WXYZ * 0 # Systeemdeel uit Systeemdeel uit Vrijgave Vrijgave FPA-1200-MPC MPC-5000-C(FPA-5000) In ons geval hebben we een zwarte kader dus weten we dat het hier om een FPA 5000 centrale gaat. Op deze manier kunnen we de juiste fiche aanmaken. Wij dubbel klikken vervolgens op de correcte fiche zodat de fiche kan aangemaakt worden en we de gegevens van de klant kunnen invoeren. in gebouw zal bedienen en beheren. Volgende gegevens worden ingevuld: Panel name: Naam die u aan deze programmatie wilt linken. Meestal is dit een naam van de installatie. Address: Hier kunnen we de adresgegevens van de site invoeren. Dit is informatief en heeft dus geen invloed op de programmatie van de centrale. Panel Phone: Hier vul ik de telefoonnummer in van de bevoegde persoon van de brandcentrale. Zo kunnen techniekers die over deze programmatie beschikken controleren wie men op de hoogte moet brengen van een eventueel onderhoud, aanpassingen, Contact: Meestal de naam van de bevoegde persoon die de brandcentrale Voice phone: Deze heb ik niet ingevoerd maar hier zou u eventueel het GSM nummer van de bevoegde persoon invoeren. Description: Dit is terug een invulkader die informatief kan in gevoerd worden met eventuele belangrijke info over deze klant. In mijn geval moet de bevoegde persoon het technisch lokaal openen zodat de centrale toegankelijk is. Vandaar dat we deze info hier invoeren zodat alle techniekers hiervan op de hoogte zijn en blijven. Open Configuration after Creation: Als wij dit vinkje geactiveerd laten dan zal na het invoeren van deze informatie de programmatie onmiddellijk geopend worden. Als wij dit niet doen blijven we in het basisscherm en komt deze fiche tussen onze bestaande fiches te staan. Het overige wordt van zelf ingevoerd en deze data is ook nodig om de historiek van de RPS up to date te houden. 12 Ver 1.00

13 3.2 PROGRAMMATIE LAY-OUT VAN NIEUWE CENTRALE : Als een nieuwe programmatie aangemaakt werd dan krijgen we altijd volgende lay-out te zien: De programmatie kunnen we in 3 grote blokken gaan opdelen: Informatie blok: Hier kunnen we informatie gaan invoeren van ons systeem die al dan niet kan opgevraagd worden via de display van de brandcentrale. Adresseringsblok: Hier gaan we straks alle modules/elementen inscannen en ze een adres toekennen zodat we ze straks kunnen programmeren. Programmatieblok: Hier gaan we de detectoren in groepen plaatsen, uitgangen sturen, tijdschema s aanmaken, tellers aanmaken, INFORMATIE BLOK: Dit zijn de zaken die we terug vinden in de informatieblok NETWORK SETTINGS: Door nu op de network settings te klikken krijgen we rechts een invoerkader. Hier kunnen we informatie invoeren over het netwerk naar bijvoorbeeld een 2 de centrale/herhaalbord. Dit kan handig zijn voor eventueel onderhoudsmensen die niet betrokken waren bij het bekabelen van het systeem. Notes: Hier heb ik genoteerd hoe de bekabeling loopt van de hoofdcentrale naar de 2 de centrale. Op deze manier weet onze onderhoudstechnieker ongeveer waar hij moet gaan zoeken bij een probleem met de CAN-bus. Label: Hier voer ik een naam in zodat ik me makkelijk kan herinneren waar deze instellingen mee te maken hebben. NAC s Bypass/Block: Het is een vreemde positie voor deze instelling maar wel degelijk belangrijk om rekening mee te houden. Maar als wij de sirene uitgangen willen uitschakelen/blokkeren moeten we hier bepalen hoe we dit zullen doen. All => Wij zullen via het paneel enkel de mogelijkheid krijgen om alle sirenes in 1 keer uit te schakelen/blokkeren of terug in te schakelen/deblokkeren. Group => Hier zullen we de mogelijkheid hebben om de volledige sirene groep uit/in te schakelen. Single => Via deze instellingen zorgen we ervoor dat alle sirene uitgangen los van elkaar kunnen in-uitschakelen/(de)- blokkeren. Ver

14 Verschil tussen uitschakelen en blokkeren: Uitschakelen = Als wij elementen gaan uitschakelen dan zorgen we ervoor dat er van dit element enkel nog storingen doorgestuurd worden. De alarmen moeten tegengehouden worden zodat deze niet op het paneel worden weergegeven. VB: Een polyvalente ruimte die beveiligd wordt met Optische detectoren doet soms dienst als kooklokaal. Natuurlijk willen wij door het koken niet dat wij ongewenste alarmen krijgen. Vandaar zullen wij deze groep detectoren gaan uitschakelen. Op deze manier worden eventuele valse alarmen tegengehouden en dus niet naar de centrale doorgestuurd. Blokkeren= Bij het blokkeren van elementen zorgen we ervoor dat zowel de alarmen en storingen niet worden door gestuurd naar de centrale. VB: Er worden bepaalde onderhoud of schilderwerken uitgevoerd in deze ruimte. Vandaar laten we aan de werkmensen de mogelijkheid om eventueel detectoren uit hun sokkel te halen zonder dat we hier onnodige storingen van op de centrale krijgen. Stel als men voor bepaalde toepassingen rook of stofontwikkeling hebben zal de detectoren ook het alarm niet doorgeven aan de centrale CUSTOMER INFORMATION: Hier kunnen we dus informatie invoeren die te maken heeft met de klant waar de centrale geplaatst wordt. Dit is een kader die informatief kan ingevuld worden en kan dienst doen als database van al u klanten. Deze gegevens worden niet weergegeven op het scherm van de centrale enkel is dit terug te vinden in de programmatiefiche. Als wij op customer information klikken zien wij terug rechts het invoerkader verschijnen zodat we alle informatie kunnen invoeren. 14 Ver 1.00

15 SUPPORT INFORMATION De informatie die we hier invoeren is ook de informatie die de eindklant altijd kan gaan opvragen via het paneel. Vandaar is het hier belangrijk dat dit zo volledig mogelijk wordt ingevuld. Op deze manier zorgt u er ook voor dat de klant bij storingen of alarmen altijd een contact persoon terug kan vinden. Eenmaal de centrale geprogrammeerd werd kunnen wij deze informatie als volgt terug vinden op het paneel. Wij drukken op de toets links boven het scherm. Daarna zien we dat de support information wordt weergegeven op ons paneel. Ook zien we in dit zelfde scherm over welke softwareversie onze centrale beschikt. Eenmaal deze informatie allemaal werd ingevoerd kunnen we beginnen met de effectieve programmatie van onze centrale. Opmerking: Wij raden aan om in deze vensters voldoende info in te voeren zodat de klant later van tijd altijd hierop kan terug vallen. Ver

16 3.3 CONNECTIE MAKEN MET DE CENTRALE: TYPE BEKABELING VOOR PROGRAMMATIE: Als we de FPA centrale willen gaan programmeren dan is het belangrijk om connectie te maken met het paneel. Dit kunnen we gaan uitvoeren op verschillende manieren. Eerst en vooral zal het belangrijk zijn om de juiste connectie kabel te gebruiken. Dit kan via een A/B USB kabel of eventueel ook via een aangepaste RS232 seriële kabel. Ook kan er op de nieuwe C versie controller connectie gemaakt worden via de Ethernet poort. Dit wordt niet besproken in de handleiding. Mijn voorkeur gaat uit naar de USB kabel aangezien de kans op foute connecties het kleinst is. Omdat deze ingegoten zijn vanuit fabriek en meestal een goed kwaliteit hebben. Voorbeeld van de te gebruiken kabels: A/B USB kabel: Seriële RS232 kabel: Deze is niet standaard vandaar zal u de kabel zelf moeten maken. Vandaar hebt u hier de Pin lay-out. 16 Ver 1.00

17 3.3.2 CONNECTIE MET CENTRALE OPZETTEN: Eenmaal u de correcte kabel hebt gekozen kunnen we via onze RPS software connectie maken met ons paneel. Dit doen we op de volgende manier: VIA USB KABEL: Installatie Driver: Belangrijk bij de eerste maal u connectie maakt met de centrale en deze USB kabel dat u de correcte USB driver installeert. Deze driver kunnen we terug vinden op de Cd-Rom die meegeleverd wordt met de MPC hoofdcontroller. Hier ziet u de correcte procedure: Connecteer de PC met het FPA paneel via de USB kabel. Wij krijgen de melding dat er nieuwe hardware gevonden werd. Er zal geprobeerd worden om de Driver automatisch te installeren maar spijtig genoeg kan dit enkel manueel gebeuren. Wij openen de control panel(configuratiescherm) van onze PC. Eenmaal geopend kiezen we voor System(Systeem) door hierop te dubbel klikken. Bij deze instellingen vinden we de device manager(apparaatbeheer) terug. Deze openen zodat we de Driver van onze USB poort kunnen installeren. Wij zien in deze device manager een USB poort staan met een uitroep teken bij. Dit wil zeggen dat het toestel nog niet herkend werd door de PC. Door hier op te dubbel klikken kunnen we de driver installeren. U zal nu gevraagd worden om deze driver Automatisch of manueel te installeren. Ver

18 In ons geval is dit manueel en verwijzen we naar onze CD drive. Eenmaal dit gebeurt is openen we de Cd-rom en openen we de RPS map. Verder kunnen we dan de map toolsetup gaan selecteren waar de driver zich in bevindt. Daarna drukken we op OK gevolgd door de toets volgende. Nu wordt de driver geïnstalleerd en zien we dat de controller herkend wordt door mijn PC Connectie via USB kabel: Vanaf nu is het mogelijk om onze centrale te gaan programmeren via onze USB kabel. In de software drukken we op waardoor we volgend kader tevoorschijn zien komen. Hier selecteren we de het juiste connectie type. In ons geval is dit USB Connection. De login laten we op Direct Access staan want wij connecteren onze PC rechtstreeks op de controller. Bij de USB connectie maakt het niet uit welke poort er gebruikt wordt. Want deze moet niet worden meegegeven. Als dit correct werd ingesteld drukken we op Connect en de PC maakt connectie met de centrale. 18 Ver 1.00

19 Als u de melding Connection established krijgt wil het zeggen dat u goed verbonden bent met het paneel. Dit kunnen we zien aangezien er naast deze centrale (Node) een wit vlagje komt te staan. Dit wil zeggen dat wij nu in connectie zijn met de centrale maar dat deze centrale nog niet online is. Om nu natuurlijk de programmatie te kunnen doorsturen naar mijn centrale is het ook belangrijk dat wij online zijn op de centrale. Dit kunnen we doen als volgt: U drukt rechtermuis op Nodes en kiest voor Multiple login : Om te controleren of we wel degelijk goed ingelogd zijn op onze centrale zal u zien dat er een groen vlagje naast de centrale zal staan. Dit wil zeggen dat we online zijn en ook op dit paneel geconnecteerd zijn met onze USB kabel. Als u met meerdere panelen op het zelfde moment inlogd zal u zien dat de centrale waar u niet rechtstreeks op verbonden bent een Geel vlagje krijgt. Dan weet u dat u online bent maar niet rechtstreeks met de USB kabel op verbonden bent. Ver

20 Als de centrale nog niet volledig opgestart is of u hebt problemen met de USB driver kunt u de volgende melding krijgen. Dit wijst erop dat u geen verbinding kunt maken met het paneel. U controleert best volgende zaken: USB driver zodat u zeker bent dat de centrale ook herkend wordt als een FPA Device. Controleer of de USB kabel correct geconnecteerd werd op de centrale en PC. Probeer eens een andere USB poort op u PC. Zorg dat de centrale volledig opgestart is. Dit ziet u als de in bedrijfsled continu oplicht VIA SERIËLE KABEL: Aangezien de seriële kabel geen standaard model is moet deze zelf gemaakt worden. De pin-out van de kabel werd eerder al besproken in deze handleiding. Eenmaal u deze kabel hebt, kunnen we een connectie gaan opzetten met de centrale. In de meeste gevallen gaan we deze kabel rechtsreeks gaan connecteren op de seriële poort vaan onze PC. Aan deze poort wordt meestal de COM 1 aan toegewezen. Wij drukken terug op het icoontje: Nu is het wel belangrijk dat u hier de correcte COM poort selecteert. In mijn geval is dit dus de COM 1. COM poort instellingen correct te plaatsen. Eenmaal u dit geselecteerd hebt is het ook belangrijk om de Als dit allemaal correct is ingesteld kunnen we nu de connectie maken met onze centrale. Dit gebeurt op dezelfde wijze zoals via de USB kabel. 20 Ver 1.00

21 3.3.3 PROGRAMMATIE IN CENTRALE LADEN(DOWNLOADEN): Als wij ten slotte volledig klaar zijn met onze programmatie dan kunnen wij nu alles naar de centrale gaan sturen. Het is wel degelijk belangrijk dat u de volledige programmatie in de centrale laad. Opmerking: Het is niet zo doordat we online verbonden zijn met de centrale dat alle wijzigen onmiddellijk worden aangepast in de centrale. Het is wel degelijk noodzakelijk om alle wijzigingen manueel door te sturen naar onze centrale. De programmatie manueel doorsturen doen wij als volgt: Belangrijk is natuurlijk dat we de voorgaande stappen gevolgd hebben zodat we online zijn verbonden met onze centrale. Daarna kunnen we de programmatie doorsturen. 1: Wij drukken rechter muis op nodes en we kiezen voor Configuration overview. Daarna zullen we zien dat er een nieuw kader verschijnt die aantoont dat we het paneel een volledige download moeten geven. 2: Als wij nu de programmatie willen gaan versturen naar onze centrale drukken we op de toets Perform all actions and activations automatically. Op deze manier zien we dat de programmatie verstuurd wordt naar ons paneel. Als dit gebeurt is zal ons paneel van zelf opnieuw opstarten. Dit is nodig om alle veranderingen actief te maken. Wanneer er gewerkt wordt met meerdere centrales en herhaalborden zullen we ook op deze zelfde manier te werk gaan. Enige verschil zal zijn dat we in onze lijst ook de andere centrales en herhaalborden zien staan. Op deze manier zorg je er ook altijd voor dat er geen enkel paneel vergeten wordt. Opmerking: Als u een installatie hebt die werkt in een netwerk met andere centrale/herhaalborden, is het altijd aan te raden op deze manier te gaan werken. Als dit niet gebeurt kan het zijn dat niet alle data naar mijn volledig systeem verstuurd wordt met als gevolg dat er vreemde effecten kunnen ontstaan(mis match programmatie). Ver

22 3.3.4 PROGRAMMATIE UIT DE CENTRALE HALEN(UPLOADEN): Als wij bij een bestaande installatie de programmatie willen recupereren dan moeten wij een lege fiche aanmaken en daarna upload nemen van onze centrale. Bij het aanmaken van deze lege fiche is het ook hier terug belangrijk om te controleren over welke softwareversie u centrale beschikt. Want als dit niet overeen stemt zal u er ook niet in slagen om connectie te maken met de centrale. Hiervoor gaan we als volgt te werk: Wij zorgen er terug voor dat we online zijn op onze centrale. Eenmaal dit vervolledigd werd kunnen we een upload nemen. (Uitleg hiervan vinden we terug in hoofdstuk ) 1: Om een upload te kunnen nemen drukken we op node-1.1-fpa 5000 rechtermuis en kiezen we voor Send/Receive. Als u dit geselecteerd hebt zien we een nieuw kader verschijnen met de Send/Receive options. Belangrijk hier is dat u niet te snel op OK drukt want dan wordt een volledig lege fiche in de centrale geladen en bent u alle oude programmatie kwijt. Dit komt omdat standaard de Send/Receive options zo staan ingesteld dat er download kan worden uitgevoerd. 2: Om ervoor te zorgen dat wij wel degelijk een upload nemen gaan we de options aanpassen dat deze klaar is voor een upload. Dit is het selectieveld verplaatsen van download naar upload en daarna bevestigen via de toets OK. Als u bevestigd hebt zal de software nu beginnen met de upload van deze centrale. 22 Ver 1.00

23 Bij het volledig binnenhalen van deze programmatie wordt er nogmaals gevraagd of u zeker bent dat u deze upload wilt nemen. Indien u hier mee akkoord gaat drukken we op YES om verder te gaan. Eenmaal dit gebeurt is zal de software ook de veranderingen in de programmatie weergegeven in een gele/rode kleur. Zo kunnen we nog een laatste keer controleren of alles mag binnen gehaald worden of niet. Als u met deze veranderingen akkoord gaat, drukken we op Accept All changes. Nu wordt deze programmatie opgeslagen in mijn vorige lege fiche. Ver

24 3.4 CENTRALE UPGRADEN NAAR EEN NIEUWERE FIRMWARE VERSIE: In bepaalde omstandigheden kan het gebeuren dat de centrales of herhaalborden een firmware upgrade moeten krijgen. Want als wij een netwerk willen opbouwen met bijkomende centrales of eventueel herhaalborden dan moeten alle panelen over dezelfde firmware beschikken. Om dit uit te voeren gaan we als volgt te werk: Eenmaal we terug online(zie hoofdstuk ) zijn verbonden met de centrale kunnen we op de node die een upgrade moet krijgen rechtermuis klikken en kiezen voor download firmware. Als u deze optie geselecteerd hebt zal er gevraagd worden om de correcte firmware te selecteren. Vandaar zal u nu moeten gaan naar het mapje waar u de firmware hebt opgeslagen. Daarna selecteert u de firmware en drukt u op OPEN. Er zal nu een nieuw kader verschijnen als controle of u wel de correcte firmware hebt geselecteerd. Als dit het geval is drukt u nogmaals op OK zodat de upgrade kan beginnen. Nu zien we dat de nieuwe firmware in het paneel wordt geladen dit kan wel enige tijd duren. Om deze tijd te beperken raden wij ook aan om de upgrade altijd uit te voeren via een rechtstreekse connectie op het paneel. U kunt dit altijd doen via het netwerk maar dit kan zorgen voor extra vertraging door de langere kabelafstanden. Als dit goed verlopen is krijgt u de melding dat de firmware upgrade goed verlopen is en wordt gevraagd of u zeker bent dat de nieuwe firmware behouden mag worden. Gaat u hiermee akkoord druk dan op YES. Nu krijgen we melding dat dit goed uitgevoerd werd en dat het paneel herstart. 24 Ver 1.00

25 Programmatiefiche aanpassen naar de nieuwe Firmware: Wij zijn er nu in geslaagd om ons paneel naar een nieuwe versie te brengen, maar we hebben wel nog altijd een fiche die gelinkt is aan de oudere versie. Vandaar is het nu wel degelijk belangrijk dat we ook onze fiche een upgrade geven naar de aangepaste firmware. Dit kunnen we vrij eenvoudig doen in het basisscherm van de RPS software. In bovenstaand voorbeeld zien we dat we aangekomen zijn in het basisscherm waar alle paneelfiche te zien zijn. Om nu één van deze fiches naar een andere versie te brengen drukken we op desbetreffende fiche rechtermuis en kiezen voor Upgrade to. Hier kunnen we nu kiezen naar welke versie wij onze fiche willen aanpassen. Opmerking: Een programmatiefiche kan geüpgraded worden naar een hogere versie. Het is niet mogelijk om een downgrade uit te voeren naar een lagere versie. Als u de juiste versie geselecteerd hebt krijgt u volgend venster: Hier kunnen we nu kiezen of dat we de bestaande fiche willen gaan wijzigen naar de nieuwe firmware. De 2 de optie die je hebt is om eerst u bestaande fiche te kopiëren en daarna de kopie een upgrade geven naar de nieuwe firmware. Ik druk OK en mijn fiche zal aangepast worden naar de gekozen firmware. Nu kunnen wij deze programmatie terug in onze centrale gaan laden zodat ons paneel terug kan geprogrammeerd worden zoals voordien.. Ver

26 3.5 INLEZEN VAN DE MODULES IN ONZE PROGRAMMATIE: Om onze centrale verder te gaan configureren is het belangrijk dat wij beginnen met de modules in te lezen die momenteel zijn aangesloten op onze centrale. Dit kan vrij eenvoudig gebeuren en moet wel altijd online gedaan worden op het paneel. Als dit gebeurt is kunnen we onmiddellijk beginnen met het inlezen van de modules: Op Node 1.1-FPA-5000 MPC drukken wij rechtermuis en kiezen we voor Panel Topology. Nu hebben we het commando gegeven aan de centrale om een scan te nemen van de modules. Tevens wordt er ook een nieuw venster geopend waar wij een overzicht krijgen van deze scan. 26 Ver 1.00

27 Wij zien dus dat onze centrale in het totaal 6 modules heeft gevonden. Deze plaatsen liggen ook onmiddellijk vast in onze centrale op de desbetreffende rails. Wij zien mooi in ons voorbeeld dat de centrale op plaats 1 een BCM module gevonden heeft. Op positie 2 een IOS 20 module, en zo verder tot positie 6. Het enige wat wij moeten doen is controleren of deze plaatsen wel degelijk kloppen. Als dit allemaal gebeurt is en elke positie van de modules kloppen in de centrale drukken we OK om dit te bevestigen. Daarna worden automatisch deze modules in u programmatiefiche geladen. In het venster waar we de resultaten terug zien van onze module scan hebben we nu ook de mogelijkheid om module gegevens op te vragen. Dit doen we door onderaan op passports te drukken en daarna de juiste module selecteren. Hier kunnen we nu van iedere module die uitgelezen werd de serienummer, productiedatum, versie, gaan opvragen. Dit is puur informatief en kan soms handig zijn, zo moet de module niet gedemonteerd worden om het serienummer terug te vinden. Maar kunnen we vrij eenvoudig een nieuwe scan nemen om deze gegevens te controleren. Er bestaat natuurlijk ook nog altijd een mogelijkheid om deze gegevens op te vragen via het scherm van het paneel via het diagnose menu. Ver

28 3.6 PANEEL INSTELLEN Om de instellingen van ons paneel op te vragen klikken we op FPA-5000 mpc zodat we in het rechter gedeelte de instellingen kunnen wijzigen. Label: In deze invoerstrook kunnen we een naam gaan toevoegen van onze centrale. Als er dan meldingen op de display komen van dit paneel wordt deze naam bij de melding opgegeven. Als ons paneel de rustdisplay weergeeft zien we deze tekst staan op de eerste lijn. Home Screen: In deze 3 invoerstroken kunnen we nog verdere informatie invoeren die ook zichtbaar worden als we de rustdisplay te zien krijgen. Note: indien gewenst is dit een bijkomend geheugensteuntje voor de programmeur. Dit heeft verder geen functie en kan dus ook nergens in de gebruikersmenu op het paneel opgevraagd worden. Inserted Address Card(s): Hier moeten we opgeven hoeveel adreskaarten er geplaatst zijn in onze centrale. Wij kunnen hier kiezen uit volgende mogelijkheden: Opmerking: Iedere controller kan voorzien worden van Max 4064 elementen. Dit wil natuurlijk ook zeggen dat wij niet meer adreskaarten kunnen voorzien dan voor 4064elementen. OPC Server: Adreskaart die het mogelijk maakt de FPA te koppelen met een beheersysteem(bis). Praesideo(VAS): Met deze adreskaart kunnen we een koppeling maken naar het Praesideo PA systeem van Bosch(evacuatie met gesproken woord) Country: Hier kiezen wij het land waar de centrale geplaatst wordt. Want dan wordt in de programmatie rekening gehouden met de normen die in dit land helden. In ons geval dus Belgium. Language: Nu kunnen we ook gaan instellen welke taal er op het paneel moet weergegeven worden French, Dutch of English. Bij het opstarten zal de centrale onmiddellijk de ingestelde taal weergeven. OPMERKING Deze instelling kan U ook aanpassen in de gebruikersmenu van de centrale in het. Menu: Onderhoud Wijzig taal. Time Display 24Hr: Wanneer U dit aanduidt dan wordt de tijd aangegeven in 24-uurformaat. Redundant: Als u een installatie hebt waar gebruik gemaakt wordt van een redundante controller is het ook belangrijk om dit vinkje aan te plaatsen. Zo worden de ingevoerde gegevens ook overgenomen op deze controller. Opmerking: Redundant paneel is nodig als u een centrale hebt van meer dan 512 detectoren en wanneer u moet voldoen aan de EN Ver 1.00

29 Logical / Physical Adress: wanneer er een evenement op het scherm komt wordt het adres van de detector/module ook getoond. Wenst U het logisch adres te zien kies Logical wenst u het fysiek adres te zien kies dan Physical. Het fysiek adres is de plaats dat het element gekregen heeft op ons detectienet. Het logisch adres is de groep die wij hebben toegekend aan dit element. Opmerking: Wij gaan meestal gaan werken met het logisch adres omdat dit ook het adres is die wij aan ons element hebben toegekend. Aangezien wij het gebouw hebben onderverdeeld in groepen, kunnen we deze groepen gebruiken als logisch adres voor onze elementen. Vandaar dat het ook interessanter is om deze adressen te zien bij een bepaald evenement. Reset Mode: Bij de meeste branddetectiecentrales is het zo dat de evenementen die weergegeven worden nooit uit zich zelf hersteld worden. Wij moeten dan ook altijd een reset gaan uitvoeren om deze evenementen weg te werken van het display. Op voorwaarde natuurlijk dat het evenement niet meer aanwezig is en dus hersteld werd. De reset van deze evenementen kan gebeuren op verschillende manieren: o Panel Reset: Als wij deze optie selecteren dan zorgen we ervoor als we de reset op het display bedienen dat onmiddellijk alle evenementen gereset worden. Wij zien dan ook dat er een R te zien is naast de evenementen die de centrale probeert te resetten. PANEL RESET: In de meeste gevallen volstaat het om op deze manier een reset uit te voeren van het paneel. Aangezien dit voor de eindgebruiker ook de minste handelingen verreist. Want in de meeste gevallen staat de eindgebruiker onder een bepaalde druk bij de bediening van dit paneel. Vandaar dat de installateur de handelingen moet proberen in te perken zodat dit altijd duidelijk en gebruiksvriendelijk blijft. Ver

30 o By Menu: Als wij hier een reset willen uitvoeren zal u een verdere menu krijgen waarin u kunt beslissen welke evenementen u gereset wil zien. Nadat u deze keuze hebt gemaakt gaan enkel deze evenementen gereset worden. By Menu: Storing: Bij Brandalarm: o By Event Type: Dit wil zeggen dat wij een reset willen uitvoeren van het event die wordt weergeven op het paneel. Is dit een brandalarm dan worden enkel deze meldingen gereset en dus niet de storingen. Meer uitleg moet hier niet bij gegeven worden. De overige zaken die wij hier nog in het paneel kunnen instellen overlopen we verder in deze handleiding. 30 Ver 1.00

31 Wij kunnen er voor zorgen dat er in rusttoestand een tekst verschijnt op ons paneel. Dit kunnen we gaan invoeren op de 4 lijnen die hiervoor voorzien zijn: Zo krijgen we in rust altijd deze informatie te zien zoals onderstaand voorbeeld: 3.7 MODULES : LSN 0300A/1500A Voordat we kunnen beginnen met alles logisch te adresseren is het ook aan te raden om eerst de detectienetten uit te lezen. Op deze manier kunnen we alles in 1 keer gaan adresseren en natuurlijk ook configureren. Voordat we beginnen met de uitlezing van de elementen is het belangrijk dat deze voorzien zijn van een fysiek adres. Dit kunnen we manueel gaan ingegeven via Rotary switchen die voorzien zijn op ieder element. Maar we kunnen er ook voor kiezen om dit automatisch te laten uit voeren(aanbevolen manier). Hier zal de centrale dan de adressen gaan toekennen in de volgorde dat ze zijn aangesloten op dit detectienet. Opmerking: Om te bepalen hoeveel elementen er aangesloten mogen worden op de netten is het belangrijk dat u rekening houd met de lokale regelgeving/normering. Bij ons in België is dit de NBN S die zegt: Handbrandmelders en detectoren moeten op een gescheiden net geplaatst worden en dus niet gemend op hetzelfde net. Maximaal 99 detectoren per detectienet verspreid over maximum 2 bouwlagen. Maximaal 99 handbrandmelders per detectienet verspreid over volledig gebouw. Ver

32 RPS Programmering MANUELE ADRESSERING: Wij gaan nu iedere detector voorzien van een manueel adres aan de hand van de Rotary switchen die terug te vinden zijn bij ieder element. Door het plaats te kort bij bepaalde modules zijn deze Rotary switchen vervangen door Dip switchen. Dit kunt u zien in bovenstaande foto bij de handbandmelders en bepaalde interface modules. Via de Dip switchen is dit als volgt: 32 Ver 1.00

33 In de installatiehandleiding kunnen we onderstaande tabel terug vinden. Op deze manier zijn nu ook de drukknoppen voorzien van een fysiek adres. Ver

34 RPS Programmering UITLEZEN VAN MANUEEL GEADRESSEERDE ELEMENTEN VIA DE RPS SOFTWARE. Als alle elementen voorzien zijn van een manueel fysiek adres kunnen we nu een scan nemen van onze detectoren. Deze scan is vrij eenvoudig te nemen via deze RPS software. Natuurlijk is het ook noodzakelijk om online verbonden te zijn met onze centrale. Eenmaal dit het geval is kunnen we deze scan nemen als volgt: We moeten rechtermuis klikken op de LSN module waar we de scan willen nemen. Daar kiezen we dan voor Send message autodetection In mijn voorbeeld is dit de eerste LSN module. We zien dat er nieuw venster geopend wordt waar we de scan zien lopen. Nu is de centrale bezig met de eerste lus volledig uit te lezen zodat in de rechtse kolom de elementen weergegeven worden. In de rechtse kolom zien we nu dat hij wel degelijk elementen heeft terug gevonden. En we zien natuurlijk ook al onmiddellijk dat alle punten manueel een fysiek adres toegewezen kregen. 34 Ver 1.00

35 Analyse van de scan: In rechter scherm zien we welke informatie onze software ontvangen heeft. LSN 300 module: Dit is onze netmodule van Bosch. 3 : Dit is de plaats die de module heeft in onze centrale.(deze module moet altijd zichtbaar geplaatst worden en kan nooit plaats 1 of 2 innemen want deze zijn verborgen achter de controller). T-tap : Dit wil zeggen dat mijn net manueel geadresseerd werd. Stub (style 4): Wijst op mijn bekabelingstype en in mijn voorbeeld is dit een steekleiding. Detectors info received = 4 : De centrale heeft van 4 detectoren de info kunnen inlezen. Detectors found = 4 : De centrale heeft in het totaal 4 detectoren terug gevonden. Detectors Processed = 4 : De detectoren gevonden op ons detectienet werden allemaal herkend, wat er op wijst dat de datacommunicatie naar de elementen goed verloopt. Nu kunnen we gaan controleren wat onze centrale allemaal gevonden heeft op dit detectienet: Wij zien dat deze scan genomen werd bij mijn centrale 1.1-FPA Dit is mijn netmodule die u in de kast terug vindt op positie 3 en die via het nieuwe improved protocol communiceert. 1LSN Bus: Mijn bekabeling is dus in een steekleiding die vertrekt vanuit de LSN module op connectiepunt 1. Daarna zien we de lijst met onze elementen en de volgorde waarin deze bekabeld werden. Ook zie ik hier het fysiek adres staan die ik in mijn element geprogrammeerd heb. In mijn voorbeeld is alles zoals ik het ook geconfigureerd en aangesloten had. Mijn centrale heeft dan ook alles correct teruggevonden waardoor we nu ook onmiddellijk weten dat onze bekabeling foutloos is. Ook weten we dat we de adressen goed geprogrammeerd hebben en dat we ieder element ook een uniek adres gegeven hebben. Ver

36 RPS Programmering FOUTEN DIE KUNNEN VOORVALLEN BIJ HET NEMEN VAN EEN SCAN. Dubbele fysieke adressen geconfigureerd in 2 elementen: Stel dat wij per ongeluk 2 maal hetzelfde adres hebben toegekend aan onze elementen dan krijgen we volgend resultaat: In de linker kolom zien we dat er een error/warning verschenen is: U moet in deze kolom niet onmiddellijk rekening met de volgorde die u hier terug vindt in deze lijst. Wat wel belangrijk is dat is de omschrijving van de fouten die gegeven wordt. Want hier kunnen we nu gaan achterhalen dat ik 2 maal het adres 137 heb toegekend aan meerdere elementen. Om nu te achterhalen waar in mijn detectienet deze elementen zich bevinden moeten we gaan kijken in de rechter kolom. Hier zien we nu dat we via de scan de volgende elementen terug gevonden hebben. Eerst hebben we element met adres 15 terug gevonden. 2 de element heeft het adres 183 gekregen. De 3 de detector heeft hij ook teruggevonden met adres 137 ik kreeg daarnet ook al de melding dat dit adres meerdere keren gebruikt werd. Na dit 3 de element is niets meer terug gevonden. Maar ik weet dat er op mijn installatie 4 elementen aangesloten werden en in een steekleiding. Vandaar kan ik vaststellen dat mijn probleem bij dit 4 de element te vinden is. Want onze scan stopt altijd aan het laatste element die geconfigureerd werd met het dubbel adres. In mijn geval is dit dus het 4 de element die ook adres 137 gekregen heeft. Oplossing: Als ik één van de elementen die adres 137 hebben aanpas naar een uniek adres en ik neem een nieuwe scan is dit probleem van de baan. Aangezien dat u niet weet hoe de bekabeling loopt is het nu wel belangrijk dat de adressen van de elementen goed werden genoteerd zodat u de correcte detector snel terug kunt vinden. 36 Ver 1.00

37 Eén element op ons detectienet heeft geen adres toegekend gekregen: In de linker kolom zien wij terug de error/warnings verschijnen. De eerste 2 meldingen die wij hier terugvinden zijn de melding die er op wijzen dat er één of meerdere elementen op het net geen adres hebben gekregen. Daardoor weten we nu wat de oorzaak kan zijn dat ik mijn detectienet niet correct kan inlezen. Het enige wat we nu nog moeten achterhalen is de plaats waar het probleem aanwezig is terug te vinden. Dit kunnen we gaan terugvinden in de rechter kolom. Wij kunnen hier onderaan al onmiddellijk zien dat onze centrale maar 2 elementen heeft gevonden terwijl wij er 4 hebben aangekoppeld. Daarna kunnen we dus de lijst openen en eens kijken welke detector wel gevonden werden. Wij zien dat hij de elementen met adres 15 en 183 goed gevonden heeft, maar daarna stopt hij ermee. Dus weten wij nu ook dat het probleem te zoeken is na het element met adres 183. Want het zo dat de centrale altijd stopt bij het laatste element die hij nog herkend heeft. Oplossing: We moeten de detector die na adres 183 staat gaan controleren en zeker zijn dat dit ook voorzien wordt van een uniek fysisch adres. Ver

38 3.7.2 AUTOMATISCH AANLEREN VAN DE ELEMENTEN: (AANBEVOLEN) Werken met een automatische adressering is vrij eenvoudig. Wij moeten de detectoren niet onmiddellijk voorzien van een adres via de rotary- of dipswitchen. Als dit gebeurt is, kunnen we terug een scan gaan uitvoeren op deze lus en kijken hoe de detectoren geadresseerd worden. 38 Ver 1.00

39 Analyse van de genomen scan: Wij vinden het resultaat van onze scan terug in de rechtse kolom en dit zegt ons het volgende: Wij zien hier terug dat onze centrale 4 elementen gevonden heeft en deze ook allemaal heeft herkend. Wat wil zeggen dat de communicatie naar onze elementen wel degelijk goed verloopt. Doordat we hier werken met een automatische adressering heeft de centrale zelf bepaald welk fysiek adres ieder element gekregen heeft. Dit bepaalt de centrale door de volgorde dat de detectoren zijn aangesloten op onze lus. Vandaar ook dat we zien dat het adres van ieder element mooi op elkaar volgt. Ver

40 Als wij met deze lijst akkoord gaan kunnen we deze lijst importeren in onze programmatiefiche door op OK te drukken. Er wordt aangeraden om het vinkje van Auto Assign Logical Addresses uit te vinken. Wanneer dit niet gebeurt zal de centrale zelf een logisch adres toekennen aan onze elementen. De logica die de centrale hier gaat gaan toepassen is niet onmiddellijk de logica die wij gebruiken bij onze installatie. Want de centrale zal alle elementen van hetzelfde type in een afzonderlijke groep gaan stoppen. Concreet wil dit zeggen dat alle Optische detectoren in een groep worden gestopt, alle thermische in een afzonderlijke groep, alle Optisch/thermische in een afzonderlijke groep, Het bepalen van deze groepen en logische adressen kunnen wij gaan doen als we beginnen met het programmatie gedeelte van onze centrale. Conclusie: Manueel VS automatisch adresseren: De voorkeur gaat altijd uit naar de automatische adressering. Want de centrale is ook ontwikkeld om te gaan werken met deze automatische adressering. Hierbij de grootste verschillen tussen de beide manieren: Manueel Automatisch Dit is de lijst die wij krijgen na het scannen van onze lus. U ziet dat dit wordt weergegeven in een trapstructuur wat zorgt voor een minder goed overzicht van u detectienet. Risico om fouten te maken bij deze manier van werken is veel groter aangezien u ieder element een adres moet toewijzen. Als u dan een dubbel adres of geen adres toegewezen hebt zal de scan niet correct uitgevoerd worden. Bij vervanging van elementen is het belangrijk om het nieuwe element hetzelfde adres te geven zoals het oude. Bij een uitbreiding van een bestaand detectienet is het vrij complex om detectoren manueel toe te voegen in de programmatie. Hier zien we na het scannen dat we een lijst krijgen met alle detectoren mooi onder elkaar. Dit heeft een veel beter overzicht van de detectienetten. Hier laten we de elementen staan zoals deze standaard geleverd worden. Dus kunnen we niets verkeerd instellen waardoor we ook niet onnodig moeten fout zoeken. Hier moeten we geen rekening houden met een bepaald adres bij de vervanging van elementen. We moeten enkel ervoor zorgen dat we het correcte type gebruiken bij de vervanging. Hier kunnen we vrij eenvoudig nieuwe elementen voor of na andere elementen manueel toevoegen. Rechter muis op het element waar u het nieuwe element voor of na wil plaatsen en kiezen voor insert before/after. De instellingen van de Elementen worden uitgelegd in het hoofdstuk van de elementen. 40 Ver 1.00

41 3.7.3 MPC PANEL CONTROLLER: Hier kunnen we de instellingen gaan aanpassen die te maken hebben met onze controller. Ingangen een naam geven. Sleutelschakelaars een naam toekennen RS 232 poort configureren GROUND: Met deze optie hebben we de mogelijkheid om de aardfouten uit te schakelen zodat deze niet weergegeven worden op het scherm. Want wij krijgen op de centrale vaak een aardfout als wij connectie maken met onze PC en het paneel. Dit heeft te maken met de aansluiting van de USB connectie op de controller. Als u wilt(niet aan ten raden) kunt u deze fout eruit programmeren zodat deze niet meer voorvalt. U hebt dan natuurlijk wel het risico dat een echte aardfout niet meer zal gedetecteerd wordt. Om deze eruit te programmeren gaan we als volgt te werk: Wij selecteren de Ground en aan de rechterzijde programmeren wij het adres op 0. Opmerking: Als wij bij de FPA centrale iets willen uitprogrammeren gaan wij altijd het (logisch/fysisch)adres gaan uitprogrammeren. Op deze manier zorgen wij er altijd voor dat dit bepaald element niet langer gesuperviseerd wordt KEY POSITIONS: Hier kunnen we onze sleutelschakelaar gaan voorzien van een duidelijke omschrijving. Dit zodat we straks bij de programmatie van deze sleutelschakelaars sneller de correcte positie kunnen terug vinden. U bent vrij om te kiezen welke functie u eventueel wilt toekennen aan deze sleutelschakelaars maar meestal gebruiken wij deze voor: Reset op paneel uitvoeren. Inloggen met een bepaalde gebruiker. Detectoren wijzigen van gevoeligheid. Omschakeling dag/nachtmodus. Om de label aan de correcte positie te koppelen drukken we op Key position 1/2 en kunnen we in het rechtse gedeelte de label aanpassen. Ver

42 RPS Programmering INSTELLEN RS232 POORT: Op de controller hebben wij ook altijd een RS232 poort. Deze kunnen wij gaan gebruiken voor verschillende toepassingen: Programmatie via seriële kabel voor directe communicatie(direct connection). Een seriële printer aansluiten(printer). Koppelen van een UDS of modem voor afstandsconnectie(remote connection). Om deze instelling aan te passen selecteren we de seriële poort en kunnen we in het rechter gedeelte terug de aanpassing gaan uitvoeren. Het enige wat wij hier moeten instellen is het bepalen wat er precies moet gebeuren met deze RS 232 poort INPUTS: Ieder controller of herhaalbord is ook voorzien van 2 niet over waakte ingangen. Deze kunnen vrij geprogrammeerd worden, zodat we kunnen bepalen wat hier precies willen mee melden of aansturen. Enkele voorbeelden: Externe drukknop aan koppelen die de koepel sturing manueel kan activeren. Supervisie uitvoeren op een externe voeding of extern apparaat. Binnen lezen van inbraakcentrale voor de omschakeling van Dag/Nacht mode. Hier gaan we een goede duidelijke label aan onze ingangen koppelen zodat we later in het programmatie gedeelte alles sneller terug vinden. Ook gaan we een logisch adres koppelen aan deze ingangen zodat deze actief worden in ons systeem Usage Type: Trouble: Bij dit type zal er bij een activatie een trouble verschijnen op het scherm Address: Hier kunnen we gaan bepalen welk evenement op de display wordt weergegeven bij de triggering van deze Input. Supervisory: Als u dit instelt bij de ingang zal er bij activatie een supervisie alarm verschijnen op de display. Input: Als u dit instelt bij deze ingang dan zal deze werken in de achtergrond en zien we niet onmiddellijk of deze geactiveerd is. Want meestal koppelen we deze ingang aan een sturing voor uitgangen. Hier moeten we een uniek adres gaan toekennen aan deze ingang. Want enkel als deze voorzien is van zijn logisch uniek adres zal deze ingang actief worden in ons systeem. 42 Ver 1.00

43 Label: Het is ook belangrijk dat wij een duidelijke label toekennen aan deze ingang zodat wij bij een melding onmiddellijk weten waar dit mee te maken geeft. In ons voorbeeld kan deze ingang dienst doen als controle van een externe voeding Allowed administration: Hier moeten we bepalen of we deze ingang kunnen blokkeren of uitschakelen. Als u deze ingang niet mag blokkeren/uitschakelen dan moet het vinkje hier uitgeschakeld worden. Op deze manier zullen we deze ingang ook niet terug vinden tussen de mogelijk uit te schakelen elementen Activated If: Hier moeten we bepalen wanneer de ingang geactiveerd moet worden bij opening/sluiting BCM 0000 A: BATTERIJMODULE In ieder paneel hebben we dergelijke module nodig want deze zorgt voor: Voeding van de rails en dus ook de railmodules. Voeding van de controller. Oplading van de batterijparen. Externe voeding die nodig is voor externe apparatuur(herhaalborden, deurmagneten, vocale kiezer, ). Detectie bij wegvallen van de netspanning of batterijspanning. Volgende zaken kunnen we gaan configureren op de module: DE BATTERIJPAREN: Op deze voedingsmodule kunnen we 2 batterijparen aankoppelen met een max vermogen van 45Ah. Omwille van de diepte van de verschillende behuizingen zien we dat we max een vermogen van 38Ah kunnen voorzien per batterijpaar. Door te klikken op deze parameter kunnen we in het rechtse gedeelte de instellingen gaan invoeren. Address: Het is noodzakelijk om dit batterijpaar te activeren dat wij hier een uniek adres opgeven. Als dit niet gebeurt zal dit paar niet opgeladen worden en is er ook geen supervisie op dit circuit. Aangezien dit het eerste paar is voorzien wij dit van adres 1. Label: Hier geven we een goede en duidelijk naam aan ons batterijpaar. Dit is aan te raden als u werkt met de LPLAN software voor het maken van een as-built dossier. Bij dit evenement wordt deze dan ook weergegeven op het paneel In ons voorbeeld ziet u dus dat wij enkel batterijpaar 1 een adres hebben toegekend het 2 de paar hebben wij uitgeschakeld door het adres op 0 te plaatsen. Gebeurt dit niet en het 2 de paar werd niet aangesloten zullen wij een batterijfout krijgen op ons paneel. Bent u akkoord met de aangebrachte wijzigen kunt u op OK drukken om dit te bevestigen, zodat dit overgenomen wordt in de programmatie. Als hier op Cancel gedrukt wordt worden de vorige instellingen terug overgenomen in u programmatie. Ver

44 DE MAIN POWER: De wijzigen kunnen wij terug gaan uitvoeren door te dubbel klikken op de main power: Address: Hier moeten ook terug zorgen dat deze voeding geactiveerd is door een uniek adres toe te kennen. Standaard staat hier adres 1 aangekoppeld en dit laten we dan ook gewoon staan. Delay for trouble: Hier bepalen we de vertraging voordat de netspanning fout moet weergegeven worden op het paneel. Standard staat dit ingesteld op 10min maar u kunt deze wijzigen tussen de 0-240min. Dus als wij geen vertraging wensen bij het wegvallen van de netspanning plaatsen we deze parameter op 0. Label: Ook hier wordt best een tekst ingevoerd voor het latere as-built dossier die wij zullen maken a.d.h.v. de programmatiefiche. Bij dit evenement wordt deze dan ook weergegeven op het paneel. Druk terug op OK om deze instellingen over te nemen in de programmatiefiche. Opmerking: Het adres van de main power kan nooit op 0 geplaatst worden want dan heeft de centrale geen voeding. Probeert u dit toch zal u volgende melding krijgen: DE RAIL POWER: Ook hier klikken we voor de opties van de rail power: tekst te zien krijgen bij een evenement. Address: Wij moeten er terug voor zorgen dat hier een uniek adres is toegekend. Maar standaard is dit ook al toegekend zodat de voeding voor de rails actief is. Label: Wij voegen terug een naam toe aan deze railpower voor ons as-buit dossier en zodat we deze Aangezien dat alle modules in onze centrale moeten voorzien worden van voeding op de rail, hebben we niet de mogelijkheid om deze uit te programmeren(adres op 0 plaatsen). Als dit toch geprobeerd wordt zal u nooit de mogelijkheid hebben om de modules in te scannen DE AUX VOEDINGSUITGANGEN: Nu zijn we aangekomen aan de instellingen van de AUX voedingsuitgangen die we hebben op deze BCM module. Deze geven een continu 24V voor het voeden van externe apparaten zoals: Vocale Kiezer, Deurmagneten, Koepel, Belangrijk bij het gebruik van deze uitgangen is rekening houden met de technische specificaties zodat wij deze zeker niet beschadigen: Tech specs BCM module Als u de batterijen manueel wil gaan laden kunt u dit gaan doen via de toets die terug te vinden is op de BCM module. Want de centrale zelf begint deze automatisch te laden als deze onder de 21V komen. Eenmaal dit bekeken werd, weten we nu dat het max vermogen per uitgang 2.8A is en kunnen we bepalen wat we precies willen doen met onze uitgangen. Zodat deze zeker niet overbelast worden. 44 Ver 1.00

45 Address: Aangezien onze uitgangen gezien worden als AUX uitgangen is het hier ook belangrijk om deze te voorzien van een uniek adres. In mijn voorbeeld waren de eerste adressen die vrij waren 11 & 12. Battery Buffered: Met deze parameter kunnen we bepalen wat er moet gebeuren met de uitgang als de 230V aansluiting wegvalt. Willen wij dat de uitgang verder werkt om de batterijen plaatsen we hier het vinkje(als back-up)aan. Indien dit uit gevinkt wordt zal deze uitgang bij een storing van de 230V aansluiting wegvallen. Creeping short: Hier kunnen we opgegeven vanaf welke waarde(ma) de module een korsluiting zal genereren op de centrale. Meestal laten wij deze waarde op 0 staan wat ook de standaard waarde is. Shutdown: Hier bepalen we vanaf welke waarde er een overbelasting wordt gemeld op de centrale. Aangezien het maximale vermogen van de uitgangen 2.8A is laten wij dit ook ongewijzigd op de standaard waarde staan. Label: Hier voegen we terug een duidelijke omschrijving toe zodat we in ons as-built en evenementen op het paneel perfect weten waarvoor deze uitgang wordt gebruikt. Deze wijzigingen worden opgeslagen door op OK te drukken BCM MODULE IN 1 KEER VOLLEDIG CONFIGUREREN: Wij kunnen de voorgaande instellingen ook in 1 keer gaan instellen door op de module BCM te klikken. Onderaan kunnen wij de tabbladen selecteren die wij willen aanpassen en dan krijgen we dezelfde layout zoals we op de parameter zelf drukken NZM-0002-A:SIRENE MODULE: Met deze module is het mogelijk om de standaard conventionele sirenes/flitslichten aan te sturen. Als er niet gewerkt wordt met sirenes op de lus, zullen wij altijd dergelijke module moeten voorzien. Dit zijn programmeerbare uitgangen zodat wij kunnen programmeren wanneer deze geactiveerd moeten worden. Belangrijk is dat we deze module altijd zichtbaar plaatsen en dus niet achter de controller. Omdat de storing en alarm led altijd moet kunnen gezien worden zonder dat er extra handelingen nodig zijn. Vandaar zullen we deze nooit terug vinden op plaatst 1of 2 van onze centrale. Ver

46 RPS Programmering NAC/SIGNALLING CIRCUITS: Hier gaan we ervoor gaan zorgen dat onze sirene uitgangen voorzien worden van: Een logisch adres. Label aan koppelen. Signaal voor EVACUATIEOEFENING en TEST instellen. Overige instellingen Wij klikken terug op de correcte sirenekring zodat we in het rechtse gedeelte de parameters kunnen instellen Address: Wij moeten ervoor zorgen dat onze eerste sirenekring voorzien wordt van een uniek logisch adres. Als hier geen adres wordt ingevoerd zal deze sirene kring ook niet actief worden in het programmatiegedeelte. En ook zal er geen supervisie uitgevoerd worden van de 3K9Ohm eindelusweerstand. Number: Groepsnummer waar de sirenekringen in geplaatst worden. Sub Address: Het volg nummer dat deze sirenekring gekregen heeft in die eerder bepaalde groep Drill activation: Via de display van de centrale hebben wij altijd een mogelijkheid om een evacuatieoefening te starten. Er wordt in bepaalde gevallen gevraagd om op regelmatige basis eens het gebouw te evacueren als oefening. Op deze manier kan men eens zien of iedereen in het gebouw de ontruiming tot een goed einde brengt. Vandaar moet er altijd een mogelijkheid zijn om dit manueel uit te voeren via het paneel. Drill activation: Hier gaan we bepalen welke de toon is die moet worden weergegeven als deze oefening wordt uitgevoerd. Meestal plaatsen wij dit op continu omdat onze Belgische norm zegt dat evacuatie een continu toon moet weergeven Test Activation: Hier bepalen we welke toon weergegeven wordt als de technieker via het onderhoudsmenu de sirene wil gaan testen. Meestal gaan wij hier een gepulseerd signaal voor selecteren om geen verwarring te krijgen met de evacuatietoon Test Activation: Wij selecteren hier BS Alert wat ervoor zal zorgen dat mijn sirenes een gepulseerde toon zullen weergeven op voorwaarde dat de sirenes zelf als continu werden ingesteld(instelling in de MWS sirenes via dipswitchen). 46 Ver 1.00

47 Allowed Administrations: Bypass: Als we dit aanvinken hebben we de mogelijkheid om deze sirenekring uit te schakelen. Block: Als we dit aanvinken hebben we de mogelijkheid om deze sirenekring te blokkeren. Silence: Als deze optie werd aangevinkt hebben we de mogelijkheid om de sirenes te stoppen. Drill: Deze sirenekring moet geactiveerd worden bij een evacuatieoefening Label: Hier voeren we de naam in van deze sirenekring. Dit om ervoor te zorgen dat we bij meldingen onmiddellijk weten van welke sirene deze afkomstig zijn. Maar natuurlijk ook voor de volledigheid van ons as-built dossier Usage Type: Hier moeten we gaan zeggen wat er precies is aangesloten op onze sirenekring. Acoustic => Sirenes Optical => Flitslichten Mixed => Combinatie van flits en sirene in 1 en dezelfde behuizing. U kan dit hier puur informatief gaan invoeren, maar dit zal niets veranderen aan de werking van onze sirenekring Protocol: Er bestaan op de markt (Duitse) sirenes die werken op een bepaald protocol. Vandaar is deze sirenekring ook compatibel aan de sirenes die werken op het Gentex of Wheelock protocol. Vandaar kan u hier het correcte protocol gaan wijzigen. In de meeste gevallen werken wij met standaard conventionele producten die werken via een spanningssturing waardoor we deze parameter op NONE plaatsen. Als dit allemaal ingesteld werd kunnen we op OK klikken om de wijzigingen over te nemen. Ver

48 RPS Programmering AUX INGANG EN BATTERY: De sirenekringen op deze module kunnen standaard een vermogen leveren van 500mA. Dit wil zeggen, als wij werken met de standaard MWS(30mA) sirenes dat wij hier max 15sirenes kunnen aankoppelen. In de meeste gevallen is dit meer dan voldoende, maar soms moeten er motor gestuurde sirenes aangekoppeld worden die een veel groter vermogen hebben. In dit geval kunnen wij gebruik maken van een externe voeding die wij dan koppelen rechtstreeks aan deze NZM module. Op deze manier kan er een max van 3A gevraagd worden per sirenekring, omdat dit het max vermogen is die de uitgangen kunnen schakelen. Vandaar hebben wij de mogelijkheid om deze externe voeding te koppelen op onze NZM module. Dit gebeurt als volgt: Als wij nu met een externe voeding willen gaan werken dan is het ook belangrijk om onze module correct in te stellen. Dit is vrij eenvoudig: Als wij willen gebruik maken van deze externe voeding dan moeten wij gewoon de batterij/aux ingang een uniek adres gaan toekennen. Op deze manier worden deze actief en wordt er door de centrale ook een controle op uitgevoerd. Als we natuurlijk één van deze externe voedingen activeren door ze adres toe te kennen. Zal er een melding gegeven worden dat de railpower zal uitgeschakeld worden. Wat normaal is want deze module moet niet meer gevoed worden via de rail maar wel via de externe voeding. Maar in de meeste gevallen hebben wij voldoende aan de standaard geleverde stroom en maken wij van de externe voedingsmogelijkheden geen gebruik. Vandaar dat deze uitgeschakeld worden door het adres op 0 te programmeren. 48 Ver 1.00

49 RPS Programmering ALGEMENE MODULE INSTELLINGEN: Als wij klikken op de NZM module kunnen wij ook bepaalde algemeenheden aanpassen van de module zelf: Slot: Dit is de positie dat de module geeft gekregen in onze centrale. In ons geval moeten we deze module zichtbaar plaatsen, vandaar dat deze zeker niet op positie 1 of 2 mogen geplaatst worden in de centrale. Label: Hier geven we terug een goede duidelijke benaming zodat we bij storingen van deze module onmiddellijk weten dat dit de sirene module is. Use Rail Power: Dit is de optie die wordt uitgeplaatst als we gebruik maken van de externe voedingsaansluitingen op de sirenemodule. Maar het is zo als u de externe voeding activeert dat deze automatisch uit geplaatst wordt. Synchronization: Deze optie is aanwezig voor het geval dat we werken met meerdere sirene modules. Want het probleem die wij hierdoor regelmatig mee ondervinden is dat de sirenes niet synchroon hoorbaar zijn. En dit kan zorgen voor verwarring van het evacuatie of waarschuwingssignaal. Vandaar kunnen we ervoor zorgen dat deze modules synchroon werken en dus tegelijk worden aangestuurd. Dit kunnen we uitvoeren op 2 manieren: By Clock: Hiervoor zullen de sirenes synchroon de klok gaan volgen zodat ze samen geactiveerd worden. By Wire: Wij hebben op de sirene ook een sync aansluiting. Zodat we de modules onderling met elkaar verbonden kunnen worden. Op deze manier bent u natuurlijk altijd zeker dat alle sirenes gelijktijdig geactiveerd en gesynchroniseerd worden. Als u dit gaat gaan bekabelen dan moet er ook altijd opgegeven worden welke module de master module is. Zo zorgen we ervoor dat de overige modules deze master volgen. De bekabeling doen we als volgt: BY WIRE Ver

50 3.7.6 CZM MODULE: CONVENTIONELE ZONE MODULE: Deze module wordt gebruikt om conventionele elementen toch te integreren op onze analoge branddetectiecentrale. Aangezien we bij deze module vrij de alarm- en eindelusweerstand kunnen gaan programmeren is vrij wel ieder merk te integreren op deze module. Wij gebruiken deze module meestal voor speciale detectie die analoog niet bestaat zoals: Beam detectoren: Fbeam, Fireray series, Gasdetectors: LCAT, LCOMB, S877GP, Vlamdetectoren: FL40/40 series, series, Intrinsiek veilige detectoren: 5451EIS met zener barrière MTL5061, Wij weten nu waarvoor deze module best gebruikt wordt. Nu gaan we verder met de instellingen van deze conventionele zones: Usage Type: Hier moeten we bepalen welk evenement er weergegeven wordt op het moment dat deze zone in alarm komt. Wij kunnen uit het de volgende zaken een keuze gaan maken: Fire : Hierbij zal een Brandalarm gegeven worden bij activatie van deze zone. Fire Internal: Dit wordt gezien als een waarschuwing, met andere woorden een interne brandmelding. Meestal als er gevraagd wordt dat de handbrandmelders geen rechtstreeks brandalarm mogen weergeven. Heat, smoke & water: Deze meldingen worden ook gezien als een alarm toestand maar dan met de vermelding warmte, rook of water alarm. Dit wordt niet zo vaak gebruikt. Supervisory & Trouble: Dit zijn meldingen die worden gezien als een storing op het systeem. Vandaar als we dergelijke meldingen krijgen dat enkel de storing led zal oplichten. Address: Om deze zone terug actief te maken moeten we deze terug gaan voorzien van een logisch adres. Dit kunnen we hier onmiddellijk bij de zone gaan invoeren of straks bij het maken van de logische groepen. Intermediate alarm storage: Dit is een veiligheid die wij kunnen meegeven met onze detector zodat er minder snel valse alarmen kunnen voorvallen. Als wij van deze veiligheid gebruik willen maken is het belangrijk om hier het vinkje aan te plaatsen. Wij kunnen hier gaan opgeven na hoeveel tijd dat er een automatische reset moet worden uitgevoerd door ons paneel. 50 Ver 1.00

51 1ste detectie Automatische Reset RPS Programmering Wat wordt bedoeld met Intermediate alarm storage?: Reset after seconden Monitoring Period seconden Als bij deze geactiveerde zone een alarm gedetecteerd wordt zal dit niet onmiddellijk doorgestuurd worden naar de centrale. Er wordt eerst na de ingesteld tijd een reset uitgevoerd en daarna gedurende de monitoring period gekeken of er een nieuw alarm gedetecteerd wordt. Is dit het geval tijdens deze periode zal de centrale overgaan tot evacuatie. Is dit niet het geval, zal de centrale gewoon in rusttoestand blijven en wordt de alarmteller terug op 0 geplaatst. Waardoor de sequentie terug gereset werd en wij terug in het begin van dit proces terecht komen. Deze monitoring period kunnen aanpassen bij de instellingen van het paneel: U krijgt door te klikken op FPA-5000 MPC Type B volgend kader rechts te zien. Hier kunnen we rechts onder deze tijd aanpassen tussen sec. Meestal laten wij deze parameter standaard op 300sec staan. Dependencies: Dual detector Dependency: Dit is een dubbele detector afhankelijkheid, wat wil zeggen dat er 2 detectoren uit dezelfde groep een alarm moeten weergeven voordat dit een evacuatie activeert. In dit voorbeeld wordt er rekening gehouden met het eerste alarm die afkomstig is van deze ingestelde zone. Als er daarna nu een 2 de detector van dezelfde groep een nieuw alarm maakt, zal de centrale een evacuatie creëren. Het eerste alarm zal zichtbaar gemaakt worden op het paneel als pre alarm. Het 2 de zorgt voor de definitieve brandmelding en dus evacuatie. Het pre alarm zal automatisch gereset worden na de monitoring period als er binnen deze tijd geen 2 de melding gegeven wordt. Dual group dependency: Deze optie reageert een beetje gelijkaardig zoals de vorige optie met dit verschil dat het 2 de alarm nu niet van dezelfde groep moet komen. Maar wel van een groep die u in de invoerstrook kunt gaan opgeven, in ons voorbeeld dus groep 2. Prealarm Latching: Als u niet wilt dat het pre alarm automatisch gereset wordt na de monitoring period dan kan u het vinkje hier aanvinken. Dit zal ervoor zorgen dat het pre alarm op de centrale weergegeven blijft. Dan is het natuurlijk wel altijd noodzakelijk om deze melding manueel te gaan resetten. Waar deze monitoring period ingesteld moet worden vindt u bij de uitleg over het intermediate storage alarm. Ver

52 Class A Wiring Technology: Het probleem bij bepaalde conventionele centrales is dat we werken met een eindelusweerstand(class B) en hierdoor niet de mogelijkheid hebben om lekstromen te meten. Als ons systeem moet voldoen aan de EN54-13 dan moeten wij de mogelijkheid hebben om deze lekstromen te gaan meten. Dit kunnen we nu gaan uitvoeren op 2 manieren: EOL module (FLM-320-EOL2W) gebruiken die dan gewoon de eindelusweerstand vervangt op het laatste element(class B). Class A bekabeling toepassen door een retourleiding te voorzien van het laatste element terug naar de centrale. Traditionele Class B bekabeling: In de meeste gevallen gaan we te werk met dit type bekabeling. Hierbij maken we geen gebruik van een retourleiding of eventueel een EOL module, maar wel van een eindelusweerstand. Deze wordt dan geplaatst in de laatste detector zodat u over de volledig lijn detectoren een supervisie hebt bij eventueel een kortsluiting/onderbreking. Enig nadeel dat u bij deze bekabeling wel hebt is dat eventuele lekstromen niet zullen waargenomen worden. Pulsing Leds: Deze instelling is niet onmiddellijk van toepassing bij deze conventionele module. Omdat de detectoren die wij hier aansluiten niet over deze intelligentie beschikken om de leds te activeren. Het activeren van deze led s is enkel om aan te geven dat de detector correct werkt en actief is in ons systeem Label: Wij zorgen ervoor dat iedere zone van deze module een duidelijke benaming krijgt. Bij deze is het heel belangrijk om hier een label aan toe te kennen die duidelijk en correct is. Dit om eventuele verwarringen uit te sluiten. Bypass/Block: Hier kan er gekozen worden of ik in de gebruikersmenu de mogelijkheid zal hebben om deze zone uit te schakelen en/of te blokkeren. Als deze worden uit gevinkt zal ik ook nooit de mogelijkheid hebben om dit uit te voeren. Reset Action: Sommige conventionele elementen vereisen 2 geleiders voeding en 2 geleiders voor het alarmcontact. Deze detectoren hebben soms de eigenschap dat bij een alarm, dit alarm vastgehouden(latched) wordt tot na het wegnemen van de spanning. Door deze parameter zo in te stellen kunnen we een uitgang activeren bij een reset van deze zone. Deze uitgang zal op zijn beurt de voeding van deze detector wegnemen zodat de detector terug in rust kan komen. 52 Ver 1.00

53 Output: Door op Pick One te drukken kunnen we nu gaan selecteren welke voedingsuitgang er weggenomen moet worden als we deze zone willen resetten. Als u gebruik maakt van de AUX voeding van de module zelf, dan hebben wij deze instelling niet nodig. Want deze uitgang wordt altijd weggenomen als er een zone van deze module gereset wordt. Reset Time: Hier kunnen we nog gaan opgeven hoe lang de voeding weggenomen moet worden op het element volledig te resetten. Dit om ervoor te zorgen dat de detector voldoende tijd heeft om te stabiliseren. Detector Type: Hier kunnen we gaan selecteren wat er wordt aangesloten op deze conventionele zone. Als u het type dat u gebruikt niet terug vindt in de lijst dan selecteren we hier Configurable. Zo kunnen wij zelf de alarmweerstand en eindelusweerstand gaan invoeren. Vindt u de detector wel terug in deze lijst worden de correcte alarmweerstanden automatisch ingevoerd. Veel voorkomende detectoren bij ons uit de lijst: Conventionele Bosch detectoren: FCP O320/FAH T320 Inbouwdetector van Bosch: FCP O500 Lineaire Beam detector van FFE: Fireray 2000, Fireray 5000, Thermische kabel van Bosch: FCS-LWM1 Alarm resistor: Hier kunnen we de weerstand waarde gaan invoeren die eigen is aan de elementen die worden aangesloten op de zone. Deze waarde moet wel liggen tussen de 100Ω en 2000Ω. EOL resistor: In deze invoerstrook kunnen wij invoeren wat de eindelusweerstand is die werd aangesloten op het laatste element van deze zone. Deze waarde kan vrij gekozen worden tussen de 2200Ω en 4700Ω. Wire:Als u te maken hebt met een lange kabelafstand is het aangeraden om de weerstand van de bekabeling hier in te voeren. Op deze manier kan de centrale rekening houden met de weerstand van de bekabeling. Automatic Detectors Connected: Deze optie moet aan geplaatst worden als u gebruikt maakt van een UGM paneel. Zo hebt u ook de mogelijkheid om via dit paneel deze zones te gaan resetten.(niet van toepassing) Indicate Alarm on Short: Als deze optie geselecteerd werd dan krijgen wij ook een alarm op het paneel wanneer deze zone in kortsluiting gaat. Dit kan het geval zijn als bekabeling eventueel doorbrand en een kortsluiting zou veroorzaken. Meestal laten wij dit uit gevinkt zodat wij hier een storing van krijgen. Clean Me: Deze kunnen we enkel aan plaatsen voor de detectoren die eventueel een melding kunnen geven bij een vervuiling. Conventioneel zijn er niet veel detectoren die dit toelaten, vandaar wordt deze optie niet veel gebruikt. 4-Wire: Als u gebruikt maakt van detectoren die 4 draads moeten bekabeld worden, dan moet u deze parameter activeren. Op deze manier weet de module dat er bij een reset van deze zones ook een onderbreking moet gebeuren van desbetreffende AUX-voeding. Ver

54 3.7.7 RELAISMODULE: RML 0008 A: Bij gebruik van deze relaismodule hebt u de mogelijkheid om 8 programmeerbare uitgangen te gaan configureren. Deze gaan we meestal gebruiken om sturingen uit te voeren voor kleine vermogens omdat deze contacten max 1A/30VDC aankunnen. Toepassingen van deze relais uitgangen: Sturen van een vocale kiezer. Activatie van zone op inbraakcentrale. Wegnemen voeding v/d deurmagneten RELAY 1-8: Hier kunnen we nu bepaalde instellingen gaan uitvoeren op onze relais. Dit zijn enkel instellingen naar u uitgang toe de programmatie gaan wij dan verder gaan uitvoeren in het programmatie gedeelte Use As: Hier gaan we gaan bepalen in welke groep deze uitgang zal terecht komen in ons programmatie gedeelte. Voor de sturing van de uitgang maakt het niet onmiddellijk uit in welke groep deze geplaatst wordt. U moet gewoon zorgen dat u een bepaalde structuur in u programmatie brengt zodat u er een bepaalde logica in terug vindt. Control: Hier kunnen we de uitgangen aan koppelen die niets te maken hebben met sirenes, deurmagneten of visualisatie. Meestal voor het uitschakelen van bepaalde apparaten. Vb. uitschakelen ventilatie, pop up sturen van camera, Door holder: Deze groep gaan we meestal gebruiken voor het sturen van deuren of poorten. Vb: Branddeuren dichtsturen bij brand, RWA systeem activeren, sturing van toegangscontrole, liftsturing, NAC/Signaling circuit: Dit gaan wij gebruiken voor alles die te maken geeft met signalering. Het is ook zo dat alle uitgangen die in deze groep geplaatst worden mee in/uitschakelen als men via de toetsen op de display de signalering in/uitschakelen. Vb sirenes en flitslichten, doormelding via inbraakcentrale/kiezer, Status: hier plaatsen we meestal de uitgangen in die moeten zorgen voor een visualisatie en op deze manier de status weergeven van bepaalde evenementen. Vb sturen leds synoptisch bord, Buzzer activeren bij bepaalde evenementen, 54 Ver 1.00

55 Address: Hier moeten we terug zorgen dat we aan onze uitgang een logisch adres gaan koppelen. Als dit gebeurt is gaan we zien in het programmatie gedeelte dat deze uitgang ook actief wordt in de desbetreffende groep. Daarna kunnen we ook een activering koppelen aan deze uitgang Allowed Administrations: Als u de uitgang toegevoegd hebt in de groep NAC/Signaling circuit hebben wij hier de volgende mogelijkheden: Bypass: Als we dit aanvinken hebben we de mogelijkheid om deze uitgang ook uit te schakelen. Block: Net zoals bij bypass hebben we hier de keuze of we de uitgang kunnen blokkeren ja dan nee. Silence: Kunnen we deze uitgang stilzetten via de toetsen die op het scherm tevoorschijn komen om de sirenes te stoppen ja of nee. Drill: Willen we dat deze uitgang ook actief wordt als we een evacuatie oefening uitvoeren op het paneel. Als wij hier een andere groep toegekend hebben aan onze uitgang, kunnen we deze parameters niet wijzigen en hebben we altijd de mogelijkheid om die bepaalde uitgangen uit te schakelen en te blokkeren via de gebruikersmenu Label: Hier gaan we terug een duidelijke omschrijving invoeren van deze uitgang. Zo vindt u deze veel makkelijker terug op de display van de centrale als u deze eventueel wil uitschakelen/blokkeren en wilt testen Stand-by Mode: Hier bepalen we hoe de uitgang moet geschakeld zijn in rusttoestand. Off: In normale rusttoestand is de uitgang gedeactiveerd en de relais dus ook niet aangetrokken. Bij sturing van de uitgang zal de relais geactiveerd worden. On: Bij deze instelling is de uitgang in normale rust toestand actief en bij activatie wordt deze gedeactiveerd. Deze mogelijk is hoofdzakelijk om ervoor te zorgen dat u een failsafe contact hebt op u centrale. Voor eventueel doormelding van bepaalde storingen kan dit wel handig zijn. Zo weet u ook als het systeem volledig spanningsloos geplaatst wordt dat dit contact ook actief zal worden. De overige relais van deze module worden allemaal op dezelfde manier geconfigureerd. Opmerking: Hou er rekening mee dat wij er nu enkel voor gezorgd hebben dat deze uitgang in bepaalde groep staat en we hem een goed label hebben gegeven. Hier hebben we nog geen sturing uitgevoerd van deze uitgang met als gevolg dat deze momenteel nog door niets getriggerd wordt. Dit gaan we gaan uitvoeren in het programmatie gedeelte. Ver

56 3.7.8 COMMUNICATIEMODULE: IOS 0020 A: Deze module gaan wij gebruiken om een koppeling te maken naar bepaalde communicatie apparaten. Zoals: Printers ZPA 2002 (espa paneel) Public address Bij deze communicatie apparaten hebben we meestal de mogelijkheid om een koppeling te maken via een RS232 of 20mA sturing. Weet dat een RS232 connectie een max lengte geeft van 15m terwijl er via een 20mA sturing een veel langere afstand kan overbrugd worden(+/-1000m). Merk wel op dat niet ieder communicatie apparaat geschikt is voor de werking via 20mA sturing RS232/20MA STURING: S20/RS232: Door op deze optie te drukken kunnen we in het rechterscherm alle parameters van de module gaan aanpassen. Wij gaan bij deze instellingen onmiddellijk gaan bepalen welk apparaat we gaan koppelen met deze module. Afhankelijk van welke instelling hier gekozen werd, is er nog bijkomende programmatie nodig of niet Connected With: Uit deze lijst kunnen we gaan selecteren met wat wij de koppeling zullen verwezenlijken: MTS(FAT): Deze optie selecteren we als we een koppeling willen maken naar een ZPA 2002 Espa paneel. Dit paneel kan gebruikt worden om de teksten die op de brandcentrale weergegeven worden naar een paging/dect systeem door te seinen. Zodat deze op zijn beurt de correcte persoon kan waarschuwen. Maar aangezien er op dit paneel een display aanwezig is, gebruikt men dit ook als passief herhaalbord. MTS(FMS/FBF-O): Als wij dit selecteren hebben wij ook de mogelijkheid om hier een brandweerklavier aan te sluiten. Dit is meestal van toepassing in Duitsland omdat daar verplicht is gebruik te maken van dergelijke klavieren. Printer: Bij de koppeling van een printer die geschikt is voor de FPA centrales kunnen we kiezen voor de parameter Printer. Automatisch zal er in het programmatiegedeelte een koppeling gemaakt worden naar deze printer waar we kunnen bepalen welke evenementen wel of niet moeten doorgestuurd worden. Unused: Als u geen gebruik maakt van deze poorten is het ook belangrijk dat u deze uitprogrammeer door deze optie te selecteren. Wanneer wij dit niet doen kunnen we storingen krijgen op deze poorten. Voice Alarm System: Bij deze instellingen hebben we de mogelijkheid om een koppeling te maken met een PA systeem. Natuurlijk kan dit enkel via het PA systeem van BOSCH(Plena voice alarm),dit omdat er gewerkt wordt met virtuele in/uitgangen die worden aangestuurd via een seriële connectie. Dit wordt gestuurd via een Bosch protocol Address: Het is belangrijk om hier een adres in te voeren, want enkel dan wordt deze poort ook actief. Als dit niet gebeurt zal het niet mogelijk zijn om communicatie te maken met met het desbetreffend apparaat Label: Hier gaan we terug een duidelijke omschrijving invoeren van deze koppeling. Als er dan meldingen komen die hiermee te maken hebben weten we dat dit met deze poort te maken heeft. 56 Ver 1.00

57 3.8 LUS ELEMENTEN INSTELLEN: PUNTDETECTOREN: FAP-O420/FAP-DO Usage Type: Hier moeten we zoals bij de conventionele module gaan bepalen welk evenement er moet verschijnen bij activatie van dit punt. Bij dit type detector gaan we hier in de meeste gevallen kiezen voor Fire. Omdat wij willen dat onze centrale een brandalarm weergeeft bij activatie van dit punt. Maar er bestaat ook een mogelijkheid om hier een andere melding uit deze lijst weer te geven. De detail omschrijving van de andere mogelijkheden zijn terug te vinden bij de CZM module(hoofdstuk 3.7.6) Address: Hier moeten we een uniek logisch adres gaan invoeren. Dit is ook noodzakelijk anders zal de detector niet actief worden, met als gevolg dus ook niet werken. Vandaar weet u nu ook de manier om een detector te deactiveren => u neemt het logisch adres weg of plaatst dit op 0/0 Group: Hier geven we algemene groep op waar de detector in terecht zal komen. Sub Address: Als we de groep bepaald hebben kunnen we een volgnummer aan de detector toekennen. Als wij bepaald hebben in welke groep onze detector moet komen zal het eerst vrije Sub Address automatisch worden ingevoerd. Zo kan u nooit 2 maal het zelfde adres gaan selecteren. Opmerking: U kan ervoor kiezen om alle detectoren onmiddellijk te adresseren terwijl u de instellingen overloopt. Maar in de programmatiehandleiding wordt een andere manier uitgelegd die er voor zorgt dat u een beter overzicht over de installatie behoud. Het is natuurlijk wel zo dat beide manieren zullen resulteren in een goede werking van het systeem. Ver

58 Dependencies: Dual detector Dependency: een detectie van dit element en ook een detector binnen dezelfde groep. Dual group Dependency: Een detectie van deze detector en een detector van de geselecteerde groep. De 2 de groep kunt u invoeren in de daar voorziene invoerstrook. Pre alarm latching: Normaal wordt het pre alarm na de monitored period automatisch gereset als het alarm niet meer aanwezig is. Als u wilt dat het pre alarm enkel manueel te resetten is zal u deze optie moeten activeren Intermidiate storage alarm: Bij deze instelling kunnen we ervoor zorgen dat deze detector 2 maal binnen een bepaalde tijd in alarm moet gaan voor dat dit weergegeven wordt op de display. Uitgebreide uitleg vindt u terug bij de CZM module (pag.47) Reset Action: Via deze parameter kunnen we een uitgang laten activeren op het moment wij deze detector resetten. Meer uitleg hierover vindt u ook bij de CZM module (pag. 49) Allowed Administrations: Hier kunnen we terug bepalen of deze detector mag uitgeschakeld/overbrugd mag worden. Als u het vinkje aan plaatst kunt u dit uitvoeren als we deze uitvinken is het niet meer mogelijk Activate remote indicator: Als wij een herhaal led aansluiten aan onze detector op de C-klem en de B1/B2 klem kunnen we bepalen wanneer deze herhaal led moet gestuurd worden. Willen we de dat deze detector volgt of willen we een sturing koppelen die vanuit de centrale geactiveerd wordt Green operational LED blinking: Als u dit vinkje aan plaatst wordt er een groene led in de detector actief die de normale werking van de detector weergeeft. Deze optie moet per detector geactiveerd worden als u wil dat deze voor alle detectoren actief wordt. Ook moet er bij gezegd worden als de detector op een bepaalde hoogte staat in een goed verlicht lokaal, dat het vrij moeilijk te zien is wanneer deze led aangestuurd wordt. Vandaar zou ik dit niet gebruiken als een soort van identificatie om de detectoren op het net terug te vinden. 58 Ver 1.00

59 Label: De belangrijkste parameter bij deze detectoren is toch de naam die gekoppeld wordt. Want het is aan de hand van deze omschrijving dat de eindgebruiker moet weten waar de brand zich voordoet. Het is belangrijk dat u hier een duidelijke omschrijving opgeeft die niet dubbelzinnig kan opgenomen worden. Ook is het belangrijk een naam te nemen die gekoppeld is aan dit bepaald lokaal en niet aan de persoon die zich normaal in dit lokaal bevindt. Want dit lokaal zal normaal gezien niet onmiddellijk wijzigen in het gebouw. Terwijl een persoon niet altijd vast op deze bepaalde plaats zal aanwezig blijven. Enkele voorbeelden: Scholen=> Lokaal waar meneer Janssens Nederlandse les geeft. Burelen=> Bureel waar normaal Nico van de technische dienst ondersteuning heeft voor branddetectie. Magazijnen=> Detector staat opgesteld boven rij 53 waar men batterijen stapelt Sensitivity: In deze parameter kunnen we de gevoeligheid gaan aanpassen. Het type detector bepaald wat de mogelijkheden zijn voor het instellen van de gevoeligheid. Hier is dit een optische detector en deze heeft niet zoveel mogelijke gevoeligheden. Het kan handig zijn als u een detectie moet uitvoeren in lokalen waar er reëel gevaar is voor valse alarmen, dat we de gevoeligheid correct kunnen instellen. Dit kan de kans op valse meldingen toch voor een groot stuk gaan verminderen Further sensitivity: Wij kunnen aan iedere detector een dubbele gevoeligheid meegeven. Dit geeft als groot voordeel dat de klant altijd via de display manueel de gevoeligheid kan aanpassen. Maar wij kunnen dit ook perfect gaan automatiseren zodat we via een ingang of tijdschema de gevoeligheid kunnen aanpassen. Ook voor deze verdere gevoeligheid hebben we dezelfde instellingsmogelijkheden zoals de normale gevoeligheid. Ver

60 FAP-OT 420/FAP-DOT 420 Naar instellingen hebben we alle mogelijkheden zoals we reeds besproken hebben bij de FAP-O420 detectoren. Het enige wat hier wijzigt ten opzichte van de optische detectoren is de gevoeligheidsinstellingen. Vandaar dat we enkel deze beschrijven: Sensitivity: Hier hebben we een stuk meer mogelijkheden naar gevoeligheden toe. Dit is omdat we hier te maken hebben met een Multi-criteria detector. Deze is voorzien van meerdere criteriums (Optisch, Thermisch of CO) waardoor we iedere criteria anders kunnen gaan instellen. Hier hebben we de mogelijkheden: Further sensitivity: Hier hebben we terug dezelfde mogelijkheden zoals de gewone gevoeligheid. 60 Ver 1.00

61 RPS Programmering FAP-OTC 420/FAP-DOTC 420 De instellingen die wij hier terug kunnen uitvoeren zijn dezelfde zoals al besproken in vorig hoofdstuk. Het belangrijkste zal hier terug de gevoeligheidsinstelling zijn Sensitivity: Hier hebben we terug de verschillende gevoeligheden in functie van de ruimte waar onze detectoren geplaatst worden. Hier hebben we terug iets meer mogelijkheden omdat we bij deze detectoren terug een extra criteria hebben. Ver

62 RPS Programmering FAP-O520/FAP-OC520 Bij deze type detectoren hebben we terug dezelfde instel mogelijkheden zoals de overige detectoren. Maar hier is het ook terug zo dat de gevoeligheidsinstelling wel een beetje kan verschillen van de andere detectoren. Wij bespreken hier enkel de gevoeligheid van de OC520 en niet van de O520 die overeenkomt met de gewone standaard O420 detector Sensitivity: Hier kunnen we terug zoals bij de andere detectoren een keuze gaan maken welke gevoeligheid dat wij best instellen voor het lokaal waar we de detector plaatsen. Dit zijn de mogelijkheden die wij hier hebben: 62 Ver 1.00

63 RPS Programmering FAH-T420 Bij deze detector zijn ook hier terug alle mogelijkheden aanwezig zoals bij de andere detectoren. Maar hier is het nu ook zo dat de enige wijziging terug te vinden is bij de gevoeligheid. Het is belangrijk om te weten dat thermische detectoren worden onderverdeeld in verschillende klassen. Het grote voordeel die u hebt met deze detectoren is dat u alle klassen kunt gaan instellen in de programmatie. Om de keuze te maken van welke klasse voor u toepassing het meest intressant is moet u met volgende zaken rekening houden: Hoogte van het plafond waar de detectoren geplaatst worden (4.5m,6m of 7.5m). Omgevingstemperatuur van het lokaal (25 C of 40 C). Manier van detecteren. Dit zijn de mogelijkheden: 1. Bij het bereiken van een MAX temperatuur van 54 C(A1 en A2S) of 69 C(BS). 2. Als er een snelle temperatuurstijging is binnen een bepaalde tijd(tvc). In onderstaande tabel kunnen we zien tussen welke tijdspanne de detector zal reageren afhankelijk van welke klasse we hebben ingesteld. Dit kunnen we selecteren in de programmatie: Ver

64 3.8.2 HANDBRANDMELDERS: FMC 420RW/DM210/SM210: Usage type: Ook hier kunnen wij gaan bepalen welke melding wij willen krijgen op de centrale bij activatie van deze handbrandmelders. De meest gebruikte types die wij gaan koppelen aan onze handbrandmelders zijn de volgende: Fire: Gaan we gebruiken voor de evacuatiehandbrandmelders. Fire internal: Dit kunnen we gaan gebruiken als we willen dat de handbrandmelder een waarschuwing genereert. Dit zal dus de sirenes niet gaan activeren maar wel de buzzer van de centrale en ook krijgen we een melding hiervan op de display van de brandcentrale. Zodat de bevoegde persoon kan verifiëren of het om een reëel of een vals alarm gaat Address: Hier moeten wij terug een logisch adres gaan toekennen zodat de handbrandmelder actief wordt in ons systeem. Wij gaan dit meestal hier niet gaan uitvoeren, maar wel straks in het programmatie gedeelte. Dit wordt uitgelegd in de programmatiehandleiding Allowed Administrations: Hier kunnen we terug gaan bepalen of we de mogelijkheid hebben om deze handbrandmelders uit te schakelen of te blokkeren. De reden dat uitschakelen niet actief staat heeft er gewoon alles mee te maken dat er op handbrandmelders meestal weinig storingen voorvallen Label: Hier gaan we terug een duidelijke benaming aan onze handbrandmelder gaan koppelen. Het belangrijkste is dat u hier het onderscheid kunt maken tussen de detectoren en de handbrandmelders. Vandaar is het niet slecht om hier een verdeling van te maken in onze benaming. Voorbeeld: Op deze manier gaan we onmiddellijk kunnen zien dat dit om een melding gaat van de handbrandmelder en niet van de detector in de inkomhal. 64 Ver 1.00

65 3.8.3 INTERFACEMODULES: FLM-420-I2/FLM-420-I8R1 Met deze module hebben wij de mogelijkheid om externe contacten binnen te lezen op de daar voorziene ingangen. Deze ingangen kunnen vrij geprogrammeerd worden zodat we bepaalde handelingen kunnen uitvoeren. Voorbeelden: Centrale in dag-/nachtmodus brengen via het inbraaksysteem(inschakelen=nacht, uitschakelen=dag). De gevoeligheid aanpassen van onze detectoren via een externe sleutelschakelaar. Bepaalde groepen uitschakelen als men bepaalde bewerkingen in de ruimte moeten uitvoeren. Ook is het zo dat u deze ingangen kunt gaan gebruiken als overwaking op bepaalde apparaten. Want we kunnen programmeren dat wij willen werken met een eindelusweerstand zodat er een overwaking is op de bekabeling. Voorbeelden: Overwaking van een externe voeding. Controle op het sluiten van deuren zodat u zeker bent dat het compartiment correct afgesloten is. Controle van kleppen sprinkler systeem Usage type: Dit is terug hetzelfde zoals de andere elementen. Wij kunnen terug bepalen welke melding wij moeten krijgen op onze centrale bij een activatie van deze ingang. Supervisory/trouble: Bij de keuze van deze types zullen we bij activatie supervisie of storing te zien krijgen op de display. Dit kan dus perfect gebruikt worden als overwaking van een externe voeding. Heat/smoke/water: Als we deze types configureren aan onze ingang zal dit evenement weergegeven op het paneel. Dit wordt herkend als een alarm melding. Input: Bij het instellen van dit type en er is een activatie op de ingang zullen we niets te zien krijgen op onze display. Dit zal werken in de achtergrond. In de meeste gevallen wordt dit op deze manier geconfigureerd omdat de actie die erachter zit niet moet weergegeven worden op het paneel. Fire/Fire internal: Bij het instellen van dit type kunnen we ervoor zorgen dat de ingang een evacuatie of waarschuwing kan activeren. Als u gebruik maakt van dit evenement zal er een melding weergegeven over de EN 54-2 normering. Deze melding wijst ons op de Europese norm die zegt dat een ingang enkel evacuatie of waarschuwing mag veroorzaken als deze ingang in dezelfde behuizing aanwezig is als het apparaat die het alarm veroorzaakt. Het is altijd beter te voldoen aan deze normering om tot een conforme installatie te komen. Ver

66 Allowed Administrations: Hier kunnen terug gaan bepalen of we de mogelijkheid zullen krijgen voor het uitschakelen of blokkeren van deze ingangen. Als u deze vinkje uitschakelt zal het element niet meer weergegeven worden in de daar toe voorziene lijst Label: Wij gaan terug een duidelijke omschrijving meegeven aan onze ingang zodat we bij een melding weten dat het over deze ingang gaat Monitoring + Activated If: In deze optie kunnen we gaan bepalen hoe we de ingang zullen bekabelen. Doen wij dat met een spanningsloos contact of werken wij toch met een eindelus weerstand. Ook kunnen wij een overwaking gaan uitvoeren van een bepaalde spanningsbron. Alle mogelijkheden die wij kunnen instellen worden hier besproken: Contact closed/open: Wij selecteren dat we willen werken met een spanningsloos contact zonder gebruik te maken van eindelus weerstand. Dit kunnen we doen door bij monitoring Contact te selecteren. Bij activated If hebben we dan de keuze om te kiezen voor normaal open of normaal gesloten contact. Hou hier gewoon rekening dat wij bij deze instelling bepalen wanneer de ingang actief moet worden. U ziet telkens het schema wijzigen afhankelijk van wat er geselecteerd werd EOL(end of line): Wij kunnen de ingangen ook zo gaan configureren dat we kunnen werken met een overwaking van een eindelusweerstand. Op deze manier krijgen wij ook een melding als de weerstand niet gezien wordt door de centrale. Op deze manier hebben we ook een melding bij korsluiting/onderbreking van deze ingang. De eindelusweerstand die wij hiervoor gaan gebruiken moet wel tussen de 1.5KΩ en de 6KΩ liggen. Ook zal het belangrijk zijn om hier terug te bepalen hoe we deze ingang willen activeren en hoe deze afgesloten moet worden. Dit zijn de mogelijkheden die we hiervoor hebben: 66 Ver 1.00

67 Voltage(spanning sturing): Het is ook mogelijk om de ingang te gaan gebruiken als spanningscontrole voor bepaalde apparaten. Zo kunnen we bij deze ingang gaan instellen wat de laagste drempel is en wat de hoogste. Dit moeten we wel gaan selecteren uit een lijst van voorgeprogrammeerde waarden. Deze waarden kunnen we selecteren voor zowel de hoogste als laagste drempel. Het enige wat wij dan nog moeten bepalen is wanneer onze ingang moet reageren. Doet hij dit op de hoogste of de laagste en dit kunnen we gaan doen bij activated if: Als dit allemaal geconfigureerd werd kunnen we zeggen dat onze ingang geprogrammeerd werd. De sturing dat deze ingang moet activeren moeten we dan wel straks in de programmatie nog gaan uitvoeren FLM-420-RLV1/FLM-420-RLV8 Net zoals dat we de relais module hebben die in de centrale kan geplaatst worden hebben we ook een relais module die kan geplaatst worden op het detectienet. Dit kan handig zijn als we een sturing moeten uitvoeren en we hebben niet de mogelijkheid om bekabeling te voorzien naar de centrale. Want aangezien het detectienet in het volledig gebouw aanwezig is kunt u dicht bij het te sturen onderdeel deze module voorzien. In principe maakt het niet uit op welk detectienet deze module wordt aangesloten, maar de keuringmechanismen vragen meestal deze te plaatsten op het detectienet van de Handbrandmelders. Reden hiervan is dat er minder datacommunicatie aanwezig is naar de centrale toe. Maar theoretisch maakt dit voor de centrale helemaal niet uit. Toepassingsgebied: Sturing lift naar evacuatieniveau Sturing poorten Use As: Hier gaan we zoals bij de RML module gaan bepalen in welke groep onze uitgang zal terecht komen in het programmatie gedeelte. De groepen kunnen we als volgt indelen: Control: Sturingen die te maken hebben met het uitschakelen van bepaalde externe apparaten. Zoals uitschakeling van ventilatie. Door Holder: Hier gaan we de sturingen plaatsen die te maken hebben met poortsturingen. Zoals deurmagneten, lift, NAC/Signaling circuit: Dit gebruiken wij voor sirenes en andere signaalgevers. Status: Dit gebruiken wij voor sturingen die de status van ons systeem moet weergeven zoals leds die ons de toestand weergeven. Ver

68 Address: Ook hier moeten we terug deze uitgang gaan voorzien van een logisch adres zodat we straks deze uitgangen terug vinden in de programmatie. Als wij dit goed hebben uitgevoerd zullen we deze uitgang terug vinden in de daarnet geselecteerde groep Allowed Administrations: Hier krijgen we terug de keuze om te kiezen of we deze uitgangen kunnen uitschakelen of blokkeren. Het is wel zo dat deze optie enkel actief wordt bij de groepen NAC/Signaling circuits. Bijkomstig hebben we hier dan nog de mogelijkheid om te bepalen of we deze uitgang stil(silence) kunnen plaatsen. Wat wij ook nog kunnen bepalen of deze uitgang actief moet zijn tijdens een evacuatieoefening(drill) Label: Wij zorgen er terug voor dat onze uitgang voorzien wordt van een correct en unieke label. Zodat we perfect weten welke functie we bij deze uitgang gaan activeren Stand-by mode: Hier moeten we terug gaan zeggen in welke toestand de uitgang zich bevindt in rust. Willen we dat deze uitgang actief staat in rust en bij een sturing deactiveert of omgekeerd. Het handig is bij bepaalde foutrelais dat deze failsafe werken. Als de centrale dan volledig uit valt zal deze uitgang toch gestuurd worden. Opmerking: Deze Stand-by mode kunt u niet gaan selecteren bij de FLM-420-RLV1 module FLM-420-4/CON Deze module kunnen we gaan vergelijken met de CZM module die in de centrale kan geplaatst worden. Dit wil dus zeggen dat we de mogelijkheid hebben om op deze module conventionele detectoren aan te sluiten. Omdat de module voorzien is van 2 conventionele zones. Het is terug mogelijk om bijna ieder merk op deze module binnen in te lezen. Reden hiervan is dat we de alarmweerstand vrij kunnen programmeren. Enige beperking die we hier hebben ten opzichte van de CZM module is de eindelusweerstand. Met deze module moeten we kiezen voor een 2K2Ω of 3K9Ω terwijl dit bij de andere module vrij te kiezen is. Toepassingsgebied: Beamdetectoren. Bestaande conventionele detectoren. Vlamdetectoren In dit hoofdstuk gaan we enkel de zaken toelichten die nog niet eerder werden besproken in deze handleiding. Want aangezien dit identiek is aan de CZM module, kunt u daar alle detail informatie terug vinden. 68 Ver 1.00

69 RPS Programmering FLM-420-RHV Deze interface module is eigenlijk te vergelijken met een gewone relais module maar dan wel met contacten die 230V kunnen sturen. Dit kan interessant zijn bij bepaalde sturingen die moeten worden uitgevoerd. Want in de Belgische normering wordt gezegd dat we geen sturingen op 230V mogen uitvoeren in de centrale zelf. De enige aansluiting van 230V die in de centrale mag uitgevoerd worden is de toelevering netspanning om de centrale te voeden. Vandaar zijn we verplicht om deze sturing altijd uit te voeren via deze interfacemodule. Ook heeft deze module feedback contacten die het mogelijk maken een terugkoppeling uit te voeren naar deze module. Dit kan interessant zijn voor bijvoorbeeld ventilatie systemen die terug koppelen naar onze module dat ze wel degelijk gestopt zijn met werken. Toepassingsgebied: Liftsturing op 230V RWA sturingen 230V Airco uitschakelen Use As: Aangezien dit terug een relais is krijgen we hier terug de mogelijkheid om te bepalen aan welke uitgangsgroep wij deze gaan koppelen. Wij krijgen terug dezelfde mogelijkheden zoals andere uitgangen. Control: Sturingen die te maken hebben met het uitschakelen van bepaalde externe apparaten. Zoals uitschakeling van ventilatie. Door Holder: Hier gaan we de sturingen plaatsen die te maken hebben met poortsturingen. Zoals deurmagneten, lift, NAC/Signaling circuit: Dit gebruiken wij voor sirenes en andere signaalgevers. Status: Dit gebruiken wij voor sturingen die de status van ons systeem moet weergeven zoals leds die ons de toestand van bepaalde elementen weergeven Address: Ook hier gaan we terug een logisch adres gaan koppelen aan onze uitgang zodat deze ook wel degelijk actief wordt in onze systeem. Belangrijk is terug om een uniek adres te gaan toekennen Standby-mode: Hier moeten we terug gaan zeggen in welke toestand de uitgang zich bevindt in rusttoestand. Willen we dat deze uitgang actief staat in rust en bij een sturing deactiveert of omgekeerd. Het is handig bij bepaalde foutrelais dat deze failsafe werken. Als de centrale dan volledig uit valt zal deze uitgang toch gestuurd worden. Ver

70 Feedback line 1: Bij deze parameter hebben we 2 mogelijke instellingen: Use as feedback for relay: Als wij deze instelling hebben geselecteerd gebruiken we het feedback om de status door te geven van het uitgeschakeld apparaat. Als dit apparaat correct werd uitgeschakeld gaan wij niets te zien krijgen op de centrale omdat alles correct werkt. Maar stel dat het apparaat niet werd uitgeschakeld en dus deze feedback ingang niet in rust staat krijgen we een storing te zien op de centrale. Normal/activated: Nu moeten we gaan programmeren hoe de feedback ingang zal worden aangestuurd. Wij gaan hier programmeren wat er gebeurt met de ingang in rust toestand en dan ook bij activatie. Als wij een supervisie willen krijgen op de bekabeling van deze sturing, dan moeten wij werken met een eindelusweerstand. Voorbeeld situatie: Ik neem de instelling 680/open => dit wil zeggen dat we in rust op de ingang 680Ω moeten meten en in geactiveerde toestand een open circuit. In ons geval wil dit zeggen dat dan de ventilatie uitgeschakeld is. Hier hebben we het aansluitschema: Feedback time: Dit is de tijd waarbinnen het feedback contact geactiveerd moet worden voordat er een fout weergegeven wordt op de centrale. In mijn voorbeeld hebben we deze timer op 20seconden geplaatst. Op deze manier zal de centrale een fout weergeven als de weerstand langer dan 20sec onderbroken wordt. Vandaar weten we onmiddellijk dat er een probleem is of dat eventueel onze uitgangen dit apparaat goed hebben uitgeschakeld. Deze tijd kan ingesteld worden tussen de 3 sec en 60sec. 70 Ver 1.00

71 Use as independent input: Als u deze werkwijze toepast dat zorgen we er eigenlijk voor dat het feedback contact een gewone ingang wordt. Zodat we deze vrij kunnen programmeren en zelf kunnen bepalen welke sturing wij hiermee willen uitvoeren. Nadat u de instelling Use as Independent Input geselecteerd hebben krijgen wij onder de relais een extra ingang bij. Als wij deze willen instellen drukken we op het plusteken van de Relais en vervolgens op de ingang. Daarna krijgen we deze instellingen: Usage Type: Hier kan u terug selecteren uit de lijst welke melding u wil te zien krijgen bij activatie: Deze types werden reeds beschreven bij de andere modules. Allowed Administrations: Bij deze instelling kunnen we terug gaan bepalen of we deze ingang kunnen blokkeren of uitschakelen. Als u deze vinkjes uit plaatst zal deze ingang niet weergegeven worden in de uitschakel of blokkeer lijst. Address: Om terug deze ingang actief te maken in ons systeem is het noodzakelijk om ook hier terug een logisch adres toe te kennen aan deze ingang. Dit adres moet uniek zijn. Label: Wij gaan terug een duidelijke omschrijving koppelen aan onze ingang zodat wij bij een activatie op de centrale onmiddellijk weten dat het om deze ingang gaat. Normal/Activated: Hier gaan we gewoon moeten bepalen hoe de ingang zich in rust bevindt en ook bij activatie. Deze parameter moet ingesteld worden bij de uitgang zelf. VB: Wij werken met een normaal open contact die sluit bij activatie. Dan gaan wij de uitgang als volgt instellen: U kan natuurlijk nog verschillende zaken gaan selecteren uit deze lijst. Gewoon altijd rekening houden dat u moet gaan opgeven hoe de ingang zich bevindt in rust/activatie toestand. Ver

Fleet Pack Scan2FleetPack

Fleet Pack Scan2FleetPack Fleet Pack Scan2FleetPack Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE... 1 WAAROM SCAN2FLEETPACK?... 1 INSTALLATIE... 2 DOWNLOADEN... 2 CONFIGURATIE... 4 GEBRUIK... 5 Het programma openen... 5 Inscannen en uploaden...

Nadere informatie

HANDLEIDING VIEW DESKTOP. Handleiding VIEW Desktop. P. de Gooijer. Datum: 09-01-2013 Versie: 1.3

HANDLEIDING VIEW DESKTOP. Handleiding VIEW Desktop. P. de Gooijer. Datum: 09-01-2013 Versie: 1.3 HANDLEIDING VIEW DESKTOP Document: Auteur: Datum: 09-01-2013 Versie: 1.3 Handleiding VIEW Desktop M. Huibers P. de Gooijer Inleiding Het Hoornbeeck College en Van Lodenstein maakt gebruik van VMware View.

Nadere informatie

NX-595E VS UltraConnect

NX-595E VS UltraConnect NX-595E VS UltraConnect Met de NX-595E is het mogelijk om via de UltraConnect applicatie (en webbrowser) verbinding te maken met het NX-systeem. Om bijvoorbeeld in/uit te schakelen, logboek te lezen, relais

Nadere informatie

Technische nota AbiFire5 Rapporten maken via ODBC

Technische nota AbiFire5 Rapporten maken via ODBC Technische nota AbiFire5 Rapporten maken via ODBC Laatste revisie: 29 juli 2009 Inhoudsopgave Inleiding... 2 1 Installatie ODBC driver... 2 2 Systeeminstellingen in AbiFire5... 3 2.1 Aanmaken extern profiel...

Nadere informatie

Minimum vereisten. Connectie met RPS. PC: Windows Vista (RPS 5.6); Windows XP SP2 ; Windows 2000 SP4 ;.NET ; MSXML (laatste 2 zijn meegeleverd op CD)

Minimum vereisten. Connectie met RPS. PC: Windows Vista (RPS 5.6); Windows XP SP2 ; Windows 2000 SP4 ;.NET ; MSXML (laatste 2 zijn meegeleverd op CD) Minimum vereisten PC: Windows Vista (RPS 5.6); Windows XP SP2 ; Windows 2000 SP4 ;.NET ; MSXML (laatste 2 zijn meegeleverd op CD) Centrale: Easy versie 2.xx RPS: RPS versie 5.4 of hoger Standaard Login

Nadere informatie

Snel op weg met e.dentifier2

Snel op weg met e.dentifier2 Snel op weg met e.dentifier2 U kunt uw e.dentifier2 gekoppeld of los gebruiken. De verschillen tussen beide methoden leggen we hier uit. Ook vindt u hier antwoord op de veelgestelde vragen. Gekoppeld gebruik

Nadere informatie

iphone app - Rapporten

iphone app - Rapporten iphone app - Rapporten Rapporten - iphone App Net2 AN1114-NL Deze Paxton applicatie is gratis verkrijgbaar in de App Store. Deze applicatie is ontwikkeld om gebruikt te worden op elk ios apparaat versie

Nadere informatie

Er zijn diverse andere software platformen en providers die werken met SIP, maar in dit voorbeeld gaan we uit van de volgende software:

Er zijn diverse andere software platformen en providers die werken met SIP, maar in dit voorbeeld gaan we uit van de volgende software: Er zijn diverse andere software platformen en providers die werken met SIP, maar in dit voorbeeld gaan we uit van de volgende software: Counterpath Bria SIP client. Net2 Entry Configuration Utility (SIP

Nadere informatie

Voorbeeld handleiding SIP configuratie peer to peer in combinatie met een Grandstream VoIP toestel.

Voorbeeld handleiding SIP configuratie peer to peer in combinatie met een Grandstream VoIP toestel. Voorbeeld handleiding SIP configuratie peer to peer in combinatie met een Grandstream VoIP toestel. Er zijn diverse andere software platformen die werken met SIP, maar in dit voorbeeld gaan we uit van

Nadere informatie

ESManager versie 5. Gebruikershandleiding. Software voor DGID/W Vingerafdruklezer. Gamma: Biometrie. Group Company

ESManager versie 5. Gebruikershandleiding. Software voor DGID/W Vingerafdruklezer. Gamma: Biometrie. Group Company Software voor DGID/W Vingerafdruklezer Gamma: Biometrie Gebruikershandleiding Group Company Product overzicht: Het programma ESManager wordt standaard meegeleverd met de vingerafdruklezer DGID/W van CDVI.

Nadere informatie

NX-595 App instelling instructie UltraConnect maart 2016

NX-595 App instelling instructie UltraConnect maart 2016 NX-595 Programmering Met de NX-595E is het mogelijk om via de UltraConnect App (en webbrowser) verbinding te maken met het NX-systeem. Om bijvoorbeeld in/uit te schakelen, logboek te lezen, relais te activeren

Nadere informatie

Installatiehandleiding TiC Narrow Casting Manager

Installatiehandleiding TiC Narrow Casting Manager Installatiehandleiding TiC Narrow Casting Manager Inhoudsopgave 1. Algemeen - 3-2. Installatie PostgreSQL database server - 4-3. Installatie FTP server - 9-4. Aanmaken account in FileZilla server - 13

Nadere informatie

Start de applicatie op om naar het inlogscherm te gaan. Onthoudt mijn gegevens

Start de applicatie op om naar het inlogscherm te gaan. Onthoudt mijn gegevens iphone app - Users Users - iphone App Deze Paxton applicatie is gratis verkrijgbaar in de App Store. Deze applicatie is ontwikkeld om gebruikt te worden op elk ios apparaat versie 5.1 of hoger en is uitgevoerd

Nadere informatie

SI-Profinet. Unidrive M700 en Siemens S7-300 PLC (Step 7)

SI-Profinet. Unidrive M700 en Siemens S7-300 PLC (Step 7) Omschrijving: In dit document wordt stap voor stap uitgelegd hoe met Simatic Step 7 de communicatie opgezet kan worden tussen een Siemens S7-00 PLC en een Unidrive M700 met V2 module. Dit document behandelt

Nadere informatie

RS BA-1 settings Opgesteld door Rens, PA1RVL op 15-10-2012 1

RS BA-1 settings Opgesteld door Rens, PA1RVL op 15-10-2012 1 RS BA-1 settings Opgesteld door Rens, PA1RVL op 15-10-2012 1 INHOUD Inleiding 3 De basiscomputer 4 De remotecomputer 9 Het geheel in gebruik nemen 14 Errors 15 2 Inleiding De basiscomputer is de computer

Nadere informatie

software installatie handleiding Versie 15.02.7a

software installatie handleiding Versie 15.02.7a software installatie handleiding Versie 15.02.7a Bestemd voor onze pakketten met de FHC08SA DVR digitale video recorder Het opstarten van de software Voor het installeren van de software dient u de recorder

Nadere informatie

Remote Powercontrol for TCP/IP networks

Remote Powercontrol for TCP/IP networks Remote Powercontrol for TCP/IP networks Gebruikershandleiding 1. Opening instructies..... 1.1 Verbinding De IP Power Switch (IPPS) moet verbonden zijn met het lichtnet (230V) en het gewenste ethernet.

Nadere informatie

Er zijn diverse andere software platformen die werken met SIP, maar in dit voorbeeld gaan we uit van de volgende software:

Er zijn diverse andere software platformen die werken met SIP, maar in dit voorbeeld gaan we uit van de volgende software: Er zijn diverse andere software platformen die werken met SIP, maar in dit voorbeeld gaan we uit van de volgende software: Net2 Entry Configuration Utility (SIP compatibiliteit is beschikbaar vanaf V2.10.1812)

Nadere informatie

Voeler ingang van de ilog recorder. Stop de temperatuurvoeler

Voeler ingang van de ilog recorder. Stop de temperatuurvoeler 1) Standaard interface (EA-INT) Oud model. 2) Universele interface (EA-INT-U) Nieuw model. Beide interfaces hebben een DB9 (9 pins) connector en uw PC heeft een RS232 seriële poort nodig. Escort ilog Dataloggers

Nadere informatie

Print Manager USB. Handleiding. BRICON nv

Print Manager USB. Handleiding. BRICON nv Print Manager USB Handleiding NL BRICON nv Europark Oost 15C, 9100 Sint-Niklaas, Belgium. Tel: +32 3 777 39 74 Fax: +32 3 778 07 35 Website: www.bricon.be email: bricon@bricon.be Index : 1. Installatie

Nadere informatie

Installatie van sqlserver

Installatie van sqlserver Installatie van sqlserver Download SQLserver 2005 Express basis van de website van 2work: www.2work.nl, tabblad downloads; beveiligde zone. De inlog gegevens kunnen via de helpdesk aangevraagd worden.

Nadere informatie

INSTALLATIE HANDLEIDING ZTE MIFI ROUTER

INSTALLATIE HANDLEIDING ZTE MIFI ROUTER INSTALLATIE HANDLEIDING ZTE MIFI ROUTER Copyright 2016. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt

Nadere informatie

Getting Started. AOX-319 PBX Versie 2.0

Getting Started. AOX-319 PBX Versie 2.0 Getting Started AOX-319 PBX Versie 2.0 Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE... 2 OVER DEZE HANDLEIDING... 3 ONDERDELEN... 3 INSTALLATIE EN ACTIVERING... 3 BEHEER VIA DE BROWSER... 4 BEHEER VIA DE CONSOLE... 5 BEVEILIGING...

Nadere informatie

www.vecolux.be/knx2go Welkom bij de wereld van KNX Hartelijk dank voor uw aankoop van de KNX2GO kit. Het eerste wat u nu moet doen, is een KNX account maken op my.knx.org. Daar kunt u dan de ETS software

Nadere informatie

Installeren van het programma:

Installeren van het programma: Versie: 1.0 Gemaakt door: Whisper380 Eigenaar: Whisper380-computerhulp.net Datum: 20-2-2011 Inhoudsopgave Installeren van het programma:...3 Configureren van het programma:...7 Mappen aanmaken:...9 Groepen

Nadere informatie

Technische nota AbiFire Rapporten maken via ODBC

Technische nota AbiFire Rapporten maken via ODBC Technische nota AbiFire Rapporten maken via ODBC Laatste revisie: 23 januari 2018 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 Systeeminstellingen in AbiFire... 3 2.1 Aanmaken extern profiel... 3 2.2 Toewijzing extern

Nadere informatie

Hanwell temperatuur / vocht logger handleiding

Hanwell temperatuur / vocht logger handleiding Hanwell temperatuur / vocht logger handleiding De Hanwell temperatuur / vochtigheid datalogger Hanwell Hanlog32USB software (W200) USB set up communicatie kabel Y055 Verschillende mogelijkheden: -starten

Nadere informatie

Het installeren van de software.

Het installeren van de software. Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 Het installeren van de software.... 2 De Printserver Bekabeld Configureren... 8 Instellen van je IP adres... 10 Netwerk poorten configureren... 12 Een printer Toevoegen....

Nadere informatie

Verkorte Gebruiker Handleiding

Verkorte Gebruiker Handleiding Verkorte Gebruiker Handleiding Inhoud Algemeen... 3 Het keypad... 3 Functietoetsen... 4 Cijfertoetsen... 4 Navigatietoetsen... 4 LCD scherm... 4 Signalisatie LED s... 6 Noodtoetsen... 6 De verschillende

Nadere informatie

Hands-on TS adapter IE advanced

Hands-on TS adapter IE advanced Hands-on TS adapter IE advanced Tijdens deze hands-on opdracht wordt een Teleservice verbinding opgebouwd naar de S700 en KTP700 Basic PN. De basis instelling zoals het toekennen van een IP-adres en het

Nadere informatie

HANDLEIDING. Emjee ICT diensten Ticketsysteem

HANDLEIDING. Emjee ICT diensten Ticketsysteem HANDLEIDING Emjee ICT diensten Ticketsysteem Inhoud Snel aan de slag... 3 Wachtwoord opvragen... 3 Inloggen... 4 Ticket aanmaken... 4 Schermopbouw... 4 Inleiding... 5 Ticket maken of bellen?... 5 Inloggen...

Nadere informatie

TimeManager Handleiding

TimeManager Handleiding TimeManager Handleiding DOT SYS 1997-2012 I TimeManual Inhoudstafel Deel I Gebruikershandleiding TimePlan 1 1 Configuratie... TimePlan 1 2 Verlofaanvraag... invoeren 4 Verlofaanvraag... ASP-Klant 5 Verlofaanvraag...

Nadere informatie

Voeler ingang van de ilog recorder. Stop de temperatuurvoeler

Voeler ingang van de ilog recorder. Stop de temperatuurvoeler 1) Standaard interface (EA-INT) Oud model. 2) Universele interface (EA-INT-U) Nieuw model. Beide interfaces hebben een DB9 (9 pins) connector en uw PC heeft een RS232 seriële poort nodig. Escort ilog Dataloggers

Nadere informatie

Handleiding van de Bibliotheek: e-books lezen op je e-reader - versie voor OS X (Mac)

Handleiding van de Bibliotheek: e-books lezen op je e-reader - versie voor OS X (Mac) Handleiding van de Bibliotheek: e-books lezen op je e-reader - versie voor OS X (Mac) Stichting Bibliotheek.nl, versie 3.1 september 2014 Inhoudsopgave Inleiding 3 1. Het aanmaken van een webaccount 4

Nadere informatie

Printen met de NAS-server (PO50696)

Printen met de NAS-server (PO50696) Printen met de NAS-server (PO50696) Attentie : De Nas-server accepteert enkel gewone USB printers; multifunctionele printers worden niet ondersteund. Printen vanuit Windows 2000 is ook niet ondersteund.

Nadere informatie

Palmtop - Aqua-Max Servicehandleiding

Palmtop - Aqua-Max Servicehandleiding Palmtop - Aqua-Max Servicehandleiding Inleiding Deze handleiding geeft een beschrijving van de Aqua-Max Palmtop en de Terminal software die nodig is om software op de Aqua-Max en de Palmtop te installeren.

Nadere informatie

iphone app - Roll Call

iphone app - Roll Call iphone app - Roll Call Roll Call - iphone App Deze Paxton applicatie is gratis verkrijgbaar in de App Store. Deze applicatie is ontwikkeld om gebruikt te worden op elk ios apparaat versie 5.1 of hoger

Nadere informatie

Handleiding Gold- en Superstation

Handleiding Gold- en Superstation 1 Configuratie... 3 On Site... 4 Live bekijken... 4 Uitleg scherm... 4 1. Omschrijving beeld... 5 2. Selecteren Beeldscherm... 5 3. Selecteren Camera en weergave type Opname... 5 4. Datum en Uur van de

Nadere informatie

Handleiding Mijn Yellowbrick

Handleiding Mijn Yellowbrick Handleiding Mijn Yellowbrick versie 2.0 augustus 2014 Voordelig bricken, makkelijk parkeren INHOUDSOPGAVE MIJN YELLOWBRICK 3 MIJN GEGEVENS 5 MOBIEL 7 KAARTEN 10 PARKEREN 13 TRANSACTIES 14 FACTUREN 14 ZAKELIJK

Nadere informatie

Inhoud handleiding. Handleiding CoSy 3.0

Inhoud handleiding. Handleiding CoSy 3.0 Inhoud handleiding Stap 1.1: Inloggen... 2 Stap 1.2: Inloggen; een account activeren en AVG stappen doorlopen... 3 Stap 1.3: Inloggen; AVG stappen doorlopen... 4 Stap 2.1: NRR-Bijdrage... 5 Stap 2.2: NRR-Bijdrage;

Nadere informatie

IdentySoft Basic Support Handleiding EasySecure International B.V.

IdentySoft Basic Support Handleiding EasySecure International B.V. IdentySoft Basic Support Handleiding EasySecure International B.V. +31(0)88 0000 083 Info@EasySecure.nl www.easysecure.nl Om onze dealers zo goed mogelijk bij te staan hebben wij het volgende document

Nadere informatie

Upgrade Accowin van versie 1 naar versie 2

Upgrade Accowin van versie 1 naar versie 2 Upgrade Accowin van versie 1 naar versie 2 Versie 2.0.2 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 2 2. AccowinUpgrade uitvoeren... 2 2.1 Taalkeuze... 2 2.2 Belangrijke opmerking... 2 2.3 Selecteren map waarin de huidige

Nadere informatie

Gebruikershandleiding. Brandmeldcentrale JUNO-NET EN54

Gebruikershandleiding. Brandmeldcentrale JUNO-NET EN54 Gebruikershandleiding Brandmeldcentrale JUNO-NET EN54 Copyright TEF Nederland erland B.V. Inhoud: 1.1. Omschrijving Bediening Brandmeldcentrale 1.2. Alarmsituatie 1.3. Reset de brandmeldcentrale 1.4. Starten

Nadere informatie

Handleiding Zero-wire

Handleiding Zero-wire AEV VOCHTEN - MYLLE SECURITY NV 18-2-2018 Handleiding Zero-wire Bediening alarmsysteem met App Inhoud 1. Downloaden van de app.... 2 2. Eerste gebruik.... 2 3. Personaliseren van uw account... 3 4. Uw

Nadere informatie

TVB, 05/02/2014. Qbus Cloud Activatie

TVB, 05/02/2014. Qbus Cloud Activatie TVB, 05/02/2014 Qbus Cloud Activatie Door de ethernetpoort van de Controller CTD01E, CTD01E+, CTD02E, CTD03E te verbinden met de router in het lokale netwerk, zal deze controller zichzelf aanmelden aan

Nadere informatie

Handleiding Digitaal Aanvraagformulier

Handleiding Digitaal Aanvraagformulier Handleiding Digitaal Aanvraagformulier Deze handleiding wil een summier overzicht geven van de installatieprocedure van het digitaal aanvraagformulier. De handleiding is bedoeld voor de al wat ervaren

Nadere informatie

Manual Debug software. VMC next

Manual Debug software. VMC next Manual Debug software VMC next Land: NL Ned Air bv maart 2012 Ver. 0.05 1 Algemeen... 3 2 Opbouw VMC next... 3 3 VMC Next Debugger... 4 4 Status... 7 5 Registers... 8 5.1 Knoppen... 9 5.1.1 Download...

Nadere informatie

Gebruikers Toevoegen. EasySecure International B.V. +31(0)88 0000 083 Info@EasySecure.nl Support.EasySecure.nl. v2.0.11 22-09-2014

Gebruikers Toevoegen. EasySecure International B.V. +31(0)88 0000 083 Info@EasySecure.nl Support.EasySecure.nl. v2.0.11 22-09-2014 Gebruikers Toevoegen EasySecure International B.V. +31(0)88 0000 083 Info@EasySecure.nl Support.EasySecure.nl v2.0.11 22-09-2014 In deze handleidingen worden de volgende functies binnen de IdentySoft software

Nadere informatie

Configuratie Hieronder zie je hoe het hoofdscherm van NewsLeecher er uitziet als je Newsleecher opstart.

Configuratie Hieronder zie je hoe het hoofdscherm van NewsLeecher er uitziet als je Newsleecher opstart. NewsLeecher is een product wat gekocht moet worden, het is dus geen gratis softwarepakket. Er zijn twee verschillende pakketten waar u uit kunt kiezen, het Super search pakket of het Standaard pakket.

Nadere informatie

Simmpl provisioning-handleiding voor Tiptel IP2x en Yealink T2x toestellen

Simmpl provisioning-handleiding voor Tiptel IP2x en Yealink T2x toestellen Koldingweg 19-1 9723 HL Groningen Simmpl provisioning-handleiding voor Tiptel IP2x en Yealink T2x toestellen v060516rh Postbus 5236 9700 GE Groningen T (050) 820 00 00 F (050) 820 00 08 E callvoip@callvoip.nl

Nadere informatie

Installatiehandleiding FWG 3.0/2011-2012. Stand-alone / Netwerkversie. Nieuwe Installatie van FWG 3.0/2011-2012 met een MS Access database

Installatiehandleiding FWG 3.0/2011-2012. Stand-alone / Netwerkversie. Nieuwe Installatie van FWG 3.0/2011-2012 met een MS Access database Installatiehandleiding FWG 3.0/2011-2012 Stand-alone / Netwerkversie Nieuwe Installatie van FWG 3.0/2011-2012 met een MS Access database Wij willen u er op wijzen dat ons systeem FWG3.0 Cd-rom versie dit

Nadere informatie

Gebruikershandleiding V.W1.0

Gebruikershandleiding V.W1.0 Gebruikershandleiding V.W1.0 Inhoudsopgave Hoofdstuk Pagina Nr. Inleiding 3 1. Inloggen 4 2. Configuratie 6 3. Zones 7 4. Gebruikersgroepen 8 5. Tijdzones 9 6. Abonnementen 10 7. Modules 11 8. Gebruikers

Nadere informatie

Installatie Handleiding voor: TiC Narrow Casting Certified. System Integrators

Installatie Handleiding voor: TiC Narrow Casting Certified. System Integrators Installatie Handleiding voor: TiC Narrow Casting Certified System Integrators Installatiehandleiding TiC Narrow Casting Manager Inhoudsopgave 1. Algemeen - 3-2. Installatie PostgreSQL database server -

Nadere informatie

Priva Blue ID Network scanner / Syslog Tool

Priva Blue ID Network scanner / Syslog Tool Priva Blue ID Network scanner / Syslog Tool Versie 1.3.15.0 Bladzijde 1 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 Introductie:... 3 Systeemeisen:... 4 Installeren op een SX100:... 5 De Werking:... 6 Scannen van

Nadere informatie

Mobile Connect & Apple

Mobile Connect & Apple Mobile Connect & Apple Software versie 4.05.01.00 - Always Best Connected - Hoe Installeert U de Vodafone Mobile Broadband software op uw Apple computer. Index van deze handleiding: Inleiding Het installeren

Nadere informatie

SenBox Handleiding. Versie: juli

SenBox Handleiding. Versie: juli SenBox Handleiding Versie: juli 2019 www.sendot.nl Inhoudsopgave 1. Installatie... 3 1.1 Benodigdheden... 3 1.2 Stappen... 3 2. Login... 5 3. Dashboard... 6 4. Grafiek maken... 8 5. Chart Screen... 9 5.1

Nadere informatie

Handleiding Sportlink Club

Handleiding Sportlink Club Handleiding Sportlink Club Dit document is automatisch gegenereerd. We raden u aan de handleiding online te raadplegen via www.sportlinkclub.nl/support. 1. Installatiehandleiding.........................................................................................

Nadere informatie

Installatie en Gebruik Barcode Scanner

Installatie en Gebruik Barcode Scanner Installatie en Gebruik Barcode Scanner Efficiënt Inkopen Een kleine en handzame scanner heeft het bestellen aanzienlijk makkelijker gemaakt. Samen met software zal deze scanner trouwe klanten ter beschikking

Nadere informatie

INHOUD. KHLim dep IWT MeRa 1/22

INHOUD. KHLim dep IWT MeRa 1/22 INHOUD 1.Aanmaken van een nieuw S7 project... 2 1.1 Openen van een nieuw project.... 2 1.2 invoegen van een S7 station... 2 1.3 openen van de hardware... 3 1.4 Invoegen van een Rack... 3 1.5 Downloaden

Nadere informatie

(energie) meten via Qbus

(energie) meten via Qbus (energie) meten via Qbus Voor het bijhouden van groene stroom-certificaten, het optimaliseren van verbruiken of gewoon om te weten wat waar wanneer in uw gebouw gebeurt. Op de SD-kaart van de Qbus controller

Nadere informatie

Quickstart ewon Cosy 131

Quickstart ewon Cosy 131 Quickstart ewon Cosy 131 Inleiding In deze quickstart leggen we stap voor stap uit hoe de ewon Cosy snel geconfigureerd kan worden. Mocht u toch meer gedetailleerde informatie nodig hebben dan verwijzen

Nadere informatie

Voor externe toegang tot de werkplek zijn een aantal zaken vereist: 1. Open Internet Explorer en ga naar de website:

Voor externe toegang tot de werkplek zijn een aantal zaken vereist: 1. Open Internet Explorer en ga naar de website: Index Externe Toegang Windows 7/8/8.1... 2 Externe Toegang Windows 10/10.1... 5 Externe Toegang MAC OS X... 8 Instructie verkrijgen van een Token code...11 Externe Toegang eerste gebruik Windows 7/8/8.1...13

Nadere informatie

Module Scoda. Handleiding oktober 2012. 1 Module Scoda - Handleiding Inform BVBA

Module Scoda. Handleiding oktober 2012. 1 Module Scoda - Handleiding Inform BVBA Module Scoda Handleiding oktober 2012 1 Module Scoda - Handleiding Inform BVBA Inhoud 1. Doel van de module Scoda... 3 2. Schematisch Overzicht... 4 3. Het verkrijgen van CODA-bestanden... 5 4. Het downloaden

Nadere informatie

Handleiding voor het installeren van de Portbox2

Handleiding voor het installeren van de Portbox2 Handleiding voor het installeren van de Portbox2 Brondocument D:\WebServer\Handleiding\WTell\F1561_InstellenCNCMachines\HandleidingConfigurerenPortBo x2.odt Versiebeheer Versie Datum Uitleg 1.0v 13-05-14

Nadere informatie

Opencockpits FMC V3 Handleiding Prosim737

Opencockpits FMC V3 Handleiding Prosim737 Opencockpits FMC V3 Handleiding Prosim737 Stap 1. Voorbereidingen Als eerste sluit de CDU aan op de computer waar ook de ProsimCDU module is geïnstalleerd. De volgende aansluitingen dienen gemaakt te worden:

Nadere informatie

Documentatiebundel Sfta Versturen en ontvangen van grote mails door gebruik te maken van "sfta.vmm.be"

Documentatiebundel Sfta Versturen en ontvangen van grote mails door gebruik te maken van sfta.vmm.be Documentatiebundel Sfta Versturen en ontvangen van grote mails door gebruik te maken van "sfta.vmm.be" Inhoud 1. Inleiding 3 2. Hoe als extern persoon een mail met gro(o)t(e) bestand(en) versturen naar

Nadere informatie

15 July 2014. Betaalopdrachten web applicatie gebruikers handleiding

15 July 2014. Betaalopdrachten web applicatie gebruikers handleiding Betaalopdrachten web applicatie gebruikers handleiding 1 Overzicht Steeds vaker komen we de term web applicatie tegen bij software ontwikkeling. Een web applicatie is een programma dat online op een webserver

Nadere informatie

InteGra Gebruikershandleiding 1

InteGra Gebruikershandleiding 1 InteGra Gebruikershandleiding 1 Algemeen Met dank voor de keuze van dit product aangeboden door SATEL. Hoge kwaliteit en vele functies met een simpele bediening zijn de voordelen van deze inbraak alarmcentrale.

Nadere informatie

Het aansluiten van uw Victron op een computer; met VE Bus Quick Configure

Het aansluiten van uw Victron op een computer; met VE Bus Quick Configure Het aansluiten van uw Victron op een computer; met VE Bus Quick Configure Voor het aansluiten van uw Victron op een computer is het volgende belangrijk: - Alleen identieke modellen met VE Bus software

Nadere informatie

ELVA Security 03 886 66 56 www.elva.be

ELVA Security 03 886 66 56 www.elva.be Gebruikershandleiding INIM Smartline brandmeldcentrale. 1. Front brandmeldcentrale 1 2. Bediening: A Sleutel Niveau 1 Niveau 2 Toetsen B C 4 scroll toetsen Stop sirene D Reset E F Evacuatie Onderzoek deze

Nadere informatie

Installatie en configuratie documentatie

Installatie en configuratie documentatie Installatie en configuratie documentatie Assistance Web Portal v. 2.58, 2.60 Voor Windows 2003 / 2008 / XP / Vista / Windows 7 Assistance PSO handleiding, uitgegeven door Assistance Software. Alle rechten

Nadere informatie

Hoe de 2N EasyRoute te configureren

Hoe de 2N EasyRoute te configureren Hoe de 2N EasyRoute te configureren Joffrey Kater In opdracht van com8 NV Versie 1.0 21 juli 2010 2N EasyRoute Configuratie Download de laatste firmware vanaf: http://www.2n.cz/en/products/umts/easyroute/downloads/

Nadere informatie

Rodin installatiehandleiding (vanaf versie 2.1.xxx.x)

Rodin installatiehandleiding (vanaf versie 2.1.xxx.x) Rodin installatiehandleiding (vanaf versie 2.1.xxx.x) Introductie De Rodin applicatie bestaat uit een programma en een database. Het programma zal altijd lokaal op uw computer worden geïnstalleerd, terwijl

Nadere informatie

SI-Profinet. Unidrive M200-M400 en Siemens S PLC (TIA portal)

SI-Profinet. Unidrive M200-M400 en Siemens S PLC (TIA portal) Omschrijving: In dit document wordt stap voor stap uitgelegd hoe met TIA portal de communicatie opgezet kan worden tussen een Siemens S7-500 PLC en een Unidrive M400 met V2 module. Dit document behandelt

Nadere informatie

TRUST AMI MOUSE 250S OPTICAL

TRUST AMI MOUSE 250S OPTICAL 1 Inleiding Deze handleiding is bedoeld voor de gebruikers van de TRUST AMI MOUSE 250S OPTICAL E-MAIL. Hij werkt op zo goed als ieder oppervlak. Wanneer u nieuwe e- mail binnen krijgt geeft de muis een

Nadere informatie

Voor je met de installatie begint controleer of alle benodigde onderdelen aanwezig zijn. In de verpakking dient aanwezig te zijn:

Voor je met de installatie begint controleer of alle benodigde onderdelen aanwezig zijn. In de verpakking dient aanwezig te zijn: H A N D L E I D I N G N I - 7 0 7 5 0 2 1 I N H O U D V A N D E V E R P A K K I N G 4 T E C H N I S C H E S P E C I F I C AT I E 4 T O E P A S S I N G M O G E L I J K H E D E N 4 H A R D W A R E I N S

Nadere informatie

Softphone Installatie Handleiding

Softphone Installatie Handleiding Softphone Installatie gids Softphone Installatie Handleiding Specifications subject to change without notice. This manual is based on Softphone version 02.041 and DaVo I en II software version 56.348 or

Nadere informatie

Elbo Technology BV Versie 1.1 Juni 2012. Gebruikershandleiding PassanSoft

Elbo Technology BV Versie 1.1 Juni 2012. Gebruikershandleiding PassanSoft Versie 1.1 Juni 2012 Gebruikershandleiding PassanSoft Versie 1.1 Juni 2012 2 Inhoud: Opstart scherm PassanSoft... 1 Het hoofdmenu van PassanSoft wordt geopend... 4 Verklaring extra knoppen weergegeven

Nadere informatie

BRICONweb voor de club

BRICONweb voor de club BRICONweb voor de club Starten met BW! 3 Aanmelden! 4 Registreren! 4 Club verantwoordelijke! 5 Bestaande club! 5 Nieuwe club aanmaken! 5 Aanmaken wedstrijd! 6 Betekenis icoontjes! 7 Inkorven! 8 Aantallen

Nadere informatie

ZorgMail Secure e-mail

ZorgMail Secure e-mail ZorgMail Secure e-mail 2014 ENOVATION B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, opgeslagen in een data verwerkend systeem of uitgezonden in enige

Nadere informatie

Getting Started. AOX-319 PBX Versie 2.0

Getting Started. AOX-319 PBX Versie 2.0 Getting Started AOX-319 PBX Versie 2.0 Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE... 2 OVER DEZE HANDLEIDING... 3 ONDERDELEN... 3 INSTALLATIE EN ACTIVERING... 3 BEHEER VIA DE CONSOLE... 4 BEHEER VIA DE BROWSER... 5 BEVEILIGING...

Nadere informatie

Het koppelen van Weidmüller u-remote aan een S7-1200 plc.

Het koppelen van Weidmüller u-remote aan een S7-1200 plc. Het koppelen van Weidmüller u-remote aan een S7-1200 plc. Thema: u-remote Bladzijde 1 Inhoudsopgave Een IP-adres toekennen met de Primary Setup Tool:... 3 Het importeren van het GSDML bestand in de TIA-portal:...

Nadere informatie

www.delmation.nl Delmation Products BV Tel: +31 (0)79 342 2041 info@delmation.nl

www.delmation.nl Delmation Products BV Tel: +31 (0)79 342 2041 info@delmation.nl Hardware installatie: Open de unit m.b.v. een kleine schroevendraaier: Plaats een SIM-kaart in de unit: Zorg ervoor dat de DIL-schakelaars in de stand: 1: OFF 2: OFF 3: OFF 4: ON Staan Sluit voorzichtig

Nadere informatie

Handleiding Yuki Connect

Handleiding Yuki Connect Handleiding Yuki Connect Handleiding Yuki Connect v0.1.0 1 1. Yuki Connect Yuki Connect is een Magento extensie die webshop eigenaren in staat stelt om automatisch facturen te exporteren naar Yuki Boekhouden.

Nadere informatie

Kies open installatie database wanneer u reeds een instellingen ODB bestand heeft gemaakt.

Kies open installatie database wanneer u reeds een instellingen ODB bestand heeft gemaakt. HANDLEIDING VERBINDING MAKEN MIDDELS DE JA-82T PC INTERFACE MODULE TUSSEN UW PC EN HET ALARMSYSTEEM. AANMAKEN VAN INSTELLINGENBESTAND ODB EN HET OPENEN VAN HET GEHEUGEN VAN HET ALARMSYSTEEM. MASTERSTAND

Nadere informatie

Schakel in Windows 10 automatische driver update uit : Uitleg driver (her) installeren nadat Windows 10 automatisch de driver heeft geüpdatet.

Schakel in Windows 10 automatische driver update uit : Uitleg driver (her) installeren nadat Windows 10 automatisch de driver heeft geüpdatet. Bij voorkeur de Sweex CD005 gebruiken bij de communicatie tussen Autokon voor Windows en Uw elektronische systeem. Hier komen bijna geen problemen mee voor als U de handleiding goed opvolgt. Schakel in

Nadere informatie

FAQ en HANDLEIDINGEN. MEER HANDLEIDINGEN: kijk op faq.koba-groep.com

FAQ en HANDLEIDINGEN. MEER HANDLEIDINGEN: kijk op faq.koba-groep.com FAQ en HANDLEIDINGEN MEER HANDLEIDINGEN: kijk op faq.koba-groep.com Gebruikershandleiding Brandmeldcentrale JUNO-NET EN54 Inhoud: 1.1. Omschrijving Bediening Brandmeldcentrale 1.2. Alarmsituatie 1.3. Reset

Nadere informatie

1.6 Gebruikershandleiding TimePlan

1.6 Gebruikershandleiding TimePlan 24 TimePlan TIMEPLAN 24 1.6 Gebruikershandleiding TimePlan De installatie van de module Timeplan wordt door een medewerker van Dot Sys uitgevoerd. Hieronder ziet u hoe u de verlofplanning (TimePlan) kan

Nadere informatie

Denit Backup instellen op een Linux server

Denit Backup instellen op een Linux server Denit Backup instellen op een Linux server Deze handleiding beschrijft de stappen om de back-up software van Ahsay in te stellen. AANMAKEN BACK-UP SET... 2 DE SCHEDULER INSTELLEN... 4 HET FILTER INSTELLEN...

Nadere informatie

Handleiding NodeMCU. Handleiding NodeMCU l Pagina 1

Handleiding NodeMCU. Handleiding NodeMCU l Pagina 1 Handleiding NodeMCU - Uploaden ESPEasy firmware - Configureren voor thuisnetwerk - Configureren algemeen - Configureren voor gebruik serial server o Opentherm instellingen o P1 meter instellingen o Arduino

Nadere informatie

Handleiding Icespy MR software

Handleiding Icespy MR software Handleiding Icespy MR software Versie 4.40.04 Wij danken u voor de aanschaf van deze IceSpy producten en adviseren u om deze handleiding goed door te nemen. 2 INHOUDSOPGAVE: 1. Installeren van de software...

Nadere informatie

Handleiding Remote Engineer Client

Handleiding Remote Engineer Client Handleiding Remote Engineer Client http://www.remoteengineer.eu/ Inhoudsopgave Blz. 1. Algemeen 3 2. RemoteEngineer Client installatie 4 3. Eerste keer opstarten 8 4. Layout aanpassen 9 5. Gebruik Autofilter

Nadere informatie

FAQ en HANDLEIDINGEN. MEER HANDLEIDINGEN: kijk op faq.koba-groep.com

FAQ en HANDLEIDINGEN. MEER HANDLEIDINGEN: kijk op faq.koba-groep.com FAQ en HANDLEIDINGEN MEER HANDLEIDINGEN: kijk op faq.koba-groep.com Gebruikershandleiding Brandmeldcentrale Junior V4 Inhoud: 1.1. Omschrijving Bediening Brandmeldcentrale 1.2. Alarmsituatie 1.3. Reset

Nadere informatie

Figuur 1 voorbeeld opstart scherm

Figuur 1 voorbeeld opstart scherm 1 1 Handleiding 1.1 Opstarten van de applicatie Bij het opstarten van de applicatie gaat deze een overzicht geven van waar de applicatie bij het opstarten met bezig is. In eerste instantie zijn dat controles,

Nadere informatie

Koppelen Centix Datacollecter aan RS-232 device d.m.v. de W&T 58631

Koppelen Centix Datacollecter aan RS-232 device d.m.v. de W&T 58631 Pagina 1 van 11 pagina s. Koppelen Centix Datacollecter aan RS-232 device d.m.v. de W&T 58631 Het is mogelijk om het Centix datacollector (DC) werkstation direct aan te sluiten op het RS-232 device, zonder

Nadere informatie

INSTALLATIE EXCHANGE CONNECTOR

INSTALLATIE EXCHANGE CONNECTOR HANDLEIDING INSTALLATIE EXCHANGE CONNECTOR INSTALLATIE EXCHANGE CONNECTOR 0 0 HANDLEIDING INSTALLATIE EXCHANGE CONNECTOR INSTALLATIE EXCHANGE CONNECTOR HANDLEIDING datum: 10-08-2018 1 Inleiding... 1 2

Nadere informatie

Aanvullende gebruiksaanwijzing Chicago 390 USB Deze aanvullende gebruiksaanwijzing hoort bij de gebruiksaanwijzing van de Chicago 390 USB.

Aanvullende gebruiksaanwijzing Chicago 390 USB Deze aanvullende gebruiksaanwijzing hoort bij de gebruiksaanwijzing van de Chicago 390 USB. Aanvullende gebruiksaanwijzing Chicago 390 USB Deze aanvullende gebruiksaanwijzing hoort bij de gebruiksaanwijzing van de Chicago 390 USB. 1 Controleren of de Chicago 390 USB goed is geïnstalleerd op uw

Nadere informatie

Leerlingenhandleiding Beginnen met FlexBase

Leerlingenhandleiding Beginnen met FlexBase Leerlingenhandleiding Beginnen met FlexBase FlexBase is het leermiddelenarrangement voor het bakkersonderwijs in Nederland, waarbij zowel papieren als digitale leermiddelen worden gebruikt. Deze handleiding

Nadere informatie

HANDLEIDING. Dit document beschrijft de installatie, configuratie en gebruik van de Netduino Plus 2 monitoring oplossing

HANDLEIDING. Dit document beschrijft de installatie, configuratie en gebruik van de Netduino Plus 2 monitoring oplossing 1 HANDLEIDING V2.0.2.0-2013 Dit document beschrijft de installatie, configuratie en gebruik van de Netduino Plus 2 monitoring oplossing Inhoudsopgave 2 Inhoudsopgave... 2 Inleiding... 3 Software installatie...

Nadere informatie