Vliegtuigtechniek Gyroscopen. Instrumenten: Kunstmatige horizon. Koerstol. Bochtaanwijzer/turncoordinator

Transcriptie

1 Instrumenten: Kunstmatige horizon. Koerstol. Bochtaanwijzer/turncoordinator 1

2 Werking: Standvastigheid. Eigenschap van de tol om zijn stand in de ruimte vast te houden. Precessie. Eigenschap van de tol dat een uitgeoefende kracht een reactie geeft 90 met de draairichting mee. Standvastigheid van de tol. Precessie va de tol. 2

3 Schijnbare drift: Een vrije gyro behoudt zijn stand. De aarde draait waardoor het lijkt dat de gyro verdraaid (Schijnbare drift). Hetzelfde gebeurd als de gyro zich verplaats over de aarde. 3

4 Kunstmatige horizon, attitude indicator: TDF two degrees of freedom. Pneumatisch of elektrisch aangedreven. Voorzien van een richtmiddel voor vertikaal. Verticale gyro (stand as). Controle: Waarschuwing vlag (rood). Vacuüm, groene aanwijzing. Tijdens taxiën, tijdens bochten moet de horizon stabiel blijven. 4

5 5

6 Bochtaanwijzer/Turncoordinator: Geeft hoeksnelheid aan, rate of turn. SDF Single Degrees of Freedom. Rate one turn, 360 p/ 2min of 3 p/sec. Gecombineerd met slipmeter, voor gecoördineerde bocht. Turncoordinator, geeft aanwijzing bij rollen (gekantelde gyro) 6

7 Koerstol (directional gyro): TDF two degrees of freedom. Pneumatisch of elektrisch aangedreven Voorzien van een handmatig richtmiddel om de koerstol gelijk te richten met magnetisch kompas. Horizontale gyro (stand as). Controle: Waarschuwing vlag (rood). Vacuüm, groene aanwijzing. Tijdens taxiën, tijdens bochten moet de koersaanwijzer in dezelfde richting blijven wijzen. Vacuümpomp 7

8 Slipmeter: Slippen, te veel voeten in de bocht. Schuiven, te weinig voeten in de bocht. Controle: Waarschuwing vlag (rood). Tijdens taxiën, linkerbocht, naar links uitslaan. De slipmeter moet de andere kant uitslaan. Rechterbocht, visa versa. 8

9 Te lage indicatie: Defecte vacuümpomp. Verstopt vacuümfilter. Defecte vacuümmeter. Te hoge indicatie: Defecte drukregulator. Verstopping in het filter van de drukregulator. 9

10 Kompasafwijkingen: Variatie, verschil tussen magnetisch noorden en geografisch noorden. Deviatie, afwijkingen t.g.v. invloeden van het magnetischveld van het vliegtuig en apparatuur. 10

11 Draaiingsfout: Gevolg van inclinatie. Groots op noordelijke en zuidelijke koersen IJlt na op noordelijke koersen. IJlt voor op zuidelijke koersen. 11

12 Versnellingfout: Gevolg van inclinatie, hierdoor zwaartepunt kompasnaald achter de pivot. Groots op oostelijke en westelijke koersen Bij oostelijke versnelling, draait het kompas met de klok mee. Bij oostelijke vertraging, draait het kompas tegen de klok in. 12

13 Fluxgate kompassysteem: Richting van het magnetischveld wordt gemeten m.b.v. een fluxvalve. Gyrokompas wordt automatisch opgelijnd met magnetischnoorden (slave). 13

14 1) Indien een koerstol is afgesteld m.b.v. het kompas is de aflezing van deze koerstol de: a) Magnetische koers indien bij het afstellen rekening werd gehouden met de variatie b) Ware koers indien bij het afstellen rekening werd gehouden met de deviatie van het kompas c) Magnetische koers indien bij het afstellen rekening werd gehouden met de deviatie van het kompas d) Ware koers indien geen rekening werd gehouden met deviatie en variatie 2) Indien op een draaiende gyrotol met een draairichting van u af de krachten K worden uitgeoefend, zal de tol van stand veranderen zoals afgebeeld bij: a) Afb. A b) Afb. B c) Afb. C d) Afb. D 3) Een rate-one bocht, aangegeven door een bochtaanwijzer, geeft aan dat het vliegtuig van koers verandert met: a) 3ø per seconde b) 360ø per minuut c) 180ø per minuut d) A en C zijn juist 4) De koerstol moet regelmatig worden gesynchroniseerd met het magnetisch kompas, omdat er verloop is als gevolg van: a) Aardrotatie en lagerwrijving b) Onbalans en trillingen in de lagers c) Lagerwrijving en onbalans d) A, B en C zijn juist 14

15 5) Bij het maken van een schuivende bocht zal het balletje van de slipmeter in de richting van de: a) Buitenvleugel staan, omdat te veel voetenstuur wordt gegeven b) Binnenvleugel staan, omdat te weinig voetenstuur wordt gegeven c) Buitenvleugel staan, omdat te weinig voetenstuur wordt gegeven d) Binnenvleugel staan, omdat te veel voetenstuur wordt gegeven 6) Welk instrument wordt beïnvloed indien de pitotbuis dicht komt te zitten? a) De hoogtemeter b) De verticale snelheidsmeter c) De snelheidsmeter d) De kunstmatige horizon 7) De TDF (Two Degrees of Freedom) gyroscoop wordt toegepast in de: a) Bochtaanwijzer en koerstol b) Kunstmatige horizon en koerstol c) Bochtaanwijzer en kunstmatige horizon d) Bochtaanwijzer, koerstol en kunstmatige horizon 8) De werking van de kunstmatige horizon is gebaseerd op de volgende eigenschap(pen) van de draaiende gyrotol: a) Precessie b) Standvastigheid c) Precessie en stabiliteit d) Standvastigheid en precessie 15